Brief regering : Stand van zaken uitkeringsfraude WW
17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies
Nr. 569 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2019
Inleiding
In oktober vorig jaar heb ik met uw Kamer gesproken over uitkeringsfraude in de WW
door sommige arbeidsmigranten (Handelingen II 2018/19, nr. 12, items 5 en 9). WW-gerechtigden maskeren hun verblijf in het buitenland, al dan niet met behulp
van tussenpersonen. Daarnaast zijn er mensen, die onterecht een uitkering ontvangen
omdat zij verwijtbaar werkloos zijn of passende arbeid weigeren. Zoals eerder gesteld
is dergelijk misbruik niet acceptabel en ondermijnt dit het draagvlak van het sociale
stelsel.
Ik ben samen met UWV aan de slag gegaan met een pakket maatregelen om fraude met WW
beter te kunnen opsporen, aan te pakken en te werken aan een toekomstbestendige aanpak
van fraude. Er is veel werk verzet in de afgelopen maanden. Daarbij lag de nadruk
niet alleen op eerdergenoemde fraude, maar is de aandacht verbreed naar een toekomstbestendige
aanpak van fraude in het algemeen. De samenwerking tussen SZW en UWV ten aanzien van
handhaving is geïntensiveerd. Er komt meer zicht op de misbruikrisico’s en de afweging
daarvan en de betrokkenheid van uw Kamer wordt uitgebreid. Hierdoor is de aanpak van
de fraude beter verankerd.
Deze brief bevat ten eerste de voortgang op het maatregelenpakket om de uitkeringsfraude
met verblijf, adressen en onvrijwillige werkloosheid beter te kunnen aanpakken. Ten
tweede wil ik terugblikken op de lessen die getrokken zijn uit de afgelopen periode.
Ten derde wil ik ingaan op de onderzoeken naar organisatiecultuur en naar het melden
en oppakken van fraudesignalen. Ten vierde ga ik in op de verbreding naar misbruikrisico’s
in algemene zin bij UWV en het ontwikkelen van een afwegingskader. Ten vijfde informeer
ik u zoals toegezegd over de opzet van de signaleringsbrief van UWV, de SVB, gemeenten
en de Inspectie SZW.
Er zijn de afgelopen tijd meerdere acties in gang gezet die ook de komende tijd nog
doorlopen. Uw Kamer wordt hierover in de loop van het jaar nader geïnformeerd. In
juni stuur ik u de eerste signaleringsbrief over fraudefenomenen binnen de sociale
zekerheid (Kamerstuk 17 050, nr. 542).
1. Stand van zaken maatregelen fraude
Verblijf in het buitenland en verwijtbare werkloosheid
Er is in de afgelopen maanden veel werk verzet om de aangekondigde maatregelen om
fraude door ongeoorloofd verblijf in het buitenland en verwijtbare werkloosheid aan
te pakken vorm te geven en uit te voeren. In de bijlage van deze brief ga ik in op
de voortgang van de maatregelen zoals aangekondigd in mijn brieven van oktober 20181 en waar relevant op moties en toezeggingen. Hieronder beschrijf ik op hoofdlijnen
de stand van zaken van de belangrijkste thema’s.
BRP leidend
Een eenduidige en betrouwbare adressenregistratie is een belangrijke voorwaarde om
fraude rondom verblijf te voorkomen. Ik heb daarom aangegeven dat UWV de registratie
van de Basisregistratie Personen (BRP) leidend zal maken (conform de motie van het
lid Jasper van Dijk (Kamerstuk 17 050, nr. 550)). Als achtergrond is het goed om te benadrukken dat voor het overgrote deel de BRP
al leidend is bij UWV. Uit de systemen van UWV blijkt dat 97% van de mensen met een
WW-uitkering ingezetenen betreft en er derhalve een binnenlands woonadres of briefadres
uit de BRP bekend is. In 3% van de gevallen betreft het een niet-ingezetene met een
woonadres in het buitenland. Het is daarom van belang dat deze groep zich indien nodig
inschrijft als ingezetene met een binnenlands woonadres. Verder geeft UWV aan dat
voor 2% van de ingezetenen met een WW-uitkering naast het BRP-adres een tweede adres
bij UWV geregistreerd is: een correspondentie- of verblijfadres. Het voeren van dergelijke
aanvullende adressen is echter niet altijd noodzakelijk, bijvoorbeeld voor mensen
die in een instelling verblijven. Daar kan gebruik worden gemaakt van een BRP-briefadres.
UWV neemt tegen deze achtergrond een vijftal maatregelen:
1. Opschonen adresregistratie van UWV
2. Aanpassing systemen van UWV om aanvullende adressen uit te sluiten
3. Terugmelden bij gerede twijfel
4. Transitie van inschrijving als niet-ingezetene naar ingezetene bevorderen
5. Samenwerking Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)
Met de beschreven maatregelen zorgt UWV ervoor dat de BRP leidend wordt in de uitvoering
van zijn taken. Verder levert UWV, als groot afnemer van de BRP, een bijdrage aan
(verbetering van) de kwaliteit van de BRP en wordt mogelijke adresgerelateerde fraude
tegengegaan. Het realiseren van de vijf beschreven maatregelen is een complexe operatie
die impact heeft op processen en systemen van UWV. In de bijlage worden deze maatregelen
en de impact op UWV verder toegelicht. Ook wordt er een korte toelichting gegeven
op de BRP en wordt – zoals toegezegd – het gebruik van BRP bij UWV in een historische
context geplaatst.
Verwijtbare werkloosheid
Een werkloosheidsuitkering is bedoeld voor werknemers die onvrijwillig werkloos zijn
geworden. Als iemand zelf ontslag neemt of op staande voet ontslagen is, is er geen
recht op een uitkering. Zoals aangegeven in mijn brief van 10 oktober 2018 (Kamerstuk
17 050, nr. 547), wil ik misbruik en fraude van uitkeringen als gevolg van verwijtbare werkloosheid
beter aanpakken door gerichte en effectieve maatregelen. De aanpak bestaat uit twee
sporen. Het eerste spoor is bij de aanvraag van een uitkering via de werkgever. Een
nieuwe werkwijze wordt beproefd in een pilot in de uitzendsector. Het andere spoor
is via de werknemer door de ontwikkeling en toepassing van risicoprofielen.
Pilot uitzendbureaus verwijtbare werkloosheid
UWV is in samenwerking met de brancheorganisaties Algemene Bond Uitzendondernemingen
(ABU) en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) een
pilot gestart om intensiever te controleren op verwijtbare werkloosheid in de uitzendsector.
De pilot loopt van januari tot medio april 2019. In de pilot vraagt UWV, in aanvulling
op de informatie van de werkloze werknemer, ook gegevens op bij de werkgever waarom
het dienstverband is beëindigd en of de werknemer passend werk is aangeboden.
Bij de evaluatie van de pilot wordt beoordeeld in hoeverre dit een effectief instrument
biedt om te achterhalen of iemand verwijtbaar werkloos is. Ook wordt gekeken naar
de gevolgen voor en ervaringen met de werkwijze bij zowel de uitvoering als werkgevers
en de gevolgen voor de (afhankelijke) positie van werknemers. Ik heb de intentie om
breed – dus ook bij niet-uitzendwerkgevers – controle toe te gaan passen op verwijtbare
werkloosheid. Ik zal samen met UWV bekijken hoe deze controle het beste vorm kan krijgen.
Risicoprofielen
Een middel om op een efficiënte wijze aangescherpte controles te verrichten naar risico’s
op misbruik, is het gebruik van risicoprofielen. In de afgelopen maanden heeft UWV
met gebruik van data-analyses en expertise van UWV-medewerkers de WW populatie doorgelicht
op verdachte patronen. Ook zijn er risicoprofielen ontwikkeld om te achterhalen of
iemand verwijtbaar werkloos is of ongeoorloofd in het buitenland verblijft.
Volgens dezelfde systematiek zijn ook risicoprofielen ontwikkeld gericht op het achterhalen
of iemand ongeoorloofd in het buitenland verblijft. De risicoprofielen zijn inmiddels
getest bij 500 uitkeringsgerechtigden en zullen na verdere versterking standaard worden
toegepast om fraude op efficiënte manier op te sporen. De profielen worden voortdurend
geactualiseerd, mede in verbinding met activiteiten en onderzoeken elders binnen UWV.
Ook voor misbruikrisico’s gedurende de looptijd van de uitkering (waaronder de sollicitatieverplichting)
wordt de komende tijd onderzocht of een dergelijk risicoprofiel ontwikkeld kan worden.
In de handhaving en opsporing hanteert UWV al langere tijd risicoprofielen. Bij de
directie Handhaving werden meer geavanceerde risicoprofielen zoals hierboven beschreven
reeds gebruikt om bijvoorbeeld preventieve controle mee in te richten. In het uitkeringsproces
werd voorheen wel gewerkt met losse risicokenmerken waar medewerkers op letten om
mogelijk misbruik te achterhalen. De huidige profielen zijn geavanceerder en worden
automatisch en over de volle breedte toegepast om mogelijk misbruik te detecteren
in het uitkeringsproces.
Registratie tussenpersonen
Voor tussenpersonen die uitkeringsgerechtigden ondersteunen die UWV bezoeken in verband
met een beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen heeft UWV al een registratiesysteem
van tussenpersonen die ondersteuning bieden.
Voor de WW bestond een dergelijke registratie niet. Om beter zicht te krijgen op deze
groep van tussenpersonen registreert UWV vanaf half oktober 2018 ook alle begeleiders
die een WW-gerechtigde vertegenwoordigen of vergezellen naar een UWV-kantoor bij een
papieren aanvraag. Conform planning zal dit vanaf maart/april 2019 uitgebreid worden
naar alle bezoeken van WW-gerechtigden aan UWV waarbij een begeleider aanwezig is.
Ten behoeve van data-analyse en handhavingsactiviteiten bouwt UWV voor de WW een systeem
om de registraties van tussenpersonen onder te brengen. Op basis hiervan zal UWV periodiek
de registratie van deze gegevens van tussenpersonen vergelijken (het vóórkomen van
dezelfde tussenpersonen) en indien daartoe aanleiding bestaat, onderzoek doen. In
de komende periode zal worden bekeken in hoeverre op basis van resultaten in relatie
tot kosten van deze registratie dit systeem ook naar andere delen van de organisatie
uitgerold kan worden.
Aanpakken fraudeurs in de afgelopen maanden
UWV voert een uitgebreid handhavingsbeleid om fraudeurs op te sporen en aan te pakken.
De afgelopen maanden is dit beleid geïntensiveerd op het gebied van verblijf en onvrijwillige
werkloosheid. In het navolgende geef ik weer welke concrete handhavingsactiviteiten
op dit gebied hebben plaatsgevonden.
1. Adressenvergelijking
Allereerst is een repressief handhavingsonderzoek gestart op basis van adressenvergelijking,
waarbij geselecteerd werd op adressen met drie of meer uitkeringen per adres. Als
er sprake is van veel uitkeringen op één adres zou dit kunnen duiden op ongeoorloofd
verblijf buiten Nederland, al dan niet met behulp van een tussenpersoon. De basis
van dit onderzoek was een maandelijkse lijst uit de eigen systemen van UWV met adressen
waarop meerdere uitkeringen worden ontvangen.
Het veldonderzoek richt zich daarbij op 169 uitkeringsgerechtigden die verbonden zijn
aan in totaal 30 adressen. Deze adressen komen voort uit een totaalbestand van 225
gevonden adressen in oktober 2018 met in totaal 1864 WW-uitkeringen. Alle voor het
veldonderzoek geselecteerde uitkeringsgerechtigden hadden een lopende WW-uitkering
en stonden als niet-ingezetene geregistreerd in de BRP. Bij geen van hen was sprake
van toestemming van UWV om de uitkering te exporteren, waarbij verblijf in het buitenland
wel is toegestaan. Bij de selectie is gekeken naar een spreiding in de omvang van
het aantal uitkeringen per adres, met categorieën variërend van 3 tot meer dan 40
per adres. Het hoogste aantal uitkeringen op één adres dat in de maand oktober 2018
is aangetroffen, bedroeg 116.
Een groot aantal UWV-medewerkers heeft in de afgelopen maanden veel werk verzet om
alle 169 uitkeringsgerechtigden thuis te bezoeken en uit te nodigen voor een gesprek.
Het is een arbeidsintensief traject met een lange doorlooptijd, omdat het vaak lastig
is om juridisch houdbaar te bewijzen dat er sprake is van verblijf buiten Nederland.
Op dit moment is als gevolg daarvan nog maar een deel van de onderzoeken afgerond,
waardoor het nog niet mogelijk is om nu al conclusies te trekken. Op basis van de
resultaten zal worden bepaald op welke manier vervolg gegeven wordt aan zowel de adressenvergelijking
zelf als het doen van onderzoeken daarnaar. U zult hierover in juni 2019 nader geïnformeerd
worden.
2. Handhaving naar aanleiding van ontwikkeling risicoprofielen
Hiervoor is reeds aangegeven dat UWV risicoprofielen heeft ontwikkeld om misbruik
bij de aanvraag van de WW uitkering op te sporen. In de bijlage wordt hier uitgebreid
op ingegaan. Naast doorlichting van de WW-populatie en het ontwikkelen van de profielen
heeft UWV de risicoprofielen zoals hiervoor beschreven inmiddels ook getest bij circa
500 uitkeringsgerechtigden om te achterhalen of iemand ongeoorloofd in het buitenland
verblijft of verwijtbaar werkloos is. Hoewel het testen zelf het hoofddoel vormde,
worden overtreders die daarbij worden aangetroffen aangepakt.
3. Verblijf en beschikbaarheid
UWV is momenteel een breed onderzoek aan het inrichten naar het thema verblijf in
Nederland en beschikbaarheid voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit onderzoek is niet
specifiek gericht op arbeidsmigranten, maar op de gehele groep WW-gerechtigden. Waar
eerder is aangegeven dat nog geen goed beeld gegeven kan worden van de omvang van
de fraude door arbeidsmigranten, biedt dit onderzoek daarvoor wel de mogelijkheid.
Bij representatieve steekproeven kunnen goede vergelijkende conclusies getrokken worden
over deelgroepen zoals arbeidsmigranten. De uitwerking van het onderzoek vindt nu
plaats, het onderzoek zelf zal naar verwachting in augustus 2019 van start gaan. De
resultaten van dit onderzoek worden in de loop van 2020 verwacht.
2. Terugblik
In mijn brief van 1 oktober 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over alle onderzoeken
en activiteiten van UWV naar fraude door arbeidsmigranten (Kamerstuk 17 050, nr. 545). Daartoe heb ik tevens een groot aantal onderzoeken vertrouwelijk naar uw Kamer
verstuurd, waarbij ik in het debat heb toegezegd deze rapporten openbaar te maken
(Handelingen II 2018/19, nr. 12, items 5 en 9). In aanloop daarnaar heb ik UWV gevraagd een breder overzicht te bieden van mogelijke
relevante onderzoeken en onderzoeken in het algemeen. UWV voert jaarlijks een groot
aantal onderzoeken uit over de gehele breedte van zijn takenpakket om risico’s in
de uitvoering op te sporen en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. Dit
is onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering. De functie en structurele inbedding
van onderzoeken in het reguliere proces van UWV kwam ook naar voren in de recente
beantwoording van Kamervragen van de Staatssecretaris over het kwaliteitsonderzoek
van UWV naar Wajong-2015 aangaande beoordelingen uit 2016.2.
Als ik bijvoorbeeld kijk naar de onderzoeken van UWV en de activiteiten van UWV op
het gebied van handhaving in de afgelopen jaren met betrekking tot frauderisico’s
in de WW, en in het bijzonder door arbeidsmigranten, dan kom ik tot twee lessen die
ik meeneem voor de toekomst. Allereerst is het belangrijk om de aanpak van fraude
op verblijf in Nederland en verwijtbare werkloosheid te versterken. De invulling van
deze versterking staat hiervoor beschreven. Het tweede is dat het van belang is om
scherper te letten op de juiste verbinding en het juiste gesprek tussen UWV als uitvoeringsinstantie
en mijn departement, waarbij ook uw Kamer geïnformeerd wordt over de belangrijke en
relevante onderwerpen en ontwikkelingen. Hoe deze verbinding beter vormgegeven gaat
worden beschrijf ik in paragraaf 4, waarbij één van de aanpassingen het opstellen
van een signaleringsbrief is. In de bijlage ga ik nader in op het bredere overzicht
van relevante onderzoeken.
3. Cultuur en fraudesignalen
Cultuur
Voor het borgen van de kwaliteit van de uitvoering en fraudebestrijding en welbevinden
van de organisatie is het essentieel dat medewerkers van UWV het gevoel hebben dat
de mogelijkheden voor het melden van fraude voldoende duidelijk en toegankelijk zijn
en dat ze worden gestimuleerd om vermoedens van fraude aan te kaarten.
UWV laat periodiek onderzoeken hoe het staat met de beoogde open en lerende cultuur.
Het meeste recente werkbelevingsonderzoek laat zien dat medewerkers die cultuur positief
waarderen. In deze benadering past ook dat alle signalen serieus worden opgepakt.
Het vanuit de Raad van Bestuur van UWV geïnitieerde cultuur onderzoek moet zekerheid
bieden dat de structuren en processen, die hiervoor door UWV zijn ingericht, goed
functioneren en er een cultuur bestaat die hierin ondersteunend werkt. Ook moet het
onderzoek mogelijke verbeteringen in kaart brengen.
Om de objectiviteit en onafhankelijkheid te waarborgen is ervoor gekozen om twee onafhankelijke
deskundigen, die niet eerder werk hebben verricht voor UWV, het cultuuronderzoek uit
te laten voeren: prof. dr. Zeger van der Wal en prof. dr. Emile Kolthof. Naast deskresearch
bestaat dit onderzoek uit interviews met op basis van een random steekproef te selecteren
medewerkers op 9 locaties. Tevens is er een extern mailadres geopend waar medewerkers
lopende het onderzoek relevante signalen af kunnen geven aan het onderzoeksteam.
Audit fraudesignalen
Voor een effectieve aanpak van fraude is het van groot belang dat de signalen over
fraude van binnen en buiten UWV op een goede wijze worden opgepakt en afgehandeld.
Het ontvangen en afhandelen van interne en externe signalen is een regulier onderdeel
van de taken van de directie Handhaving van UWV. Het onderzoek van de Accountantsdienst
van UWV dat nu wordt uitgevoerd, richt zich op de uitvoering van dit proces.
Het onderzoek is gericht op het proces van oppakken en afhandelen van fraudesignalen
WW en de sluitende registratie. Het onderzoek bestaat uit een inventarisatie en analyse
van documentatie, interviews met medewerkers en management die betrokken zijn bij
beleid, uitvoering en controle van de WW op het hoofdkantoor en verschillende vestigingen,
alsmede deelwaarnemingen op de afhandeling van fraudesignalen. Het rapport van de
Accountantsdienst zal voorjaar 2019 gereed zijn.
In juni 2019 zullen de belangrijkste uitkomsten van deze onderzoeken, alsmede hoe
invulling wordt gegeven aan de aanbevelingen, met uw Kamer worden gedeeld.
4. Toekomstblik
Bestendige aanpak fraude
Fraude zal altijd een hardnekkig probleem blijven, bestrijding daarvan is een continue,
veranderende uitdaging. De complexiteit en omvang van de regelingen zullen mensen
blijven aantrekken die ten onrechte willen profiteren van een uitkering en de regels
weten te ontduiken. Adequaat blijven reageren is van belang om de risico’s op fraude
te onderkennen en maatregelen te nemen om dit tegen te gaan.
Ik heb daarom in oktober 2018 aangegeven een breed extern onderzoek te laten verrichten
naar de misbruikrisico’s in de uitvoeringsprocessen bij UWV. Ik verwijs u naar mijn
brief van 21 december 20183 waarin ik heb aangegeven hoe ik dit onderzoek en – breder – de doorlichting op misbruikrisico’s
van de sociale zekerheid wil vormgeven. De risico’s kennen is niet voldoende om te
bepalen welke risico’s het grootst zijn en dus als eerste moeten worden aangepakt.
Daarom heb ik met UWV afgesproken om een afwegingskader te ontwikkelen naar voorbeeld
van het Inspectie Control Framework van de Inspectie SZW. Een dergelijk kader verschaft
inzicht op grond waarvan afwegingen worden gemaakt voor de inzet van middelen en of
deze middelen toereikend (zullen) zijn. Naast het afwegingskader zelf zal ook gekeken
worden naar de implementatie daarvan, waarbij tevens gekeken wordt naar de organisatorische
inrichting en inbedding van handhaving binnen UWV. Van belang is immers niet alleen
naar welke thema’s en risico’s de aandacht in handhaving uit moet gaan, maar ook dat
er voldoende aandacht in beleid en in de hele organisatie is voor handhaving. De ontwikkeling
van dit afwegingskader zal naar verwachting eind dit jaar zijn afgerond, waarna u
over dit afwegingskader en de wijze van implementatie geïnformeerd zal worden.
Het onderzoek naar misbruikrisico’s en het afwegingskader vormen de basis voor verder
inzicht in en vorm geven aan de benodigde structurele middelen en capaciteit voor
handhaving.
Extra capaciteit en middelen voor handhaving is in de afgelopen jaren vaker aan de
orde geweest in het gesprek tussen UWV en SZW.
Onderdeel van het gesprek betrof de onderbouwing voor meer inzet. In 2018 was sprake
van een beperkt tekort van € 2 miljoen dat UWV heeft opgevangen via een herschikking
binnen de eigen middelen. Inmiddels is duidelijk dat de extra inzet op handhaving
op verblijf en verwijtbare werkloosheid heeft geleid tot extra kosten in de afgelopen
maanden en voor de komende periode. De inzet en herprioritering van middelen binnen
UWV om het werk van de afgelopen periode te realiseren levert geen bestendige situatie
op, omdat hiermee andere handhavingsthema’s in het gedrang komen. Voor de korte termijn
ben ik hierover in overleg met UWV, in het kader van de voorbereiding op de voorjaarsbesluitvorming
van het kabinet. De extra kosten die niet door UWV opgevangen kunnen worden zal ik
binnen mijn eigen begroting inpassen. Hierover kan ik u in juni nader informeren.
Of er structureel extra inzet nodig is, is afhankelijk van de verdere uitwerking en
resultaten van de maatregelen, als ook van de uitkomsten van het onderzoek naar misbruikrisico’s
en het te ontwikkelen afwegingskader. In overeenstemming met de motie van het lid
Weyenberg (D66) en de toezegging aan het lid Smeulders (GroenLinks), zal ik uw Kamer
informeren over zowel de tussentijdse – naar verwachting in juni – als de structurele
ontwikkeling in de benodigde capaciteit van UWV voor handhaving, die pas later bekend
zullen zijn.
Een toekomstbestendige aanpak van fraude staat niet los van de overige taken en verantwoordelijkheden
van UWV en van de maatschappelijke en politieke context. In de afgelopen jaren hebben
stevige taakstellingen grote invloed gehad op de vormgeving van de dienstverlening,
maar ook op de controle en handhaving. De dienstverlening aan WW-gerechtigden is in
sterke mate gedigitaliseerd. Dit heeft nieuwe risico’s geïntroduceerd voor misbruik,
maar tegelijkertijd geeft digitalisering ook kansen om handhaving slimmer en effectiever
te maken. Data-analyse en een beter gebruik van de polisadministratie zijn daar voorbeelden
van. Het is daarbij zoeken naar de optimale balans tussen een hoge kwaliteit van dienstverleningen,
een hoge kwaliteit van handhaving, en een adequaat en tegelijkertijd verantwoord kostenniveau.
Dit speelt bij meerdere uitvoeringsorganisaties, waar in het verleden taakstellingen
(deels) zijn ingevuld met digitalisering en in het primaire proces dilemma’s ontstaan
in het vinden van de juiste balans tussen dienstverlening, handhaving en efficiency.
Opzet signaleringsbrief
In de afgelopen maanden is gesproken met UWV, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Inspectie SZW. Bij al deze partijen
komt een veelvoud van meldingen, signalen en indicaties binnen over mogelijke onregelmatigheden
en fraude. Ook doen zij zelfstandig onderzoek of ontvangen zij signalen van andere
uitvoeringsorganisaties. In mijn brief van 1 oktober 2018 heb ik aangekondigd dat
UWV en de SVB jaarlijks een signaleringsbrief zullen gaan opstellen (Kamerstuk 17 050, nr. 545). In overleg met de Staatssecretaris heeft ook de VNG toegezegd een beeld te zullen
geven van wat de gemeenten op dit vlak doen. Tevens zal de Inspectie SZW een signaleringsbrief
opstellen.
In de signaleringsbrieven geven de SVB en UWV een overzicht van het aantal onregelmatigheden
en fraudesignalen met een uitsplitsing per wet naar zelf gegenereerde indicaties (themaonderzoeken,
dataonderzoeken), interne indicaties (van medewerkers van de organisatie) en externe
indicaties (van buiten de organisatie).4 Daarbij wordt uitleg gegeven over het proces hoe deze organisaties van deze indicaties
tot onderzoekwaardige fenomenen komen. Daarnaast wordt ingegaan op de manier waarop
ze zijn opgepakt, welke aanvullende onderzoeken zijn opgezet en welke samenwerking
er is geweest met andere uitvoerders. Tot slot bevatten de signaleringsbrieven indien
nodig beleidsaanbevelingen, waaronder eventuele wetsaanpassingen of verzoeken om de
uitvoering beter te faciliteren.
Ook de Inspectie SZW zal een brief opstellen over haar bevindingen betreffende sociale
zekerheidsfraude. Deze bevindingen, die zowel op interne als op externe meldingen
gebaseerd kunnen zijn, zullen op hoofdlijnen worden gepresenteerd. Dit vanwege de
strafrechtelijke waarborgen waarvan sprake kan zijn. Ook zal de Inspectie waar mogelijk
beleidsaanbevelingen doen.
Op hoofdlijnen zal de brief van de VNG een vergelijkbare strekking hebben. Vanwege
het decentrale karakter van de Participatiewet rapporteren gemeenten hoofdzakelijk
aan de gemeenteraad. Een integraal cijfermatig beeld van meldingen en signalen zal
de VNG daarom niet leveren. Wel zal getracht worden om inzicht te geven in trends
en fenomenen rond misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand. De brief zal de opzet
van de brieven van de SVB en UWV zoveel mogelijk volgen. Het Kenniscentrum Handhaving
en Naleving (KCHN) van de VNG zal op basis van onderzoek en gesprekken met – in eerste
instantie – een tiental gemeenten de brief opstellen. Er wordt voor de komende jaren
gestreefd naar brede deelname van gemeenten, met voldoende geografische spreiding
en verdeling naar inwonertal.
Mijn brief aan uw Kamer vat deze bovenstaande brieven samen en gaat in op de belangrijkste
signalen en op de overeenkomsten tussen de verschillende gesignaleerde fraudemeldingen.
Tevens zal ik ingaan op de beleidsaanbevelingen en eventuele aanvullende aanpak om
fraude tegen te gaan. Omdat de signaleringsbrief een jaarlijks terugkerende rapportage
betreft, kunnen vanaf volgend jaar ook eventuele trends worden vastgesteld. De brieven
van de SVB, UWV, de Inspectie SZW en de VNG stuur ik u bij die brief integraal toe.
Vervolg
Er is in de afgelopen maanden door UWV en SZW hard gewerkt om de maatregelen in het
kader van fraude met WW-uitkeringen vorm te geven. Met deze brief schets ik een beeld
van de voortgang, waarbij het voor de meeste maatregelen nog te vroeg is om de resultaten
en opbrengsten al definitief vast te stellen. Ik heb samen met UWV de afgelopen periode
aangegrepen om de thema’s rondom fraude met uitkeringen stevig en toekomstbestendig
te verankeren, inclusief een nadere uitwerking van de manier waarop uw Kamer uitgebreider
kan worden betrokken. In juni a.s. zal ik u wederom informeren over de stand van zaken
van deze maatregelen. Tevens stuur ik u dan ook, zoals aangegeven, de eerste signaleringsbrief.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Bijlage Maatregelen, moties en toezeggingen
Hieronder volgt een tussenstand van de maatregelen, moties en toezeggingen conform
het overzicht in mijn brief van 22 oktober 2018 aan uw Kamer (Kamerstuk 17 050, nr. 565).
1. Solide adresregistratie waarbij BRP leidend is
De BRP leidend
In mijn brief van oktober 2018 heb ik aangegeven dat in de adresregistratie van UWV
de Basisregistratie Personen (BRP) leidend wordt (Kamerstuk 17 050, nr. 565). Om helderheid te verschaffen over wat dit betekent, wil ik een korte schets geven
van de BRP. De BRP heeft sinds 2010 de wettelijke status van basisregistratie en moet
derhalve door de overheid worden gebruikt (destijds bekend als Gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens (GBA). Voor veel uitvoeringstaken van de overheid is het belangrijk
om te weten welke personen op welk adres wonen, bijvoorbeeld voor het toekennen en
de hoogte van toeslagen of zicht op het aantal bewoners bij een calamiteit. Gemeenten
zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en actualiteit van de BRP voor hun inwoners
en hebben hiertoe een onderzoeksplicht. Bestuursorganen zijn verplicht bij gerede
twijfel aan een adres hiervan melding te maken bij de gemeente, die vervolgens onderzoek
doet.
In de BRP staan mensen geregistreerd die in Nederland wonen (ingezetenen) en mensen
die anderszins een relatie met de Nederlandse overheid hebben (niet-ingezetenen).
Onderstaande figuur geeft de BRP schematisch weer:
Een ingezetene moet altijd over een officieel adres beschikken: dat kan een woon-
of een briefadres zijn. Uitgangspunt bij de registratie van ingezetenen is een woonadres,
maar in uitzonderlijke gevallen wordt ingeschreven op een briefadres. Dit kan wanneer
naar het oordeel van de burgemeester het opnemen van een woonadres om veiligheidsredenen
niet wenselijk is, bijvoorbeeld voor vrouwen in een blijf-van-mijn-lijf-huis. Een
briefadres is ook mogelijk voor dak- en thuislozen of mensen die in een penitentiaire
of psychiatrische inrichting verblijven. De betreffende gemeente oordeelt over het
al dan inschrijven op een briefadres. Mensen met een briefadres moeten altijd bereikbaar
zijn voor de overheid en bovendien fysiek traceerbaar zijn. Daarom moet een briefadres
een bestaand adres zijn van een natuurlijk persoon of een instelling en kan het briefadres
nooit een postbus zijn.5 In de BRP zijn, naast ingezetenen, niet-ingezetenen geregistreerd. Dit zijn mensen
die een relatie met de Nederlandse overheid hebben, maar hier niet (meer) of slechts
tijdelijk verblijven (korter dan vier maanden). In de BRP staan niet-ingezetenen geregistreerd
met hun woonadres in het buitenland. Voor het verkrijgen van een Burgerservicenummer
(BSN) moet iemand ingeschreven zijn in de BRP. Dit geldt zowel voor ingezetenen als
niet ingezetenen6. Een BSN is onder meer nodig om loon te kunnen ontvangen van een werkgever. Daarmee
is er altijd een BRP-adres bekend van mensen met een WW-uitkering.
Gebruik BRP bij UWV
Uit de systemen van UWV blijkt dat 97% van de mensen met een WW-uitkering ingezetenen
betreffen en er derhalve een binnenlands woonadres of briefadres uit de BRP bekend
is. In 3% van de gevallen betreft het een niet-ingezetene met een woonadres in het
buitenland. Om niet-ingezetenen ook in Nederland te kunnen bereiken, registreert UWV
een verblijfadres en eventueel een correspondentieadres. Verder geeft UWV aan dat
voor 2% van de ingezetenen met een WW-uitkering naast het BRP-adres een tweede adres
bij UWV is geregistreerd. Het betreft hier uitzonderingen vooral ten dienste van de
burger. Deze uitzonderingen zijn echter niet altijd noodzakelijk, bijvoorbeeld voor
mensen die in een instelling verblijven. Zij kunnen op een briefadres worden ingeschreven.
Slechts in het geval van gemachtigden blijft een correspondentieadres bij UWV, aanvullend
op het BRP-adres, noodzakelijk. In geval van gemachtigden stuurt UWV de correspondentie
naar de gemachtigde en niet naar het adres van de uitkeringsgerechtigde (uit de BRP).
In andere situaties zal UWV geen eigen adressen meer registreren en gaat UWV de eigen
adresregistratie opschonen.
Conform de motie van het lid Jasper van Dijk (Kamerstuk 17 050, nr. 550) neemt UWV de volgende maatregelen:
1. Opschonen adresregistratie van UWV
Op dit moment is het mogelijk meerdere adressen door te geven aan UWV. UWV verwijdert
de aanvullende adressen (correspondentie- en verblijfadressen) waar nodig uit de systemen.
2. Aanpassing systemen UWV
Naast het opschonen van de huidige adresregistratie is het van belang te voorkomen
dat er onnodig aanvullende adressen aan UWV worden doorgegeven. In het huidige aanvraagsysteem
is het nu mogelijk meerdere adressen door te geven. Er is derhalve een systeemaanpassing
nodig zodat er naast een BRP-adres geen onnodig aanvullend adres meer kan worden doorgegeven
aan UWV.
3. Terugmelden bij gerede twijfel
Een solide adresregistratie is onvoldoende om fraude tegen te gaan; mensen kunnen
feitelijk ergens anders verblijven dan het adres dat geregistreerd is in de BRP. Het
is van belang dat UWV bij gerede twijfel een signaal afgeeft aan gemeenten zodat deze
gemeenten onderzoek kunnen doen om te toetsen of de persoon daadwerkelijk verblijft
of woont op het adres dat hij/zij heeft doorgegeven.
4. Transitie van inschrijving als niet-ingezetene naar ingezetene bevorderen
De vierde maatregel betreft het bevorderen van de transitie van inschrijving als niet-ingezetene
naar ingezetene, wanneer een niet-ingezetene langer dan vier maanden in Nederland
verblijft. Als mensen langer dan vier maanden in Nederland verblijven, zijn zij namelijk
verplicht zich in te schrijven als ingezetene met een binnenlands woonadres in de
BRP. Het overgrote deel van de niet-ingezetenen heeft in Nederland gewerkt en verblijft
dus veelal langer dan vier maanden in Nederland wanneer zij een WW-uitkering aanvragen.
De WW-gerechtigde zou zich dan al als ingezetene hebben moeten inschrijven. UWV richt
een proces in om deze mensen ertoe te bewegen zich als ingezetene in te schrijven
in de BRP met een binnenlands woonadres. Hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheid
om de uitkering op te schorten of te schorsen als de ontvanger van een WW-uitkering
niet aan zijn BRP-verplichting voldoet zich in te schrijven als ingezetene met een
binnenlands woonadres. Momenteel onderzoek ik of, en zo ja hoe, ik de wettelijke kaders
moet aanpassen om dit proces mogelijk te maken.
5. Samenwerking Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)
De vijfde maatregel betreft samenwerking met LAA. De samenwerking tussen UWV en LAA
is opgestart. De komende periode levert UWV de eerste adressen aan LAA, zodat gemeenten
onderzoek kunnen doen.
Impact maatregelen op processen en systemen
Met de beschreven maatregelen zorgt UWV ervoor dat de BRP nog meer leidend wordt in
de uitvoering van haar taken. Verder levert UWV hiermee een bijdrage aan (verbetering
van) de kwaliteit van de BRP en wordt mogelijke adresgerelateerde fraude tegengegaan.
Het realiseren van de vijf beschreven maatregelen betreft een complexe operatie. Er
is impact op processen en systemen van UWV. Bij implementatie van de beschreven maatregelen
ligt de prioriteit bij de WW. Daarna volgen de overige regelingen van UWV. UWV gaat
actief monitoren wat hiervan de impact is op de dienstverlening en welke aanpassingen
vanuit dienstverlening in relatie tot persoonlijke omstandigheden alsnog nodig blijken.
Een historisch perspectief op het gebruik van de BRP bij UWV
Het lid Heerma (CDA) heeft in het kader van de adressenregistratie gevraagd naar eerdere
besprekingen over dit onderwerp in uw Kamer.
In 2011 kwam aan het licht dat er mensen bij UWV een uitkering hadden van wie de actuele
verblijfplaats in destijds de GBA onbekend was. Om fraude door deze groep te bestrijden,
is onderzoek uitgevoerd naar de adresverschillen in de gegevens van UWV en de gegevens
van gemeente Amsterdam (project «Schoon schip»)7. Naast de samenwerking met gemeente Amsterdam heeft UWV de maatregel getroffen om
een uitkering te schorsen, wanneer de verblijfplaats van een persoon niet bekend is
in de BRP. De status van deze personen luidt Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW). In
2015 is deze maatregel geïmplementeerd.
In 2012 heeft het Ministerie van BZK onderzoek laten doen naar het gebruik van de
BRP onder afnemers. Hieruit bleek onder meer dat het gebruik van de BRP binnen de
overheid intensief was, maar het terugmelden bij gerede twijfel aan een adres aan
gemeenten achterbleef8. Dit kwam hoofdzakelijk door het begrip «gerede twijfel» dat veelal te streng werd
ingevuld. Hierop heeft BZK een circulaire aan afnemers gestuurd met informatie over
gerede twijfel en met het verzoek de Terugmeldvoorziening te (gaan) gebruiken. Uit
de gegevens van de Rijkdienst voor Identiteitgegevens (RvIG) blijkt dat het aantal
terugmeldingen door UWV de afgelopen jaren marginaal is9.
Naar aanleiding van de fraude met Toeslagen en de fraude door ziekenhuizen is medio
2013 de Ministeriële Commissie fraude opgericht10. Het doel van deze commissie was om te komen tot een rijksbrede, overkoepelende aanpak
met diverse, concrete maatregelen om fraude met overheidsgelden tegen te gaan. Eén
van de projecten die hieruit voortvloeide, was LAA eind 2014. In dit programma wordt
door gemeenten, uitvoeringsorganisaties en departementen samengewerkt aan het verhogen
van de kwaliteit van de adresgegevens in de BRP om daarmee de rechtmatigheid van adresgerelateerde
regelingen te verhogen en adresgerelateerde fraude te bestrijden. UWV participeerde
tot op heden niet in LAA. Naar aanleiding van de recente WW-fraude door arbeidsmigranten
is de samenwerking met LAA opgestart.
2. Adressenvergelijking door UWV
Eén van de indicaties van mogelijk misbruik van uitkeringen is het aantal uitkeringen
dat wordt verstrekt aan meerdere personen die op één adres zijn ingeschreven. Het
opgegeven adres waarop de uitkeringsgerechtigde bij UWV bekend is, kan geregeld zijn
door een tussenpersoon of het adres van een tussenpersoon zijn. Mogelijk is er dan
sprake dat de tussenpersoon faciliteert dat de uitkeringsgerechtigde niet in Nederland
verblijft. UWV heeft vanuit die achtergrond aangegeven maandelijks op basis van eigen
systemen een lijst op te stellen van adressen waarop meerdere uitkeringen worden ontvangen.
Zoals reeds in mijn brief van 1 oktober 2018 staat aangegeven is UWV op basis van
de eerste adressenvergelijking een repressief handhavingsonderzoek gestart teneinde
vast te stellen of er sprake is van misbruik van uitkeringen door arbeidsmigranten
en tussenpersonen door ongeoorloofd verblijf in het buitenland (Kamerstuk 17 050, nr. 545).
Het veldonderzoek richt zich op 169 uitkeringsgerechtigden die verbonden zijn aan
in totaal 30 adressen. Deze adressen komen voort uit een totaalbestand van 225 gevonden
adressen in oktober 2018 met een totaal aantal WW-uitkeringen van 186411. Alle voor het veldonderzoek geselecteerde uitkeringsgerechtigden hadden een lopende
WW-uitkering en behoorden tot het deel van de arbeidsmigranten die als niet-ingezetene
stonden geregistreerd in de BRP. Bij geen van hen was sprake van toestemming van UWV
om de uitkering te exporteren, waarbij verblijf in het buitenland wel is toegestaan.
Bij de selectie is gekeken naar een spreiding in de omvang van het aantal uitkeringen
per adres, met categorieën variërend van 3 tot meer dan 40 per adres. Het hoogste
aantal uitkeringen op één adres dat in de maand oktober 2018 is aangetroffen, bedroeg
116.
Een onderzoek door UWV om te beoordelen of een uitkeringsgerechtigde in Nederland
verblijft, is arbeidsintensief, kent een lange doorlooptijd en is complex van aard.
Om aan te tonen dat iemand niet in Nederland verblijft, is het enkele feit dat een
WW-gerechtigde bij een huisbezoek van UWV niet op het aangegeven adres aanwezig is
of niet verschijnt op een afspraak bij UWV, niet voldoende. Bewijs wordt verzameld
door verschillende activiteiten (bezoek door UWV van het verblijfadres, uitnodigen
en voeren van een gesprek, vragen en aanleveren van materiaal op grond waarvan verblijf
in Nederland kan worden beoordeeld, etc). Daarbij worden bepaalde termijnen in de
opeenvolgende stappen door UWV gehanteerd. Bijvoorbeeld 48 uur tussen uitnodiging
en gesprek, een rappeltermijn van 48 uur bij het niet verschijnen op gesprek, een
reactietijd van 2 weken bij een eventuele schorsing van een uitkering. De doorlooptijd
per geval varieert daardoor van pakweg 6 tot 10 weken.
Er is door een groot aantal UWV-medewerkers in de afgelopen maanden veel werk verzet.
Inmiddels zijn alle 169 uitkeringsgerechtigden thuis bezocht en uitgenodigd voor een
gesprek. Vanwege de genoemde doorlooptijden zijn nog niet alle onderzoeken afgerond.
Het aantal zaken waarin een definitief besluit is genomen is nog een te gering aantal
om conclusies te kunnen trekken over de omvang van de fraude bij de onderzochte groep
uitkeringsgerechtigden. Pas nadat over alle 169 gevallen een definitief besluit is
genomen, kunnen conclusies getrokken worden in hoeverre er sprake is van een bescheiden
of omvangrijke fraude onder de onderzochte groep en welke vervolgstappen zouden moeten
worden genomen op basis van de resultaten. Er zal daarbij gekeken worden in hoeverre
de overtredingen met name voorkomen bij adressen met een heel groot aantal uitkeringen
of dat het aantal uitkeringen per adres er weinig toe doet. Ook zal gekeken worden
in hoeverre de betreffende adressen en tussenpersonen al eerder in beeld zijn gekomen
bij overtredingen. Dit zijn factoren die bepalend zijn voor het gerichter kunnen selecteren
van risicogroepen en de richting van de follow up. Belangrijk om in ogenschouw te
nemen is tevens de uiteindelijk ingezette capaciteit in relatie tot de resultaten
en bevindingen van het onderzoek.
Zoals eerder is aangegeven, is het voor UWV lastig om vast te stellen dat een WW-gerechtigde
niet in Nederland verblijft. Om achteraf bij een afgesloten uitkering vast te stellen
dat een WW-gerechtigde in de uitkeringsperiode niet in Nederland was, is nog ingewikkelder
en arbeidsintensiever. Bijvoorbeeld omdat de betrokken persoon inmiddels niet meer
in Nederland verblijft, geen actueel adres bekend is of bewijs niet meer voorhanden
is.
UWV monitort het verloop van het aantal adressen met meerdere uitkeringen gedurende
zes maanden, op grond waarvan conclusies kunnen worden getrokken en eventuele aanbevelingen
worden gedaan. Een onderzoek als dit vergt zorgvuldige planning. De ervaring bij dit
en soortgelijke onderzoeken is dat fraudeurs hun gedrag aanpassen zodra zijn merken
dat er fraudeonderzoeken plaatsvinden, hetgeen een permanente uitdaging vormt in de
handhaving.
3. Aanscherping van de papieren aanvraag
Voor het WW-proces geldt dat 97% van de WW-aanvragers de uitkering digitaal aanvraagt
en 3% via een papieren aanvraag.
Voor de digitale aanvraag is het noodzakelijk in te loggen op de beveiligde omgeving
van uwv.nl of werk.nl met DigiD. Om van DigiD gebruik te kunnen maken, is een woonadres
in Nederland of een briefadres geregistreerd in de BRP nodig. Dit adres wordt getoond
bij de digitale aanvraag van een WW-uitkering. Momenteel is het mogelijk om een afwijkend
adres door te geven. Dit kan een correspondentieadres zijn of een afwijkend verblijfadres,
op grond waarvan gerichte controles uitgevoerd kunnen worden.
Mensen die een WW-uitkering via papier aanvragen zijn WW-gerechtigden die niet over
DigiD beschikken, omdat ze (nog) niet als ingezetenen in de BRP staan ingeschreven
(80%), niet digivaardig zijn dan wel de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn
(resterende 20%). De laatste groep beschikt in principe wel over DigiD. Verreweg de
grootste groep WW-gerechtigden met een papieren aanvraag staan derhalve ingeschreven
in de BRP met een woonadres in het buitenland.
Per 15 oktober 2018 is het papieren aanvraagproces aangepast en wordt expliciet gevraagd
naar het verblijfadres (in Nederland of buitenland) naast het woonadres en het correspondentieadres.
Bij een afwijkend verblijfadres dient naast het woonadres ook dit verblijfadres ingevuld
te worden. Deze gelijkschakeling met het digitale proces was nodig om zicht te kunnen
krijgen op het daadwerkelijke verblijfadres van uitkeringsgerechtigden en gerichte
controles te kunnen uitvoeren.
De aanscherping van de papieren aanvraag omvat daarnaast ook de registratie van eventuele
begeleiders/tussenpersonen. De verklaring van verblijf waarop ook de tussenpersonen
worden vastgelegd, wordt door de aanvrager ondertekend. Iedereen die een papieren
aanvraag WW doet, krijgt een vervolgafspraak voor een werkoriëntatiegesprek waarna
aanvullende dienstverlening kan worden ingezet. Deze vervolgafspraak vindt binnen
4 weken na toekenning van de WW plaats
Hiervoor is beschreven hoe het toekomstige adressenbeleid op grond van de BRP van
UWV er uit ziet. De digitale en papieren aanvraagprocedures zullen in lijn daarmee
worden aangepast.
4. Samenwerking binnen het sociaal domein
Zoals toegezegd is UWV intensiever gaan samenwerken met andere organisaties in het
bestrijden van fraude. Onder meer zoals hierboven aangegeven door de samenwerking
met LAA te zoeken en een project te starten samen met de partijen in de Landelijke
Stuurgroep Interventieteams (UWV, SVB, gemeenten, Inspectie SZW, Belastingdienst,
Immigratie- en naturalisatiedienst, Openbaar Ministerie, de politie). Deze bestuursorganen
werken in interventieteams samen in het toezicht op misbruik en oneigenlijk gebruik
in de sociale zekerheid, het ontduiken van belastingen en het tegengaan van overtredingen
van de arbeidswetgeving. Dit houdt in dat zij gezamenlijk in een branche of stedelijk
gebied controles uitvoeren. In dit project staat de problematiek rondom adresfraude
met tussenpersonen, tezamen met de aanpak hiervan, centraal.
De LSI-aanpak houdt in dat er actief opgetreden wordt tegen:
– fraude met WW-uitkeringen;
– belasting- en premiefraude;
– misbruik van Toeslagen Belastingdienst;
– malafide faciliteerders (tussenpersonen);
– overige daarmee samenhangende misstanden
Het LSI-project bouwt voort op de samenwerking die tussen de genoemde partijen regulier
al plaatsvindt bij de aanpak van deze problematiek.
UWV trekt samen met de Inspectie SZW op in de aanpak van fraudeurs en dan met name
de tussenpersonen. Als vervolg op het eerste grote onderzoek naar fraude met behulp
van tussenpersonen in Tilburg (IOWA, 2016) is begin 2019 een tweede onderzoek van
start gegaan. Maandelijks vindt overleg plaats tussen UWV en de Inspectie waarbij
wordt besproken welke tussenpersonen in beeld zijn gekomen in de onderzoeken van UWV
naar fraude door arbeidsmigranten en of de verdenking richting deze tussenpersonen
dusdanig is dat een strafrechtelijke aanpak gewenst is. Inmiddels is één onderzoek
naar tussenpersonen in samenwerking met de Inspectie in voorbereiding Op basis van
de feiten en omstandigheden wordt vervolgens per geval besloten of de Inspectie SZW
dan wel UWV de meest gerede partij is om een onderzoek in te stellen. Op basis van
de feiten en omstandigheden wordt vervolgens per geval besloten of de Inspectie SZW
dan wel UWV de meest gerede partij is om een onderzoek in te stellen. Ook de Belastingdienst
en het Functioneel Parket maken onderdeel uit van het hierboven genoemde overleg.
De Belastingdienst vanwege de mogelijke samenhang met belasting- en premiefraude.
Het Functioneel Parket vanwege haar verantwoordelijkheid voor strafrechtelijke vervolging.
Tot slot wordt er samengewerkt tussen UWV en de SVB. Op basis van een WW-uitkering
kan er in voorkomende gevallen ook sprake zijn van kinderbijslaguitkering ingevolge
de AKW. Indien er geen recht op een WW- uitkering (meer) bestaat, kan het ook voorkomen
dat er geen recht (meer) bestaat op een kinderbijslaguitkering.
5. Samenwerking met bonafide tussenpersonen
Eén van de aangekondigde maatregelen betrof de samenwerking met bonafide tussenpersonen.
Startpunt vormde het uitnodigen van tussenpersonen die positief staan tegenover samenwerking.
UWV onderzoekt op dit moment hoe bovengenoemde samenwerking met bonafide tussenpersonen
vorm kan krijgen, om op deze manier de rol van malafide tussenpersonen te minimaliseren
en het risico op fraude met WW-uitkeringen te verminderen. Er bestaat op dit moment
geen netwerk van tussenpersonen. Zij kennen elkaar niet en er is derhalve geen basis
voor een organisatie. Voor samenwerking zijn verschillende varianten denkbaar, waarbij
het van belang is dat er een infrastructuur ontstaat.
UWV onderzoekt wat effectief, uitvoerbaar en haalbaar is. Daarnaast wordt inzicht
verkregen in hoe andere organisaties samenwerking, zelfregulering en/of horizontaal
toezicht hebben opgezet en wat er voor nodig is om tot dergelijke zelforganisatie
te komen. Verwacht wordt dat de verkennende fase tot het voorjaar van 2019 zal duren.
Op basis van de verkenning kan een keuze worden gemaakt voor een specifieke richting.
Ik verwacht u in mijn brief in juni a.s. nader te kunnen infomeren over de voortgang
van dit project.
6. Registratie van tussenpersonen
Voor tussenpersonen die uitkeringsgerechtigden ondersteunen die UWV bezoeken in verband
met een beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen die arbeidsongeschikt zijn heeft
UWV al een registratiesysteem van tussenpersonen die ondersteuning bieden.
Voor de WW bestond een dergelijke registratie niet. Om beter zicht te krijgen op deze
groep van tussenpersonen registreert UWV vanaf half oktober 2018 ook alle begeleiders
die een WW-gerechtigde vertegenwoordigen of vergezellen naar een UWV-kantoor bij een
papieren aanvraag. Conform planning zal dit vanaf maart/april a.s. uitgebreid worden
naar alle bezoeken van WW-gerechtigden aan UWV waarbij een begeleider aanwezig is.
Ten behoeve van data-analyse en handhavingsactiviteiten zal voor de WW een systeem
gebouwd worden om de registraties van tussenpersonen onder te brengen. Op basis hiervan
zal UWV periodiek de registratie van deze gegevens van tussenpersonen vergelijken
(het vóórkomen van dezelfde tussenpersonen) en indien daartoe aanleiding bestaat,
onderzoek doen. De registratie van begeleiders kan daarnaast ook een preventieve werking
hebben, de drempel om als malafide begeleider op te treden wordt hoger gemaakt.
In de komende periode zal worden bekeken in hoeverre op basis van resultaten in relatie
tot kosten van deze registratie dit systeem ook naar andere delen van de organisatie
uitgerold worden.
7. Onderzoek cultuur binnen UWV
Het vanuit de Raad van Bestuur UWV, in overleg met SZW, wenselijke geachte cultuuronderzoek
moet inzicht bieden of, en zo ja in welke mate, de openheid en integriteit van UWV
als organisatie voldoende borging biedt tot het uiten van signalen inzake WW-fraude.
Het moet een adequaat beeld opleveren van zowel de structuur (of governance) als de
cultuur met betrekking tot interne fraudemeldingen door medewerkers van UWV. Specifiek
aandachtspunt daarbij is of medewerkers het gevoel hebben dat
a) de geboden mogelijkheden tot melden inzake fraude voldoende duidelijk en toegankelijk
zijn en
b) ze worden gestimuleerd (en vooral: niet actief worden tegengewerkt) door hun direct
leidinggevenden en het senior management om vermoedens van fraude aan te kaarten.
Om de objectiviteit en onafhankelijkheid te waarborgen, is ervoor gekozen om twee
onafhankelijke deskundigen, die niet eerder werk hebben verricht voor UWV, dit onderzoek
uit te laten voeren: prof. dr. Zeger van der Wal en prof. dr. Emile Kolthof. Ook is
er tegen deze achtergrond een extern begeleidingscommissie ingesteld voor toetsing,
advisering en reflectie van de inhoud van het onderzoek. Deze bestaat uit verschillende
deskundigen op het vlak van integriteit en cultuur, alsmede nauw bij het toezicht
op UWV-betrokkenen:
• Muel Kaptein: voorzitter externe Commissie van Integriteit Deskundigen (CID) (Rotterdam
Erasmus universiteit; business ethics and integrity management)
• Nathalie Smeets: lid CID (tot 1-10-2018 sectorhoofd Veiligheid, Integriteit & Klachten
Korpsstaf bij de Nederlandse Politie)
• Geerte-Marij Dijkstra: lid CID (hoofd Global Quality Control Audit Rabobank)
• Hans Ouwehand (bestuurder Centrum Indicatiestelling Zorg, lid Audit Committee SZW)
• Arjan Dikmans (directeur Stelsel en Volksverzekeringen SZW) en Natasja Moritz (SZW)
Tijdens de eerste bijeenkomst van de begeleidingscommissie van 23 november 2018 is
het plan van aanpak voor het onderzoek vastgesteld. Ten behoeve van het waarborgen
van de zeggingskracht van het onderzoek is besloten tot een afbakening in de deelvragen
en opzet tot signalen rond WW-fraude. Tevens is besloten dat er een extern mailadres
zal worden geopend waar medewerkers lopende het onderzoek relevante signalen af kunnen
geven aan het onderzoeksteam. Dit naast, op basis van een random steekproef binnen
relevante functies, in te plannen interviews met UWV-medewerkers.
Fase 1 van het onderzoek is inmiddels afgerond. Dat betekent dat deskresearch heeft
plaatsgevonden en dat interviews hebben plaatsgevonden met stakeholders van de belangrijkste
loketten (Centraal Meldpunt Fraude, HRM, Luisterend Oor, Ondernemingsraad en Bureau
Integriteit). Op dit moment worden de interviews voorbereid (fase 2) binnen de uitvoeringsdivisies
Uitkeren, Werkbedrijf, Sociaal Medische Zaken, Handhaving, Klant & Service en Bezwaar
& Beroep. UWV-breed worden er door de onderzoekers 9 locaties bezocht: Alkmaar, Almere,
Arnhem, Den Haag, Enschede, Leeuwarden, Heerlen, Hengelo en Zwolle. Deze selectie
voor de locaties is gemaakt op basis van een dwarsdoorsnede hoog-midden-laag frequentie
van fraudemeldingen bij het Centraal Meldpunt Fraude, de uitkomsten uit het Werkbelevingsonderzoek
en het integriteitsdashboard. De interviews vinden plaats vanaf eind januari en lopen
door tot in maart. Eind mei is voorzien dat het concept onderzoeksrapport wordt voorgelegd
aan de externe begeleidingscommissie en vervolgens (uiterlijk juni as.) doorgeleid
naar de Raad van Bestuur van UWV en SZW. De resultaten en reactie op aanbevelingen
zullen worden meegenomen in de brief aan uw Kamer in juni as.
8. Verkenning met andere uitvoerende organisaties naar aanvullende maatregelen om
fraude te bestrijden
In het kader van de aangekondigde maatregelen en onderzoeken wordt veelvuldig samengewerkt
met andere organisaties waarbij aandacht wordt besteed aan aanpak van fraude. Er wordt
actief met andere uitvoerders gesproken over fraude om aanvullende maatregelen te
verkennen. Ook wordt door de totstandkoming van de signaleringsbrief een beeld gecreëerd
van de verschillende fraudefenomenen en de aanpak daarvan. Zoals hierboven reeds gemeld,
gaat UWV bovendien samenwerken in het LSI project.
9. Proef uitzendsector verwijtbare werkloosheid
UWV is in samenwerking met de brancheorganisaties in de uitzendsector, de Algemene
Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen
(NBBU) een pilot gestart om intensiever te controleren op verwijtbare werkloosheid
in de uitzendsector. Als iemand verwijtbaar werkloos is, bestaat geen recht op een
WW-uitkering. Zoals aangegeven in mijn brief van 10 oktober 201812, toetst UWV momenteel op basis van informatie van de werkloze werknemer of er sprake
is van verwijtbare werkloosheid. Met deze pilot gaat UWV na of het effectief is om
voor deze toets ook gegevens op te vragen bij de uitzendbureaus en zo ja, hoe de informatie-uitwisseling
tussen UWV en uitzendbureaus zo effectief en efficiënt mogelijk ingericht kan worden.
Ik heb de intentie om breed – dus ook bij niet-uitzendwerkgevers – controle toe te
gaan passen. Ik zal samen met UWV bekijken hoe deze controle het beste vorm kan krijgen.
Aan de pilot, die eerder deze maand gestart is, nemen tien uitzendbureaus deel. Wanneer
een ex-uitzendkracht van een deelnemend uitzendbureau een WW-uitkering aanvraagt,
vraagt UWV bij het uitzendbureau uit waarom het dienstverband van deze uitzendkracht
geëindigd is en of hem of haar passend werk is aangeboden. Als daaruit blijkt dat
de ex-uitzendkracht mogelijk verwijtbaar werkloos is, wordt hoor/wederhoor toegepast
bij de uitzendkracht en/of het uitzendbureau. Ook kan UWV extra toelichting vragen
van de uitzendbureaus. Op basis van de verzamelde informatie beslist UWV of de ex-werknemer
recht heeft op een WW-uitkering.
Om de effectiviteit van de pilot te kunnen meten, moet een vergelijking worden gemaakt
tussen enerzijds beoordelen volgens het bestaande proces (met alle daarbij behorende
informatie en activiteiten) en anderzijds beoordelen met de extra informatie van de
uitvraag. Om een controlegroep te creëren, worden daarom WW-aanvragen die onderdeel
uitmaken van de pilot ook volgens het bestaande proces – dus zonder informatie van
de ex-werkgever – beoordeeld. Naar verwachting zal de pilot, die van januari 2019
tot medio april 2019 duurt, betrekking hebben op circa 750 WW-aanvragen.
In juni a.s. zal ik uw Kamer informeren over de resultaten van de pilot en aangeven
welke conclusies ik daaraan verbind. Op dat moment zal ik ook ingaan op de vraag of
er een noodzaak is voor nadere regelgeving met betrekking tot het toetsen van verwijtbaarheid.
In aanvulling op hun deelname aan de pilot met UWV hebben de ABU en de NBBU aangegeven
dat sociale partners in de uitzendsector in het cao-overleg inzetten op het wegnemen
van prikkels voor draaideurconstructies. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de
wachttijd van het StiPP-pensioen13. In mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Heerma
(CDA), die ik gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer stuur, ga ik hier verder op
in (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1454).
Tijdens het debat van 10 oktober 2018 heb ik toegezegd om uw Kamer te laten weten
welke informatie bij het controleren van WW-aanvragen uit het systeem van UWV gehaald
kan worden en hoe deze informatie beter benut kan worden (Handelingen II 2018/19,
nr. 12, items 5 en 9). In mijn brief van 21 december 201814 ben ik reeds ingegaan op de gegevens die nu in de Polisadministratie, de database
van arbeids- en uitkeringsverhoudingen die via de loonaangifte door werkgevers gevuld
wordt, aanwezig zijn over de reden van de beëindiging van uitzenddienstverbanden.
Helaas zijn deze gegevens, zoals ik in december uiteen heb gezet, op dit moment niet
bruikbaar bij het beoordelen van WW-aanvragen, omdat de informatie via de loonaangifte
te laat binnenkomt en de betreffende rubriek vaak niet wordt ingevuld door uitzendbureaus.
Via bovengenoemde pilot zet UWV er daarom op dit moment op in om voor informatie over
de beëindiging van dienstverbanden de loonaangifte niet af te wachten, maar deze direct
bij de werkgever op te vragen, aangevuld met informatie over een eventueel passend
werkaanbod. Naast het pilotproces zal ik met UWV en andere partners in de loonaangifteketen
onderzoeken op welke manier de loonaangifte en Polisadministratie zouden kunnen bijdragen
aan het controleren op verwijtbare werkloosheid. Daarbij zijn met name twee factoren
van belang: de inhoud van de gegevensset van de loonaangifte (welke gegevens worden
bij werkgevers opgevraagd?) en de aanlevertermijn (hoe lang duurt het voordat de gegevens
beschikbaar zijn in de Polisadministratie?). Deze materie is zeer ingewikkeld door
de grote complexiteit en schaal van de loonaangifteketen – ter illustratie: in 2019
verwacht de Belastingdienst via de loonaangifteketen 174 miljard euro aan belasting
en loonheffingen te innen bij 670.000 inhoudingsplichtigen. Ik wil dit daarom zorgvuldig
onderzoeken. Bij het evalueren van de pilot met uitzendbureaus zal ik samen met UWV
nader bezien of het mogelijk is om de informatie die in de pilot direct bij uitzendbureaus
wordt uitgevraagd, op te halen via de loonaangifte, op welke manier dat kan, en hoe
deze informatie kan worden ingezet in het WW-uitkeringsproces.
10. Audit afhandeling van fraudesignalen
Het doel van het auditonderzoek door de Accountantsdienst van UWV naar de afhandelingen
van signalen over fraude is vast te stellen dat de door UWV ontvangen externe en interne
signalen van (mogelijke) fraude WW op de juiste wijze worden opgepakt, geregistreerd
en afgehandeld. Het rapport zal dit voorjaar gereed zijn.
Object van onderzoek is het proces van oppakken en afhandelen van fraudesignalen WW
en de sluitende registratie hiervan bij de betrokken onderdelen van UWV, i.c. de divisies
Uitkeren, WERKbedrijf, SMZ (Bijzondere Zaken) en Klant & Service (meer specifiek het
Klantencontactcentrum (KCC) en de portal van UWV.nl), de directie Handhaving en de
verdere afhandeling door de directie Handhaving. In het kader van dit onderzoek start
het proces bij de ontvangst van een extern fraudesignaal of bij het intern signaleren
van (mogelijke) fraude en eindigt bij de beslissing om geen verder onderzoek in te
stellen of na de beslissing over het wel/niet sanctioneren van de uitkeringsgerechtigde.
Het onderzoek bestaat uit een inventarisatie en analyse van documentatie, interviews
met medewerkers en management die betrokken zijn bij beleid, uitvoering en control
van de WW op het hoofdkantoor en verschillende vestigingen, alsmede deelwaarnemingen
op de afhandeling van fraudesignalen. In aanvulling op het cultuuronderzoek worden
ook aspecten gerelateerd aan de interne meldcultuur meegenomen, zoals de beoordeling
of medewerkers van de betrokken divisies van mening zijn dat de activiteiten ten aanzien
van fraudesignalen WW tot hun takenpakket behoren.
In de stand van zaken die uw Kamer voor de zomer zal ontvangen zullen de belangrijkste
uitkomsten van dit onderzoek, alsmede hoe invulling wordt gegeven aan eventuele aanbevelingen
worden uiteengezet.
11. Data-analyses door UWV naar arbeidspatronen
UWV heeft data-analyses, in combinatie met expertise van UWV-medewerkers, uitgevoerd
naar kenmerken van aanvragen en lopende uitkeringen die zouden kunnen wijzen op een
verhoogd risico op fraude. Doel is om vast te stellen of met behulp van deze kenmerken
extra aangescherpte controles op een efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd om
fraude te voorkomen en te signaleren. Twee risico’s zijn hierbij specifiek onderzocht:
• verwijtbare werkloosheid: iemand krijgt een uitkering omdat hij/zij aangeeft onvrijwillig
werkloos te zijn, terwijl er feitelijk sprake is van verwijtbare werkloosheid
• verblijf in het buitenland: iemand verblijft in het buitenland en dus niet beschikbaar
is voor de Nederlandse arbeidsmarkt maar wekt wel de suggestie in Nederland te verblijven.
Eén van de onderzochte kenmerken is een arbeidspatroon waarbij zes maanden wordt gewerkt,
waarna drie maanden gebruik wordt gemaakt van de WW. Omdat dit patroon sinds 1 januari
2017 slechts in ca. 50 gevallen is voorgekomen, is in de uitgevoerde data-analyse
uitgegaan van een ruimere definitie, te weten: minimaal twee WW-uitkeringen en in
de periode tussen twee uitkeringen zes of meer maanden werken.
In de data analyse is het volledige uitkeringenbestand vanaf 1/1/2017 met een populatie
van 491.000 uitkeringen betrokken. Dit bestand is geanalyseerd op arbeidspatronen
en andere kenmerken. Een selecte steekproef van ongeveer 500 uitkeringen die voldoen
aan één of meer van deze kenmerken is nader onderzocht om vast te stellen of het arbeidspatroon
en mogelijk ook andere kenmerken kunnen wijzen op een verhoogd frauderisico. Alle
dossiers uit deze steekproef zijn daartoe volledig onderzocht waarbij ook, voor zover
mogelijk, informatie is ingewonnen bij (ex-)ontvangers van een WW-uitkering en ex-werkgevers.
Wanneer er sprake was van een overtreding dan zijn de overtreders ook aangepakt.
Het gebruik van risicoprofielen draagt er aan bij dat de beschikbare capaciteit efficiënt
wordt ingezet waar de risico’s op fraude hoog zijn. De komende periode worden de resultaten
van de risicoprofielen nader geanalyseerd en wordt gewerkt aan de doorontwikkeling
en implementatie van de risicoprofielen in de uitvoeringspraktijk. De profielen zullen
voortdurend geactualiseerd worden, mede in verbinding met activiteiten en onderzoeken
elders binnen UWV. In juni a.s. zal ik uw Kamer nader informeren.
Hiermee voert UWV de toezegging uit het debat van 11 oktober 2018 uit wat betreft
de data-analyse (Handelingen II 2018/19, nr. 12, items 5 en 9). Daarnaast maakt deze analyse deel uit van de uitvoering van de motie Heerma15 over een betere controle op verwijtbare werkloosheid bij de aanvraag van een uitkering.
Onderzoeken
In het ambtsbericht van UWV dat meegestuurd is met de brief van 1 oktober aan uw Kamer
is een overzicht gegeven van onderzoeken en verkenningen met betrekking tot arbeidsmigranten
uit de periode 2009 tot 2018. Deze onderzoeken van UWV zijn daarbij vertrouwelijk
naar uw Kamer gestuurd. In het debat op 11 oktober 2018 heb ik toegezegd de betreffende
rapporten openbaar te maken (Handelingen II 2018/19, nr. 12, items 5 en 9). Hierbij stuur ik uw Kamer deze onderzoeken alsmede enkele andere onderzoeken die
gerelateerd zijn aan dit onderwerp, dan wel waarnaar verwezen wordt in de reeds toegestuurde
onderzoeken16.
In aanloop daarnaar ben ik verder gaan kijken naar onderzoeken die UWV uitvoert. UWV
voert jaarlijks een groot aantal onderzoeken uit over de gehele breedte van haar takenpakket
om risico’s in de uitvoering op te sporen en de interne processen te verbeteren. Dit
is onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering. Naast het kwaliteitsonderzoek naar
Wajong-2015 beoordelingen uit 2016 waarover de Staatssecretaris recent vragen van
uw Kamer heeft beantwoord17, is ook het onderzoek «Misbruikrisico’s uitkeringsgelden als gevolg van invoering
e-dienstverleningsconcept» uit 2014 in dit verband een goede illustratie van enerzijds
de context van die jaren zoals beschreven in mijn brief van 1 oktober 2018 (Kamerstuk
17 050, nr. 545), waarbij taakstellingen leidden tot digitalisering van de dienstverlening met minder
face-to-face contacten. Hierdoor werden nieuwe frauderisico’s geïntroduceerd. Anderzijds
geeft dit een beeld hoe de frauderisico’s door UWV zijn opgepakt in de vorm van kritisch
onderzoek van de directie Handhaving naar deze nieuwe risico’s en het formuleren van
een aanpak daarop. De belangrijkste aanbevelingen uit het rapport zijn in vervolg
daarop uitgewerkt en geïmplementeerd, waardoor de risico’s met de grootste impact
en de meeste kans op het voorkomen daarvan werden geadresseerd. Zo heeft er een onderzoek
plaatsgevonden naar IP-logging om fraude met tussenpersonen op te sporen, is er een
uploadfunctie gecreëerd zodat uitkeringsgerechtigden op verzoek van UWV bewijsstukken
aan kunnen leveren, vindt er structureel onderzoek naar gefingeerde dienstverbanden
plaats en is er een geautomatiseerd handhavingssysteem geïntroduceerd naar het verplichte
aantal sollicitatieactiviteiten per 4 weken. Bovendien heeft in alle jaren, dus ook
in 2014, handhaving plaatsgevonden en zijn fraudeurs opgespoord en aangepakt. Voor
2014 is ca € 63 miljoen aan terugvorderingen en bijna € 45 miljoen aan boetes opgelegd.
Daarnaast is te zien hoe aard en grootte van risico’s voortdurend onderhevig zijn
aan verandering door nieuwe ontwikkelingen. Het sinds 2016 verstevigen en uitbreiden
van de persoonlijke dienstverlening voor grote groepen uitkeringsgerechtigden met
opnieuw meer face to face contact heeft positieve effecten op de controlebeleving
van uitkeringsgerechtigden en op de mogelijkheden van UWV-medewerkers om uitkeringsgerechtigden
te beïnvloeden en te ondersteunen.
UWV voert een grote hoeveelheid onderzoeken uit, meer dan 100 op jaarbasis. UWV initieert
deze onderzoeken zelf en ze vormen een belangrijk onderdeel risico’s in de uitvoering
op te sporen, het eigen beleid te verbeteren dan wel processen tegen het licht te
houden. Deze onderzoeken bestrijken de volle breedte van het takenpakket van UWV en
zijn zeer uiteenlopend van aard: van handhavingsonderzoeken zoals hierboven beschreven,
tot onder meer kennisonderzoeken, onderzoeken naar kwaliteit, normtijden, rechtmatigheid,
ISO audits en Customer Intelligence onderzoeken. Voor een groot deel van de onderzoeken
geldt dat op basis van risicoanalyse de onderwerpen worden geselecteerd en opgenomen
in een divisiejaarplan. Veel van deze onderzoeken zijn intern, maar in sommige gevallen
worden de onderzoeken gepubliceerd, waar andere partijen hun voordeel mee kunnen doen,
zoals arbeidsmarktonderzoeken of gedragswetenschappelijk onderzoek. Vaststaat dat
de interne onderzoeken los van de dan geldende context van UWV geïsoleerd geen representatief
beeld geven. Deze onderzoeken zijn onderdeel van het continue kwaliteitsbewakingssysteem
van UWV.
Limosa
In mijn brief van 22 oktober 2018 heb ik u toegezegd te bezien in hoeverre het Belgische
Limosa-systeem inspiratie kan bieden bij de bestrijding van WW-fraude (Kamerstuk 17 050, nr. 565). Deze toezegging heb ik gedaan in reactie op de motie van het lid Jasper van Dijk
(Kamerstuk 17 050, nr. 553). Een analyse van het systeem laat zien dat dit systeem geen houvast biedt bij de
bestrijding van WW-fraude.
Limosa is het meldingssysteem dat België heeft gerealiseerd voor buitenlandse dienstverrichters
die met hun werknemers diensten komen verrichten in België. In Nederland voorziet
de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU) in
een dergelijke meldingsplicht voor buitenlandse dienstverrichters. De werkzaamheden
voor deze meldingsplicht zijn in volle gang in samenwerking met de Inspectie SZW,
SVB en de Belastingdienst. In het licht van WW-fraude biedt dit weinig aanvullende
waarde. Allereerst betreft het een andere populatie dan de populatie inzake de WW-fraude.
In het Limosa-systeem moeten buitenlandse dienstverrichters aangeven welke gedetacheerde
werknemers, wanneer, welke werkzaamheden verricht. Voor arbeidsmigranten die door
hun buitenlandse werkgevers gedetacheerd worden geldt dat in de eerste twee jaar geen
WW-rechten worden opgebouwd. De sociale lasten worden immer afgedragen in het land
van herkomst. Pas na 2 jaar detachering dragen zij lasten af in Nederland en worden
er rechten opgebouwd. Vanaf dat moment zijn hun gegevens bij UWV bekend via de polisadministratie.
Daarnaast betreft de WW-fraude hoofdzakelijk arbeidsmigranten die (tijdelijk) in dienst
treden bij een binnenlandse werkgever. Van deze binnenlandse werkgevers ontvangt UWV
nagenoeg dezelfde gegevens over de arbeidsmigranten, zoals de start en het einde van
de arbeidsverhouding, via de loonaangifteketen.
In het debat op 11 oktober 2018 heeft de heer Wiersma gevraagd naar de effectrapportage
over EU-Arbeidsmigratie uit 2014 in samenhang met signalen over misbruik in de WW
(Handelingen II 2018/19, nr. 12, items 5 en 9). Ik heb uw Kamer toegezegd hierop terug te komen. De effectrapportage laat zien
wat er is gedaan en bereikt om de toestroom van EU-burgers, sinds de invoering van
vrij verkeer van werknemers met acht Midden- en Oost-Europese landen in 2007, in goede
banen te leiden. Daarnaast geeft de rapportage inzicht in de onwenselijke sociale
situaties, zoals uitbuiting en slechte woonvoorzieningen, en het toenemende beroep
op sociale voorzieningen. Daar waar in de rapportage wordt gesproken over misbruik
van sociale voorzieningen gaat het om het beroep op de bijstandsuitkering. Ook de
genomen maatregelen om onredelijk beroep op het socialezekerheidsstelsel tegengaan
en de kans op werk vergroten hebben enkel betrekking op de Bijstand. Deze rapportage
biedt dus geen signalen over misbruik in de WW.
Invorderen
Dat fraude moet worden aangepakt is evident. UWV is dan ook bezig om fraude op te
sporen en waar mogelijk betrokkenen te beboeten en uitkeringen terug te vorderen.
Uw Kamer heeft hier in de Motie van Dijk (SP) expliciet om gevraagd. Het invorderen
en incasseren van onterecht verstrekte uitkeringen begint uiteraard met het opsporen
van de fraudeurs. In de brief is reeds uiteengezet hoe UWV daarmee bezig is. Hieronder
wordt ingegaan op het in- en terugvorderingsbeleid en de extra maatregelen die zijn
en worden ingezet om zoveel mogelijk uitkeringen stop te zetten en geld terug te vorderen.
Bij arbeidsmigranten die een vordering krijgen, bestaat de kans dat zij in het buitenland
verblijven. Wanneer het buitenlandse adres van verzekerde bekend is, dan wordt eerst
het reguliere invordertraject gevolgd, ongeacht in welk land verzekerde woonachtig
is. De debiteur ontvangt net als een verzekerde in Nederland een incassobrief, rappel,
aanmaning en na beoordeling een dwangbevel. Als de debiteur niet reageert of niet
betaalt, dan wordt beoordeeld of er beslag kan worden gelegd op het inkomen in Nederland
(bijvoorbeeld een AOW- of een remigratie-uitkering).
Heeft de debiteur geen inkomen in Nederland en woont de debiteur in een EU-lidstaat,
dan wordt de UWV-zusterorganisatie/uitkeringsinstantie van het woonland van de debiteur
aangeschreven. UWV doet het verzoek om te verrekenen wanneer er een uitkering in dat
land bij die instantie loopt. Wanneer er geen uitkering loopt, wordt sinds begin 2016
de zusterorganisatie gevraagd incassomaatregelen te nemen ten behoeve van de vordering
van UWV. Meer dan 75% van deze vorderingen heeft betrekking op België, Duitsland en
Polen. Met de zusterorganisaties in deze landen zijn afspraken gemaakt over hoe vorderingen
moeten worden ingediend en waar ze aan moeten voldoen om in behandeling te kunnen
worden genomen. Ondanks de afspraken blijft de uitvoering in de praktijk ingewikkeld.
Hierin leert de uitvoering wel om steeds effectiever te zijn.
Om alles op alles te zetten om zoveel mogelijk van de ten onrechte verstrekte WW-uitkeringen
terug te krijgen, zijn aanvullende maatregelen genomen.
UWV start met een praktijkonderzoek met een gecombineerd kernteam op één UWV-locatie.
Een beperkt kernteam dat bij signalen van fraude direct en snel kan handelen en bureaucratische
horden kan nemen. In dit praktijkonderzoek zal dit kernteam de grenzen opzoeken van
wat UWV kan en mag om zo duidelijker te krijgen welke bevoegdheden UWV nog nodig heeft
en welke aanpassingen van wet- en regelgeving nodig zijn om optimaal te kunnen terugvorderen,
zowel binnen als buiten Nederland. Ook wordt de samenwerking versterkt met andere
overheidsorganen en agentschappen in het kader van de Rijksincassovisie. En in het
verlengde hiervan zal UWV aansluiten bij het Expertisecentrum Fraude, dat een initiatief
is van de Manifestgroep.
Ik heb daarnaast in het najaar van 2018 gesproken met de ambassadeur en de onder-staatssecretaris
van Familie, Arbeid en Sociaal Beleid van Polen. In die gesprekken hebben wij het
gezamenlijke belang benadrukt van het opsporen en aanpakken van fraude met uitkeringen.
Daarbij heeft Polen zich bereid verklaard om samen met Nederland te onderzoeken hoe
de samenwerking met Polen op het gebied van terugvordering – naast de reguliere samenwerking
die er al is -nog beter vorm kan krijgen.
UWV zet in op extra aandacht voor het terugvorderen van uitkeringen uit het buitenland.
Ondanks dat UWV alles op alles zet om zoveel mogelijk terug te halen, is het niet
de verwachting dat alle vorderingen kunnen worden geïnd.
Rechtmatigheid
In de brief van 22 oktober 2018 heb ik aangegeven dat ik de relatie van de uitkomsten
van het onderzoek naar misbruikrisico’s met het rechtmatigheidspercentage zal schetsen
(Kamerstuk 17 050, nr. 565). Belangrijke onderzoeksvragen die in het misbruikrisico-onderzoek worden beantwoord
zijn onder meer: hoe wordt in het uitvoeringsproces vastgesteld dat is voldaan aan
de voorwaarden die in de WW zijn opgenomen en de verplichtingen die gelden voor de
WW-gerechtigden? Bestaat daarbij een risico op misbruik/fraude? Het onderzoek moet
inzicht geven in de risico’s op misbruik en fraude in de uitvoering.
Op basis van de wet SUWI verantwoordt UWV zich in het Jaarverslag over de rechtmatigheid.
Hieronder wordt verstaan de financiële rechtmatigheid, dit betreft de totstandkoming
van de lasten, baten en balans in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving,
op basis van het handelen (financiële transacties) in het verslagjaar. Wat betreft
WW-fraude is met name de vaststelling van de financiële rechtmatigheidscijfers van
de uitkeringen relevant. Deze is belegd bij de afdeling Rechtmatigheid van de divisie
Uitkeren en omvat ook een vaststelling of wet- en regelgeving tijdig, juist en volledig
is vertaald in interne instructies en handleidingen voor de rechtmatigheidsbepaling.
De rechtmatigheid wordt bepaald op basis van statistische steekproeven en uitgesplitst
naar (fouten en onzekerheden) per wet en op totaalniveau voor de uitkeringen. Ook
neemt UWV in de verantwoording over de rechtmatigheid het beleid op het gebied van
misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-beleid) mee, indien sprake is van een ontoereikend
M&O-beleid of dit ontoereikend wordt uitgevoerd.
De Accountantsdienst van UWV geeft vervolgens een oordeel over de getrouwheid van
de informatie over de financiële rechtmatigheid in het jaarverslag, die tot uitdrukking
wordt gebracht in de controleverklaring bij Jaarrekening inclusief Jaarverslag. Daartoe
onderzoekt de Accountantsdienst de door de afdeling Rechtmatigheid uitgevoerde rechtmatigheidsbepaling.
Rechtmatigheidscontroles zijn gericht op rechtmatig handelen door UWV en niet op misbruik
of fraude door de uitkeringsgerechtigde. Het rechtmatigheidsoordeel wordt vastgesteld
op basis van informatie die op dat moment voorhanden is. Indien er tijdens een rechtmatigheidsonderzoek
van een casus vermoedens van fraude worden onderkend, worden deze nader uitgezocht.
Vastgestelde fraude wordt, afhankelijk van de situatie, beoordeeld als fout in de
rechtmatigheid. Indien er nadien door UWV fraude wordt geconstateerd worden de rechtmatigheidspercentages
niet met terugwerkende kracht bijgesteld.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar misbruikrisico’s, alsmede andere
relevante onderzoeken zal niet alleen worden gekeken naar mogelijke versterking van
de aanpak van fraude als onderdeel van het primaire proces maar ook naar de interne
checks en controles binnen UWV en toezicht daarop, bijvoorbeeld waar het gaat om het
rechtmatigheidsonderzoek zoals hierboven geschetst.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid