Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van de leden Flach en Bontenbal ter vervanging van nr. 19 over voor kleine collectieve warmtesystemen die buiten een vastgestelde warmtekavel liggen, te kiezen voor een vrijstellingsregeling met een meldplicht in plaats van een ontheffing
36 576 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Nr. 44 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN FLACH EN BONTENBAL TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT
ONDER NR. 19
Ontvangen 10 juni 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel 2.5, tweede lid, onderdeel b, en artikel 2.7, tweede lid, onderdeel b,
wordt telkens voor «waarop» ingevoegd «waarvoor de vrijstelling, bedoeld in artikel
3.01, vierde lid, geldt en».
II
Na het opschrift van hoofdstuk 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3.01. Vrijstelling
Artikel 3.01 meldplicht en vrijstelling
1. Het warmtebedrijf meldt het college en de Autoriteit Consument en Markt het voornemen
om warmte te leveren door middel van een klein collectief warmtesysteem in een gebied
dat buiten een warmtekavel ligt.
2. De Autoriteit Consument en Markt deelt het warmtebedrijf binnen een bij ministeriële
regeling te bepalen termijn na ontvangst van de melding mede of het warmtebedrijf
een aanvraag bij de Autoriteit Consument en Markt moet indienen waarin de Autoriteit
Consument en Markt verzocht wordt bij besluit vast te stellen of het warmtebedrijf:
a. voldoende beschikt over de organisatorische en technische bekwaamheid noodzakelijk
voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3.6, in het gebied waarop de melding
betrekking heeft;
b. voldoende financieel in staat is de taken, bedoeld in artikel 3.6, in het gebied waarop
de melding betrekking heeft, uit te voeren.
3. Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid het warmtebedrijf
heeft gemeld dat een aanvraag om een besluit moet worden ingediend, kan de Autoriteit
Consument en Markt aan dit besluit voorschriften en beperkingen verbinden.
4. Het warmtebedrijf dat warmte levert met een klein collectief warmtesysteem als bedoeld
in het eerste lid, is vrijgesteld van het verbod, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid,
indien:
a. het warmtebedrijf beschikt over een aansluitovereenkomst met de gebouweigenaar of
toekomstige gebouweigenaar als bedoeld in artikel 2.8, achtste lid;
b. de Autoriteit Consument en Markt:
1◦. binnen de termijn, bedoeld in eerste lid, niet heeft aangegeven dat een besluit aangevraagd
dient te worden, of
2◦. bij besluit heeft vastgesteld dat het warmtebedrijf voldoet aan de gronden, genoemd
in het tweede lid, onderdelen a en b.
5. Het warmtebedrijf zendt het college:
a. de aansluitovereenkomst, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a;
b. de mededeling van de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid, en
c. het besluit van de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in het tweede lid, waarin
is vastgesteld dat het warmtebedrijf voldoet aan de gronden, genoemd in het derde
lid, onderdelen a en b, indien de Autoriteit Consument en Markt in de mededeling op
grond van het tweede lid heeft aangegeven dat het warmtebedrijf een aanvraag om een
besluit als bedoeld in het tweede lid moet indienen.
6. Het warmtebedrijf meldt het college onmiddellijk indien redelijkerwijs te voorzien
is dat het collectief warmtesysteem waarvoor een vrijstelling geldt geen klein collectief
warmtesysteem meer is als bedoeld in het eerste lid.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de wijze waarop de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan en de bij de melding
te verstrekken gegevens en bescheiden;
b. de gronden, genoemd in het tweede lid;
c. de wijze waarop de aanvraag om een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt ingediend,
de bij de aanvraag om dat besluit te verstrekken gegevens en bescheiden en de termijn
waarbinnen de Autoriteit Consument en Markt het besluit neemt.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het derde lid.
III
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een klein collectief warmtesysteem» vervangen door «een
ander klein collectief warmtesysteem dan bedoeld in artikel 3.01, eerste lid».
2. Het zevende lid vervalt.
3. In het achtste lid vervalt «en het zevende lid, onderdelen a en b,».
4. In het negende lid vervalt «en zevende lid».
IV
In artikel 3.2, tweede lid, wordt «Artikel 3.1, eerste tot en met negende lid» vervangen
door «Artikel 3.1, eerste tot en met zesde lid, achtste en negende lid».
V
Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt:
a. voor «waaraan een ontheffing» ingevoegd «waarvoor een vrijstelling op grond van artikel
3.01, vierde lid, geldt, of»;
b. «de ontheffing» vervangen door «de vrijstelling of ontheffing».
2. In het derde lid wordt «een ontheffing» vervangen door «een vrijstelling of ontheffing».
3. In het vierde lid wordt «met een ontheffing als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid,»
vervangen door «met een vrijstelling als bedoeld in artikel 3.01, vierde lid, of een
ontheffing als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid,».
VI
In artikel 3.7 wordt na «indien» ingevoegd «voor een warmtebedrijf een vrijstelling
geldt op grond van artikel 3.01, vierde lid, of».
VII
In artikel 3.8, eerste lid, en 3.9, eerste lid, wordt telkens voor «waaraan» ingevoegd
«waarvoor een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt, of».
VIII
Artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt voor «waaraan» ingevoegd «waarvoor een vrijstelling op grond
van artikel 3.01, vierde lid, geldt, of».
2. In het tweede lid wordt:
a. na «volgende warmtebedrijf» ingevoegd «waarvoor een vrijstelling op grond van artikel
3.01, vierde lid, geldt, of» en wordt «waarvoor de ontheffing gold, indien de ontheffing
van het warmtebedrijf» vervangen door «waardoor de vrijstelling of de ontheffing gold,
indien de vrijstelling of ontheffing van het warmtebedrijf».
b. in onderdeel a «de ontheffing» vervangen door «de vrijstelling of ontheffing».
3. In het derde lid wordt:
a. «waarvan de ontheffing» vervangen door «waarvan de vrijstelling of ontheffing»;
b. na «het daarop volgende warmtebedrijf dat» ingevoegd «de vrijstelling op grond van
artikel 3.01, vierde lid, heeft verkregen, of».
IX
In artikel 3.12, onderdeel b, wordt na «artikelen» ingevoegd «3.01, derde lid».
X
In artikel 4.4, tweede lid, onderdeel b, wordt voor «aan» ingevoegd «voor een ander
warmtebedrijf op grond van artikel 3.01, vierde lid, een vrijstelling geldt, of».
XI
In artikel 7.21, tweede lid, wordt na «zijn» ingevoegd «vrijstellingen op grond van
artikel 3.01, vierde lid, gelden en zijn».
XII
In artikel 9.1, tweede lid, wordt na «2.49, onderdeel a,» ingevoegd «3.01,».
XIII
In artikel 12.14c, eerste lid, wordt na «dan wel een warmtebedrijf» ingevoegd «waarvoor
een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt, of».
XIV
In artikel 12.17a, vijfde lid, wordt na «op een warmtebedrijf» ingevoegd «waarvoor
een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt, of».
Toelichting
De indieners stellen voor om voor kleine collectieve warmtesystemen die buiten een
vastgestelde warmtekavel liggen, te kiezen voor een vrijstellingsregeling met een
meldplicht in plaats van dat een warmtebedrijf telkens een ontheffing zal moeten aanvragen.
Daarbij blijft wel sprake van een toets door de Autoriteit Consument en Markt (ACM)
op de geschiktheid van het betrokken warmtebedrijf. Ook de taken en verplichtingen
voor kleine collectieve warmtesystemen die onder andere zien op de duurzaamheid, leveringszekerheid,
consumentenbescherming en tarifering van warmte blijven van toepassing.
De in het wetsvoorstel voorgestelde ontheffingsprocedure vormt een drempel voor de
ontwikkeling van kleine collectieve warmtesystemen. Bij kleine collectieve warmtesystemen
gaat het veelal om nieuwbouw- of renovatieprojecten waarbij de warmtevoorziening door
een projectontwikkelaar in concurrentie gegund wordt aan een warmtebedrijf. Met het
geselecteerde warmtebedrijf wordt vervolgens een klein collectief warmtesysteem ontwikkeld
dat is afgestemd op het project en de verwachte warmte- en koudevraag van verbruikers.
Wanneer er een ontheffing moet worden aangevraagd voor de realisatie van dit soort
systemen, toetst de gemeente onder andere of het verlenen van de ontheffing negatieve
invloed heeft op de mate waarin een collectieve warmtevoorziening in een warmtekavel
op een kosten efficiënte wijze kan worden ontwikkeld en geëxploiteerd. Daar waar nog
geen warmtekavel is vastgesteld en er dus ook nog geen globaal kavelplan is, zal het
moeilijk zijn om precies in kaart te brengen welke effecten het verlenen van de ontheffing
zal hebben op de verwachtte tarieven dan wel het rendement van het aangewezen warmtebedrijf.
Hierdoor ervaren zowel de projectontwikkelaar als het beoogde warmtebedrijf onzekerheid
over of er een ontheffing zal worden verleend.
De indieners stellen, in lijn met adviezen van de Raad van State, het Adviescollege
Toetsing Regeldruk en de wetenschapstoets, voor om in ieder geval bij kleine collectieve
warmtesystemen buiten een vastgesteld warmtekavel te kiezen voor vereenvoudiging.
De ontheffingsprocedure wordt vervangen door een vrijstelling in combinatie met een
toets door de ACM en een meldplicht bij het college (voorgestelde artikel 3.01, eerste
lid). Het warmtebedrijf moet haar voornemen melden bij het college en de ACM waarna
de ACM beoordeelt of wil toetsen of het warmtebedrijf organisatorisch, technisch en
financieel geschikt is om de taken uit te voeren (tweede lid). Als de ACM een dergelijke
toets nodig vindt, zal het warmtebedrijf een aanvraag moeten indienen bij de ACM zodat
de ACM de geschiktheid kan toetsen. Zo nodig kan de ACM voorschriften en beperkingen
verbinden aan een besluit (derde lid). Het warmtebedrijf is verplicht zich te melden
als het kleine collectieve warmtesysteem zich zodanig zal uitbreiden dat het aantal
van 1500 aansluitingen overschreden zal worden (zesde lid). Dan zou geen sprake meer
kunnen zijn van een vrijstelling maar zal het systeem onder het regime van hoofdstuk
2 komen te vallen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over de wijze waarop een en ander gemeld, aangevraagd, beoordeeld en besloten
wordt (zevende lid). Zo nodig worden ook nadere regels gesteld over de voorschriften
en beperkingen die de ACM aan een besluit kan verbinden (achtste lid).
Bij kleine collectieve warmtesystemen gaat het veelal om nieuwbouw- of renovatieprojecten
waarbij de warmtevoorziening door een projectontwikkelaar in concurrentie gegund wordt
aan een warmtebedrijf. Met het geselecteerde warmtebedrijf wordt vervolgens een klein
collectief warmtesysteem ontwikkeld dat is afgestemd op het project en de verwachte
warmte- en koudevraag van verbruikers. De keuze voor een warmtebedrijf wordt dus al
in een vroeg stadium gemaakt. Met de in het wetsvoorstel voorgestelde ontheffingsprocedure
moet hiervoor eerst een ontheffingsaanvraag gedaan worden, is een besluit van het
college nodig en volgt een periode van bezwaar en/of beroep. Dat zorgt voor veel onzekerheid
en rompslomp, kan veel tijd kosten en haalt de vaart uit de gewenste ontwikkeling
van deze kleine collectieve warmtesystemen. De indieners willen er daarbij op wijzen
dat het, zeker als je gebouwgebonden systemen meerekent, gaat om vele warmtesystemen
waarvoor een ontheffing aangevraagd zou moeten worden.
Bovendien zijn de plannen voor ontwikkeling van de collectieve warmtevoorziening daar
waar nog geen warmtekavel is vastgesteld, waarschijnlijk onvoldoende concreet om tijdig
een aansluiting voor verbruikers te kunnen realiseren. Hiermee is de collectieve warmtevoorziening
dus ook geen realistisch alternatief voor het beoogde kleine collectief warmtesysteem.
Wanneer er wel een warmtekavel is vastgesteld en eerder sprake is van interferentie
met een concreet plan voor een meer grootschalige collectieve warmtevoorziening, dient
het warmtebedrijf op grond van artikel 3.1 een ontheffing aan te vragen en zijn ook
de afwijzingsgronden uit 3.1, zesde lid, van toepassing.
Flach Bontenbal
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
André Flach, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Henri Bontenbal, Tweede Kamerlid