Brief regering : Fiche: mededeling EU-kader hormoonverstorende stoffen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2739
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2018
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij een fiche, dat werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling EU-kader hormoonverstorende stoffen
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: mededeling EU-kader hormoonverstorende stoffen
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europese Parlement, de Raad, het Europees Economisch
Sociaal Comité en het Comité van de regio’s.
Een alomvattend EU-kader voor hormoonontregelende stoffen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
november 2018
c) Nr. Commissiedocument
COM(2018) 734
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1542355822201&uri=C…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Milieuraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat.
2. Essentie voorstel
De Commissie herhaalt dat sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw de bezorgdheid over
hormoonverstorende stoffen is toegenomen. Hormoonverstorende stoffen zijn chemische
stoffen die de werking van het hormoonsysteem wijzigen en de gezondheid van mensen
en dieren negatief beïnvloeden. De Commissie schetst het EU-beleid en de regulering
van hormoonverstorende stoffen tot dusver.
Om de EU-burgers ook in de toekomst een hoog niveau van bescherming te bieden tegen
hormoonverstorende stoffen, wil de Commissie de strategische aanpak daarvan de komende
jaren baseren op de toepassing van het voorzorgsbeginsel. Deze aanpak heeft tot doel:
1) de algemene blootstelling van de mens en het milieu aan hormoonverstorende stoffen
zoveel mogelijk te beperken;
2) de ontwikkeling van een grondige kennisbasis te versnellen met het oog op een doeltreffende
en proactieve besluitvorming;
3) een actieve dialoog te bevorderen waarbij alle betrokkenen worden gehoord en samenwerken.
De drie doelen worden hieronder nader omschreven.
1)
Om de algemene blootstelling zoveel mogelijk te beperken zal de Commissie controleren
of de EU-wetgeving inzake hormoonverstorende stoffen adequaat is om de menselijke
gezondheid en het milieu te beschermen. Hierbij zal dezelfde aanpak worden toegepast
als bij de identificatie van hormoonverstorende eigenschappen van stoffen, zoals reeds
opgenomen de Gewasbeschermingsverordening en in de Biocidenverordening.
2)
Voor de ontwikkeling van een kennisbasis stelt de Commissie voor, voortbouwend op
het huidige onderzoeks- en innovatiefinancieringsprogramma (Horizon 2020), om ook
in het toekomstige programma (Horizon Europa) de nodige steun beschikbaar te stellen
voor onderzoek naar hormoonverstorende stoffen.
3)
Om een actieve dialoog te bevorderen zal de Commissie:
• een jaarlijks forum over hormoonverstorende stoffen organiseren;
• haar steun voor de werkzaamheden van betrokken internationale organisaties verhogen;
• nagaan hoe hormoonverstorende stoffen kunnen worden opgenomen in het bestaande internationale
systeem voor de indeling van chemische stoffen. Daardoor zou de identificatie van
hormoonverstorende stoffen wereldwijd worden geregeld;
• een alles-in-één-webportaal over hormoonverstorende stoffen online brengen met duidelijke,
uitgebreide en betrouwbare informatie voor EU-burgers;
• de lidstaten aanmoedigen om specifieke informatie en onderwijscampagnes over hormoonverstorende
stoffen te ontwikkelen voor het ruime publiek en kwetsbare groepen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet vindt het van groot belang dat stoffen en artikelen veilig kunnen worden
gebruikt. Het kabinet streeft naar een doortastende aanpak van hormoonverstorende
stoffen, bij voorkeur in Europees en OESO verband. Het kabinet streeft ernaar de regelgeving
zoveel mogelijk te harmoniseren voor de verschillende toepassingen waarin hormoonverstorende
stoffen kunnen voorkomen. Wel is het mogelijk dat de specifieke context tot differentiatie
kan dwingen in de wijze waarop de stoffen worden gereguleerd.
Het uitgangspunt van het kabinetsbeleid is, dat het gebruik van hormoonverstorende
stoffen niet mag leiden tot onaanvaardbare risico’s voor mens en milieu. Het terugdringen
van hormoonverstorende stoffen is ook van belang voor het realiseren van een circulaire
economie. In opdracht van het kabinet wordt daarom onderzoek gedaan naar manieren
om de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen terug te dringen. Enerzijds richt
het zich op het op doeltreffende wijze identificeren van hormoonverstorende stoffen.
Dit type onderzoek is vooral gericht op het aan de voorkant sturen. Anderzijds richt
het onderzoek zich op het in kaart brengen van de blootstelling aan hormoonverstorende
stoffen. Hiermee wordt beoogd de blootstelling omlaag te brengen door voor specifieke
omstandigheden een handelingsperspectief te bieden of alternatieven aan te reiken.
Deze kennis wordt gedeeld via de websites van het RIVM. Hierbij is speciale aandacht
voor kwetsbare groepen, zoals zwangere vrouwen en pasgeborenen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Algemeen
Het kabinet is het eens met de uitgangpunten die de Commissie uiteenzet in de mededeling
over hormoonverstorende stoffen. Tegelijkertijd is het kabinet ontevreden over de
lange periode die de Commissie nodig heeft gehad om de mededeling op te stellen. Al
in november 2014 hebben 8 lidstaten waaronder Nederland de Commissie verzocht om een
werkplan op te stellen om de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen te minimaliseren
in alle relevante regelgeving.
In de brief van 27 juli 2018, ondertekent door de bewindspersonen van 10 landen1 waaronder de Staatssecretaris van IenW namens Nederland, is bezorgdheid geuit over
het uitblijven van onder meer deze mededeling. De in de mededeling aangekondigde acties
zijn over het algemeen minder verstrekkend en minder concreet dan op grond van het
7th Environment Action Programme (EAP-7) mocht worden verwacht2. Ook hadden de actiepunten in de mededeling naar mening van het kabinet meer specifiek,
meetbaar en tijdsgebonden geformuleerd moeten worden.
Doorlichting regelgeving
Het kabinet is voorstander van een horizontale aanpak van hormoonverstorende stoffen
in de regelgeving (dit wil zeggen: als een stof onder wetgeving A wordt aangemerkt
als hormoonverstorende stof, dan wordt diezelfde stof ook als hormoonverstorend aangemerkt
onder wetgeving B). Wel dient hierbij de kanttekening te worden gemaakt dat de criteria,
zoals vastgesteld om hormoonverstorende stoffen onder de biociden- of gewasbeschermingsmiddelenverordening
te identificeren, in de huidige vorm niet geschikt zijn om ook voor andere regelgeving
te worden toegepast. Het probleem is dat de relevante testen, die door de OECD worden
vastgesteld, niet wettelijk verplicht zijn.
Het kabinet is desondanks van mening dat Europese wet- en regelgeving ten aanzien
van hormoonverstorende stoffen, zelfs als die op korte termijn minder ambitieus zou
zijn dan nationale regels, toch efficiënter zijn. Het kabinet vindt het daarom van
essentieel belang dat de Europese regelgeving uiteindelijk afdoende bescherming biedt.
Ontwikkelen van testmethoden voor hormoonverstorende stoffen
De ontwikkeling van testmethoden om hormoonverstorende stoffen te kunnen identificeren
is van essentieel belang. De Commissie schetst het kader voor de besteding van onderzoeksgelden
in het toekomstige kaderprogramma «Horizon Europa». Het gaat onder meer om: onderzoek
naar de verdere ontwikkeling van de gevarenbeoordeling (bijvoorbeeld ook cocktaileffecten);
onderzoek naar de verwijdering van zorgwekkende stoffen in de productiefase en aan
het einde van de levenscyclus; onderzoek naar eco-innovatie om vervuiling van het
milieu met gevaarlijke stoffen te herstellen.
Het kabinet vindt dit een belangrijk onderdeel van de plannen van de Commissie, omdat
met de huidige testmethoden en strategieën nog niet altijd alle hormoonverstorende
stoffen kunnen worden geïdentificeerd. Onderzoek hiernaar vindt zowel op nationaal
als internationaal niveau op grote schaal plaats binnen EU-samenwerkingsverbanden.
Nederlandse wetenschappers zijn daar nauw bij betrokken. Met name bij de OESO, waar
de testen worden gevalideerd, wordt het RIVM gezien als koploper. Het werk van de
OESO, waar het RIVM zo’n belangrijke rol in heeft, is echt de basis van het onderzoek
naar manieren om te kunnen ontdekken of een stof hormoonverstorend is.
Het kabinet vindt het belangrijk dat reeds vastgestelde testmethoden wettelijke worden
verplicht, daar waar relevant, voor de identificatie van hormoonverstorende stoffen.
Daarnaast is het van belang dat het onderzoek naar teststrategieën ook in de toekomst
kan worden voortgezet.
Onderdeel hiervan is ook de vermindering van het gebruik van proefdieren. De mededeling
meldt hierover dat het ook voor hormoonverstorende stoffen noodzakelijk is om vooruitgang
te boeken bij de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. Het kabinet onderschrijft
het belang hiertoe en zal de Commissie vragen om hiertoe concrete acties te formuleren.
Bevorderen van dialoog
De inclusieve, open en transparante benadering van het onderwerp hormoonverstorende
stoffen sluit aan bij de aanpak van het kabinet. De Commissie doet vijf voorstellen
om deze doelstelling vorm te geven.
Jaarlijks forum over hormoonverstorende stoffen
De Commissie zal een jaarlijks forum organiseren. Zo’n forum zal naar verwachting
bijdragen aan uitwisseling van informatie over de wijze waarop de blootstelling aan
hormoonverstorende stoffen kan worden voorkomen en teruggedrongen. Het kabinet vindt
dit een goed initiatief en zal waar mogelijk hieraan zowel met beleidsmatige als wetenschappelijke
kennis bijdragen.
Ontwikkeling van internationale testrichtlijnen
Het is goed dat de Commissie haar steun voor de werkzaamheden van internationale organisaties
wil verhogen. Dit heeft betrekking op onderzoek naar teststrategieën.
Internationaal systeem voor de indeling van chemische stoffen
Ook het voorstel van de Commissie om te onderzoeken hoe hormoonverstorende stoffen
kunnen worden opgenomen in het bestaande internationale systeem voor de indeling van
chemische stoffen, wordt door het kabinet gesteund. Dit zogenaamde Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals (GHS) bestaat uit een serie pictogrammen in de vorm van een witte ruit met een rode
rand. Enkele bekende voorbeelden zijn: ontvlambaar (vlam), giftig (doodshoofd) en
milieugevaarlijk (boom zonder bladeren en een [dode] vis aan de oppervlakte).
Opzetten alles in één webportaal
Het kabinet steunt in beginsel het opzetten van een alles-in-één-webportaal over hormoonverstorende
stoffen. Dit kan inzichtelijk maken wat de stand van zaken is op dit dossier. Wel
is het zo dat het vullen van zo’n webportaal vragen opwerpt over de wetenschappelijk
diepgang (de doelgroep) en de impact van de informatie (handelingsperspectief).
Informatievoorziening
De Commissie wil lidstaten aanmoedigen om specifieke informatie- en onderwijscampagnes
te ontwikkelen over hormoonverstorende stoffen. Dit is een goed voorstel. In Nederland
is al veel specifieke maar bovenal betrouwbare informatie ontwikkeld.
Gecombineerde blootstelling
De mededeling geeft voor combinatie-effecten aan dat er nog hiaten zijn in de kennis
over het verkrijgen van volledig inzicht in gecombineerde blootstelling («mengsel-/cocktaileffect»)
en daarom wordt nader onderzoek aangekondigd. Dit is teleurstellend.
In de Commissiemededeling betreffende combinatie-effecten van chemische stoffen uit
20123 al is geconstateerd dat combinatie-effecten juist voor hormoonverstorende stoffen
van belang zijn dat in 2015 zou worden gerapporteerd over nader onderzoek. In het
EAP-7 is vervolgens aangegeven dat tegen 2020 de gecombineerde effecten van chemische
stoffen en bezorgdheden inzake de veiligheid van hormoonverstorende stoffen effectief
aangepakt zal zijn in alle relevante Uniewetgeving.
Nu eerst weer nader onderzoek wordt voorgesteld, wordt het onmogelijk deze deadline
te halen. Het kabinet zal dan ook vragen om uitwerking en een tijdlijn consistent
met de aangekondigde acties in EAP-7.
Plan van aanpak en tijdlijn
Zoals uit bovenstaande blijkt is het kabinet matig positief over de voorgestelde acties.
Het kabinet merkt wel op dat het vaag blijft wanneer de voorgestelde plannen daadwerkelijk
zijn omgezet naar concrete actie met een einddatum en budget. Mogelijk is dit met
het oog op de aanstaande verkiezingen nog niet ingevuld. Het kabinet zal de Europese
Commissie vragen om aan de mededeling concrete acties en mijlpalen met datum toe te
voegen. Op die manier is het beter mogelijk om prioriteiten te stellen in het beleid
en de voortgang hiervan te bewaken.
Op dit moment wordt nog onderhandeld over de inhoud van het onderzoeksprogramma Horizon
Europa. Het is nog allerminst duidelijk of de plannen van de Commissie op dit punt
in de voorgestelde vorm kunnen worden uitgevoerd.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In Nederland worden de Europese regels gevolgd. Die worden maximaal benut om de blootstelling
aan hormoonverstorende stoffen zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden. Nederland
behoort tot de meer ambitieuze landen in Europa.
Vrijwel alle andere lidstaten zijn, net als Nederland, wel te spreken over de aangekondigde
activiteiten, maar missen een plan van aanpak, inclusief tijdlijn.
Naar verwachting zal het Europees Parlement de mededeling van de Commissie weinig
ambitieus vinden.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid:
De grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid voor deze mededeling is positief. De
(in de) mededeling (aangekondigde plannen/acties) heeft (hebben) met name betrekking
op de beleidsterreinen milieu en interne markt. Ten aanzien van deze beleidsterreinen
van de Unie is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten. Zie
voor de interne markt artikel 4, lid 2, sub a VWEU en voor milieu artikel 4, lid 2,
sub e, VWEU.
b) Subsidiariteit
De grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Er is veel handel tussen
EU-landen in stoffen en artikelen waartoe een gelijk speelveld voor de industrie,
maar ook een gezamenlijk hoog niveau van bescherming van gezondheid en milieu, nodig
zijn. Daarom is het noodzakelijk dat de aanpak van de blootstelling aan hormoonverstorende
stoffen op Europees niveau wordt geregeld.
c) Proportionaliteit
De grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit is positief met daarbij een kanttekening.
De mededeling is deels proportioneel. De Commissie wil op drie vlakken doelen nastreven,
te weten: het doorlichten van de regelgeving, onderzoek en informatievoorziening.
Op de laatste twee vlakken zijn de voorstellen van de Commissie proportioneel. Op
het vlak van de doorlichting van de regelgeving, die overigens al eerder plaats had
kunnen vinden, vindt het kabinet de ambitie van de Commissie te laag. -De Commissie
zou bijvoorbeeld (in relevante regelgeving) reeds vastgestelde testmethoden wettelijk
kunnen verplichten voor de identificatie van hormoonverstorende stoffen. Daarmee had
het doel van de mededeling, namelijk de algemene blootstelling van mens en milieu
aan hormoonverstorende stoffen zoveel mogelijk te beperken, beter bereikt kunnen worden.
d) Financiële gevolgen
Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De kabinetsinzet
voor het volgende MFK is leidend voor een integrale afweging van middelen voor de
periode na 2020; Nederland wil niet vooruitlopen op de besluitvorming over het volgende
MFK.
Mogelijke gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast op de begroting van
de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht
De Commissie streeft een consequente benadering van de regelgeving met betrekkingen
tot hormoonverstorende stoffen na. Hiervoor zal de Commissie de Europese regelgeving
tegen het licht houden. Het is niet te verwachten dat na deze controle een substantiële
wijziging van de administratieve lasten zal optreden.
Met betrekking tot de andere voorstellen uit de mededeling is niet te verwachten dat
dit tot veranderingen in de administratieve lasten zal leiden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken