Plenair verslag
Tweede Kamer, 109e vergadering
Dinsdag 2 september 2025
-
Begin14:00 uur
-
Sluiting0:00 uur
-
StatusOngecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Martin Bosma
Aanwezig zijn leden der Kamer, te weten:
De voorzitter:
Ik open de vergadering van 2 september 2025.
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen Mutluer
Vragen van het lid Mutluer aan de minister van Justitie en Veiligheid over de moord op Lisa (17) uit Abcoude en de veiligheid van vrouwen.
De voorzitter:
Ik open het vragenuurtje. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Justitie en Veiligheid. Ik geef graag het woord aan mevrouw Mutluer van de fractie GroenLinks-PvdA voor het stellen van een vraag. Het woord is aan haar.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Lisa, 17 jaar, onderweg naar huis. Ze kwam daar nooit aan. Haar familie leeft in een nachtmerrie. Hun verdriet is niet te bevatten. Meisjes en vrouwen in heel Nederland voelen die angst, want iedereen denkt: ík had dit kunnen zijn.
Voorzitter. Ik sta hier en als samenleving staan we op, boos, verdrietig, maar vooral vastbesloten dat er nú iets moet veranderen, want Lisa's dood staat niet op zichzelf. Dat extremen nu pas herrie maken omdat het bij hun agenda past, vind ik pijnlijk. Jarenlang zijn we hier al mee bezig, want dagelijks hebben vrouwen te maken met intimidatie en seksueel geweld. Bijna iedere week wordt er een vrouw vermoord, en deze zomer zelfs meerdere keren per week. Dat zijn de vreselijke dieptepunten van een groter probleem, namelijk hoe te veel mannen denken dat ze met vrouwen mogen omgaan. En dat is geen optelsom van incidenten. Het is een structureel probleem, geworteld in ongelijkheid en een mentaliteit die te vaak wegkijkt.
Er is een beweging op gang gekomen. Vrouwen, en gelukkig ook mannen, gingen dit weekend samen met de Dolle Mina's de straat op om de nacht terug te eisen. En tegelijk, terwijl die vrouwen de straat op gingen voor hun veiligheid, hadden sommige mannen het gore lef om diezelfde vrouwen lastig te vallen, te bespugen, uit te schelden en zelfs aan te randen. En dat laat zien hoe diep we zijn gezonken. Nog altijd durven veel vrouwen geen aangifte te doen, omdat ze niet serieus worden genomen. Ik wil een eerste reflectie van de minister hierop.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Van Weel:
Voorzitter, dank. Dank aan mevrouw Mutluer voor het stellen van deze vragen op dit moment. Het zijn vragen die volgens mij niet alleen bij haar spelen, maar bij een heel groot deel van de Nederlandse bevolking. Wat er gebeurd is met Lisa, heeft wat dat betreft echt ontzettend veel losgemaakt in dit land. Het heeft ontzettend veel losgemaakt, terwijl dit geen incident is, zoals mevrouw Mutluer zegt, en terwijl elke acht dagen een vrouw of een meisje in Nederland wordt vermoord. Ik ben het ook eens met mevrouw Mutluer als zij zegt: gebruik dit nu niet voor een politieke agenda, maar laat deze tragedie deze tragedie zijn, ongeacht de dader. Het was een man. Natuurlijk spelen alle elementen in dit individuele geval een rol, maar dat geldt ook voor al die andere casussen. Het probleem is groot. Het probleem moet worden aangepakt. Het probleem moet niet alleen door mij worden aangepakt, maar door de hele regering, door gemeentes, door burgemeesters en ook door onze bevolking zelf.
Mevrouw Mutluer sprak over de Dolle Mina's. Zij werden zelfs tijdens het opkomen voor en het herclaimen van hun recht om veilig op straat te zijn nog bespuugd, uitgescholden en betast. Verschrikkelijk! Ik erken dit probleem. Ik wil er wat aan doen. Ik ga dat niet alleen doen, maar ik ga het wel oppikken en ervoor zorgen dat we hier nu echt een verschil gaan maken.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het probleem is heel groot. Ik ben heel blij dat de minister dat onderkent. Maar de aanpak is nu versnipperd. Iedereen lijkt verantwoordelijk, maar niemand voelt zich écht verantwoordelijk. De Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld doet goed werk, maar die kan slechts aanjagen. Wat écht nodig is, is één minister die verantwoordelijk is en doorzettingsmacht heeft. Wat écht nodig is, is nationale wetgeving tegen geweld tegen vrouwen en tegen femicide. Ik wil van deze minister weten of hij dat ook vindt. En zeg alsjeblieft niet dat dit iets voor het volgende kabinet is, want ik wil weten wat deze minister nú hiervan vindt en wat hij er nú tegen gaat doen.
Minister Van Weel:
Ik ben het eens met mevrouw Mutluer dat de aanpak nu op heel veel verschillende terreinen ligt. Dat moet ook. De dingen die ik hoor na analyses die gedaan zijn naar aanleiding van de tragische gebeurtenissen, hebben te maken met vragen als "voel ik me veilig op stations?", "durf ik onder dat viaduct door te lopen?", "is de verlichting hier wel oké?", "hoe zit het met de opvoeding van jongens en mannen op school, waar ze moeten leren dat ze van mensen af moeten blijven?" en "hoe zit het met de opvang en de aangiftebereidheid van vrouwen?". Dat kan dus niet allemaal binnen de bevoegdheden van één bewindspersoon vallen. Maar ik ben het helemaal met u eens dat er nationaal gecoördineerd moet worden. Ik voel die verantwoordelijkheid nu, en dat doe ik niet alleen. Er is ook al door mijn ambtsvoorganger gevraagd om een onderzoek te laten doen door de NSOB, om te bekijken hoe we dit beter nationaal kunnen coördineren. Dat onderzoek is er nu. Samen met de bewindspersonen van VWS zal ik kijken hoe we zo spoedig mogelijk kunnen komen tot een voorstel om dit beter te coördineren op nationaal niveau. Dat behelst natuurlijk ook voorstellen voor wetgeving, waar die van toepassing kunnen zijn.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Onderzoek na onderzoek. Wanneer gaan we nou eindelijk écht actie ondernemen? Dat is waar wij hier als Kamerleden om vragen en waar de samenleving om vraagt. Dat geldt overigens ook voor de straat. Sinds kort is het verboden om vrouwen lastig te vallen en te intimideren. Maar wat heb je aan een verbod zonder handhaving? Nog steeds voelen vrouwen zich gedwongen om pepperspray of andere middelen mee te nemen. In mijn beleving is dat de omgekeerde wereld. De straten moeten veilig zijn, niet de tas van de vrouw, met daarin allerlei verboden middelen. Ik wil dat de minister daarop reflecteert. Hoe voorkomen we nou dat mannen dit gedrag überhaupt niet meer vertonen? Achteraf straffen is niet genoeg. Dit vraagt om opvoeding, bewustwording en het doorbreken van een zeer giftige mentaliteit. Als we niet ingrijpen, verliezen we een generatie.
Tot slot. Femicide is vaak het eindpunt van een lange reeks aan bedreiging, mishandeling en stalking. Ik heb daarvoor een initiatiefnota ingediend, die op 22 september aanstaande wordt behandeld. Dan verwacht ik wel van deze minister en van vele anderen dat het niet alleen bij woorden blijft, maar dat er ook daden komen. Lisa krijgen we er niet meer mee terug, en de andere vrouwen die door mannenhanden stierven ook niet. Wat wij wél kunnen doen, is zorgen dat hun dood niet voor niets is geweest, dat dit de ommekeer wordt en dat meisjes en vrouwen in Nederland zonder angst hun leven kunnen leiden, zonder angst 's avonds kunnen fietsen en zonder angst over straat kunnen gaan. Dat is in mijn beleving het minste wat we kunnen doen voor Lisa en de vele andere slachtoffers. We eisen vandaag, in mijn beleving, niet alleen de nacht op, maar de hele dag.
Minister Van Weel:
Daar ben ik het geheel mee eens. Dit is geen kwestie van dag of nacht; dit is een kwestie van veiligheid in onze relaties, veiligheid in onze thuisomgeving, veiligheid op straat en veiligheid voor vrouwen en meisjes in het algemeen.
U vraagt mij om actie. Als u mij een actie zou kunnen geven waarmee ik dit vandaag kan stoppen en kan zorgen dat dit nooit meer gebeurt, dan zou ik dat doen. Dat zeg ik ook als vader van drie jonge meisjes, die hier ongetwijfeld ook last van gaan krijgen. Elke actie waarvan u zegt "u kunt dit vandaag doen, en dan hebben we morgen een einde gemaakt aan dit probleem", zou ik uitvoeren. Maar u kaart zelf ook al aan dat het complex is. Het heeft te maken met opvoeding. Het heeft te maken met wat je thuis aan normen en waarden meekrijgt. Het heeft te maken met hoe hier op school mee wordt omgegaan. Het heeft ook te maken met de vraag of er eigenlijk wel wordt gehandhaafd op het moment dat dit gedrag er is.
We hebben nu de Wet seksuele misdrijven. Dat vind ik echt een grote stap. Daarmee kunnen we in ieder geval straatintimidatie strafbaar maken. Ik begrijp dat dit niet meteen leidt tot een verandering in het gedrag, maar ik geloof wel dat al die stappen bijdragen aan een verandering van de norm. Dat is wat we moeten doen. Als u dat met uw felheid blijft doen, en ik dat aan mijn kant doe door te reageren met wat ik maar kan doen aan maatregelen, dan hoop ik dat we inderdaad echt een ommekeer kunnen maken.
De voorzitter:
Er zijn aanvullende vragen. 30 seconden voor mevrouw Van der Werf, D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Tweeënhalf jaar geleden stond ik hier ook tijdens het vragenuur, met een voorganger van deze minister. Ook toen ging het over femicide en de veiligheid van vrouwen. Sindsdien heb ik met een paar collega's hier een pak voorstellen over dat onderwerp gedaan, dat niet door de brievenbus van deze minister past. De maatschappij kijkt nu naar de politiek: wat is daarvan terechtgekomen? De strijdbaarheid in dit parlement is er, en ik hoor mooie woorden van de minister. Maar waar blijven de daden?
Minister Van Weel:
Ik moet toch een beetje terugduwen, want er is ontzettend veel gebeurd de afgelopen jaren. U weet ook dat enkele ambtsvoorgangers dit thema met verve en echt vanuit persoonlijke ervaring en overtuiging hebben opgepakt. Om dan te zeggen dat daar niets is gebeurd … Dat is niet zo. Er is het nationale plan van aanpak Stop Femicide! We zijn ook een campagne gestart tegen seksuele intimidatie. Denk ook aan de introductie van de Wet seksuele misdrijven en aan het programma Veilige Steden, waarbij we bekijken wat er op straat kan worden veranderd. Ik ben samen met de minister van Infrastructuur en Waterstaat bezig met een programma waarbij we bekijken hoe we de veiligheid op stations kunnen verbeteren. Het beeld dat er niets is gebeurd, deel ik dus niet. Maar hebben we de problemen opgelost? Nee. Maar het één kan samengaan met het ander. We zijn nooit klaar en we moeten doen wat we verder nog kunnen om zaken te verbeteren. De behandeling van de initiatiefnota — die werd al genoemd door mevrouw Mutluer — op 22 september is een hele goede volgende stap om te bezien wat er nog meer kan. Dat geldt overigens ook voor het plan, of eigenlijk de oproep, die burgemeester Dijksma van Utrecht richting mij deed naar aanleiding van het gebeurde. Ook daar ga ik met volle overtuiging naar kijken; ik wil zien wat we daaruit kunnen halen.
De heer Boswijk (CDA):
Allereerst dank aan collega's Van der Werf, Mutluer en Dobbe, die dit onderwerp al langer proberen te agenderen. Helaas staan we hier na de verschrikkelijke moord op Lisa opnieuw. Ik denk dat iedereen, en ik in het bijzonder, daar met verschrikkelijke gevoelens op terugkijkt. Met drie dochters kijk je hier misschien toch wel op een andere manier naar. Ik erken dat dit een veelkoppig monster is. Mijn maag draait om als ik hoor dat er tijdens die acties van afgelopen weekend nog steeds een stel onverlaten was dat het normaal vond om vrouwen te betasten. Dat is echt walgelijk. Dit moeten we wat mij betreft echt kei- en keihard aanpakken. Maar de realiteit is wel dat dit niet van vandaag op morgen geregeld is. In de tussentijd moeten we vrouwen wel een andere mogelijkheid geven. Hoe kijkt de minister naar het idee om vrouwen de mogelijkheid te geven om bijvoorbeeld pepperspray legaal bij zich te dragen, zoals in buurlanden het geval is?
Minister Van Weel:
Laat ik de heer Boswijk toezeggen dat ik daarnaar wil kijken. Ik ben me ervan bewust dat er een verschil is tussen onze Wet wapens en munitie, waarin pepperspray op dit moment verboden is, terwijl dat in buurlanden niet het geval. Nogmaals, dit is geen oplossing voor het probleem waar we het over hebben. Maar ik kan me wel voorstellen dat er vrouwen zijn die graag de beschikking zouden hebben over in ieder geval iets om zichzelf als ultimum remedium mee te kunnen verdedigen. Daar ga ik dus naar kijken.
De heer Boswijk (CDA):
Voor de helderheid: het is een veelkoppig monster. Het is natuurlijk femicide. Hoe een deel van onze samenleving om denkt te kunnen gaan met vrouwen, moet kei- en keihard worden aangepakt, voor een groot deel met heropvoeding en keiharde straffen. Maar in de tussentijd is dit wellicht een onderdeeltje van de oplossing. Hoe snel kan de minister hierop terugkomen? Ik weet namelijk uit mijn eigen omgeving dat er al veel vrouwen zijn, ook familieleden van mij, die dit nu al illegaal gebruiken, omdat het op dit moment niet anders kan.
Minister Van Weel:
Zoals ik al zei is dat op dit moment onder de Wet wapens en munitie verboden. Ik wil bekijken welke verschillen er zijn met landen om ons heen. Is er een "escapeclausule" — zo noem ik het maar even — mogelijk? Kun je in de wet op een simpele en snelle manier iets veranderen waardoor dit wel kan? Ik hoop dat dit niet een volledige wetswijziging hoeft te zijn, want dan ben je rustig een jaar of langer onderweg. Dat doet geen recht aan de urgentie.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik hoor de collega's en de minister hier spreken over een breder probleem, over mannen in het algemeen, over de straatverlichting, over de breedte van fietspaden. Maar wat is nou eigenlijk echt de reden dat dit meisje uit Abcoude is omgekomen? Wat weten we van het monster dat dit gedaan heeft? We weten dat dat een asielzoeker was. We weten dat hij op een azc, een COA-locatie, verbleef. We weten dat hij verdacht was van een poging tot aanranding. We weten dat hij verdacht wordt van een verkrachting. We weten dat hij een vrouw heeft achtervolgd alvorens hij is overgegaan tot de verschrikkelijke moord op dat meisje uit Abcoude. Mijn vraag aan de minister is: hoeveel van dit soort mensen lopen er nog rond in Nederland?
Minister Van Weel:
De heer Van Dijk heeft over één ding gelijk: dit is een monster. Het is een monster dat in enkele korte dagen heeft gezorgd voor een aantal zeer ernstige feiten en een moord. Ik ben blij dat hij al heel snel door de politie is gepakt, en dat het onderzoek nu loopt om de zaak verder rond te krijgen en recht te doen aan wat er gebeurd is. Hoeveel van dit soort monsters er in Nederland rondlopen, weet ik niet. Ik weet wel dat er elke acht dagen een meisje of een vrouw wordt vermoord in Nederland. Elke acht dagen. Elke acht dagen is er een Lisa die als gevolg van geweld om het leven komt. Dat is verschrikkelijk. Het enige dat ik heb proberen te betogen, in navolging van mevrouw Mutluer, is: focus nu op dat probleem. Focus nu op het probleem dat er mannen rondlopen op straat die dus bereid zijn om vrouwen het leven te benemen. Probeer dat niet voor een politieke agenda breder te trekken tot een hele groep mensen die hier in overgrote meerderheid helemaal niets aan kunnen doen en die het net afschuwelijk vinden als u.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dat is dus exact het probleem. Het wordt dus wél breder getrokken, terwijl we hier te maken hebben met een dader die helemaal niet in Nederland had moeten zijn. En als ik aan de minister vraag hoeveel van dat soort mensen er hier nog rondlopen en ik het antwoord "dat weet ik niet" krijg, dan denk ik dat er iets heel erg fout aan het gaan is in Nederland. Want dat betekent dus dat het gewoon elke dag weer kan gebeuren, terwijl het eigenlijk voorkomen had kunnen worden. Dus ik vraag nogmaals aan de minister wat hij gaat doen om te voorkomen dat mensen die hier niet mogen zijn, de straten, buurten en wijken onveilig maken voor vrouwen en meisjes, maar ook voor mannen.
Minister Van Weel:
We weten niet of deze persoon hier niet had mogen zijn. Dat zal onderdeel moeten zijn van het onderzoek. Ik blijf erbij dat dat losstaat van het feit dat er elke acht dagen hier in Nederland een vrouw of een meisje om het leven komt. Dat is het probleem dat we hier in hoofdzaak aan het tackelen zijn. In dit geval was het inderdaad iemand die verbleef bij COA als een asielzoeker en, zeg ik tegen de heer Van Dijk, natuurlijk moeten we ook dat niet onder het tapijt moffelen in dit specifieke geval. Maar het is wel een specifiek geval.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Het is verschrikkelijk dat onze vrouwen en dochters niet veilig over straat kunnen. Mijn vraag is of het kabinet ook bereid is om hier zonder taboes naar te kijken. Wat doet bijvoorbeeld ons liberale prostitutiebeleid met onze kijk op vrouwen? Wat doet alle ruimte die wij geven aan de porno-industrie met hoe wij naar vrouwen kijken? Waarom staan we zo makkelijk toe dat vrouwen als lustobject worden neergezet? Krijgen dat soort elementen ook de aandacht van het kabinet?
Minister Van Weel:
De heer Diederik van Dijk trekt deze discussie nu wel heel erg breed. Ik geloof niet dat dat in dit geval echt het verschil had kunnen maken. Het staat u vrij om in het debat dat we op 22 september gaan voeren naar aanleiding van een nota van mevrouw Mutluer in te brengen wat u denkt dat relevant kan zijn. Ik zie nu op basis van uw inbreng in de zaak-Lisa geen reden om het beschikbaar zijn van porno als oorzaak aan te merken voor het verschrikkelijke dat daar gebeurd is. We hebben hier — daar echo ik wel de heer Van Dijk — te maken met een monster dat deze daden nooit had mogen plegen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Deze discussie is breder dan alleen die rond Lisa, hoe gruwelijk ook. Het gaat om hoe we in onze samenleving naar vrouwen kijken. Ik heb wat Kamerbrieven meegenomen uit 2009, van minister Plasterk. Die zat daar niet namens de SGP, maar die heeft zich toen wel rekenschap gegeven van de effecten van de seksualisering van vrouwen en de nadelige gevolgen daarvan voor de positie van vrouwen. Dat leidde tot een heel aantal acties, in het onderwijs, in de media, ten aanzien van seksreclames et cetera. Is de minister bereid om deze actielijst nog eens af te stoffen en te kijken of er we misschien kunnen komen tot een positieve campagne gericht op de positie van vrouwen?
Minister Van Weel:
2009 en Plasterk, dat klinkt als een heel ver verleden met een heleboel stof erop. Dat ga ik niet afstoffen. Maar nogmaals, ik nodig u wel uit om uw inbreng in het debat van 22 september te richten zoals u dat wilt. Dan kunnen we daar gezamenlijk conclusies trekken.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het is absurd en onacceptabel dat vrouwen en meisjes niet veilig over straat kunnen, 's nachts en overdag, en dat ze niet veilig zijn in hun eigen huis. En het is absurd dat mannen en jongens, sommige mannen en jongens, het blijkbaar normaal vinden en de ruimte krijgen om vrouwen te kleineren, om ze te intimideren en om geweld tegen vrouwen te plegen. We zien dat de samenleving opstaat. We zien dat ze de nacht terugeisen. Dat is heel goed, maar ze verwachten ook actie, concrete actie van ons, van de politiek. Die concrete actie, een plan van aanpak waar meisjes en vrouwen echt wat van merken, ontbreekt nu. Ik merk nu ook in de beantwoording van de minister dat er gewoon heel weinig concrete maatregelen genoemd worden. Kijk bijvoorbeeld naar het tekort …
De voorzitter:
U gaat wel dwars door uw tijd heen. U moet echt snel afronden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Heel snel. Kijk bijvoorbeeld naar het tekort van plekken in de vrouwenopvang, naar het ondersteunen van hulpverleners bij het herkennen van signalen en het veilig maken van onveilige plekken.
De voorzitter:
Ja, ja. Helder, helder. De minister.
Minister Van Weel:
Ik doe dit onderwerp nog niet heel lang, pas sinds het vertrek van de staatssecretaris. Maar alle onderwerpen die u noemt, komen mij bekend voor, omdat ik die langs heb zien komen in de actieplannen, in de stukken en in de voornemens die er zijn. Dit zijn dus zeker allemaal aspecten die we langslopen. Het debat op 22 september is trouwens niet alleen met mij, maar ook met de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg. Ik weet zeker dat ook die dan voor een aantal van deze aspecten zal komen met concrete voorstellen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Maar we spreken nu met elkaar. De samenleving en wij willen weten wat er nu concreet gaat gebeuren. Dus wat gaat deze minister nu doen om onveilige plekken veilig te maken, om hulpverleners te ondersteunen en om ervoor te zorgen dat er voldoende plekken zijn in de vrouwenopvang? Ik kan nog tien voorstellen opnoemen, maar dat mag denk ik niet van de voorzitter. In ieder geval wil ik een reactie op die drie voorstellen.
Minister Van Weel:
Bij die laatste twee vraagt u iets wat niet in mijn portefeuille zit. Dat wil niet zeggen dat ik daarover niet in overleg ben met mijn collega van VWS, maar ik kan daar niet nu namens haar een antwoord op geven. Daarom zeg ik: we hebben het hier over een aantal weken over; laten we dit dan meenemen.
U heeft het over plekken veiliger maken. We hebben een programma Veilige Steden, waarmee we al dit soort plekken juist proberen aan te pakken. Dat doen we in overleg met de VNG, het genootschap van burgemeesters, omdat daar, lokaal, natuurlijk de kennis is over wat die plekken dan zijn. Dat doen we in overleg met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat waar het gaat om de treinstations. Maar we weten dat het ook plekken zijn waar een overgrote meerderheid van de vrouwen en meisjes zich niet prettig voelt. Dat programma loopt dus. Maar nogmaals, als u hele concrete zaken heeft die we met spoed moeten oppakken, dan hoor ik die graag en dan gaan we daar achteraan.
Mevrouw Becker (VVD):
Het gaat niet alleen om doen alsof je aan het bellen bent of gewoon met je sleutelbos in je hand naar je voordeur lopen omdat je niet weet wat je overkomt, maar ook om het feit dat er elke acht dagen in dit land een vrouw wordt vermoord. Het gaat om vrouwen die zich niet veilig voelen in hun relatie en jarenlang worden gestalkt. Wat is het onderliggende patroon? Dat zijn mannen die zeggen: ze is mijn bezit. Dat is een heel breed probleem waarvan deze minister terecht zegt het niet in zijn eentje op te kunnen lossen. Waar ik nu zo bang voor ben — ik denk dat dat hier breed geldt, voor verschillende partijen — is dat het versnipperd is over verschillende departementen, dat we verkiezingen hebben, dat er straks een formatie aankomt, dat bewindspersonen wisselen, en dat vrouwen blijven kijken naar de politiek en zeggen: jullie praten veel, jullie produceren papier, maar wanneer komen al die maatregelen? Waar blijft Clare's Law? Waar blijft het strafbaar stellen van psychisch geweld? Waar blijft de meldplicht? Waar blijft het sneller vastzetten van daders? Ik zou graag een toezegging willen van de minister dat er een nationaal coördinator komt voor de veiligheid van vrouwen, die hier vanaf morgen mee aan de slag gaat
De voorzitter:
Helder, helder, helder.
Minister Van Weel:
Ik noemde net in reactie op mevrouw Mutluer het onderzoek van de NSOB, waarin juist ook gekeken is naar die samenhang en die coördinatie. Dat ligt er nu. Daarop ga ik echt zo spoedig mogelijk een antwoord dichten aan uw Kamer met een voorstel. Dan neem ik het voorstel van de coördinator graag mee.
De voorzitter:
Het lid Kostić. O, mevrouw Becker heeft nog een vraag.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank, voorzitter. Dat zien we graag heel snel, want ik denk dat het echt een kwestie van weken moet zijn om daar duidelijkheid over te krijgen. We moeten niet het verkiezingsreces ingaan terwijl we niet weten wat er met dit onderwerp gaat gebeuren. Dat zou dus heel mooi zijn.
Ten tweede gaat de minister onderzoek doen naar pepperspray. Ik denk dat dat goed is, hoewel het natuurlijk symptoombestrijding is. Kan hij daar ook andere devices in meenemen? Ik zie nu op internet veel verschillende goede ideeën, ook van vrouwen zelf die vragen of er geen app ontwikkeld kan worden en of ze niet iets bij zich kunnen dragen. Het gaat om een telefoonlijn en noem maar op. Kan het een breder onderzoek zijn naar wat we vrouwen in de hand kunnen geven om meteen hulp te krijgen als ze het nodig hebben?
Minister Van Weel:
Ik ken die initiatieven ook. Een heleboel van die initiatieven hoeven niet te wachten op de minister of op een mening daarover. Een appgroep starten of anderszins iets doen zijn natuurlijk gewoon fantastische initiatieven van burgers onderling, waarmee ze hun veiligheid vergroten. Ik neem graag een overzichtje op in dat onderzoek.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nederland blijkt Europees kampioen femicide. Het begint natuurlijk niet bij geweld, maar diep in onze samenleving bij sportverenigingen, bij studentenverenigingen, op tv en zelfs hier in de Kamer. Hoe vaak heeft de heer Wilders iets gezegd over andere collega's, vrouwen, bijvoorbeeld dat ze "heksen" zijn, om maar iets te noemen? Op dát niveau begint het. Ik mis vanuit het kabinet maatregelen op dat niveau. Ik zie dit kabinet allemaal onrechtsstatelijke maatregelen nemen om allerlei wetten te versnellen die alleen maar de rechtsstaat aantasten, maar als het gaat om femicide duurt het allemaal veel te lang. Dus ik vraag deze minister om de toezegging dat hij binnen een week met zijn collega's gaat zitten en om met een brief te komen waarin staat met welke extra maatregelen hij en zijn collega's op dit niveau gaan komen, zodat we dat eindelijk dit jaar kunnen regelen.
Minister Van Weel:
Ik kan niet binnen een week komen met een volledig nieuw plan boven op alles wat er al ligt. Ik kan wel in aanloop naar het debat dat we gaan hebben op 22 september — dat is over een aantal weken; dat is voor het verkiezingsreces — komen met een overzicht van waar we aan kunnen gaan werken, naar aanleiding van wat er hier gebeurd is, naar aanleiding van wat er aan ideeën wordt aangedragen. Ik moet nog even zeggen dat ik dat "onrechtstatelijke ideeën" verre van me werp, ook als minister van Justitie en Veiligheid. Ik houd me aan de rechtsstaat. Dat heb ik gedaan en dat zal ik blijven doen, maar dat staat natuurlijk helemaal los van dit onderwerp, dat we natuurlijk gewoon met spoed moeten oppakken.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
We hebben een vreselijke en verdrietige zomer achter de rug, zowel met het geweld tegen Lisa door een onbekende verdachte, als met het geweld door een bekende verdachte, bijvoorbeeld in het geval van Joeweela in mijn woonplaats Gouda. Er moeten verschillende dingen gebeuren. De collega's hebben al veel genoemd: wetten die er moeten komen, beleid dat verbeterd moet worden. Dat moet met spoed gebeuren en ik vraag de minister ook om daar volle vaart mee te maken. Maar het is ook een cultuurprobleem: hoe gedragen we ons in dit land en hoe gedragen mannen zich? Ik vraag de minister wat zijn concrete oproep vandaag is aan de mannen in ons land.
Minister Van Weel:
Dank, mevrouw Bikker, voor die vraag. Ik was een beetje bang toen u het had over een cultuurprobleem. Ik dacht dat u me zou vragen om dat vandaag op te lossen. Een deel van de uitdaging van dit probleem is nou juist dat het zo diep in de cultuur zit. Dat gaat door alles heen. Er werden studentenverenigingen genoemd. Ik heb daar zelf ook voorbeelden van gezien. Ik ben zelf militair geweest in een tijd dat de houding tegenover vrouwen echt nog heel veel te wensen overliet. Ik sluit niet uit dat dat nu af en toe nog zo is. Dat heeft ermee te maken dat in sommige culturen vrouwen anders worden gezien. Het heeft te maken met straatcultuur waarin bepaalde gewoonten ontstaan. Het is veelkoppig. Dat aanpakken moeten we overal doen. Ik kan dat doen bij mensen die zich door mij aangesproken voelen. Ik zou graag tegen alle mannen en jongens willen zeggen, zeker, zeg ik ook tegen de heer Boswijk, als vader van drie meisjes: doe dit niet, weet wat voor schade je berokkent, ga met respect met elkaar om en sta vrouwen en meisjes dezelfde vrijheid toe die je zelf ervaart in de samenleving, of dat nu op je werk is, op straat of in een relatie; you name it. We kunnen daar allerlei campagnes tegenaan zetten. Die zullen deels ook effect hebben, maar omdat het zo wijdverspreid is, vereist het de stem van iedereen. Daarom juich ik die tours van Dolle Mina ook toe. Dat iedere keer doen, op iedere plek en in verschillende omgevingen maakt, denk ik, uiteindelijk het verschil.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik denk inderdaad dat we een stap verder moeten gaan, want zolang wij een vrouw objectiveren, wij van hen eigenlijk een bezit maken, wij over hen spreken als waren ze gebruiksvoorwerpen, zolang zijn vrouwen niet veilig in ons land. Zolang wij onze jongens, onze zonen niet zo opvoeden dat je opstaat in plaats van dat je als een treurwilg maar een beetje toe blijft kijken als het misgaat, gaat het niet goed in ons land. De minister kan dat niet allemaal met wetgeving voor elkaar krijgen, maar hij kan wel een duidelijk normerende oproep doen: voed je jongens op en sta zelf op. Fiets terug, zoals laatst die mannen deden. Pak aan en laat zien "wij staan op voor vrouwen" in plaats van "wij wachten af". Dat zou mijn oproep zijn. Ik steun de minister op alle momenten dat hij zo'n normerende oproep doet in dit land.
Minister Van Weel:
Bij dezen. U heeft fantastische woorden gekozen hiervoor. Ik doe die oproep aan alle mannen en jongens: sta op voor vrouwen, sta op voor meisjes. Het voorbeeld dat u noemde van die twee mannen die zijn teruggefietst: gelukkig zijn er daar ook veel van, van mensen die wél opstaan, soms met gevaar voor de eigen gezondheid. "Sta voor elkaar op." Ik vind het een mooie oproep.
De heer Van Meijeren (FVD):
Lisa werd niet alleen het slachtoffer van moord. Lisa werd ook het slachtoffer van de ongecontroleerde massa-immigratie waar dit land al decennialang onder gebukt gaat. Iedereen die weleens 's avonds of 's nachts over straat gaat, weet dat de onveiligheid op straat, in het bijzonder voor vrouwen, niet los te zien is van de omvolkingsproblematiek. Mijn vraag aan deze minister is of hij cijfers en statistieken heeft over de achtergrond van de daders van dit soort misdrijven.
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter, een punt van orde.
De voorzitter:
Ga uw gang.
De heer Dassen (Volt):
Er wordt hier openlijk gesproken over de omvolkingstheorie. We hebben daar ...
De heer Van Meijeren (FVD):
Omvolkingsfeiten.
De voorzitter:
Ja ...
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter, ik kijk echt naar u. Dit is gewoon een naziterm. We hebben het er in de Tweede Kamer al vaker over gehad. Dat die nu in dit debat wordt gebruikt, is misselijkmakend. Ik verwacht dat u daar ...
De heer Van Meijeren (FVD):
De nazi's waren voor omvolking; wij zijn ertegen.
De voorzitter:
Dat is een debat op zich. Hierover is een motie ingediend, ik dacht door de heer Ergin of de heer El Abassi; daar wil ik van af zijn. Die ging over het maken van propaganda voor een nazistische theorie. Dat bestrijdt de heer Van Meijeren. Ik stel voor dat de minister antwoord geeft.
Minister Van Weel:
Laat ik die theorie in ieder geval verre van mij werpen. Dat doe ik ook namens het kabinet. U vroeg of er statistieken zijn. Laat ik u een andere statistiek geven. Van alle vrouwen die omkomen door femicide wordt 75% vermoord door een familielid, een bekende of iemand met wie ze een relatie hebben. Ik vecht dus tegen het idee … Nogmaals, ik wil de feiten niet ontkennen, dus dat in dit geval Lisa is vermoord door iemand die ze niet kende, een beest, en dat deze persoon verbleef in een COA-locatie; dat is ook waar. Maar om daarvan af te geleiden dat het probleem waar we hier mee te maken hebben daarmee te maken heeft … Dat werp ik verre van me. 75% van alle vermoorde vrouwen en meisjes wordt omgebracht door iemand die ze gewoon kennen. Dat zijn ook de feiten.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dat zijn niet de feiten waar ik om vroeg. Deze minister is heel selectief aan het shoppen. Ik hoor hem keer op keer zeggen: iedere acht dagen wordt er een vrouw vermoord. Hij doet de aanname dat in al die gevallen ook het motief was dat die vrouw een vrouw was. Dat blijkt helemaal niet uit de statistieken. Ik hoor de minister het net hebben over femicide. Bovendien wordt er iedere vier of vijf dagen een man vermoord; dat is ook vreselijk. Ik geloof best dat de daders in de meeste gevallen man zijn, maar om dit probleem goed op te kunnen lossen, is het toch belangrijk om alle feiten op tafel te hebben? Als statistieken uitwijzen dat asielzoekers zich tot twintig keer vaker schuldig maken aan seksuele misdrijven op straat dan autochtonen, is het ontzettend belangrijk om ook te kijken naar de culturele achtergrond en migratieachtergrond van de daders. Zolang dat niet benoemd mag worden, zullen we dit probleem niet op gaan lossen.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent …
De heer Van Meijeren (FVD):
Daarmee is deze minister medeplichtig aan al dat geweld dat vrouwen op straat wordt aangedaan.
De voorzitter:
Ho, ho. Nee, dat gaat me dan weer te ver. Maar u bent in ieder geval door uw tijd heen.
Minister Van Weel:
Ik voel mij zeker niet medeplichtig, zeg ik tegen de heer Van Meijeren. Nogmaals, ik ben helemaal niet voor dingen onder het tapijt stoppen. Maar ik ben er wel tegen dat met een korte stelling zaken worden geponeerd waarin onterecht hele grote delen van onze bevolking worden weggezet. Dat is ook niet de bedoeling. Dus ja, statistiek, en ja, cultuur kan een rol spelen en ja, in dit geval verbleef dit beest op een COA-locatie. Dat zijn allemaal dingen waar we niet omheen moeten draaien, maar de algemeenheden die je daaruit trekt, kan ik gewoon niet volgen en ook niet steunen.
De heer El Abassi (DENK):
We moeten er inderdaad niet omheen draaien als het gaat om statistieken. Die statistieken zijn achterhaald als het gaat om het twintig keer vaker voorkomen. Daar is over gebeld met het CBS en uit onderzoek daarnaar is al gebleken dat dat totaal niet klopt. Ik zou de minister dus ook willen vragen om daarover op die manier te reageren richting de collega, zou ik hiernaast willen zeggen.
Het is inderdaad verschrikkelijk dat vrouwen en kinderen vermoord worden. Om de acht dagen vindt dat plaats. Tegelijkertijd hebben we hier te maken met Kamerleden die niet om de acht dagen hier aan het klagen zijn bij de katheder. Ze halen er specifieke situaties uit en plakken een framing op bepaalde bevolkingsgroepen, namelijk moslims of vluchtelingen. Ik zou de minister willen vragen of hij het met mij eens is dat we dit soort verschuivingen, waarbij de schuld in de schoenen van moslims en vluchtelingen wordt geschoven, niet mogen toestaan in dit huis.
Minister Van Weel:
Ik denk dat ik heel duidelijk ben geweest in mijn allereerste inbreng in reactie op mevrouw Mutluer. Ik ben ertegen dat dit soort schrijnende gebeurtenissen wordt gebruikt voor een politieke agenda. Dat geldt alle kanten op. Ik vind het het schrijnendst voor de hele familie van Lisa, die in stilte wil rouwen, dat politici van velerlei kanten proberen om deze gebeurtenis aan te grijpen voor een politieke agenda. Ik denk dat de familie erbij gebaat is dat we de gebeurtenis aangrijpen om iets te doen aan het probleem van femicide, in al haar aspecten. Dat denk ik wel. Daarbij moeten we alle feiten van elke casus benoemen, zoals ik net een paar van die statistieken noemde. Daar heeft de familie van Lisa, denk ik, het meeste aan en daar hebben vrouwen en meisjes in de toekomst ook het meeste aan. Dit is een lang antwoord op uw vraag. Deze gebeurtenis is dus niet bedoeld voor politieke agenda's. We moeten het hier hebben over femicide en de oplossing daarvan.
De voorzitter:
30 seconden voor de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Inderdaad, we moeten voorkomen dat dit soort situaties ontstaat, zoals het dat nu om de acht dagen doet. Tegelijkertijd horen we Kamerleden verwijzen naar bevolkingsgroepen en horen we Kamerleden het hebben over omvolkingstheorieën. Dat leidt tot spanningen in de samenleving, namelijk tot allemaal racistische berichten online en tot mensen die met NSB-vlaggen in stadions aan het wapperen zijn. Dat maakt dat er een probleem bij komt. Ik zou de minister willen vragen om niet alleen aan te geven dat dat niet kan, maar ook om met een brief te komen waarin hij aangeeft dat hij ook dit keihard gaat aanpakken.
Minister Van Weel:
Ik weet niet wat de heer El Abassi wil dat ik ga aanpakken. Ik doe net een normerende uitspraak over de manier waarop ik vind dat we hiermee om moeten gaan en dat we dit niet moeten politiseren. Ik ga dat dus zelf ook niet doen.
De heer Dassen (Volt):
Het is verschrikkelijk wat er gebeurt, wat er wekelijks gebeurt. Het is een mannenprobleem. Daarmee zeg ik niet dat alle mannen daders zijn, maar wel dat ze allemaal onderdeel kunnen zijn van de oplossing. Want we kennen allemaal de "grapjes" die mannen maken, waarin vrouwen worden weggezet als lustobject. Daarmee wordt eigenlijk een norm gecreëerd waarbij vrouwen minderwaardig zijn. Dat is natuurlijk wel degelijk een groot onderdeel van dit probleem. Ik hoor de minister net ook in antwoord op mevrouw Bikker aangeven dat hij vindt dat die cultuur moet veranderen. Mijn vraag aan de minister is: wat zijn dan de plannen om die cultuur te gaan veranderen? Gaan we hier meer aandacht aan geven bij het onderwijs? Gaan we consent-onderwijs geven? Gaan we zorgen dat er meer campagnes worden gestart? Wordt er meer geld vrijgemaakt om ook dat onderdeel te gaan veranderen?
Minister Van Weel:
Er speelt ontzettend veel. Ik ga dat toch nog een keer op een rijtje zetten in de aanloop naar 22 september: onder andere campagnes die lopen, de inspanningen die in het onderwijs al gebeuren en het programma Veilige Steden waaraan wordt gewerkt. Er start op 25 september een publiekscampagne over rode vlaggen, waarin signalen van gebruik van psychisch of fysiek geweld kunnen worden herkend door mensen in de omgeving. Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar ik ga dat echt op een rijtje zetten in een brief. De simplificatie van dit probleem is onze grootste valkuil, denk ik. U noemde net één voorbeeld: de flauwe grapjes waarbij vrouwen worden geobjectificeerd. Dat is er één, maar dat heeft in dit geval, vrees ik, geen rol gespeeld in de dood van Lisa. Doordat we elke keer maar een klein stukje eruit pakken, geven we ook voeding aan mensen die dit graag vanuit hun eigen agenda willen bezien, denk ik. Het is alles: ook die flauwe grapjes zijn onderdeel van de cultuur die we moeten veranderen.
De heer Dassen (Volt):
Het is fijn als de minister dat op een rij wil zetten, want veel van de punten die ik hem hoor noemen, gaan volgens mij minder over dat cultuurprobleem. Ik ben dus ook benieuwd wat daar nu dan allemaal speelt.
Ik heb nog een andere, korte vraag. Er is een Europees observatorium om femicide tegen te gaan. Ik begrijp dat Nederland daar nog steeds geen onderdeel van is. Ik was benieuwd of de minister ernaar wil kijken om daar wel onderdeel van te zijn, omdat daar gegevens, data en ervaringen uit andere landen worden gedeeld waarvan we kunnen leren. Wellicht kan de minister daar ook gebruik van maken.
Minister Van Weel:
Ik ben daar niet mee bekend, maar ik ga ernaar kijken.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Het is heel verdrietig en schokkend wat er is gebeurd met Lisa en alle andere slachtoffers. Elk slachtoffer is er één te veel. Ik zie de tomeloze inzet van mijn collega's Mutluer, Van der Werf en mevrouw Becker. Ik zie ook de tomeloze inzet van de minister en zijn voorgangers. Toch is het niet genoeg. Ik hoor de mooie antwoorden in aanloop naar het notaoverleg van 22 september, maar ik wil de minister toch met klem vragen: als hij aanstaande vrijdag een concrete maatregel zou kunnen laten ingaan die hierbij zou helpen, wat zou deze concrete maatregel dan zijn?
Minister Van Weel:
Ik snap die vraag ontzettend goed. Ik heb al eerder gezegd dat ik zou willen dat er één maatregel was waarvan ik zou kunnen zeggen: als ik die nu invoer, wordt er niet meer elke acht dagen een vrouw of een meisje vermoord. Ik heb die silver bullet niet. Daarom denk ik dat je op alles moet inzetten. Je moet inzetten op cultuur. Je moet inzetten op opvoeding. Je moet inzetten op veilige plekken. Je moet inzetten op zorgen voor elkaar. Tegelijkertijd hadden we het net ook al over het verzoek over de pepperspray. Dat is helemaal niet de oplossing van dit probleem, maar als maar één vrouw of meisje zich daardoor kan redden als ze belaagd wordt, dan is dat wel een avenue die ik ook wil bewandelen. Dan wil ik ook bekijken of we dat kunnen doen. Ik heb dus niet één maatregel. Had ik die maar.
Ik snap de vraag. Ik denk dat heel Nederland denkt: wanneer gaat de politiek nou eindelijk datgene doen wat dit stopt? Maar ik denk dat "datgene" ontzettend veel dingen zijn die we met z'n allen moeten doen, ook als maatschappij. Ik haal het nog maar eens aan: die fietstochten helpen echt. Zelfs de … Ik heb er geen goed woord voor. Zelfs de klootzakken die op dat moment nog menen zich schuldig te moeten maken aan seksuele intimidatie, schelden of betasting, leggen bloot dat we meer moeten doen. Ik denk dat de verontwaardiging vanuit de maatschappij, dat breed gedeelde gevoel van "dit moet stoppen", ook helpt.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Zoals collega Becker en ook collega Mutluer, geloof ik, al eerder hebben gevraagd: kan de minister dan in ieder geval toezeggen dat er dingen versneld gaan worden, dat er druk komt op initiatieven die er nu liggen en dat we geen politiek ongemak gaan voelen en we — ik dan niet, maar misschien andere mensen die hetzelfde vragen — hier over drie jaar weer staan? Kan de minister dat toezeggen?
Minister Van Weel:
Het moge na mijn beantwoording hier duidelijk zijn dat dit voor mij geen verkiezingsthema is. Dit is ook niet iets wat moet blijven liggen terwijl we wachten op de uitslag van de verkiezing en de formatie van een nieuw kabinet, want Joost mag weten wanneer we dan het onderwerp weer oppakken. Dit moet doorlopen. Ik denk — dat weet ik eigenlijk wel zeker, geluisterd hebbend naar uw inbreng — dat er ook alle steun voor is om hier gewoon vol gas mee door te gaan.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
De roep van de samenleving is immens groot; ik hoop dat we dat als gehele Kamer vandaag duidelijk hebben gemaakt. Genoeg is echt genoeg. Geweld tegen vrouwen is een breder probleem en actie is nu broodnodig. Ik hoor de minister nadrukkelijk wijzen op zijn dochters. Hij zei letterlijk: die zullen het mogelijk ook meemaken. Laat Lisa's dood dan de ommekeer zijn. Laten we voorkomen dat de dochters van deze minister en vele andere dochters en vrouwen hiermee te maken hebben. Daarom roep ik de minister nogmaals op: actie is nodig; leer van de landen om ons heen die dit goed aanpakken, zoals Spanje. Het kan. Je kan het nooit helemaal voorkomen, maar het kan.
De voorzitter:
Denk om uw tijd.
Minister Van Weel:
Mevrouw Mutluer, wij hebben dezelfde agenda hier: we gaan voor elke actie die we kunnen ondernemen en voor alles wat we kunnen doen. En natuurlijk, als dat ertoe leidt dat mijn dochters hier nooit mee te maken hebben, zou dat fantastisch zijn. Ik ga daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover dit onderwerp in het vragenuurtje.
Vragen Van der Plas
Vragen van het lid Van der Plas aan de minister van Justitie en Veiligheid over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake het bericht dat een oud-AIVD'er waarschuwt dat brandstichtingen door dierenextremisten "weer terug dreigen te komen".
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB, die eveneens een vraag heeft aan de minister van Justitie en Veiligheid. Het woord is aan mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Deze vraag is sinds dit weekend extra actueel geworden, maar deze vraag komt ook voort uit een aantal schriftelijke vragen die ik op 8 juli al heb ingediend. De termijn om die schriftelijk te beantwoorden is verstreken, dus dan wordt volgens de regels een mondelinge vraag toegekend. Wat schetst mijn verbazing? Een kwartier na mijn aanvraag voor een mondelinge vraag hadden wij de antwoorden van de minister binnen. Procesmatig zou ik daarover willen vragen hoe dat dan werkt, want kennelijk liggen de antwoorden al in een la en kunnen de vragen na zo'n aanvraag wél snel beantwoord worden. Maar daar sta ik hier niet voor, hoewel ik het wel graag wil weten.
Ik sta hier vanwege het toenemende dierenextremisme. Ik heb daar dus in juli al een vraag over gesteld. Die ging erover dat een oud-medewerker van de AIVD, de binnenlandse veiligheidsdienst, had aangegeven dat de dreiging van aanslagen en brandstichtingen terug dreigt te komen. Dat was in juli. Afgelopen zaterdag schrokken wij heel erg van een bericht in De Telegraaf, waarin de dierenactivist, de dierenextremist, Adriaan B. heeft aangegeven het partijkantoor van de BBB in de fik te willen zetten. Ik zeg "dierenextremist"; ik zou bijna "dierenterrorist" willen zeggen. Niet bijna; dat zeg ik: dierenterrorist. Gelukkig heeft de politie snel gehandeld, is de man na onze aangifte direct opgepakt en zit hij nog vast, bij mijn weten. Maar dit is dus eigenlijk wat de meneer van de AIVD al had voorspeld.
Ik heb daarover een aantal vragen. Op maandag 7 juli zijn in Apeldoorn bijvoorbeeld actievoerders aangehouden die zich bij een slachterij hadden vastgeketend. Ze stonden ook vrij snel weer op straat. Ik vroeg mij af of Adriaan B., de man die dreigde het partijkantoor van de BBB in de fik te zetten, hier ook bij zat. Hoe lang is hij dan vastgehouden? Is hij überhaupt nog op het netvlies geweest bij de veiligheidsdiensten?
Ik heb nog een andere vraag aan de minister. Hij schrijft dat er geen aantoonbare geweldsdreiging uitgaat van de Nederlandse dierenrechtenbeweging. Is dat sinds dit weekend wél het geval?
De AIVD kan via het jaarverslag rapporteren over de dreigingen voor de nationale veiligheid die zich in het afgelopen jaar hebben voorgedaan. Daarin is deze groep — dan heb ik het over het Dierenbevrijdingsfront, onder andere — de afgelopen jaren niet genoemd. Ik vraag mij af hoe dit kan. Hoe kan het dat zij niet worden genoemd? Als je op hun sociale media kijkt, zie je dat die bol staan van foto's en filmpjes van aanslagen, brandstichtingen en insluipingen. Er is daar in ieder geval sprake van verheerlijking van geweld en terrorisme.
Hier houd ik het heel eventjes bij, voorzitter.
De voorzitter:
De minister.
Minister Van Weel:
Voorzitter. Mevrouw Van der Plas — laat ik daarmee beginnen — refereert aan de antwoorden op Kamervragen die ze in juli heeft gesteld en waarop ze pas vanmorgen antwoord heeft gekregen. Die antwoorden heb ik aangehouden, juist vanwege alles wat er beweegt op dit dossier. Afgelopen weekend is daar, denk ik, een voorbeeld van. Dat wilden wij heel graag nog verwerken in de antwoorden op deze vragen. Want dierenactivisme, dierenextremisme, is geen stilstaand doel. Ik denk dat we hier dit weekend allemaal een inkijkje in hebben gekregen, in het interview met Adriaan B., waar de politie terecht op gereageerd heeft. Er kan wel degelijk een dreiging uitgaan van een aantal van dit soort mensen en bewegingen in die wereld.
Het dreigingsbeeld waar u aan refereert, is het laatste dreigingsbeeld dat de NCTV heeft opgesteld; dat is van 17 juni. De NCTV doet dat op basis van een aantal vragen. Welke strafrechtelijke onderzoeken zijn er geweest? Welke fenomenen hebben we gezien? Wat hebben de inlichtingendiensten aan ontwikkelingen gezien? Per definitie kijk je daarbij altijd terug. We hebben nu een aantal voorbeelden gezien. Ik denk aan de vermoedelijke brandstichting op grond van extremistische motieven — dat heb ik eerder zo genoemd tegenover u — bij Plukon. We hebben nu Adriaan B. gehad, die dreigt met extremistische acties tegen het kantoor van BBB. Dat zal ook aanleiding zijn om in volgende rapportages anders te kijken naar dit fenomeen. Het staat nu dus op de radar. We hebben daar oog voor. En ja, helaas ijl je in beschouwingen altijd wat na over hoe het fenomeen zich ontwikkelt. Maar laat ik helder zijn: dit soort acties zijn extremistisch, niet meer activistisch.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Die zijn inderdaad extremistisch. Die zijn in mijn ogen zelfs terroristisch. Dit is maatschappij-ontwrichtend. Dat staat ook in de definitie. Ik ben dus blij dat daar anders naar gekeken wordt. Maar ik vraag me toch af hoe het kan dat dit allemaal niet in beeld was. Ik weet zelfs wat zich daar allemaal afspeelt. Wat op sociale media verschijnt, is gewoon schokkend. Ik vind het gewoon terrorisme. Ik vraag aan de minister of hij het daarmee eens is.
Minister Van Weel:
Ik heb u net gezegd dat er een schuivende lijn is tussen activisme, extremisme en, in een extreem geval, terrorisme. Op dit moment duidt de NCTV deze acties aan als extremistisch. Vanuit dat oogpunt zullen ze daarnaar gaan kijken en daar onderzoek naar gaan doen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wat is er de afgelopen driekwart jaar gebeurd, na het eerste signaal van de brancheorganisaties Vee&Logistiek, POV — dat is de varkensorganisatie — en LTO? Zij hebben vorig jaar de noodklok geluid. Zij kregen van de NCTV het verzoek om incidenten zelf in beeld te brengen. Waarom is er na de dreiging van afgelopen weekend aan het adres van een veetransporteur geen contact opgenomen met de brancheorganisaties? Is het dierenactivismenetwerk duidelijk in beeld gebracht? Is duidelijk welke lijnen tussen welke organisaties lopen? Mijn laatste vraag aan de minister is de volgende. De minister had in juli bij een eerdere mondelinge vraag beloofd om direct contact op te nemen met LTO. Bij mijn weten is dat nog niet gebeurd. Mijn vraag is: wanneer gaat dat gebeuren en waarom is dat nog niet gebeurd?
Minister Van Weel:
Maar meteen in antwoord op uw laatste vraag: dat heb ik inderdaad toegezegd. Ik was in de veronderstelling dat dat contact er ook geweest is. Dat hoeft niet altijd van mij uit te gaan. Het is misschien nog wel veel nuttiger als dat contact van de NCTV uitgaat en zij deze signalen ophalen. Als dat inderdaad niet gebeurd is, bied ik daar mijn verontschuldiging voor aan en gaan we dat alsnog heel snel doen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Eén onbeantwoorde vraag: is het dierenactivismenetwerk goed in beeld gebracht en is duidelijk welke lijnen tussen welke organisaties lopen?
Minister Van Weel:
Het is een onderwerp dat onderzocht wordt. Het wordt niet voor niets genoemd in de diverse beelden. Alleen speelt dat zich af in de wereld van de inlichtingen, politieonderzoeken en anderszins, dus ik kan daar, hier in het openbaar, niet heel veel over zeggen, anders dan dat we naar aanleiding van deze recente incidenten gaan kijken hoe we dit nader gaan duiden in het openbare Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Laat ik vooropstellen dat dreigen met brandstichtingen bij partijkantoren, zoals vorige week bij BBB gebeurde, onacceptabel is en dat wij zo niet met elkaar om moeten gaan in dit land, ook niet als je verschilt van mening. We zien steeds vaker dat politici en partijen bedreigd worden, terwijl het werk dat zij doen essentieel is om onze democratie draaiende te houden. Ik ben benieuwd wat de minister van plan is actief te gaan doen om dat gevaar te beperken.
Minister Van Weel:
Ik denk dat we als dienaars van het openbaar bestuur allemaal voorbeelden kennen van een verharding in de maatschappij en van polarisatie, waarbij meningen absolute waarheden zijn geworden en ook collega's van mij in het kabinet slachtoffer zijn van betichtingen en het gesprek niet meer kunnen aangaan. Openingen van academische jaren, om maar een voorbeeld te noemen, kunnen niet ongestoord doorgang vinden, omdat er geen dialoog meer mogelijk is. Dat zie je op een heleboel plekken. Als dat uitmondt in extremisme en terrorisme, is de politie echt aan zet, want dat is een keiharde grens. Maar daaronder is er ontzettend veel wat onaangenaam is, helemaal niets bijdraagt aan het debat en niet bijdraagt aan een oplossing. Ook dat gesprek moeten we met elkaar voeren. Het kan niet alleen maar betekenen dat politici weerbaarheidstrainingen krijgen, omdat het vak nu eenmaal vereist dat je je voor rotte vis of wat dan ook laat uitmaken, je geïntimideerd wordt bij je woning of nog erger, zoals we ook hebben gezien. We hebben gezien dat auto's, huizen en bedrijven in de fik werden gestoken. We hebben gezien dat het partijkantoor van BBB bedreigd werd. Het zijn wat mij betreft allemaal dieptepunten, omdat uiteindelijk ook iedereen die hier in deze Kamer zit, de intentie heeft om bij te dragen aan een beter land. Je kunt het eens zijn met bepaalde partijen of niet, maar uiteindelijk moeten we dat gesprek hier wel met elkaar voeren. Ik vind dat wij het voorbeeld moeten geven in de toon die we met z'n allen bezigen, in de manier waarop we het debat met elkaar voeren en in hoe we ons proberen te verplaatsen in de ander.
Maar ik zou die oproep ook willen doen aan de mensen op straat, aan de bevolking, niet alleen richting ons als politici, maar ook richting buren en in verenigingen. Ik hoor namelijk steeds vaker dat mensen discussies maar uit de weg gaan omdat ze radicaliseren. We hebben dat voor het eerst op grote schaal gezien in de coronatijd, waarin mensen ook binnen familieverbanden onderwerpen vermeden. We zien dat nu ook nog doorklinken in gemeenschappen, verenigingen en buurthuizen. Ik vind dat een hele slechte ontwikkeling. We zullen het toch echt met elkaar moeten doen in dit land. Dat vereist dat we naar elkaar luisteren. Dat vereist dat je politici niet intimideert, of erger. Wat dat betreft was het voorbeeld van Adriaan B., die is opgepakt, een triest dieptepunt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank aan de minister van Justitie en Veiligheid, die we deze week nog vaker in dit gebouw zullen aantreffen. O, mevrouw Van der Plas heeft een vervolgvraag. Zij heeft 30 seconden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, ik heb nog een vervolgvraag. Ik wil heel graag dat deze minister hier echt serieus mee aan de slag gaat. Het gebruik van de woorden "eigenlijk komt dit maar heel zelden voor" is geen reden om er niks aan te doen. Het was ook heel zeldzaam dat een politicus een taart in zijn gezicht kreeg. Deze politicus is op 6 mei 2002 doodgeschoten. Het zijn maar kleine groepen, maar Volkert van der Graaf was ook een kleine groep. Ik wil dat de minister hier heel erg serieus mee aan de gang gaat, want dit gaat op een dag gruwelijk mis.
Minister Van Weel:
Waarvan akte. Ik heb gezegd dat we de afgelopen daden zeer serieus nemen en dat er onderzoek naar zal worden gedaan.
De voorzitter:
Nogmaals hartelijk dank.
Vragen Dral
Vragen van het lid Dral aan de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het bericht "Al meerdere dodelijke incidenten: waarom is de American Bully XL in Nederland niet verboden?".
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Dral van de fractie van de VVD. Mevrouw Dral heeft een vraag aan de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Wij heten de staatssecretaris van harte welkom. Het woord is aan mevrouw Dral.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel, voorzitter. In Nederland hebben we helaas vaak te maken met bijtincidenten door honden. Volgens schattingen zijn dit er jaarlijks 150.000, en die leiden soms tot ernstige verwondingen, vooral bij kleine kinderen. Denk aan afgerukte ledematen, verminkte gezichten en ernstige botbreuken. Er zijn fokkers die doorfokken op extreme, bijtgevaarlijke kenmerken, zoals een enorme bijtkracht. Het meest ernstige letsel ontstaat als honden dergelijke kenmerken hebben. Plastisch chirurgen krijgen hier vaak mee te maken en waarschuwen voor het gevaar en de impact hiervan.
De VVD heeft hier eerder aandacht voor gevraagd en heeft maatregelen voorgesteld om bijtincidenten te voorkomen. Afgelopen zaterdag heeft zich weer een afschuwelijk incident voorgedaan, met dodelijke afloop. Dit is de zoveelste keer dat de veiligheid van mensen, vaak kinderen, ernstig in het geding komt. Voor de VVD is het opnieuw bewijs dat dit een probleem is waartegen urgente maatregelen moeten worden getroffen.
In december 2023 heeft de toenmalige minister, mede in reactie op het plan van de VVD, een aantal nader uit te werken maatregelen aangekondigd, maar het lijkt vooralsnog te blijven steken op voornemens. In reactie op Kamervragen van de VVD vorig jaar over de voortgang, gaf de staatssecretaris aan dat hij prioriteit geeft aan het opzetten van een landelijk meldpunt voor incidenten met honden en aan de invoering van een verplicht afstammingsbewijs voor honden met bepaalde kenmerken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoever is hij met het invoeren van deze maatregelen? Is de staatssecretaris het verder met de VVD eens dat het wenselijk is om, waar mogelijk, maatregelen versneld in te voeren, om het aantal bijtincidenten naar beneden te brengen? De VVD begrijpt dat voor bepaalde zaken wetgeving nodig is. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Maar tegelijkertijd wordt er bijvoorbeeld al lange tijd gevraagd om een landelijk meldpunt, zodat onder andere de politie, hulpdiensten en de Dierenbescherming de noodzakelijke informatie krijgen. Waarom duurt het opzetten van zo'n meldpunt zo lang? Dat is de vraag aan de staatssecretaris.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
De staatssecretaris.
Staatssecretaris Rummenie:
Dank u wel, voorzitter. Ik vind het vreselijk wat er gebeurd is, net als mevrouw Dral. Mijn gedachten gaan dan ook uit naar de nabestaanden van het slachtoffer.
Dit incident laat zien dat het houden van honden, zeker honden met deze specifieke kenmerken, niet zonder risico is. Ik vind het dan ook goed dat de politie dit incident onderzoekt. Het is echter ook noodzakelijk dat we als eigenaars goed beseffen waar we aan beginnen. Ik snap heel goed dat uw eerste reactie misschien is om dit hondenras te verbieden, maar aan dit verbod zijn alleen maar nadelen en geen voordelen verbonden. Dat is in het verleden gebleken: het aantal incidenten nam niet af. Daarbij kan het verbieden van rassen ertoe leiden dat mensen weer nieuwe, creatieve en gevaarlijke kruisingen gaan maken, om zo het verbod te omzeilen. Daarom zet ik in op andere maatregelen.
Voordat ik dat pakket aankondig, wil ik eerst even iets persoonlijks vertellen. Ik ben zelf door een hond gegrepen toen ik zes jaar oud was. Ik ben daarna heel veel jaren als de dood geweest voor honden. Het heeft me heel veel tijd gekost, maar ik ben uiteindelijk toch weer van honden gaan houden, totdat ik op mijn 24ste als student bij iemand op bezoek ging en er een soort hound of the Baskervilles op me afkwam, die Monstertje bleek te heten en mij even in mijn heup greep. Dus niemand hoeft mij uit te leggen dat dit een groot probleem is in Nederland.
De maatregelen, die ik het liefst morgen geregeld wil hebben, zijn echter ingrijpend. Die vragen tijd. Waar mogelijk ben ik sinds mijn aantreden al gaan versnellen. Het maatregelenpakket waar ik aan werk, ziet er als volgt uit.
Ten eerste wil ik een meldpunt om meer zicht te krijgen in de aard en omvang van dit probleem, zoals u ook vraagt. Dat wil ik rond de jaarwisseling gereed hebben.
Ik ben ook aan de slag met een landelijk geldende aanlijn- en muilkorfplicht. In het strafrecht is dit nu al mogelijk, maar ik verken ook hoe dit te regelen in het bestuursrecht.
Ik werk ook aan een verplicht afstammingsbewijs, wat u ook noemde. Het lijkt in de berichtgeving nu te gaan om een hond met kenmerken die zijn ontstaan door honden die oorspronkelijk geselecteerd zijn om met stieren te vechten, te mixen met honden die geselecteerd zijn om als zelfstandige jachthond te werken.
Maar zoals ik al eerder benadrukte, blijft het allerbelangrijkste dat mensen beseffen wat voor hond ze in huis halen en hier bewuste keuzes in maken. Een hond moet bij je passen. Om deze bewustwording te creëren gaat er binnenkort, namelijk deze maand, een campagne van start: kies bewust. Ook ben ik bezig met een pre-aanschafcursus om mensen hierin te ondersteunen.
Zoals aangegeven werk ik al deze maatregelen uit. Oorspronkelijk, toen ik aantrad, was deze wetgeving gepland voor 2027, maar ik hoop dat dit hele pakket in 2026 als wetgeving naar u toegestuurd kan worden.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. De staatssecretaris sprak net over een verbod. Dat heb ik niet aangehaald. De staatssecretaris geeft een aantal maatregelen aan. Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen of dat wel voldoende is. De staatssecretaris geeft aan dat het belangrijk is dat we snel handelen, maar het duurt al best wel lang. 2027 is al helemaal ver weg, gezien hoe ernstig deze incidenten zijn, nu zelfs met dodelijke afloop. Zijn er op dit moment geen maatregelen die de staatssecretaris op zeer korte termijn kan invoeren, zodat er echt verschil gemaakt wordt? Het is heel goed dat de staatssecretaris werkt aan een meldpunt; dat is heel goed om overzicht te krijgen. Maar komen er ook echt concrete maatregelen om de veiligheid — want daar hebben we het over — te waarborgen?
Staatssecretaris Rummenie:
Mevrouw Dral, ik zou net als u willen dat ik dat sneller zou kunnen doen. Ik wil toch even ingaan op een belangrijk onderdeel, namelijk het afstammingsbewijs. We hebben met verschillende universiteiten gesproken over de bruikbaarheid van de beschikbare data. We hebben gewoon nog meer onderzoek nodig, want we willen toe naar wetgeving over — u noemde het zelf net ook al — honden die doorbijten en honden die schudden. Maar dat zijn fysieke kenmerken die je heel precies moet beschrijven voordat je die in sluitende wetgeving kunt omzetten. Ik begrijp van mijn ambtenaren dat daar toch nog behoorlijk wat tijd in gaat zitten. Hoe graag ik dat ook zou willen, maar ik kan uw vraag dus niet beantwoorden met een ja.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het is inderdaad verschrikkelijk wat er recent is gebeurd, maar dit komt vaker voor. Het is niet zo makkelijk om te zeggen: we gaan een ras verbieden, we gaan dit of dat verbieden of we gaan een fokkerij verbieden, want dan krijg je allemaal kruisingen en het komt uit het buitenland. Wel zou ik de staatssecretaris willen vragen om een lijst — het liefst voor het debat over dieren buiten de veehouderij, maar ik snap dat dat vrij kort dag is — met kenmerken op basis waarvan je honden zou kunnen verbieden. Maar die heeft ook gevolgen voor andere honden. Het zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat ook de Mechelse herder niet meer mag, of dat de Duitse dog niet meer mag. Ik wil de discussie graag goed voeren in de Kamer, zodat we niet van alles gaan doen wat uiteindelijk andere effecten heeft. Kan de staatssecretaris dus een lijst maken van de voor- en nadelen daarvan en van de soorten honden waarover het gaat?
Staatssecretaris Rummenie:
Ja, mevrouw Van der Plas, dat kan ik toezeggen. Ik weet niet of het al voor het debat kan. Wat ik nog niet had gezegd, is dat ik in ieder geval de Kamer voor het eind van het jaar een brief wil sturen met de voortgang van alle maatregelen in het pakket die ik net heb genoemd.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De Kamer heeft flink wat voorstellen van de Partij voor de Dieren aangenomen om bijtincidenten aan te pakken, en deze staatssecretaris is begonnen om flink wat van die voorstellen gewoon niet uit te voeren of te vertragen. Dus ik ben heel blij met deze ommezwaai van de staatssecretaris. Hij zegt eigenlijk: maatregelen zoals een verplichte cursus komen al in 2026. Daar ben ik heel blij om, fijn.
Dan heb ik een aanvullende vraag. Hier ging het om de American Bully. In sommige gevallen is het een kortsnuit; dat zijn doorgefokte honden die lijden aan hun uiterlijke kenmerken. Ze hebben de hele tijd rugpijn en hoofdpijn, dag in, dag uit. Dat doet natuurlijk niet iets goeds met je humeur. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wanneer voert hij de motie van de Kamer uit om een houdverbod in te stellen voor honden en andere dieren die doorgefokt zijn op zulke pijnlijke, ziekelijke kenmerken?
Staatssecretaris Rummenie:
Het antwoord is heel simpel: ik weet dat men daarmee bezig is, want het is eigenlijk het vervolg op de naaktkat en de vouwoortjes. Dus ik weet dat mijn ambtenaren daarmee bezig zijn. Ik durf nu niet een termijn te geven waarop dat naar de Kamer gaat, maar wij zijn specifiek met die kenmerken bezig. Dus die kan ook wel op de lijst van mevrouw Van der Plas, maar dat loopt al.
De voorzitter:
Tot zover. Dank aan de staatssecretaris. Dit is het einde van het vragenuurtje. Ik schors enkele minuten en dan gaan we twee nieuwe collega's beëdigen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:
Joseph.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Beëdiging van de heer Verouden en de heer Van Hijum
Beëdiging van de heer Verouden en de heer Van Hijum
Aan de orde is de beëdiging van de heer V.C.H.M. Verouden (NSC) en de heer Y.J. van Hijum (NSC).
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Ellian tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.
De heer Ellian (voorzitter van de commissie):
De voorzitter maakt zich zorgen. Ik ga iets meer uitspreken, maar het zal kort blijven.
De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer V.C.H.M. Verouden te Brussel en de heer Y.J. van Hijum te Laag Zuthem.
Voordat ik toekom aan het advies van de commissie hecht ik eraan het volgende op te merken.
Uit artikel V 3 van de Kieswet blijkt dat degenen die benoemd zijn verklaard en in Nederland wonen, een uittreksel uit het BRP moeten overleggen waarop hun nationaliteit vermeld staat. Voor degenen die buiten Nederland wonen, moet naast een uittreksel uit het geboorteregister een bewijs van Nederlanderschap worden overgelegd. Wat dat bewijs zou moeten zijn, staat nergens vermeld en is daarmee ter beoordeling van de Kamer. Een Verklaring van Nederlanderschap was als bewijs van Nederlanderschap onderdeel van het dossier waarop de commissie haar oordeel baseert. Complicerend is nu dat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze verklaring sinds kort niet meer afgeeft. Een paspoort is voor benoemd verklaarden in Nederland niet genoeg; hun nationaliteit moet namelijk op het BRP-uittreksel staan. Echter, een paspoort is op dit moment wel het enige bewijs van Nederlanderschap dat benoemd verklaarden die in het buitenland wonen, kunnen overleggen. De commissie verzoekt de Kamer om aandacht voor dit hiaat.
De heer Verouden heeft naar het oordeel van de commissie voldoende bewijs van Nederlanderschap overlegd, door naast een paspoort een eerder afgegeven Verklaring van Nederlanderschap te overleggen.
De commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat de heer V.C.H.M. Verouden te Brussel en de heer Van Hijum te Laag Zuthem terecht benoemd zijn verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De commissie stelt u daarom voor om hen toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dienen zij wel eerst de eed, zoals die is voorgeschreven bij de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal, af te leggen.
De commissie verzoekt u tot slot om de Kamer voor te stellen het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank aan de heer Ellian dat hij zich over deze netelige zaak heeft gebogen. Ik dank de commissie voor haar verslag en stel voor dienovereenkomstig te besluiten.
Daartoe wordt besloten.
(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De voorzitter:
Ik verzoek de leden en overige aanwezigen in de zaal en op de publieke tribune, voor zover dat mogelijk is, te gaan staan.
De heer Verouden en de heer Van Hijum zijn in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eed af te leggen.
Ik verzoek de Griffier hen binnen te leiden.
(De heer Verouden en de heer Van Hijum worden binnengeleid door de Griffier.)
De voorzitter:
De door u af te leggen eden luiden als volgt:
"Ik zweer dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.
Ik zweer dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."
De heer Van Hijum (NSC):
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De heer Verouden (NSC):
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De voorzitter:
Ik wens u van harte geluk met het lidmaatschap van deze Kamer. Ik schors de vergadering voor enige minuten voor felicitaties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik heropen.
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
We hebben nu dus een Brusselse collega: de heer Verouden. Daar zijn wij heel blij mee, al was het alleen maar om historische redenen, want de eerste vergaderingen van zowel de Eerste als de Tweede Kamer vonden plaats in Brussel, terwijl we natuurlijk als Staten-Generaal zijn opgericht in Brugge, in 1464. Daarom en ter gelegenheid van onze nieuwe collega, een gedicht dat gaat over Brussel.
Het heet Een kus in Brussel, van Benno Barnard.
Hier staan we te verstijven in een park.
Een kus voorkomt dat men mijn adem ziet,
mijn hand blijft steken in een teer gebaar.
Ik wil je loslaten, maar kan het niet:
mijn vingers zijn de feiten in je haar.
Wij zijn in het Ter Kameren van een seconde
koude geliefden, die met maartse monden
elkaar een kus geven als een citaat.
Benno Barnard, over Brussel.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het lid Van Houwelingen ontslag heeft genomen als lid van de Kamer met ingang van 1 september 2025.
Ik deel aan de Kamer mee dat de fractie van de SGP bij de stemmingen op 3 juli jongstleden over de motie-Van der Velde/Blaauw (30420, nr. 428) geacht wenst te worden vóór deze motie te hebben gestemd.
Ik stel voor toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag:
- aan de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, op maandag 8 september van 14.30 uur tot 17.30 uur over de initiatiefnota-Michon-Derkzen inzake Voetbalgeweld (36650) en op maandag 22 september van 19.00 uur tot 22.00 uur over de initiatiefnota-Mutluer inzake Femicide (36658);
- aan de vaste commissie voor Defensie, op maandag 8 september van 18.00 uur tot 23.00 uur over de ontwerp-beleidsvisie van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (36592, nr. 17);
- aan de vaste commissie voor Financiën, op maandag 17 november van 11.00 uur tot 19.00 uur, op woensdag 19 november van 11.00 uur tot 23.00 uur over het Pakket Belastingplan 2026 en op woensdag 3 september van 14.00 uur tot 18.00 uur over de Fiscale Verzamelwet 2026 (36735).
Ik benoem in de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven het lid Saris tot lid in de bestaande vacature.
Ik deel aan de Kamer mee dat de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 1 juli 2025 het lid Van der Burg tot haar voorzitter heeft gekozen.
Ingekomen is een beschikking van de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van het Tweede Kamerlid Olger van Dijk tot lid in plaats van het Tweede Kamerlid Kahraman in de NAVO Parlementaire Assemblee.
Op verzoek van de fractie van de BBB benoem ik:
- in de vaste commissie voor Financiën het lid Joseph tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Rikkers-Oosterkamp;
- in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Joseph tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Zanten;
- in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Joseph tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Zanten.
Ik deel aan de Kamer mee dat voor de volgende debatten de termijn voor toekenning is verlengd:
- het debat over het pakket aan maatregelen ter bestrijding van antisemitisme;
- het debat over geweld tegen de politie en hulpverleners en de hufterigheid in de samenleving;
- het debat over de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving;
- het debat over de ongeregeldheden tijdens 4 en 5 mei;
- het debat over het plan van aanpak Stop femicide!;
- het debat over online seksueel misbruik;
- het dertigledendebat over besloten genootschappen waarin invloedrijke personen in het geheim met elkaar samenkomen;
- het dertigledendebat over het bericht dat studentensport onbetaalbaar dreigt te worden;
- het dertigledendebat over multinationals die via Nederland belasting ontwijken;
- het dertigledendebat over een dreigende crisis in de rechtsstaat;
- het dertigledendebat over moslimdiscriminatie;
- het debat over het gebruik van staalslakken door Rijkswaterstaat;
- het dertigledendebat over het bericht dat een 20-jarige Syriër is aangehouden voor het beramen van een terroristische aanslag;
- het dertigledendebat over de verkenning wettelijk minimumjeugdloon van het ministerie van SZW;
- het dertigledendebat over financiële achteruitgang voor medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven door nieuwe belastingmaatregelen;
- het dertigledendebat over de pfas-vervuiling op en rond Schiphol;
- het dertigledendebat over het rapport van de VN over vrouwenrechten die onder grote druk staan;
- het dertigledendebat over de vestiging van nieuwe nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever;
- het dertigledendebat over het afbouwen van de digitale afhankelijkheid van Amerika;
- het dertigledendebat over het voorkomen van buitenlandse inmenging in de aanstaande verkiezingen;
- het dertigledendebat over burgers die eigen grenscontroles houden bij Ter Apel;
- het dertigledendebat over de cyberweerbaarheid van Nederland;
- het debat over het voortbestaan van Meldpunt 144.
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende debatten zijn komen te vervallen:
- het dertigledendebat over het bericht dat het regeerprogramma van het nieuwe kabinet volgens juristen in strijd is met de beginselen van de rechtsstaat;
- het dertigledendebat over de verhoudingen tussen de ambtenaren en bewindspersonen op het ministerie van IenW;
- het dertigledendebat over de langetermijnverkenning voor de Nederlandse economie van het CPB.
Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, enkele door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 29279-964; 29628-1273; 36410-XII-71; 36410-XII-68; 36410-XII-56; 36410-XII-54; 33836-95; 32793-757; 31936-1212; 29683-297; 28089-304; 28089-303; 27625-705; 26643-1190; 21501-02-3149; 21501-02-3028; 21501-02-2810; 36687-5; 29826-227; 28165-436; 21501-20-2233; 36760-13; 30950-447; 31288-1120; 31288-1191; 32852-332; 21501-20-2098; 29279-969; 36552-9; 36600-VII-110; 36600-VIII-108; 35207-85; 32827-366; 32317-924; 32156-135; 31288-1125; 21501-02-3145; 21501-02-3090; 22343-423; 36600-XVI-188; 36332-43; 32317-915; 25424-740; 24557-228; 19637-3419; 19637-3366; 30950-438; 36180-147; 25657-370; 27625-677.
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:
- het tweeminutendebat Energiebesparing en betaalbare energierekening voor huishoudens (CD d.d. 03/07), met als eerste spreker het lid Van Meijeren van Forum voor Democratie;
- het tweeminutendebat Omnibusvoorstel vereenvoudiging gemeenschappelijk landbouwbeleid (36749 nr. 4), met als eerste spreker het lid Podt van D66;
- het tweeminutendebat Internationale fiscaliteit (CD d.d. 03/07), met als eerste spreker het lid Stultiens van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Paternotte van de fractie van D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om mijn tweede debatverzoek in te trekken. Dat was voor een debat met de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Die staatssecretaris hebben we inmiddels niet meer en ik denk dat het onderwerp, het handelsakkoord, ook bij de Europese Raad van 1 oktober aan de orde zal komen, waar het zeer waarschijnlijk ook zal gaan over het Migratiepact, over Oekraïne en over het Midden-Oosten. Daar wil ik graag een plenair debat over aanvragen en dat zou wat mij betreft moeten plaatsvinden in de week voor deze top. Deze aanvraag doe ik mede namens GroenLinks-Partij van de Arbeid, de VVD, Nieuw Sociaal Contract, het CDA, DENK, Partij voor de Dieren, Volt en de SP.
De voorzitter:
Wij denken dat er een meerderheid is.
De heer Paternotte (D66):
Ja, dat denk ik ook.
De voorzitter:
We boeken het in.
De heer Paternotte (D66):
Ja. Dan zou ik u verder willen vragen om alvast rekening te houden met een tweeminutendebat over het commissiedebat over de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Dat is dus een vooraankondiging.
De voorzitter:
Dat gaan wij doen. We gaan daar rekening mee houden.
De heer Paternotte (D66):
Daarnaast zou ik u willen vragen of het tweeminutendebat van aanstaande donderdag naar aanleiding van het commissiedebat Buitenlandse inmenging en beïnvloeding met een dan wel drie weken kan worden uitgesteld, zodat de minister van Buitenlandse Zaken daarbij ook kan worden uitgenodigd, als die er tegen die tijd is. Ik doe dit verzoek mede namens de VVD-fractie.
De voorzitter:
Het kabinet bepaalt zelf wie het afvaardigt — dat weet u — maar het verzoek inzake de minister van Buitenlandse Zaken brengen wij over. Ik ga even kijken of er een meerderheid bestaat voor uw verzoek om het tweeminutendebat uit te stellen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. We hebben net de nieuwe naam gehoord, dus drie weken lijkt me een beetje overdreven. Maar een week lijkt me prima.
De heer Krul (CDA):
Steun, mede namens de SGP.
De heer Kahraman (NSC):
Steun.
De heer Dassen (Volt):
Steun.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Geen steun.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Steun.
De voorzitter:
Dan is er een meerderheid. We gaan het uitvoeren.
Dan de heer Dassen van Volt.
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. Allereerst wil ik ook graag mijn derde debatverzoek intrekken. Dat mag dus van de lijst.
De voorzitter:
Dat gaat over ongewenste buitenlandse beïnvloeding, toch?
De heer Dassen (Volt):
Ja. Over een week gaan we daar een tweeminutendebat over voeren, dus wellicht dat we daar nog wat extra debat van kunnen maken.
De voorzitter:
U begon vandaag met zes aanvragen, toen werden het er drie en nu zijn het er twee.
De heer Dassen (Volt):
Daarom. Maar ik houd het wel bij die twee.
Vorige week is het kabinet namelijk voor de tweede keer gevallen, vanwege de genocide in Gaza. Gisteren concludeerde de internationale organisatie van genocidewetenschappers dat Israël inderdaad genocide pleegt. Ik zou dan ook graag van het kabinet een brief ontvangen met een reactie hierop, omdat de internationale organisatie van genocidewetenschappers ook alle landen die bij het Internationaal Gerechtshof zijn aangesloten, oproept om hun verplichtingen na te komen en in actie te komen tegen deze genocide. Daar wil ik graag een debat over met de minister van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter:
Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun voor het debat.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Het kabinet had allang met nationale maatregelen moeten komen. Nu zeggen honderden wetenschappers dat er sprake is van genocide. Het kabinet erkent nog niet eens dat er sprake is van genocide, dus heel veel steun voor dit debat.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. De misdaden in Gaza die gepleegd worden door de Israëlische regering gaan maar door en door. Onlangs werd bekend dat de buitenlandministers in Europa nog geen deuk in een pakje boter kunnen slaan, dus daarover wil ik graag deze week nog een brief van de Nederlandse regering. Ik wil ook een reactie op die wetenschappers die zeggen dat het genocide is. Volop steun voor het debatverzoek.
Mevrouw Dobbe (SP):
Elke dag gaan er nog mensen dood door oorlogsmisdaden in Gaza. Ook op de Westelijke Jordaanoever gaat het helemaal mis. Die ontwikkelingen gaan elke dag door. Daarom zou het heel raar zijn als we hier als Kamer niet over zouden spreken, dus van harte steun.
De heer Paternotte (D66):
Steun.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun.
De heer Kahraman (NSC):
Steun.
De heer Vermeer (BBB):
Geen steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Wel 30 leden, voorzitter, dus dan zetten we 'm op de lijst.
Voorzitter. Ik zou ook graag een debat willen met de minister van Financiën naar aanleiding van het bericht dat hij bereid is om de investeringsbank te omarmen. Laten we die investeringsbank inderdaad zo snel mogelijk goed opzetten om de grote uitdagingen van deze tijd, zoals klimaatverandering, onze veiligheid en digitalisering, aan te kunnen pakken. Maar dan moet die investeringsbank wel goede financiële slagkracht en een goed en duidelijk mandaat hebben. Het lijkt me goed om daar als Kamer een uitgebreid debat over te hebben, zodat helder wordt wat het mandaat wordt en het ver genoeg van de politiek komt te staan.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Steun.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
In principe steun, maar er wordt ook nog gewerkt aan een rondetafelgesprek. Wij zouden dat graag voorafgaand aan het debat willen hebben, dus eerst het rondetafelgesprek en daarna het debat.
De heer Vermeer (BBB):
Ik volg deze keer mevrouw De Vries.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, tegen mijn gewoonte ben ik het ook met mevrouw De Vries eens.
De heer Krul (CDA):
Er zijn zinnige dingen gezegd door mevrouw De Vries. Daar sluit het CDA zich bij aan.
De heer Idsinga (NSC):
Mevrouw De Vries zegt vandaag hele zinnige dingen.
De voorzitter:
Dan heeft u een meerderheid, dankzij mevrouw De Vries.
De heer Dassen (Volt):
Dank, mevrouw De Vries!
De voorzitter:
We boeken het in.
De heer Gabriëls, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Elke week krijgen we via de pers te horen dat er overal in Nederland klachten zijn over de staalslakkenkwestie. Denk aan bloedneuzen, gezondheidsschade en staalslakken in speeltuintjes. We weten niet precies op welke plekken ze nog meer liggen. Er is een motie gesteund om te komen tot een tijdelijk verbod op het gebruik van staalslakken en om een debat hierover te voeren, maar vervolgens gaat de staatssecretaris dat verbod en de wens van de Kamer afzwakken. Daarover moeten we spreken, en wel nu. We hebben al een debat daarover ingepland, maar dat moet prioritair ingepland worden. Daarom roep ik mijn collega's op om daar prioritair over te spreken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Elke dag dat er nog staalslakken in speeltuinen liggen, wordt de gezondheid van kinderen aangetast, dus dat verbod moet er nú komen. Daarom van harte steun van de Partij voor de Dieren.
De heer Van Baarle (DENK):
De onderbouwing van de heer Gabriëls alsmede zijn eloquentie brengen mij tot steun voor dit verzoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Van harte steun.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
We steunen de motie en we steunen zeker ook dit verzoek.
De heer Pierik (BBB):
Ja, ook steun, alleen is er 25 september nog een rondetafelgesprek over de staalslak, dus ik zou het dan graag willen inplannen ná het rondetafelgesprek.
Mevrouw Podt (D66):
Steun, voorzitter.
Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.
De heer Buijsse (VVD):
Ik zou een alternatief willen voorstellen. We hebben namelijk een rondetafelgesprek en we hebben 30 september een commissiedebat Leefomgeving waar we dit kunnen behandelen. Derhalve geen steun voor dit verzoek.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mede namens het CDA steun.
De voorzitter:
Dan is er een meerderheid. We boeken het in.
Mevrouw Dobbe van de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Met brede steun in de Kamer werd een motie voor een Nationale Strategie Vrouwengezondheid aangenomen. Dit is keihard nodig, want vrouwen lopen langer rond met klachten dan mannen, krijgen minder vaak een diagnose, en als die diagnose al komt, moeten ze er soms jaren op wachten en maar hopen dat er überhaupt een goede behandeling voor bestaat. Investeren in vrouwengezondheid kan de samenleving minimaal 7,6 miljard euro per jaar besparen. Ook personeelstekorten, bijvoorbeeld in de zorg, kunnen hiermee voor een groot deel worden opgelost. Er ligt nu een Nationale Strategie Vrouwengezondheid. Ik denk dat het belangrijk is om daar als Kamer over te spreken en dat ook snel te doen. Vandaar dat wij graag in debat willen met de minister van VWS.
De heer Bevers (VVD):
Steun, voorzitter.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Steun.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Steun.
Mevrouw Podt (D66):
Steun, voorzitter.
De voorzitter:
Er is een meerderheid, maar mevrouw Van der Plas voegt hier nog iets aan toe.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik had willen voorstellen om dat gewoon bij het commissiedebat Publieke gezondheid te doen, dus geen steun.
De voorzitter:
Er is desondanks een meerderheid.
De heer El Abassi (DENK):
Steun.
De voorzitter:
Bij dezen. We boeken het in.
Nog een verzoek?
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Dertien kinderen stierven afgelopen maand in één vluchtelingenkamp in Darfur. In El-Fasher in Darfur leiden zo'n 6.000 kinderen aan acute ondervoeding. Zij dreigen te sterven. 130.000 kinderen zitten vast in die stad. Er is ongekende humanitaire nood. Er zijn miljoenen mensen op de vlucht. Hulpverleners en journalisten zijn er niet veilig. Er is onbeschrijfelijk seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes. Eergisteren vielen er duizend doden bij een aardverschuiving in Sudan. Dat was een natuurramp, maar de rest van deze crisis is dat niet. Nederland heeft niet alleen de verantwoordelijkheid om niet zélf bij te dragen aan dit conflict, maar ook om druk te zetten op landen die wél invloed hebben en die nu ook wél invloed uitoefenen op dat conflict. Ook heeft Nederland de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat er genoeg humanitaire hulp komt en dat er geen straffeloosheid is. Daarom willen we hierover een debat met de minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Kahraman (NSC):
Voorzitter. Goed dat mevrouw Dobbe aandacht vraagt voor een conflict in de wereld. Ik zal straks ook om een debat vragen over meerdere conflicten. Dit verzoek steun ik zeker.
De heer Van Baarle (DENK):
Zeer terecht dat mevrouw Dobbe hier aandacht voor vraagt. Van harte steun voor dit verzoek.
De heer Oostenbrink (BBB):
Steun. Dan doe ik misschien ook het verzoek om dit samen te voegen met de verzoeken van de heer Kahraman en de heer Van Baarle, zodat we dan misschien een debat kunnen voeren over de vergeten conflicten.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mede namens de ChristenUnie en het CDA steun voor het verzoek.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.
De heer Dassen (Volt):
Steun.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Van harte steun.
Mevrouw Podt (D66):
Van harte steun, voorzitter.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
De voorzitter:
Er is een meerderheid. We boeken het in.
Ik geef graag het woord aan mevrouw Van der Plas van ... Ja, nu stond u net vooraan in de rij bij de Griffie, mevrouw Van der Plas. Er is een spreekwoord: opgestaan, plaats vergaan. Wilt u nog het woord of blijft u daar rondjes draaien?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een tijdje geleden een debat aangevraagd over de ongeregeldheden op 4 en 5 mei. Waarschijnlijk herinneren mensen zich nog wel dat wij op 5 mei een bevriend staatshoofd op bezoek hadden in Wageningen en dat er een of andere idioot daar een rookbom gooide. Ik zie dat gewoon als een aanslag op onze rechtsstaat, op onze democratie.
De voorzitter:
En dus?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Onze held Marco Kroon heeft daarop ingegrepen.
De voorzitter:
En dus?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, en dus wil ik vragen of dat debat voor de verkiezingen nog ingepland kan worden. Ik vind het gewoon een hele ernstige zaak. Het verdient een debat, nog voordat wij de verkiezingscampagne in gaan.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Mijn fractie heeft het verzoek van mevrouw Van der Plas destijds van harte gesteund. Dat geldt ook voor het verzoek om het breder te trekken naar het demonstratierecht in Nederland. Ik denk dat het goed is dat we het daar snel over hebben, dus wat mijn fractie betreft volle steun om dit voor het verkiezingsreces te plannen. Ik zie dit ook als een debat over het recht op demonstraties.
De heer Krul (CDA):
Mede namens de SGP steun voor dit verzoek.
De heer Six Dijkstra (NSC):
We hebben nog een vrij volle agenda tot de verkiezingen, dus voor nu geen steun.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, daar sluit ik me bij aan.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is jammer. Dan gaan we het volgende week weer proberen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De volgende spreker is de heer Timmermans van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Oekraïne zucht onder een niet-aflatende aanval op civiele doelen met Russische raketten en drones, iedere dag en iedere nacht. Iedere dag vallen er veel burgerslachtoffers. Er is in de afgelopen weken en maanden veel gebeurd waar de Kamer zich nog niet over heeft kunnen buigen, zoals de bijeenkomst in Alaska, waar een oorlogsmisdadiger met alle égards is ontvangen door de Amerikaanse president. Denk ook aan de bijeenkomst in Washington, waar Europese leiders koers hebben proberen te geven aan het beleid. Oekraïne heeft behoefte aan veel steun en duidelijkheid. Iedereen wil vrede, maar die moet er wel komen onder de juiste voorwaarden. Ik denk dat het de hoogste tijd is dat de Kamer zich weer eens over dit onderwerp buigt. De Nederlandse rol is belangrijk. Die wordt door Oekraïne ook als belangrijk gezien. Ik zou dus graag een debat aanvragen met de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken, zodat we kunnen kijken waar we staan en wat Nederland de komende tijd kan doen om Oekraïne te ondersteunen.
De heer Van der Burg (VVD):
Volledige steun aan de heer Timmermans voor dit voorstel.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dit is een zeer belangrijk onderwerp. Van harte steun.
Mevrouw Dobbe (SP):
Steun.
Mevrouw Podt (D66):
Steun.
De heer Kahraman (NSC):
Voorzitter. We lezen ook in de media dat er vergevorderde gesprekken zijn over de inzet van militairen in Oekraïne. We zouden daar graag een brief over willen hebben voor het debat. Steun voor het debat.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, steun voor het verzoek. Ik zag in het overzicht van de regeling staan dat het verzoek was om het debat deze week te houden. Dat zie ik. Maar in ieder geval steun voor het verzoek van de heer Timmermans.
De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):
Deze week wordt inderdaad misschien wat ingewikkeld, ook omdat de minister van Buitenlandse Zaken nog niet is benoemd. Ik was overigens vergeten te zeggen dat ik dit verzoek mede namens D66 doe. Excuses daarvoor aan de fractie van D66.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.
De heer Vermeer (BBB):
We zien dat er nog weinig concrete dingen voorliggen, maar hopelijk tegen de tijd dat we dit debat hebben wel. Steun.
De voorzitter:
U heeft een meerderheid. We boeken het in.
Mevrouw Piri, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. We zijn tijdens het reces een aantal keer bijeengekomen om te praten over de situatie in Gaza. De laatste stand van zaken is dat het kabinet vroeg om eerst de bijeenkomst af te wachten in Gymnich, met andere Europese landen. Die heeft nu plaatsgevonden. Het is ook duidelijk dat er geen meerderheid is in Europa om die sancties te nemen. Daarom is de vraag weer wat dit kabinet op nationaal vlak gaat doen. We hebben vanmorgen gezien hoe België die stappen heeft gezet. Graag een discussie hierover in de Kamer met de minister van Buitenlandse Zaken, uiteraard zodra de minister is beëdigd, dus misschien volgende week.
De voorzitter:
En dan bedoelt u een debat, hè?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, een debat.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Wat ons betreft komen er per direct de zwaarste nationale maatregelen tegen Israël. Steun voor het verzoek.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. De EU maakt zich totaal ongeloofwaardig als het gaat om het stoppen van een genocide. We hebben nu nationale maatregelen nodig — dat hebben we hier ook bediscussieerd — zoals de evacuatie van kinderen uit Gaza die medische zorg nodig hebben. Van harte steun voor dit debat. We moeten hier zo snel mogelijk over verder praten.
Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun voor Israël, niet voor dit debat.
Mevrouw Podt (D66):
Steun, voorzitter.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
De heer Oostenbrink (BBB):
Geen steun.
De heer Kahraman (NSC):
Voorzitter, steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid, mevrouw Piri. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw …
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik ben verbaasd dat een van de coalitiepartijen niet eens komt zeggen of zij het verzoek wel of niet steunt. Hiervoor zijn we teruggekomen van reces, maar nu geven de twee coalitiepartijen die nog over zijn geen enkele respons.
De voorzitter:
De volgende spreker is mevrouw Mutluer van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben eerder een debataanvraag gedaan omtrent de aanpak van femicide. Die was toen gehonoreerd; die kreeg een meerderheid. Ik wil hierbij het verzoek doen om het debat over het plan van aanpak Stop femicide! om te zetten in een breder debat met de staatssecretarissen Justitie en Veiligheid, VWS en Emancipatie. Dat debat moet dan gaan over geweld tegen vrouwen in de breedste zin van het woord, tot aan femicide aan toe. Als dat lukt, zou ik het in de laatste week voor het verkiezingsreces willen laten plannen. Dat is mijn verzoek.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. Ik zou het liefst een breed debat hierover hebben vóór het verkiezingsreces. Wat mij betreft hoeven de debatten niet per se samengevoegd worden. Dat mag, als het niet anders kan. Omdat er de week daarvoor specifiek over femicide gedebatteerd wordt, lijkt het mij goed om de mogelijkheid te hebben om het ook breder te trekken en om hier vóór het verkiezingsreces een plenair debat over te voeren.
De voorzitter:
Is dat steun?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ja …
De voorzitter:
Kijk, er is gewoon één voorstel en daar kunt u ja of nee tegen zeggen. Om nou allerlei varianten …
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, dan steun ik dit voorstel. Maar ik vind het belangrijk om dit punt te maken.
De voorzitter:
Heel goed.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Steun voor dit verzoek.
De heer Krul (CDA):
Mede namens de ChristenUnie: steun.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Ik ben het met mevrouw Van der Werf eens in de zin dat dit een nieuw debat is, over de veiligheid van vrouwen in den brede. Ik zie mevrouw Mutluer ook knikken; wij hebben het hier van tevoren ook even over gehad. We gaan het namelijk deze maand ook nog apart over femicide hebben, aan de hand van een initiatiefnota. Los van het debat over de initiatiefnota wil ik een breed debat hebben over veiligheid en vrouwen, met de bewindspersonen die door mevrouw Mutluer zijn genoemd en vóór aanvang van het verkiezingsreces.
De voorzitter:
Dat lijkt me steun voor het voorstel van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Als mevrouw Mutluer en ik elkaar zo begrijpen, dan steunen wij.
De voorzitter:
Ja, jullie begrijpen elkaar!
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik steun het verzoek, met de insteek van beide collega's.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Steun.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun.
De heer El Abassi (DENK):
Steun.
Mevrouw Beckerman (SP):
Wij hadden dezelfde opmerkingen opgeschreven als de eerdere sprekers; met die opmerkingen steunen wij dit debat.
De voorzitter:
U heeft een meerderheid. We boeken het in.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Mooi.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dan gaan we luisteren naar mevrouw Teunissen van de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Er komt weer een klimaattop aan: COP30. De kabinetsinzet zou er twee weken voor die top pas komen. Dan is het verkiezingstijd, dus dan gaan we het helemaal niet meer hebben over de inzet van Nederland, terwijl dat wel belangrijk is. Er is veel gebeurd: er is een nieuw rapport verschenen over het stilvallen van de Golfstroom, er zijn bosbranden geweest en de klimaatdoelen raken verder uit zicht. Alle reden om eerder een debat te hebben met de minister van Klimaat en Groene Groei over wat de inzet van Nederland op deze klimaattop wordt. Voorafgaand aan dat debat zou ik een brief willen ontvangen over de Nederlandse inzet. Dat moet allemaal nog voor het verkiezingsreces gebeuren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Steun.
Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Podt (D66):
Goed idee; steun.
De heer Peter de Groot (VVD):
Geen steun. Dit kan in een commissiedebat.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Steun voor het verzoek, met daarbij de opmerking dat de teller nu op drie staat wat betreft plenaire debatten die voor het verkiezingsreces gepland moeten worden. Ik hoop dat we er op een gegeven moment een stop op gooien. Maar dit verzoek steun ik.
Mevrouw Postma (NSC):
Ook steun, voorzitter. Belangrijk onderwerp.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
De heer Vermeer (BBB):
Geen steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat is jammer. Dan wel een dertigledendebat. Maar ja, dat gaat niet meer voor de top plaatsvinden. We zullen proberen om het in een commissiedebat te doen, maar dat is niet toereikend voor de zwaarte van dit onderwerp.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel.
Dan gaan we luisteren naar de heer Idsinga, Nieuw Sociaal Contract. Ik wijs erop dat de agenda voor de plenaire zaal inderdaad redelijk aan het vollopen is voor de paar weken die wij nog te gaan hebben. Het woord is aan de heer Idsinga.
De heer Idsinga (NSC):
We hebben goed nieuws voor u, voorzitter, want ik wil graag verzoeken om uitstel van de plenaire behandeling van de wijziging van de Postwet. Die staat voor volgende week op het plenaire schema. De redenen daarvoor zijn ten eerste dat er nog een aantal belangrijke zaken onder de rechter zijn, die ongetwijfeld grote impact hebben op de verdere behandeling van deze wet, en ten tweede dat mijn fractie graag een advies zou willen zien van de Raad van State.
De heer Vermeer (BBB):
Geen steun. De post komt nu al te laat.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het eens met de heer Idsinga dat er nog een paar onderzoeken en uitspraken moeten komen, dus in die zin zou het verstandig zijn om dan pas de Postwet te behandelen. Maar we hebben ook gezien dat PostNL de regering voor de rechter heeft gedaagd en ik wil zeker weten dat de minister kan handelen als dat nodig is. Daarom wil ik dit verzoek pas steunen als ik een brief krijg van de minister waarin staat dat hij de bezorgtermijn van post kan verlengen met een Postbesluit en dat daarvoor een wijziging van de wet niet nodig is.
De voorzitter:
Dat vertaal ik als "geen steun".
De heer Edgar Mulder (PVV):
Steun.
De heer Krul (CDA):
Ik sluit me aan bij de heer Vermeer.
De heer Kisteman (VVD):
Geen steun.
Mevrouw Beckerman (SP):
Geen steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Idsinga. Dank u wel.
Dan gaan we luisteren naar mevrouw Kröger, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zou heel graag deze week een tweeminutendebat houden over de Energieraad, inclusief stemmingen.
De voorzitter:
Heel goed. Daar gaan we rekening mee houden. Dat was een vooraankondiging.
De heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik vraag niet vaak debatten aan, maar het debat over inflatie staat al zo'n halfjaar op de agenda. Op een of andere manier lukt het niet om dat in te plannen. Er komt altijd wat tussen …
De voorzitter:
Al die aanvragen zijn …
De heer Vijlbrief (D66):
Maar we hebben één voordeel: de inflatie blijft hoog in dit land.
De voorzitter:
Maar alle aanvragen zijn aan inflatie onderhevig.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik zou dus aan de Kamer willen verzoeken om alsnog het debat voor het reces in te plannen.
De voorzitter:
We hebben tijd zat voor het reces, dus waarom niet.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Steun.
De heer Van Nispen (SP):
Steun.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Steun.
De heer Krul (CDA):
Steun voor het verzoek, als het dan ook een breed debat is over inflatie met bijvoorbeeld ook de gevolgen van accijnsverhogingen et cetera. Steun voor dit verzoek.
De heer Ergin (DENK):
Steun.
De heer Vermeer (BBB):
Steun.
De heer Idsinga (NSC):
Steun.
De voorzitter:
U heeft een meerderheid. We boeken het in.
De heer Kahraman, Nieuw Sociaal Contract.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil vandaag een debat aanvragen over de vergeten conflicten in de wereld. Gelukkig heeft collega Dobbe al aandacht gevraagd voor het conflict in Sudan, waar 150.000 doden zijn gevallen. In Zuid-Syrië worden op dit moment druzen afgeslacht en uitgehongerd. In Congo zijn honderdduizenden op de vlucht voor nieuwe aanvallen en milities en zijn christenen slachtoffer van moordpartijen. In Jemen loopt het dodental van de burgeroorlog op tot 40.000 burgers. Graag vraag ik daarom een debat aan. Als ik u van dienst kan zijn, voorzitter, zou ik het graag willen toevoegen aan dat van mevrouw Dobbe. Dan pakken we dat breder dan Sudan en bespreken we de conflicten in de wereld met elkaar.
De voorzitter:
Nou, nu komt u eigenlijk met twee voorstellen. Zullen we eerst even uw eerste voorstel doen? Dan kunt u daarna nog het debat van mevrouw Dobbe kapen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
De heer Van der Burg (VVD):
Ik zou voor samenvoeging zijn of … Ik heb zelf voor de procedurevergadering van onze commissie al gevraagd om een groter debat, omdat we nog zo veel debatten over Buitenlandse Zaken hebben in de komende vier weken dat we het anders niet redden. Dus wat mij betreft of samenvoegen met Dobbe of via de commissie, waarin we dan allerlei debatten — er komen er straks nog meer — samenvoegen tot één Buitenlandse Zakendebat.
De voorzitter:
Er ligt nu een aanvraag van de heer Kahraman. Die vraagt dus om een nieuw debat en uit uw woorden leid ik af …
De heer Van der Burg (VVD):
Als het sec Kahraman is, dan nee. Als het samenvoegen is met Dobbe, dan ja.
De voorzitter:
Het voorstel is nu gewoon een nieuw debat. En dat steunt u niet.
De heer Van der Burg (VVD):
Dan geen steun.
De voorzitter:
Nou, dan zijn we er toch. De heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Mede namens de SGP: steun.
De heer Paternotte (D66):
Ik denk dat als je dit zou doen, Myanmar daar ook echt bij hoort, gezien de enorme moordpartijen op Rohingya die daar op dit moment plaatsvinden. Op zich steun. Ik weet niet of het nog gaat lukken om het ingepland te krijgen, dus ik kan me ook voorstellen dat we kijken of een commissiedebat over deze conflicten samen kan worden ingepland.
De voorzitter:
Dat klinkt verstandig.
De heer Oostenbrink (BBB):
Steun, maar wel echt het verzoek om het dan ook samen te voegen met de andere onderwerpen.
De voorzitter:
Dat is dan dus geen steun. Daar ga ik van uit.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het samenvoegen met het debat dat net is toegekend, is volgens mij hier niet de vraag. Dat zou ik dus ook niet goed vinden. Maar het vervangen van Sudan door Myanmar zou ik wel steunen. Dus ook steun voor dit debat.
De voorzitter:
Steun voor de aanvraag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik zeg heel eerlijk dat ik nog twijfel, voorzitter. De zuurheid over dat we geen meerderheid hebben voor een plenair Gazadebat zit bij mij nog diep. We hebben nu gelukkig in ieder geval een meerderheid voor een Sudandebat. We hebben al eerder een keer een plenair debat gehad over Syrië, en bijvoorbeeld ook commissiedebatten over Congo. Ik denk dus dat ik toch voor de lijn-Paternotte ga. Dat is in principe misschien het beste. Prima om het te steunen, maar het kan ook na het verkiezingsreces.
De heer Van Baarle (DENK):
Bij mij zitten er ook gevoelens, ook omdat de heer Kahraman het debatverzoek over Gaza in de afgelopen tijd, tijdens het reces, niet heeft gesteund, en nu wel om een debat vraagt. Maar ik ga toch dit debatverzoek van de heer Kahraman steunen.
De voorzitter:
U heeft desondanks geen meerderheid, meneer Kahraman.
De heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. In Afghanistan is er een verschrikkelijke ramp, een aardbeving, die honderden mensen, inmiddels al meer dan duizend mensen, het leven heeft gekost. Er is sprake van een tekort aan hulpgoederen, een tekort aan alles om mensen te helpen. Er is een enorme vernietiging. Wat mij betreft moet er zo snel mogelijk, nog deze week, een brief van de regering komen over hoe zij acuut hulp gaat verlenen en gaat proberen ervoor te zorgen dat er hulp komt voor de mensen in Afghanistan die geraakt zijn door deze aardbeving. Daarover wil ik graag een debat met de minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
De heer Van der Burg (VVD):
Daarom heb ik dus, zoals ik net al zei, voor de commissie een debat aangevraagd. Anders hebben we gewoon te veel debatten, terwijl het buitengewoon belangrijk is om wel bij Afghanistan stil te staan. Dus hiervoor geen steun. Wat mij betreft staan we deze week tijdens de procedurevergadering stil bij hoe we dit op commissieniveau oplossen, opdat er plenair ook nog andere debatten kunnen plaatsvinden dan alleen die over het buitenland, alhoewel het zeer belangrijk is.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.
De heer Paternotte (D66):
Steun.
De heer Kahraman (NSC):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Dobbe (SP):
Steun, maar daarbij ook aandacht voor vrouwenrechten in Afghanistan, die extra hard worden geraakt door deze ramp.
De heer Oostenbrink (BBB):
Geen steun.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Steun, met de toevoeging van de verse uitspraak van de rechter dat de Staat nu ook verplicht is om de bewakers van onze ambassade hierheen te halen. Als dat wordt toegevoegd, steun voor dit debat.
De voorzitter:
Desondanks heeft u geen meerderheid.
De heer Van Baarle (DENK):
Helaas, voorzitter. Het verzoek om de brief wordt, naar ik verwacht, doorgeleid.
De voorzitter:
Ja, bij dezen.
De heer Markuszower, PVV.
De heer Markuszower (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Gisteren werd deze Kamer door het Presidium getrakteerd op een brief. Ik dacht: komt deze brief nou van het parlement van Zimbabwe? Want wat stond er in die brief? Het gaat om de kwestie-Arib. Daarin stond eigenlijk: nou, Kamer, de gevraagde informatie die echt belangrijk is, die ontlastend is voor mevrouw Arib, sturen we niet naar de Kamer, maar de informatie die belastend is voor mevrouw Arib, vergroten we, lekken we en krijgen jullie wel. Op die basis, beste collega's en geachte voorzitter, kan het debat van aanstaande donderdag over de kwestie-Arib geen doorgang vinden. Als we namelijk niet die informatie hebben, als we niet de ontlastende informatie hebben die het Presidium nu wel heeft, maar achterhoudt, kunnen we toch niet debatteren?
Ik heb dus eigenlijk twee verzoeken, al staat het een beetje anders in de regeling. Het eerste verzoek is: stuurt nou alstublieft de informatie naar de Kamer. Dan bedoel ik specifiek het Capra-rapport of het Capra-advies. Daarin wordt namelijk gewoon gezegd: acteer nou niet op basis van anonieme klachten. En: stuur nou dat slechte Hoffmann-rapport — dat heeft bijna twee ton gekost, maar het is waardeloos — naar de Kamer. Dan kunnen we namelijk ook zien dat de klachten die zijn onderzocht allemaal wel meevielen. Doe dat desnoods anoniem. Het Presidium zegt namelijk dat een aantal dingen herleidbaar zijn of zo. Dus dat mag best geanonimiseerd gestuurd worden, maar stuur gewoon dat Hoffmann-rapport naar de Kamer. Leg het niet ter inzage, maar doe dat gewoon op een manier waarop we het allemaal kunnen lezen, ook journalisten, iedereen. En stuur dat Capra-advies. Dan kunnen we misschien debatteren.
Maar als het Presidium dit niet stuurt, meneer de voorzitter, dan kunnen we hierover geen normaal debat voeren.
De voorzitter:
Dus u vraagt eigenlijk om uitstel van het debat.
De heer Markuszower (PVV):
Ik vraag informatie en dat vraag ik nu al een paar maanden lang.
De voorzitter:
Ja.
De heer Van Meijeren (FVD):
Het is een belangrijk en terecht punt. Het is aan ons als Kamer om al dan niet opdracht te geven tot vervolging wegens ambtsmisdrijven. Daarvoor moeten wij toegang hebben tot alle relevante informatie. Die wil ik dus zo spoedig mogelijk hebben. Vanzelfsprekend kunnen we pas daarna hierover een goed debat voeren. Dus steun voor beide verzoeken.
De heer Van Waveren (NSC):
Voorzitter, volgens mij hebben we een uitgebreide brief van het Presidium ontvangen en moeten we deze zaak ook niet te lang laten rusten, want daar wordt het ook niet beter van. Ik heb voldoende informatie om donderdag daarover een debat te kunnen voeren. Laten we dat alsjeblieft doen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, ik heb de brief van gister van het Presidium goed gelezen. Ik begrijp ook wat de heer Markuszower zegt, maar er zijn redenen waarom informatie niet openbaar wordt. Dat wordt in de brief helder uiteengezet. Als u daar wat van vindt, dan moet u dat ook naar voren brengen in het debat op donderdag dat wat mij betreft gewoon doorgaat.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun voor het verplaatsen van het debat. Wat mij betreft kan dat donderdag gewoon doorgaan. Als er nog vragen zijn, breng die dan aanstaande donderdag in het debat in. Dan kunnen we het er als Kamer over hebben.
De heer Van Nispen (SP):
Van mij ook geen steun voor het verzoek om uitstel. We kunnen het debat voeren. Ik steun wel het verzoek om informatie, want ik denk dat er meer openbaar gemaakt kan worden dan tot dusver is gedaan. En inderdaad, zo nodig kan daarin worden gelakt als een en ander zich niet verdraagt met redenen van privacy.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, geen steun voor deze nepverontwaardiging. We weten immers wat de PVV mevrouw Arib heeft aangedaan toen ze Kamervoorzitter was met allerlei vreselijke uitspraken. Geen steun voor deze agenda dus. Gewoon donderdag een debat. Volgens mij ligt er voldoende op tafel. Als er nog meer informatie naar de Kamer toe kan, dan juich ik dat uiteraard van harte toe.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Geen steun voor uitstel, maar wel van harte steun voor het informatieverzoek. Het is eigenlijk belachelijk dat hier een Kamerlid al voor de derde keer dezelfde vraag stelt, terwijl er toezeggingen aan de Kamer zijn gedaan dat die stukken er komen. Dat is in 2023 geweest. Stuur het gewoon door en houd je aan die toezegging.
Ik wil daar een extra informatieverzoek aan toevoegen. In de brief die we van het Presidium hebben gekregen, wordt niet gesproken over wat er is gedaan met de voor het reces aangenomen motie over het in gesprek gaan met de oud-Kamervoorzitter. Ik zou graag willen horen wat daarmee is gedaan. Ik zou dat schriftelijk willen vernemen voor donderdag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun voor beide informatieverzoeken, maar niet voor het verzoek om uitstel.
Mevrouw Podt (D66):
Geen steun, voorzitter. Gewoon donderdag debatteren.
De voorzitter:
We gaan donderdag gewoon debatteren.
De heer Markuszower (PVV):
U gaat heel snel, meneer de voorzitter.
Wat betreft dat informatieverzoek. De Kamer heeft bij mijn eerste debataanvraag al uitgesproken dat die informatie naar de Kamer moet worden gestuurd. Wie is het Presidium, wie bent u, meneer de voorzitter, om die informatie te onthouden aan de Kamer? Hoe denkt u, meneer de voorzitter, dat debat te kunnen voeren als de belastende informatie over Arib wel is uitgestuurd, maar de ontlastende informatie niet wordt gestuurd?
De voorzitter:
Ik zal het doorgeleiden naar het Presidium.
De heer Markuszower (PVV):
Nee, zo gaat dat niet. Er is een meerderheid voor mijn informatieverzoek.
De voorzitter:
Dat weet ik niet. Dat hebben we niet als zodanig geteld, denk ik, want uw aanvraag betrof een uitstel van het debat en daar is in de verste verte geen meerderheid voor. Uw verzoek is afgewezen en dus komen we donderdag gewoon bij elkaar.
De heer Markuszower (PVV):
Nee, sorry. Het gesproken woord geldt hier. Ik heb specifiek om informatie gevraagd. Daar wil ik graag een uitspraak over horen van de Kamer. Pas daarna kan ik bepalen of ikzelf überhaupt mee kan doen aan het debat, want op basis van non-informatie kan ik geen debat voeren.
De voorzitter:
Hm. Tja, als mensen daar nog iets over willen zeggen, dan vind ik dat prima. Anders geleid ik het gewoon door naar het Presidium.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, er is hier duidelijk een informatieverzoek gedaan en alle Kamerleden hebben daar ook iets over gezegd. Het lijkt me niet meer dan fatsoenlijk dat alles wordt geteld, de balans wordt opgemaakt en dat als er een meerderheid voor het informatieverzoek is, dat ook wordt gehononeerd.
De voorzitter:
Dat informatieverzoek is gedaan en zal ik doorgeleiden naar het Presidium. Zo doen we het ook in de richting van een kabinet in zo'n geval; zo simpel is dat.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dan lijkt het me wel goed om hier met elkaar te constateren dat een meerderheid van de Kamer in ieder geval voor aanvang van het debat alle gevraagde informatie wil ontvangen.
De voorzitter:
Ook dat zal ik doorgeleiden naar het Presidium.
De heer Markuszower (PVV):
Excuses, voorzitter, dat ik zo veel tijd van deze regeling in beslag neem.
De voorzitter:
Nee, ik vind het gezellig.
De heer Markuszower (PVV):
Ik ook. Maar staatsrechtelijk klopt het niet helemaal. Kijk, de Kamer controleert de regering en de regering bepaalt inderdaad wat ze doet met informatieverzoeken. Daar is al heel vaak over gestreden. Maar hier speelt een ander verhaal. We hebben hier een Presidium en de leden daarvan zijn gewoon gelijk aan andere Kamerleden. Het Presidium gaat over de wc-drollen ... Excusez le mot. Het Presidium gaat over de wc-rollen en de slagbomen in de parkeergarage. Overigens doet het Presidium dat helemaal niet goed, want die slagbomen zijn een drama. Maar het Presidium gaat over dat soort dingen. Wat is er nu aan de hand? Het Presidium stelt zich boven de andere Tweede Kamerleden en het Presidium zal wel besluiten wat wel en wat niet naar ons gestuurd kan worden. Dat is ongehoord, ongekend. U kunt het wel zo chic doorgeleiden naar uzelf — over een schijn van belangenverstrengeling gesproken — maar zo zijn we niet getrouwd, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Nee, maar …
De heer Markuszower (PVV):
Zo zijn we niet getrouwd, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Ik ga aan deze discussie een beetje een eind maken, denk ik, want als u mij van belangenverstrengeling gaat …
De heer Markuszower (PVV):
Nee, een schijn van belangenverstrengeling.
De voorzitter:
Als u mij van een schijn van belangenverstrengeling gaat beschuldigen, dan zijn we helemaal snel klaar. Ik vond het dus een interessante discussie. Nogmaals, ik ga het gewoon doorgeleiden naar het Presidium. Dan gaat het Presidium zich hierover uitlaten.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Het is, denk ik, wel goed om echt even te kijken of er hier een meerderheid is voor dat informatieverzoek, zodat we dat in ieder geval helder hebben. Vanuit de Partij voor de Dieren is er zeker steun.
De voorzitter:
Ja, ik denk dat die meerderheid er is.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Kijk, ik vind dit wel een heel bijzondere regeling. Ik vind dit debat tussen u beiden onverkwikkelijk, in deze al onverkwikkelijke zaak. Ik wil in deze regeling ook graag benadrukken dat eenieder in de Kamer het recht heeft op informatie, dus we gaan hier niet met een meerderheid zitten afdwingen of er wel of geen informatie komt. Ik hecht er wel aan dat de informatie die we hier in de Kamer verstrekken, binnen alle grenzen valt die we wettelijk met elkaar hebben afgesproken. Waar dat niet openbaar kan en waar daar goede redenen voor zijn, doen we dat vertrouwelijk. Zo moeten we met elkaar omgaan om dit een beetje een net en ordelijk parlement te laten zijn. We gaan dus niet in meerderheid informatieverzoeken afdwingen. Eenieder hier staat dat vrij.
De voorzitter:
Prima. Tot zover dit onderwerp. De volgende spreker is mevrouw Paulusma van de … Mevrouw Wijen-Nass nog.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, ik stond er ook nog. Steun voor het informatieverzoek.
De voorzitter:
Helder. Bij dezen.
Mevrouw Paulusma, D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank, voorzitter. De afgelopen weken is eenieder ter ore gekomen dat er een enorm datalek is geweest bij het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Daar schijnen nu 700.000 vrouwen het slachtoffer van te zijn, maar waarschijnlijk zijn het er ruim 900.000. Ik wil hier graag voordat we met reces gaan een debat over, want deze duizenden vrouwen leven in onzekerheid. De minister heeft op zich een goede brief geschreven, maar vrouwen weten nog steeds niet waar ze aan toe zijn. Ik wil niet het risico lopen dat mensen straks niet meer meedoen aan het bevolkingsonderzoek omdat ze nu in onzekerheid leven. Ik hoop op steun vanuit de Kamer om nog voor het reces dit debat te hebben.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Het is echt uitermate schrijnend wat er is gebeurd. Het is vooral ook zo schrijnend omdat mensen misschien straks af gaan zien van deelname aan zo'n bevolkingsonderzoek. Het is dus volgens mij een heel terecht verzoek en het is heel belangrijk dat we hier op korte termijn een debat over voeren. Steun.
Mevrouw Dobbe (SP):
Een heel terecht verzoek, dus van harte steun. Er leven ontzettend veel zorgen onder héél veel vrouwen, weet ik, dus het is heel belangrijk dat we hier als Tweede Kamer snel over spreken.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Van harte steun.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Er is deze week natuurlijk ook een tweeminutendebat over digitale ontwikkelingen in de zorg. Ik zit even te zoeken. Dat is natuurlijk sowieso al een moment om daar aandacht voor te vragen, om vragen te stellen aan de minister of aan de bewindspersonen en om eventueel al moties in te dienen. Dat is dus eigenlijk de eerste slag, als je naar snelheid kijkt, om iets te bereiken. Dat zou ik dus willen meegeven. Dan geef ik dus wel steun aan een debat. Maar of we dat dan voor het reces moeten doen, is een tweede, omdat je in dat tweeminutendebat eigenlijk al wat korte klappen kan maken.
De voorzitter:
Ja, maar dat is wel het verzoek van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Mijn verzoek is wel om het voor het verkiezingsreces te doen. Dat doe ik omdat er zo veel vrouwen in onzekerheid leven en we hun dat niet nog maanden aan kunnen doen. Ik snap dus de pragmatische oplossing, maar …
De voorzitter:
Helder, helder, helder. Ik wil even weten of mevrouw Van der Plas dat steunt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan steun ik het, want ik vind het ook heel ernstig.
De voorzitter:
Heel goed. We zijn eruit.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Maar probeer dat tweeminutendebat dan niet weer te herhalen in dat debat, zodat we het in proporties houden qua tijd.
De voorzitter:
Helder, helder, helder.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dit gaat sneller: mede namens de ChristenUnie en het CDA steun.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Grote onrust; steun.
De heer Bevers (VVD):
Steun.
De heer El Abassi (DENK):
Steun.
De voorzitter:
U heeft een meerderheid. We boeken het in.
Mevrouw Paulusma (D66):
Succes met de planning.
De voorzitter:
Ja, ik vrees dat we 's nachts gaan vergaderen.
De heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Mensen die in stilte, maar eigenlijk schreeuwend om hulp, alleen op een kamer verblijven en kinderen die terugdenken aan hoe ze vroeger voetbalden, drumden en gewoon konden leven, maar nu eigenlijk alleen maar bezig zijn met overleven: ik heb het over mensen met een post-acuut infectiesyndroom, zoals postcovid. Veel van deze mensen hebben ook nog eens moeite om financieel het hoofd boven water te houden. Voor hen werkt dat sociale vangnet onvoldoende. Daarom zou ik daar graag een debat over willen voeren. Ik sta hier inmiddels voor de derde keer. Twee keer eerder is er met brede steun van deze Kamer een debat aangevraagd met de minister van Zorg en de minister van Sociale Zaken. Ik zou wederom het verzoek aan de Kamer willen doen om daarover een breed debat met deze twee bewindspersonen te voeren en het dit keer daadwerkelijk snel in te plannen, voordat we met reces gaan.
De voorzitter:
Waarom ook niet? Mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Van harte steun.
De heer Van Nispen (SP):
Ook van de SP van harte steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, steun, maar als we nou de hele week allemaal gaan vragen om verkiezingsdebatten voor het reces te plannen, dan is er ook de kans dat het afgeraffeld wordt of onzorgvuldig gaat.
De voorzitter:
De kans bestaat ook dat het niet eens wordt ingepland.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat laat ik aan …
De voorzitter:
We hebben nog vijf weken te gaan, waarvan dit al de eerste is. We hebben nog de Algemene Beschouwingen, de Algemene Financiële Beschouwingen en ook nog Prinsjesdag. Qua zuivere speeltijd hebben we hierna dus eigenlijk nog maar twee weken te gaan.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, ik begrijp het.
De voorzitter:
Maar dat is allemaal …
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb er zelf ook aan meegedaan, dus ik ga het nu al aankondigen: ik ga volgende week niet vragen om het debat over 4 en 5 mei en de ongeregeldheden voor het reces te doen, maar wel zo snel mogelijk daarna. Maar goed, ik ga wel steun geven aan dit debat.
De voorzitter:
Dat dan weer wel.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, het is gewoon een hartstikke belangrijk onderwerp, dus dat is het duivelse dilemma hierbij.
De heer El Abassi (DENK):
Steun.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Steun.
De heer Krul (CDA):
Steun, voorzitter. Bij de aanvraag stond volgens mij niet dat het voor het reces moest. Wat ons betreft hoeft dat ook niet per se, maar wel steun voor het debat.
De voorzitter:
Ja, maar mondeling heeft de heer Bushoff wel degelijk gevraagd om het voor het verkiezingsreces te doen, en daar verklaart u uw steun aan. Daarmee is er een meerderheid en boeken we het in.
Tot zover de regeling van werkzaamheden. Ik schors voor enkele minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Monitoring Commissie Corporate Governance Code
Voorzitter: Van Campen
Monitoring Commissie Corporate Governance Code
Aan de orde is het tweeminutendebat Monitoring Commissie Corporate Governance Code (31083, nr. 70).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Als ik zijn aandacht heb, heet ik de minister van Economische Zaken van harte welkom. Ik heet natuurlijk ook alle woordvoerders welkom die tijdens dit tweeminutendebat het woord zullen voeren. Het betreft het tweeminutendebat Monitoring Commissie Corporate Governance Code. De eerste spreker die van de zijde van de Kamer zijn inbreng gaat leveren, is de heer Thijssen van de fractie van GroenLinks-PvdA. Meneer Thijssen, u heeft het woord.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Bedrijven zijn superbelangrijk in de wereld en natuurlijk ook in Nederland. Een bedrijf is dé plek waar mensen hun geld verdienen om in hun onderhoud te voorzien, voor hun kinderen en voor zichzelf. Het is ook de plek waar mensen waarde toevoegen aan onze samenleving. Het is de plek waar ondernemers kunnen ondernemen en investeerders kunnen investeren. Het is ook de plek waar we naar kijken voor het oplossen van grote maatschappelijke problemen, zoals het bouwen van huizen of het stoppen van klimaatverandering.
We hebben het bedrijfsleven gereguleerd via zelfregulering, middels de Corporate Governance Code. Daar gaat het nu mis. Daarom is het belangrijk dat we van zelfregulering naar een wettelijk kader gaan. Daartoe dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Corporate Governance Code zo'n twintig jaar geleden is opgezet naar aanleiding van schandalen bij grote internationale bedrijven die wereldwijd twijfel zaaiden over de betrouwbaarheid van jaarrekeningen, de rol van accountants en de integriteit van bestuurders;
constaterende dat de regering drie voorwaarden aan de Nederlandse code heeft gesteld, te weten dat de code onderscheidend moest zijn en breed draagvlak moest hebben en dat de commissie onafhankelijk en verbindend moest kunnen opereren;
constaterende dat de grootste vakbond van Nederland uit de commissie is gestapt omdat die is verworden tot "een vehikel gericht op onbegrensde zelfregulering, het tevredenstellen van aandeelhouders en winstmaximalisatie";
constaterende dat hun voorstellen voor duurzaam ondernemen, volwaardige medezeggenschap en een fatsoenlijke belastingmoraal niet zijn aanvaard;
overwegende dat de Miljoenennota dit onderbouwt, aangezien bedrijven nu relatief gezien 30 miljard meer winst maken dan nog maar vijf jaar geleden, terwijl die miljarden nodig zijn voor het bouwen van huizen, hogere lonen en het verdedigen van ons continent;
verzoekt de regering om zelfregulering vaarwel te zeggen en wettelijke opties voor de regulering van bedrijven te inventariseren, en de resultaten voor de formatie met de Kamer en de formerende partijen te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 71 (31083).
Dank u wel, meneer Thijssen. We gaan luisteren naar de heer Sneller, die als laatste spreker van de zijde van de Kamer zijn inbreng levert namens de fractie van D66.
De heer Sneller (D66):
Dank u wel, voorzitter. Eén motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Burgerlijk Wetboek regelt dat "bij de vervulling van hun taak de bestuurders zich richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming";
overwegende dat deze verantwoordelijkheid zich in de jurisprudentie verder heeft ontwikkeld, waaruit volgt dat het bestuur vooral de taak heeft om het bestendige succes van de onderneming te bevorderen en het daarbij zorgvuldigheid moet betrachten jegens al degenen die bij de onderneming zijn betrokken en onevenredig nadeel voor stakeholders moet voorkomen;
voorts overwegende dat principe 1.1 van de Corporate Governance Code voorschrijft dat het bestuur verantwoordelijk is voor de "duurzame langetermijnwaardecreatie van de vennootschap" en "rekening houdt met de effecten van het handelen van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming op mens en milieu en daartoe de in aanmerking komende belangen van de stakeholders weegt";
tot slot overwegende dat het voor de kenbaarheid van de geldende regels en het bestendigen van de Rijnlandse norm wenselijk is dat deze principes expliciet in de wet worden verankerd;
verzoekt de regering een wetswijzing aan de Kamer te doen toekomen om bovengenoemde elementen uit de jurisprudentie en de Corporate Governance Code op te nemen in het Burgerlijk Wetboek, zodat deze voor alle in Nederland gevestigde ondernemingen gaan gelden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.
Zij krijgt nr. 72 (31083).
De heer Sneller (D66):
De mooie formuleringen waren uiteraard vaak citaten uit de jurisprudentie en de code, en niet van mijzelf.
Dank u wel.
De voorzitter:
Zoals het een wetgever betaamt.
Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng. Ik kijk naar de minister; kan hij meteen doorgaan met de beantwoording en de appreciatie? Dat is het geval. Het woord is aan de minister.
Termijn antwoord
Minister Karremans:
Dan moet het spreekgestoelte even omhoog.
De voorzitter:
Daar wordt aan gewerkt.
Minister Karremans:
Dank, voorzitter. Goed om hier weer terug te zijn, dit keer in een andere rol, als minister van Economische Zaken. In die rol spreek ik voor de eerste keer vanaf deze plek, ter afronding van een commissiedebat dat ik niet zelf heb gevoerd, maar dat ik natuurlijk wel met terugwerkende kracht — laat ik het zo zeggen — heb gevolgd.
Voorzitter. Er zijn twee moties ingediend. De eerste is van de heer Thijssen. Ik moet zeggen: ik kon het eerste deel van het betoog van de heer Thijssen goed volgen. Hij had het over het belang van het bedrijfsleven. Daar wordt inderdaad het geld verdiend, niet alleen voor die mensen zelf, maar ook voor ons als overheid, zeg ik er maar even bij. Wij kunnen heel veel investeren in belangrijke zaken zoals onderwijs, de zorg en defensie, omdat wij een sterk bedrijfsleven hebben, dat ook veel belastinginkomsten oplevert voor de Staat. Dat kon ik helemaal volgen, totdat hij zei: maar daar gaat het mis. Dat volg ik niet. In 2024 is de Corporate Governance Code namelijk nog positief geëvalueerd. We zijn er tevreden over. Daar is brede consensus over. De bocht die de heer Thijssen neemt, volg ik dus niet.
Daarnaast leidt het codificeren van de Corporate Governance Code in wetgeving — dat is natuurlijk de oproep van de heer Thijssen, maar ook van de heer Sneller — tot meer regeldruk. Dat is nou juist wat we in Nederland niet willen. Het investeringsklimaat in Nederland staat zwaar onder druk; we zijn al van de vijfde meest concurrerende economie omlaag gekacheld naar de tiende meest concurrerende economie, en de vooruitzichten voor de toekomst zijn niet goed. We hebben te maken met grote uitdagingen; regeldruk is er daar eentje van. Daar werk ik hard aan op het departement, met een nieuwe aanpak. Daar zal ik de Kamer natuurlijk ook bijtijds over informeren.
Het helpt dan niet om de Corporate Governance Code verder in wetgeving te gaan verankeren; het is juist een middel om op een goede manier met het bedrijfsleven samen te werken, volgens die principes, die we natuurlijk allemaal belangrijk vinden. Ik ben het zeer eens met het Rijnlandse model, dat de heer Sneller ook aanhaalt, maar ik ben niet van plan om het te gaan codificeren in wetgeving. Daarbij wil ik gezegd hebben dat er voor de punten die de heer Thijssen noemde, over accountantsschandalen en dat soort zaken en als het gaat over verslaggeving ten aanzien van bedrijven, al wetgeving is. Wat dat betreft is dat deel dus ook nog eens overbodig.
De voorzitter:
Wat is daarmee uw appreciatie van de eerste motie?
Minister Karremans:
Oordeel Kamer. Nee, natuurlijk niet. Nee, ik bedoel: ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 71 is ontraden. We doen maximaal twee interrupties. Meneer Thijssen, gaat uw gang.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter, en welkom aan de kersverse minister van Economische Zaken.
Minister Karremans:
Dank.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik denk toch dat we het dan niet helemaal eens zijn. Het klopt dat er inderdaad óók geld wordt verdiend in het bedrijfsleven, maar er wordt ook geld verdiend in een heleboel andere sectoren. Ik snap iets niet aan het oordeel van de minister. Kijk, de werknemers zijn degenen die al dat geld verdienen in die bedrijven. Natuurlijk hebben we de ondernemers, maar het zijn de mensen, de Nederlanders, die keihard werken in al die bedrijven die dat geld verdienen. De minister heeft gezegd dat er wel een corporate governance code moet zijn, waarbij het belangrijk is dat de werknemers ook een stem hebben in hoe die bedrijven worden aangestuurd. De grootste vakbond heeft nu gezegd: deze code is kapot; dit werkt niet; deze code werkt alleen maar voor de zelfverrijking van de aandeelhouders. Daarom zijn ze eruit gestapt. De minister heeft dus gewoon een probleem met de manier waarop we de Corporate Governance Code kunnen uitvoeren. Als hij het niet wettelijk wil verankeren, hoe wil hij dan zorgen dat werknemers kunnen blijven werken bij die bedrijven omdat er ook oog is voor hun belangen?
Minister Karremans:
Er ís oog voor die belangen. De heer Thijssen sprak over geld verdienen. Dat geld wordt in Nederland verdiend in het bedrijfsleven. Punt. Daarmee kunnen we bijvoorbeeld de zorg en defensie betalen. Daarvan krijgen mensen salaris, waar ze hard voor werken. Ik ken veel mensen die in de zorg werken, maar het geld om alles mee te betalen wordt verdiend in het bedrijfsleven. Daar betalen we het mee. Dat is hoe het zit. Dat is gewoon economics one-on-one, zou ik zeggen. Dat is een verschil van mening tussen de heer Thijssen en mijzelf. Ik zou bijna zeggen: het is niet eens een kwestie van een mening. Daar wordt het geld verdiend. Dat doet niks af aan hoe hard mensen werken in bijvoorbeeld publieke sectoren, maar het geld wordt verdiend in het bedrijfsleven. Dat ten eerste.
Ten tweede de aandeelhouders. Ik ga nog even terug naar wat hij zei over de aandeelhouders, namelijk dat de FNV zegt dat de Corporate Governance Code alleen maar dient voor het maken van meer winst voor aandeelhouders. Daar ben ik het totaal niet mee eens. Overigens, we evalueren de code netjes. Daar kan de FNV gewoon aan meedoen; dat doet de vakbond ook. In 2024 is de code goed geëvalueerd. Dat nu één partij, om onnavolgbare redenen, zegt dat het alleen maar gaat om het behalen van winst, kan ik niet volgen. Ik ben het er ook niet mee eens, dus ik vind het ook geen aanleiding om de code nu opeens om te gaan zetten in wetgeving.
Ten tweede gaat de heer Thijssen voorbij aan het feit dat de grootste aandeelhouders van de AEX-bedrijven de pensioenfondsen zijn. Dat zijn pensioenfondsen die pensioenen beheren van hele normale mensen, hele normale, hardwerkende mensen in de zorg, in de veiligheid, bij Defensie, in het onderwijs. Dat zijn uiteindelijk de grootste benefactors van die bedrijven. De positionering van de heer Thijssen op dit punt vergt dus enige nuancering.
De voorzitter:
Tot slot de heer Thijssen. Ik wil u wel zeggen dat we het debat niet opnieuw gaan voeren. Dit is een voortzetting van het debat. Dus graag kort en bondig, want we hebben meer debatten te voeren vanavond, meneer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
We hadden geen debat. We hadden een schriftelijk overleg. Dit is dus de eerste keer dat we hier met de minister over kunnen praten. Maar ik ben blij met de twee interrupties.
De voorzitter:
Touché.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het nogal een punt wat de minister van Economische Zaken hier maakt. Ik vind het geen goede beurt. Het zijn de mensen, de werknemers in die bedrijven, die al dat geld verdienen. Deze minister heeft regels gemaakt waarmee hij zegt: er is zelfregulering voor bedrijven. Maar dan is het wel belangrijk dat de werknemers een stem hebben. Nu zegt de grootste vakbond van dit land dat dit niet goed gaat en de minister doet er niks mee. De minister heeft gewoon een probleem. Hij heeft een Corporate Governance Code ingesteld. Hij heeft een commissie ingesteld, maar die functioneert niet. Deze minister moet aan de slag om dat te fiksen, want anders laat hij de miljoenen mensen die het geld verdienen in die bedrijven wel in de steek.
Minister Karremans:
We zijn het gewoon niet eens met elkaar. Ik denk dat dat evident is. Maar ik zie geen aanleiding om mijn standpunt hierin te herzien. De Corporate Governance Code wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Als er aanleiding is om die aan te passen, dan moet dat ook gebeuren. Maar dat één partij roept dat het nu opeens alleen maar om winsten draait — die komen overigens voor een groot deel terecht bij pensioenfondsen — vind ik geen reden om nu opeens dingen te gaan codificeren in wetgeving.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 71 is ontraden.
De motie op stuk nr. 72.
Minister Karremans:
Volgens dezelfde argumentatielijnen zeg ik: ik zie geen reden om het op te nemen in het Burgerlijk Wetboek. Ik zie daar geen toegevoegde waarde in. Ik denk dat het uiteindelijk alleen maar leidt tot meer regelgeving, omdat je het dus in wetgeving gaat opnemen, terwijl we juist naar minder regelgeving willen in Nederland.
De heer Sneller (D66):
Kan de minister een voorbeeld geven van een extra regel die daaruit voortkomt? Ik noemde namelijk de jurisprudentie al. Die bestaat al. Die is al geldend. Wat is nou één regel die erbij zou komen?
Minister Karremans:
Het is natuurlijk een algemene formulering die de heer Sneller in de motie opneemt: codificeer het in het Burgerlijk Wetboek. Dat betekent dat het een andere juridische status krijgt. Dat betekent dat er ook rechten aan ontleend kunnen worden. Dat heeft vervolgens nawerking. Daarom ben ik er niet voor. Die code werkt nu goed. If it ain't broke, don't fix it. Dat heb ik natuurlijk net ook tegen de heer Thijssen gezegd. Ik zie dus geen aanleiding om dat in wetgeving te gaan verankeren, omdat ik ten eerste het probleem niet zie ten aanzien van die code. Die functioneert goed. Die is ook goed geëvalueerd. Ten tweede zie ik er geen toegevoegde waarde in om dat te doen.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Sneller (D66):
Volgens mij heeft die code 25 principes of zo. Het gaat maar over eentje. De minister zegt: ik zie geen aanleiding om die code erin op te nemen. De motie gaat over één principe daarvan. De andere dingen uit die jurisprudentie … De Hoge Raad heeft gezegd: zo moet je de wet uitleggen. Alleen is dat nu een zoekplaatje, ook voor buitenlandse aandeelhouders die hiernaartoe willen komen. Het is een zoekplaatje waar de wetgeving precies te vinden is en hoe die precies luidt. Dus voor de kenbaarheid, die ik juist ook in de motie naar voren breng, ook voor aandeelhouders en bedrijven, zou het toch goed zijn om dat op een gegeven moment juist wel gewoon op te nemen in de wet? Dat is toch een van de voordelen van codificeren? Er komt geen regel bij als je de jurisprudentie opneemt in de wet.
Minister Karremans:
Nee, maar het krijgt een andere juridische status. Dat heeft nawerking. Ik denk dat de kenbaarheid van de code helemaal niet het issue is, dus dat het ook geen toegevoegde waarde heeft om dat om die reden te doen.
De voorzitter:
Tot zover dit tweeminutendebat. De motie op stuk nr. 72 is ontraden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Ruimtevaart
Ruimtevaart
Aan de orde is het tweeminutendebat Ruimtevaart (CD d.d. 09/04).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Daarmee gaan we door naar het volgende tweeminutendebat. Dat betreft het tweeminutendebat Ruimtevaart. Ook hier geef ik de heer Thijssen als eerste spreker van de zijde van de Kamer het woord voor zijn inbreng. Gaat uw gang.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Europa op het gebied van telecommunicatie afhankelijk is van de Amerikaanse Starlink-constellatie;
constaterende dat Europese bedrijven individueel niet de schaal hebben om met Starlink te concurreren;
overwegende dat dit deels ondervangen kan worden door de satellieten van Europese partijen met elkaar te laten communiceren, waarmee er tot een volwaardige dekking kan worden gekomen;
verzoekt het kabinet te pleiten voor interoperabiliteit in Europees verband bij het ontwikkelen van alternatieven voor Starlink,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 93 (24446).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland ESA-gunningen zoals het quantumgrondstation en de positie van IRIS2 misloopt door te weinig financiële middelen, ondanks de leidende rol van de Nederlandse ruimtevaartclusters, optische clusters en quantumclusters;
constaterende dat buitenlandse bedrijven aan de haal gaan met Nederlandse satellietdata doordat verwaarding niet genoeg aandacht krijgt;
overwegende dat dit gebrek aan urgentie in beleid en het gebrek aan financiële middelen het innovatieklimaat in Nederland aantast;
verzoekt het kabinet om te inventariseren welk beleid en welke financiële middelen er nodig zijn om de innovaties van de Nederlandse ruimtevaartclusters, optische clusters en quantumclusters te verwaarden en hun positie in Europees verband te versterken, en hier voor de formatie over te rapporteren aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 94 (24446).
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Dan een motie die helemaal verband houdt met de maidenspeech die ik hier gehouden heb. De ruimtevaart kan mensen echt inspireren en mensen het gevoel geven dat we het toch maar te rooien hebben met elkaar op die ene planeet. Het gaat over de foto Earthrise, die de Apollo 8-astronauten ooit hebben gemaakt toen de aarde opkwam achter de horizon van de maan. Daar maakten ze die foto van. Dat was eigenlijk de start van de moderne milieubeweging. Daarom de volgende motie, want ik denk dat we daar kansen hebben.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Earthrisefoto van Apollo 8 miljoenen mensen op aarde inspireerde en hen bewust maakte dat er geen planeet B in de buurt is;
constaterende dat de Earthrisefoto de start van de moderne milieubeweging was en de start was van processen binnen de Verenigde Naties om tot een balans tussen de mens en de planeet te komen;
overwegende dat een Nederlandse ruimtevaartmissie of een Nederlandse astronaut de huidige generatie een Earthrisemoment kan laten beleven en jongeren kan inspireren techniek te gaan studeren;
overwegende dat van elke euro geïnvesteerd in ruimtevaart een veelvoud aan maatschappelijk rendement terugkomt;
verzoekt de regering te inventariseren wat ervoor nodig zou zijn om een inspirerende Nederlandse missie te laten vliegen of weer een Nederlandse astronaut in de ruimte te brengen, en daarover dit jaar aan de Kamer te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 95 (24446).
Dank u wel, meneer Thijssen, ondanks uw astronomische overschrijding van uw spreektijd. Het woord is aan mevrouw Postma van de fractie van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. De ruimte is toch een prachtig en inspirerend onderwerp. Ik heb slechts één motie. Die is wel heel lang. Ik zal niet zo snel hoeven praten als de heer Thijssen om alles binnen de perken te houden, maar ik ga vast beginnen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kabinetsreactie op de lange-termijn ruimtevaartagenda de ontwikkeling en versterking van de NL Space Campus onderschrijft;
overwegende dat de NL Space Campus klaarstaat om met steun van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Noordwijk door te groeien tot toonaangevende internationale ruimtevaarthub;
verzoekt de regering om samen met de provincie Zuid-Holland en de gemeente Noordwijk te werken aan een concreet uitvoeringsprogramma gericht op acceleratie van de NL Space Campus, waarin onder meer is opgenomen:
- een nadere uitwerking van de concrete initiatieven in de kabinetsreactie, zoals uitbreiding en rol GRC, optisch grondstation Eagle 1, en het Space for Talent-programma;
- hoe inhoudelijk en financieel bijgedragen kan worden aan een faciliteit voor onderwijs, onderzoek en gezamenlijke innovatie in samenwerking met ESA/ESTEC, EUSPA en de kennisinstellingen;
- een "Europastrategie" voor het aantrekken van financiering uit EU-programma's;
- positionering van NL Space Campus om als één Europese Space Campus de positie van Nederland binnen de Europese ruimtevaartsector te versterken;
- het voornemen tot een pledging conference vanuit EZ voor bedrijven, PPP's en (publieke) investeerders;
en de Kamer hierover te informeren per brief en vervolgens in de periodieke lange-termijn ruimtevaartagenda-voortgangsbrief,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Postma en Thijssen.
Zij krijgt nr. 96 (24446).
En dat binnen de spreektijd. Dank u wel.
Mevrouw Postma (NSC):
Prachtig, hè?
De voorzitter:
Ja, zeker weten. Het woord is aan mevrouw Inge van Dijk namens de fractie van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Ik heb ook maar één motie. Die dien ik in omdat we bang zijn dat we echt achteruit gaan kachelen als we niet voldoende blijven investeren. Dat kunnen we ons niet veroorloven. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse bijdrage aan het European Space Agency relatief gezien een van de laagste is, terwijl we hét Europese centrum voor ruimtevaarttechnologie en -onderzoek, ESTEC, huisvesten;
constaterende dat de voorbereidingen voor de Ministeriële Conferentie van ESA over onder meer nieuwe projecten en onderzoek eind dit jaar in volle gang zijn;
overwegende dat de lange-termijn ruimtevaartagenda een uitstekende leidraad is voor huidig en toekomstig ruimtevaartbeleid en dat deze agenda aangeeft dat er 60 miljoen tot 140 miljoen euro per jaar extra nodig is;
overwegende dat ruimtevaartonderzoek en -industrie militair en civiel-strategisch steeds belangrijker worden;
overwegende dat de minister-president aangaf dat de nieuwe NAVO-norm ook ruimte geeft om daaruit aan defensiegerelateerde uitgaven te doen;
verzoekt de regering vooruitlopend daarop geld vrij te maken op de begroting van Defensie '26 en verder, en dit over te hevelen naar EZ ten behoeve van ESA, innovatieve ruimtevaartprojecten en doorontwikkeling van de NL Space Campus;
verzoekt de regering de Kamer periodiek te informeren over de uitvoering van de LTR en over de Nederlandse inzet in ESA en EU Space Programme,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 97 (24446).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Tot slot van de zijde van de Kamer de heer Sneller namens D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Uitstekend dekkingswerk van mevrouw Inge van Dijk. Ik had zelf een andere; die zal ik indienen en daarna gaan we in overleg.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland relatief weinig investeert in ruimtevaart, ondanks voornemens van de regering om hier stappen in te zetten;
overwegende dat deze investeringen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen, het bevorderen van innovatie en het toekomstig verdienvermogen van onze economie;
verzoekt de regering een bedrag van 100 miljoen euro vrij te maken voor de uitvoering van de lange-termijn ruimtevaartstrategie en dit te dekken uit het minder verlagen van de accijns op benzine,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.
Zij krijgt nr. 98 (24446).
De heer Sneller (D66):
Ik denk inderdaad dat het investeren in ons toekomstige verdienvermogen misschien wel een belangrijkere rol speelt in de teloorgang van het verdienvermogen dan de minister wenst te suggereren.
Ik had daarnaast nog een specifieke vraag. De heer Thijssen en ik zijn samen op werkbezoek geweest bij de satellietconstellatie die ook bedoeld is om de uitstoot van methaan op emissieniveau te kunnen gaan monitoren. Dat is, denk ik, goed voor het aanjagen van de innovatie en het innovatieve karakter van onze economie, maar ook belangrijk voor het halen en controleren van klimaatdoelen. Ik was eigenlijk benieuwd hoe het staat met het vrijmaken van geld om die investeringen te kunnen doen en waar er ook een hefboom met private investeringen zit. Ik hoor dus ook graag wat de minister, indachtig zijn 3%-R&D-plan, voor ons in petto heeft.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors vijf minuten voor de beantwoording van de zijde van het kabinet.
De vergadering wordt van 16.36 uur tot 16.42 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik kijk over mijn schouder en zie dat de minister aanstonds is om plaats te nemen in vak K voor de beantwoording en de appreciatie van de ingediende moties.
Termijn antwoord
Minister Karremans:
Voorzitter, dank u wel. Dit is natuurlijk ook een prachtig onderdeel van de portefeuille van EZ, dus daar ga ik de komende tijd graag mee aan de slag. Allereerst behandel ik de appreciatie van de moties die zijn ingediend.
Allereerst de motie op stuk nr. 93, van de heer Thijssen, om te pleiten voor de interoperabiliteit — dat is lastig woord — in Europees verband. Hij heeft het dan over het ontwikkelen van IRIS2 als alternatief voor Starlink. Die motie kan ik oordeel Kamer geven. Het kabinet ziet IRIS2 inderdaad als alternatief voor Starlink. Die IRIS2-verordening bevordert de interoperabiliteit in de architectuur van de beveiligde connectiviteitssystemen om synergie — wat een moeilijke woorden allemaal — innovatie en kostenefficiëntie te versterken. Dus Nederland zit daar ook in EU-verband actief in.
De voorzitter:
U heeft hem al aan het oordeel van de Kamer gelaten, dus u hoeft die woorden helemaal niet meer uit te spreken.
De motie op stuk nr. 94.
Minister Karremans:
Dat zeg je nu. Bedankt voor die feedback.
De voorzitter:
Motie op stuk nr. 94, gaat uw gang.
Minister Karremans:
De motie op stuk nr. 94 vraagt een inventarisatie te maken van welke financiële middelen nodig zijn om de Nederlandse ruimtevaartpositie in Europees verband te versterken, en hier voor de formatie over te rapporteren aan de Kamer. Ik snap die vraag, maar ik geef 'm de appreciatie dat die in feite overbodig is, omdat in de lange-termijn ruimtevaartagenda die is opgesteld door de commissie onder leiding van Maria van der Hoeven al een dergelijke inventarisatie is gemaakt, op zowel beleid als financiën. Dus die ligt feitelijk klaar. In de bijbehorende kabinetsreactie die afgelopen februari naar de Kamer is gestuurd, zijn door het kabinet focuspunten gemaakt bij de missies in de agenda en is er ingegaan op de financiële middelen die daarvoor nodig zijn.
De voorzitter:
We doen één interruptie, meneer Thijssen, want ik leer ook van hoe het gaat.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Heel goed, voorzitter. De lange-termijn ruimtevaartagenda en het stuk over de financiën dat daarbij zit, heb ik natuurlijk gezien. Die zijn volgens mij ook harstikke goed, maar dit gaat specifiek over het verwaarden. Stel dat we ergens heel goed in zijn, en we zijn inderdaad in een aantal dingen heel goed als Nederland, gaan we dat dan ook verwaarden? Gaan we daar geld mee verdienen met bedrijven? Daar zit een missing link volgens mij. Mijn motie vraagt of de minister wil inventariseren wat die missing link is en hoe we ervoor kunnen zorgen dat we gewoon geld gaan verdienen als we slimme dingen bedenken voor de ruimtevaart.
Minister Karremans:
Dat zit volgens mij al allemaal in dat rapport. Het oordeel over de motie blijft hetzelfde, maar ik wil er best even naar kijken, want ik snap de vraag wel. Je wilt kijken hoe je je sterke positie kunt versterken om de valorisatie, om nog maar een ander moeilijk woord te gebruiken, beter te maken, zodat we er meer geld mee gaan verdienen. Dat hebben we nodig om alles te betalen hier in Nederland. Dat vind ik op zich goed, maar voor zover mijn informatie strekt, zit het allemaal in dat rapport. Mocht dat niet zo zijn, dan moet ik er even naar kijken. Maar op basis van de informatie die ik heb, blijft mijn oordeel dat de motie overbodig is.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 94: overbodig.
Dan de motie op stuk nr. 95.
Minister Karremans:
Die gaat over de Earthrisefoto en het verzoek daarover. Ik kende 'm nog niet, maar ik heb er wel kennis van genomen nadat ik hoorde dat de heer Thijssen daar een motie over wilde indienen. Het is een prachtige foto. Ik vind het een heel sympathieke motie, maar de realiteit is ook dat het heel veel geld kost om zoiets als Nederland te gaan doen. We werken in Nederland nou eenmaal met een vrij beperkt ruimtevaartbudget. Daar moet je keuzes in maken. Ik besteed graag geld aan satellieten die het leven op aarde beter maken. Daarnaast zijn veel andere landen in staat om zo'n Earthrisefoto te maken. Ik ga de motie ontraden. Maar ik heb binnenkort wel een top met alle ministers in de EU die over ruimtevaartbeleid gaan en daar wil ik het onder de aandacht brengen, ook bij de ESA. Mijn vraag zal zijn: kunnen we iets doen wat op een bepaalde manier inspirerend werkt en wat binnen de kaders valt van het Europees ruimtevaartbeleid? Ik snap de motie op zichzelf namelijk wel, maar om dit als Nederland alleen te organiseren en te financieren is een brug te ver.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 95 is ontraden.
De motie op stuk nr. 96.
Minister Karremans:
Dat is de motie van mevrouw Postma van NSC. Zij verzoekt de regering om samen met de provincie Zuid-Holland en de gemeente Noordwijk te werken aan een uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de NL Space Campus. Het is een lange motie met veel overwegingen. Maar ik geef 'm uiteindelijk oordeel Kamer, met daarbij de opmerking dat de rijksbrede verantwoordelijkheid voor het Space for Talent-programma en de strategie voor extra financiering uit de EU-programma's wel primair bij het Netherlands Space Office ligt. Deze rijksbrede verantwoordelijkheid is dus niet belegd bij de NL Space Campus. Met die opmerking kan ik 'm wel oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 96 krijgt met die interpretatie oordeel Kamer. Ik zie mevrouw Postma knikken.
We gaan dus naar de motie op stuk nr. 97.
Minister Karremans:
De moties op de stukken nrs. 97 en 98. Ik begin met de motie op stuk nr. 97, van mevrouw Inge van Dijk van het CDA. Daarin wordt verzocht om vooruitlopend op de invulling van de 1,5% van de NAVO-norm, geld vrij te maken en over te hevelen naar EZ — dat is een prachtig idee en dat vind ik natuurlijk geweldig — ten behoeve van het ESA, innovatieve ruimteprojecten en de doorontwikkeling van de NL Space Campus. Ze verzoekt de regering de Kamer periodiek te informeren over de uitvoering van de LTR en over de Nederlandse inzet in het ESA-programma en het EU Space Programme. Kijk, dat laatste kunnen we sowieso doen. Dat lijkt me sowieso goed om te doen, dus dat wil ik ook toezeggen. Dat eerste is alleen natuurlijk voor mij heel ingewikkeld om nu te doen: van een begroting van een collega zeggen dat daar nu een paar honderd miljoen vanaf gaat. Daarnaast is de invulling van die 1,5% ook aan een volgend kabinet. Dat hebben we natuurlijk gezegd, dus daar kan ik niet op vooruitlopen. Om die reden geef ik 'm ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 97 is ontraden. Dat leidt nog wel tot één enkele interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Mijn zorg zit natuurlijk richting het najaar: er moeten toch puzzeltjes gelegd worden en er mist nog wel een financiële component. Op een gegeven moment ontbreekt die zo lang dat het in elkaar gaat storten, of in ieder geval achteruitgaat. Dat is wel een serieuze zorg van mij, dus ik vraag aan deze minister of hij die zorg niet heeft en dus eigenlijk zegt dat mevrouw Van Dijk zich geen zorgen hoeft te maken omdat het ook zonder financiële middelen allemaal prima doorgaat, zonder een centje pijn.
Minister Karremans:
Ik gaf net ook al aan dat we het moeten doen met een vrij beperkt ruimtevaartbudget. Dat is de realiteit. Als je ergens anders geld vandaan wilt halen, bij Defensie of ergens anders, dan gaat dat natuurlijk wel ten koste van iets anders. Dat is altijd het geval en dat weet mevrouw Van Dijk natuurlijk ook. Dat is de realiteit van dit verhaal, maar uiteindelijk is het aan de Kamer, die natuurlijk de begroting vaststelt, om te kijken hoe die het geld wil verdelen. Ik denk dat dat dan ook voor mevrouw Van Dijk en natuurlijk ook voor andere Kamerleden de uitgelezen mogelijkheid is om waar wenselijk aanpassingen te doen in de begroting. Maar ik kan dit nu niet bij deze motie zo toezeggen.
De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 98.
Minister Karremans:
Deze motie is van de heer Sneller. Daarvoor geldt een vergelijkbare appreciatie en een vergelijkbare uitleg. De motie vraagt om 100 miljoen vrij te maken voor de uitvoering van de langetermijnruimtevaartstrategie. Overigens vond ik het wel mooi dat hij ook de 3% R&D aangaf; het is belangrijk om daarnaartoe te groeien. Overigens, over die 3% R&D: in andere landen die veel meer investeren in R&D zie je niet dat de overheid daar meer investeert in R&D, maar vooral het bedrijfsleven. Daar zal ook meer vandaan moeten komen. Dat wordt voor een groot deel juist door regelgeving tegengehouden. Er zijn ook andere redenen waarom die investeringen achterblijven; stikstof is een voorbeeld. Feitelijk is dat dus het verhaal. Dat wil niet zeggen dat als de overheid investeert in R&D — dat is heel belangrijk en ik denk dat we dat ook moeten doen — dat dat niet ook bijdraagt aan het behalen van die doelstelling. Maar even in de vergelijking, in de benchmark met andere landen, is dit wel de situatie.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Sneller.
Minister Karremans:
Ik was nog niet eens bij de appreciatie gekomen.
De voorzitter:
Ja.
De heer Sneller (D66):
Die had de minister al gegeven, hoor. De minister kiest namelijk voor de korte termijn en het volgend jaar verlagen van de accijns, en niet voor de lange termijn en het verdienvermogen. Dat is volgens mij wat hij net ook al in de richting van mevrouw Van Dijk duidelijk heeft gemaakt. Hij gooit alles weer op "regelgeving", terwijl in het rapport dat de minister zelf naar de Kamer heeft gestuurd, juist ook het belang wordt genoemd van publieke investeringen als hefboom om private investeringen in R&D los te krijgen. Het mantra is de hele tijd "regels, regels, regels, regels, regels, regels". Ja, dat is ook belangrijk, maar de minister kijkt heel erg weg van al die andere dingen die nodig zijn. Hij haalt dit te pas en te onpas tevoorschijn om moties weg te wuiven die proberen om gewoon het verdienvermogen te versterken. De minister weet volgens mij ook wel dat dat inderdaad zou gaan helpen.
Minister Karremans:
Dat vind ik wel een hele grove versimpeling van wat ik net gezegd heb en van wat mijn beleid is als minister van Economische Zaken. Ik ben juist een groot voorstander van publieke investeringen in R&D, zeker als het gaat om nieuwe technologie, om fase 1, 2, 3 en 4-technologie, die nog niet volwassen genoeg is om de markt op te gaan. Ik denk dat daar een heel belangrijke rol ligt voor de overheid, ook in het mogelijk maken van private financiering. Feit is alleen wel dat de investering in R&D van andere landen vergelijkbaar is met de investering die de Nederlandse overheid in R&D doet, terwijl in die landen in totaal veel meer wordt geïnvesteerd in R&D. Dat heeft allerlei redenen, bijvoorbeeld dat wij een grote dienstensector hebben die minder innoveert dan andere sectoren. Maar het heeft ook met heel veel regelgeving te maken. Ik kan u hier eindeloze verhalen vertellen over hoe het zit in de biotechindustrie. Die bewaren we voor een ander debat, maar dat is wel de realiteit en ik loop niet weg van de punten die de heer Sneller terecht noemt. Daar ben ik het zeer mee eens.
Daarbij zijn overigens ook de lasten een belangrijk punt voor het bedrijfsleven. Die lasten zijn hoog voor het bedrijfsleven in Nederland. Als het gaat om de accijnzen, zullen we in het najaar zien wat er voor besluitvorming uit komt rollen. Maar het is niet zo dat je het ene tegenover het andere kan zetten en kan zeggen: het ene is wel belangrijk en het andere is niet belangrijk. Ze zijn allebei belangrijk, maar ook hiervoor geldt de beoordeling die ik gaf op de motie van mevrouw Van Dijk: ik kan niet zomaar met miljoenen schuiven per motie. Dat is dus ook weer iets voor de begroting. Daarom ontraad ik de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 98 is ontraden.
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat Ruimtevaart.
De beraadslaging wordt gesloten.
Toerisme en recreatie
Toerisme en recreatie
Aan de orde is het tweeminutendebat Toerisme en recreatie (CD d.d. 27/05).
Termijn inbreng
De voorzitter:
We gaan door met het volgende debat en dat is het tweeminutendebat Toerisme en recreatie. Ik geef mevrouw Van Meetelen namens de fractie van de PVV het woord voor haar inbreng.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dank, voorzitter. Ik begin met drie moties, in verband met de tijd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat kermissen al decennialang plaatsvinden op vaste locaties in de centra van steden en dorpen;
verzoekt de regering om gemeenten te laten waarborgen dat kermislocaties in het centrum van steden en dorpen worden behouden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meetelen.
Zij krijgt nr. 108 (26419).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering in het kermisbeleid op te nemen dat ongeacht de organisator of gemeente, er altijd voldoende ruimte beschikbaar moet zijn voor salonwagens en de rijdende school, omdat dit een essentieel onderdeel is van de reizende beroepsgroep,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meetelen.
Zij krijgt nr. 109 (26419).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat kermissen steeds vaker worden geteisterd door rellend tuig, dat enkel uit is op overlast en geweld;
verzoekt de regering een streng lik-op-stukbeleid te voeren en gemeenten de bevoegdheid te geven om overlastgevers, inclusief minderjarige relschoppers, per direct en voor de volledige duur van de kermis de toegang te ontzeggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meetelen.
Zij krijgt nr. 110 (26419).
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dan wil ik nog even iets zeggen over dit debat. Dat werd namelijk vijf keer uitgesteld, evenals de tweeminutendebatten, die al ver voor het reces plaats hadden kunnen vinden. Helaas is dat nu pas gebeurd, na het reces, in september, lang, lang nadat het kermisseizoen is begonnen. Iedereen kan, denk ik, dagelijks uit nieuwsberichten horen, lezen en opmaken dat de kermis enorm onder druk staat en dat er grote problemen zijn. Ik weet dat dit ook op andere departementen ligt, maar de revenuen liggen bij de ondernemers. Daarom kom ik bij u met dit verzoek.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Meetelen. Dan geef ik het woord aan de heer Thijssen namens de fractie van GroenLinks-PvdA.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter, en dank aan de heer Kisteman dat ik even eerder mag spreken, want ik moet zo naar een procedurevergadering. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voornemens is het btw-tarief op logies per januari 2026 te verhogen van 9% naar 21%;
overwegende dat dit voor mensen met een heel normaal inkomen een enorme prijsstijging is om op vakantie of een weekendje weg te gaan, waardoor ondernemers in de sector in de knel zullen komen;
verzoekt de regering de btw-verhoging op logies terug te draaien naar het huidige tarief van 9%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 111 (26419).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een vliegreis het milieu 10 tot 15 keer meer en een cruiseschip tot wel 60 keer meer belast als dezelfde reis per trein;
overwegende dat het rapport Envisioning Tourism in 2030 and Beyond laat zien dat de toerismesector kan groeien in lijn met het Parijsakkoord door de CO2-vervuiling van de luchtvaart en de cruisereizen te beperken;
overwegende dat de gemeente Den Haag vorig jaar een reclameverbod voor fossiele brandstoffen in de publieke ruimte heeft ingesteld en dit stand heeft gehouden bij de rechter;
verzoekt de regering om het voorbeeld van de gemeente Den Haag te volgen en een landelijk verbod op reclames voor vlieg- en cruisevakanties in te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Teunissen.
Zij krijgt nr. 112 (26419).
Dank u wel. Het woord is aan de heer Kisteman namens de fractie van de VVD.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Een campingwinkel die op zondag wel open mag, maar een supermarkt een paar honderd meter verderop niet. Wel een ijsje kunnen kopen in de winkelstraat, maar geen souvenir uit het dorp kunnen meenemen. Ondernemers moeten zelf kunnen bepalen of zij op zondag open willen of niet, net als consumenten zelf kunnen bepalen of zij op zondag willen winkelen of niet. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een evaluatie wordt gedaan van de Winkeltijdenwet en de recente wetswijziging van de Winkeltijdenwet;
verzoekt de regering de evaluatie naar voren te halen en per direct te starten, opdat de uitkomsten in het voorjaar van 2026 opgeleverd kunnen worden;
verzoekt de regering tevens in kaart te brengen hoe de Winkeltijdenwet zo aangepast kan worden dat ondernemers zelf mogen bepalen of zij op zondag open zijn, en deze analyse voor de begrotingsbehandeling naar de Kamer te sturen;
verzoekt de regering na ommekomst van de evaluatie-uitkomsten, en indien daarin voldoende aanknopingspunten worden geboden, een besluit hierover te nemen en dit wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kisteman.
Zij krijgt nr. 113 (26419).
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Deze minister maakt zich hard voor onze ondernemers en heeft net als ik het terugdringen van regeldruk als prioriteit. De bijschrijfplicht van dagleidinggevenden is nummer één onnodige regeldruk in de horeca en kost de sector jaarlijks ongeveer 15 miljoen. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de bijschrijfplicht dagleidinggevenden de horecasector rond de 15 miljoen per jaar kost;
constaterende dat de bijschrijfplicht dagleidinggevenden nummer één onnodige regeldruk in Nederland is;
constaterende dat er al meerdere moties zijn aangenomen die oproepen om iets te doen aan deze bijschrijfplicht;
overwegende dat diverse ministeries betrokken zijn bij de bijschrijfplicht dagleidinggevenden;
verzoekt de minister met zijn collega's van JenV en VWS en branchevereniging Koninklijke Horeca Nederland nog dit jaar om de tafel te zitten en tot een oplossing te komen waar alle partijen tevreden mee zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kisteman.
Zij krijgt nr. 114 (26419).
Dank u wel, meneer Kisteman. Tot slot wenst mevrouw Beckerman een inbreng te leveren namens de fractie van de Socialistische Partij. Zij heeft echter niet deelgenomen aan het commissiedebat, maar zij wil daar ook wat over zeggen. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik moet officieel het verzoek doen om deel te kunnen nemen. Zoals de leden weten, hebben wij over dit onderwerp een initiatiefnota geschreven, maar als kleine fractie kun je niet overal aan meedoen en daarom doe ik alsnog het verzoek om mee te mogen doen.
De voorzitter:
Ik kijk rond of er bezwaren zijn. Dat is niet het geval. Ik wil u dus het woord geven voor uw termijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. "Heeft u een fijne vakantie gehad?" Dat is zowat de meest gestelde vraag vandaag in de Tweede Kamer. Tegelijkertijd zijn er heel veel mensen voor wie een vakantie straks onbetaalbaar wordt, niet alleen omdat campings en recreatieparken in rap tempo worden overgenomen, onder andere door Blackstone, en mensen hun geliefde plek verliezen, maar ook omdat de overheid zelf een deel van de btw gaat verhogen. Omdat ik die vraag niet alleen aan de Kamer wil stellen, maar aan iedereen, heb ik drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat campings en recreatieparken steeds vaker worden opgekocht door grote investeerders die willen uitbreiden of herstructureren;
overwegende dat uitbreidingen vaak leiden tot extra stikstofuitstoot en druk op natuur;
verzoekt de regering om een moratorium in te stellen op het verlenen van stikstofruimte voor uitbreiding en herstructurering van campings en recreatieparken, totdat natuurdoelen zijn veiliggesteld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 115 (26419).
Mevrouw Beckerman (SP):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten nu niet altijd de mogelijkheid hebben om via een exploitatievergunning grip te houden op campings en vakantieparken;
overwegende dat een landelijke exploitatievergunningplicht de mogelijkheid biedt om misstanden en criminele inmenging tegen te gaan;
verzoekt de regering om een landelijke exploitatievergunningplicht voor campings en vakantieparken wettelijk te verankeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 116 (26419).
Mevrouw Beckerman (SP):
De derde motie is een beetje gek, omdat het dezelfde motie is als die van de heer Thijssen. Hij riep: "Ik moet weg. Dien 'm alsnog in. Dan voegen we ze later wel samen."
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het btw-tarief op logies per 1 januari 2026 wordt verhoogd van 9% naar 21%;
constaterende dat de impactanalyse van Significant inmiddels aantoont dat de gevolgen zorgwekkend groot zijn;
verzoekt de regering om de btw-verhoging terug te draaien, en het verlaagde btw-tarief van 9% te behouden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 117 (26419).
Mevrouw Beckerman (SP):
Die motie zal later worden samengevoegd met die van de heer Thijssen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de Kamer voor dit debat. Ik schors zeven minuten voor de beantwoording van de zijde van het kabinet.
De vergadering wordt van 17.02 uur tot 17.08 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor de beantwoording van de zijde van het kabinet en de appreciatie van de moties. Ik geef daarvoor het woord aan de minister.
Termijn antwoord
Minister Karremans:
Dank, voorzitter.
Allereerst de kermissen, de motie op stuk nr. 108 van mevrouw Van Meetelen. Ik weet dat ze de kermissen een warm hart toedraagt en er altijd voor is opgekomen. Dat is zeer te prijzen, want kermissen zijn prachtige feesten. Dat weet ik ook nog uit mijn jeugd; ik ging altijd naar de kermis. Ik kreeg overigens onlangs nog een foto van mijn broertje, die weer terug was naar de kermis. Het is leuk en dat moet het ook blijven. Er moet voor ondernemers ruimte zijn om dat te doen. In Rotterdam heb ik er als wethouder ook altijd aan gewerkt dat er ruimte was voor de kermis. Maar daarmee kom ik natuurlijk precies op de crux: het is een lokale bevoegdheid. Ik zeg dus tegen mevrouw Van Meetelen: vat mijn appreciatie van de moties niet op als een vertaling van wat ik persoonlijk denk of voel over kermissen of hoe we die vanuit EZ benaderen, maar ik moet die "overbodig" geven, juist omdat het een lokale bevoegdheid is.
Maar dat gezegd hebbende: omdat we kermissen belangrijk vinden en ze een warm hart toedragen, en ze ook goed willen faciliteren en laten faciliteren, hebben wij een handreiking gemaakt voor de kermissector. Dat is bekend bij mevrouw Van Meetelen. Die handreiking wordt nu door de VNG verspreid en onder de aandacht gebracht. Ik denk dat dat precies de rol is die wij als landelijke overheid daarin kunnen spelen. Uiteindelijk is het natuurlijk aan een stad of dorp om zelf te bepalen of een kermis plaatsvindt, waar die plaatsvindt, hoe groot die is en welke attracties daar zijn.
De voorzitter:
Ik kijk heel even naar de minister, want hij zei "de moties", in meervoud. Geldt dat voor alle drie moties?
Minister Karremans:
Het zijn vergelijkbare oproepen tot landelijk beleid voor iets wat in feite bij de lokale overheid ligt. Maar ik ga ze nog allemaal netjes langs, voorzitter.
De voorzitter:
Oké.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dit verwachtte ik natuurlijk wel een beetje, maar ik wil de minister via u, voorzitter, toch iets vragen. Ik weet natuurlijk van de kermiswijzer van de VNG, die een paar jaar geleden is opgesteld. Die is onder andere vanuit EZ ingebracht, in samenwerking met OCW en BZK toentertijd. Het probleem is dat het elke keer een afschuifsysteem is. Dat is waarom ik hier elke keer opnieuw sta. Het blijkt dat er eigenlijk geen gehoor wordt gegeven aan wat er in die kermiswijzer staat. Er wordt een beetje uit geshopt wanneer dat zo uitkomt. Ik kijk dus naar de minister. Is er een andere mogelijkheid om hier iets aan te doen of om meer beweging te krijgen bij de VNG of landelijk, zodat er echt meer druk komt en dit wordt beschermd?
Minister Karremans:
Ik snap het. Ik vind het overigens een mooie metafoor voor het huis van Thorbecke, het "afschuifsysteem", maar dat is in feite wel wat het is. Uiteindelijk hebben gemeenten zelf bevoegdheden en mogen ze zelf bepalen wat ze wel en niet doen. Ze kunnen er ook voor kiezen om geen kermis te organiseren, om wat voor reden dan ook. Dat mag ook. Dat staat hun vrij. Ook als voormalig lokaal bestuurder zeg ik dat het belangrijk is dat die lokale bevoegdheid er is, omdat er allerlei redenen kunnen zijn om af te wijken van een handreiking. Daarom is het natuurlijk ook een handreiking en geen wettelijke verplichting. Die heeft geen wettelijke verankering.
De voorzitter:
Ik zou willen voorstellen dat we de minister vragen eerst de drie moties te appreciëren en dan wil ik mevrouw Van Meetelen nog de gelegenheid geven voor een interruptie. Minister, zou u de moties stuk voor stuk kunnen appreciëren?
Minister Karremans:
Ja. De motie op stuk nr. 108 is dus overbodig.
De motie op stuk nr. 109 is ook overbodig. Die vraagt om ruimte voor salonwagens en de rijdende school. Ik dacht dat die in de handreiking zit, maar ik wil het even checken. Als die er niet in zit, wil ik het alsnog doen. Maar ik denk dat het, in lijn met wat ik net zei over lokale bevoegdheden, ook hier weer een-op-een met elkaar te maken heeft. We kunnen dat in de handreiking zetten als het er nog niet in staat, maar dat moet ik even checken.
De voorzitter:
En de derde motie?
Minister Karremans:
Dat is de motie op stuk nr. 110, die vraagt om lik-op-stukbeleid in te voeren voor rellend tuig en overlastgevers die bijvoorbeeld kermissen verstoren. Daar ben ik het ook helemaal eens. We willen geen verstoorde kermissen hebben. Het is goed dat mevrouw Van Meetelen daar aandacht voor vraagt, maar ook dat ligt natuurlijk bij de lokale driehoek. Wel heeft de minister van JenV in reactie op mondelinge vragen over de kermissen in relatie tot openbareordeverstoringen toegezegd overlast op kermissen te agenderen bij het Strategisch Beraad Veiligheid. Dat is op 2 juli jongstleden gebeurd, dus daar is navolging aan gegeven. Maar ook daar zitten we natuurlijk met de bevoegdheden van de lokale driehoek, die zelf bepaalt welk veiligheidsbeleid wordt gevoerd en welke maatregelen worden genomen om bijvoorbeeld openbareordeverstoringen te voorkomen of later daartegen op te treden.
De voorzitter:
Daarmee krijgen de moties op de stukken nrs. 108, 109 en 110 de appreciatie overbodig. Mevrouw Van Meetelen.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dan wil ik heel graag nog even op de tweede motie terugkomen, want die dien ik niet voor niets in. Daarom heb ik ze ook achter elkaar ingediend. De eerste motie gaat natuurlijk over die ruimte voor de kermissen: omdat de ruimte in de binnensteden vervalt, wordt het vaak verplaatst naar een evenemententerrein iets buiten het centrum, waardoor dus de ruimte die daar is voor de salonwagens en de rijdende school vaak ook vervalt. Dat is dus een beetje een probleem dat een connectie heeft met elkaar. Daarbij komt dat wij als kind allemaal leerplichtig zijn; we willen en moeten naar school. Dus ik denk dat er echt wel een taak ligt. Wij moeten dat blijven faciliteren. Je moet gewoon naar school kunnen en als het een vervalt, vervalt dus ook de manier om naar school te gaan. Ik hoop toch wel dat er op de een of andere manier bewustzijn hiervoor komt. Dit begint gewoon echt in de problemen te raken. Laten we het in de centra houden. Laten we die plekken daar behouden. Ik weet dat u dat nu misschien niet kan toezeggen en dat u er niets aan kunt doen. Dat begrijp ik allemaal wel, maar laten we op de een of andere manier hiernaar kijken, misschien door nog een keer naar die handreiking te kijken, zodat daar iets meer in komt waardoor er wat meer druk op komt te staan.
Minister Karremans:
Ik snap die oproep en ik heb ook gezegd dat ik wel even naar die handreiking wil kijken, zo van: staat het er voldoende goed in en is het voldoende duidelijk? Ik denk dat het verband dat mevrouw Van Meetelen legt, terecht is. Het is een packagedeal als het gaat om die kermis, en daar horen onder andere salonwagens bij. Dus dat is een helder verhaal. We kunnen kijken in de handreiking of het er voldoende duidelijk in staat.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 111.
Minister Karremans:
Die gaat over de btw-verhoging op logies. Daarvoor verwijs ik toch even naar de behandeling van het Belastingplan. Die motie moet ik dus het oordeel ontijdig geven, want dat is de juiste plek om het daarover te hebben.
De voorzitter:
Dan vragen we de heer Thijssen eerst of hij bereid is om de motie aan te houden. Dat is niet het geval. Dan krijgt die de appreciatie ontijdig.
We gaan naar de motie op stuk nr. 112.
Minister Karremans:
Die verzoekt de regering om het voorbeeld van de gemeente Den Haag te volgen en een landelijk verbod op reclames voor vlieg- en cruisevakanties in te stellen. Ik kan in principe vaak met veel van wat de heer Thijssen voorstelt of zegt meegaan, maar hiermee niet. Hier wil ik ook wel een streep trekken. Bedrijven als TUI, Corendon, KLM, Sunweb en al die onafhankelijke reisbureaus verdienen gewoon een eerlijke boterham. Ze verdienen geld met het verkopen van vliegvakanties. Dat zijn eerlijke bedrijven die een grote bijdrage leveren aan onze economie. Die worden nu een beetje weggezet. Er wordt bijna gedaan alsof zij verboden diensten aanbieden. Dat is niet zo. Ja, we hebben een klimaatprobleem, maar dat lossen we niet op door de advertenties voor vliegvakanties te verbieden. Heel normale Nederlanders maken gewoon elk jaar gebruik van vliegvakanties en gaan lekker op vakantie na een jaar hard werken. We verbieden dat niet in Den Haag en zeker niet in heel Nederland. Mijn collega van KGG werkt hard aan klimaatbeleid. Er zijn heel veel manieren waarop wij iets daaraan doen, dus het probleem onderkennen we. Maar ik vind het een bijzonder slecht idee om dit te doen door advertenties voor vliegvakanties te verbieden. Ik hoop dat ik dat duidelijk heb gemaakt.
De voorzitter:
Hoe luidt daarmee de appreciatie van de motie op stuk nr. 112?
Minister Karremans:
Wat denkt u?
De voorzitter:
Ik ga het niet voor invullen.
Minister Karremans:
Ontraden.
De voorzitter:
U bent de minister. Ontraden, dus.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit echt ... Ik snap waar deze woorden van de minister van EZ vandaan komen. Ik zeg niks over die bedrijven. Ik zeg niet dat het oneerlijke bedrijven zouden zijn. Ik zeg niet dat ze geen goede boterham mogen verdienen. Ik heb bij het vorige tweeminutendebat een betoog gehouden waarin ik heb gezegd dat bedrijven superbelangrijk zijn voor dit land. Daar verdienen mensen hun geld. Daar worden hele belangrijke zaken geregeld voor deze maatschappij. Ik heb dus niks tegen die bedrijven.
Ik spreek de minister en deze regering aan op hun verantwoordelijkheid. Een van de grootste uitdagingen waar de mensheid voor staat, is de gevaarlijke klimaatverandering. Daarvoor hebben wij in Parijs een klimaatakkoord getekend. Natuurlijk moeten mensen op vakantie kunnen als ze een jaar lang hard gewerkt hebben. Daarom ligt er ook een visie waarmee de toerismesector kan groeien. Die visie heeft de minister ook. Mensen kunnen echt wel een weekendje extra weg, als we niet al het geld weggeven aan aandeelhouders, maar er ook nog voor zorgen dat de lonen wat omhooggaan
Binnen het klimaatakkoord van Parijs kunnen er echt wel meer vakanties gevierd worden, maar het is de verantwoordelijkheid van deze minister en van deze regering om ervoor te zorgen dat we de gevaarlijke klimaatverandering stoppen. Heeft de minister deze zomer het nieuws gevolgd over de bosbranden, over de kantelpunten en over het stoppen van de warme Golfstroom? Het is vijf voor twaalf of misschien nog wel later, als je de klimaatwetenschap moet geloven wat betreft klimaatverandering. Dus wat ik vraag is één kleine, simpele maatregel die we kunnen nemen om het toerisme wat duurzamer te krijgen. Ik vraag niet om een totaalplan om alles binnen het Parijsakkoord te krijgen, wat deze minister of deze regering eigenlijk zou moeten doen; ik vraag om één simpele maatregel, waar deze hofstad al een voorbeeld voor heeft gegeven. Ik wil graag dat de minister zijn woorden terugneemt dat ik bedrijven oneerlijk zou hebben genoemd. Dat heb ik niet gedaan. Ik wil graag dat dat teruggenomen wordt. Ik denk dat dit een hele redelijke maatregel is, een klein stapje, om te zorgen dat we deze planeet leefbaar houden.
De voorzitter:
Minister, kort. Ik wil niet weer een heel debat heropenen, want er is nog meer te behandelen.
Minister Karremans:
Ik vind het wel leuk hoor!
De voorzitter:
Ja, dat merk ik, maar we hebben nog meer debatten met elkaar te voeren vanavond. Minister, een kort antwoord.
Minister Karremans:
Ik kan de redenatie niet volgen dat je zegt: ze mogen prima een boterham verdienen; ze mogen alleen geen reclame maken. Zo werkt het niet in de economie. Die bedrijven moeten gewoon reclame kunnen maken. Ik vind het ook terecht dat dat kan. Het is overigens een zeer symbolische maatregel. Ik denk dat de heer Thijssen ook niet kan zeggen hoeveel megaton CO2 ermee bespaard wordt. Ik denk dat er wel heel veel concrete maatregelen zijn die dit kabinet neemt, die niet alleen een symbolische waarde hebben, maar ook daadwerkelijk effect hebben op het klimaat. Ik ben het namelijk ook eens met de heer Thijssen. We hebben een klimaatprobleem en daar moeten we hard aan werken, maar niet als het gaat om dit soort zaken, waarbij we bedrijven alleen maar tegenwerken en tot last zijn en waarbij we uiteindelijk qua klimaat ook niet verder komen.
De voorzitter:
Heel kort, meneer Thijssen. Eén vraag.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik wil graag dat de minister zijn woorden terugneemt dat ik zou hebben gezegd dat deze bedrijven aan oneerlijke praktijken doen, want dat heb ik niet gezegd. Het tweede punt is dat dit vakantiebedrijven zijn. Zij leveren de service van een vakantie die mensen bij hen kunnen kopen. Dat hoeft niet met een vliegtuig; dat kan ook met de trein.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, de minister.
Minister Karremans:
Dat is voor Corendon en de KLM vrij lastig. Die hebben geen treinen.
De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 113.
Minister Karremans:
De motie op stuk nr. 113 verzoekt de regering de evaluatie naar voren te halen en per direct te starten, opdat de uitkomsten in het voorjaar van 2026 opgeleverd kunnen worden. Ze verzoekt tevens in kaart te brengen hoe de Winkeltijdenwet zo aangepast kan worden dat ondernemers zelf mogen bepalen of zij op zondag open zijn en deze analyse voor de begrotingsbehandeling naar de Kamer te sturen. Ze verzoekt ook de regering na ommekomst van de evaluatie-uitkomsten, en indien daarin voldoende aanknopingspunten worden geboden, een besluit hierover te nemen en dit wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen. Die kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 113 krijgt oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 114.
Minister Karremans:
Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 114, dus die krijgt ook oordeel Kamer, met dien verstande dat ik die wel wil betrekken bij mijn regeldrukaanpak, zodat we niet allemaal individuele aanpakjes hebben. Dit punt wordt gewoon meegenomen in de regeldrukaanpak, maar we leggen 'm boven op de stapel.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de heer Kisteman. Kan hij daarmee leven? Een korte interruptie. Knikken volstaat ook.
De heer Kisteman (VVD):
Kan ik er dan van uitgaan dat dit gesprek wel dit jaar gaat plaatsvinden?
Minister Karremans:
Ja, zeker. Maar we hebben nog wel meer zaken te regelen, natuurlijk.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 114: oordeel Kamer met een interpretatie.
We gaan naar de motie op stuk nr. 115.
Minister Karremans:
Zeker. Dan de motie op stuk nr. 115. Ik verzoek die aan te houden, want die valt onder het terrein van LVVN, omdat die gaat over stikstof.
De voorzitter:
Ik kijk naar mevrouw Beckerman. Het verzoek is of de motie kan worden aangehouden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb morgen een debat over stikstof en de PAS-melders. Dan kan ik de motie ook indienen. Toch wil ik heel graag even het oordeel van deze minister hierover horen. Dat heeft ermee van doen dat onder andere het programma Pointer onderzoek heeft gedaan en heeft uitgevonden dat in vijf jaar tijd het aantal hotels en recreatiewoningen nabij Natura 2000-gebieden is verdubbeld. Dit is wel een debat dat in deze commissie, of op dit terrein, plaatsvindt. Ik heb ook een initiatiefnota geschreven over de opkoop van campings en recreatieparken om ze om te bouwen tot duurdere, luxe parken. Ik zou wel graag van deze minister een oordeel willen horen over deze praktijken. Anders word ik morgen weer terugverwezen naar Economie, en word ik vanaf Economie weer terugverwezen naar Stikstof. Wat gebeurt er dan? Dan blijft er steeds minder stikstofruimte over en gaan we gewoon door met de bouw van recreatieparken en hotels, op plekken waar we dat misschien niet willen en ten koste van mensen die graag een camping willen bezoeken. Ik wil dus wel graag het deeloordeel van deze bewindspersoon.
Minister Karremans:
Ik snap de vraag. Ik wil niet gelijk doorverwijzen naar het volgende loket; dat is natuurlijk juist wat we in de overheid niet willen. Ik zeg hier wel bij dat ik het onderzoek niet ken, dus ik kan daar ook niet nu uit de losse pols even op reageren en daar een appreciatie op geven die mevrouw Beckerman kan meenemen in het debat dat ze, begrijp ik, morgen heeft. Ik kan deze motie, als zij 'm aanhoudt, per direct doorsturen naar mijn collega, zodat er enige voorbereidingstijd is en er even naar gekeken kan worden. Deze motie heb ik ook niet van tevoren gezien. Als het gaat om dit soort moties, komen we als departementen vaak bij elkaar op de lijn als er raakvlakken zijn met andere portefeuilles. Dat zal vanzelf z'n werking hebben.
De voorzitter:
U kunt nog een informatieverzoek doen vóór de stemmingen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat vind ik heel prettig. Deze voorzitter weet ook dat op het moment dat je bij een stikstofdebat bijvoorbeeld begint over de bouw van andere dingen, er heel vaak wordt gezegd: laten we het nu eens een keer over de boeren en hun toekomst hebben. Dat maakt het ook ingewikkeld om steeds te worden doorgestuurd. Deze minister wil hier van zijn collega-minister een oordeel over. Ik wil deze wel graag volgende week in stemming brengen. Ik vind dit een hele logische. Als je als rijksoverheid oplossingen moet zoeken voor het stikstofprobleem terwijl er op deze manier heel veel ruimte wordt ingenomen die dus niet naar PAS-melders of naar woningbouw kan gaan, dan heb je gewoon een probleem. Dank voor die handreiking. Stuurt u die door voor een oordeel.
Minister Karremans:
We sturen 'm door naar het volgende loket.
De voorzitter:
Ik wil toch even met elkaar het volgende vaststellen: daarmee zegt de minister dus toe om vóór de stemmingen een appreciatie te delen met de Kamer over deze motie.
Minister Karremans:
Ja, ja, dat gebeurt in combinatie met LVVN, dat hier ook een oordeel over moet hebben. Maar voor zover zij daar ons oordeel voor nodig hebben, zullen we daar natuurlijk samen in optrekken.
De voorzitter:
Dan is dat een toezegging. Dan constateer ik ook dat mevrouw Beckerman de motie niet aanhoudt, waarmee die wel de appreciatie ontijdig krijgt. Dat is nu eenmaal hoe we het hier doen. Dan volgt er nog een brief van de zijde van het kabinet over de motie op stuk nr. 115.
Dan de motie op stuk nr. 116.
Minister Karremans:
Die gaat over een landelijke exploitatievergunningplicht voor campings. Dat is het voorstel van mevrouw Beckerman. Wij hebben dit net even bekeken: voor zover wij kunnen nagaan, geldt er voor niks een landelijke exploitatievergunningplicht. Ook dit zou ik bij de lokale overheden willen laten. Om die reden ontraad ik 'm.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 116 is ontraden.
Minister Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 117. Mevrouw Beckerman zei het al even: daarvoor geldt hetzelfde. Die krijgt dus ook dezelfde appreciatie, namelijk het verzoek om dat bij het Belastingplan te betrekken.
De voorzitter:
Hoe luidt de … Is het verzoek dan om die aan te houden?
Minister Karremans:
Ja, het verzoek is om die bij het Belastingplan te betrekken.
De voorzitter:
Dan krijgt die nu de appreciatie ontijdig. Dan gaan we zien of mevrouw Beckerman bereid is om de motie aan te houden.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Toerisme en recreatie.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Maar we nemen geen afscheid van deze minister voordat we met elkaar het tweeminutendebat Staat van de economie hebben gevoerd.
Staat van de economie
Staat van de economie
Aan de orde is het tweeminutendebat Staat van de economie (CD d.d. 02/07).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik wil de heer Sneller van de fractie van D66 het woord geven, als eerste spreker van de zijde van de Kamer. U heeft het woord.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Ik heb één motie, zoals ik heb aangekondigd in het commissiedebat.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwelijke ondernemers slechts 14% van de totale financiering ontvangen, terwijl ze een derde van de aanvragen doen;
overwegende dat Code-V een aantal voorstellen heeft gedaan om financieringsbelemmeringen en systematische vooroordelen weg te nemen om vrouwelijke ondernemers betere toegang te geven tot financiering;
van mening dat de overheid en het bedrijfsleven samen een verantwoordelijkheid hebben om het maximale uit onze ondernemers te halen;
verzoekt de regering om de voorstellen van Code-V over te nemen en toe te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller en Postma.
Zij krijgt nr. 67 (36600-XIII).
Dank u wel. Dan mevrouw Postma van NSC. Ik kijk even of zij aanwezig is. Dat is ze! En hoe. Mevrouw Postma, u heeft het woord voor uw inbreng namens de fractie van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Zo, sprinten op hakken, dat kan dus ook nog.
Dank, voorzitter. We hebben een tijd geleden al een goed debat gehad met de voorganger van de minister. Ik heb drie moties. Die zijn korter dan de vorige keer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat investeringsmiddelen en innovatieprogramma's onevenredig vaak terechtkomen in de Randstad;
overwegende dat economische kansen, investeringen en werkgelegenheid ook in andere regio's gestimuleerd moeten worden;
verzoekt de regering om bij de toekenning van nationale innovatieprogramma's nadrukkelijk rekening te houden met regionale spreiding en de bijdrage aan regionale werkgelegenheid en concurrentiekracht,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.
Zij krijgt nr. 68 (36600-XIII).
Mevrouw Postma (NSC):
Even op adem komen.
De voorzitter:
Drinkt u even een slokje water.
Mevrouw Postma (NSC):
Ja, graag.
Zo, dat gaat beter.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bedrijven voor grote investeringen in innovatie, verduurzaming en uitbreiding behoefte hebben aan langjarige zekerheid over overheidsregelingen;
overwegende dat het huidige politieke klimaat, met frequente kabinetswisselingen en wisselend beleid, leidt tot investeringsonzekerheid;
verzoekt de regering om te werken aan meerjarige stabiliteit in economische investeringsregelingen, waarbij een minimale zekerheidstermijn van tien jaar wordt gegarandeerd, zodat ondernemers investeringszekerheid kunnen krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.
Zij krijgt nr. 69 (36600-XIII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat andere EU-lidstaten fors inzetten op staatssteun voor energie-intensieve industrieën;
overwegende dat dit het gelijke speelveld verstoort en Nederland risico loopt op economische achterstand;
verzoekt de regering om de Kamer vóór Prinsjesdag te informeren over de Nederlandse inzet op dit dossier, inclusief de mogelijkheden voor langjarige en juridisch zekere ondersteuning van strategische sectoren en de gevolgen hiervan voor bestaande middelen zoals het Klimaatfonds,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.
Zij krijgt nr. 70 (36600-XIII).
Dank u wel.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Martens-America, namens de fractie van de VVD.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter. Een sterke economie is van essentieel belang voor onze veiligheid en welvaart, van vandaag, maar zeker ook van de toekomst. We zullen simpelweg het geld eerst moeten verdienen alvorens we het uit kunnen geven. Dat onze economie ieder jaar met een procentje groeit is goed nieuws, maar we mogen onszelf niet in slaap sussen. Het rapport van PwC heeft deze week opnieuw laten zien dat er werk aan de winkel is bij Economische Zaken, maar ook bij andere departementen. Denk aan mogelijke lastenverzwaringen die boven de Kamer hangen, starheid van cao's, lange doorbetaling bij ziekte; de lijst is lang.
Er is geen tijd te verliezen. Wij zijn dan ook blij dat deze nieuwe minister voortvarend aan de slag is gegaan, maar we willen hem toch nog graag een paar prioriteiten meegeven. Denk aan onze aangenomen motie die opriep om de blauwdruk van Beethoven te gebruiken voor het verder versterken van de industrie. Mijn vraag aan de minister, die ik ook vlak voor het reces stelde, is of het mogelijk is om die blauwdruk ook te gebruiken voor de techsector. Het antwoord daarop was positief, maar wat kunnen we daarvan verwachten de komende tijd?
Ik heb een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een grote opgave ligt om ons ondernemersklimaat hoog te houden, wat blijkt uit de daling van Nederland op de ranglijst voor meest concurrerende economieën wereldwijd van plaats vier naar plaats tien;
constaterende dat recent PwC-onderzoek eens te meer bevestigt dat er werk aan de winkel is voor ons ondernemersklimaat;
overwegende dat ondernemers snakken naar rust, duidelijkheid en stabiliteit;
overwegende dat een wettelijke verankering van een goed ondernemersklimaat rust, zekerheid en vertrouwen kan bieden, wat private investeringen kan aanmoedigen;
verzoekt de regering te verkennen of en hoe wetgeving kan werken die de regering verplicht maatregelen te nemen tot verbetering van het ondernemersklimaat als Nederland in een onafhankelijk samengesteld gewogen gemiddelde aan ranglijsten voor best presterende economieën wereldwijd, buiten de top tien dreigt te vallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.
Zij krijgt nr. 71 (36600-XIII).
Dank u wel. We gaan naar de heer Thijssen van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid voor zijn inbreng.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. We hebben een debat gevoerd over de Staat van de Economie. Daar zijn een hoop uitdagingen — daar gaan we morgen ook weer een debat over voeren — maar we kunnen ook constateren dat de Nederlandse economie meer geld genereert dan ooit en dat mensen ook harder werken dan ooit. Alleen, de balans tussen de mensen die toch al dat werk verzetten en al dat geld verdienen en de aandeelhouders die investeren in de bedrijven zodat die bedrijven ook kunnen bestaan, de balans van hoe het geld verdeeld wordt, is helemaal zoek. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onder andere in de Miljoenennota 2024 wordt gesteld dat als de winsten van bedrijven nu op hetzelfde niveau zouden zijn als in 2019, er 30 miljard aan financiële ruimte zou zijn in onze economie;
constaterende dat de balans tussen geld voor winst en geld voor lonen zoek is en dat dit een ongelijk speelveld oplevert met omringende landen, aangezien de balans tussen geld voor winst en geld voor lonen daar nog bestaat;
overwegende dat deze 30 miljard gebruikt kan worden voor investeringen in ons verdienvermogen, in onderwijs, in innovatie, om huizen te bouwen en voor hogere lonen;
verzoekt de regering om opties te inventariseren hoe de balans tussen geld voor winst en geld voor lonen hersteld kan worden naar het niveau van de jaren tachtig en dit voor 1 november met de Kamer te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 72 (36600-XIII).
Ik zie één interruptie van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voordat ik mijn vraag stel: het goede nieuws van de afgelopen twee jaar is dat ik een partij als GroenLinks-Partij van de Arbeid steeds vaker heb horen roepen dat we ons zorgen zouden moeten maken over de economie en het verdienvermogen in de toekomst. Tegelijkertijd hebben we gezien dat in het verkiezingsprogramma van GroenLinks de vorige keer een lastenverzwaring van 25 miljard stond en dat de heer Thijssen op dit moment roept, wederom, na de enorme salarisverhogingen, om een nog verdere salarisverhoging, terwijl datzelfde bedrijfsleven roept dat we onszelf de markt uit prijzen. We gaan nu richting verkiezingen. Ik denk dat dit goed is voor alle bedrijven die nu meekijken: betekent dit dat alle bedrijven die nu luisteren, die de heer Thijssen toespreekt, nu een lastverzwaring kunnen verwachten en dat GroenLinks-Partij van de Arbeid opnieuw voor die loonsverhoging gaat pleiten?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Niet alle bedrijven zijn hetzelfde; er zijn bedrijven die verschrikkelijk veel winst maken. Ik heb net gezegd dat in de Miljoenennota van de minister van Financiën, die toch van VVD-huize komt, heel duidelijk uitgelegd staat dat de winstgevendheid van bedrijven 30 miljard euro groter is geworden dan vijf jaar geleden. Wij zorgen voor goede infrastructuur, voor goed opgeleide mensen, voor een sterke rechtsstaat, nog wel, en wij zorgen ervoor dat die bedrijven hier kunnen ondernemen en dus ook heel veel winst kunnen maken. Wij vinden het dan niet meer dan normaal dat wij tegen die bedrijven, die zoveel winst maken, zeggen dat we dan ook een grote bijdrage aan de Nederlandse samenleving van ze willen. Het resultaat daarvan is dat die tientallen miljarden niet ook voor een heel groot deel naar aandeelhouders in het buitenland gaan, maar dat we die in Nederland houden. Wij zorgen er namelijk voor dat de Nederlandse lonen omhooggaan.
Het interessante is dus het volgende. Mevrouw Martens-America verwijst naar de doorrekening van de vorige keer. In die doorrekening groeit de economie bij ons harder dan bij de VVD. Het is dus heel verstandig beleid dat wij voorstellen. Wij vinden bijvoorbeeld ook dat er echt veel meer oog moet zijn voor mkb-bedrijven. Wij vinden dat er inderdaad geld vrijgemaakt moet worden voor innovatie. Wij zijn voor een toekomstfonds van 25 miljard, waar dan niet zomaar uit gegraaid gaat worden om hier en daar even wat cadeautjes uit te delen. Wij willen echt investeren in die toekomst. Volgens mij laat de vorige doorrekening zien dat dat ook beter is voor onze economie.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dit was een heel lang antwoord dat er eigenlijk op neerkomt dat GroenLinks-Partij van de Arbeid gaat zorgen voor die lastenverhoging, die lonen gaat verhogen en Nederland uit de markt gaat laten wegconcurreren. Het is fijn dat dat duidelijk is. Ik heb één aanvullende vraag. De heer Thijssen verwijst namelijk ook naar de minister van Financiën en dat die van VVD-huize zou zijn. Het goede nieuws is dat deze minister, samen met het overige smaldeel van het kabinet, aan het begin van deze periode de ontzettende puinhoop op het gebied van vestigingsklimaat die uw partijgenoot heeft aangericht, heeft rechtgetrokken. Dat was volgens mij het moment waarop alle bedrijven aan de bel trokken en zeiden: als dit zo doorgaat, gaan wij de grens over. Laten we nu ook maar duidelijk zijn: wij waren dat niet en we zullen dat ook niet worden.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, we horen nu allemaal bedrijven zeggen dat het inderdaad kommer en kwel is in Nederland en dat er vooral niet miljarden bezuinigd had moeten worden op onderwijs, op innovatie, op wetenschap en op onderzoek, wat dit kabinet wel gedaan heeft. We zien inderdaad dat Nederland zakt op de lijstjes van investeringsklimaat na veertien jaar VVD-beleid. Dus volgens mij moet de VVD vooral in de spiegel kijken en niet GroenLinks-PvdA de maat nemen. Wij gaan heel gericht kijken naar waar in deze economie de ruimte zit om de lusten van onze grote economie, van al dat geld dat we verdienen — het is meer dan ooit — eerlijker te verdelen. Wij zien dat er ruimte is. Volgens de Miljoenennota is die ruimte 30 miljard. Als we zeer winstgevende bedrijven om een grotere bijdrage vragen, dan kunnen de lonen voor de mensen inderdaad omhoog, want die hebben al jaren verlies gemaakt en kunnen echt wel wat meer geld gebruiken. We hebben het vandaag ook weer gezien met de hoge inflatie. Dan is het resultaat dat de economie bij ons in betere handen is dan bij de VVD.
De voorzitter:
Bent u daarmee ook aan het einde gekomen van uw inbreng?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nee, zeker niet, want ik heb nog een mooie motie. De tijden van goedkoop Russisch en Gronings gas zijn voorbij en ook Draghi zegt dat Europa veel beter af is als we overgaan van fossiel naar een schone economie. Dat doet de staat van de economie veel goeds. Daarom de volgende uitspraak.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Draghi concludeert dat het Europese concurrentievermogen enkel gered kan worden door grootschalig te investeren in schone technologie;
overwegende dat de tijden van goedkoop Russisch en Gronings gas voorbij zijn;
spreekt uit dat de staat van de economie zou verbeteren door fossiele brandstoffen zo snel mogelijk uit te faseren en massaal in te zetten op schone en innovatieve technologieën,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 73 (36600-XIII).
Dank u wel. We gaan naar mevrouw Van Meetelen, fractie PVV.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dank u, voorzitter. Bij het debat had ik stemproblemen, maar ik was wel het gehele debat aanwezig. Ik wil nu reageren op de brief die de minister toen vooraf stuurde met daarin zijn prioriteiten voor de demissionaire periode.
In de brief schrijft de minister bij punt twee dat het verminderen van de regeldruk een prioriteit is. Wat de PVV betreft moet dit prioriteit nummer één zijn. Ik vraag de minister dan ook of hij zich echt meer gaat inzetten — we hebben het zojuist even gehoord in het tweeminutendebat hiervoor — op het terugdringen van de regeldruk. De PVV en, denk ik, alle ondernemers in heel Nederland zijn van mening dat alle ondernemers daar beter van worden en niet enkel een paar sectoren. Dit gaat echt door alle lagen heen. Het betreft alle ondernemers. Het is niet meer te doen.
Voorzitter. De PVV leest niets over de kleine ondernemers, terwijl die veruit in de meerderheid zijn. De PVV vindt dat een gemiste kans. Het is mooi dat de minister de focus legt op de sectoren die genoemd zijn in de brief, maar die vinden de weg naar de politiek veelal toch wel, in tegenstelling tot de sectoren waar veel van de kleine ondernemers onder vallen. Ik vraag de minister in het verlengde hiervan dan ook of hij zich in de komende demissionaire periode ook hard wil maken voor het behoud en de versterking van de kleine ondernemers, en dit echt als prioriteit wil meenemen in zijn economisch beleid. Ik miste dit wel een beetje in zijn brief.
Volgende week hebben wij het commissiedebat mkb. Daarin zal dit denk ik ook naar voren komen. Het zou mooi zijn als dit al van tevoren wordt meegenomen in de prioriteiten van de minister. Deze ondernemers verdienen het om meer aandacht te krijgen, ook in deze demissionaire periode.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Meetelen. Tot slot van de zijde van de Kamer mevrouw Inge van Dijk, fractie CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel. Mijn collega van de VVD zei zojuist al: we zullen het geld eerst moeten verdienen en dus zullen we moeten investeren. In debatten over financiën die we in de Kamer voeren, praten we heel veel over koopkrachtplaatjes. Dat is natuurlijk logisch, want wat mensen overhouden in de portemonnee en of ze daarmee rond kunnen komen, is van heel wezenlijk belang. Maar we praten nooit over de financiële baten van investeringen. Wij vinden dat dat anders moet; vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland de Europese 3%-doelstelling niet zal halen bij ongewijzigd beleid;
constaterende dat deze daling mede het gevolg is van bezuinigingen op publieke R&D, zoals het beëindigen van de vierde en vijfde ronde van het Nationaal Groeifonds;
constaterende dat zonder investeringen in R&D onze economische basis verder onder druk komt te staan, wat ook onze publieke voorzieningen raakt;
constaterende dat een recent advies van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) benadrukt dat publieke uitgaven aan R&D in een kenniseconomie niet enkel als kosten, maar ook als investeringen moeten worden gezien;
verzoekt de regering een beleidsinstrumentarium te ontwikkelen dat de financiële baten van publieke investeringen op korte, middellange en lange termijn kwantificeert;
verzoekt de regering hierbij tevens relevante deskundigheid uit de praktijk in te zetten, zoals onderzoeksinstellingen of praktijkexperts,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 74 (36600-XIII).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors voor zeven minuten tot de beantwoording van de zijde van het kabinet. De vergadering is geschorst.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor de beantwoording van de vragen en de appreciatie van de moties van de zijde van het kabinet. Ik geef de minister daarvoor het woord.
Termijn antwoord
Minister Karremans:
Dank, voorzitter. Ik zal me niet laten verleiden tot een debatje over welk partijprogramma nou het beste is voor de economie. Dat komt later wel; daar ga ik me nu niet toe laten verleiden. Het is wel erg verleidelijk, moet ik zeggen, maar dat leg ik naast me neer.
De voorzitter:
Dat merken we op.
Minister Karremans:
Wat zei u?
De voorzitter:
Dat merken we op.
Minister Karremans:
Ja, ja.
De motie-Sneller over het Code-V-rapport en over de toegang tot financiering voor vrouwen. Ik denk dat de heer Sneller hier een terecht punt aanhaalt. Ook in het debat heb ik er het een en ander over gezegd. Ik vind het zelf ook een belangrijk onderwerp. Overigens had ik onlangs ook een AI-round table met AI-ondernemers, want we zijn de AI-strategie verder aan het verscherpen, omdat we daar ook keuzes in moeten gaan maken; anders verliezen we namelijk per definitie, en we staan al op enorme achterstand. Het viel natuurlijk op dat er geen vrouwen aan tafel zaten. Een van de dingen die daar ook genoemd werden, was dat door Techleap werd gevraagd: hoe krijgen we dat nou veel gelijker? Ik deel dat punt dus.
Een aantal van de aanbevelingen van het Code-V-rapport waren natuurlijk specifiek gericht op de overheid. Ook waren er heel veel gericht op banken en op VC firms. Ten aanzien van de overheid wil ik kijken hoe ik die aanbevelingen het beste kan implementeren, maar ik sta er positief tegenover. Er zat er wel eentje tussen, geloof ik, die zei dat je belastingvoordelen moet krijgen als je vrouw bent. Ik denk dat dat wat lastig is, maar er waren er een aantal andere waarmee ik, zoals ik zo snel even kon zien, echt wel uit de voeten kon. Met die opmerking wil ik 'm dus oordeel Kamer geven en 'm dan ook meenemen in de brief die ik stuur over inclusieve financiering. Die verwacht de Kamer binnenkort.
De voorzitter:
Ik zie de heer Sneller knikken. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 67 oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 68.
Minister Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 68 van mevrouw Postma. Die verzoekt de regering bij de toekenning van nationale innovatieprogramma's nadrukkelijk rekening te houden met de regionale spreiding en de bijdrage aan regionale werkgelegenheid en concurrentiekracht. Oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 69, voorzitter.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 68: oordeel Kamer. En de motie op stuk nr. 69?
Minister Karremans:
Ja, de motie op stuk nr. 69. Dat was de oproep van mevrouw Postma tot "saaiheid" in het commissiedebat, om de economische investeringsregelingen te waarborgen met een minimale zekerheidstermijn van tien jaar en bedrijven meer zekerheid te geven. Ja, als minister van EZ kan ik daar natuurlijk alleen maar voor pleiten, maar dat is natuurlijk ook een politieke afspraak die we met elkaar, met de Kamer en het kabinet, moeten maken. Dus het zit, vind ik, ook een beetje in de "spreekt-uit-trant". Ik kan niet afdwingen dat het nu tien jaar vaststaat. Ik zeg er wel bij, met een knipoog naar mevrouw Postma: dat betekent dus ook dat je niet om drie uur 's nachts hele belangrijke regelingen voor het bedrijfsleven, zoals de 30%-regeling, afschaft per amendement! Dat helpt daar ook niet bij! Dan weet mevrouw Postma wel waar ik het over heb. Dus dat daarover.
Even kijken, de motie op stuk nr. 70.
De voorzitter:
De appreciatie is daarmee?
Minister Karremans:
Ja, wat zal ik het eens geven? Ja, het is een beetje een soort spreekt-uitmotie. Oordeel Kamer. Het is maar wat de Kamer er zelf mee wil.
De voorzitter:
Maar bij spreekt-uitmoties gaat de Kamer …
Minister Karremans:
Het is geen formele spreekt-uitmotie, maar ik kan niet een moratorium afdwingen. Daar heb ik niet de wettelijke mogelijkheden voor. Met de opmerkingen die ik daarover gegeven heb: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 69: oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 70.
Minister Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 70 inderdaad. Ook die krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Motie …
Minister Karremans:
De motie op stuk nr. 70: oordeel Kamer, met dien verstande dat de minister van KGG inderdaad een brief zal sturen met een perspectief op de energie-intensieve industrie op of rond Prinsjesdag. Maar de motie zegt natuurlijk "voor", dus daar wil ik even transparant over zijn: dat gebeurt dus niet vóór, maar op of rond Prinsjesdag.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Postma knikken; daarmee krijgt de motie op stuk nr. 70 oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 71.
Minister Karremans:
De motie op stuk nr. 71 van mevrouw Martens-America, over de wettelijke mogelijkheden om iets te doen aan ons vestigingsklimaat en daar een automatisme in te bouwen, kan ik ook oordeel Kamer geven. Overigens deel ik de zorgen over het vestigingsklimaat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 71 krijgt oordeel Kamer.
Minister Karremans:
Dan de motie-Thijssen op stuk nr. 72 van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Die vroeg om opties te inventariseren voor hoe de balans tussen geld voor winst en geld voor lonen hersteld kan worden naar het niveau van de jaren tachtig, en dit voor 1 november met de Kamer te delen. Daarvan zeg ik eigenlijk: je hebt geen optimale verdeling. Je kunt dus ook niet zeggen: daar moeten we naartoe. Dat geldt ook voor de verdeling die er was in de jaren tachtig. Nederlanders — ik haat het woord "burgers" — profiteren ook van winsten, en niet alleen omdat er sprake is van directe afdracht aan de staatskas middels de vennootschapsbelasting. In de afgelopen vijf jaar is de opbrengst van de vennootschapsbelasting gestegen van 24 miljard per jaar naar 48 miljard per jaar. Dat is ongeveer de hele Onderwijsbegroting; die kan op die manier worden gefinancierd. Maar het is ook zo — dat heb ik ook al gezegd — dat die winsten niet alleen maar belanden in de zakken van de vesten van rijke aandeelhouders die de hele dag in driedelig pak rondlopen en sigaren roken, zoals de karikatuur vaak is. Nee, die gaan voor een groot deel naar pensioenfondsen …
De voorzitter:
Ja, ja, ja.
Minister Karremans:
… waarmee heel normale Nederlanders sparen voor een goede oude dag.
De voorzitter:
We gaan naar de heer Thijssen voor één korte interruptie.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
De minister zegt dat er geen ideale verdeling is van al het geld dat we verdienen, als het gaat om hoeveel naar winsten gaat en hoeveel naar lonen. GroenLinks-PvdA vindt dat daar wel iets wenselijk is. Als er 30 miljard verschuift van lonen naar winsten, vinden wij dat onwenselijk.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Wij vinden het wenselijk dat er gestreefd wordt naar ongeveer de verdeling die er was in de jaren tachtig. Als ik de ontwikkeling van de inflatie zie en lees hoeveel mensen moeite hebben om rond te komen, snap ik eerlijk gezegd niet dat deze minister zegt: de balans gaat wel heel erg scheef worden. Hoewel ik niet precies weet wat de ideale verdeling is, vind ik wel dat het nu totaal doorslaat en dat er te veel geld naar winst gaat en te weinig geld naar lonen. Ik ga die opties toch eens inventariseren, want de economie moet werken voor de Nederlanders.
De voorzitter:
De minister, kort.
Minister Karremans:
Even voor de duidelijkheid, voor mensen die nu kijken en denken dat er sprake is van verschuiving van loon naar winst: dat is niet het geval. De koek wordt groter; de economie wordt groter. Ook de lonen zijn gestegen. Er was de afgelopen jaren sprake van positieve reële loongroei. Dat betekent dat de lonen veel sterker stijgen dan de inflatie. Dat betekent koopkrachtverbetering. We zullen de koopkrachtplaatjes weer zien bij Prinsjesdag. Daar zal dat natuurlijk ook weer langskomen. De koek wordt groter. Het beeld dat winsten van bedrijven alleen maar landen bij buitenlandse aandeelhouders, klopt niet. Voor een groot deel landen die bij pensioenen, bij mensen die sparen voor hun oude dag. Op zich is het logisch dat de arbeidsinkomensquote door technologie en door veranderende, verbeterde productiviteit ook verandert. Dat is voor de economie maar goed ook.
De voorzitter:
Wat is uw appreciatie van de motie op stuk nr. 72?
Minister Karremans:
Ontraden.
De voorzitter:
Ontraden.
De motie op stuk nr. 73.
Minister Karremans:
Dat is een spreekt-uitmotie. De heer Thijssen zei het al toen ik terugliep: daar hoef ik niks van te vinden. Dat scheelt weer.
De voorzitter:
Nee, die hoeft u niet te appreciëren.
Tot slot de motie op stuk nr. 74.
Minister Karremans:
Mevrouw Martens-America vroeg: wat kunnen we verwachten van de blauwdruk-Beethoven? Ik vind het een bijzonder goed voorstel van mevrouw Martens-America om dat te gaan gebruiken, dus we zullen dat ook uitwerken in de industriebrief, die nog richting de Kamer komt.
Dan waren er twee vragen van mevrouw Van Meetelen. Ze vroeg of het terugdringen van regeldruk bovenaan moet staan. De aanpak komt binnenkort richting de Kamer. Ik denk dat het een iets andere aanpak is dan we voorheen hebben gevolgd, juist omdat de prioriteit op dat punt zo hoog is voor mij, maar ook voor de hele Kamer, weet ik. Niemand is namelijk voor onnodige regels. Van links tot rechts werken we daar samen aan. Dat is er dus eentje die inderdaad bovenaan staat en waar we aan blijven werken.
Hetzelfde geldt voor het punt over de kleine ondernemer; dat is een zeer terecht punt. Natuurlijk spreek ik met ASML, met Philips, met Heineken — noem maar op — maar ik spreek ook met de bakker, ook met de slager, ook met de zzp'er, ook met de directeur van een klein advertentiebureautje dat straks geen marketing voor vliegreclames meer mag doen. Grapje! Ik spreek ook met dat soort mkb'ers. Die neem ik natuurlijk mee in mijn beleid.
Tot slot de motie op stuk nr. 74 van mevrouw Van Dijk, over de daling van R&D-uitgaven. Ik heb net al iets gezegd over de rol van de overheid en het bedrijfsleven en over wat ik daarvan verwacht in de toekomst, maar ik ben het er zeer mee eens dat dat inderdaad gekwantificeerd moet worden, dus die motie wil ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 74: oordeel Kamer.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Staat van de Economie.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan meteen door ... We gaan niet meteen door, hoor ik naast me.
Formele Telecomraad d.d. 6 juni 2025
Formele Telecomraad d.d. 6 juni 2025
Aan de orde is het tweeminutendebat Formele Telecomraad d.d. 6 juni 2025 (21501-33, nr. 1135).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Volgens mij gaan we meteen door met het tweeminutendebat Formele Telecomraad. Jazeker. Het commissiedebat was op 6 juni 2025. We gaan luisteren naar de heer Valize, die zijn inbreng zal leveren namens de fractie van de PVV. Als hij zover is, dan heeft hij het woord. Van harte welkom.
De heer Valize (PVV):
Voorzitter, dank voor het woord. Een implementatiepauze voor onderdelen van de AI Act: het is een oproep die door diverse partijen en landen reeds gedaan is. Een financiële strop dreigt voor bedrijven die investeren om aan de verordening te voldoen. Wanneer een wispelturige EU-Commissie vervolgens met een standaard komt, moeten zij opnieuw investeren om te voldoen aan onderdelen waarop zij nog niet compliant zijn. Dubbele investeringen, onverwachte verplichtingen, vendorlockingrisico's, strategische nadelen ten opzichte van concurrenten en, mogelijk, sancties vormen een reëel risico en kunnen bedrijven over het randje van de afgrond duwen. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Unie met de AI Act verplichtingen heeft ingevoerd voor general-purpose AI-modellen en nog verplichtingen gaat invoeren voor hoogrisico-AI-systemen;
constaterende dat de technisch en juridisch onduidelijke implementatiekaders financiële en juridische risico's vormen voor innovatie en concurrentiekracht voor onder andere mkb en ontwikkelaars;
overwegende dat tientallen Europese technologiebedrijven en partijen al een oproep hebben gedaan voor een tijdelijke implementatiepauze ("stop the clock") van twee jaar;
verzoekt de regering zich in Brussel actief in te zetten voor een tijdelijke implementatiepauze voor de verplichtingen uit de AI Act met betrekking tot general-purpose AI-modellen en hoogrisicosystemen, en om ervoor te pleiten dat de wetgeving eerst wordt voorzien van duidelijke technische en juridische kaders alvorens deze afdwingbaar wordt;
verzoekt de regering de Kamer voor het kerstreces te informeren over de stappen die zijn ondernomen en de respons van de Europese Commissie hierop,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Valize.
Zij krijgt nr. 1146 (21501-33).
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kathmann namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. In Europa zijn de eerste voorzichtige stappen gezet voor een betere digitale wereld: de Digital Services Act, de Digital Markets Act en de AI Act, om er maar een paar te noemen. Aan de andere kant van de oceaan worden ze daar panisch van. President Trump heeft vorige week aangekondigd dat Europese landen die big tech willen beteugelen, nieuwe sancties te wachten staan. Trump en zijn techbureaus willen niets liever dan onze data stelen, onze privacy schenden en onze democratie ontregelen. Dat is hun verdienmodel.
GroenLinks-PvdA weigert om Nederland en de hele Europese Unie een datakolonie van Amerika te maken. We hoeven niet bang te zijn als we onze afhankelijkheid doorbreken. Zelfs de Eurocommissaris, Teresa Ribera, vraagt landen om moedig te zijn en zich niet over te leveren aan de VS. Over onze moed heb ik een paar vragen aan de minister. Wat is zijn reactie op de uitspraken van Donald Trump en de Eurocommissaris? Is het aannemelijk dat de Verenigde Staten nieuwe sancties opleggen aan landen die big tech reguleren?
Dan een vraag aan deze minister persoonlijk, via de voorzitter uiteraard. Wat doet hij als Trump gaat zwaaien met sancties? Durft hij zijn tanden te laten zien om te knokken voor wat we in Europa democratisch hebben besloten? Gaat hij mijn aangenomen Kamermotie van dit voorjaar, waarin hierom wordt gevraagd, uitvoeren? Beperkt de strategische afhankelijkheid die we hebben van Microsoft, Google en Amazon de ruimte die Nederland heeft voor tegenmaatregelen? Het is niet gek dat we even ons hart vasthouden met dit nieuws. Juist daarom moet de rijksoverheid alternatieven voor big tech levensvatbaar maken door te investeren in alternatieven en door slim in te kopen en af te nemen. Wat vindt de minister daarvan? Welke stappen zet hij om de macht van de techgiganten te doorbreken?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kathmann. Ik kijk even naar de minister, want we zijn aan het einde van de termijn van de Kamer gekomen. Wenst u een korte schorsing? Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan de minister voor de appreciatie van de ene motie en de beantwoording van de vragen van mevrouw Kathmann.
Termijn antwoord
Minister Karremans:
Dank, voorzitter. Over de AI Act hebben we een commissiedebat gehad, uiteraard. Sindsdien heb ik ook veel gesprekken gevoerd met collega-EU-ministers en met veel AI-ondernemers. Ik heb ze allemaal gevraagd wat ze van de AI Act vinden, mede daartoe aangemoedigd door de heer Valize, die zei: het is regelgeving die we eigenlijk niet moeten willen. De lobby heeft mij ook bereikt. Lobbyisten stellen: in de EU beginnen we met regelgeving, zoals de EU vaak doet, voordat we überhaupt een markt hebben of er enigszins goed in zijn. Dat laatste is met AI sowieso een zorgwekkende ontwikkeling. De VS en China liggen enorm voor op de Europese Unie, dus er is veel werk te verzetten. Gelukkig heb je in Nederland ook ondernemers die zich begeven op het terrein van AI. We kijken nu natuurlijk ook naar AI-infrastructuur. Ik heb al verteld over de AI-fabriek waar we op inzetten; dat hebben we bekendgemaakt.
Als ik vraag naar de AI Act, krijg ik vaak hetzelfde antwoord. Die ondernemers zelf zeggen dat het probleem niet zozeer is gelegen in de AI Act zelf, als wel in de vaagheid waarmee sommige begrippen in de AI Act zijn beschreven. Dan weet je als ondernemer niet of je er nou aan voldoet of niet. Dat is natuurlijk wel iets wat je wil weten als ondernemer. Als je je op een nieuw terrein begeeft, moet je weten of je wel of niet voldoet aan de regelgeving. Dat er kaders zijn voor AI snapt iedereen in Europa. Dat snapt iedereen, ook ondernemers die echt veel willen innoveren en AI op manieren willen gebruiken die we nooit voor mogelijk hadden gehouden. Ook die snappen dat je als politiek kaders stelt voor AI. Maar je moet wel duidelijk zijn. Daar werken we aan. Dat is ook onze inzet in Europa.
Ik zou nu niet zeggen: stop er helemaal mee. Als je nu namelijk stopt met de implementatie, hou je de Act voor een groot deel en hou je de vaagheid, de ambiguïteit die in bepaalde begrippen zit. Zeg ik dat we nooit moeten overgaan tot het pleiten voor een implementatiepauze? Nee. Ik denk dat de heer Valize ook wel een valide punt had in zijn betoog. Alleen, ik zou zeggen: de way forward is nu kijken hoe we die begrippen duidelijker kunnen krijgen en bij RVO gaan werken aan een loket, of aan het uitbreiden van een bestaand loket, waar ondernemers terecht kunnen met specifieke vragen over AI. Daar kunnen ze bijvoorbeeld gewoon de vraag stellen: wij doen dit; is dit compliant met de AI Act? Ik denk dat we ze op die manier veel meer kunnen helpen. Daarvoor zijn ook de regulatory sandboxes. Ik begreep dat mevrouw Kathmann al eerder per motie aandacht heeft gevraagd voor het zo snel mogelijk uitrollen daarvan. Daar werken we nu aan met de toezichthouders, want dat is precies wat ondernemers die in AI actief zijn van ons vragen. Heel eerlijk: dat is ook gewoon heel belangrijk voor ons verdienvermogen in de toekomst. De economie verandert namelijk. De economie van 100 jaar geleden is niet de economie van vandaag en over 100 jaar is die ook weer anders. AI speelt daar een belangrijke rol in, niet alleen dan, maar nu eigenlijk al.
De voorzitter:
Dat brengt u tot de appreciatie.
Minister Karremans:
Ik kan natuurlijk twee kanten op. Ik kan zeggen "ontijdig", omdat ik eerst alle andere stappen wil afwachten, maar dan blijft de motie drie, vier jaar boven de markt hangen. In die zin kan ik 'm ook ontraden, met de opmerkingen die ik er net bij gegeven heb: ik snap de zorgen, maar ik wil die op een bepaalde manier invullen, namelijk zoals ik net heb omschreven.
De voorzitter:
U gaat erover, dus welke wordt het?
Minister Karremans:
Het is ook een beetje aan de heer Valize natuurlijk. Ik wil 'm best ontijdig geven, maar dan wel alvast met de winstwaarschuwing dat die de komende jaren boven de markt blijft hangen. Dan wordt de motie niet ontraden.
De voorzitter:
Wil de heer Valize dat? Dat is het geval. Dan krijgt de motie de appreciatie ontijdig. Dan zijn we bij de vragen van mevrouw Kathmann aangekomen.
Minister Karremans:
Ja, over de reactie op de uitspraken van Donald Trump en de Eurocommissaris. Ik heb de berichtgeving inderdaad gezien, maar uit de reactie van president Von der Leyen leid ik niet af dat de afspraken over de importtarieven nu weer openliggen. Gelukkig niet. Daar is lang over onderhandeld. Daar is een groot deel van mijn zomer aan opgegaan. We hebben genoeg andere dingen te doen. Ik vind het dus ook verstandig om die onderhandelingen niet te heropenen. Dat is ook niet het signaal dat we nu krijgen. In die onderhandelingen heeft Nederland richting de Europese Commissie altijd benadrukt dat de Digital Services Act en de Digital Markets Act niet de AI Act zijn; die zijn niet onderhandelbaar. Wij houden daar eigen zeggenschap over. Die lijn is ook geaccepteerd door de Amerikaanse president. Dat is natuurlijk ook onderdeel van de onderhandelingsuitkomst geweest. Ik vind dat we daar geen concessies op moeten doen en dat doen we ook niet. Dat is de situatie op dit moment.
Dan de vraag of het aannemelijk is dat de Verenigde Staten nieuwe sancties treffen tegen landen die big tech reguleren, zoals de EU. Daar kan ik niet op vooruitlopen. Geen idee. Ik heb geen aanleiding om te denken dat dat nu het geval is. Ik kan daar ook niet over speculeren aan de hand van één socialmediapost, ook al realiseer ik me dat dat nu soms de politieke werkelijkheid is in Amerika. Maar ik kan daar moeilijk op speculeren.
Dan de vraag of ik bereid ben om te knokken voor onze digitale grondrechten. De vraag was ook of de motie van dit voorjaar wordt uitgevoerd waarin staat dat Nederland zich zal inzetten voor het handhaven, naleven en verstevigen van de Europese techwetgeving. Laat duidelijk zijn dat Nederland onverkort achter de handhaving van de DSA en andere techwetgeving staat. Dat heb ik overigens in mijn vorige rol als staatssecretaris van VWS ook altijd benadrukt. Ik heb ook altijd benadrukt dat het gezondheidsperspectief daar een rol in moet spelen. Daar zullen we ons dus ook voor blijven inzetten. Nederland steunt de Europese Commissie ook volledig in de proactieve en volledige handhaving van de regelgeving jegens big tech, ook in lijn met de motie-Boswijk cum suis die is ingediend en aangenomen. Dat daarover, voorzitter.
Dan: beperkt onze strategische afhankelijkheid van Microsoft, Google en Amazon de ruimte die Nederland heeft voor tegenmaatregelen? Op dit moment is er geen sprake van tegenmaatregelen. Kijk, er is — daar moeten we ook eerlijk over zijn; dat heeft mevrouw Kathmann natuurlijk ook gezegd — een enorme afhankelijkheid ontstaan van de Verenigde Staten. Drie grote spelers daar, Microsoft, Google, Amazon, hebben 90% van de cloudmarkt in handen. Op zichzelf zijn afhankelijkheden niet erg, zeg ik ook even als minister van Economische Zaken. In een wereldeconomie heb je nou eenmaal afhankelijkheden. Je hebt handelsrelaties, en daarmee afhankelijkheden. Maar de andere kant moet ook afhankelijkheden hebben. Het is dus niet zo erg als wij afhankelijk zijn van een ander land, als dat maar voor een deel ook afhankelijk is van ons. Dat laatste is in de tech niet gebeurd. Dat is natuurlijk het problematische. Ik denk dat we daarvan moeten leren als het gaat om de ontwikkeling van AI, waarbij we dus echt al 20-0 achterstaan. Maar ja, de beste dag om te beginnen is vandaag, want gisteren is het niet meer mogelijk. Daarom werkt het kabinet ook aan de stappen en strategie om dat verder te ontwikkelen en om juist, met een mooi Rotterdams woord, interdependencies te bevorderen.
De voorzitter:
Was u daarmee aan het einde gekomen van uw beantwoording?
Minister Karremans:
Ja, ik dacht dat dit wel mooi was zo.
De voorzitter:
Dat dacht mevrouw Kathmann niet, want die heeft nog een interruptie.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat dacht ik niet, hoewel ik het wel mooi vond. Ik heb nog één vraag. Het is in ieder geval mooi om te horen dat we eraan gaan werken dat er ook een soort afhankelijkheid tegenover moet staan. Maar de overheid kan ook een ongelofelijke rol spelen in het repareren van het dak als de zon schijnt. Dat zijn we een beetje vergeten. Als Trump nu spierballentaal uitslaat, zijn we toch een beetje angstig en denken we: wat zijn de gevolgen? Maar als we de afhankelijkheden nu gaan afbouwen, hoeven we elke keer ook minder te schrikken. De overheid kan daar een grote rol in spelen, bijvoorbeeld door ook te gaan communiceren op andere platforms dan die van big tech. Dan maak je de alternatieven gelijk groter. Je kan ook denken aan andere mailprogramma's. Dat hoeft niet gelijk voor de hele overheid te gebeuren, maar als je dat voor delen van de overheid doet, kan dat helpen om die alternatieven groot te maken. De vraag is eigenlijk: is de minister bereid om ook zulk soort stappen te zetten?
Minister Karremans:
Ik denk dat dat een vraag is voor de staatssecretaris Digitalisering, want die gaat over die overheidscommunicatie. Kijk, het kan natuurlijk een manier zijn. We werken natuurlijk ook aan alternatieven voor de cloud, zoals mevrouw Kathmann weet, die het kabinet er vaak toe heeft opgeroepen om dat te doen. Dus ja, dat zal ik even moeten bespreken met mijn collega, de staatssecretaris Digitalisering. Moet ik dan even verzoeken om 'm aan te houden? Is dat de goede term? Dan moeten we dat even ...
De voorzitter:
Het is een vraag, dus u kunt een toezegging doen.
Minister Karremans:
Ja, het was niet eens een motie; het is gewoon een vraag! Dan kom ik daar schriftelijk op terug. Zullen we dat doen?
De voorzitter:
De minister komt daar schriftelijk op terug.
Minister Karremans:
Ik dacht alweer aan moties, ja!
De voorzitter:
Ik dank de minister en de aanwezige leden voor hun bijdragen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat formele Telecomraad 6 juni 2025. Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd. Ik schors tot 19.00 uur voor de dinerpauze.
De vergadering wordt van 18.06 uur tot 19.00 uur geschorst.
Digitaliserende overheid
Digitaliserende overheid
Aan de orde is het tweeminutendebat Digitaliserende overheid (CD d.d. 23/04).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Digitaliserende overheid, met vier sprekers van de zijde van de Kamer. Ik heet van harte welkom de staatssecretaris. Ik wil het woord geven aan de heer Valize van de PVV voor zijn inbreng in de eerste termijn. U heeft het woord.
De heer Valize (PVV):
Voorzitter, dank voor het woord. In april hebben we met elkaar het hele debat gevoerd over de digitaliserende overheid, waarbij we het ook gehad hebben over de Bevoegdheidsverklaringsdienst, de BVD. Natuurlijk blijft de PVV groot voorstander van het behoud van het fysieke loket, maar dat terzijde. De bij het debat toegezegde separate brief hebben wij 16 mei jongstleden ontvangen, waarvoor dank. In deze brief wordt gesteld dat het aansluiten van de Bevoegdheidsverklaringsdienst op DigiD niet mogelijk is op de wijze die men daarvoor bedacht had en dat een noodzakelijke fundamentele wijziging aan DigiD, een authenticatiesysteem dat dus vraagt wie iemand is, terwijl de Bevoegdheidsverklaringsdienst als autorisatiedienst vraagt wat iemand mag, niet op korte termijn realiseerbaar is. Er wordt bezien of de Bevoegdheidsverklaringsdienst kan worden ontsloten op een manier dat er geen wijzigingen van DigiD nodig zijn, of slechts kleine veranderingen die wel mogelijk zijn. Graag horen wij wat hiervan de huidige status is. Op 22 juli werden we verrast door nog een technische storing, een storing waardoor het aantal aansluitingen beperkt werd. Had deze storing te maken met dit traject?
Hoe dan ook is het belangrijk om dit met gezwinde spoed op te pakken en daarbij een spreekwoordelijke stok achter de deur te houden, dus daartoe de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aansluiting van de bevoegdheidsverklaringsdienst (BVD) op DigiD een cruciaal onderdeel vormt in het mogelijk maken om vertegenwoordigers langs digitale weg zaken te laten doen voor een andere persoon die dit zelf niet kan of mag;
constaterende dat het beoogde doel om per 2025 het aansluitproces te verbeteren niet gehaald wordt;
overwegende dat verdere vertragingen zeer onwenselijk zijn;
verzoekt de regering om alles op alles te zetten om deze problematiek op te lossen vóór Q3 2026;
verzoekt de regering om daarbij het voorkeursscenario te hanteren om de BVD te laten ontsluiten op een manier zonder dat er wijzigingen van DigiD nodig zijn of slechts kleine veranderingen die wel mogelijk zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Valize.
Zij krijgt nr. 1387 (26643).
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Kathmann, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Zo'n 2,5 miljoen Nederlanders zijn niet digitaal vaardig. Terwijl Nederland razendsnel digitaliseert, laten we steeds meer mensen in de steek. De technocratische overheid stopt van alles weg achter schermen. GroenLinks-Partij van de Arbeid weet als geen ander hoe mensen worden buitengesloten. Eerder dit jaar was het weer raak: het Tijdelijk Noodfonds Energie was digitaal niet toegankelijk. Hoewel de Nationale ombudsman al jaren zegt dat dit mensen buitensluit, koos het kabinet ervoor om alsnog de ingewikkelde route te nemen: alles digitaal en met een DigiD. Het gevolg was pijnlijk. Er stonden rijen in de bibliotheken van mensen die niet hadden geslapen door problemen met de website en de hele nacht refreshen, of door problemen met DigiD. Mensen hadden geen idee of ze wel het geld kregen dat ze keihard nodig hebben. En toen, plotseling, was het geld alweer op. Het was gewoon een ratrace. De volgende keer mag dat niet gebeuren. Daarom de volgende motie, om voortaan een digitaal toegankelijk fonds te maken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nationale ombudsman keer op keer concludeert dat het Tijdelijk Noodfonds Energie niet digitaal toegankelijk is en dit in 2025 alweer het geval was;
van mening dat digitaal vaardig zijn of beschikken over de juiste apparaten nooit een randvoorwaarde mag zijn om noodzakelijke inkomenssteun aan te vragen;
verzoekt de regering om in het vervolg het Tijdelijk Noodfonds Energie of een mogelijk alternatief volledig digitaal toegankelijk te maken en deze te laten voldoen aan de toegankelijkheidseisen voor alle overheidsdiensten, zodat aanvragen ook zonder DigiD kunnen plaatsvinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann, Lahlah en Kröger.
Zij krijgt nr. 1388 (26643).
De heer Buijsse (VVD):
De vraag die dit oproept, heeft te maken met de verwarring die ik even heb over wat het doel is van dit fonds. Gaat het sec over het energiefonds of gaat het over de breedte van digitalisering en de toegang daartoe?
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Het doel van het fonds of het doel van de motie?
De heer Buijsse (VVD):
Het doel van het fonds dat u beschrijft.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Het doel van het Noodfonds Energie was — dat is gelukkig ook gelukt, want er zijn zeker ook groepen mensen bereikt — om mensen te compenseren die energiecompensatie nodig hebben voor hun te hoge energierekening. Wat er eigenlijk is gebeurd, is dat er een ratrace is georganiseerd in de zin van: we hebben zoveel geld en zoveel tijd; als er zoveel aanvragen zijn gehonoreerd, dan doen we lekker de luiken dicht. Er zijn heel veel Nederlanders geweest die dit geld keihard nodig hebben en die door problemen met DigiD letterlijk, en ik overdrijf niet, twee nachten niet hebben geslapen, omdat ze letterlijk jankend aan het refreshen waren en niet wisten waar ze aan toe waren.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb inderdaad ook kennisgenomen van de problematiek. Het is te betreuren dat het zo gelopen is, maar wat is dan het doel van de motie? Dat het beter moet, zal de staatssecretaris zo meteen wel beamen, verwacht ik. Maar wat wilt u precies bereiken?
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Het doel van de motie is dat als we zo'n fonds inrichten, de overheid zich er niet achter moet verschuilen dat het voor 51% in handen van partijen buiten de overheid was. Die goedbedoelende partijen hebben er dus alles aan gedaan om snel zo'n fonds op te tuigen. En "wij zijn maar voor 49% verantwoordelijk, dus zijn we ook niet verantwoordelijk voor die digitale wanhoop die is ontstaan". Dit is wel gewoon georganiseerd door de overheid. Zo'n volgend noodfonds moet volledig digitaal toegankelijk zijn. Problemen met DigiD kunnen nooit maar dan ook nooit een reden zijn voor mensen om in paniek te raken omdat ze daardoor geen toegang hebben tot het geld dat ze keihard nodig hebben. Want het allerergste is dat de mensen die zijn getroffen — nou, wat is daar nou precies mee aan de hand? — ook precies de mensen zijn die dit geld het aller-, allerhardst van iedereen nodig hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kathmann. We gaan luisteren naar de heer Six Dijkstra van de fractie van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Geen moties van mijn kant, maar het was weer even een tijd geleden dat wij dit commissiedebat gevoerd hebben, volgens mij bijna een halfjaar geleden inmiddels. Dat was nog met de vorige staatssecretaris van Digitalisering. Ik heb daarbij een toezegging gekregen. Die ging over het rapport van de Regeringscommissaris Informatiehuishouding, Dwars door de orde, een heel lijvig boekwerk, letterlijk een boek. Dat ging over alle problemen binnen de overheid waar men tegenaan loopt als het gaat om het delen, opslaan, bewaren van gegevens en alles wat daarbij komt kijken. Dat verdient een uitgebreide reactie en die heeft de vorige staatssecretaris ook toegezegd. Daarom zou ik nu graag een rappel willen doen bij deze staatssecretaris: gaat hij daar nog steeds mee aan de slag en wanneer kunnen wij dat verwachten? Op welke termijn komt hij met een daadwerkelijk uitgebreide reactie op basis van alle aanbevelingen die de regeringscommissaris heeft gedaan, zodat wij als Kamer daar ook verder mee aan de slag kunnen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer de heer Buijsse namens de fractie van de VVD.
De heer Buijsse (VVD):
Dank je wel, voorzitter. Inwoners en ondernemers verwachten dat hun gegevens veilig zijn en dat de vitale infrastructuur in Nederland 24/7 functioneert en ook zorgt dat het land draaiend blijft. Toch is de overheid bij de uitrol van cloud te afhankelijk geworden van de Amerikaanse techreuzen. De Algemene Rekenkamer was daar vernietigend over. De overheid heeft onvoldoende nagedacht over de risico's. Daarnaast loopt in de commissie Binnenlandse Zaken al langer het debat over de omvang en de effectiviteit van de rijksoverheid. Slimme inzet van AI kan bijdragen aan een kleinere en efficiëntere overheid met minder ambtenaren. Via een motie wil ik deze lijnen samenbrengen: een compacte, effectieve overheid die gebruikmaakt van technologie dicht bij huis, zodat risico's voor inwoners en ondernemers worden beperkt. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal rijksambtenaren volgens de Staat van de Uitvoering 2024 tussen 2017 en 2023 sterk groeide van 110.700 naar 147.900 en dat van afname momenteel geen sprake is;
overwegende dat artificiële intelligentie (AI) kan bijdragen aan een efficiëntere, kleinere overheid met minder ambtenaren, maar dat de AI-infrastructuur nu grotendeels afhankelijk is van niet-Europese bedrijven;
van mening dat de overheid bij AI niet dezelfde afhankelijkheid moet creëren als bij cloud;
verzoekt de regering AI in te zetten voor een kleinere en efficiënte overheid met minder ambtenaren, daarbij zo veel mogelijk te werken met Europese, bij voorkeur Nederlandse bedrijven en infrastructuur, en de Kamer hierover jaarlijks te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Buijsse.
Zij krijgt nr. 1389 (26643).
Dank u wel. Ik zie een interruptie van de heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik vond het een heel lang en heel goed verhaal van de heer Buijsse en er wordt heel veel bij gehaald. Maar uiteindelijk stelt zijn motie dat er ambtenaren weg moeten gaan door het gebruik van AI. Dat lijk ik tenminste te horen in zijn motie. Ik vind de doelstelling waar je dan naartoe werkt heel goed, maar dit vind ik wel grote stappen, snel thuis. Kan hij dit toelichten? Moet ik de motie inderdaad zo lezen of wordt de soep niet zo heet gegeten?
De heer Buijsse (VVD):
Sinds 2017 is er een toename van 57% bij beleidsmedewerkers binnen de rijksoverheid. Er is een toename van 53% bij het ondersteunend personeel. De groei is heel erg. Als deze groei zo doorgaat, zoals de cijfers tot nog toe laten zien — de officiële cijfers hebben we nog niet gehad — dan wordt het ook een keer onbetaalbaar. We hebben vanuit het voormalig kabinet de ambitie gesteld om dat af te vlakken. AI kan ons daarbij helpen. Maar het kan niet zo zijn dat we én doorgroeien in aantallen rijksambtenaren én AI gaan implementeren. Wat ons betreft gaan we de focus leggen op het gebruik van AI, maar met als doel om te gaan werken aan een compacte en efficiënte overheid.
Daarbij komt nog dat het reduceren van het aantal ambtenaren ook een prima businesscase kan zijn om te zorgen dat het betaald wordt. Je kunt vanuit het streven naar minder ambtenaren budget vrijmaken om te investeren in AI.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ja, tot slot. Ik wil dit even scherp hebben. Streeft u naar het reduceren van het aantal ambtenaren middels AI of het reduceren van de groei van het aantal ambtenaren middels AI? Dat maakt ook nog wel uit.
De heer Buijsse (VVD):
Ik streef ernaar dat we de dienstverlening van de overheid effectiever en efficiënter maken, maar ook aantrekkelijker voor inwoners en ondernemers. De uitrol van AI gaat de komende jaren een vlucht nemen. Het is een voordeel als we daarbij gaan focussen op de effectiviteit van de overheid in z'n geheel. Wij denken dat het aanzienlijk effectiever kan als het met minder ambtenaren gebeurt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Buijsse. Ik schors vijf minuten voor de appreciatie van de drie ingediende moties.
De vergadering wordt van 19.12 uur tot 19.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor de appreciatie van de drie ingediende moties.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Van Marum:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank voor de vragen en voor de inbreng. Het debat Digitaliserende overheid van april waar mijn tweeminutendebat over gaat, is natuurlijk door mijn voorganger gevoerd. Dat maakt het voor mij af en toe wat lastig om erop terug te blikken. Maar ook ik vind het belangrijk dat de overheid digitale technologie verantwoord inzet voor een goede dienstverlening en dat ze dat doet voor burgers en ondernemers. De NDS die door mijn voorganger geschreven is en die ik u vlak voor het zomerreces heb toegestuurd, zal daar ook aan bijdragen.
Dan zal ik nu overgaan tot de appreciatie van de moties en de beantwoording van eventuele vragen. Ik begin met de vraag van de heer Valize. "Wordt bezien of de bevoegdheidsverklaring kan worden ontsloten op een manier zonder dat er wijzigingen van DigiD nodig zijn, of met slechts kleine veranderingen die wel mogelijk zijn? Wat is de huidige status daarvan?" We hebben een manier gevonden om de bevoegdheidsverklaring ouderlijk gezag te ontsluiten met slechts beperkte benodigde wijzigingen in DigiD.
De BVD OG zal per 1 juli 2026 live gaan met een beperkt aantal dienstverleners. Op 1 januari 2026 zal de benodigde aanpassing van de DigiD technisch gerealiseerd zijn, zodat het testtraject van de volledige BVD OG gestart kan worden. Hiermee kunnen dan personen met het ouderlijk gezag over kinderen jonger dan 12 jaar namens het kind inloggen bij de aangesloten dienstverleners. Dit zijn een beperkt aantal zorginstellingen, die een aansluiting hebben op de ToegangVerleningService (TVS). Op 1 januari 2027 gaat de BVD OG volledig live voor dienstverleners die zijn aangesloten op de TVS. Hiervoor zijn DigiD-wijzigingen nodig.