Plenair verslag Tweede Kamer, 22e vergadering
Donderdag 4 december 2025

  • Begin
    10:15 uur
  • Sluiting
    0:00 uur
  • Status
    Ongecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Campen

Aanwezig zijn leden der Kamer, te weten:

De voorzitter:
Ik open de vergadering van 4 december 2025.

Extra regeling van werkzaamheden

Extra regeling van werkzaamheden

Extra regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Aan de orde is een extra regeling van werkzaamheden, aangevraagd door mevrouw Beckerman van de SP. Die geef ik graag het woord.

Mevrouw Beckerman (SP):
Goeiemorgen allemaal. Vier minuten, dat is ruim!

Voorzitter. Vorige week vrijdag hebben we een zogenaamde incidentele suppletoire begroting gekregen inzake Ternaard. Die gaat over de gaswinning onder de Waddenzee. Het verzoek is dat we die voor de kerst zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer behandelen. Daarom doen wij het verzoek om hier dinsdag over te stemmen. Dan doen wij als Tweede Kamer in ieder geval alles om mogelijk te maken dat er voor de kerst een besluit ligt, wat dat dan ook moge zijn.

De voorzitter:
Ik kijk rond om te zien of daar steun voor is.

De heer Van den Berg (JA21):
Voorzitter. Ik zou dat verzoek eigenlijk niet willen steunen. Ik wil het op korte termijn wel behandelen, maar ik zou er wel de voorkeur voor hebben om het een week later te doen, zodat wij zorgvuldig kunnen zijn in onze besluitvorming. Het is een complex dossier met een lange geschiedenis. Die tijd zou ik heel graag willen gebruiken om tot een goede keuze te kunnen komen.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Volgens mij is het heel goed als we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat in ieder geval de Eerste Kamer ook in staat wordt gesteld om het nog voor de kerst te behandelen. Als dit daarbij helpt, lijkt het me buitengewoon verstandig als we dit inderdaad gaan doen.

De heer De Groot (VVD):
Voorzitter. We hebben maandag het debat, dus dinsdag moet lukken. Steun.

De heer Köse (D66):
Voorzitter. Wij willen graag een snelle, succesvolle afronding van deze deal, dus steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun.

De heer Jumelet (CDA):
Voorzitter. Het is goed om zo snel mogelijk een besluit te nemen. Steun namens het CDA.

De heer Struijs (50PLUS):
Steun.

De voorzitter:
De heer Ergin. Ik bedoel de heer El Abassi. Sorry, meneer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):
Steun.

De heer Kops (PVV):
Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Steun.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid.

Mevrouw Beckerman (SP):
Prachtig. Dank u wel.

De voorzitter:
Tot uw dienst.

Ik schors een heel kort ogenblik, want ik zie dat de afvaardiging vanuit het kabinet al aanwezig is voor het volgende debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Rapporten van de IGJ en de Inspectie JenV

Rapporten van de IGJ en de Inspectie JenV

Aan de orde is het debat over de rapporten "Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel" van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en "Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt" van de Inspectie JenV.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en heet de staatssecretaris van VWS en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Aan de orde is het debat over de rapporten "Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel" van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en "Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt" van de Inspectie Justitie en Veiligheid.

We hebben vandaag als eerste spreker aan de zijde van de Kamer mevrouw Westerveld van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Het is een heuglijke dag, want we hebben vandaag twee maidenspeeches: van mevrouw Wendel van de VVD en van mevrouw Coenradie van JA21. Daar gaan we straks, als ze aan de orde zijn, natuurlijk uitgebreid bij stilstaan, maar allereerst wil ik graag het woord geven aan mevrouw Westerveld voor haar inbreng in eerste termijn, namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. U heeft het woord.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. "Dit mag nooit meer gebeuren", zeiden verschillende Kamerleden in het debat over de afschuwelijke mishandeling van het pleegmeisje in Vlaardingen. "Dit mag nooit meer gebeuren", was ook de strekking van het nieuws over de mishandeling van de kinderen in het gezinshuis in het noorden van het land. Er wordt natuurlijk gezocht naar verklaringen. Greep de school in? Waren de hulpverleners er op tijd bij? Wie heeft er schuld? Die vragen begrijp ik, want bij dit soort afschuwelijke gebeurtenissen willen we weten waar het is misgegaan, of de screening van pleegouders wel voldoende is en wie de schuldige is.

Voorzitter. Voor politici kan het geen verrassing zijn dat kinderen het slachtoffer worden van mishandeling. In 2012 schreef de commissie-Samson het rapport "Omringd door zorg, toch niet veilig", over seksueel misbruik bij uit huis geplaatste kinderen. In 2019 schreef de commissie-De Winter dat de overheid onvoldoende heeft gedaan om geweld in de jeugdzorg te voorkomen. In 2019 sloegen ook de inspecties alarm. Zij stelden in het rapport Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd: "De overheid neemt op dit moment onvoldoende haar verantwoordelijkheid om kinderen te beschermen (…). Daarom moeten direct stappen worden gezet die ertoe leiden dat de jeugdbescherming voor deze kinderen beter functioneert." Zij wezen ook uitdrukkelijk naar de ministers — nu zijn het de staatssecretarissen — als stelselverantwoordelijken.

De inspectie stuurde afgelopen jaren talloze rapporten en signaalbrieven naar de Kamer en het kabinet, met een uitdrukkelijk beroep om in te grijpen. Maar in de inspectierapporten van 2025 lees ik weer, en ik citeer: "De problemen verergeren als gevolg van de verder toenemende krapte op de arbeidsmarkt, er is steeds minder beschikbaarheid van (specialistische) hulp en er is onvoldoende passende hulp voor kinderen met complexe problemen." In deze rapporten staan precies dezelfde woorden, maar dan meer dan zes jaar later. Zes jaar waarin kinderen in onveilige situaties zitten, wachtlijsten groeien, kinderen nog steeds te weinig worden gehoord en noodmaatregelen inmiddels structureel beleid zijn geworden. Zes jaar waarin bij iedere vreselijke gebeurtenis iedereen zich afvraagt "hoe heeft dit kunnen gebeuren?", maar adviezen van commissies worden genegeerd, het stelsel niet wordt aangepakt en beloofde verbetermaatregelen allemaal vertraging hebben of niet worden uitgevoerd.

Dan mijn vragen aan beide staatssecretarissen. Wat is volgens hen de reden dat de inspectie nu, zes jaar later, nog steeds hetzelfde opschrijft? Ja, kabinetten zijn gevallen; dat hielp niet. Maar zien zij ook dat dit onderwerp gewoonweg nooit op prioriteitenlijstjes van kabinetten staat? Want hoezo is de Kamer jarenlang voorgehouden dat het toekomstscenario een oplossing is voor veel problemen, maar zijn er in de voorjaarsnota geen financiën gereserveerd van dit toekomstscenario? Waarom staat er nog steeds een bezuiniging op de begroting voor de jeugdbescherming? Wat zien zij als stelselverantwoordelijkheid? Hoe gaan ze die oppakken? Zijn ze het ook met ons eens dat de verantwoordelijkheid niet goed is belegd in het stelsel, waardoor iedereen voortdurend naar een andere instantie kan wijzen? Wat gaan ze doen met andere knelpunten die de inspectie al jaren constateert? Vindt het kabinet dat de adviezen van destijds, van de commissie-Samson en de commissie-De Winter, wel goed zijn opgevolgd?

Voorzitter. Wij kaarten voortdurend aan dat kinderen onvoldoende worden gehoord. In het debat over het Vlaardingse pleegmeisje is onze motie aangenomen waarin we vroegen om voor de zomer alle pleegkinderen te informeren over het feit dat ze recht hebben op een vertrouwenspersoon en dit structureel te borgen. Wij begrijpen van Jeugdstem, de organisatie, dat zij druk bezig zijn, dat hun bekendheid ook echt is toegenomen en dat pleegkinderen hen vaker weten te vinden. Dat is natuurlijk winst, maar het is ook pas een begin, want wij vroegen ook om structurele inbedding. Nu horen we dat de werkgroep die hiermee bezig is dit jaar geen subsidie kreeg vanuit VWS. Ze proberen het nu opnieuw voor 2026. Kan de staatssecretaris dit uitleggen? Kan ze toezeggen dat het ministerie deze subsidie gaat verstrekken? Dit volgt namelijk direct uit onze aangenomen motie.

We begrijpen ook dat het budget voor Jeugdstem voor 2026 onvoldoende is om alle gezinshuizen te bezoeken. In 2025 kregen ze een aanvullende subsidie — ze bezochten 140 gezinshuizen — maar in 2026 niet. Hoe kan dit? Waarom informeert het kabinet ons daar niet actief over? Gaan ze dit alsnog regelen? Wat is er met andere beloften gedaan, zoals een eerdere toezegging aan ons om pleegouders beter te ondersteunen? Waarom lees ik nog steeds in de rapporten dat broertjes en zusjes niet altijd samen worden geplaatst, terwijl daarover jaren geleden een motie van mij en Michiel van Nispen over is aangenomen, en dit ook in het belang van het kind is? Hoe vaak gaat dit nog mis? Wat is er gedaan met onze motie die in oktober is aangenomen die aan de regering vroeg om de voorbereidingen voor het wetsvoorstel voor een eigen bijdrage in de jeugdzorg te staken?

Voorzitter. Dat zijn veel vragen over de rol van het kabinet. Die stel ik niet voor niets. De mishandelingen in Vlaardingen en in het noorden van het land zijn geen losstaande incidenten; die vinden plaats binnen een falend systeem. Kamer en kabinet laten dit gebeuren als er niet wordt ingegrepen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Er is een interruptie van de heer Van Houwelingen. Ik zou graag met u willen afspreken dat we de interrupties binnen de 30 seconden houden. Dan hoeven we ook geen maximumaantal interrupties vast te stellen. Als we ons daar allemaal aan houden, houden we ons ook aan de maximale tijd voor dit debat.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Mooi betoog. Het is somber stemmend dat dit al jaren speelt en dat er weinig verandert. Ik heb een vraag aan mevrouw Westerveld. Ik ben benieuwd hoe GroenLinks-PvdA hiertegen aankijkt. Zou het, gezien het feit dat de problemen voortduren, niet zo kunnen zijn dat je op een gegeven moment moet zeggen als Kamer: als er geen goede zorg kan worden geboden, dan is het misschien maar beter helemaal geen zorg te bieden? En dan meer specifiek: hoe kijkt u aan tegen dat handelingsperspectief, dus dat er eigenlijk geen goede zorg wordt geboden? Is het dan niet beter om misschien maar helemaal geen zorg te bieden?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dat is een voorbeeld van zo'n maatregel die eigenlijk tijdelijk is, die ook niet volgens de wet is, maar die uiteindelijk wel structureel beleid is geworden. Ik ben er niet voor om geen zorg meer te bieden, want naar schatting worden nog steeds 119.000 kinderen per jaar mishandeld. Dat kunnen verschillende vormen van mishandeling zijn. Het kan psychische mishandeling zijn, en soms ook fysieke mishandeling. Ik vind wel dat de overheid de taak heeft om dan in te grijpen. We weten wel dat uit huis geplaatste kinderen niet altijd beter af zijn. Daar waarschuwen de inspecties ook al jaren voor. Daarom ben ik blij met de beweging die is ingezet om juist minder kinderen uit huis te plaatsen. Die cijfers zien we gelukkig ook. Tegelijkertijd zien we nog te vaak dat de hulp niet toereikend is en dat het niet beter gaat. Dat zeggen de inspecties ook in hun laatste rapport. Maar helemaal niet ingrijpen, daar ben ik absoluut geen voorstander van.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Wij zijn natuurlijk ook niet voor geen zorg, maar we lezen ook in het inspectierapport waar het debat nu over gaat dat de inspectie zelf zegt dat in dit soort gevallen de zorg per saldo schadelijk kan zijn, net zoals bij de gesloten jeugdzorg vaak het geval is. Wij zitten er ook niet op te wachten, maar is het dan misschien niet beter om in zo'n geval te zeggen: beter niets doen dan schade berokkenen?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Als de zorg schadelijk is, ben ik er natuurlijk niet voor dat die zorg wordt gegeven. Daar zit volgens mij precies het knelpunt. De inspecties zeggen al een paar jaar dat het heel vaak gebeurt dat een kind uit huis wordt geplaatst, dat er niet wordt ingegrepen of dat er wel een maatregel wordt opgelegd maar niet wordt uitgevoerd. Dat is natuurlijk hartstikke schadelijk. Maar dat vraagt volgens mij dat er geluisterd moet worden naar al die adviezen die de inspecties ons al jaren geven, maar ook naar de adviezen die al staan in het rapport van de commissie-De Winter dat daar op mijn tafel ligt en van de commissie-Samson. Ik heb dat het afgelopen weekend nog even kort doorgebladerd. Het is een meer dan 600 pagina's tellende evaluatie van de Jeugdwet waarin ook een heel aantal verbeterpunten staan. Ik ben ervoor dat uiteindelijk die verbeterpunten worden uitgevoerd in plaats van dat we als Kamer maar zeggen: nou ja, kennelijk is een deel van de zorg schadelijk, dus laten we maar niets doen. Ik zie ook dat er de afgelopen jaren veel te weinig prioriteit was. Ja, we hebben vandaag dit debat. We hadden ook een debat naar aanleiding van de afschuwelijke mishandeling in Vlaardingen. Dat is fijn, maar ik zou willen … Dat is mijn wens voor deze Kamer, en het doet me goed dat zo veel woordvoerders hier aanwezig zijn. Ik hoop dat deze Kamer ook de komende jaren de vinger aan de pols houdt als het gaat over het stelsel, dat we voortdurend bij het kabinet dat er dan zit, bij deze of andere bewindspersonen, aan de bel blijven trekken omdat we vinden dat een advies zou moeten worden uitgevoerd, omdat we vinden dat wij als overheid een verantwoordelijkheid hebben als het gaat over kwetsbare kinderen.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben het met mevrouw Westerveld eens. Ik loop hier vier jaar rond. We hebben heel veel rapporten gehad met heel veel aanbevelingen. Als ik daar doorheen blader, dan is maar een deel daarvan overgenomen. Waar ik een beetje bang voor ben, is dat wij met de pendule van de ene kant naar de andere kant swingen. Ik bedoel daarmee het volgende. Volgens mij hebben wij een lijn ingezet dat wij van grootschalige jeugdzorgvoorzieningen naar kleinschalig gaan …

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Ceder (ChristenUnie):
… van pleegzorg- naar gezinshuizen en van jeugdzorg naar gezinszorg aan de voorkant.

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Mijn vraag is of mevrouw Westerveld diezelfde lijn, wel met waarborgen, nog verder wil inzetten. Want voor je het weet gaan we nu weer allemaal waarborgen optuigen, juist bij die kleinschalige voorzieningen, en gaan we weer de andere kant op.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik ben niet voornemens om in dit debat allemaal moties te gaan indienen die vragen om allerlei extra maatregelen. Dat hebben we in het vorige debat ook niet gedaan. De inspecties geven aan dat er al heel veel waarborgen zijn, maar dat ze niet worden uitgevoerd. De inspecties hebben al gezegd: "Onze toezichtinstrumenten zijn eigenlijk uitgeput. Want wij kunnen maatregelen opleggen, maar vervolgens worden ze toch niet uitgevoerd." Het laatste wat wij, denk ik, moeten doen, is allerlei extra maatregelen bedenken die weer zorgen voor extra bureaucratie of extra lasten voor degenen die ze moeten uitvoeren. Waar we volgens mij voor moeten zorgen, is dat al die wettelijke instrumenten die er nu al zijn eindelijk worden uitgevoerd. Ik zou het een waarde vinden van dit debat als we dat uitgevoerd krijgen, juist als het gaat over pleegzorg- of gezinshuizen. Ik ben een ongelofelijke voorstander daarvan. Als een kind uit huis wordt geplaatst omdat het echt niet anders kan, dan kan het over het algemeen beter terechtkomen in een gezinshuis met liefdevolle ouders of bij pleegzorgouders dan in een instelling. We hebben er de afgelopen jaren al een heel aantal keren voor gepleit om juist de ouders die uit alle liefde een kind opnemen te ondersteunen om te voorkomen dat zij weer met allerlei extra bureaucratie te maken krijgen. Ik ben daar dus een heel groot voorstander van.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is fijn om te horen. Ik hoop dat we als Kamer die lijn verder gaan inzetten en niet door incidenten denken: nou ja, dan moet het allemaal weer de andere kant op. Een ander probleem dat ik de afgelopen jaren zie, wordt eigenlijk gepersonifieerd door de twee bewindspersonen hier; niets negatiefs over de personen. Hier zitten VWS en JenV aan tafel. Dat maakt het heel lastig om één beleid door te kunnen voeren, omdat enerzijds VWS met de ambtenaren en het ministerie aan zet is en aan de andere kant JenV. Je merkt dat bepaalde dingen gewoon niet samenkomen. Ik zou er graag voor willen pleiten — dat doe ik al langer — dat we dit borgen bij één stelstelverantwoordelijke, zodat die kan doorpakken. Ik weet dat sommige Kamerleden wel in de commissie voor VWS zitten, maar niet in de commissie voor JenV en vice versa. Daardoor kun je als parlementariër versnipperd beleid voeren. Mijn vraag is hoe mevrouw Westerveld naar dit punt kijkt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dat een goed punt. Wij hebben ervoor gekozen om beide bij mij te beleggen, maar dat kan natuurlijk alleen als je een fractie hebt met genoeg mensen. Alleen dan kun je dit goed borgen. Ik herken het punt van de wisselingen wel. De hele stelsels van jeugdzorg en jeugdbescherming grijpen natuurlijk in elkaar in. Ik heb in het debat van vandaag bewust gepoogd om het zo veel mogelijk te hebben over de jeugdbescherming, maar over de jeugdzorg kan ik met gemak ook een heel pleidooi volmaken. Dat doen we vandaag niet, maar dat laat wel zien hoe ingewikkeld het is dat die stelsels in elkaar grijpen. Staatssecretaris Tielen is de zesde bewindspersoon in de bijna negen jaar dat ik Kamerlid ben. Dat neem ik haar niet kwalijk, maar dat laat wel zien hoe snel die wisselingen plaatsvinden.

Ik begrijp welke kant de heer Ceder op wil met zijn vraag. Tegelijkertijd ben ik er beducht voor dat er dan heel veel aandacht en tijd gaat zitten in een hele grote wijziging in de organisatievorm tussen de ministeries, terwijl die aandacht en tijd zouden moeten zitten in het uitvoeren van wat er in de afgelopen jaren is afgesproken. We moeten uitvoeren wat er in de adviezen van de inspecties staat. Ik zou willen dat daar alle aandacht naartoe gaat. Daarom ben ik er wat terughoudend in om te zeggen: ik zou willen dat dat allemaal onder één bewindspersoon valt.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld, voor uw bijdrage in de eerste termijn. Dan geef ik het woord aan mevrouw Dobbe voor haar inbreng namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.

Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Kinderen die zorg, bescherming, ondersteuning of hulp nodig hebben, moeten die gewoon krijgen. Anders staan levens stil, worden ze in de wacht gezet en worden de problemen erger. Kinderen wordt de kans ontnomen om onbeschadigd volwassen te worden. We zien dat het systeem faalt. Het systeem is kapot. Nu liggen er weer twee rapporten van inspecties die zeggen dat de zorg, de bescherming en de reclassering niet op orde zijn. Na zes jaar is er geen verschil. We hoorden dit eerder al van kinderen, van ouders en van jeugdbeschermers en jeugdzorgverleners. Ook hebben we hier een debat gehad over het rapport van Jason. We hebben debat na debat, maar het verandert niet.

Uit de inspectierapporten blijkt dat 40% van de kinderen inmiddels vier of meer jeugdzorgwerkers heeft gehad. Bijna een kwart van de kinderen heeft er meer dan vijf gehad. Ook heeft een derde van de kinderen in een periode helemaal geen jeugdzorgwerker gehad. Niemand had nog zicht op het kind en wist of het kind op een veilige plek zat of niet. Wat gaat de staatssecretaris doen met de aanbevelingen uit deze rapporten? Worden deze overgenomen en uitgevoerd en, zo niet, waarom niet?

We hadden eerder dit jaar een debat over het pleegmeisje in Vlaardingen. Zij werd ernstig mishandeld. Dat is verschrikkelijk. Nu horen we weer over twee kinderen van 9 en 10 jaar oud, die in de afgelopen jaren ernstig zijn mishandeld door hun verzorgers. Alle sterkte voor deze kinderen en hun naasten. Maar er is meer dan verontwaardiging nodig. Er zijn fundamentele oplossingen nodig en die liggen in het systeem. Er is nu een jungle aan zorgbedrijven die geld verdienen met zorggeld. Er zijn allerlei verschillende lagen. Een deel ligt bij de gemeenten en een deel ligt bij de regio's. De jeugdzorgregio's wijken weer af van de jeugdbeschermingsregio's. Het verschilt allemaal van elkaar. Een deel ligt bij het Rijk. Niemand is meer verantwoordelijk en niemand snapt het meer. Als we dat niet aanpakken, dan pakken we ook de fundamentele problemen niet aan. Dat betekent dat de specialistische jeugdzorg ook naar het Rijk moet. Gaat de staatssecretaris dit nu eindelijk in gang zetten? Hoeveel rapporten zijn daar nog voor nodig?

Dit systeem stuurt nu op kosten of winsten, maar niet op goede zorg of hulp. Dat is wat we zien. Sommige gemeenten heroverwegen verwijzingen van jeugdzorgwerkers vanwege de kosten. Het is niet aan de gemeenten om dat te doen. Is de staatssecretaris dat met de inspecties eens? Dit betekent namelijk dat kinderen die zorg en bescherming nodig hebben, die niet krijgen, terwijl er wel plek is. De gemeenten vinden het te duur. Dat is absoluut onacceptabel. Dit betekent ook dat er verschillen zijn tussen gemeenten of regio's. Het mag niet uitmaken waar je woont. Ook dat is onacceptabel. Hoe gaat de staatssecretaris dit heel concreet oplossen? Diezelfde gemeenten hanteren nog steeds budgetplafonds. We horen nog steeds te vaak terug van organisaties dat ze daartegenaan lopen. En ja, dat heeft gevolgen. En die gevolgen zijn voor de kinderen die zorg en hulp nodig hebben. Dat is niet te verantwoorden, zeker niet gezien de staat van dit stelsel. Erkent de staatssecretaris dat?

Ook komen de geplande hervormingen nauwelijks van de grond. Erkent de staatssecretaris dat ook? Begin dit jaar kwam de commissie-Van Ark met adviezen over de Hervormingsagenda Jeugd. De commissie noemde de ingeboekte bezuinigingen een "zwaard van Damocles". Hier werd niet naar geluisterd, want over vier weken begint 2026, waarin nog steeds een half miljard euro bezuinigd zal moeten worden. Waar denkt u dat dat geld vandaan gaat komen, zo vraag ik de staatssecretaris. Iedereen zegt vandaag weer: "Het moet opgelost worden. Kinderen mogen niet de dupe worden, in de problemen komen. Zij moeten goede zorg krijgen." Iedereen zal weer zeggen: dit mag nooit meer gebeuren. Maar hoe kan het worden opgelost als het enige wat nu concreet gebeurt, is dat er een half miljard wordt bezuinigd? Erkent u dat dit niets meer te maken heeft met het hervormen of beter maken van de jeugdbescherming of de jeugdzorg, maar dat dit inmiddels gewoon een ordinaire kaasschaaf is, en totaal onverantwoord gezien de staat van de jeugdzorg en de jeugdbescherming? Erkent de staatssecretaris ook dat kinderen en jeugdzorgverleners hier echt zwaar de dupe van zullen worden?

Dan nog een aantal vragen. De Tweede Kamer heeft het kabinet opgedragen om beschikbaarheidsfinanciering weer de standaard te maken. Wanneer wordt deze motie uitgevoerd en wanneer gaat dit de standaard worden? Bent u bereid ervoor te zorgen dat er meer ervaringsdeskundigheid wordt ingezet in de jeugdbescherming? Dit gebeurt nu namelijk nog steeds veel minder dan in de specialistische jeugdzorg. Het is belangrijk dat het wél gebeurt. Welk heel concreet plan heeft de staatssecretaris om de personeelstekorten aan te pakken, waaronder betere salarissen, minder bureaucratie, minder werkdruk, werving en zeggenschap? Want dit is nodig. Graag een heel concrete reactie. En tot slot: wanneer wordt het plan voor het invoeren van de eigen bijdrage geschrapt?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe. Dan is het woord aan de heer Ceder voor zijn inbreng in eerste termijn namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. In 2021 maakte ik de overstap van de advocatuur naar de Tweede Kamer. Ik heb de jaren daarvoor ouders bijgestaan die hun kinderen uit huis geplaatst zagen worden. Ik heb ouders meegemaakt die onderling vochten om een kind en kinderen gesproken die vanuit een loyaliteitsconflict niet wisten of ze beter af waren bij instanties, bij pleegouders of bij hun biologische papa en mama. Ik zag hartverscheurende taferelen, maar het was wel de dagelijkse realiteit in vele rechtbanken in Nederland; dat is het ook nu, terwijl we over dit onderwerp praten.

Voorzitter. Ik kwam de Kamer in mede om dit beleid te verbeteren en het belang van het kind centraler te stellen, maar ik heb de afgelopen vier jaar, rapport op rapport, vooral moeten lezen hoe het huidige stelsel niet kan garanderen dat, zodra de overheid de zorg van ouders overneemt, kinderen daadwerkelijk beter af zijn. Soms zijn ze zelfs slechter af.

Sinds het tragische verhaal van het pleegzorgmeisje uit Vlaardingen in de publiciteit is gekomen, is het aantal aanmeldingen van potentiële pleegouders gestegen. Van gezinnen die na deze tragedie dachten: dit kan en moet anders; kinderen die niet thuis kunnen wonen, verdienen een liefdevol huis. Dat vind ik een hoopvolle ontwikkeling. Net zo hoopvol is de onafgebroken inzet van jeugdbeschermers om te zorgen voor de veiligheid van kinderen. We zijn ook veel dank aan hen verschuldigd. De inspectie zegt ook in haar rapport: aan hen ligt het niet. Tegelijkertijd staat Vlaardingen ons nog scherp voor ogen. In een gezinshuis in Noord-Nederland waren ook kinderen structureel onveilig. Nog steeds zijn kinderen en jongeren in de jeugdbescherming niet altijd beter af dan thuis, omdat er te weinig contact is met de kinderen, omdat de samenwerking onvoldoende is en door elkaar heen loopt en omdat passende hulp niet of te laat wordt ingezet.

Voorzitter. Als parlement kunnen we ons er niet bij neerleggen dat kinderen onder verantwoordelijkheid van de Staat inmiddels structureel onveilig zijn. Ik weet dat we moeten accepteren dat dingen fout kunnen gaan in de jeugdzorg, want anders regel je alles dicht en is het geen werken meer voor de jeugdhulpverleners. Maar we moeten dan wel weten: hebben we de afgelopen tijd incidenten zien terugkomen of zijn het tekenen van structurele fouten? Volgens mij is het tweede het geval ten aanzien van het stelsel. Het rapport van de inspectie wijst ons op de structurele tekortkomingen van het stelsel. De vragen voor de politiek zijn volgens mij dan ook hoe we gerechtvaardigd ingrijpen van de Staat garanderen zolang het stelsel tekortschiet en hoe we het stelsel zo snel mogelijk weer op orde krijgen. Daarom heb ik de volgende vragen, want ik hoor graag een reflectie van de staatssecretarissen op het structureel falen van het stelsel van de jeugdbescherming en jeugdzorg. Wat betekent het voor het recht dat de Staat heeft om kinderen uit huis te plaatsen of onder toezicht te stellen? Delen de staatssecretarissen dat er nog meer reden is voor terughoudendheid bij uithuisplaatsing als kinderen er niet per se beter van worden als ze uit huis geplaatst worden? Hoe gaan rechters en GI's daarmee om? Hoe vindt dat gesprek met elkaar plaats?

Voorzitter. Ik ben blij dat er een staatscommissie komt, want de staatscommissie die ingesteld gaat worden moet de fundamentele vraag van het gerechtvaardigd overheidsingrijpen oppakken. Wanneer wordt de commissie ingesteld, vraag ik. Kan de staatssecretaris ons er nogmaals van verzekeren dat de ervaringsdeskundigen in alle fasen betrokken zijn?

Alleen met een goede rechtsbescherming van kinderen en ouders kan gerechtvaardigd overheidsingrijpen gegarandeerd worden. Die rechtsbescherming is nog steeds niet op orde; dat weet het kabinet ook. We zijn al jaren bezig met het wetsvoorstel ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming. Ik heb in de afgelopen jaren meerdere moties ingediend. In debatten heb ik, maar hebben ook vele Kamerleden hier ideeën aangebracht, juist om de rechtsbescherming te verbeteren. Denk aan het verbeteren van het feitenonderzoek. Denk aan de verplichte procesvertegenwoordiging. Denk aan kosteloze rechtsbijstand. Dat zou allemaal geregeld worden in het mooie wetsvoorstel dat nog steeds niet naar de Kamer is gestuurd. De consultatie is al sinds maart van dit jaar gesloten. Ik mag toch aannemen dat we dit wetsvoorstel in januari in de Kamer zien? Kan de staatssecretaris dat toezeggen? Mijn geduld begint namelijk op te raken.

Ten aanzien van de kwaliteit en veiligheid in de pleegzorg en gezinshuizen zien we dat we aan de bel moeten trekken. Ik lees dat er wordt gekeken of de screening van pleegouders frequenter kan en dat voor gezinshuizen wordt gekeken of de screening beter kan. Ik wil ervoor waken dat pleegzorg en gezinshuizen te veel geformaliseerd worden. Tegelijkertijd zijn gezinshuizen een zorgaanbieder onder de wet, maar wel met een kwetsbare constructie: kwetsbare kinderen in een gezinssetting. Zou de staatssecretaris ervoor voelen om de screening van gezinsouders op dezelfde manier vorm te geven als die van pleegouders?

Tot slot de arbeidsmarkt. Het is goed dat er wordt ingezet op zijinstromers voor de GI's. Kan mijn beeld kloppen dat de geschoolde jeugdhulpverleners eerder kiezen voor werk bij een gemeente dan in de jeugdbescherming? Hoe kunnen we de prikkels op de arbeidsmarkt zo inzetten dat de beste mensen ook juist in dit hele belangrijke stelsel aan het werk kunnen?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel mooi betoog. Wij hebben deels dezelfde vragen. Moet je met een overbelast stelsel bijvoorbeeld nog zo snel maatregelen opleggen als rechter? Daar heb ik dan even een vraag over aan de heer Ceder, want u heeft ook als advocaat gewerkt. Ik begrijp, maar ik kan me vergissen, dat er niet alleen bij ernstige mishandeling en misbruik — dan moet er natuurlijk wat gebeuren — maar bijvoorbeeld ook als er problemen zijn in het gezin, als de moeder niet meer in staat is om optimaal zorg te verlenen omdat ze bijvoorbeeld een mentale ziekte heeft, uit huis kan worden geplaatst. Zou het, gezien alle problemen die u zelf noemt en gezien het stelsel dat dus niet werkt, niet zo moeten zijn dat we dat wettelijk kader zo aanscherpen dat we zeggen dat we pas een maatregel kunnen opleggen als er echt fysieke mishandeling of totale verwaarlozing is?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Er kan alleen in het gerechtvaardigd belang van het kind ingegrepen worden in het gezinsleven. Ik vind dat dat een vrij sterke toets is. Alleen is het aan de rechter om vervolgens te beoordelen of daar sprake van is. Ik ben het met de heer Van Houwelingen eens dat we volgens mij te snel en ook te vaak uit huis plaatsen; dat heb ik hier vaker aangegeven. Als je de cijfers in de rest van de wereld ziet, denk ik ook dat we het relatief sneller doen dan in andere landen. Inmiddels is de beweging wel ingezet om het minder vaak te doen, dus ik moet ook wel zeggen dat er de afgelopen jaren wel geluisterd is, nu die beweging minder snel wordt ingezet. Je kan niet voorkomen dat sommige situaties dusdanig onveilig zijn dat een kind zo snel mogelijk uit huis geplaatst zou moeten worden. Maar ik heb bijvoorbeeld ook aangegeven: volgens mij is het ingrijpender om een kind uit de leefwereld te plaatsen dan bijvoorbeeld een ouder, die misschien de onveilige en onstabiele factor is. Ik heb hier volgens mij ook een motie aangenomen gekregen om bijvoorbeeld — het klinkt gekscherend — een ouder uit huis te plaatsen, omdat je dan de onveilige factor weghaalt, in plaats van het kind uit de leefwereld van school, vrienden en kinderen te halen. Ook daar heb ik te weinig over teruggekregen. Dus ik ben het in essentie met u eens. Ik denk alleen niet dat de pendule de andere kant op moet en dat we kinderen helemaal niet uit huis moeten plaatsen. Dat zei ik ook tegen mevrouw Westerveld. Vanwege de gebroken aard van deze wereld zijn uithuisplaatsingen soms helaas nodig. De overheid heeft ook die verantwoordelijkheid richting kinderen. Maar ik ben het in die zin met u eens dat we echt scherper mogen gaan kijken.

Mocht dit argument niet overtuigen: er is ook een economisch argument. Uit Kamervragen van mij van twee jaar terug blijkt dat een uithuisplaatsing in sommige gevallen gewoon twee ton per kind per jaar kost. Ik zou zeggen: investeer dat geld aan de voorkant — het gaat niet om geven maar om investeren — in een gezin waarvan je merkt dat het instabiel is, door schulden weg te nemen of op een andere manier. Volgens mij is er een economisch argument te maken om al dat geld dat we aan de achterkant besteden aan de voorkant te plaatsen. Dan zit je wel weer met het probleem dat aan de voorkant vooral VWS verantwoordelijk is en aan de achterkant met name JenV. Zij hebben twee verschillende budgetten en dat komt gewoon niet samen. Dit ook even als reactie op mevrouw Westerveld. Ik hoop hiermee uw vraag te hebben beantwoord.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Daarmee heeft u uw inbreng geleverd in eerste termijn. Ik nodig de heer Van Houwelingen uit voor zijn inbreng namens de fractie van Forum voor Democratie in de eerste termijn. U heeft het woord.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. We bespreken vandaag twee inspectierapporten, met de titels Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel en Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt. Deze titels zijn goed gekozen, omdat het stelsel dusdanig onder druk staat dat inmiddels helaas geconcludeerd moet worden dat overheidsingrijpen onze kinderen soms geen bescherming biedt, maar juist schade berokkent. Als ik deze twee rapporten lees, zie ik veel parallellen met de gesloten jeugdzorg, waar volgens professor Bruning door te weinig contactmomenten tussen hulpverleners, kinderen en ouders de veiligheid van kinderen onvoldoende gewaarborgd is en zogenaamde hulpverleningsschade optreedt. Terecht vraagt professor Bruning zich vervolgens af: "Wat is nog de legitimatie van ingrijpen als je niet weet of je betere zorg kan bieden?" Deze vraag zou ik met betrekking tot de jeugdbescherming in het algemeen en de pleegzorg in het bijzonder, waar we het vandaag in dit debat over hebben, graag ook aan het kabinet willen stellen. We lezen in de twee rapporten van de inspecties immers dat er door capaciteitsgebrek vaak geen passende hulp kan worden verleend, waardoor — ik citeer nu uit het rapport — "een jeugdbeschermingsmaatregel onvoldoende effectief en soms zelfs schadelijk is". Ik herhaal: "soms zelfs schadelijk".

Voorzitter. Dan nu onze overige vragen. Is de staatssecretaris het met ons eens dat zodra een kind door de Staat aan het ouderlijk gezag wordt onttrokken — dat is wat ons betreft een uiterst vergaande maatregel die met de grootst mogelijke terughoudendheid zou moeten worden opgelegd — het een vereiste is dat diezelfde Staat goede en vooral veilige zorg moet kunnen bieden voor dat kind, veelal in een pleeggezin? Met andere woorden, zou het "do no harm"-principe niet bij alle interventies voorop moeten staan? Is het niet beter om helemaal geen zorg te verlenen dan zorg die niet passend en niet veilig is? Hoe kijkt de staatssecretaris wat dat betreft aan tegen het werken met het zogenaamde handelingsperspectief, waarbij een kind geen goede en passende zorg krijgt en de veiligheid van het kind ook onvoldoende kan worden gewaarborgd? Is dit niet bijzonder onwenselijk, omdat het mogelijk, misschien zelfs waarschijnlijk, meer kwaad dan goed doet, het vertrouwen in de zorg ondermijnt, de jeugdzorg onder druk zet en bovendien de schijn wekt dat er geen wachtlijsten zouden zijn? Zou het accepteren van een opnamestop en wachtlijsten daarmee niet alleen eerlijker maar ook beter voor het welzijn van de kinderen zijn dan werken met het handelingsperspectief? Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan?

Voorzitter. Klopt het dat er in afwachting van een wetswijziging waar nu aan wordt gewerkt op dit moment geen instelling is die formeel direct toezicht houdt op gezinshuizen, pleeggezinnen en zorgboerderijen? Hoe lang duurt het naar verwachting voordat deze wetswijziging kan worden gerealiseerd? Is het, zeker gezien de ernst van de incidenten, die de aanleiding zijn voor dit debat, niet onwenselijk om te wachten op deze wetswijziging? Zou formeel en direct toezicht op pleeggezinnen, zorgboerderijen en gezinshuizen niet op korte termijn al moeten worden gerealiseerd? Is dit mogelijk, bijvoorbeeld door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd op te dragen om minstens één keer per jaar, en het liefst natuurlijk onverwachts, direct zelf pleeggezinnen, gezinshuizen en zorgboerderijen te bezoeken? Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan?

Voorzitter, tot slot. Het hele jeugdzorgstelsel in het algemeen en de jeugdbescherming in het bijzonder is overbelast en uitgeput. Dat komt ook door het grote beroep dat in ons land op de jeugdzorg wordt gedaan. Inmiddels krijgt meer dan een op de tien jongeren een vorm van jeugdzorg. Hoe komt dit? Is er sprake van overmedicalisering? Komen problemen uit andere domeinen, bijvoorbeeld armoede, soms op het bordje van de jeugdzorg terecht? Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken, aangezien het stelsel als geheel nu immers overbelast en uitgeput is, of het mogelijk is om met behulp van een wetswijziging het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen dat door rechters kan worden opgelegd, te verminderen? Dat kan bijvoorbeeld door een gedwongen uithuisplaatsing van kinderen alleen nog toe te staan indien er bewezen sprake is van fysieke mishandeling, seksueel misbruik of zeer ernstige verwaarlozing.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik zou de heer Van Houwelingen erop willen wijzen dat de inspectierapporten de aanleiding zijn voor het debat en niet de incidenten, hoe afschuwelijk ook. De inspectie wijst aan dat het stelsel niet functioneert, maar schrijft in haar rapporten ook heel duidelijk op dat het niet aan de medewerkers ligt. Mijn vraag aan de heer Van Houwelingen is of hij weet dat jeugdbeschermers juist ook heel vaak weten te voorkomen dat er wordt ingegrepen door middel van een uithuisplaatsing. Als hij vraagt om geen hulp te verlenen, dan vind ik dat hij daar heel ver in gaat. Juist als jeugdbeschermers er op tijd bij kunnen zijn en voldoende aandacht kunnen hebben voor het kind en de omgeving, kan een uithuisplaatsing namelijk vaak worden voorkomen. Ik zou hem willen vragen of hij dat erkent. Ik hoop in ieder geval dat hij dat niet bedoelt met "geen hulp meer geven".

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u wel, want dan kan ik dat misverstand uit de weg helpen. Dat bedoel ik inderdaad niet. Mijn betoog is eigenlijk alleen dat de problemen natuurlijk niet zozeer ontstaan doordat er op een gegeven moment jeugdzorg wordt verleend, maar door de uithuisplaatsingen. Die veroorzaken trouwens, als ik dat nog even mag opmerken, natuurlijk ook heel veel onrust. Ik sprak met een lid. Dat is trouwens ook de reden dat ik hier sta. Wij worden op partijbijeenkomsten ontzettend vaak aangesproken door leden die problemen hebben met de jeugdzorg. Dat zijn ouders of jongeren die traumatische ervaringen daarmee hebben, omdat er bijvoorbeeld gedreigd is om iemand uit huis te plaatsen. Dat is dan uiteindelijk gelukkig niet gebeurd. Van dat uit huis plaatsen hebben wij de indruk — daarom had ik net ook dat interruptiedebat — dat het te snel gebeurt en dat als het gebeurt, het vaak ook meer schade berokkent dan dat het zorg oplevert. Daar zijn we dus heel terughoudend over. Dát is onze zorg, niet dat jeugdzorg betrokken is bij een gezin. Dat is uiteraard niet a priori verkeerd.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij willen we allemaal heel graag dat er minder uithuisplaatsingen plaatsvinden. De Kamer heeft het kabinet daar een aantal jaar geleden al uitdrukkelijk op bevraagd. Het aantal is nu ook aan het dalen, al gaat dat misschien nog te langzaam. Maar ik spreek natuurlijk ook jongeren, en de heer Van Houwelingen misschien ook wel, die aangeven: was ik maar eerder uit huis geplaatst. Zij hebben thuis te maken met afschuwelijke vormen van mishandeling en soms met seksueel misbruik. Zij geven aan dat er bij hen al veel eerder had moeten worden ingegrepen. Ook die situaties zijn er natuurlijk. Ik zou de heer Van Houwelingen willen vragen of hij in ieder geval erkent dat dit ook gebeurt en dat een uithuisplaatsing dus soms ook beter kan zijn voor het kind.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Uiteraard erken ik dat, maar het probleem is als volgt. Ik had daar met mevrouw Westerveld net ook dat debat over. We erkennen allemaal dat het stelsel duidelijk overbelast is. Er kan niet gegarandeerd worden dat er voldoende toezicht is op al die pleeghuizen. Daar maken wij ons ook heel veel zorgen over. Als je een stelsel hebt dat als geheel niet goed functioneert — dat merkt de heer Ceder net ook terecht op — moet je als staat natuurlijk nog extra terughoudend zijn met het uit huis plaatsen van kinderen. Dat punt wil ik hier eigenlijk maken. Dus natuurlijk heeft mevrouw Westerveld gelijk: er zijn situaties waarin kinderen helaas uit huis moeten worden geplaatst. Maar aangezien het stelsel niet functioneert, moet je daar nog terughoudender mee omgaan. Dat punt wil ik eigenlijk maken.

Mevrouw Synhaeve (D66):
Mijn interruptie ziet op een ander punt. Is de heer Van Houwelingen het met ons eens dat het uiteindelijk aan een kinderrechter is en niet aan ons in deze zaal noch aan een kabinet om te bepalen welk kind wel of niet uit huis wordt geplaatst?

De heer Van Houwelingen (FVD):
Inderdaad. Daar had ik gisteren, bij die technische briefing met de inspectie, ook een vraag over. Dat klopt. Maar wat ons betreft is het als volgt. De kinderrechter werkt natuurlijk met een wettelijk kader. Dat stellen we hier in de Tweede Kamer vast, mag ik hopen. Als u het aan mij vraagt, zouden we dat dus moeten aanscherpen, om de redenen die ik net noem. Dat was ook de reden van mijn vraag aan de heer Ceder. Het moet in ieder geval nog veel moeilijker worden om kinderen uit huis te plaatsen, aangezien het stelsel niet functioneert. Maar uiteraard, de rechter bepaalt het uiteindelijk.

Mevrouw Synhaeve (D66):
Het is fijn om te horen dat het inderdaad aan de kinderrechter is om dat te bepalen. Is de heer Van Houwelingen het dan ook met mij eens dat we eigenlijk al vrij duidelijk hebben aangegeven wanneer dat mag? Dat is namelijk óf als de veiligheid van het kind in het geding komt óf omdat de ontwikkeling van het kind ernstig in gevaar komt. Dat lijken me vrij heldere criteria. Het spreekt voor zich dat wij volgens mij allemaal willen dat kinderen alleen uit huis worden geplaatst als het echt niet anders kan.