Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Tweede nader gewijzigd amendement van het lid Joseph c.s. ter vervanging van nr. 17 over het waarborgen van zeggenschap bij interne collectieve waardeoverdracht
36 578 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Nr. 27 TWEEDE NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID JOSEPH C.S. TER VERVANGING VAN DAT
GEDRUKT ONDER NR. 17
Ontvangen 13 mei 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt na «pensioenstelsel» ingevoegd «en het waarborgen van zeggenschap
bij interne collectieve waardeoverdracht».
II
In de beweegreden wordt na «wijzigen» ingevoegd «en dat het tevens gewenst is om een
individueel bezwaarrecht dan wel een goedkeuringsrecht te geven bij interne collectieve
waardeoverdracht».
III
Na artikel I, onderdeel A, worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 150i, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel e wordt toegevoegd «in het geval van:
1°. volledige interne collectieve waardeoverdracht;
2°. gedeeltelijke interne collectieve waardeoverdracht waarbij de personen die bezwaar
maken, bedoeld in artikel 150m, elfde lid, daarvan worden uitgezonderd; of
3°. indien van toepassing, niet overgaan tot de interne collectieve waardeoverdracht als
gevolg van een ontbrekende goedkeuring als bedoeld in artikel 150m, veertiende lid;
2. Onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel g door een puntkomma en onder
vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma worden drie
onderdelen toegevoegd, luidende:
i. de wijze waarop de procedure van het individueel bezwaarrecht dan wel het goedkeuringsrecht,
bedoeld in artikel 150m, negende lid, wordt vormgegeven en de motivering voor de gekozen
procedure;
j. de verwachtingen van het pensioenfonds met betrekking tot de uitkomst van het individueel
bezwaarrecht dan wel het goedkeuringsrecht, bedoeld in artikel 150m, negende lid;
en
k. indien van toepassing, de motivering van de evenwichtigheid, bedoeld in artikel 150m,
zestiende lid.
Ab
In artikel 150j, tweede lid, onderdeel a, wordt na «pensioenrechten» ingevoegd «en
met de gevolgen van het al dan niet kenbaar maken van bezwaren tegen de interne collectieve
waardeoverdracht en met de gevolgen van de gevallen, genoemd in artikel 150i, tweede
lid, onderdeel e» en wordt na «optimistisch scenario» toegevoegd «, met de waarschuwing
dat de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen kan verschillen
van de weergegeven verwachtingen».
Ac
Artikel 150l wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt onder vervanging van «; of» in onderdeel b door een puntkomma
en onder vervanging van de punt in onderdeel c door «; of» een onderdeel toegevoegd,
luidende:
d. geen goedkeuring is verleend als bedoeld in artikel 150m, veertiende lid.
2. In het vijfde lid wordt na «bedoeld in dit artikel,» ingevoegd « of indien er geen
goedkeuring is verleend als bedoeld in artikel 150m, veertiende lid,».
3. In het zevende lid wordt na «150m,» toegevoegd «of voor zover het de pensioenovereenkomsten
betreft van de personen die bezwaar maken, bedoeld in het elfde lid van dat artikel,».
Ad
Na artikel 150m, achtste lid, worden, onder vernummering van het negende en tiende
lid tot zeventiende en achttiende lid, acht leden ingevoegd luidende:
9. Deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kunnen,
overeenkomstig artikel 83, tweede lid, onderdeel a, gedurende een redelijke termijn
van ten minste zes weken aansluitend aan het moment van informeren, bedoeld in het
tiende lid, bij het pensioenfonds individueel bezwaar kenbaar maken tegen de voorgenomen
interne collectieve waardeoverdracht, tenzij het pensioenfonds aan de deelnemers,
gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden een goedkeuringsrecht
biedt als bedoeld in het twaalfde lid.
10. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en
pensioengerechtigden overeenkomstig artikel 150j, tweede lid, onderdeel a, elektronisch
of schriftelijk informatie over het voornemen tot interne collectieve waardeoverdracht.
Daarbij geeft het pensioenfonds aan de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners
en pensioengerechtigden tevens de mogelijkheid om bezwaren tegen deze voorgenomen
waardeoverdracht bij het pensioenfonds kenbaar te maken, dan wel, indien het pensioenfonds
heeft gekozen voor het goedkeuringsrecht, bedoeld in het twaalfde lid, de mogelijkheid
hiervan gebruik te maken.
11. De pensioenaanspraken en pensioenrechten van deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen
partners en pensioengerechtigden die bezwaren kenbaar hebben gemaakt als bedoeld in
het tiende lid, worden niet in de interne collectieve waardeoverdracht betrokken.
Het vermogen dat niet wordt betrokken in de waardeoverdracht, wordt vastgesteld op
basis van de technische voorziening van de pensioenaanspraken en pensioenrechten vermenigvuldigd
met de dekkingsgraad op of direct voorafgaand aan het tijdstip van deze waardeoverdracht.
12. Een pensioenfonds kan gemotiveerd, in plaats van de mogelijkheid om individueel bezwaar
te maken, aan de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden
een goedkeuringsrecht voor de interne collectieve waardeoverdracht bieden. In dat
geval kunnen de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden
hun stem uitbrengen gedurende een redelijke termijn van ten minste zes weken vanaf
het moment van informeren, bedoeld in het tiende lid.
13. Indien het pensioenfonds een goedkeuringsrecht voor de interne collectieve waardeoverdracht
biedt, is de goedkeuring verleend wanneer:
a. een meerderheid van de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden
die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk of elektronisch verzoek
het voorgenomen besluit met betrekking tot de interne collectieve waardeoverdracht
heeft goedgekeurd; en
b. het aantal personen dat heeft gereageerd op het verzoek, bedoeld onder a, minimaal
dertig procent vertegenwoordigt van alle bij de interne collectieve waardeoverdracht
betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden,
ongeacht de waarde die de betreffende deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners
en pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
14. Wanneer aan de voorwaarden, bedoeld in het dertiende lid, niet is voldaan, is de
goedkeuring niet verleend en wordt niet overgegaan tot interne collectieve waardeoverdracht.
Of de goedkeuring al dan niet is verleend, wordt uiterlijk vier weken voor de beoogde
datum van deze waardeoverdracht elektronisch gemeld aan de toezichthouder.
15. Artikel 48a is van overeenkomstige toepassing bij het maken van een keuze binnen
de procedure van bezwaarrecht dan wel goedkeuringsrecht, genoemd in dit artikel.
16. Het pensioenfonds kan het vermogen dat overeenkomstig het elfde of veertiende lid
niet wordt betrokken in de interne collectieve waardeoverdracht verminderen met een bedrag dat wordt aangewend voor de compensatie van
deelnemers, mits dit evenwichtig is.
IV
Na artikel I, onderdeel C, aanhef, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het eerste lid wordt na «plaatsvindt,» ingevoegd «of, indien geen goedkeuring
is verleend als bedoeld in artikel 150m, veertiende lid, plaats zou vinden».
V
Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd luidende:
I
Na artikel 220i wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 220j. Overgangsrecht individueel bezwaarrecht en goedkeuringsrecht interne
waardeoverdracht
1. De artikelen 150i, 150j, 150l, 150m en 150p, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende wijziging van de Pensioenwet,
de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging
van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel en het waarborgen van zeggenschap
bij interne collectieve waardeoverdracht, blijven van toepassing voor het pensioenfonds
dat overgaat tot interne collectieve waardeoverdracht uiterlijk zestig dagen na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin die wet wordt bekendgemaakt.
2. Indien het implementatieplan met inbegrip van het communicatieplan al is ingediend
bij de toezichthouder op of voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
de Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten
in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
en het waarborgen van zeggenschap bij interne collectieve waardeoverdracht, legt het
pensioenfonds in een aanvulling op die plannen vast wat in artikel 150i, tweede lid,
onderdelen e, i, j en k, en artikel 150j, tweede lid, onderdeel a, is beschreven voor
zover die plannen nog niet voldoen aan deze bepalingen en het pensioenfonds overgaat
tot interne collectieve waardeoverdracht na de periode van zestig dagen, bedoeld in
het eerste lid.
3. In afwijking van artikel 10 kunnen reeds voor het moment van interne collectieve
waardeoverdracht, bedoeld in artikel 150m, opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten
van personen die bezwaar maken als bedoeld in artikel 150m, negende lid, worden voortgezet
op grond van een uitkeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel
luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst
pensioenen. De pensioenovereenkomst kan slechts worden gewijzigd voor zover dit noodzakelijk
is om de pensioenovereenkomst aan een andere pensioenuitvoerder te kunnen overdragen.
VI
Na artikel IV, onderdeel A, worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 145h, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel e wordt toegevoegd «in het geval van:
1°. volledige interne collectieve waardeoverdracht;
2°. gedeeltelijke interne collectieve waardeoverdracht waarbij de personen die bezwaar
maken, bedoeld in artikel 145l, tiende lid, daarvan worden uitgezonderd; of
3°. indien van toepassing, niet overgaan tot de interne collectieve waardeoverdracht als
gevolg van een ontbrekende goedkeuring als bedoeld in artikel 145l, dertiende lid;
2. Onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel g door een puntkomma en onder
vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma worden drie
onderdelen toegevoegd, luidende:
i. de wijze waarop de procedure van het individueel bezwaarrecht dan wel het goedkeuringsrecht,
bedoeld in artikel 145l, achtste lid, wordt vormgegeven en de motivering voor de gekozen
procedure;
j. de verwachtingen van het beroepspensioenfonds met betrekking tot de uitkomst van het
individueel bezwaarrecht dan wel het goedkeuringsrecht, bedoeld in artikel 145l, achtste
lid; en
k. indien van toepassing, de motivering van de evenwichtigheid, bedoeld in artikel 145l,
vijftiende lid.
Ab
In artikel 145i, tweede lid, onderdeel a, wordt na «pensioenrechten» ingevoegd «en
met de gevolgen van het al dan niet kenbaar maken van bezwaren tegen de interne collectieve
waardeoverdracht en met de gevolgen van de gevallen, genoemd in artikel 145h, tweede
lid, onderdeel e» en wordt na «optimistisch scenario» toegevoegd «, met de waarschuwing
dat de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen kan verschillen
van de weergegeven verwachtingen».
Ac
Artikel 145k wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vierde lid wordt onder vervanging van «; of» in onderdeel b door een puntkomma
en onder vervanging van de punt in onderdeel c door «; of» een onderdeel toegevoegd,
luidende:
d. geen goedkeuring is verkregen als bedoeld in artikel 145l, dertiende lid.
2. In het vijfde lid wordt na «bedoeld in dit artikel,» ingevoegd «of indien er geen
goedkeuring is verleend als bedoeld in artikel 145l, dertiende lid,
3. In het zevende lid wordt na «145l,» toegevoegd «of voor zover het de pensioenovereenkomsten
betreft van de personen die bezwaar maken, bedoeld in het tiend lid van dat artikel,».
Ad
Na artikel 145l, zevende lid worden, onder vernummering van het achtste en negende
lid tot zestiende en zeventiende lid, acht leden ingevoegd luidende:
8. Deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kunnen,
overeenkomstig artikel 91, tweede lid, onderdeel a, gedurende een redelijke termijn
van ten minste zes weken aansluitend aan het moment van informeren, bedoeld in het
negende lid, bij het beroepspensioenfonds individueel bezwaar kenbaar maken tegen
de voorgenomen interne collectieve waardeoverdracht, tenzij het beroepspensioenfonds
aan de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden een
goedkeuringsrecht biedt als bedoeld in het elfde lid.
9. Het beroepspensioenfonds verstrekt de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners
en pensioengerechtigden overeenkomstig artikel 145i, tweede lid, onderdeel a, elektronisch
of schriftelijk informatie over het voornemen tot interne collectieve waardeoverdracht.
Daarbij geeft het beroepspensioenfonds aan de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen
partners en pensioengerechtigden tevens de mogelijkheid om bezwaren tegen deze voorgenomen
waardeoverdracht bij het beroepspensioenfonds kenbaar te maken, dan wel, indien het
beroepspensioenfonds heeft gekozen voor het goedkeuringsrecht, bedoeld in het elfde
lid, de mogelijkheid hiervan gebruik te maken.
10. De pensioenaanspraken en pensioenrechten van deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen
partners en pensioengerechtigden die bezwaren kenbaar hebben gemaakt als bedoeld in
het negende lid, worden niet in de interne collectieve waardeoverdracht betrokken.
Het vermogen dat niet wordt betrokken in de waardeoverdracht, wordt vastgesteld op
basis van de technische voorziening van de pensioenaanspraken en pensioenrechten vermenigvuldigd
met de dekkingsgraad op of direct voorafgaand aan het tijdstip van deze waardeoverdracht.
11. Een beroepspensioenfonds kan gemotiveerd, in plaats van de mogelijkheid om individueel
bezwaar te maken, aan de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden
een goedkeuringsrecht voor de interne collectieve waardeoverdracht bieden. In dat
geval kunnen de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden
hun stem uitbrengen gedurende een redelijke termijn van ten minste zes weken vanaf
het moment van informeren, bedoeld in het negende lid.
12. Indien het beroepspensioenfonds een goedkeuringsrecht voor de interne collectieve
waardeoverdracht biedt, is de goedkeuring verleend wanneer:
a. een meerderheid van de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden
die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk of elektronisch verzoek
het voorgenomen besluit met betrekking tot de interne collectieve waardeoverdracht
heeft goedgekeurd; en
b. het aantal personen dat heeft gereageerd op het verzoek, bedoeld onder a, minimaal
dertig procent vertegenwoordigt van alle bij de interne collectieve waardeoverdracht
betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden,
ongeacht de waarde die de betreffende deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners
en pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
13. Wanneer aan de voorwaarden, bedoeld in het twaalfde lid, niet is voldaan, is de goedkeuring
niet verleend en wordt niet overgegaan tot interne collectieve waardeoverdracht. Of
de goedkeuring al dan niet is verleend, wordt uiterlijk vier weken voor de beoogde
datum van deze waardeoverdracht elektronisch gemeld aan de toezichthouder.
14. Artikel 59a is van overeenkomstige toepassing bij het maken van een keuze binnen
de procedure van bezwaarrecht dan wel goedkeuringsrecht, genoemd in dit artikel.
15. Het beroepspensioenfonds kan het vermogen dat overeenkomstig het tiende of dertiende
lid niet wordt betrokken in de interne collectieve waardeoverdracht verminderen met
een bedrag dat wordt aangewend voor de compensatie van deelnemers, mits dit evenwichtig
is.
VII
Na artikel IV, onderdeel C, aanhef, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het eerste lid wordt na «plaatsvindt,» ingevoegd «of, indien geen goedkeuring
is verleend als bedoeld in artikel 145l, dertiende lid, plaats zou vinden».
VIII
Aan artikel IV wordt een onderdeel toegevoegd luidende:
I
Na artikel 214g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 214h. Overgangsrecht individueel bezwaarrecht en goedkeuringsrecht interne
waardeoverdracht
1. De artikelen 145h, 145i, 145k, 145l en 145o, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende wijziging van de Pensioenwet,
de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging
van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel en het waarborgen van zeggenschap
bij interne collectieve waardeoverdracht, blijven van toepassing voor het beroepspensioenfonds
dat overgaat tot interne collectieve waardeoverdracht uiterlijk zestig dagen na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin die wet wordt bekendgemaakt.
2. Indien het implementatieplan met inbegrip van het communicatieplan al is ingediend
bij de toezichthouder op of voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
de Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten
in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
en het waarborgen van zeggenschap bij interne collectieve waardeoverdracht, legt het
beroepspensioenfonds in een aanvulling op die plannen vast wat in artikel 145h, tweede
lid, onderdelen e, i, j en k, en artikel 145i, tweede lid, onderdeel a, is beschreven
voor zover die plannen nog niet voldoen aan deze bepalingen en het beroepspensioenfonds
overgaat tot interne collectieve waardeoverdracht na de periode van zestig dagen,
bedoeld in het eerste lid.
3. In afwijking van artikel 28 kunnen reeds voor het moment van interne collectieve
waardeoverdracht, bedoeld in artikel 145l, opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten
van personen die bezwaar maken als bedoeld in artikel 145l, achtste lid, worden voortgezet
op grond van een uitkeringsregeling als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel luidde
op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen.
De beroepspensioenregeling kan slechts worden gewijzigd voor zover dit noodzakelijk
is om de beroepspensioenregeling aan een andere pensioenuitvoerder te kunnen overdragen.
Toelichting
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) voorziet erin dat nieuwe pensioenopbouw voortaan
plaatsvindt in een premieregeling. In een premieregeling bouwen mensen een persoonlijk
pensioenvermogen op, vanaf pensioendatum volgt daaruit een «variabele» uitkering,
die jaarlijks wordt aangepast afhankelijk van onder meer beleggingsrendementen, rente
en de levensverwachting. Het bijzondere bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel
is dat in de Wtp is afgesproken dat ook bestaande «vaste» uitkeringen standaard worden
omgezet in «variabele» uitkeringen, ofwel in jargon: dat er wordt «ingevaren». Dit
geldt dus ook voor reeds gepensioneerden.
Om dit invaren mogelijk te maken is het individueel bezwaarrecht buiten werking gesteld.
Daar is versterkte collectieve medezeggenschap voor in de plaats gekomen, waaronder
een hoorrecht voor slapers- en gepensioneerdenverenigingen.
Al sinds de totstandkoming van de Wtp is het de vraag of het invaren juridisch wel
is toegestaan, of dat er mogelijk sprake is van een ongeoorloofde inmenging in het
eigendomsrecht. De Tweede Kamer heeft daarom een juridische analyse1 laten maken om de juridische risico's en mogelijke aansprakelijkheid van het invaren
voor de staat, werkgevers en pensioenfondsen in beeld te brengen. En om te kijken
wat de risico's van invaren zijn voor het rechtsstelsel en wat de mogelijke omvang
van deze risico's is. Dit laatste ook met oog op de uitspraak van de Raad voor de
Rechtspraak dat de invoering van de Wtp «tot een aanzienlijke extra belasting van
de civiele rechter kan leiden, en in het ergste geval zelfs tot een ontregeling van
het civiele rechtspraaksysteem.»2
Nieuwe inzichten sinds inwerkingtreding Wtp op 1 juli 2023
De juridische analyse van 15 oktober 2024 geeft aan dat het buiten werking stellen
van het individueel bezwaarrecht afbreuk doet aan wezenlijke inhoud van het pensioenrecht.
Volgens de analyse is de burger bij de besluitvorming over het invaren «buitenspel
gezet». Ook stelt de analyse dat de versterkte collectieve medezeggenschap niet kan
worden beschouwd als een adequate vervanging. Hierdoor loopt naar het oordeel van
de indieners van dit amendement de uitvoering van de wet op dit onderdeel ernstige
risico’s, met als mogelijk gevolg schade van enige omvang voor de betrokken deelnemers,
gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden met betrekking tot hun
pensioenuitkering. Daarnaast bestaat het risico dat pas in een later stadium de omvang
van de schade kan worden vastgesteld, terwijl dan de kans op het kunnen herstellen
daarvan niet groot meer is, immers invaren is een onomkeerbare actie. De analyse stelt
verder dat er zeker risico’s zijn dat de rechtspraak onder druk komt te staan en dat
het zo maar kan gebeuren dat de rechtspraak wordt overspoeld met een reeks van zaken.
De Tweede Kamer organiseerde verder in juni 2024 een rondetafelgesprek waarin het
hoorrecht voor verenigingen van slapers- en gepensioneerden aan bod kwam. Hieruit
bleek dat er bij veel pensioenfondsen helemaal geen hoorrecht heeft plaatsgevonden,
danwel dat het hoorrecht vaak niet goed werkt. Op verzoek van de Tweede Kamer is vervolgens
nog nader onderzoek3 gedaan naar (tevredenheid over) het hoorrecht, waaruit blijkt dat maar heel weinig
mensen (5% van de gepensioneerden en 2% van de gewezen deelnemers) bekend zijn met
het hoorrecht. Verschillende casestudies laten zien dat het hoorrecht lang niet altijd
goed loopt4.
Inmiddels zijn de eerste rechtszaken over het invaren ook al begonnen, zijn er claimstichtingen
met meer dan 300.000 mensen op de been en heeft de eerste rechtsbijstandsverzekeraar
sinds 1 januari 2025 besloten juridische hulp bij conflicten over invaren uit te sluiten.
Waarmee de zorgen over de rechtspositie van deelnemers bij invaren, die al steeds
verder ingeperkt was, nu nog verder toenemen5. Veel deelnemersorganisaties6 ondersteunen het principiële punt van inspraak voor deelnemers uit dit amendement,
omdat dit een tekortkoming in de wet herstelt, de rechtsbescherming van deelnemers
verbetert en juridische procedures hiermee mogelijk kunnen worden voorkomen.
Daarnaast laat onderzoek van het NIBUD7 (2024) zien dat 80% van de mensen aangeeft zelf te willen bepalen of hun eigen gespaarde
pensioen wordt overgezet naar een nieuw pensioenstelsel, terwijl zij hiertoe onder
de huidige wetgeving geen enkel handelingsperspectief hebben. Onderzoek8 van Henkens en van Dalen (januari 2025) laat zien dat 72% van de pensioenfondsdeelnemers
zegt mee te willen doen aan collectief goedkeuringsrecht in de vorm van een referendum.
Een peiling van de Telegraaf9 (januari 2025) laat zien dat 77% van de 4379 deelnemers aan de peiling een referendum
over het pensioenstelsel terecht vindt.
Vertegenwoordigers van 11 seniorenverenigingen en gepensioneerdenorganisaties10 schreven in januari 2025 dat de juridische onzekerheid die de huidige wet met zich
meebrengt de komende jaren permanente spanning zal opleveren. «Dat is voor geen enkele
partij van belang. De voorgestelde wetswijziging voorkomt dit.» ANBO-PCOB schrijft
in maart 2025 dat 11: «... de onrust onder groepen deelnemers wel degelijk reëel is, waar de Raad van
State ontkent dat er nieuwe omstandigheden zijn.»
Dit alles maakt het draagvlak en vertrouwen in het nieuwe pensioenstelsel kwetsbaar
en brengt bovendien juridische risico’s met zich mee.
Geef deelnemers zelf inspraak over hun bestaande pensioen
De indieners stellen voor om de mensen van wie het pensioen is het laatste woord te
geven bij het invaren. Nu kunnen sociale partners en pensioenfondsen besluiten om
wel of niet in te varen. Indieners zien daarbij dat ongeveer een kwart12 van de pensioenfondsen niet gaat invaren. Ook zijn er pensioenfondsen die slechts
gedeeltelijk willen invaren, zoals bij pensioenfonds PGB. Daarmee blijven veel pensioenuitvoeringsorganisaties
in Nederland zowel de oude als de nieuwe regeling uitvoeren, ongeacht of dit amendement
wordt aangenomen of niet.
De pensioenfondsen die kiezen voor niet-invaren hebben daartoe diverse redenen. Deltalloyd
pensioenfonds geeft bijvoorbeeld aan dat zij liever niet invaren13 omdat de nieuwe regeling volgens hen een hogere kortingskans kent en de koopkracht
behoorlijk lager kan uitpakken dan in de huidige regeling, waardoor hun deelnemers
in de nieuwe regeling in de financiële problemen zouden kunnen komen. Andere redenen
uit de praktijk zijn bijvoorbeeld14 dat deelnemers tevreden zijn met de huidige regeling, dat invaren niet uitvoerbaar
is of omdat er geen werkgever meer is die tot invaren kan verzoeken.
De huidige situatie is dus dat sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties)
en het pensioenfonds kunnen besluiten om in te varen of daarvan af te zien. De indieners
willen de mensen van wie het pensioen is hier ook een stem in geven. Het gaat uiteindelijk
immers om hun uitgestelde loon, hun inkomen en hun bestaanszekerheid.
Herstellen van individueel bezwaarrecht
De indieners stellen met dit amendement voor om deelnemers standaard inspraak te geven
in de vorm van individueel bezwaarrecht, ofwel iedereen een «opt-out» mogelijkheid
te bieden. Zodat iedereen zelf kan kiezen tussen een «vaste» en een «variabele» uitkering.
Indieners beogen dit door het individueel bezwaarrecht dat al bestond (zoals in artikel 83
Pensioenwet (PW) en artikel 91 Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb)) bij invaren
te herstellen. Indien een pensioenfonds geen individueel bezwaarrecht kan bieden,
kan het daar gemotiveerd van afwijken en inspraak in de vorm van een collectief goedkeuringsrecht
geven.
Daarbij gaat de groep bezwaarmakers «dekkingsgraadneutraal» over, net zoals dat in
de praktijk15 ook al gebeurt en door De Nederlandsche Bank is voorgeschreven onder artikel 83PW
en artikel 91Wvb. Ofwel in de toedeling van het vermogen wordt de buffer of het tekort
bij invaren naar evenredigheid toegerekend aan de groep bezwaarmakers en de groep
belanghebbenden die invaart. Met dien verstande dat dit amendement de mogelijkheid
biedt om de groep bezwaarmakers bij te laten dragen aan de compensatie afschaffing
doorsneesystematiek, in lijn met de compensatie die het pensioenfonds voor het invaren
heeft vastgesteld (conform artikel 150n), mits dit evenwichtig is.
Net als de kosten voor de inrichting en transitie naar de nieuwe premieregeling voor
nieuwe opbouw, worden ook de kosten voor het inrichten van een oplossing voor de groep
bezwaarmakers collectief gedragen. Zoals dat nu ook al gebruikelijk is bij collectieve
waardeoverdrachten met individueel bezwaarrecht.
Aansluiting bij bestaande praktijk
Het bieden van individueel bezwaarrecht bij een aanpassing van bestaande pensioenen
(een zogenaamde collectieve waardeoverdracht) is staande praktijk die al jarenlang
goed heeft werkt. De indieners zien in de praktijk dat er ook pensioenfondsen zijn
die bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel individueel bezwaarrecht willen
bieden zoals Pensioenfonds Nederlandse Groothandel16. Dit laat ook zien dat dit in de praktijk uitvoeringstechnisch mogelijk is binnen
aanvaardbare kosten. En toont ook aan dat de informatievoorziening en keuzebegeleiding
mogelijk zijn, waarop De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten
(AFM) nu ook al toezicht moeten houden.
Tot nu toe konden pensioenfondsen er zelf voor kiezen om alle deelnemers al dan niet
inspraak te geven bij invaren. De indieners vinden dat alle deelnemers aan pensioenfondsen
die willen invaren de mogelijkheid tot inspraak moeten krijgen.
Proces
Met dit amendement blijft de Wet toekomst pensioenen gewoon volledig van kracht. De
indieners beogen slechts één element toe te voegen, namelijk het herstellen van inspraak
voor mensen van wie het pensioen is bij omzetting van de bestaande pensioenen naar
het nieuwe stelsel. De indieners sluiten daarbij bij de vormgeving van de inspraak
zoveel mogelijk aan bij de bestaande praktijk en het al lopende transitieproces.
Sociale partners en pensioenfondsen kunnen door met hun voorgenomen transitieplannen.
Daarbij blijft het invaren-tenzij de wettelijke standaard. Pensioenfondsen bieden
vervolgens de deelnemers individueel bezwaarrecht op fondsniveau. Pensioenfondsen
hebben daarbij de praktische verantwoordelijkheid om vooraf in kaart te brengen waar
de bezwaarmakers kunnen worden ondergebracht. Pensioenfondsen kunnen de groep bezwaarmakers
zelf in de administratie houden of de bezwaarmakers bijvoorbeeld via een «carve-out»
bij een andere pensioenuitvoerder onderbrengen. Denk bijvoorbeeld aan het onderbrengen
bij een Algemeen Pensioenfonds (APF) of een multi-client pensioenfonds (zoals bijvoorbeeld
PGB) die het bestaande pensioenstelsel, het Financieel Toetsingskader (FTK), blijft
uitvoeren. Pensioenfondsen kunnen in de vormgeving van het onderbrengen van de groep
bezwaarmakers aansluiten bij al bestaande praktijkoplossingen zoals die gebruikelijk
zijn bij collectieve waardeoverdrachten met individueel bezwaarrecht.
Pensioenfondsen leggen in het implementatieplan (of een aanvulling daarop) vast op
welke wijze de procedure van het individueel bezwaarrecht dan wel het collectief goedkeuringsrecht
wordt vormgegeven inclusief een motivatie voor de gekozen procedure. Daarnaast leggen
de pensioenfondsen ook de wijze vast waarop zal worden omgegaan met de pensioenaanspraken
en -rechten van de personen die individueel bezwaar maken of in het geval dat niet
wordt overgegaan tot de interne collectieve waardeoverdracht door de uitkomst van
het collectief goedkeuringsrecht (artikel 150i PW danwel 145h Wvb).
In het communicatieplan (of in een aanvulling daarop) leggen pensioenfondsen vast
op welke wijze deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden
worden geïnformeerd over de gevolgen van het al dan niet kenbaar maken van bezwaar
tegen de interne collectieve waardeoverdracht, waarbij ook uitdrukkelijk wordt gewaarschuwd
dat de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen kan verschillen
van de weergegeven verwachtingen, zowel bij het invaren als bij het maken van bezwaar
(artikel 150j PW danwel 145i Wvb).
Bij de besluiten die moeten worden genomen ten aanzien van het vormgeven en implementeren
van het individueel bezwaarrecht danwel het collectief goedkeuringsrecht zijn het
zesde en zevende lid van artikel 150m van toepassing, waardoor zowel het belanghebbendenorgaan
als de Raad van Toezicht ook goedkeuring moeten verlenen voor besluiten die moeten
worden genomen op grond van de artikelleden ten aanzien van het individueel bezwaarrecht
danwel het collectief goedkeuringsrecht.
Informatieverstrekking, keuzebegeleiding en toezicht
Voor de vormgeving van informatieverstrekking en keuzebegeleiding kan worden aangesloten
bij de bestaande praktijk en voorschriften van AFM17 in het kader van collectieve waardeoverdrachten. Zo krijgen deelnemers voor zowel
invaren als het individueel bezwaar hun verwacht pensioen te zien in een «verwacht
weer»-, «goed weer»- en «slecht weer» economisch scenario, waarbij ook bij beide opties
een neutrale beschrijving moet staan van de mogelijke voor- en nadelen (artikel 150j
PW dan wel 145i Wvb). De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt moet correct,
duidelijk en evenwichtig zijn. De informatie wordt tijdig verstrekt (artikel 48, eerste
lid PW danwel artikel 59, eerste lid PW). Er moet daarbij sprake zijn van een redelijke
beslistermijn van ten minste zes weken voor deelnemers. Hierin moeten zij voldoende
tijd hebben om in staat te zijn de informatie tot zich te nemen, hierover eventueel
advies in te winnen en een passende keuze te maken. De deelnemer moet dus voldoende
tijd hebben om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen, zoals de voorschriften
van de AFM voorschrijven.
Indieners beogen pensioenfondsen in de praktijk de vrijheid te geven om zelf een afweging
te maken in de keuze voor een apart communicatiemoment of om de keuze voor te leggen
bij het al geplande communicatiemoment over de verwachte (individuele) gevolgen van
het invaren. Hiermee wordt wettelijk gezien het lopende implementatietraject zowel
voor de pensioenfondsen als voor de deelnemers zo min mogelijk extra belast, maar
krijgen mensen wel een stem als het gaat over wat er gebeurt met hun reeds opgebouwde
pensioenen.
Het toezicht op het individueel bezwaarrecht danwel collectief goedkeuringsrecht wordt
gehouden door de toezichthouders DNB en de AFM. Hierbij is het wettelijk geldende
toezichtkader zoals beschreven in artikel 151 van de Pensioenwet en artikel 146 van
de Wet verplichte beroepspensioenregeling van toepassing. Net als nu gebruikelijk18 bij inspraak in collectieve waardeoverdrachten houdt de AFM vooraf toezicht op het
individueel bezwaarrecht danwel collectief goedkeuringsrecht.
Evenwichtigheid en compensatie bij individueel bezwaarrecht
Met dit amendement blijft invaren de standaard. Een pensioenfonds dat wil invaren,
kan daarmee de deelnemers zoals de wet nu voorschrijft goed uitleggen en overtuigen
dat de omzetting van hun aanspraken en rechten in hun belang is, zodat in verwachting
het overgrote deel van de deelnemers zal instemmen met invaren.
Pensioenfondsen hebben natuurlijk de mogelijkheid om vooraf al te peilen welke mensen
mogelijk bezwaar willen gaan maken, voordat het definitieve bezwaarrecht wordt voorgelegd.
Dit geeft vooraf al meer inzicht in de mogelijke gevolgen. Bij het geven van individueel
bezwaarrecht zijn de pensioenuitkomsten namelijk niet alleen afhankelijk van de dagkoersen
op moment van invaren (denk aan de beurskoers en de hoogte van de rente), maar ook
van de vraag welke deelnemers precies bezwaar maken. Pensioenfondsen hebben hier in
de praktijk ervaring mee, want dit is inherent aan het individueel bezwaarrecht bij
collectieve waardeoverdrachten zoals ook gebruikelijk was voor de inwerkingtreding
van de Wtp. Het aantal bezwaarmakers kan daarmee ook invloed hebben op de evenwichtigheid
van de groep die invaart.
Bij een relatief kleine groep bezwaarmakers is de impact in verwachting zeer beperkt.
In het geval dat een grote groep deelnemers van een bepaalde leeftijdscategorie (bijvoorbeeld
alle gepensioneerden, of alle niet-gepensioneerden) bezwaar maakt kan de evenwichtigheid
mogelijk wel in gevaar komen.
Sociale partners en pensioenfondsen hoeven om te kijken of bij een grote groep bezwaarmakers
het invaren voor de overgebleven groep nog evenwichtig is, geen aanpassingen aan hun
bestaande transitie- en invaarplannen te maken. Zij hebben namelijk al wettelijk verplichte
bandbreedtes vastgelegd rondom pensioenverwachtingen en netto-profijt, waarmee zij
kunnen beoordelen of het invaren ondanks gewijzigde omstandigheden nog evenwichtig
is. Het kan zijn dat door een wijziging in de financiële positie, op de beleggingsbeurzen,
door de rente, door een grote groep bezwaarmakers of andere onvoorziene omstandigheden
de invaaruitkomsten buiten de afgesproken bandbreedte van evenwichtigheid vallen.
Pensioenfondsen moeten voor deze situatie nu al verplicht een plan B maken wat ze
in dat geval doen, waarbij veel pensioenfondsen hebben afgesproken dan de plannen
opnieuw te bezien19.
Hier wijzigt niets aan in het proces, behalve dat een pensioenfonds bij individueel
bezwaarrecht ook door de selectie van de groep deelnemers die bezwaar maakt, mogelijk
de plannen moet aanpassen. Dit zal in verwachting alleen het geval zijn als een grote
en qua leeftijd onevenredig verdeelde groep bezwaar maakt. Waarbij pensioenfondsen
zich überhaupt kunnen afvragen of het doorzetten van de afgesproken invaarplannen
in dat geval dan wel verstandig is.
De compensatie voor de afschaffing doorsneesystematiek valt hier overigens buiten
en kan sowieso evenwichtig vormgegeven worden, waarbij bezwaarmakers indien evenwichtig
ook kunnen meebetalen aan de compensatie met dit amendement.
Collectief goedkeuringsrecht
Individueel bezwaarrecht bij invaren is de standaard in dit amendement, pensioenfondsen
kunnen daar alleen gemotiveerd van afwijken in de vorm van een collectief goedkeuringsrecht.
De verantwoordelijkheid om onderbouwd te motiveren waarom eventueel wordt afgeweken
van het individueel bezwaarrecht door te kiezen voor collectief goedkeuringsrecht
ligt bij het pensioenfonds. Het individueel bezwaarrecht of collectief goedkeuringsrecht
wordt immers door het pensioenfonds uitgevoerd, dus pensioenfondsen hebben naar oordeel
van de indieners het beste inzicht in de praktische situatie en de meest passende
vorm van inspraak.
De indieners zien in de praktijk dat er pensioenfondsen zijn die een vorm van collectief
goedkeuringsrecht hebben gegeven bij invaren. Bijvoorbeeld pensioenfondskring RBS20 waar 60% van alle deelnemers is opgekomen en 99,5% voor invaren heeft gestemd, of
PGB pensioenen Plukon21 die na een referendum hebben besloten om niet in te varen.
Voor het collectief goedkeuringsrecht willen de indieners zoveel mogelijk aansluiten
bij de eisen van een collectieve waardeoverdracht naar een buitenlandse lidstaat (artikel 90a
PW en artikel 98a Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb)), waarbij in dit amendement
de meerderheid van de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en de pensioengerechtigden
die aan de goedkeuringsprocedure deelnemen bepaalt of er ingevaren wordt of niet.
Ofwel als meer dan 50% wil invaren dan varen alle bestaande rechten in. Als 50% of
meer niet wil invaren, dan varen de bestaande rechten niet in. Om in te kunnen varen
is tevens nodig dat ten minste 30% van alle betrokkenen (deelnemers, gewezen deelnemers,
gewezen partners en de pensioengerechtigden tezamen) heeft gereageerd op een daartoe
strekkend verzoek met het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht,
zodat de uitslag voldoende representatief is.
Artikel 90a PW en artikel 98a Wvb vereisen instemming van een tweederdemeerderheid.
In dit amendement is de drempel lager gezet, namelijk op een gewone meerderheid, ofwel
de helft van de stemmen plus een. Het achterliggende idee is dat de meerderheid bepaalt
of er al dan niet wordt ingevaren. In aanvulling op artikel 90a PW en 98a Wvb is een
opkomstdrempel toegevoegd om te waarborgen dat de uitslag van het collectief goedkeuringsrecht
voldoende representatief is en de werkgever/beroepspensioenvereniging, die het verzoek
tot invaren doet, samen met het pensioenfonds zich maximaal inspannen om iedereen
bij het collectief goedkeuringsrecht te betrekken en alle betrokkenen ervan te overtuigen
dat invaren evenwichtig is.
Dicht aansluiten bij de eisen van al bestaande wetgeving voor collectieve waardeoverdrachten
maakt dat de pensioensector en de toezichthouders zoveel mogelijk kunnen aansluiten
bij al bestaande procedures22. Door het collectieve karakter zijn de uitkomsten van het goedkeuringsrecht en daarmee
ook de individuele gevolgen die je mensen kan voorleggen voorspelbaar: alle deelnemers,
gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden varen in (bij voldoende
instemming) of varen niet in. Ofwel alle bestaande rechten blijven staan in de huidige
uitkeringsregeling, of alle rechten worden omgezet naar persoonlijke pensioenvermogens
binnen de nieuwe premieregeling. Dit laat onverlet dat nieuwe pensioenopbouw sowieso
in een nieuwe premieregeling zal plaatsvinden. Daarbij wordt bij zowel invaren als
niet-invaren uitgegaan van dezelfde totale premie-inleg voor de nieuwe pensioenopbouw,
zodat beide opties gelijkwaardig zijn.
Evenwichtigheid en compensatie bij collectief goedkeuringsrecht
Daarbij willen indieners benadrukken dat er bij gelijke totale premie-inleg logischerwijs
zowel bij invaren als bij niet-invaren evenveel pensioenvermogen beschikbaar is voor
toekomstige pensioenuitkeringen. De indieners realiseren zich dat sociale partners
bij invaren nu vaak een deel van het bestaande vermogen, dat gereserveerd is voor
de bestaande pensioenen, ineens willen afzonderen voor de toekomstige pensioenopbouw
voor de groep van grofweg «45–55 jarige werknemers». Als compensatie voor het feit
dat deze groep door de nieuwe premiesystematiek in verwachting minder pensioen opbouwt
in het nieuwe pensioenstelsel.
Bij niet-invaren kan ook een deel van het bestaande pensioenvermogen in één keer worden
afgezonderd om deze compensatieproblematiek op te lossen met dit amendement. Bij niet-invaren
kan er evenwel/daarnaast ook voor een meer geleidelijke compensatie worden gekozen
door middel van indexatie uit overrendementen op het bestaande pensioenvermogen. Hiermee
zijn er zowel bij invaren als bij niet-invaren vergelijkbare mogelijkheden om te komen
tot een goede evenwichtige belangenafweging conform artikel 105PW, zonder dat er druk
ontstaat op de premie/loonruimte.
Hiermee komen indieners ook tegemoet aan de onderliggende zorgen in het advies van
de Raad van State bij een eerdere versie van dit amendement, ten aanzien van financiën
voor werkgevers/werknemers, evenwichtigheid, compensatie, pensioenperspectief voor
groepen deelnemers en solidariteit bij de overgang naar het nieuwe stelsel. De uitslag
van niet-invaren bij een collectief goedkeuringsrecht leidt daarmee ook niet tot belastingtegenvallers
door premieverhogingen en heeft ook geen financiële gevolgen voor de overheid als
werkgever.
Pensioenfondsen hebben bij het bieden van collectief goedkeuringsrecht de praktische
verantwoordelijkheid om vooraf de consequenties van een scenario waarin niet ingevaren
wordt in beeld te brengen. De indieners zijn van mening dat die consequenties van
niet-invaren sowieso door elk pensioenfonds dat wil invaren in kaart moeten worden
gebracht, ook zonder dit amendement. Al was het alleen maar om de deelnemers, gewezen
deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden eerlijk, volledig, objectief
en zorgvuldig te kunnen informeren over de transitie en over de afweging die door
het betrokken fonds is gemaakt tussen invaren en niet-invaren. En daarnaast ook omdat
bij elk fonds de mogelijkheid voorligt om, in overeenstemming met de bepalingen van
de Wtp, te besluiten tot niet-invaren. Het amendement brengt in deze positie van de
pensioenfondsen geen wijziging. Als zowel de consequenties van invaren als van niet-invaren
in beeld zijn kan het collectief goedkeuringsrecht eenvoudig aan deelnemers voorgelegd
worden.
Vergroten draagvlak en vertrouwen
Dit amendement beoogt het draagvlak voor de transitie en het vertrouwen in het pensioenstelsel
te vergroten. Daarbij verkleint het geven van individueel bezwaarrecht danwel collectief
goedkeuringsrecht en daarmee het geven van een stem aan de deelnemers van wie het
pensioen is, in verwachting ook de juridische risico’s voor de staat, pensioenfondsen
en werkgevers23. Immers wordt er met het amendement weer een individueel bezwaarrecht geïntroduceerd,
danwel wordt via een collectief goedkeuringsrecht het versterkte collectief medezeggenschap
dat in plaats van individueel bezwaarrecht geïntroduceerd was om juridische risico’s
te verkleinen, versterkt. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau24 accepteren mensen gemaakte besluiten, ook als die niet in lijn zijn met hun wensen,
vaker als ze zich meer gehoord voelen zoals met een referendum. Ook neemt door een
individueel bezwaarrecht of collectief goedkeuringsrecht de kans op succesvolle juridische
procedures af. Alhoewel de indieners zich ook realiseren dat dit amendement niet alle
juridische risico’s kan wegnemen.
Overgangsrecht
De indieners stellen een overgangstermijn in, voor pensioenfondsen die invaren uiterlijk
60 dagen na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de Wet houdende wijziging
van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband
met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel en het waarborgen
van zeggenschap bij interne collectieve waardeoverdracht wordt bekendgemaakt. Voor
pensioenfondsen die na die 60 dagen invaren is de verplichte inspraak bij invaren
van kracht.
Pensioenfondsen die na inwerkingtreding van de wet een implementatieplan met inbegrip
van een communicatieplan indienen, moeten voldoen aan de aanvullingen op het implementatieplan
en communicatieplan in verband met individueel bezwaar danwel een collectief goedkeuringsrecht,
zoals die aanvullend in dit amendement zijn opgenomen. Indien het implementatieplan
met inbegrip van het communicatieplan bij inwerkingtreding van de wet al is ingediend
bij de toezichthouder legt het pensioenfonds in een aanvulling daarop die plannen
vast, tenzij het daadwerkelijke moment van invaren valt binnen de periode van 60 dagen.
Transitie FTK
Pensioenfondsen kunnen gebruik blijven maken van het transitie FTK met dit amendement,
onder de voorwaarde zoals gesteld in artikel 150p PW lid 1, namelijk dat ze in verwachting
overgaan tot invaren als geregeld in artikel 150m. De verwachting voor de pensioenfondsen
die willen invaren, blijft immers invaren, ook na aanname van dit amendement. Het
kan zijn dat er achteraf geheel of gedeeltelijk toch niet kan worden ingevaren, maar
dit is in feite niet anders dan de huidige situatie van pensioenfondsen. Immers ook
zonder dit amendement is het zo dat sociale partners en pensioenfondsen wel een intentie
hebben tot invaren, maar nog niet zeker weten of ze ook daadwerkelijk gaan invaren
tot het zover is. Daarbij mag een pensioenfonds dat gebruik maakt van het transitie
FTK ook bij aanname van dit amendement gebruik maken van versoepelde indexatieregels
voor het invaren, net zoals nu het geval is.
Financiële consequenties, transitieperiode en compensatieperiode
De financiële consequenties van het individueel bezwaarrecht danwel het collectief
goedkeuringsrecht liggen op werkgevers- en pensioenfondsniveau. Naar verwachting brengt
dit geen tot beperkte extra kosten met zich mee. Nu kennen pensioenfondsen vaak al
meerdere regelingen naast elkaar. Bijvoorbeeld een basisregeling en een netto regeling
voor hogere inkomens. Daarnaast was het altijd al zo dat bij een aanpassing van de
pensioenregeling voor nieuwe pensioenopbouw, de bestaande pensioenrechten en aanspraken
gewoon in stand bleven. Danwel dat het pensioenfonds individueel bezwaarrecht gaf
als het ook bestaande pensioenrechten en -aanspraken wilde omzetten. Hier worden in
de praktijk altijd kostenefficiënte oplossingen voor gezocht. Daarbij is het belangrijk
te melden dat bestaande administratiesystemen sowieso in stand blijven omdat ongeveer
een kwart van de pensioenfondsen niet (of slechts gedeeltelijk) invaart en omdat er
fondsen zijn die een «vaste» uitkeringsfase willen aanbieden binnen de flexibele regeling.
Daarnaast is er met de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel sprake van diverse
overgangsregelingen zoals voor bestaande nabestaandenpensioenen en wezenpensioenen,
die ook decennialang naast elkaar blijven bestaan.
Dit amendement beoogt geen nadere aanpassing van de compensatieperiode waarin de fiscale
premiegrens wordt verhoogd om compensatie fiscaal te faciliteren. Naar het oordeel
van de indieners leidt het invoeren van een individueel bezwaarrecht danwel collectief
goedkeuringsrecht niet direct tot een verlenging van de transitieperiode of de compensatieperiode.
Indieners realiseren zich dat de transitieperiode (en bijbehorende compensatieperiode)
allicht op een later moment verder verlengd moet worden, maar zijn van oordeel dat
dit in dat geval in samenhang moet worden bezien in álle redenen die bestaan om de
transitieperiode (en bijbehorende compensatieperiode) te verlengen. Dit kan bij inwerkingtreding
van het wetsvoorstel ter verlenging van de transitieperiode bij een algemene maatregel
van bestuur op een later moment in de transitie. Het toevoegen van een individueel
bezwaarrecht of collectief goedkeuringsrecht heeft volgens de indieners geen directe
impact op de mijlpalen in het herstel- en veerkrachtplan. Met de wettelijke mogelijkheid
om een deel van het vermogen ook bij niet-invaren af te zonderen voor de compensatie
van de afschaffing van de doorsneesystematiek, zijn ook financiële consequenties voor
de overheid als belastingontvanger en als werkgever niet van toepassing in dit amendement.
Diverse adviezen en wijze waarop die zijn meegenomen in het amendement
Over inspraak en de vormgeving daarvan zijn diverse adviezen25 uitgekomen, die hebben de indieners meegenomen in de vormgeving van dit amendement.
Enkele belangrijke onderdelen hieruit staan in onderstaande tabel samengevat:
Adviezen
Meegenomen in het vernieuwde amendement
Diverse pensioenexperts, jongeren- en ouderenorganisaties, Juridische analyse Peters,
Raad voor de Rechtspraak1
Individueel bezwaarrecht is de standaard, zodat iedereen zelf kan kiezen tussen een
«vaste» en een «variabele» uitkering. Indien er geen individueel bezwaarrecht geboden
wordt, moeten deelnemers ten minste een collectief goedkeuringsrecht krijgen bij invaren.
De Raad van State, de Pensioenfederatie, DNB, de StAr en ANBO-PCOB2 vragen aandacht voor financiën en pensioenperspectief van groepen deelnemers in verband
met compensatie in geval deelnemers inspraak krijgen
Dit amendement geeft zowel bij invaren als bij niet-invaren vergelijkbare mogelijkheden
voor de vormgeving van compensatie, zonder druk op de premie/loonruimte bij werkgevers/werknemers
en de overheid. Het amendement maakt namelijk compensatie vanuit het bestaande vermogen
mogelijk, ook bij (gedeeltelijk) niet-invaren. Hierdoor ontstaat er door inspraak
ook geen financiële claim voor de overheid als belastingontvanger en als werkgever.
De Raad van State vraagt aandacht voor evenwichtigheid van de besluitvorming in geval
deelnemers inspraak krijgen.
Pensioenfondsen moeten bij het inrichten van inspraak van deelnemers altijd rekening
houden met evenwichtige belangenafweging. Dit schrijft de Raad van State3 ook in haar advies over de Wtp zelf: «Ten overvloede zij opgemerkt dat ieder bestuursbesluit
te allen tijde dient te voldoen aan de norm van een evenwichtige belangenafweging
(artikel 105, tweede lid, van de Pensioenwet).» Dit betekent dus dat bij individueel
bezwaarrecht in de uiteindelijk door het pensioenfonds gekozen oplossing evenwichtige
belangenafweging voorop moet staan. Ook bij collectief goedkeuringsrecht moeten zowel
het scenario invaren als het scenario niet-invaren evenwichtig vormgegeven worden.
In de toelichting wordt hier nader op ingegaan
De AFM vraagt aandacht voor keuzebegeleiding en informatieverstrekking
In het amendement is ter verduidelijking opgenomen dat bij inspraak bij invaren de
strekking van artikel 48a Keuzebegeleiding PW overeenkomstig van toepassing is, door
dit expliciet op te nemen in de wettekst. Ook is artikel 150j PW (Communicatieplan)
nader aangevuld. Daarnaast gaat de toelichting nader in op de informatieverstrekking
die aansluit bij de leidraad informatieverstrekking aan deelnemers bij een Collectieve
Waardeoverdracht van de AFM.
De Raad van State, de Pensioenfederatie, DNB en de StAr vragen aandacht voor de gevolgen
van het proces in de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel
In het amendement is opgenomen welke eventuele aanvullende werkzaamheden nodig zijn
om inspraak voor deelnemers vorm te geven, wie daarvoor verantwoordelijk is en hoe
dit past in het lopende proces.
De Pensioenfederatie vraagt aandacht voor de overgangstermijn
In het amendement is expliciet een overgangstermijn opgenomen na uitgifte van het
staatsblad waarin de Wet houdende wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting
1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar
het nieuwe pensioenstelsel en het waarborgen van zeggenschap bij interne collectieve
waardeoverdracht wordt bekendgemaakt.
De Minister vraagt aandacht voor de nodige aanvullende wetgeving
De wetgeving en toelichting in het amendement zijn aangescherpt en verduidelijkt rondom
de toedeling vermogen (150m, 150l), voorwaarden voor keuzes en nieuwe afspraken (150i,150j
en 150l), voorschriften informatieverstrekking en keuzebegeleiding (150m en 150j),
voorwaarden transitie FTK (150p) en ten aanzien van eventuele verlenging tijdsduur
van de transitieperiode en eventueel compensatieperiode
X Noot
1
#wtp #referendum| Anne Laning, Bas Werker voorstel opt out - d.d. 20 juni 2024, Vast of variabel, geef pensioenspaarders die keuze Kocken Mehlkopf, Voorstel individueel bezwaarrecht | ANBO-PCOB, Manifest pensioenbeleid Jongerenorganisaties, Juridische analyse inzake Motie Joseph over risico’s van invaren, Raad voor de rechtspraak
X Noot
2
Voorstel individueel bezwaarrecht behoeft aanpassing | ANBO-PCOB
X Noot
3
Wet toekomst pensioenen. - Raad van State
Joseph
Omtzigt
Vermeer
Mulder
Van Kent
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Agnes Joseph, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Edgar Mulder, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Bart van Kent, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Henk Vermeer, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Verworpen via hoofdelijk stemming
Fracties | Zetels | Kamerlid | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|---|
PVV | 37 | Aardema, M. | Voor | |
Blaauw, R.B. | Voor | |||
Boon, M.C.H. | Voor | |||
Born van den, V.H. | Voor | |||
Bosma, M. (Martin) | Voor | |||
Boutkan, W. | Voor | |||
Claassen, R.A.B. | Voor | |||
Crijns, P.P. | Voor | |||
Deen, M. | Voor | |||
Dijck van, A.P.C. (Tony) | Voor | |||
Dijk van, E. (Emiel) | Voor | |||
Esser, E.R.F. | Voor | |||
Faddegon, C.J. | Voor | |||
Graus, D.J.G. | Voor | |||
Haasen van, J.P. | Voor | |||
Heutink, H.D. | Voor | |||
Hoeff van der, P.H. | Voor | |||
Jong de, L.W.E. (Léon) | Niet deelgenomen | |||
Kops, A. | Voor | |||
Markuszower, G. | Voor | |||
Meetelen van, R.F. | Voor | |||
Mooiman, J. | Voor | |||
Mulder, E. (Edgar) | Voor | |||
Nijhof-Leeuw, J.M. | Voor | |||
Pool, J. | Voor | |||
Ram, D. | Voor | |||
Rep, R.J.H.H. | Voor | |||
Roon de, R. | Voor | |||
Smitskam, P. | Voor | |||
Thiadens, F.M. | Voor | |||
Uppelschoten, N.A. | Voor | |||
Valize, J.J.T.M. | Voor | |||
Velde van der, M.K. | Voor | |||
Vlottes, E. | Voor | |||
Vondeling, M. | Voor | |||
Vree de, J.H. | Voor | |||
Wilders, G. | Voor | |||
GroenLinks-PvdA | 25 | Bromet, L. | Tegen | |
Bushoff, T.J. | Tegen | |||
Chakor, G. | Tegen | |||
Gabriëls, G.J.W. | Tegen | |||
Haage, M.W. | Tegen | |||
Hirsch, D.H. | Niet deelgenomen | |||
Hoop de, H.E. | Tegen | |||
Kathmann, B.C. | Tegen | |||
Klaver, J.F. | Tegen | |||
Kröger, S.C. | Tegen | |||
Lahlah, A. | Tegen | |||
Lee van der, T.M.T. | Tegen | |||
Mohandis, M. | Tegen | |||
Mutluer, S. | Tegen | |||
Nordkamp, J. | Tegen | |||
Patijn, M.H. | Tegen | |||
Pijpelink, A. | Tegen | |||
Piri, K.P. | Tegen | |||
Slagt-Tichelman, E. | Tegen | |||
Stultiens, L.C.J. | Tegen | |||
Thijssen, J. | Tegen | |||
Timmermans, F.C.G.M. | Tegen | |||
Tseggai, M. | Tegen | |||
Westerveld, E.M. | Tegen | |||
White, R.J. | Tegen | |||
VVD | 24 | Aartsen, A.A. (Thierry) | Tegen | |
Becker, B. | Tegen | |||
Bevers, H. | Tegen | |||
Bikkers, B.T. | Tegen | |||
Buijsse, M.R.G. | Tegen | |||
Burg van der, E. | Tegen | |||
Campen van, A.A.H. | Tegen | |||
Dral, R.M. | Tegen | |||
Eijk van, W.P.J. | Tegen | |||
Ellian, U. | Tegen | |||
Erkens, S.P.A. | Tegen | |||
Groot de, P.C. (Peter) | Tegen | |||
Kamminga, R.J. | Tegen | |||
Kisteman, A. | Tegen | |||
Kort de, A.H.J. | Tegen | |||
Martens-America, C. | Tegen | |||
Meulenkamp, W.J.H. | Tegen | |||
Michon-Derkzen, I.J.M. | Tegen | |||
Rajkowski, Q.M. | Tegen | |||
Tielen, J.Z.C.M. | Tegen | |||
Veltman, H.N. | Tegen | |||
Verkuijlen, R. | Tegen | |||
Vries de, A. (Aukje) | Tegen | |||
Yesilgöz-Zegerius, D. | Tegen | |||
NSC | 20 | Boomsma, D.T. (Diederik) | Voor | |
Bruyning, F.H. | Voor | |||
Dijk van, O.C. (Olger) | Voor | |||
Heite, A. | Niet deelgenomen | |||
Holman, H. | Voor | |||
Idsinga, F.L. | Voor | |||
Jansen, D.E.M.C. (Daniëlle) | Voor | |||
Joseph, A.S. | Voor | |||
Kahraman, I. | Voor | |||
Koops, W.J. | Voor | |||
Korte de, M.C. | Voor | |||
Kouwenhoven, A.J. | Voor | |||
Postma, W.L. | Voor | |||
Saris, I.G. | Voor | |||
Six Dijkstra, J.P.S. | Voor | |||
Soepboer, A.J. | Voor | |||
Vroonhoven van, J.N. | Voor | |||
Waveren van, A. | Voor | |||
Welzijn, R.M. | Voor | |||
Wingelaar, N.T.P. | Voor | |||
D66 | 9 | Bamenga, P. | Tegen | |
Jetten, R.A.A. | Tegen | |||
Paternotte, J.M. | Niet deelgenomen | |||
Paulusma, W. | Tegen | |||
Podt, A. | Tegen | |||
Rooderkerk, I. | Tegen | |||
Sneller, J.C. | Tegen | |||
Vijlbrief, J.A. | Tegen | |||
Werf van der, J.J. | Tegen | |||
BBB | 7 | Oostenbrink, M. | Voor | |
Pierik, C.R. | Voor | |||
Plas van der, C.A.M. | Voor | |||
Rikkers-Oosterkamp, M.G.F. | Voor | |||
Vermeer, H. | Voor | |||
Wijen-Nass, M.J.M.H. | Voor | |||
Zanten van, C.R. | Voor | |||
CDA | 5 | Bontenbal, H. | Tegen | |
Boswijk, D.G. | Tegen | |||
Dijk van, I. (Inge) | Tegen | |||
Krul, H.M. | Tegen | |||
Vedder, E.C. | Tegen | |||
SP | 5 | Beckerman, S.M. | Voor | |
Dijk, J.P. | Voor | |||
Dobbe, S.E.M. | Voor | |||
Kent van, B. | Voor | |||
Nispen van, M. | Voor | |||
ChristenUnie | 3 | Bikker, M.H. | Tegen | |
Ceder, D.G.M. | Tegen | |||
Grinwis, P.A. | Tegen | |||
DENK | 3 | Abassi el, I. | Tegen | |
Baarle van, S.R.T. | Tegen | |||
Ergin, D.A. | Tegen | |||
FVD | 3 | Baudet, T.H.P. | Voor | |
Houwelingen van, P. | Voor | |||
Meijeren van, G.F.C. | Voor | |||
PvdD | 3 | Kostic, I. | Voor | |
Ouwehand, E. | Niet deelgenomen | |||
Teunissen, C. (Christine) | Voor | |||
SGP | 3 | Dijk van, D.J.H. (Diederik) | Tegen | |
Flach, A.J. | Tegen | |||
Stoffer, C. | Tegen | |||
Volt | 2 | Dassen, L.A.J.M. | Tegen | |
Koekkoek, M. | Tegen | |||
JA21 | 1 | Eerdmans, B.J. | Tegen |