Amendement : Amendement van het lid Van den Brink c.s. over het verlengen van de fase van vrijwilligheid
36 333 Regels inzake een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken (Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)
Nr. 16
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN BRINK C.S.
Ontvangen 22 september 2023
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel 2, derde lid, wordt «voor 1 mei» vervangen door «voor 1 februari» en wordt
«Het resterende benodigde aantal opvangplaatsen» vervangen door «Het benodigd aantal
opvangplaatsen».
II
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de verdeling van de minimaal vereiste opvangplaatsen» vervangen
door «de verdeling van het benodigd aantal opvangplaatsen».
2. In het tweede lid wordt «voor 1 mei» vervangen door «voor 1 februari».
III
In artikel 4, tweede lid, wordt «voor 1 juli» vervangen door «voor 1 november».
IV
In artikel 5, eerste lid, wordt «voor 1 september» vervangen door «voor 31 december»
en wordt «het minimaal aantal vereiste opvangplaatsen» vervangen door «het restant
aantal benodigde opvangplaatsen per provincie».
Toelichting
Het voorgestelde systeem in het wetsvoorstel voor de verdeling van opvangplaatsen
onder gemeenten wordt voor de uitvoerders van deze wet als te ingewikkeld beschouwd
en de overlegtermijnen zijn kort. Dat staat het bereiken van een eerlijke spreiding
van opvangfaciliteiten in de weg. Het wetsvoorstel lijkt ook negatieve gevolgen te
hebben voor het maatschappelijk draagvlak en de solidariteit tussen gemeenten omdat
het uitgaat van calculerende gemeenten die wel of niet kiezen om bestaande opvangplekken
voor de berekening van de benodigde aantallen aan te bieden. Hiermee wordt de schijn
gewekt dat lang wachten loont en de cyclus deed voorkomen alsof gemeenten die extra
plekken aanleverden, daarna nogmaals extra verplichte plekken konden krijgen.
Met dit amendement wordt het voorliggende wetsvoorstel zo gewijzigd dat deze elementen
worden aangepakt en de onduidelijkheden wegneemt en de wet tegelijkertijd meer ruimte
en tijd geeft om te komen tot een vrijwillig aanbod van opvangplekken zonder af te
doen aan de oorspronkelijke doelstellingen van het wetsvoorstel: het mogelijk maken
van een wettelijke verplichting aan gemeenten om bij te dragen aan de opvang van asielzoekers
en een eerlijkere verdeling van asielzoekers over gemeenten te realiseren.
De basisprincipes van de wet blijven behouden, zoals solidariteit tussen gemeenten,
een eerlijke en evenwichtige verdeling over het land, de voorkeur en de ruimte voor
vrijwillig beschikbaar gestelde opvangplaatsen en het zoveel mogelijk voorkomen van
de inzet van nood- en crisisnoodopvang.
Dit amendement behoudt het tweefasige verdelingssysteem, waarbij vrijwilligheid voorop
staat. Het biedt gemeenten binnen de Provinciale Regietafel (PRT) meer ruimte om zelf
opvangfaciliteiten te organiseren door de vrijwillige fase te verlengen. Bovendien
wordt het nemen van verdeelbesluiten na het uitblijven van voldoende plekken door
de Minister uitgesteld, waardoor de kans op de inzet van interbestuurlijk toezicht
voor het realiseren van opvangfaciliteiten wordt verminderd. Deze aanpassingen zijn
mogelijk omdat de verdeling van opvangplaatsen voor provincies en gemeenten in één
keer duidelijk wordt gemaakt.
De opgave die per 1 februari per provincie wordt vastgesteld, en de daaruit voortvloeiende
indicatieve opgave per gemeente, blijft behouden. Dit geeft gemeenten zekerheid en
duidelijkheid over het aantal benodigde opvangplekken.
Dit amendement stelt de Minister in staat om de verdeling over alle provincies en
de indicatieve verdeling per gemeente vóór 1 februari bekend te maken, zonder de noodzaak
voor hercalculaties in een tweede fase. Hierdoor kunnen de provincies en gemeenten
onder begeleiding van de commissaris van de Koning in de eerste fase bespreken hoe
de provinciale opgave onder de gemeenten zal worden verdeeld. Deze periode wordt verlengd
van 1 februari tot 1 november om meer tijd te bieden voor vrijwillige overeenkomsten
tussen gemeenten en om gemeenten meer gelegenheid te geven om opvangfaciliteiten vrijwillig
te realiseren. Dit zal de kans verkleinen dat interbestuurlijk toezicht nodig zal
zijn.
De tweede fase begint wanneer de commissaris van de Koning vóór 1 november verslag
uitbrengt aan de Minister van Justitie en Veiligheid. De Minister zal dit verslag
vaststellen en vóór 31 december een verdeelbesluit nemen voor elke provincie. Alleen
als niet alle benodigde opvangplaatsen zijn gerealiseerd, zal de Minister het reguliere
interbestuurlijk toezicht inzetten. Gemeenten die bovenop hun toegewezen opgave opvangplaatsen
hebben gerealiseerd voor een periode langer dan vijf jaar, kunnen een specifieke uitkering
aanvragen.
Van den Brink Podt Piri Ceder Dijk Koekkoek Christine Teunissen Van der Plas Bisschop Gündoğan
Indieners
-
Indiener
G. van den Brink, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Caroline van der Plas, Kamerlid -
Medeindiener
Christine Teunissen, Kamerlid -
Medeindiener
Jimmy Dijk, Kamerlid -
Medeindiener
R. Bisschop, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Anne-Marijke Podt, Kamerlid -
Medeindiener
Kati Piri, Kamerlid -
Medeindiener
N. Gündogan, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Don Ceder, Kamerlid -
Medeindiener
Marieke Koekkoek, Kamerlid