Plenair verslag Tweede Kamer, 25e vergadering
Donderdag 11 december 2025

  • Begin
    10:15 uur
  • Sluiting
    0:00 uur
  • Status
    Ongecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Michon-Derkzen

Aanwezig zijn leden der Kamer, te weten:

De voorzitter:
Goedemorgen, allen. Ik open hierbij de vergadering van donderdag 11 december 2025.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hamerstukken

Hamerstuk

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met verscheidene technische en kleine beleidsmatige wijzigingen (Verzamelwet SZW 2026) (36796).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Beleid rondom de toewijzing voor meerzorg

Beleid rondom de toewijzing voor meerzorg

Aan de orde is het debat over het beleid rondom de toewijzing voor meerzorg.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dan is aan de orde het debat over het beleid rondom de toewijzing van meerzorg. Ik heet de staatssecretaris van VWS van harte welkom. We hebben hier tot 12.30 uur voor. Er hebben zich acht sprekers gemeld. Ik begreep dat er drie maidenspeeches zijn; dat is iets om naar uit te kijken. We hebben vier minuten spreektijd per bijdrage. Ik zou willen voorstellen in de eerste termijn twee interrupties in tweeën te doen, om ervoor te zorgen dat we tijdig kunnen afronden.

Dat gezegd hebbende, zou ik het woord willen geven aan de eerste spreker. Dat is mevrouw Tijmstra van het CDA. Het is haar maidenspeech, begrijp ik. Het is goed gebruik dat we elkaar niet interrumperen tijdens een maidenspeech. Het is aan u of u toestaat dat andere leden na afloop van uw bijdrage vragen stellen. Aan u het woord.

Mevrouw Tijmstra (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De rode draad in alles wat ik in mijn leven gedaan heb, is dat ik bij heb willen dragen aan een samenleving waarin iedereen meetelt en mee kan doen. Dat begon al op de middelbare school, als er bij gym steeds dezelfde kinderen op de bank bleven zitten op het moment dat er groepjes gemaakt moesten worden. Toen ik zelf een keer de indeling mocht maken, zorgde ik ervoor dat dat anders verliep, want samen sporten gaat niet alleen over winnen. Het samen doen is minstens net zo belangrijk. Die overtuiging draag ik mee hier naar de Tweede Kamer: dat niemand aan de kant mag blijven staan en dat ook in de politiek het samen doen ontzettend belangrijk is. Omgangsvormen die hieraan bijdragen, heb ik de afgelopen jaren in de landelijke politiek echt gemist. Dat was voor mij de aanleiding om me verkiesbaar te stellen bij de Tweede Kamerverkiezingen. Ik wil bijdragen aan een politieke cultuur waarin we normaal met elkaar omgaan, waarin we het gesprek voeren over de verschillen, maar altijd met het besef dat we samen verantwoordelijk zijn om Nederland vooruit te helpen.

Mijn vader kwam op 4-jarige leeftijd, kort na de oorlog, met zijn ouders vanuit het toenmalige Nederlands-Indië naar Nederland. Zij waren getekend door die oorlog en kwamen terecht in een land dat nog aan het begin stond van de wederopbouw. Mijn moeder, net geboren na de oorlog, groeide op in datzelfde Nederland, in herstel en vooruitkijkend. Pas veel later in mijn leven besefte ik hoe sterk hun ervaringen mij gevormd hebben. Waarden als naar elkaar omzien, rechtvaardigheid en delen heb ik niet bewust geleerd, maar vanzelf van huis uit meegekregen. Waar je vandaan komt, vormt je. Ik geloof in een samenleving waarin je niet alleen kijkt naar jezelf maar ook naar de mensen om je heen. Ik heb het over een samenleving waarin mensen elkaar vertrouwen geven, zich betrokken voelen en verantwoordelijkheid nemen. Vanuit die kijk op de samenleving, dienstbaar aan de samenleving, is het mijn ambitie om daar een bijdrage aan te leveren.

Dat brengt mij bij het onderwerp en het debat van vandaag. Als er één groep is die laat zien hoe belangrijk meedoen is, is het de groep mensen met een zware beperking. Zij verdienen niet alleen de zorg die medisch juist is, maar ook de zorg die ze in staat stelt om mee te blijven doen in onze samenleving. Daarover gaat dit debat. Het gaat erover hoe wij als Kamer ervoor zorgen dat ook zij en hun naasten kunnen blijven rekenen op een samenleving die hen ziet, draagt en mee laat doen.

We hebben het vandaag over de meerzorgregeling. Het gaat om extra noodzakelijke zorg bij vaak ernstig meervoudige handicaps waarbij 24 uurszorg nodig is. Ik heb het over situaties waarin de omgeving en de familie vaak al een enorme belasting ervaart en waarbij de zorg dus niet alleen belangrijk is voor de zorgbehoevende, maar ook voor alle mantelzorgers daaromheen, om het vol te kunnen houden. Al langer bereiken ons verontrustende signalen over het afwijzen van meerzorgaanvragen. Het CDA heeft daar in het pgb-debat van 9 april al aandacht voor gevraagd.

In mijn eerste termijn wil ik drie punten aanhalen. Het eerste punt gaat over de onzekerheid die er nu is. Het rapport van Metgezel toont echt goed aan wat er nu niet goed gaat, met aangrijpende voorbeelden uit de praktijk. De tussenfase waarin we nu zitten, totdat er een structurele oplossing is, vind ik om meerdere redenen zorgelijk. Mensen en zorgverleners weten niet waar ze aan toe zijn en hoe hun toekomst eruitziet. Het CDA vindt het belangrijk dat hier heel snel duidelijkheid voor komt.

De brief die de staatssecretaris gisteren gestuurd heeft, stelt mij niet gerust. Het beeld dat geschetst wordt dat zorgen niet zozeer gaan over de hoogte van de toekenning maar alleen zouden zitten op de duur van de verlenging, klopt niet; dat beeld herken ik niet. Aanvragen worden afgewezen of veel lager vastgesteld zonder dat daar een goede beoordeling en onderbouwing voor ligt. Ook herken ik het beeld niet dat in de tussentijd zorgkantoren indicaties verlengen tot 1 januari 2027. We hebben heel veel signalen gekregen dat indicaties ook slechts afgegeven worden voor zes maanden, met alle onzekerheid die daarbij komt. We hebben in het Algemeen Dagblad kunnen lezen dat tientallen ouders noodgedwongen naar de rechter stappen en dat daar op dit moment ongeveer 90 schrijnende gevallen liggen. Dan kan je toch stellen dat er echt iets niet goed gaat op dit moment? Hierover heb ik de volgende vraag aan de staatssecretaris. Voor gezinnen die nu afhankelijk zijn van meerzorg is wachten op structurele aanpassingen geen optie. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat er in de tussentijd mensen tussen wal en schip vallen?

Het tweede punt gaat over de indicatiestelling. Het is zorgelijk dat zorgkantoren nog steeds niet beschikken over een gelijkgericht beoordelingskader dat aansluit bij de huidige wetgeving. De staatssecretaris benadrukt in haar brief dat zorgkantoren zelfstandige bestuursorganen zijn, maar het kan toch niet zo zijn dat we de Wlz nu uitvoeren en er verschillen zitten tussen regio's in de uitvoering van de meerzorgregeling? Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Er wordt op dit moment gewerkt aan een structurele oplossing door aanpassing van regelgeving. Dat vindt het CDA positief. In dat proces zouden wij graag willen onderzoeken of het niet beter is om de indicatiestelling op termijn op een onafhankelijke manier in te richten. Dan liggen de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte en de financiering van de zorg niet meer in één hand. We zijn voornemens om hier in de tweede termijn een motie over in te dienen.

Tot slot het derde punt, het pgb. In hoeverre is het pgb een volwaardig alternatief voor zorg in natura als je leest dat de indruk bestaat dat het pgb strenger wordt beoordeeld en indicaties maar afgegeven worden voor twee tot drie jaar, met alle onzekerheid die daarbij hoort? Daarbij komt dat voor deze groep een plek in een zorginstelling heel vaak niet voorhanden is, juist vanwege de complexiteit. Er is dus vaak geen alternatief. Wij pleiten ervoor om de indicaties voor de budgethouders langer te laten duren. Dat zorgt namelijk voor rust, maar het zorgt vooral ook voor heel veel minder regeldruk in de hele keten. Dat is volgens mij ook iets wat we heel graag willen met elkaar.

Tot zover mijn eerste termijn. Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dank u wel. Ik mag u als eerste feliciteren met uw prachtige maidenspeech. Ik kijk uit naar alles wat u hier nog gaat doen. Ik wens u daar heel veel succes bij. Ik schors voor een enkel ogenblik.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Ik vraag de leden om weer plaats te nemen en nodig mevrouw Dobbe uit voor haar bijdrage in dit debat. Mevrouw Dobbe spreekt namens de SP. Aan u het woord.

Mevrouw Dobbe (SP):
Eén korte zin stond er in de brief die Lian in april van dit jaar kreeg van het zorgkantoor. Eén zin: de aanvraag voor meerzorg werd afgewezen. Al 31 jaar doet Lian alles om de zorg voor haar zoon Nick goed te regelen. Nick heeft een complexe meervoudige beperking. Zijn metabolisme werkt niet goed. Hij heeft een stofwisselingsziekte, waardoor zijn organen niet goed tot ontwikkeling kunnen komen en verzuren. Je weet nooit wanneer Nicky door zijn benen zakt als hij een paar passen loopt. Hij kan niet praten. Hij kan dus ook niet aangeven wat hij wil en hij kan ook niet begrijpen wat jij bedoelt. Ik ging afgelopen maandag bij hem langs. Nick heeft 24 uurszorg en -toezicht nodig. Dat is duidelijk. Dat die zorg meer is dan gemiddeld, is ook duidelijk. Als Nick buitenkomt, zal hij alles wat hij in de tuin vindt, in zijn mond stoppen. Dan kan hij zich verslikken of hij kan stikken. Er gaat geen nacht voorbij dat Nick geen zorg of hulp nodig heeft. Die zorg kan simpelweg niet wachten tot de ochtend.

Nick is voor zijn zorg volledig afhankelijk van zijn ouders, en vooral van zijn moeder Lian, die dat al 31 jaar doet. Ze zijn op zoek gegaan naar een plek in een instelling, maar die bestaat niet voor de zorg die Nick nodig heeft en het toezicht dat hij nodig heeft. Daarom huren ze pgb-zorg in. Ze moeten wel. Lian is elke dag bezig met de organisatie. Er is altijd toezicht en zij doet zelf ook alles wat zij kan. Al meer dan twaalf jaar heeft Nick meerzorg. Op deze manier krijgt Lian deze zeer intensieve zorg georganiseerd. Maar zonder toelichting of zonder onderbouwing is het zorgbudget voor Nick nu gehalveerd. Er is geen gesprek aan voorafgegaan, geen belletje, niks. Er was geen onderzoek of dit wel kon, en wat als het niet kan? Niks. Natuurlijk heeft Lian bezwaar ingediend, ergens rond mei. Ze heeft nog niks gehoord. Ze heeft geen idee op welke termijn ze iets gaat horen over het bezwaar. Over een paar maanden loopt het overgangsjaar af. Wat moet zij dan doen? Wat zegt de staatssecretaris tegen Lian? Ze is hier vandaag aanwezig. Graag een reactie.

Dit is één voorbeeld van hoe bezuinigingen op de zorg eruitzien. Er zijn er zo veel meer. Ongeveer de helft van de verlengingsaanvragen voor meerzorg blijkt afgewezen. Dat is al maanden bekend. Wat gaat de staatssecretaris doen om dit nu op te lossen voor deze mensen? Er is een motie aangenomen om maatwerk te bieden en een oplossing te vinden voor de gezinnen van wie de aanvraag is afgewezen. Bij Nick is dat in ieder geval niet gebeurd. Dat is overduidelijk. Hoe kan dat? Er zijn regionale verschillen, omdat sommige zorgkantoren strenger zijn dan andere. Hoe kan dat? Bent u het met ons eens dat dit niet de bedoeling kan zijn? Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Er lopen hierover momenteel 90 rechtszaken van wanhopige ouders, van gezinnen die in de problemen komen. Bent u het met ons eens dat het onmenselijk is om deze gezinnen, die zorgen voor heel kwetsbare en waardevolle mensen die volledig afhankelijk zijn van zorg, rechtszaken te laten voeren voor zorg die gewoon keihard nodig is? Hoe gaat u zorgen dat deze rechtszaken niet meer nodig zijn voor deze mensen? Op de gehandicaptenzorg zijn nog steeds plannen om 140 miljoen euro te bezuinigen. Dit is hoe bezuinigen op de zorg eruitziet. Dit is wat er dan gebeurt. Gaat de staatssecretaris deze bezuinigingen schrappen? Meer respect, meer menselijkheid, meer waardigheid voor deze gezinnen, voor mensen die zorg nodig hebben en voor mensen die zorg verlenen, is echt keihard nodig.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe. Daarmee komen we bij de derde spreker, ik moet even goed op mijn lijstje kijken: mevrouw Ten Hove van de PVV. Ook voor u is het uw maidenspeech, begrijp ik, dus dan heeft u ook iets meer tijd. Daarna zal ik ook weer een enkel moment schorsen, maar we gaan eerst naar u luisteren. Het woord is aan u.

Mevrouw Ten Hove (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Terugkijkend op mijn loopbaan zie ik een duidelijke rode draad: dienstbaarheid. Ik begon niet in de zorg, maar in militaire dienst. Daar heb ik geleerd wat verantwoordelijkheid betekent, wat kameraadschap is en hoe belangrijk het is om klaar te staan voor anderen. Tijdens mijn tijd bij Defensie werkte ik ook in het verpleeghuis, waar ik daadwerkelijk zag wat het betekent als iemand afhankelijk is van zorg. Ik ontdekte dat het niet alleen gaat om medische handelingen, maar misschien nog wel meer om aandacht, nabijheid en menselijkheid. Overal waar ik werkte, of dat nou bij Defensie, het verpleeghuis, het ziekenhuis of de ambulance was, elke beslissing die je als professional maakt, voelt als een schakel in een groter geheel. Eentje die direct doorwerkt in het leven van de persoon en diens familie voor je. Naast alle mooie facetten van de gezondheidszorg, zag ik ook zaken die beter konden — efficiënter, menswaardiger en soms praktischer. Niet omdat zorgverleners niet willen of er niet zijn, maar omdat systemen soms vastlopen, omdat er andere belangen spelen of omdat regels soms meer belemmeren dan helpen.

Vanaf de werkvloer lukte het mij niet om hier iets aan te veranderen. Ik besloot daarom afscheid te nemen van het werk dat ik misschien wel het allermooiste vind: het werk als ambulanceverpleegkundige. Niet omdat het mij niet meer raakte, juist niet, maar omdat ik geloof dat ik op een andere plek meer kan betekenen en dat de strijd voor onze mooie gezondheidszorg gevoerd moet worden daar waar de besluiten worden genomen, hier in Den Haag. Recent heb ik ook de andere kant ervaren, namelijk hoe het is om zelf zorgbehoevend te zijn, om afhankelijk te zijn van anderen. Dat was confronterend, maar toch ook leerzaam. Het heeft me nóg scherper laten zien hoe belangrijk goede, menselijke en toegankelijke zorg is, en dat één individuele hulpverlener of mantelzorger echt het verschil kan maken voor iemand. Tijdens mijn uitzendingen naar Bosnië en Afghanistan zag ik hoe groot het verschil is wanneer er wel of juist geen hulp en goede zorg beschikbaar is. Wat was ik dankbaar dat ik in Nederland leefde toen ik ziek werd.

Voorzitter. Dit brengt mij bij het debat van vandaag, over de toekenning van meerzorg. Het is pijnlijk en beschamend dat in een welvarend land als Nederland de zorg voor een van de kwetsbaarste groepen in onze samenleving niet goed geregeld is, en dat families noodgedwongen bij de rechter belanden omdat ze radeloos zijn. De PVV vindt het schandalig dat door een gebrek aan regie en beleid mensen tot in het diepst van hun hart geraakt worden. De gevolgen zijn groot wanneer meerzorg wegvalt. Naasten hebben te maken met uitputting en soms zelfs verlies van werk, want de zorg is vaak niet te combineren met een baan. Er is sprake van psychische overbelasting en financiële problemen als vergoeding van zorg en voorzieningen uitblijft. De PVV wil opheldering over de uitvoerbaarheid en de gevolgen van het referentiepunt dat het Zorginstituut nu in kaart brengt. Hoe staat het hiermee? Hoe gaan de maatwerkoplossingen eruitzien voor thuiswonende cliënten met een complexe zorgvraag die niet meer in aanmerking komen voor meerzorg? Wat gaat de staatssecretaris doen om al deze mensen om wie het gaat lucht te geven en met een menselijke oplossing te komen? De PVV vraagt om daadkracht, zodat de mensen om wie het gaat weten waar ze aan toe zijn.

Tijdens het debat over het VN-verdrag Handicap afgelopen september heeft de Kamer de staatssecretaris ook al de opdracht gegeven om dit probleem op te pakken. Helaas laat de oplossing nog op zich wachten. Om hoeveel afgewezen aanvragen gaat het inmiddels? Schaarste in de zorg en een tekort aan plekken zijn medeoorzaak van het feit dat meer mensen noodgedwongen hun kind of naaste thuis verzorgen, ook als dat heel intensief is of eigenlijk gewoonweg niet meer kan. Hoeveel passende instellingsplekken komen er tekort? Is het reëel dat deze nog gerealiseerd gaan worden? Wordt daar überhaupt nog op ingezet en, zo nee, waarom niet? Hoeveel mensen geven de voorkeur aan een passende plek in een instelling boven de zorg thuis? Welke grenzen stelt de staatssecretaris aan wat mogelijk is in de thuissituatie? Hoe komt het dat er regionale verschillen zijn tussen zorgkantoren? Veel zorgkantoren wijzen de laatste tijd de aanvragen af, terwijl andere zorgkantoren wél toekennen. Waarom lukt het die enkele wel om, zoals vanouds, de meerzorg toe te kennen? Totdat er nieuw beleid komt van VWS en de zorgkantoren, stellen enkele verzekeraars bij twijfelgevallen de beoordeling uit en verlengen ze gelukkig tijdelijk de toeslagen. Maar wat zijn daar de gevolgen van?

Uit deze schrijnende situaties blijkt wederom dat er geïnvesteerd moet worden in de gezondheidszorg. Hopelijk klinkt deze boodschap dan ook goed door aan de formatietafel.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ten Hove. Ik feliciteer u ook met uw maidenspeech. U neemt een hele mooie schat aan ervaring mee in uw Kamerwerk. Heel veel succes! Ik schors voor een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen het debat. We gaan luisteren naar de volgende spreker in dit debat over het beleid rondom de toewijzing van meerzorg. De volgende spreker op mijn lijst is mevrouw Westerveld. Mevrouw Westerveld spreekt namens GroenLinks-PvdA. Aan u het woord.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. 's Nachts er voortdurend uit moeten en checken of de medische apparatuur nog goed is aangesloten. Je kind helpen met eten, met aankleden, met tandenpoetsen. Voorkomen dat je kind zich verwondt, zich verslikt en dan stikt. Voortdurend je kind in de gaten houden, van 7 of 14 of 40, maar toch voor altijd een kind. Ouders doen dit met liefde, maar heel veel ouders vertellen mij: het is ook heel zwaar. Het kan zorgen voor spanning in het gezin, helemaal als er ook andere kinderen zijn die ook aandacht en tijd nodig hebben. Daarom verdienen deze ouders hulp en ondersteuning, zodat ze ouder kunnen zijn.

GroenLinks-PvdA vindt het absurd dat er nu advocaten en rechtszaken voor nodig zijn om de steun en de hulp te krijgen die nodig is. Ik heb het nu over kinderen, maar dit geldt ook voor volwassenen van wie de meerzorgaanvragen zijn afgewezen. Net als verschillende collega's in deze Kamer ontvangen wij ook radeloze berichten van mensen die een afwijzing hebben gekregen. Ik werd geraakt door het verhaal van Jonas, die al een tijd geleden in het AD vertelde zich af te vragen wat dan de consequenties zijn, of hij en zijn vrouw dan maar moeten stoppen met werken met alle consequenties van dien: dat ze de hypotheek niet meer kunnen betalen, misschien het huis moeten verlaten, dat is aangepast vanwege de handicap van hun dochter, en dat ze vervolgens op straat staan, met ook alle gevolgen van dien.

Jonas deed dit verhaal begin september. Onze breed ondertekende en gesteunde motie waarin we de staatssecretaris opriepen om met een oplossing te komen, is ook al na het debat in september aangenomen. De hele Kamer stemde daarvoor. Ik hoorde de staatssecretaris ook in Kassa; die hadden een item. Toen liet ze weten dat ze ermee aan de slag wilde gaan en dat ze samen met ouders en zorgkantoren wilde zorgen voor een oplossing. Maar we zijn nu twee maanden verder en we blijven die signalen binnenkrijgen. We hebben ook niet voor niets vandaag dit debat. Ik sluit me aan bij vragen van de collega's: wat is dan die oplossing en wanneer komt er zekerheid voor deze ouders?

Ik las in de brief van gisteren dat de staatssecretaris stelt dat niet zij primair verantwoordelijk is. Maar wie dan wel, wil ik haar vragen. Zorgkantoren geven aan dat ze duidelijke kaders nodig hebben. Dat is ook precies waar onze motie uit september om vraagt. Ondertussen moeten ze nog tot en met 2027 wachten voordat deze kaders komen. Zij maar ook ouders zijn nog geen stap verder, terwijl de tijd echt begint te dringen. Ouders zitten in onzekerheid, maar ook zorgkantoren weten niet goed hoe ze die aanvragen moeten beoordelen. Wie is er dan wel eindverantwoordelijk voor de zorg aan mensen met een beperking, vraag ik de staatssecretaris. We hebben niet voor niets artikel 22 in de Grondwet, uitgewerkt in andere wetgeving. We hebben internationale mensen- en kinderrechtenverdragen. We hebben het VN-verdrag Handicap. Het lijkt mij dat de staatssecretaris uiteindelijk verantwoordelijk is voor het stelsel, al helemaal als het gaat over deze zeer kwetsbare groep.

Voorzitter. Ook toen ik me aan het voorbereiden was op dit debat viel me weer de wirwar aan regelingen op waarop ouders allemaal aanspraak kunnen maken als er extra ondersteuning nodig is voor een kind. Die vallen niet allemaal onder deze staatssecretaris, want een aantal daarvan vallen onder het ministerie van SZW, maar het is wel weer een heel oerwoud aan het worden. Ik wil de staatssecretaris vragen om daarop te reageren en ook om eens met ons mee te denken over ouders die laaggeletterd zijn, misschien zelf een beperking hebben of de Nederlandse taal niet goed spreken en die misschien niet de stap kunnen zetten naar een advocaat of een rechtbank. Ik ben heel bang dat juist de kinderen van deze ouders misschien minder goede zorg en hulp krijgen, omdat ouders niet altijd de weg weten.

Ook breder merk ik dat mensen veel zorgen hebben over de toekomst van mensen met een beperking. Er is namelijk steeds vaker geen plek op de dagbesteding en in het onderwijs, en als thuis wonen niet meer gaat, ook niet in een zorginstelling. Daar zijn lange wachtlijsten voor. Het loopt helemaal vast in de gehandicaptenzorg. Mijn laatste vraag is: ziet de staatssecretaris dat ook, is ze het met ons eens dat bezuinigen het laatste is wat ze moet doen en wat zijn de plannen om deze kinderen een toekomst te geven?

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. We gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw Coenradie. Zij spreekt namens JA21. Aan u het woord.

Mevrouw Coenradie (JA21):
Voorzitter. Het is 18.00 uur, we zitten aan de keukentafel en zijn klaar voor onze dagelijkse avondmaaltijd. Altijd gezellig: even samen de dag doornemen. Maar ons gezin is niet zoals vele andere gezinnen. Het is een gezin met twee kinderen, waarvan één kind zeer ernstig gehandicapt is, een zorgenkind. We doen als ouders alles wat in ons vermogen ligt om het goed te doen. We werken allebei om de kosten van ons huishouden te kunnen dragen en we proberen er te zijn voor ons gezonde kind en voor ons kind met een zware handicap. Ons gezonde kind gaat een keer per week naar de voetbal en heeft zwemles. Dat is altijd puzzelen, zoals alles altijd puzzelen is. Financieel is dat puzzelen. Praktisch is dat puzzelen. Zelf ziek zijn kan eigenlijk niet. Tijd voor onszelf is er nauwelijks. Dat is niet erg, want we doen dat uit liefde, liefde voor ons gezin, onze kinderen.

Terug naar die keukentafel. Het is een rekentafel geworden, want ineens zitten we in een onzekere tijd, net voor kerst, net voor het nieuwe jaar, omdat de meerzorg die wij als gezin ontvangen mogelijk komt te vervallen. Dat betekent financiële stress. Dat betekent praktische stress. Hoe houden we dit vol als gezin? Waar is de naastenliefde van ons zorgstelsel gebleven? Hoe ziet ons leven eruit als de duur van de verlenging onduidelijk is, als die misschien plotseling stopt? Wat dan?

Voorzitter. Deze keukentafel is geen alsof. Dit is de realiteit voor gezinnen met een ernstig gehandicapt kind. De meest kwetsbare mensen in onze samenleving en hun gezinnen leven op dit moment in diepe onzekerheid. Is dit de menselijke maat waar wij altijd de mond vol van hebben?

De staatssecretaris stelt dat zij via Metgezel signalen heeft ontvangen over de periode van onzekerheid. Wanneer heeft zij deze signalen ontvangen en wat heeft zij daar concreet mee gedaan? Zij schrijft ook dat zij deze signalen heeft doorgegeven aan de zorgkantoren. Welk signaal was dat precies en wat was de reactie van de zorgkantoren daarop?

In de afgelopen maanden blijken er meerdere gesprekken te zijn gevoerd tussen cliëntenorganisaties en zorgkantoren, waarbij vanuit de staatssecretaris is bemiddeld. Wat heeft die bemiddeling concreet opgeleverd voor gezinnen die nu in onzekerheid zitten? Volgens signalen uit de praktijk en de media gaat het om tientallen gezinnen die nu tussen wal en schip dreigen te vallen. Hoe zit het daarmee? Kan zij garanderen dat gezinnen tijdig, ruim voor het aflopen van hun beschikking, duidelijkheid krijgen over wel of geen verlenging? Is de staatssecretaris het met mij eens dat er tal van momenten en manieren zijn waarop een zorgkantoor ruim van tevoren zijn beslissing kan delen met gezinnen, zodat gezinnen ruimschoots de tijd en gelegenheid hebben om op een negatieve beslissing te anticiperen?

Zorgkantoren geven aan dat zij enkel het toepassen van de urengrens als beoordelingscriterium moeilijk uitvoerbaar vinden. Is "moeilijk uitvoerbaar" dan gelijk aan de definitie van "onmogelijk"? Wat hebben ze nodig om tot 2027 wel zorgvuldig, eenduidig en menswaardig te kunnen beoordelen?

Voorzitter. Ik lees vooral zaken als "uniforme werkwijze", "aanpassen regelgeving" en meer van dat soort hoog over containerbegrippen, maar wat zegt de staatssecretaris tegen de mensen die nu in onzekerheid leven? De staatssecretaris stelt dat zij nu niet kan ingrijpen, omdat zorgkantoren zelfstandige bestuursorganen zijn. Nou, dat is bestuurlijk jargon voor: niemand is verantwoordelijk of neemt de verantwoordelijkheid. Niemand zorgt voor rust aan die keukentafel, ook de staatssecretaris niet. Die wil vooral het gesprek aangaan, maar slaat niet met de harde vuist op tafel. Ziet zij ook dat er daarmee feitelijk een hiaat zit in de huidige regelgeving, namelijk dat er geen noodrem bestaat wanneer zorgkantoren extreem uiteenlopend beleid voeren met grote gevolgen voor hun cliënten? Kijkt zij naar zo'n noodrem, naar een ultimum remedium?

Tot zover.

De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik hoor warme woorden over de zorg die mensen leveren aan mensen met een zware handicap. Maar ik heb toch een vraag, want ik begrijp iets niet. Politiek is keuzes maken. Er moet waarschijnlijk geld bij. Dat zal ik straks in mijn betoog ook betogen. Ik begrijp echt niet dat JA21 deze week op verzoek van het kabinet binnen 48 uur 700 miljoen euro overmaakt aan Oekraïne. Dat geld kunnen we niet besteden aan de zorg. JA21 heeft ook tegen de motie-Dobbe gestemd, die een vergelijkbare strekking had. Mijn vraag is: waarom maakt JA21 deze keuzes?

Mevrouw Coenradie (JA21):
Het feit dat je geld overmaakt aan het ene betekent niet dat je niet ook vindt dat er geld naar het andere moet. Nog even los van het geld: ik vind dat er procesmatige fouten zijn gemaakt. Mensen zijn niet tijdig meegenomen in een beslissing. Ook door eerdere sprekers is bevestigd dat er sprake is van rechtsongelijkheid tussen de regiokantoren, want het ene regiokantoor gaat er anders mee om dan het andere regiokantoor. Ik heb daar heel veel moeite mee. Ik vind dat we niet moeten wachten totdat de regelgeving al dan niet per 2027 wordt aangepast, maar dat we nú duidelijkheid moeten geven aan gezinnen. Die gezinnen hebben daar recht op. Dat is niet alleen een geldkwestie, maar ook een procesmatige kwestie. Als je enig fatsoen hebt, dan ga je anders om met deze mensen.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat begrijp ik en dat is ook een probleem. De correctie van mevrouw Dobbe was terecht; u heeft tegen de motie van mevrouw Dobbe gestemd, waarin staat dat de steun aan Oekraïne niet ten koste mag gaan van onze sociale voorzieningen. Ik stel nogmaals mijn vraag, want ik heb daar eigenlijk geen antwoord op gekregen. Op verzoek van dit kabinet heeft JA21 zijn handtekening gezet. Tegen onze zin wordt er deze week binnen 48 uur 700 miljoen euro extra overgemaakt aan Oekraïne. Dat geld kan niet naar onze zorg, want je kunt het geld maar één keer uitgeven. Ik stel nogmaals mijn vraag, want daar is geen antwoord op gekomen: waarom maakt JA21 zo'n keuze?

Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik zie dat niet als een keuze. Ik vind dat er geld moet gaan naar Oekraïne. Daar hebben we ons achter geschaard. Maar dat betekent niet dat we zeggen: er gaat per definitie geen geld naar de sociale zekerheid. Zo hebben wij deze motie niet uitgelegd. Wij zijn van mening dat er geld moet naar de mensen die dat heel hard nodig hebben. Wij staan hier voor kwetsbare gezinnen. Maar mijn punt is dat dit niet alleen een geldkwestie is. Het is ook een procesmatige kwestie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, maar …

De voorzitter:
Dit wordt uw derde interruptie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit begrijp ik echt niet. Mevrouw Coenradie zegt: er moet geld naar Oekraïne. Mevrouw Coenradie weet inmiddels ook dat dat een volstrekt zinloze oorlog is, die ten koste van Oekraïne tot aan de laatste Oekraïner wordt gevoerd. Dat is niet in het belang van Oekraïne, maar zeker niet in het belang van Nederland.

De voorzitter:
Graag terug naar de orde.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit is de orde van het debat. Waarom gaat er wat JA21 betreft deze week binnen 48 uur 700 miljoen euro van ons belastinggeld naar Oekraïne en is er geen geld voor de meerzorg?

Mevrouw Coenradie (JA21):
Dit vind ik echt een beetje te kort door de bocht. Ik vind het echt belachelijk om hier te stellen dat er geen geld is voor meerzorg omdat er 700 miljoen naar Oekraïne gaat. Ik vind dat echt te kort door de bocht en ik vind het ook een beetje goedkoop scoren van Forum voor Democratie.

De voorzitter:
Dit is de laatste interruptie van de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Afrondend, voorzitter.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Je kunt het geld maar één keer uitgeven. Ik zal zelf een verklaring geven. Mevrouw Coenradie weet dat als je tot dit kabinet wilt toetreden, je je handtekening moet zetten onder meer steun aan Oekraïne. Dat is wat JA21 doet en dat vinden wij heel teleurstellend.

Mevrouw Coenradie (JA21):
Waarvan akte.

Mevrouw Dobbe (SP):
Bedankt voor het betoog. Wij zijn het helemaal met elkaar eens over een heleboel zaken die u noemt, maar ik vraag me het volgende af. Deze gezinnen hebben niet alleen behoefte aan duidelijkheid, alhoewel ze daar ook behoefte aan hebben. Ze zitten al heel lang in de wacht en het is ontzettend onzeker wat er nu gaat gebeuren. Maar als die duidelijkheid in het geval van Lian betekent dat het budget wordt gehalveerd en dat er geen oplossing wordt geboden waardoor er een situatie ontstaat waarin het niet kan en er ook geen alternatief is, dan moet er toch geld bij?

Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik deel de mening die ik in deze vraag denk te horen, namelijk dat je deze kwetsbare gezinnen, die misschien wel het meest kwetsbaar zijn in onze samenleving, absoluut niet in de kou moet laten staan en dat deze staatssecretaris daar verantwoordelijkheid voor moet nemen. Als dat betekent dat er meer geld bij moet, dan zal dat zo zijn. De vraag is of dat moet of dat er anders met deze gezinnen omgegaan moet worden. Er zal in ieder geval anders gecommuniceerd moeten worden, want dat is de essentie van mijn betoog.

De voorzitter:
Mevrouw Dobbe met een vervolgvraag.

Mevrouw Dobbe (SP):
Dan zijn we het, denk ik, wel eens. Dat is wel belangrijk, want het is niet alléén een communicatieprobleem; dat is het óók. Het is niet alleen een probleem van onzekerheid en onduidelijkheid. Dat is het ook, maar daarnaast is het een situatie waarbij er heel makkelijk wordt weggekeken van gezinnen die zorg nodig hebben. Dan wordt er net gedaan alsof zij dat zelf kunnen oplossen, terwijl dat niet kan en er ook geen alternatief is. Wij zijn er samen verantwoordelijk voor om zo'n situatie te voorkomen.

Mevrouw Coenradie (JA21):
Daar wil ik nog aan toevoegen dat ik het daar absoluut mee eens ben. Het kan ook niet zo zijn dat je in Nederland afhankelijk bent van het zorgkantoor waarbij je bent aangesloten, waarbij het voor het ene kwetsbare gezin wel wordt geregeld maar het andere letterlijk in de kou staat.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Coenradie. We gaan luisteren naar de bijdrage van de heer Vervuurt. Hij spreekt namens D66 en houdt zijn maidenspeech. Ik wens hem daarbij veel succes. Aan u het woord!

De heer Vervuurt (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het feit dat ik hier ben, voelt als een voorrecht, maar ook als een enorme verantwoordelijkheid. De kiezer mag erop vertrouwen dat ik mij volledig zal inzetten om deze verantwoordelijkheid zo goed mogelijk in te vullen.

Voorzitter. Ik ben opgegroeid in Venlo, in een liefdevolle familie. Als ik buiten de regio vertel waar ik vandaan kom, beginnen mensen altijd over Venlo als de thuisstad van Geert Wilders, het achterland van de PVV. Hoewel de PVV inderdaad groot is in Venlo, bestaat er ook een ander Venlo. Ik geef twee voorbeelden. Ik ben opgegroeid in Venlo-Zuid. Voor de mensen die die buurt niet kennen: dat is een zeer gemêleerde buurt. Er wonen veel mensen met een migratieachtergrond; kinderen die in mijn klas zaten en met wie ik voetbalde in de pauze. Omdat we andere gebruiken en tradities meekregen vanuit huis botste het weleens, maar het brak nooit.

Dan het tweede voorbeeld. Op de middelbare school in Venlo maakte ik vrienden voor het leven. Vrienden van alle genders, seksualiteiten en etniciteiten. Zo nu en dan komen we weer bij elkaar, halen we herinneringen op, praten we over hoogte- en dieptepunten en delen we lief en leed. Die momenten herinneren mij altijd aan twee dingen. Eén: elke keer als we samenkomen, heeft het te lang geduurd sinds de vorige keer. Twee: die momenten kunnen niet snel genoeg voorbij zijn, want het is me toch een potje moeilijk om langere tijd met een zeer diverse groep mensen, met verschillende karakters en met allerlei verschillende achtergronden, samen te leven. Sommige van mijn vrienden, misschien wel allemaal, kan ik na zo'n bijeenkomst wel achter het behang plakken, maar toch zijn ze me allemaal lief.

Voorzitter. Diversiteit van welke aard dan ook geeft dus diepgang aan onze samenleving en verrijkt deze. En ja, ook in Venlo, een stad die vaak anders geprofileerd wordt, leven mensen met verschillende persoonlijkheden en achtergronden fantastisch samen. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat iedereen een plek heeft en een gelijk startpunt heeft in deze samenleving. Dat mensen die het niet alleen kunnen, een steuntje in de rug verdienen en ook krijgen: dát is de samenleving waarvoor ik sta en waarvoor ik mij hard wil maken.

Voorzitter. Dat brengt mij bij het debat van vandaag. Het besluit van sommige zorgkantoren om meerzorgaanvragen af te wijzen, heeft voor veel onrust gezorgd. Het vertrouwen van veel mensen in het systeem is beschadigd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dat meerzorgaanvragen niet onverkort afgewezen mogen worden, heeft helaas nog niet tot concrete oplossingen geleid. Dat leidt tot schrijnende situaties. Want toegewezen meerzorg of niet: zorg gaat door. Mensen stoppen niet met zorgen omdat ze minder geld krijgen. Mensen zeggen hun banen op, korten op hun uitgaven of proberen zelf het gat dat de afgewezen meerzorg achterlaat te vullen. Laten we onszelf niet voor de gek houden: dat is ook nu al gebeurd. Nu al hebben mensen onmogelijke keuzes moeten maken om de zorg voor hun geliefden voort te zetten.

Onze inzet is dan ook duidelijk: de staatssecretaris moet de onzekerheid bij deze gezinnen wegnemen. We lezen in de brief van gisteren dat de staatssecretaris het vertrouwen heeft dat er op korte termijn een oplossing komt, maar deze gezinnen verdienen het niet om in onzekerheid af te wachten. Zij verdienen het om te weten waar ze aan toe zijn. Hoe dicht zijn we bij deze structurele oplossing? Wat doet de staatssecretaris om te helpen de gecreëerde onrust zo snel mogelijk weg te nemen? Welke concrete toezeggingen kan zij nu doen aan de gezinnen die in onzekerheid naar dit debat kijken?

Voorzitter. Deze situatie roept ook vragen op. Hoe zijn we eigenlijk op dit punt gekomen? Hoe kan het zijn dat we op basis van signalen uit de media van getroffenen die in uiterste nood aan de bel trekken, erachter moeten komen dat dit speelt? Dit roept het beeld op van een ministerie dat onvoldoende op de hoogte is van de problematiek. Op welke manier verzamelt het ministerie informatie over het aantal erkende en niet-toegewezen aanvragen? Hoe en hoe vaak monitort het of het systeem functioneert zoals het zou moeten? Kan het kabinet ons inlichten over de manier waarop hierover gerapporteerd wordt aan het ministerie?

Voorzitter. Volgens mij is uit alles wat we nu tot hiertoe hebben gehoord duidelijk dat er vrij brede steun is om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen en dat we deze mensen nu goed en snel dienen te helpen. Als samenleving moeten we het ook samen doen. We staan open voor elkaar, rekenen elkaar niet af op wie men is en we helpen de mensen die hulp nodig hebben. Dat gaat zeker op voor naasten die op basis van meerzorg zorg voor hun kinderen, broers of andere familie organiseren. Zij allen verdienen meer dan dit.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dank u wel. Een terechte roffel uit de zaal. Dank voor deze mooie maidenspeech. Ik feliciteer u daar van harte mee en ik wens u heel veel succes. Ik schors voor enig moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Het is mooi dat we zoveel maidenspeeches hebben. Ik zie alleen geen staatssecretaris. Ja, daar is ze. Het is toch prettig dat we in aanwezigheid van de staatssecretaris dit debat voeren. We gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw Wendel. Zij spreekt namens de VVD. Mevrouw Wendel, aan u het woord.

Mevrouw Wendel (VVD):
Stelt u zich eens voor dat uw partner, kind of ander familielid zo'n ernstige handicap heeft dat er dag en nacht zorg nodig is. U kunt hem of haar niet alleen laten zonder risico. Met veel moeite lukt het u om via een persoonsgebonden budget de zorg thuis te organiseren. Ondertussen moet u ook nog werken en gaan alle verplichtingen ook gewoon door. Dan, zonder dat er iets veranderd is in uw thuissituatie, krijgt u ineens fors minder geld voor diezelfde zorg. Dat is wat er nu aan de hand is in Nederland. Nieuwe aanvragen of verlengingen voor meerzorg worden in sommige regio's ineens veel strenger beoordeeld. Aanvragen worden afgewezen, terwijl er niets veranderd is in de situatie. Waarom? Dat blijft vaak onduidelijk. Het maakt dus uit waar je woont of je wel of geen meerzorg krijgt.

Voorzitter. Dit gaat over mensen die volledig afhankelijk zijn van intensieve zorg, voor wie meerzorg het verschil betekent tussen thuis kunnen blijven in een vertrouwde omgeving of niet. De VVD vindt dat zorg beschikbaar moet zijn, juist voor deze groep mensen. "Hoe kan dit?", zal iedereen zich afvragen. Volgens het Zorginstituut Nederland is nu niet duidelijk welk beoordelingskader zorgkantoren moeten gebruiken voor het vaststellen van bijzondere zorgbehoeften. Het Zorginstituut adviseert dit te verduidelijken. De VVD steunt dit advies uiteraard. Regels moeten duidelijk zijn en overal gelijk toegepast worden, ongeacht in welke regio je woont. De Kamer heeft in september een motie aangenomen om de richtlijnen voor de beoordeling van meerzorgaanvragen vast te leggen, maar uit de brief die de staatssecretaris gisteren naar de Kamer heeft gestuurd, blijkt dat die pas op 1 januari 2027 worden ingevoerd — en dat is zelfs nog maar een streefdatum. Via de voorzitter vraag ik de staatssecretaris: waarom duurt dit zo lang? Deze gezinnen hebben nu duidelijkheid nodig. Kan het sneller, en per wanneer?

Helaas is het verschil in toewijzing niet het enige probleem. Ouders, partners en verzorgers die met hart en ziel voor hun dierbaren willen zorgen, verdrinken in het papierwerk. Als er vervolgens zorg toegewezen wordt, moet dit een paar jaar later weer helemaal opnieuw. En dat terwijl er bij veel mensen met een ernstige handicap geen enkel uitzicht is op verbetering of een situatie waarin de zorg minder kan worden. Daarom wil ik via de voorzitter aan de staatssecretaris vragen: kan bij deze groep meerzorg voor langere termijn worden toegekend, zodat ze niet elke paar jaar door dezelfde molen hoeven?

Voorzitter, tot slot. Ik begrijp dat regelgeving aanpassen tijd kost, maar deze gezinnen hebben geen tijd. Het kan voor deze mensen het verschil zijn tussen in een vertrouwde omgeving, omringd door hun dierbaren, thuis blijven wonen, of verhuizen naar een instelling, als daar al plek is. Daarom is mijn oproep aan de staatssecretaris: maak haast. Waar we op de lange termijn naartoe werken is duidelijk, maar wat gaat u op de korte termijn doen om gezinnen die nu in onzekerheid zitten te helpen?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wendel. U heeft een interruptie van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dit was een heel mooi pleidooi van mevrouw Wendel, waar ik me ook helemaal bij aansluit. De VVD heeft in september gelukkig onze motie gesteund waarin we zeggen: staatssecretaris, zorg voor een oplossing. Tegelijkertijd vraagt mevrouw Wendel: waarom is dit zo? Dit terwijl de VVD in haar verkiezingsprogramma, en dus ook in de plannen voor de komende tijd, een forse korting van 1,2 miljard op de Wet langdurige zorg heeft ingeboekt. Ik wil mevrouw Wendel dus vragen hoe zij die verhouding ziet, want bezuinigingen hebben natuurlijk ook gevolgen voor de organisaties die het moeten uitvoeren.

Mevrouw Wendel (VVD):
Dank u wel voor deze vraag. We hebben het nu over de meest kwetsbare mensen in Nederland, die de meest intensieve zorg nodig hebben. Dat is dan ook heel erg belangrijk. We zien dat het grote probleem in de richtlijnen zit. Die zijn niet eenduidig, waardoor ieder zorgkantoor dus een andere beoordeling kan geven. Daarom vinden wij het heel belangrijk dat de motie die door u in september is ingediend zo snel mogelijk wordt uitgevoerd en dat ook op de korte termijn actie wordt ondernomen.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik allemaal ook, maar we zijn hier natuurlijk verantwoordelijk voor de kaders, dus voor wet- en regelgeving en ervoor zorgen dat organisaties zoals zorgkantoren hun werk kunnen doen. De VVD heeft niet alleen de afgelopen periode breed bezuinigd op de gehandicaptenzorg, maar ook voor de komende tijd een korting van 1,2 miljard ingeboekt op de Wet langdurige zorg. Dat is te zien in de doorrekening. Gehandicaptenzorg valt daar ook onder. Ik vraag me gewoon af hoe dat rijmt met het terechte verhaal dat ik van mevrouw Wendel hoor.

Mevrouw Wendel (VVD):
De afgelopen jaren was er natuurlijk ook al meerzorg en is er meer toegekend dan nu. We zien juist dat we ertegenaan lopen dat verlengingen waarbij niets veranderd is, ineens niet meer worden toegekend. Dus volgens mij moet dat gewoon kunnen binnen het huidige budget. De VVD wil niet bezuinigen op zorg. Dat wil ik toch even corrigeren. We willen de stijging afremmen die jaar na jaar na jaar doorgaat, zodat ook de toekomstige generaties nog gebruik kunnen maken van die zorg.

De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, uw derde interruptie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Niemand is voor zorg die niet werkt. Niemand is ervoor dat we zomaar geld gaan uitgeven aan van alles en nog wat. Ik noem niet eens alle punten waarop de VVD wil besparen in de zorg, maar ik heb het hier heel specifiek over die 1,2 miljard van de Wet langdurige zorg. Daarin staat ook heel specifiek de gehandicaptenzorg — dat zie je ook terug in de doorrekening — die aan alle kanten onder druk staat: te weinig personeel, problemen met mensen die willen wonen in zorginstellingen, lange wachtlijsten en ook deze zorg. Dus ik begrijp gewoon niet hoe het verhaal van mevrouw Wendel, dat ik steun, rijmt met de woorden in het verkiezingsprogramma, die gewoon echt wat anders zeggen.

Mevrouw Wendel (VVD):
Ik denk dat het verhaal overeind blijft. We willen niet bezuinigen op de zorg, maar de kosten afremmen die jaar na jaar stijgen, zodat ook de toekomstige generaties, mijn kinderen en kleinkinderen, gebruik kunnen maken van die zorg. Daarvoor is het wel belangrijk dat we keuzes maken. Nogmaals, dit debat gaat over de onzekerheid die er is omdat zorgkantoren aanvragen verschillend beantwoorden. Volgens mij is de oplossing heel helder: de richtlijnen moeten aangepast worden, en snel ook. Die oplossing heeft u in september ook geboden.

De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Als ik praat met de zorgkantoren, dan geven zij aan dat zij verantwoordelijk zijn gemaakt voor kijken of wij ons zorggeld op een goede manier uitgeven, maar dat wel moeten doen met de financiële kaders die ze hebben. Ze krijgen een opdracht mee, maar niet een superruim budget om het geld maar aan alles uit te kunnen geven. Dus wat doen zorgkantoren? Die gaan besparen. Welke groep is daarvan de dupe? Onder meer deze groep. Daarom vind ik het verhaal van mevrouw Wendel niet kloppen met die bezuinigingen, specifiek op de Wet langdurige zorg. Als je uitvoeringsorganisaties, zoals zorgkantoren en verzekeraars — ik kan wel even doorgaan — deze belangrijke opdracht meegeeft, dan moet je er als politiek ook voor zorgen dat ze die kunnen uitvoeren. Daar zit mijn bezwaar.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ziet mevrouw Wendel ook dat het hier niet alleen maar gaat over een echte stijging van zorgkosten, maar specifiek over bezuinigingen op zorg die nodig is voor die gezinnen die mevrouw Wendel zo terecht benoemt in haar bijdrage?

Mevrouw Wendel (VVD):
Ik denk dat het erom gaat dat we de onzekerheid wegnemen voor de mensen die met ziel en zaligheid iedere dag voor hun dierbaren zorgen met alles wat ze in zich hebben. Ik denk dat we een einde moeten maken aan die onzekerheid door die richtlijnen aan te passen en door ervoor te zorgen dat je als er geen zicht is op verbetering, wat natuurlijk al heel erg verdrietig en confronterend is, niet keer op keer in die papiermolen belandt. Ik denk dat daar de oplossing in zit. Dat zegt het Zorginstituut ook. Volgens mij moet dat gewoon binnen het huidige budget kunnen.

Mevrouw Dobbe (SP):
Laten we gewoon eerlijk zijn. Daartoe wil ik de VVD oproepen. Als er wordt bezuinigd op de zorg, dan zijn dat ook bezuinigingen op de zorg. Dat is wat mensen nu merken. Meerzorgaanvragen worden afgewezen. In de rest van de langdurige zorg merken mensen ook dat er bezuinigd wordt. Dat is het gevolg, want er wordt bezuinigd. De VVD doet altijd net alsof dat niet zo is, maar het is wel zo. Daar hebben we het vandaag hier ook over. Om dit voor de VVD wat concreter te maken: volgend jaar zouden bezuinigingen van 140 miljoen euro op de gehandicaptenzorg ingaan. Er is hier breed erkend dat dat bezuinigingen zijn, die niet gedekt zijn. Dat zouden besparingen zijn, want we zouden allemaal dingen anders gaan doen en dat zou geld opleveren. Die besparingen gaan allemaal niet door; die dingen gaan we niet anders doen, maar die 140 miljoen staat nog steeds. Dat zijn keiharde bezuinigingen. Die hebben we voor volgend jaar uitgesteld, maar voor het jaar daarna staan ze nog steeds. Kunnen die dan van tafel?

Mevrouw Wendel (VVD):
Ik vind toch dat we hier in een verkeerd frame aan het belanden zijn. Ik gaf zojuist al aan dat de problemen zitten in de richtlijnen. Die richtlijnen moeten we aanpassen. Ik merk dat ik herhaling val, omdat ik steeds een soortgelijke vraag krijg. We zien dat juist de kosten in de Wlz jaar na jaar blijven stijgen. Er is een moment waarop wij een keuze moeten maken en met elkaar moeten zorgen dat we die steeds maar blijvende stijging dempen, zodat ook de toekomstige generaties nog gebruik kunnen maken van die zorg. Ja, de VVD staat voor die keuze.

De voorzitter:
De laatste interruptie, mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):
Daar staat de VVD dus niet voor. Neem dan ook verantwoordelijkheid voor de bezuinigingen die de VVD heeft doorgevoerd en gaat doorvoeren. Dat zijn gewoon keiharde bezuinigingen.

De voorzitter:
Via de voorzitter.

Mevrouw Dobbe (SP):
Sorry, voorzitter. Ik ga even in op die 140 miljoen, want daar wordt vakkundig omheen gepraat. Het gaat om 140 miljoen euro aan concrete bezuinigingen op de gehandicaptenzorg. Dat zijn de allerkwetsbaarsten van deze samenleving. Laat de VVD die bezuinigingen doorgaan of niet?

Mevrouw Wendel (VVD):
Ik denk dat ik in herhaling blijf vallen. Ik denk dat mevrouw Dobbe ook weet dat ik hier nu niet een soort koehandel met u ga doen over budgetten. Dat is iets wat we aan de formatietafel doen. De inzet van de VVD daarbij is duidelijk.

Mevrouw Ten Hove (PVV):
Ik vond het een mooi verhaal van mevrouw Wendel. Gisteren diende mijn fractievoorzitter een motie in om bezuinigingen op de zorg te stoppen. Toen heeft de VVD tegengestemd. Dat klopt niet helemaal met dit verhaal. Waarom heeft de VVD gisteren tegen die motie gestemd?

Mevrouw Wendel (VVD):
Ik ben blij dat u mij deze vraag stelt. U heeft kunnen zien dat de VVD gisteren bijna tegen alle moties heeft gestemd, behalve uiteraard die over de vervolgstappen in de formatie, omdat het debat daarover ging. Aan de formatietafel voeren we de gesprekken. Dan kunnen we er niet in meegaan om allerlei moties aan te nemen zonder er het gesprek over te voeren, ook al gaan ze over heel belangrijke onderwerpen. Daarom is volgens mij ook breed in de Kamer besloten om niet al die moties te steunen.

De voorzitter:
Mevrouw Ten Hove met een vervolgvraag.

Mevrouw Ten Hove (PVV):
Dat was dan een gemiste kans gisteren, want al die mensen die wachten op duidelijkheid moeten nu langer wachten, dankzij de VVD. Dus ik vraag mevrouw Wendel om tijdens de formatie echt dit onderwerp op tafel te leggen en hiervoor te strijden, zodat de mensen in de zorg en ook de mensen die zorg nodig hebben op de VVD kunnen rekenen.

De voorzitter:
Een reactie nog van mevrouw Wendel?

Mevrouw Wendel (VVD):
Ik zei al eerder dat de VVD het belangrijk vindt dat we er echt zijn voor de mensen die het nodig hebben, dus daar zetten we de komende tijd op in. We willen de onzekerheid wegnemen. We willen dat er snel richtlijnen komen. We vragen dus ook aan de staatssecretaris om daar tempo mee te maken, zodat de mensen thuis weten waar ze aan toe zijn en ook niet keer op keer op keer weer de papiermolen in moeten gaan voor een nieuwe aanvraag.

De voorzitter:
Dit leidt tot een vervolgvraag van mevrouw Ten Hove.

Mevrouw Ten Hove (PVV):
Dit is niet zozeer een vraag, maar meer nog een laatste opmerking. In jullie programma bezuinigen jullie fors op de zorg.

De voorzitter:
Bezuinigt "de VVD" of "mevrouw Wendel".

Mevrouw Ten Hove (PVV):
Ja, dank u wel, voorzitter. Maar kijk daar nog eens goed naar.

Mevrouw Wendel (VVD):
Ik blijf in herhaling vallen, maar dat komt omdat ik continu dezelfde vraag krijg. De VVD wil de steeds stijgende kosten van de zorg dempen, zodat ook toekomstige generaties nog kwalitatief goede zorg hebben.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we aan bij de laatste spreker in dit debat. Dat is de heer Van Houwelingen. Hij spreekt namens Forum voor Democratie. Aan u het woord, meneer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. Gedurende dit jaar zijn er steeds meer signalen gekomen dat verlengingsaanvragen voor meerzorg — dat wil zeggen: voor patiënten met een bijzondere zorgbehoefte, die dikwijls thuis intensieve zorg ontvangen — door zorgkantoren worden afgewezen. Mij werd bij het lezen van de stukken niet duidelijk waarom dit het geval is. Is het beoordelingskader soms aangescherpt? Hoe kan dat? Want ik begrijp dat de wet- en regelgeving niet is veranderd. Of worden verlengingsaanvragen afgewezen omdat de zorgkantoren zich genoodzaakt zien de kosten te drukken? Daar lijkt het namelijk op.

De kosten voor meerzorg zijn de afgelopen jaren immers sterk gestegen, onder andere omdat er onvoldoende plekken bij zorginstellingen zijn voor Nederlanders met een zware handicap. Volgens belangenvereniging Metgezel kreeg één aanvrager bij de afwijzing van een verlengingsaanvraag van het zorgkantoor te horen: "Naar aanleiding van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, waarin de zorg in de toekomst door toenemende zorgkosten onder druk komt te staan, is het zorgkantoor genoodzaakt om aanvragen op een andere wijze te beoordelen dan in het verleden." Het lijkt dus met de zorgkosten te maken te hebben.

Dat zou ook verklaren waarom zorgkantoren ineens, zo horen we, bij verlengingsaanvragen zo veel extra informatie opvragen, die niet altijd relevant lijkt te zijn. Immers, hoe meer informatie, hoe groter de kans op een afwijzingsgrond. Ik begrijp dan ook niet waarom het kabinet in de brief van 10 december schrijft dat "de zorgen bij aanvragers niet zozeer over de hoogte van toekenning van meerzorg zouden gaan". Als een aanvraag wordt afgewezen en er dus helemaal geen meerzorg wordt vergoed, is de hoogte van de toekenning, die dan dus nul is, toch een probleem, lijkt me.

Voorzitter. Het is voor mij ook onduidelijk waarom — ik citeer weer uit de brief van het kabinet — "het enkel toepassen van een urengrens als beoordeling van de aanvraag voor meerzorg een probleem is". Waarom kiest het kabinet ervoor om de regelgeving op verzoek van de zorgkantoren aan te passen, in plaats van zorgkantoren op te dragen besluiten binnen het huidige wettelijke kader te nemen, zoals dat hier in de Tweede Kamer is vastgesteld? Dat lijkt toch een beetje de wereld op zijn kop te zijn.

Voorzitter. Politiek is keuzes maken. De kosten voor de meerzorg, zo lezen we, bedroegen in 2021 412 miljoen euro. Dat is veel geld. Dat zal nu in 2025 ongetwijfeld nog meer zijn, maar niet zo veel als de 700 miljoen euro die deze Kamer deze week binnen 48 uur op verzoek van de regering heeft vrijgemaakt voor militaire steun aan Oekraïne, voor een zinloze proxyoorlog die Oekraïne totaal vernietigt en die, als het aan Forum voor Democratie had geleden, helemaal niet onze oorlog zou moeten zijn.

Dat laatste is helaas voor alle andere partijen in deze Kamer wel het geval, met als gevolg — het is toch het gevolg — dat er onder andere op de meerzorg moet worden beknibbeld, dus de ondersteuning voor de ongeveer 700 gezinnen die met een pgb of modulair pakket zeer intensieve zorg moeten verlenen aan een familielid dat deze zorg nodig heeft. Je kunt het geld namelijk maar één keer uitgeven. Maar deze week kan er dus wel binnen 48 uur op stel en sprong even 700 miljoen euro aan militaire steun worden verstrekt voor een volstrekt zinloze oorlog in Oekraïne. Forum voor Democratie had deze 700 miljoen euro liever vrijgemaakt voor de 700 Nederlandse gezinnen die meerzorg nodig hebben, of voor andere zorg en sociale voorzieningen in ons land.

Voorzitter. We kijken uit naar de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris.

Dank.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft vijftien minuten gevraagd om zich voor te bereiden. Ik wil echt strak om 11.35 uur starten met de beantwoording van de staatssecretaris. Het debat is geschorst tot 11.35 uur.

De vergadering wordt van 11.20 uur tot 11.36 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Aan de orde is het debat over het beleid rondom de toewijzing voor meerzorg. We hebben de eerste termijn van de zijde van de Kamer gehad en gaan nu luisteren naar de beantwoording door de staatssecretaris van VWS. Ik zou met de leden willen afspreken ook in deze termijn twee interrupties in tweeën of vier losse vragen te hanteren. Ik realiseer me dat dat niet veel is, maar we hebben ook niet heel veel tijd voor dit debat. Dat gezegd hebbende, geef ik het woord aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Ten eerste mijn felicitaties aan de leden die hun maidenspeech hebben gehouden. Een verbindende factor vond ik de woorden over dienstbaarheid en het gevoel van verantwoordelijkheid richting de bevolking, die bij dit ambt passen. Dat vond ik heel mooi als verenigende factor. Ik denk dat het voor de leden van de commissie voor VWS heel belangrijk is dat u zich altijd, en ik in mijn functie natuurlijk ook, realiseert voor wie we dit doen; dat is uiteindelijk het belangrijkste. Nogmaals, mijn felicitaties voor alle mooie woorden.

Dan het inhoudelijke debat. Ik zou graag willen beginnen met een algemene introductie waarin ik ook de chronologie langsloop. Er waren namelijk best veel vragen over welk signaal op welk moment wie heeft bereikt en over wie met wie gesproken heeft. Daar zal ik eerst even doorheen gaan. Ik heb mijn beantwoording daarna opgeknipt in: korte termijn, lange termijn en varia. Ik zal beginnen met een inleiding voor de korte termijn en de lange termijn. Normaal gesproken houd ik wat kortere verhalen en ga ik heel snel naar de vragen, maar dit is best een lastig dossier met heel veel verschillende feiten, dus ik zal iets langer aan het woord zijn voordat ik bij de vragen kom. Excuses daarvoor. Als iets niet duidelijk is, interrumpeer dan vooral.

De introductie. Sinds het voorjaar van 2025 bereikten ons bij VWS signalen van cliënten die gebruikmaakten van de meerzorgregeling, maar te maken kregen met afwijzingen. In reactie daarop heeft mijn ambtsvoorganger Metgezel en het ZEVMB-kenniscentrum gevraagd de problematiek te inventariseren. Het ging op dat moment vooral om losse casussen. We wilden in kaart brengen wat er precies gebeurde en hoe groot het probleem was. Vervolgens ben ik eind augustus daarover bijgepraat. Mij werd duidelijk dat het echt om een groter probleem met de nodige urgentie ging. Op 9 september jongstleden hebben wij hier in deze Kamer ook over gesproken. Het gaat veelal om ouders van een kind met een intensieve zorgvraag; dat zijn ouders die al zwaar belast zijn, zoals u ook bijna allemaal benoemd heeft. Onzekerheid over de verlenging van meerzorg heeft zeer veel impact. Onduidelijkheid over de vraag of je kind nog wel de zorg kan krijgen die hij of zij nodig heeft, of nog wel thuis kan blijven wonen, wens je niemand toe.