Plenair verslag Tweede Kamer, 56e vergadering
Dinsdag 26 maart 2024

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    21:27 uur
  • Status
    Ongecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Martin Bosma

Aanwezig zijn 146 leden der Kamer, te weten:

Aardema, Aartsen, Agema, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Bikker, Blaauw, Bontenbal, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Brekelmans, Bromet, Bruyning, Van der Burg, Bushoff, Ceder, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faber-van de Klashorst, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Van Haasen, Heinen, Helder, Hermans, Hertzberger, Heutink, Van Hijum, Van den Hil, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kamminga, Kathmann, Keijzer, Van Kent, Kisteman, Klaver, Koekkoek, Kops, De Kort, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Maatoug, Madlener, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Van Oostenbruggen, Ouwehand, Palmen, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Ram, De Roon, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Thijssen, Timmermans, Tseggai, Tuinman, Uitermark, Valize, Vedder, Van der Velde, Veldkamp, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van der Wal, Welzijn, Westerveld, White, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten en Zeedijk,

en mevrouw Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, mevrouw Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris Cultuur en Media, de heer Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat, de heer De Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Ollongren, minister van Defensie, en mevrouw Van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof.

De voorzitter:
Ik open de vergadering.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.


Vragen Van Zanten

Vragen van het lid Van Zanten aan de staatssecretaris Cultuur en Media over het steeds verder oplaaiende antisemitisme in de cultuursector.

De voorzitter:
Aan de orde is het vragenuurtje. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het is fijn u hier weer te zien. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van Zanten van de fractie van BBB, die een aantal vragen heeft aan de staatssecretaris. Het woord is aan haar.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
Voorzitter. Afgelopen zondag werd een concert van de 74-jarige zangeres Lenny Kuhr bruut verstoord door pro-Palestijnse relschoppers. Ze scholden haar onder andere uit voor terrorist, beschuldigden haar van genocide, schreeuwden antisemitische leuzen en zwaaiden met Palestijnse vlaggen in het rond. Een dag later bleek dat de kaartverkoop van haar volgende concert was stopgezet wegens terechte angst voor nieuwe verstoringen en wellicht erger. Eveneens zondag blokkeerden pro-Palestijnse demonstranten met veel vertoon de ingangen van filmhuis Lumière in Maastricht, waar een Israëlische film zou worden vertoond. Ook werd er dit weekend wereldwijd opgeroepen tot een boycot van de nieuwe James Bond-film, mocht de Brits-Joodse acteur Aaron Taylor-Johnson hierin de hoofdrol krijgen. Kortgeleden hadden we natuurlijk ook al de vreselijke acties bij de opening van het Holocaustmuseum.

Deze gebeurtenissen zijn exemplarisch voor de oplaaiende Jodenhaat, die dus ook de cultuursector en onze theaters binnenkomt. Wat BBB betreft is dit absoluut onaanvaardbaar. Het podium mag Joodse artiesten nooit worden afgepakt. Ook het publiek heeft het recht om veilig en ongestoord te genieten van een voorstelling of concert. Kunstenaars moeten vrij en zonder angst op het podium kunnen staan. Is de staatssecretaris dit met BBB eens? Zo ja, hoe gaat zij dit samen met de minister van JenV bewerkstelligen?

Voorzitter. Is de staatssecretaris ook al in gesprek met de culturele sector? Wat zegt de sector hierover? In 2011 kwam de cultuursector met de Mars der Beschaving tegen de plannen van het kabinet. Waar is de Mars der Beschaving nu, de schreeuw tegen Jodenhaat? Heeft de staatssecretaris signalen uit de sector ontvangen dat men nu een dergelijk initiatief tegen Jodenhaat wil oppakken? Wat gaat de staatssecretaris precies doen?

Voorzitter. Wij maken ons ongelofelijk veel zorgen over de herdenking op 4 mei. De burgemeester van Amsterdam zegt dat ze aan demonstraties grenzen kan stellen, maar mensen niet kan dwingen hun mond te houden. Hoe kan de veiligheid van de bezoekers van de herdenkingen in het hele land worden gegarandeerd? Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de herdenkingen rustig en respectvol verlopen? Als we dit in Amsterdam overlaten aan de driehoek, is er straks mogelijk weer op 50 meter afstand antisemitisch geschreeuw en geblèr te horen. Wanneer komt het kabinet gezamenlijk in actie tegen Jodenhaat? Onlangs nam de Kamer een motie aan die het mogelijk maakt op te treden tegen de omstreden leus "From the river to the sea". Wanneer wordt deze motie ten uitvoer gebracht? Kan de staatssecretaris gezien de urgentie deze kwesties komende donderdag bespreken in de ministerraad?

Tot zover.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen met de eerste vraag van mevrouw Van Zanten, namelijk of het kabinet net als zij van mening is dat Joodse artiesten ongestoord en veilig moeten kunnen optreden. Ik denk dat we dat in algemene zin zouden moeten laten gelden voor alle artiesten die optreden, al het publiek en op allerlei plekken. Die vraag kan ik volmondig en volhartig met ja beantwoorden. Uiteindelijk is dat wat cultuur zou moeten zijn, namelijk een open plek waar je met elkaar de discussie kunt voeren op een veilige en verantwoorde wijze. Daarin vinden we elkaar.

Haar volgende vraag was of wij in gesprek zijn met de sector, gezien de huidige ontwikkelingen. Dat zijn we op dit moment. We hebben zowel gesprekken met de Museumvereniging als met de koepelorganisatie VSCD, om met hen te kijken hoe je ervoor zorgt dat er een veilige omgeving is waarin je die cultuuruiting en cultuurbeoefening kunt invullen. Of dat leidt tot een protestmars, is een vraag die ik zelf niet heb gesteld. Ik heb ook nog niet uit de sector gehoord dat ze daarmee bezig zijn. Dat lijkt me ook aan de sector zelf. Het lijkt me een beetje vreemd als ik daar als staatssecretaris invulling aan zou kunnen geven. Daar zijn mij nog geen geluiden over bekend.

De laatste vraag die mevrouw Van Zanten stelde, was hoe wij in de volle breedte gaan zorgen voor een veilige omgeving bij bijvoorbeeld de viering van 4 mei. Die vraag ligt eigenlijk niet bij mij, maar bij zowel mijn collega's van VWS, die verantwoordelijk zijn voor het herdenken, als de collega's van JenV, waar het gaat over de openbare orde. Het lijkt mij wat vreemd om als staatssecretaris van OCW deze vraag te beantwoorden, maar ik wil u wel toezeggen dat ik dit aanstaande donderdag in de ministerraad zal bespreken.

Tot zover, voorzitter.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
Mijn vraag aan de staatssecretaris was ook of zij dit gezien de urgentie in de ministerraad kan bespreken. Ik ben blij te horen dat zij daartoe bereid is. Ik wilde aan de staatssecretaris nog het volgende vragen. We zien op dit moment zo ongelofelijk veel oplaaiend antisemitisme in onze samenleving; nu dus ook in die cultuursector. Wat kan er vanuit het ministerie worden gedaan?

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Mevrouw Van Zanten stelt terecht dat we in toenemende mate allerlei emoties in de samenleving zien. Het is een feit dat de cultuursector nou eenmaal een open sector is en juist ook een plek waar we de maatschappelijke discussie vaak mede met elkaar voeren. Dan is het ook niet vreemd dat we dingen die we in de maatschappij zien, ook terugzien in de culturele sector. De culturele sector is een plek die we ook graag open en toegankelijk willen houden. Op die manier zorgen we er voor dat datgene wat daar gebeurt zo breed mogelijk verder gebracht wordt en dat dat de dialoog mede kan voeden. Dat maakt ook dat het niet mogelijk is om dit soort incidenten te voorkomen.

De koepelorganisatie VSCD heeft om die reden dan ook, bijvoorbeeld met de theaters, een beleidslijn afgesproken over hoe we hiermee omgaan. Ik constateer dat die beleidslijn afgelopen zondag gelukkig ook gewerkt heeft. De beleidslijn is dat er op zo'n moment ingegrepen wordt, dat er geprobeerd wordt te voorkomen dat het optreden niet meer door kan gaan. Er wordt dus zo snel mogelijk ingegrepen, zodat het optreden door kan gaan. Daarna is er ook aangifte gedaan en dan is het aan het Openbaar Ministerie om daar een vervolg aan te geven. Ik denk dat dat ook goed is, want op die manier zorgen we ervoor dat het uitdragen van cultuur en de cultuurbeoefening voort kunnen blijven gaan. Tegelijkertijd denk ik wel — u zei dat ook in uw eigen inleiding — dat we dit soort antisemitisme, want dat is het in dit geval nadrukkelijk, te allen tijde moeten veroordelen. Dit zou geen plek mogen hebben in onze theaters.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik vraag me af of de staatssecretaris kan zeggen of de sector iets gaat doen aan de beveiliging. Zijn er gesprekken over het opschroeven van de beveiliging bij optredens van joodse artiesten?

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Uiteindelijk is het aan elk theater en elke instelling zelf om te kijken wat nodig is om daar op een goede wijze invulling aan te geven. Ik kan me voorstellen dat er op dit moment op verschillende plekken inderdaad aanvullende beveiliging is. Ik ben zelf ook weleens bij een bijeenkomst geweest waar om die reden aanvullende beveiliging was. Ik denk dat dat goed is. Tegelijkertijd is het natuurlijk ongelofelijk zonde dat dat nodig is. Je zou eigenlijk willen dat we in Nederland in een samenleving wonen waarin culturele uitingen gewoon plaats kunnen vinden zonder dat soort verstoringen. De keuze die het theater in Stadskanaal nu heeft gemaakt om de kaartverkoop stil te leggen, is eigenlijk buitengewoon triest, omdat iemand daarmee de mogelijkheid ontnomen wordt om succesvol culturele activiteiten uit te dragen, enkel en alleen omdat die persoon joods is. Dat zou in Nederland geen plek mogen hebben.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
Als laatste wil ik de staatssecretaris toch nog eenmaal vragen of zij het kabinet ertoe wil oproepen om hier gezamenlijk een statement in te maken en hier hard tegen op te staan. De 30.000 à 40.000 joden die we in Nederland hebben, voelen zich hier echt niet meer veilig. Ze worden nu op elke plek bedreigd, zelfs in het theater. Dat kan gewoon niet. Ik hoop dat de staatssecretaris hier samen met het kabinet echt een vuist tegen wil maken en dat ze het niet alleen bij woorden laat, maar die ook gaat omzetten in daden.

Dank u wel.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Ik heb al aangegeven dat ik de zorgen zal overbrengen aan het kabinet en dat ik ze zal bespreken aanstaande donderdag.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het is een schande, een grote schande, wat hier gebeurd is: dat iemand die in het theater staat en het goede en schone van de kunst naar voren brengt, op haar joods zijn wordt aangesproken. De historicus professor Bart Wallet zei niet voor niks: hier is een wissel omgegaan. Dat heeft ons allemaal zeer waakzaam te maken. Dat maakt dat ik met enorme emotie spreek, want ik vind het echt onbestaanbaar dat de kaartverkoop in Stadskanaal nu stilligt en dat we ons hart vasthouden voor wat er kan gebeuren als een joodse Nederlander ergens optreedt. Daarom vraag ik aan het kabinet: alsjeblieft, spreek je snoeihard uit tegen dit antisemitisme; alsjeblieft, spreek je snoeihard uit tegen iedereen die zichzelf tot demonstrant verklaart. Dat ben je namelijk niet. Dit zijn antisemitische leuzen. Dit zijn geen demonstranten. Dit kan geen plaats hebben in onze culturele sector.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Ik heb net al aangegeven dat de actie die hier plaatsgevonden heeft, het aanspreken van Lenny Kuhr op haar joods zijn, volgens mij gewoon een vorm van antisemitisme is. Daarmee bestaat het gevaar dat je mogelijkheid om op te treden wordt belemmerd, enkel en alleen omdat je joods bent. We zien nu in Stadskanaal dat daar sprake van is. Dat is, denk ik, een buitengewoon trieste zaak. Geen enkele vorm van discriminatie of racisme heeft een plek in het theater, per definitie niet. Tegelijkertijd is de culturele sector, net als de maatschappij, een plek waar je met elkaar in debat kan gaan en misschien ook wel moet gaan om allerlei standpunten met elkaar te delen. De vraag is wel of deze vorm van onrust en optreden deze dialoog verder brengt. Ik denk dat we kunnen zien dat dat niet zo is. Ik denk ook dat je om die reden dit soort vormen van actie niet zou moeten willen, maar het feit dat zij enkel en alleen is aangesproken op haar joods zijn, waarmee haar kansen belemmerd zijn op het als kunstenaar succesvol uiting geven aan haar cultuuruitingen, is een vorm van antisemitisme en is om die reden verwerpelijk.

De voorzitter:
U heeft 30 seconden, mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik mis de complete culturele sector op dit moment. Ik vind het angstaanjagend stil. Waarom staan zij niet allemaal op om te zeggen: Joodse Nederlanders mogen hier optreden en wij zullen staan voor hun veiligheid? Ik hoor alleen het Joods Cultureel Kwartier. Ik vind echt dat de staatssecretaris deze sector kan opporren tot moed, tot het zoeken van het ware, het goede en het schone. Alsjeblieft, zeg ik ook tegen de culturele sector, kom op, sta nu voor je artiesten. Dit is je kans.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Ik denk dat het uiteindelijk aan de culture sector zelf is om te bepalen om dat te doen. Ik denk dat het ook een veel krachtiger signaal is als ze dat uit zichzelf doen dan als ik daartoe zou oproepen. Ik heb al aangegeven dat dit voor mij een vorm van antisemitisme is die we in Nederland niet zouden moeten willen hebben. Dat geldt trouwens voor elke vorm van racisme en elke vorm waarin individuen worden aangesproken op iets collectiefs wat achter hen staat. Dat heeft geen plek, niet in onze samenleving en niet in onze culturele sector. Ik zal er altijd voor blijven waken dat we voor onze kunstenaars blijven staan, zodat zij hun kunstbeoefening kunnen uiten.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben gewoon verbijsterd door de slappe hap die hier uitgedragen wordt. We weten allemaal wat er is gebeurd tijdens de Holocaust. We weten allemaal hoe dat is ontstaan: door het uitsluiten en uitschelden van joden. Dat was nog het minste wat er gebeurde. Ik hoor de staatssecretaris hier zeggen: "een trieste zaak", "deze vorm van onrust brengt de dialoog niet verder", "dit zouden we niet moeten willen" en "de cultuursector moet het zelf doen". Er wordt gesproken over "demonstranten", over "abjecte woorden". Het zou niet mogelijk zijn om incidenten te voorkomen. Weten we wat er gebeurd is in de jaren dertig en veertig en wat daaraan ten grondslag lag? Waarom spreekt het kabinet zich niet kei-en keihard uit tegen deze Jodenhaat? Waarom gebeurt dat niet? Waarom deze slappe woorden in deze zaal?

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Ik spreek hier in mijn rol als staatssecretaris van OCW. In het debat dat ik net had met mevrouw Van Zanten heb ik ook aangegeven dat ik de zorgen en opmerkingen van de Kamer meeneem naar het kabinet aanstaande donderdag. Dat is volgens mij de plek waar eerst de discussie moet plaatsvinden voordat ik namens het kabinet kan spreken. Het zou buitengewoon raar zijn als ik dat hier nu namens iedereen zou doen. Ik heb u aangegeven hoe ik kijk naar antisemitisme in de culturele sector. Er is geen plaats in de culturele sector voor antisemitisme, net zomin als er plaats is voor welke andere vorm van uitsluiting dan ook. Daar zal ik mij hard voor blijven maken.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
En dan erachteraan weer zeggen "elke vorm van uitsluiting". Dit is gewoon Jodenhaat. Dit is gewoon pure, pure Jodenhaat. En het gaat steeds verder. Natuurlijk kan de staatssecretaris zich uitspreken over deze vorm van onrust, zoals de staatssecretaris het noemt. Natuurlijk kan dat. Er zijn gewoon tienduizenden Joodse mensen in Nederland die bang zijn om hun kinderen naar school te doen, om op straat te komen. Daar moet kei- en keihard tegen worden opgetreden en daar moet men zich keihard tegen uitspreken. Weg met die slappe hap!

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Nogmaals, u noemt nu een aantal voorbeelden die buiten mijn portefeuille liggen. Het zou raar zijn als ik daar nu allerlei vergaande uitspraken over zou doen. Nogmaals, ik neem het mee richting de bespreking in de ministerraad. Waarom geef ik aan dat er naast antisemitisme andere vormen van uitsluiting zijn? Als er één les is die ik in ieder geval heb geleerd van de geschiedenis van de Holocaust, is het dat we individuen nooit moeten aanspreken op het collectief dat erachter staat en dat we iedereen moeten blijven benaderen als mens. Dat geldt voor elke vorm van religie en elke vorm van overtuiging. Dat geldt dus nadrukkelijk voor joden, maar het geldt ook voor andere vormen van uitsluiting en discriminatie.

De heer Eerdmans (JA21):
Het gaat nu een beetje van kwaad naar erger, heel eerlijk gezegd. Dit is natuurlijk een collectieve uiting van een aantal mensen waar de totale joodse gemeenschap enorm veel last van heeft. Als er iets is waar de joodse gemeenschap in deze tijd behoefte aan heeft, dan is het een duidelijk collectief antwoord van een regering die dit afwijst, hiertegen optreedt en namens het hele kabinet via een statement zegt: wij willen dit gewoon niet meer hebben in Nederland. Ik wou zeggen: is er al een bos bloemen naar Lenny Kuhr gegaan? Ik vind haar manier van reageren en de manier waarop zij doorgaat en zich niet laat kennen namelijk ongelofelijk moedig. Ik denk dat de staatssecretaris daar best een voorbeeld aan zou kunnen nemen. Volgens mij zei Lenny Kuhr vandaag in een artikel in De Telegraaf: het gaat niet meer alleen om artiesten van joodse komaf, maar het gaat om het algemene beeld. Kunnen we nog wel zeggen wat we willen in de theaters? Is de staatssecretaris het met JA21 eens dat het een punt wordt van vrijheid van meningsuiting, breed? En dan met name hierop geënt, maar … Ziet u dat als een zorgelijke trend? Mensen durven niet meer op te treden en te zeggen wat ze willen.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Ik kan dat volmondig met ja beantwoorden. Het is inderdaad zo dat de discussie in de maatschappij, waarbij het soms lijkt dat alles zwart-wit geworden is, maakt dat mensen angstig geworden zijn om zich te uiten. Dat zou ongelofelijk doodzonde zijn, want daarmee haal je volgens mij een belangrijke bodem onder de functie van de cultuur vandaan. Cultuur zou bij uitstek de plek moeten zijn waar discussie en debat aangejaagd moeten kunnen worden. Dat betekent ook dat daar af en toe dingen gezegd moeten worden die een beetje schuren, maar dat mag er nooit toe leiden dat mensen als gevolg daarvan niet meer in staat zijn om hun culturele uitingen uit te dragen en verder te brengen. Dat zou juist bij uitstek iets moeten zijn waarom wij de culturele sector zouden moeten beschermen, zodat men die positie kan pakken. Daar ben ik het dus volledig met u eens.

De heer Eerdmans (JA21):
Dat is prima. Dit is een antwoord op een vraag die alle fracties, denk ik, hebben. Maar zet u dat vandaag nou ook om in een statement, waar eerder om werd gevraagd? Daar hoef je toch echt niet het kabinet voor bij elkaar te roepen, jongens? Dat kunt u toch vandaag doen? U bent toch in charge? U bent hier toch namens het kabinet de woordvoerder van? Zet wat u net zei dus samen met de theatersector om in een duidelijk statement: dat u paal en perk stelt, dat u staat voor de vrijheid van meningsuiting in onze theaters en dat er nooit meer een kaartstop mag plaatsvinden of artiesten onderbroken of van het podium weggehaald mogen worden omdat ze onder druk staan. Dat mogen we toch gewoon niet accepteren? Zou u dat willen doen vandaag?

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Ik geef u aan dat ik vind, vanuit mijn rol en mijn verantwoordelijkheid als staatssecretaris van OCW, dat de discussies die wij in de maatschappij voeren ook een plek moeten kunnen krijgen in het theater en dat daar antisemitisme of andere vormen van racisme en uitsluiting geen plek hebben, in welke vorm dan ook. Op die manier ondermijnen we namelijk het debat en de functie van cultuur en dat zouden we niet moeten willen.

U vraagt mij daarnaast om allerlei statements te maken over de effecten die dat heeft voor de openbare orde of op scholen. Mijn collega's hebben daar, volgens mij in deze zaal, meerdere malen statements over uitgebracht. Mevrouw Van Zanten heeft mij net de vraag gesteld of ik dit signaal nadrukkelijk wil meenemen en of ik daar aanstaande donderdag namens het kabinet een uitspraak over wil doen. Ik heb u net toegezegd dat ik die signalen mee zal nemen en dat ik daar aanstaande donderdag in het kabinet over zal spreken.

De heer Ergin (DENK):
Afgezien van het feit dat er op dit moment aangifte is gedaan vanwege smaad en laster en dat het me goed lijkt om de resultaten daarvan af te wachten, en los van het feit of hetgeen er in Waalwijk is gebeurd onsmakelijk is of niet, hoor ik de minister vandaag spreken over antisemitisme. Ik las eergisteren op X dat de minister van Justitie en Veiligheid het ook over antisemitisme had. Ik zou graag aan de staatssecretaris willen vragen op basis waarvan de regering tot de conclusie is gekomen dat hier sprake is van antisemitisme.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
De belangrijkste reden voor ons om in dit geval te spreken over antisemitisme is omdat het kunstenaarschap van Lenny Kuhr belemmerd wordt door het feit dat ze joods is. Het feit dat ze joods is, is namelijk voor sommige theaters een reden om de kaartverkoop stil te leggen. Het feit dat ze joods is, zou voor sommige theaters in principe een reden kunnen zijn om haar niet meer te boeken. Daarmee is haar joods zijn een belemmering geworden voor het kunnen zijn van een kunstenaar. Dat is als gevolg van deze acties het resultaat. Dat is een vorm van antisemitisme.

De heer Ergin (DENK):
Nogmaals, los van het feit of hetgeen in Waalwijk heeft plaatsgevonden onsmakelijk is of niet, hoor ik aan de beantwoording van de staatssecretaris niet heel duidelijk op basis van welke uitspraken er dan sprake geweest zou zijn van antisemitisme. Ik hoor de staatssecretaris ook zeggen: ik ga hierover donderdag met het kabinet het gesprek aan. Ik hoop dat zij daarin meeneemt dat er in dit land demonstranten, activisten die opkomen voor de rechten van de Palestijnen, te pas en te onpas worden weggezet als antisemieten. Ik zou de regering en de staatssecretaris willen oproepen om daarmee op te houden.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Volgens mij heb ik niet de uitspraak gedaan dat alle kritiek op Israël per definitie antisemitisme is, want dat is niet zo. Je kunt volgens mij een bestrijder van antisemitisme zijn en tegelijkertijd kritiek hebben op een staat. Dat hoeft niet zoveel met elkaar te maken te hebben, dat kan prima los van elkaar bestaan. Ik constateer dat in dit geval een artiest die niet met politieke uitingen bezig was maar met het zingen van liedjes, is aangesproken en geïntimideerd op haar joods zijn. Dat heeft ertoe geleid dat haar positie als joodse artiest het moeilijker maakt om haar rol als artiest te kunnen vervullen. Daarmee is dit incident een vorm van antisemitisme.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Ik ben blij dat de staatssecretaris erkent dat het antisemitisme is. Dat is één ding gewonnen, maar een stap verder komen we hier niet, zo lijkt het. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Bikker dat er een krachtige vuist vanuit de culturele sector moet komen. Ik hoop ook echt dat de staatssecretaris dit oppakt, maar ik hoor van haarzelf niet heel veel actie. U zegt: het is een debatomgeving; we moeten die vrijheid met elkaar koesteren. Maar u bent er ook om de culturele sector te beschermen. Afgezien van de beveiliging zou ik u willen vragen wat u concreet wil gaan doen om de sector te beschermen. Daar hoor ik u bitter, bitter, bitter weinig over.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
De vraag is even wat u precies verwacht dat ik dan zou kunnen gaan doen. Op het moment dat ik om dit soort redenen theaters verder zou afschermen, ontneem ik daarmee voor een deel de toegang tot cultuur. Cultuur is bij uitstek een plek die een open onderdeel van onze samenleving is waar mensen elkaar moeten kunnen ontmoeten en waar mensen met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Dat dat in dit geval niet gebeurd is, delen we met z'n allen, maar het dichtgooien of beschermen van het theater is niet het antwoord.

Het antwoord is volgens mij dat we met elkaar moeten aangeven dat hier grenzen overschreden zijn. De sector heeft beleidslijnen gehanteerd over hoe om te gaan met dit soort incidenten. Een van de dingen daarin is dat je probeert om het incident zo snel mogelijk uit het theater te halen, zodat de voorstelling, het concert of wat er dan ook is kan doorgaan. Ik denk dat dit belangrijk is, omdat je er daarmee voor zorgt dat het niet leidt tot het intrekken of het stopzetten van culturele uitingen. Daarna wordt er aangifte gedaan en is het aan het Openbaar Ministerie om daar vervolg aan te geven. Mijn rol is hier volgens mij om aan te geven dat dit voor ons niet acceptabel is, dat wij het open cultuurbeleid graag overeind willen houden en dat daarin geen plek is voor antisemitisme, net zoals daar geen plek voor is in de gehele samenleving.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
De staatssecretaris blijft hangen in de constatering dat ze het niet acceptabel vindt, maar dat stapje extra hoor ik niet. Nogmaals, bent u bereid om de culturele sector te beschermen of kunt u dat niet? Daar zit de volgende vraag natuurlijk aan vast: hoe kunnen we u helpen om wel dat extra stapje te zetten?

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Mensen beschermen tegen antisemitisme zit volgens mij gewoon in ons strafrecht. Dat is ook de reden waarom het belangrijk is dat er na dit soort incidenten ook aangifte gedaan kan worden, zodat het Openbaar Ministerie daarna zijn taak kan vervullen en de maatregelen kan nemen die nodig zijn. Dat geldt voor Joden in het algemeen, maar ook voor Joodse artiesten in het theater. Op die manier beschermen wij mensen tegen uitsluiting en antisemitisme. Dat geldt net zo hard in het theater als in de samenleving als geheel.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Een individuele kunstenaar is aangevallen vanwege haar Joodse identiteit. Dat mag en kan absoluut niet, want individuele Joodse mensen mogen nooit verantwoordelijk worden gehouden voor de misdaden van de Israëlische regering. Deze actie wijzen we ook ten sterkste af. De actie leidt ook af van de inzet van al die joods-islamitische organisaties en dialooggroepen voor een vreedzame dialoog. Mijn vraag is juist nu: hoe gaat het kabinet deze organisaties versterken en meer in hun kracht zetten? Want dat is nu heel hard nodig.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Ik kan het alleen maar met u eens zijn dat het afleidt van het voeren van de goede dialoog. In de cultuursector hebben we om die reden binnen de BIS, de basisinfrastructuur, instrumenten om de dialoog goed te kunnen voeren. Daar vindt die dialoog voor groot deel plaats en daar zullen we natuurlijk ook de komende tijd met elkaar proberen die dialoog op een zo goed mogelijke wijze invulling te geven.

De heer Flach (SGP):
De verschrikkelijke gruwelen die hebben plaatsgevonden in de jaren dertig en veertig tegen Joodse Nederlanders, zijn niet in één dag ontstaan. Daar is een heel lang proces, van jaren, aan voorafgegaan van intimidatie en uitsluiting. We hebben terecht gezegd: dit willen we nooit meer. Dat vraagt ook om op de juiste momenten in de geschiedenis op te staan, dat vraagt om leiderschap. En dit is zo'n moment. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij hier vanmiddag in deze zaal wil uitspreken dat zij er alles aan zal doen, dat het kabinet er alles aan zal doen, om te zorgen dat Joodse Nederlanders dezelfde ruimte, toegang tot de publieke ruimte en alles wat daarmee samenhangt, blijven behouden als alle Nederlanders.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Het antwoord daarop is ja. Dat heb ik volgens mij net al aangegeven. Zoals overal in Nederland geldt, geldt ook in de culturele sector dat er geen plaats zou mogen zijn voor antisemitisme en dat daar ook tegen opgetreden moet worden. Daarom is antisemitisme ook strafbaar in de wet. Daarom is het zo belangrijk dat er in dit geval aangifte gedaan is, zodat het Openbaar Ministerie zijn werk kan doen. Want u heeft volledig gelijk. Ik denk dat de koning dat terecht bij de opening van het Holocaustmuseum zei. De weg naar Sobibor is natuurlijk begonnen bij het eerste bordje in het Vondelpark. Ik denk dat het goed is dat we bij dat eerste bordje ons protest laten horen.

De heer Flach (SGP):
Ik ben blij met deze ondubbelzinnige toezegging, want eerder kwam de staatssecretaris nog niet verder dan: ik ben in gesprek met sector en ik ga het in de ministerraad bespreken. Ik wil daar dan de vraag aan koppelen om vanuit de ministerraad met een krachtig signaal te komen, aanstaande vrijdag, om dit voor eens en voor altijd duidelijk te maken aan de hele Nederlandse samenleving.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Volgens mij heb ik nu inmiddels vier keer toegezegd dat ik het aanstaande donderdag in de ministerraad zal bespreken.

Mevrouw Van der Velde (PVV):
Wat mij betreft heeft de staatssecretaris wel een kilo boter op haar hoofd. Het gaat normaal altijd over opkomen voor minderheden et cetera, et cetera, maar dan alleen bij selectieve groepjes. Nu staat onze Joods-Nederlandse samenleving onder druk, onder andere dus in de cultuursector, maar die cultuursector loopt gewoon vooruit op de rest van Nederland. Ik hoor de staatssecretaris zeggen "in debat gaan". Ik hoor de staatssecretaris zeggen "emoties in de samenleving" en dat alle artiesten natuurlijk veilig moeten kunnen doen wat ze doen. Leidt dat niet af van de discussie, mevrouw de staatssecretaris, vraag ik mij af. Want als u dat zo zegt, kijkt u er dan ook naar of het niet ook een groter maatschappelijk probleem is dan alleen maar in deze culturele sector, want dat is natuurlijk wel de spiegel van de Nederlandse cultuur?

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
U heeft hartstikke gelijk als u zegt dat de culturele sector de spiegel van de samenleving is en dat we de trends die we in de samenleving zien ook terugvinden in de cultuur. Ik denk dat cultuur bij uitstek een plek kan zijn, doordat je in aanraking, in contact komt andere ideeën en andere gedachten, om dat begrip over en weer te kunnen vergroten. Dat is ook een belangrijke manier om inderdaad bijvoorbeeld racisme en antisemitisme te bestrijden, omdat je daarmee inzicht krijgt in hoe de ander leeft en wat de waarden voor de ander zijn. Dat is denk ik ook een van de belangrijke dragers van het diversiteits- en inclusiebeleid dat er in de cultuursector zit. Tegelijkertijd heeft uw Kamer ook een motie aangenomen waarin u juist heeft aangegeven dat u dat diversiteits- en inclusiebeleid in ieder geval een minder hoge prioriteit zou willen geven. Ik denk dat dit bij uitstek een voorbeeld is van waarom het zo belangrijk is om minderheden nadrukkelijk aandacht en een plek te geven in de culturele sector, om die diversiteit daadwerkelijk verder te kunnen brengen.

De heer Boswijk (CDA):
Ik was niet van plan om hier een vraag te stellen — ik kwam eigenlijk voor het onderwerp hierna — maar mijn oren beginnen toch een beetje te klapperen als ik dit gesprek zo hoor. Er zijn onderwerpen waarbij geen enkele ruimte voor debat is, zoals antisemitisme. Het moet gewoon overduidelijk zijn dat daar nooit ruimte voor moet zijn. Ik hoor de staatssecretaris meerdere keren spreken over incidenten. Was het maar een incident. We zien namelijk gewoon een trend. We zien het continu opkomen, het antisemitisme. Ik hoor de staatssecretaris ook zeggen: we moeten het nog in de ministerraad bespreken. Ook het CDA zit in de coalitie. Ik kan u vertellen dat hier vanuit het CDA geen overleg over hoeft plaats te vinden. Dit mag meteen veroordeeld worden. Net zo erg als het antisemitisme zelf is de oorverdovende stilte vanuit de culturele sector. Daarom nogmaals deze oproep aan u, staatssecretaris. U hoeft hier niet over te overleggen. Maak het harde statement richting de culturele sector: sta naast je Joodse medemens, want dit kunnen we niet accepteren, en wacht hier geen moment mee.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Volgens mij heb ik het inmiddels een aantal malen aangegeven, maar laat ik het dan nog maar een keertje nadrukkelijk zeggen: wat mij betreft is er geen enkele ruimte voor antisemitisme in de culturele sector. Dat geldt niet alleen voor de culturele sector. Dat zou moeten gelden voor de hele samenleving. De vraag die hier net gesteld werd door mevrouw Van Zanten is of ik dit mee zou willen nemen naar de ministerraad aanstaande donderdag om met elkaar te kijken hoe we in de volle breedte van de samenleving een statement kunnen maken. Daar zitten ook aspecten bij die gaan over openbare orde, onderwijs en de omgang in de gezondheidszorg. Dit speelt in alle lagen van de samenleving. Ik heb inmiddels toegezegd dat ik dat aanstaande donderdag meeneem naar de ministerraad. Als u zegt dat het CDA-smaldeel daar volmondig in zal zijn, dan denk ik dat er een krachtig signaal zal komen aanstaande donderdag.

Maar het lijkt mij wat raar om hier op basis van een mondelinge vraag over de culturele sector over de volle breedte uitspraken te doen. Waarom we hier vandaag met elkaar het debat voeren, is dat de openheid van de culturele sector maakt dat het antisemitisme dat in de samenleving als geheel plaatsvindt, ook zichtbaarder is in de culturele sector. Daarmee is wat daar plaatsvindt transparant en zichtbaar voor iedereen. Dat is een signaal. Dat is volgens mij de spiegel waar een aantal van uw collega's op gewezen heeft, die ook de rol is van de culturele sector. Daarom is het zo ongelofelijk belangrijk dat we in deze samenleving een culturele sector hebben die ons die spiegel af en toe voorhoudt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Als mensen belaagd of geïntimideerd worden omdat ze Joods zijn, dan is dat een vorm van antisemitisme. Dat is wat anders dan kritiek hebben op het beleid van een regering. Maar dit brengt ook culturele instellingen in een dilemma, want podia moeten garant staan voor de veiligheid van hun artiesten en hun bezoekers. Ze moeten soms misschien beveiligers inhuren of andere maatregelen nemen. Wat kan de staatssecretaris doen om deze podia te helpen? Dan heb ik het ook over de kleinere podia. Want stoppen met kaartverkoop, bijvoorbeeld, kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Mevrouw Westerveld heeft er natuurlijk volledig gelijk in dat dat nu gaande is en dat we dat pad niet op zouden moeten willen gaan, maar dat we dat eigenlijk zouden moeten willen voorkomen. Dat kun je niet voorkomen in een open sector als de culturele sector. Dat is een van de dingen die we op dit moment met de sector bespreken. We zijn op dit moment ook met de sector in gesprek om te kijken welke gevolgen dit heeft en wat eraan gedaan kan worden om te zorgen dat artiesten op een podium veilig zijn, maar ook het publiek op een veilige manier van cultuur kan genieten.

De heer Ellian (VVD):
Er is geen ruimte voor dialoog met antisemieten, maar de essentie is dat je niet zwicht voor de intimidatie van antisemitisme. Deze staatssecretaris zou vandaag tegen de culturele sector moeten zeggen: alle voorstellingen van kunstenaars met een Joodse achtergrond gaan zonder enige concessie door. Die oproep zou deze staatssecretaris moeten doen aan de culturele sector. Het begint met stelling nemen, maar ook met het goede voorbeeld geven. Dus laat ik dat dan doen. Ik ga zo snel mogelijk naar een voorstelling van een kunstenaar die Joods is. Het zou mooi zijn als het hele kabinet dat ook doet om te laten zien aan de Joodse gemeenschap dat we achter hen staan en dat intimidatie en haat richting de Joodse gemeenschap nooit zullen lonen. Ik hoop dat ik alle kabinetsleden binnenkort in theaters mag zien, op de voorste rij, bij voorstellingen van Joodse kunstenaars.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Als u mij laat weten naar welke voorstelling u gaat, dan rij ik met u mee.

De heer Paternotte (D66):
Het is niet heel moeilijk: het beleid van de Israëlische regering heeft niets te maken met Joodse Nederlanders hier. Dat ze bij het Holocaustmuseum of nu bij een optreden van Lenny Kuhr geconfronteerd moeten worden met intimidatie, met haat, puur omdat ze Joods zijn, is antisemitisme. Dat is onacceptabel omdat er 100.000 Joodse Nederlanders vermoord zijn en al hun familieleden nog dagelijks geconfronteerd worden met die erfenis. Daarom zijn er nu bij Joodse Nederlanders heel veel concrete zorgen over de veiligheid. Mensen durven geen Hebreeuws meer te praten in de tram om te bellen met een familielid uit Israël. Die zorgen gaan over 4 mei, die gaan nog steeds over scholen, over alle plekken waar Joodse Nederlanders bij elkaar komen. Ik snap dat de staatssecretaris zegt dat zij daar haar collega's bij nodig heeft, maar die zorgen over de veiligheid moeten wel weg zijn. Als je niet meer naar een optreden kunt of als je bang bent om überhaupt bij elkaar te komen, dan zijn we al heel ver heen. Ik wil haar vragen om dit in het kabinet te bespreken, ook met de collega die gaat over de veiligheid, opdat het kabinet daar donderdag een duidelijke belofte over kan doen.

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Volgens mij heb ik die toezegging al gedaan.

De heer Dassen (Volt):
De haat, de intimidatie: het is onversneden antisemitisme. Ik ben blij dat de staatssecretaris zich hiertegen uitspreekt. Ik ben ook blij dat de collega's zich hier allemaal tegen uitspreken, want hiervoor mag absoluut geen ruimte zijn in deze samenleving. Wij zullen dit continu moeten blijven benadrukken met elkaar, want het leed dat dit oproept bij de hele Joodse gemeenschap is gigantisch. Ik ben blij dat de staatssecretaris zich hiervoor hard wil maken, maar ik heb nog wel een andere vraag, voortbordurend op wat mevrouw Westerveld net zei. Veel podia hebben daadwerkelijk problemen. Ze moeten beveiliging organiseren, ze moeten geld hebben om bepaalde voorstellingen door te laten gaan. Ze kunnen niet stoppen met de kaartverkoop. Het zou ook echt schandalig zijn als dat zou moeten. Wat gaat de staatssecretaris concreet doen om deze podia te helpen? Dus niet alleen maar in gesprek gaan. Ziet zij mogelijkheden om daadwerkelijk actie te ondernemen?

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Wij zijn nu met de sector in gesprek, omdat ik graag wil kijken welke acties er vanuit de sector nodig zijn om deze veiligheid te kunnen bieden. Het lijkt mij vreemd als ik voor de sector ga bepalen wat zij nodig hebben, dus het gesprek is toch echt het startpunt. Maar dat we een situatie moeten creëren waarin iedereen op een veilige manier zijn optreden moet kunnen vervolgen, lijkt mij vanzelfsprekend. Het lijkt mij echter logisch dat ik eerst met de sector in gesprek ga om te kijken wat zij precies nodig hebben.

De voorzitter:
Dank aan de staatssecretaris voor haar aanwezigheid.


Vragen Van Baarle

Vragen van het lid Van Baarle aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht "VN-Veiligheidsraad neemt resolutie aan over onmiddellijk staakt-het-vuren in Gaza".

De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Baarle van de fractie van DENK. Hij heeft een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken, die ik bij dezen van harte welkom heet. Het woord is aan de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):
Meer dan 30.000 doden. Bijna 100.000 gewonden. 70% van de gebouwen is vernietigd. 1,1 miljoen mensen lijden aan catastrofale honger. Dat was nodig voordat de VN-Veiligheidsraad eindelijk bereid was om een resolutie aan te nemen over een staakt-het-vuren in Gaza. Schandálíg laat! Deelt de minister dat dit schandalig laat is? Dat de internationale gemeenschap heeft gefaald en dat weerloze mensen daardoor zo lang hebben moeten lijden? Dat er veel te lang is toegekeken en gekissebist, terwijl er voor onze ogen een genocide plaatsvindt?

Voorzitter. Die resolutie moet nú uitgevoerd worden, dat staakt-het-vuren moet er nú komen, alle blokkades op humanitaire hulp moeten nú opgeheven worden, maar de Verenigde Staten en Israël steken een misdadige middelvinger op naar de internationale rechtsorde. Want de Verenigde Staten proberen zich ervan af te maken door te zeggen dat de resolutie niet bindend zou zijn. Ik wil de minister vragen daarop te reageren. En Israël gaat maar door met moorden. Sinds de resolutie is aangenomen, zijn minstens 60 doelen in Gaza gebombardeerd en zijn minstens 81 mensen gedood, waaronder vele kinderen. Netanyahu, Gallant en Ben-Gvir gaan openlijk door en dreigen zelfs om de militaire acties op te voeren en Rafah binnen te vallen.

Voorzitter. De vraag aan Nederland is: aan welke kant van de geschiedenis gaan wij nu staan? Gaan wij Israël hier weer mee weg laten komen, of komen er nou eindelijk gevolgen, sancties? Komt er vervolging van oorlogsmisdadigers, van Netanyahu? Deze genocide in Gaza moet gestopt worden. Palestina moet vrij zijn.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Bruins Slot:
Voorzitter. Dank voor de vraag van de heer Van Baarle. Gisteren heeft de Veiligheidsraad voor het eerst een resolutie aangenomen over het conflict tussen Israël en Hamas. Dat gebeurde nadat daar vele resoluties hebben gelegen. Ik vind het positief dat er nu een aangenomen resolutie ligt van de brede internationale gemeenschap die in de Veiligheidsraad zit. Deze resolutie roept op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren gedurende de ramadan. De resolutie doet aan de ene kant de oproep aan Hamas om onvoorwaardelijk alle gijzelaars vrij te laten, zodat die terug kunnen naar hun familie. Aan de andere kant wil men er met de resolutie voor zorgen dat er massief meer humanitaire hulp Gaza binnengaat, zodat de mensen die daar nu hongersnood hebben, geholpen kunnen worden. Nederland ondersteunt dat en dat dragen wij ook al langere periode uit. En ja, als zo'n resolutie door de Veiligheidsraad wordt aangenomen — Nederland zit natuurlijk niet in de Veiligheidsraad — dan moet deze ook uitgevoerd worden. Daarover moeten twee partijen onderhandelen, want aan de ene kant heb je Israël en aan de andere kant heb je Hamas. Zij zullen uiteindelijk tot een staakt-het-vuren moeten komen. Ik hoop dus ook dat dit de juiste effectieve diplomatieke druk zet om ervoor te zorgen dat ze tot een vergelijk komen, zodat de gijzelaars naar hun familie kunnen en zodat er massief meer humanitaire hulp binnenkomt. Dat betekent dat het juist heel goed is dat deze resolutie er nu ligt. Resoluties zijn bindend van karakter, maar er zitten geen afdwingbare onderdelen in deze resolutie.

Ik hoorde dat de heer Van Baarle in zijn inbreng vooral Israël noemde, maar ik heb het woord "Hamas" niet gehoord. Ik wil hier dus vooral duidelijk maken dat er twee partijen zijn die op dit moment een conflict met elkaar hebben. Er zijn dus ook twee partijen verantwoordelijk voor een staakt-het-vuren. De opdracht voor die beide partijen zit ook in deze resolutie.

Over Rafah ben ik als minister en is later ook de minister-president ontzettend duidelijk geweest: een grootscheepse militaire aanval op Rafah leidt tot een humanitaire catastrofe en dat is niet te rechtvaardigen. Als dat gebeurt, terwijl al die meer dan een miljoen Palestijnen daar nog aanwezig zijn, dan heeft dat politieke gevolgen, zoals de minister-president en ikzelf ook al eerder hebben gezegd.

De heer Van Baarle (DENK):
Wat een ongelofelijk teleurstellende slappe hap van deze minister. De mensen in Gaza zullen daar weer een tijdlang de dupe van zijn. Deze minister geeft aan dat de resolutie bindend is, maar tegelijkertijd zegt ze niks over wat ze gaat doen om ervoor te zorgen dat die resolutie ook uitgevoerd gaat worden. Geen acties. Niet eens het begin van sancties. Niet eens het begin van het opvoeren van de druk richting de Israëlische regering. Niet eens het begin van een pleidooi voor vervolging van Israëlische oorlogsmisdadigers. Vandaag heeft Francesca Albanese, VN-rapporteur, een rapport uitgebracht waarin staat dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat Israël zich schuldig maakt aan genocide. Maar ik hoor niks over acties van de Nederlandse regering. Ik vraag deze minister dus: wat voor acties gaat u ondernemen, als die resolutie ook daadwerkelijk bindend is? En kom dan niet weer met die slappe hap, maar met acties die ervoor zorgen dat mensen zoals Netanyahu zich er gewoon aan gaan houden.

Minister Bruins Slot:
Allereerst hebben we de afgelopen periode natuurlijk al vele debatten in de Kamer gehad, waarbij heel duidelijk de inzet van de Nederlandse regering en van mij als minister van Buitenlandse Zaken naar voren is gekomen. Wij roepen al langere tijd zowel Hamas alsook de Israëlische regering op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren, om gijzelaars vrij te laten en om tot meer humanitaire hulp over te gaan. Hopelijk leidt dat uiteindelijk tot de beëindiging van de vijandelijkheden. Daarnaast zetten we ook alles op alles om ervoor te zorgen dat er voldoende humanitaire hulp is. Meer dan 55 miljoen euro hebben we op dit moment al beschikbaar gemaakt om ervoor te zorgen dat de Palestijnen de hulp krijgen die nodig is. Dan vind ik de uitspraken van de heer Van Baarle geen recht doen aan de intenties die deze regering heeft om aan beide kanten ervoor te zorgen dat er uiteindelijk een rechtvaardige vrede komt.

Laten we overduidelijk zijn: ja, er is een voorlopige voorziening van het Internationaal Gerechtshof als het gaat om de claim van Zuid-Afrika met betrekking tot genocide. Daarin worden de regering van Israël en Hamas opgeroepen om te voldoen aan de voorlopige voorzieningen. Daar zit onder andere in de manier van militair optreden, daar zit in het toelaten van meer militaire en meer humanitaire hulp. Daarnaast wordt in de voorlopige voorziening de oproep gedaan aan Hamas — door een rechter dus — om alle gijzelaars vrij te laten. Ook Hamas heeft geen gehoor gegeven aan deze rechter. Als minister doe ik de oproep dat Hamas zich houdt aan deze uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Die oproep doe ik op verschillende plekken, ook rechtstreeks met de regering van Israël en via andere landen, aan Hamas.

De heer Van Baarle (DENK):
Genocide. Ik herhaal het nog maar even: genocide. De misdaad der misdaden. Er is een rapport van een VN-vertegenwoordiger die zegt dat er gegronde redenen zijn om te zeggen dat die plaatsvindt. Maar ik hoor de minister het alleen maar hebben over alles op alles zetten en oproepen doen. Dat doet deze minister al maandenlang. En wat zeggen Netanyahu en al die andere Israëlische ministers? "Deze resolutie moet Israël juist aansporen om de militaire acties te verergeren." U staat erbij. U kijkt ernaar. U doet niks en het Israëlische geweld gaat maar door. Ik vind dat afkeurenswaardig.

Minister Bruins Slot:
Daarvoor geldt dat deze resolutie een oproep doet beide partijen, zowel aan Hamas als aan Israël. De Nederlandse regering ondersteunt dat ook, maar deze oproep hebben we al eerder gedaan. De Nederlandse regering en ikzelf hebben ook ingezet op de verklaring van de Europese regeringsleiders van afgelopen week, waarbij het nog een keer duidelijk is aangegeven. Daarbij is deze resolutie de overtreffende diplomatieke trap als het gaat om het doen van oproepen aan twee partijen, aan Hamas en aan Israël. Over het vraagstuk van genocide loopt er op dit moment een rechtszaak bij het Internationaal Gerechtshof. Wij doen recht aan de voorlopige voorziening omdat wij zeggen dat we die respecteren en we de partijen ertoe oproepen om zich daar ook aan te houden.

De heer Brekelmans (VVD):
Na deze eenzijdige tirade van DENK is het wel tijd voor meer nuance. Ik ben heel blij met wat de minister zei, namelijk dat het een gebalanceerde resolutie is, die aan beide kanten verplichtingen oplegt om precies de dingen te doen die de minister net zei. Nu heb ik Nederland en ook een heleboel andere westerse landen al heel veel oproepen zien doen aan Israël om te zorgen voor meer humanitaire toegang en om te komen tot een staakt-het-vuren. Maar de druk richting Hamas, richting de andere kant, is heel beperkt. Op dit moment is de leider van Hamas in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken van Iran. Ik heb nog geen enkele oproep gezien vanuit Rusland, China, Brazilië en al die landen die gisteren getekend hebben, om daarmee ook de druk voor de andere kant op te voeren. Mijn vraag is wat Nederland samen met bondgenoten doet om ook die kant tot meer actie over te laten gaan.

Minister Bruins Slot:
Daar zitten een aantal aspecten in. Het goede van deze resolutie is dat er ook in staat dat gijzelaars eigenlijk zonder voorwaarden vrijgelaten moeten worden. Daar staat nu ook de handtekening van China onder. Daar staat nu ook de handtekening van Rusland onder. Dat vind ik een sterk diplomatiek signaal naar Hamas toe. Ik roep de partijen waarvan ik weet dat zij het gesprek met Hamas voeren, en waarvan ik ook weet dat het uitmaakt dat ik dat tegen hen zeg, op om druk uit te oefenen op Hamas om tot een staakt-het-vuren te komen. Dat heeft niet bij elk land effect, maar van een aantal landen weet ik dat ze daar echt, echt inzet voor plegen. Die landen zijn Egypte en Qatar.

De heer Veldkamp (NSC):
We hebben een verhaal gehoord van de heer Van Baarle van DENK. Ik vond het toch echt heel ernstig dat hij daarin gevoeglijk vergat om het lot van de gijzelaars te benoemen. Die bevinden zich nog steeds in de handen, in de klauwen van Hamas. Dat is iets wat we continu voor ogen moeten houden. Ik hoor de minister over onderhandelingen om spoedig een staakt-het-vuren tot stand te brengen, iets wat de NSC-fractie zeer steunt. Dan kan ook humanitaire hulp zo veel mogelijk Gaza in om daar bij de juiste mensen terecht te komen. Ik wil aan de minister vragen hoe zij de kans inschat dat die onderhandelingen van Qatar, Egypte, de VS en Israël in Qatar nog tot slagen kunnen leiden.

Minister Bruins Slot:
Met Egypte, Qatar en de Verenigde Staten is daar wel alles op gericht. Het feit dat de Verenigde Staten zich bij deze resolutie onthouden hebben, is natuurlijk een enorm sterk internationaal signaal. Dat geven zij omdat zij het van eminent belang vinden dat zo'n staakt-het-vuren er komt. We zien echter dat er al een langere periode onderhandelingen gaande zijn. Ik ben niet optimistisch en ik ben niet heel erg pessimistisch; ik ben realistisch. Het is buitengewoon lastig, maar ik weet dat heel veel mensen zich er heel hard voor inzetten dat het wél tot een staakt-het-vuren komt, zodat de gijzelaars vrijgelaten kunnen worden en humanitaire hulp massief meer in Gaza terechtkan.

Mevrouw Dobbe (SP):
We hebben hier inderdaad meerdere debatten over gevoerd. Ik ben het met de minister eens dat deze resolutie goed is. Ze is eindelijk een goede stap in de goede richting. Het mocht tijd worden, want de minister weet ook dat wij al heel lang oproepen tot een staakt-het-vuren en dat dat heel belangrijk is. Het is ook goed dat Israël én Hamas worden opgeroepen. Op dit moment heeft een op de drie kinderen in Gaza honger. Er dreigt hongersnood. Er zitten mensen vast in Rafah. Dat is verschrikkelijk. En de gijzelaars zijn inderdaad nog niet vrijgelaten. We veroordelen dat met woorden en in elk debat dat we hierover voeren, zijn we het er allemaal over eens dat het zo niet langer kan, maar wat is de reactie van de Nederlandse regering op het moment dat deze resolutie niet wordt uitgevoerd?

Minister Bruins Slot:
Laat ik allereerst zeggen dat we, los van deze resolutie, alles op alles moeten zetten om meer humanitaire hulp in Gaza te krijgen. Dat doen we en hebben we gedaan met de luchtdroppings. Dat doen we met de steun aan de maritieme corridor met 10 miljoen euro. Er is ook een motie van mevrouw Dobbe geweest die ons daarin nog eens extra heeft gestimuleerd. We voeren ook heel actief het gesprek met Israël om ervoor te zorgen dat er meer grensovergangen opengaan en dat er een goede begeleiding van de hulp plaatsvindt. Bijvoorbeeld een partij als UNRWA is echt heel belangrijk om daar een rol in te spelen.

Voor de volledigheid zeg ik dat deze resolutie er dus niet toe moet leiden dat we dit soort inzetten nu niet doen, maar de verantwoordelijkheid ligt nu allereerst bij de onderhandelende partijen. De resolutie is nu één dag oud. Het systeem van de Verenigde Naties is zo dat, als blijkt dat daar niet snel genoeg opvolging aan wordt gegeven, de Veiligheidsraad daar dan weer verdere actie op onderneemt. Ik roep als Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, die niet in de Veiligheidsraad zit, beide partijen natuurlijk op — dat heb ik gisteren ook gedaan — om gelijk invulling aan deze resolutie te geven. Maar de vervolgactie ligt straks allereerst weer bij de Veiligheidsraad, die daarin een afweging moet maken, natuurlijk los van wat ik tussendoor doe.

Mevrouw Dobbe (SP):
Maar de minister heeft ook wel een rol en een stem. Wat ik in de debatten toch telkens vind tegenvallen, is dat er geen strengere maatregelen worden getroffen door de Nederlandse regering bij het niet uitvoeren van bijvoorbeeld een voorlopige uitspraak van het Internationaal Gerechtshof of deze resolutie. Ik noem ook de sancties en de militaire samenwerking met Israël, die ook nog steeds plaatsvindt. Gaat deze minister naar sancties kijken op het moment dat deze resolutie niet wordt uitgevoerd? Gaat deze minister dan bijvoorbeeld de militaire samenwerking met Israël opschorten? En krijgen wij daar dan ook bericht over?

Minister Bruins Slot:
Juist op het gebied van sancties heb ik de afgelopen periode een hele actieve inzet gepleegd. Hamas staat nu op een sanctielijst door onze inzet binnen de Europese Unie. En afgelopen week heb ik na heel lang trekken en druk zetten ook bereikt dat er nu een politiek akkoord ligt waardoor de kolonisten op de Westbank nu ook op een sanctielijst terechtkomen. Dat is een Nederlandse inzet geweest.

De voorzitter:
Mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.

Minister Bruins Slot:
Dus er zijn al sancties.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
De resolutie is een belangrijke stap richting het voorkomen van nog meer burgerslachtoffers en ook richting het zo snel mogelijk vrijlaten van de gijzelaars, maar feitelijk houdt die slechts een eerste stap in. Het is een gevechtspauze, want hij duurt maar twee weken. Hulporganisaties luiden de noodklok, want er is een humanitaire catastrofe. Mensen eten dierenvoer en onkruid om zichzelf in leven te kunnen houden. Rafah staat op het punt om aangevallen te worden. Hulporganisaties zeggen: "Je kunt nu wel een gevechtspauze inlassen, maar wat daarna? Dan blijven er weer burgerdoden vallen, nóg meer. Er zijn nu al tienduizenden slachtoffers gevallen, waaronder kinderen. Dit kan niet." Wij hebben al eerder opgeroepen tot een permanent staakt-het-vuren, want dat is de enige juiste maatregel om echt tot een duurzame oplossing te komen. Mijn vraag is op welke manier het kabinet zich inzet voor een blijvend staakt-het-vuren.

Minister Bruins Slot:
Allereerst ben ik het er helemaal mee eens dat het ontzettend belangrijk is om meer voedsel en water het gebied in te krijgen. Dat doen we ook met humanitaire hulp, via land, over zee en ook via de lucht. Maar in deze resolutie staat ook dat deze tijdelijke gevechtspauze, dit tijdelijk staakt-het-vuren, uiteindelijk moet leiden tot de beëindiging van de vijandelijkheden. Dat perspectief waar mevrouw Teunissen het over heeft, zit er dus gewoon in. Het zit in de tekst van de resolutie dat dit uiteindelijk moet leiden tot het stoppen van de vijandelijkheden.

De heer Boswijk (CDA):
De resolutie bestaat uit twee delen. Ik ben eigenlijk benieuwd in hoeverre ook slechts een deel van die resolutie kan worden uitgevoerd. Of moet die altijd compleet worden uitgevoerd? En hoe staat het nu eigenlijk met het toelaten van de onafhankelijke waarnemers, waar de Kamer al meerdere keren toe heeft opgeroepen?

Minister Bruins Slot:
Het eerste is dat de kernboodschap van de resolutie het onmiddellijke staakt-het-vuren is, om de gijzelaars vrij te laten en om ervoor te zorgen dat er massief humanitaire hulp binnenkomt. In de resolutie staat ook gewoon de algemene oproep dat de gijzelaars nu direct moeten worden vrijgelaten. Maar dat men moet komen tot een uitkomst van onderhandelingen, is echt de kern van de resolutie. Ik zou die dus niet in verschillende delen willen opknippen. Ik denk ook niet dat dat uiteindelijk sneller leidt tot een staakt-het-vuren.

Wat betreft de onafhankelijke waarnemers heb ik in de laatste Raad Buitenlandse Zaken van de Europese Unie actief opgeroepen om te kijken hoe we de komst daarvan als EU kunnen bevorderen. Dat deed ik ook naar aanleiding van een motie die de heer Boswijk zelf heeft ingediend. Daarnaast heb ik onlangs 1 miljoen dollar vrijgemaakt voor de Office of the High Commissioner for Human Rights. Dat is goed Engels maar geen Nederlands, voorzitter. Die is bij uitstek ook actief in de Palestijnse gebieden, ziet dus ook wat er gebeurt en kan nu dus beter zijn werk doen. Daarmee zetten wij eigenlijk de eerste twee stappen in de uitvoering van de motie van de heer Boswijk.

De heer Dassen (Volt):
We hebben het debat hierover inmiddels inderdaad al heel vaak gevoerd. Ik heb vaker de conclusie getrokken dat het voornamelijk loze woorden zijn als er geen acties aan verbonden worden. Een op de zes kinderen in Gaza lijdt honger. 60.000 zwangere vrouwen hebben op dit moment niet de mogelijkheid om de juiste middelen te krijgen die zij heel hard nodig hebben. Israël blokkeert noodhulp aan het noorden van Gaza, waar een gigantische hongersnood gaande is. De Veiligheidsraad komt nu met een resolutie, maar zojuist twittert Netanyahu alweer een statement waarbij hij een duidelijk signaal afgeeft dat hij zich er niet aan gaat houden. Ik vraag de minister dus, met alle andere vragen die ik al eerder heb gesteld, hoe zij Israël ertoe gaat dwingen te zorgen dat die humanitaire hulp op gang komt. Mijn vraag aan de minister is heel simpel: waarom denkt zij nu dat er daadwerkelijk geluisterd gaat worden door Netanyahu; waarin ziet zij nu daadwerkelijk een verschil?

De voorzitter:
Ja, ja. Dat is helder.

Minister Bruins Slot:
Allereerst denk ik dat het goed is om aan te geven dat er natuurlijk twee strijdende partijen zijn. De oproep is niet alleen aan Israël, maar ook aan Hamas. Het is heel belangrijk dat deze Veiligheidsraadresolutie geldt voor alle partijen. Het zou niet best zijn als je als veiligheidsorganisatie een terroristische organisatie niet zou kunnen aanspreken. Dat maakt ook dat we alles doen op het gebied van humanitaire hulp, bijvoorbeeld met de maritieme corridor, het aanspreken van de Israëlische regering, en de verwachting dat zowel Hamas als de Israëlische regering deze Veiligheidsraadresolutie gaan uitvoeren.

De heer Paternotte (D66):
100.000 dode Gazanen. Die situatie hebben we deze zomer als het op deze manier doorgaat. De vraag is: moeten we dat echt laten afhangen van de keuzes van een terreurorganisatie? Want dat is Hamas. Mensen in Gaza zijn ook onderdrukt door die terreurorganisatie. De gijzelaars moeten vrij en de raketten moeten gestopt. Het kabinet heeft tot nu toe steeds gezegd dat er een gevechtspauze moet komen voor veel meer hulp, zodat die hongersnood kan worden opgelost, onafhankelijk van wat Hamas doet. Maar nu hoor ik de minister zeggen: "Nee, Hamas en Israël moeten het eens zijn over een staakt-het-vuren. Dan pas heeft die resolutie nut." Dat kan het kabinet toch niet menen? Mijn vraag is of het kabinet alstublieft weer wil inzetten op de komst van een staakt-het-vuren — het werd een gevechtspauze genoemd — zodat er veel meer hulp Israël binnenkomt. Wil het kabinet druk op Israël zetten om dat ook mogelijk te maken? Want uiteindelijk is het Israël dat het nu onmogelijk maakt dat er voldoende hulp de Gazastrook in komt.

Minister Bruins Slot:
Volgens mij heb ik mij dan niet precies genoeg uitgedrukt. Op dit moment zijn beide partijen nog aan het vechten. Om tot een onmiddellijk staakt-het-vuren te komen, moet zowel Israël als Hamas de wapens neerleggen. Je kunt geen humanitaire hulp naar binnen brengen als Hamas wel door blijft vechten. Dat is het punt dat ik wilde maken, maar ik begrijp dat ik daarin niet duidelijk genoeg was.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik was gisteren iets optimistischer toen ik de minister hoorde; deze uitleg vind ik echt teleurstellend. We hebben hier te maken met een uitspraak van allereerst het allerhoogste Internationaal Gerechtshof. Dat heeft dwingende maatregelen opgelegd aan Israël, want het zijn staten die onder het Gerechtshof vallen. Maar we zien dat er juist minder hulp wordt toegelaten in plaats van meer. Nu hebben we van het hoogste politieke orgaan dat we hebben, na 117 dagen oorlog en 32.000 doden, eindelijk een politieke uitspraak om te komen tot een staakt-het-vuren. Dan is mijn vraag aan de minister: wat is het internationaal recht nog waard op het moment dat de partijen die aan die hoogste organen gebonden zijn, zich daar niet aan houden?

Minister Bruins Slot:
Dat betekent dat de kracht van de Veiligheidsraad wordt ondermijnd als het uiteindelijk niet tot een staakt-het-vuren komt. Dat heeft wel effect, ook op al die andere conflicten die we proberen te beëindigen in de Veiligheidsraad. Daar zitten de landen uiteindelijk om dit soort beslissingen te nemen.

De heer De Roon (PVV):
Israël, de Joodse staat, het Joodse volk is in een existentiële strijd verwikkeld, de strijd om zijn voortbestaan tegen een organisatie, Hamas, die is opgericht met als enige doel het vernietigen van Israël. Nu is deze resolutie aangenomen, een resolutie waarin de binding aan het voorstel dat eerder ter tafel kwam, namelijk om een staakt-het-vuren te verbinden aan de voorwaarde dat de gijzelaars eerst worden vrijgelaten, is doorgeknipt. Daarmee is dit een enorm foute resolutie geworden. De resolutie is gewoon een geweldige blunder. Is de minister dat met mij eens?

Minister Bruins Slot:
Allereerst herken ik wat de heer De Roon zegt over de veiligheid van Israël. Als ik met mensen uit de Israëlische samenleving spreek, merk ik dat de afschuwelijke terroristische aanval op 7 oktober het veiligheidsgevoel van de Israëliërs fundamenteel heeft geraakt. Het gaat hier wat mij betreft nog altijd om een levensvatbare Palestijnse staat, maar ook om een veilig Israël. Dat zit op het laatste. Vandaag heb ik met de Speciale Vertegenwoordiger mevrouw Patten gesproken, die vanuit de Verenigde Naties onderzoek heeft gedaan naar het vreselijke seksueel geweld dat Hamas heeft gepleegd. Dat was heel aangrijpend om te horen.

Voorzitter. Over de vraag of dit een slechte resolutie is: nee. Het kabinet vindt dit een goede resolutie. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is echt nodig. De gijzelaars moeten terug naar hun familie en er moet meer massief humanitaire hulp Gaza in, want mensen lijden honger.

De voorzitter:
Hartelijk dank aan de minister van Buitenlandse Zaken.


Vragen Beckerman

Vragen van het lid Beckerman aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht "Kinderarts ziet regelmatig kinderen die zieker worden door schimmel in huis".

De voorzitter:
Dan verwelkomen wij de minister van Binnenlandse Zaken en geef ik graag het woord aan mevrouw Beckerman van de fractie van de SP. Ik stel vast dat alle fracties inmiddels door hun vervolgvragen heen zijn, dus dit onderwerp zal iets korter duren. Het woord is aan mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Goedemiddag. Afgelopen vrijdag stond ik in de woning van Sarah in Rotterdam. "Je bent de enige", zei de corporatie Woonstad toen zij belde met klachten over ziekmakende schimmel en achterstallig onderhoud. Maar wat bleek toen zij haar buren benaderde? Iedereen had er last van! Op veel plekken in Rotterdam betalen huurders zich blauw voor een beschimmeld huis. De corporaties weigeren om meer te doen dan pleisters plakken. Ze weigeren groot onderhoud uit te voeren.

Dit gaat niet over één huurder en dit is geen individueel probleem. In Leiden voert de SP met huurders actie in de Rivierenbuurt. Een kind, vanwege beenmergtransplantatie heel kwetsbaar voor ziekte, woont met het gezin in een woning vol schimmel. Corporatie De Sleutels weigert het gezin urgentie te geven voor een andere woning. In Pekela en in Veendam komen we met huurders van Acantus in actie. In Groningen, in de Indische buurt, krijgen huurders geen gehoor bij corporatie Lefier. Datzelfde geldt voor Nissewaard. En zo kan ik doorgaan. Overal in het land komt de SP met huurders in actie tegen ziekmakende schimmel. Het ergste aan dit probleem is: het kan worden opgelost. We kunnen ervoor kiezen om te investeren in volkshuisvesting. We kunnen ervoor kiezen om achterstallig onderhoud van woningen grootschalig aan te pakken. Het is een politieke keuze om dat niet te doen. Ik heb één simpele vraag aan de minister in eerste instantie: vindt u het normaal dat huurders in 2024 in ziekmakende schimmelwoningen wonen?

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister De Jonge:
Voorzitter. Nee, dat is natuurlijk niet normaal. Tocht en schimmel zijn inderdaad een heel groot probleem in veel te veel woningen, in veel te veel huurwoningen. Het is zeer terecht dat mevrouw Beckerman daar al jaren — want zo is het — aandacht voor vraagt. Het verhaal van Ramona, de moeder met vier kinderen in Rotterdam, werd vorige week door Vanessa Bruin van Leefbaar Rotterdam onder mijn aandacht gebracht. Die middag had ik een werkbezoek waarbij ik ook de corporatie sprak. Ik heb de corporatie hierop aangesproken en de foto's laten zien die ik doorgestuurd had gekregen. En ja, het is toch echt iets waar je je als verhuurder voor moet schamen. Dat doet die corporatie ook. Zij hebben het voor dit gezin nu gelukkig goed opgelost, maar dit is natuurlijk niet het enige voorbeeld in Nederland.

Ik wil graag toelichten wat we hier allemaal aan doen. Overigens zeg ik erbij dat we dat ook zijn gaan doen omdat mevrouw Beckerman zo vasthoudend is geweest. Het is eerlijk om dat erbij te zeggen. In de nationale prestatieafspraken die ik in 2022 met de corporaties heb gemaakt, hebben we afgesproken dat er veel meer geld en aandacht moet gaan naar de aanpak van schimmel. Jaarlijks is dat 200 miljoen tot en met 2030. Ook zullen we heel veel meer moeten doen aan onderhoud, renovatie en verduurzaming. In 2022, toen we die afspraken maakten, werd daar 8 miljard per jaar aan uitgegeven. Dit jaar is dat al bijna 13 miljard. Volgend jaar is dat meer dan 13 miljard. Kortom, er wordt heel veel meer gedaan aan onderhoud, renovatie en verduurzaming.

Verder zijn er naast de nationale prestatieafspraken natuurlijk ook lokale prestatieafspraken gemaakt. Corporaties moeten met iedere gemeente en met huurdersorganisaties afspraken maken. De aanpak van schimmel moet daar onderdeel van zijn. In Leiden en in Arnhem is dat al zo. Morgen is er een debat in de gemeenteraad van Rotterdam, want ook Rotterdam gaat daar steviger mee aan de slag. Overal zie je die aanpak eigenlijk steeds steviger worden. Dat is goed.

We hebben een handreiking gemaakt met de GGD Amsterdam, TNO en ABF Research, die door gemeenten, corporaties en huurdersverenigingen gebruikt kan worden. Daarnaast moeten we wijken verbeteren en aanpakken. Daar hebben we het Volkshuisvestingsfonds voor. In het Volkshuisvestingsfonds, zitten honderden miljoenen; dit jaar en volgend jaar weer meer dan erin zat. Daarmee worden wijken gerenoveerd en duizenden woningen aangepakt. Ook de uitfasering van de slechte labels, dus de E-, F- en G-labels waar we afscheid van moeten nemen, gaat steeds sneller. In een jaar tijd is het van 270.000 E-, F- en G-labels in de sociale verhuur naar 180.000 gegaan. We doen dus heel erg veel.

De verhuurders moeten ook echt aan de bak. We zijn er namelijk nog lang niet. Stel nou dat je het als huurder niet snel genoeg vindt gaan, wat kun je dan doen? Je kunt naar de Huurcommissie, maar die is op dit moment alleen nog maar toegankelijk voor mensen in een sociale huurwoning. Je wilt natuurlijk dat die voor meer mensen toegankelijk wordt. Daarom is dat onderdeel van de Wet betaalbare huur, die we binnenkort gaan behandelen. Je hoort natuurlijk ook gewoon goed geholpen te worden op het moment dat je bij je eigen verhuurder een klacht indient. Daarnaast hebben we de Wet goed verhuurderschap. Als je bij je eigen verhuurder niet aan de bak komt, dan kan de gemeente je op basis van die wet helpen.

Ik vind eigenlijk dat we nog meer moeten doen. Op dit moment worden de prestatieafspraken voor het komende jaar voorbereid. Ik zou willen dat in iedere gemeente, met iedere corporatie en met huurdersverenigingen, lokaal een afspraak wordt gemaakt over wat er nodig is om de schimmelproblematiek verder aan te pakken. Daartoe ga ik de handreiking voor de prestatieafspraken, die gaat over de manier waarop je tot prestatieafspraken moet komen, aanscherpen. Ik wil op korte termijn overleggen met de gemeenten en de woningcorporaties over wat we er nog meer aan kunnen doen.

Mevrouw Beckerman (SP):
Kijk, dat zijn hele mooie woorden van de minister, maar dat is geen garantie voor huurders. Je kunt inderdaad naar de Huurcommissie als je schimmel hebt, maar die kan geen aanpak afdwingen. Dat is een groot probleem. De minister zegt dat het wordt aangepakt, maar dat gebeurt maar voor een deel, na heel veel strijd van huurders. Voor een heel groot deel geldt dat ook niet. Niet voor niks moest de minister zelf aan de slag voor Ramona, want corporaties zijn niet altijd geneigd iets te doen.

Artsen merken dat ook. Ik wil even het voorbeeld aanhalen van de Rotterdamse kinderlongarts Ismé de Kleer. Voor haar is bijna aan de orde van de dag dat ze kinderen in haar spreekkamer ziet die steeds zieker worden van schimmel in huis en die zware medicijnen moeten gebruiken. Zij zegt iets heel anders dan wat de minister hier zegt. Zij zegt: de kwetsbaarste kinderen wonen in de slechtste huizen op de slechtste plekken. Wat kunnen deze kinderen verwachten van deze minister? Als zij in zo'n schimmelwoning zitten, zegt de minister dan: ga maar naar de Huurcommissie, die vervolgens geen aanpak kan afdwingen? Of komt de minister echt met een oplossing voor hen?

Minister De Jonge:
Dat is natuurlijk de reden dat we aan de slag moeten. Niemand zou in een woning moeten wonen met de zwarte muren die we op de foto's hebben gezien. Dat is nergens goed voor, het is nergens voor nodig en het hoort niet. Er zijn dus ook heel veel andere mogelijkheden. Allereerst vind ik — gelukkig gebeurt dat ook heel vaak — dat de woningcorporatie in de benen moet komen. Even ter correctie: het is niet zo dat de woningbouwcorporatie pas in de benen kwam nadat ik ze erop aansprak. Ik sprak ze erover toen ze de kwestie inmiddels reeds hadden opgelost, omdat ook zij zagen dat dit natuurlijk zo niet kon. Zo is het. Ik wil dus even recht doen aan hoe het is gegaan.

Je kunt als huurder natuurlijk allereerst terecht bij je corporatie, en ook bij de particuliere verhuurder die dit type woningen laat ontstaan. Alleen, we weten ook dat verhuurders niet altijd onmiddellijk in de benen komen. Daarom hebben we de Wet goed verhuurderschap, die het mogelijk maakt om je bij de gemeente te melden, waarna de gemeente voor je aan de slag gaat met een woningcorporatie of een particuliere verhuurder.

Wanneer je het zou willen aanmelden als een ernstig gebrek op grond waarvan huurverlaging moet worden toegepast of een aanpassing moet worden verordonneerd, kun je terecht bij de Huurcommissie. Dat geldt vooralsnog alleen voor de sociale huur. Ik wil dat dit ook voor de middenhuur gaat gelden, zodat huurders die in een wat duurdere woning zitten daar ook terechtkunnen, want we zien dat daar ook veel sprake is van schimmelproblematiek. Ik deel met mevrouw Beckerman dat er heel veel meer moet gebeuren. Daarover gaat mijn gesprek met de woningcorporaties en de gemeenten ook juist.

We hebben inmiddels heel veel geld vrijgemaakt. Dat wordt op dit moment daadwerkelijk besteed aan woningverbetering, renovatie en verduurzaming. Dat komt huurders uiteindelijk ten goede. Als ik zie in welk tempo slechte labels door renovatie worden uitgefaseerd, dan denk ik dat er grote stappen worden gezet. Alleen, mensen die nu in een woning zitten met schimmel aan de muur, kunnen niet wachten tot ze een keer in zo'n renovatieprogramma aan de beurt zijn. Kortom, zij moeten ergens terechtkunnen. Dat is ook zo. Dat kan ook, namelijk bij hun eigen verhuurder. Als dat niet werkt, kunnen ze terecht bij de gemeenten, omdat die een meldpunt hebben in het kader van de Wet goed verhuurderschap.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik sta een beetje met mijn hoofd te schudden. De minister zegt: we hebben allemaal de foto's van Ramona kunnen zien. Heeft de minister weleens in zo'n slaapkamer gestaan?

Minister De Jonge:
Ja.

Mevrouw Beckerman (SP):
Want het is echt verschrikkelijk. Binnen vijf minuten krijg je zelf last van je luchtwegen. De minister blijft maar zeggen: ga naar de Huurcommissie. Ik blijf maar zeggen: je kunt daar geen aanpak afdwingen. Ik heb de aangenomen moties van de SP uit 2018, 2020 en 2021 nog even meegenomen. Nu staan we hier in 2024. Nu zitten mensen, niet alleen Ramona, nog steeds in zo'n woning met ziekmakende schimmels. De minister zegt a maar doet b. De minister zegt op te willen komen voor volkshuisvesting, maar ondertussen zeggen corporaties en huurders dat ze worden uitgeknepen. Per woning werd in 2023 €477 aan belasting betaald. Waarom investeert de minister niet in volkshuisvesting? Als de minister wil dat die woningen worden aangepakt, waarom zorgt hij dan niet dat huurders dat kunnen afdwingen?

Minister De Jonge:
De schets van mevrouw Beckerman als zou er niet serieus wat gebeuren, is bezijden de werkelijkheid. Sinds de start van dit kabinet, waarin we de verhuurderheffing hebben afgeschaft, zijn de investeringen in onderhoud, verbetering en verduurzaming gigantisch toegenomen. Toen ik aantrad werd er 8 miljard geïnvesteerd in onderhoud, verbetering en verduurzaming. Inmiddels is het bijna 13 miljard en volgend jaar meer dan 13 miljard. Dat is het gevolg van de afschaffing van de verhuurderheffing en het maken van de nationale prestatieafspraken. Heel specifiek wordt er tot en met 2030 jaarlijks 200 miljoen extra geïnvesteerd in de aanpak van de schimmelproblematiek. Het Volkshuisvestingsfonds: honderden miljoenen beschikbaar; ieder jaar opnieuw honderden miljoenen beschikbaar voor renovatie.

Daarnaast hebben we de Wet goed verhuurderschap ingevoerd, met een gemeentelijk meldpunt, zodat de gemeente er achteraan kan gaan en je als huurder niet met je rug tegen de muur staat tegenover je verhuurder. Denk ook aan de Wet betaalbare huur, die het mogelijk maakt dat je ook bij middenhuur je gelijk kunt halen bij de Huurcommissie. We hebben juist een enorme lijst van maatregelen en we hebben een enorme geldstroom vrijgemaakt om deze problematiek aan te pakken. Kortom, er gebeurt heel erg veel.

Het punt is dat mensen ook in individuele situaties hun recht moeten kunnen halen. Dit is dus niet alleen mogelijk bij de Huurcommissie, maar ook bij dat gemeentelijk meldpunt, want iedere gemeente heeft zo'n meldpunt op grond van de Wet goed verhuurderschap. Er wordt dus volop aan gewerkt maar ik vind dat het harder moet. Dat is de reden dat ik met de gemeenten en met de woningcorporaties in gesprek ga om concrete afspraken te maken voor volgend jaar. Een handreiking daarvoor wordt op dit moment aangescherpt, juist op dit punt, omdat ik vind dat deze afspraak in iedere gemeente moet worden gemaakt.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, dat zijn heel veel woorden, maar er is dus geen enkel recht voor huurders om af te dwingen dat die schimmel wordt aangepakt. Dan gaan wij gewoon door met actievoeren totdat mensen niet meer ziek worden van hun eigen huis.

Dank u wel.

Minister De Jonge:
Ik vraag me een beetje af of mevrouw Beckerman wel heeft geluisterd. Ik heb volgens mij geschetst wat we allemaal hebben gedaan en wat we nog gaan doen. Dat zijn hele concrete acties, die aan het einde van de dag huurders helpen aan een beter onderhouden huis.

De voorzitter:
Dank aan de minister.

Tot zover dit vragenuurtje. Ik schors enkele minuten en dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.22 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Dames en heren, hooggeëerd publiek, minister van Binnenlandse Zaken. Fijn dat u ook bij ons bent, minister.

Het is bijna Pasen. Daarom begin ik met een mooi gedicht van Ida Gerhardt. Het heet: Pasen.

Pasen

Een diep verdriet dat ons is aangedaan
kan soms, na bittere tranen, onverwacht
gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan,
op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den dag.
Waar onderdijks een stukje moestuin lag
met boerse rijtjes primula's verfraaid,
zag ik, zondags getooid, een kindje staan.
Het wees en wees en keek mij stralend aan.
De maartse regen had het 's nachts gedaan:
daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid.

Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Tielen.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Palmen/Mohandis (24515, nr. 742) en de aangehouden motie-Van Hijum/Heinen (21501-07, nr. 2013).

Ik geef graag het woord aan mevrouw Lahlah van de fractie van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Afgelopen vrijdag ontvingen wij van de minister de gevraagde appreciatie van het wetsvoorstel Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie. De minister heeft ons laten weten dat hij de Raad van State om een spoedadvies gaat vragen. Het lijkt mij dan ook niet meer dan logisch dat we met de stemming over dit gewijzigde voorstel wachten tot we dat advies ontvangen hebben.

De voorzitter:
Prima. Ik moet kijken of daar een meerderheid voor is. Ik stel mij de vraag of er enig bezwaar tegen bestaat; laten we het zo doen.

Mevrouw Helder (BBB):
Voorzitter. Ik wil eenmalig de stemming wel uitstellen, uit collegialiteit, maar ik wil daarbij wel het volgende opmerken. De amendementen zijn aangenomen. Het wetsvoorstel blijft in de Tweede Kamer luiden zoals het is. Er zijn twee smaken: intrekken of naar de Eerste Kamer. Maar uit collegialiteit wil ik nog één keer met uitstel van de stemmingen instemmen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. We moeten wel voorkomen dat we in staatsrechtelijk amateurisme belanden. Mijn zorg is dat er een spoedadvies van de Raad van State komt dat alsnog een andere kijk op dit wetsvoorstel geeft. Ik steun dus van harte het voorstel van collega Lahlah. Ik hoop dat de Raad van State ontzettend snel komt met dat spoedadvies, zodat we zo nodig een heropening van het debat kunnen doen.

De heer Omtzigt (NSC):
Ik sluit me kortheidshalve aan bij mevrouw Bikker.

De voorzitter:
De heer Boswijk, CDA. O, de heer Krul; neem me niet kwalijk. Jullie lijken zo op elkaar!

De heer Krul (CDA):
O jee, o jee. Dat mocht hij willen, voorzitter! Zorgvuldigheid boven snelheid. We stemmen in met het voorstel.

De voorzitter:
Hem heb ik beledigd, u niet.

De heer Van Hijum (NSC):
Voorzitter. Er was aangegeven dat de stemming over de motie onder punt 18, ingediend bij het tweeminutendebat Eurogroep/Ecofin-Raad, zou worden aangehouden, wat ons betreft.

De voorzitter:
Ja, dat staat op de lijst. Maar even op dit punt: steunt u het? O, u bent van dezelfde fractie als de heer Omtzigt. Ja, het is hoogst verwarrend vandaag. Ik wil niet stoken in een goede fractie.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Steun.

De heer Ellian (VVD):
Steun, met inachtneming …

De voorzitter:
Iedereen steunt het gewoon, hè? Dan gaan we het gewoon doen.

De heer Ellian (VVD):
Met inachtneming van de woorden van collega Helder.

De voorzitter:
Ja, heel goed. Dan is er een meerderheid en dan gaan we dat doen.

Dan mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ook op de agenda staat de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten. Ik wil graag uitstel van de stemming over die wet. Ik wil wel stemmen over de amendementen en de moties, maar in het kader van zorgvuldigheid willen we dit voorstel doen.

De voorzitter:
Prima. U wilt dus uitstel van de stemming over het wetsvoorstel. Ik kijk even of daar enig bezwaar tegen bestaat. Dat is niet het geval. Dan gaan we het zo doen.

Dan mevrouw Kathmann.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Bij de stemmingen onder 4 staat een hele prachtige motie, ingediend bij de Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven. Daar gaan wij hoofdelijk over stemmen. Dat verdient zij ook, maar ik wil toch het voorstel doen om het fractiegewijs te doen.

De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan wij dat zo doen.

Dan mevrouw Palmen.

Mevrouw Palmen (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Het gaat om de stemmingen onder 17, over de motie op stuk nr. 742 (24515), de motie-Palmen/Mohandis over de vermogensgrenzen, ingediend bij het tweeminutendebat Armoede- en schuldenbeleid. Die wensen wij nader aan te houden met als reden dat gisteravond de appreciatie van het ministerie van Binnenlandse Zaken is ontvangen. Deze appreciatie bevat aannames die in tegenspraak zijn met onze onderbouwing. Wij willen graag binnen twee weken nader onderzoek en bericht van de minister van Binnenlandse Zaken.

De voorzitter:
Heel goed. Bij dezen.

Op verzoek van mevrouw Palmen stel ik voor haar motie (24515, nr. 742) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming motie Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Regels ter bevordering van de digitale weerbaarheid van bedrijven (Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven),

te weten:

  • de gewijzigde motie-Kathmann over in de jaarlijkse Cybersecuritymonitor het aantal bedrijven met een aangewezen digitale hulpverlener voor medewerkers opnemen (36270, nr. 9, was nr. 8).

(Zie vergadering van 12 maart 2024.)

In stemming komt de gewijzigde motie-Kathmann (36270, nr. 9, was nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Wet verhoging minimumloon 2024

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024 (Wet verhoging minimumloon 2024),

te weten:

  • de motie-Patijn over volledige compensatie van de fout van 1,3% in de berekening van de koopkracht van alleenstaanden op het sociaal minimum (36488, nr. 11).

(Zie vergadering van 14 maart 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Patijn stel ik voor haar motie (36488, nr. 11) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming Europese top van 21 en 22 maart 2024

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de Europese top van 21 en 22 maart 2024,

te weten:

  • de motie-Eerdmans over afkopen in plaats van opvangen in geval van herverdeling van asielzoekers over lidstaten (21501-20, nr. 2062).

(Zie vergadering van 19 maart 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Eerdmans stel ik voor zijn motie (21501-20, nr. 2062) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Initiatiefnota-Tielen "Én Én: een verjongingskuur voor de basiszorg"

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van het lid Tielen "Én Én: een verjongingskuur voor de basiszorg",

te weten:

  • de motie-Van den Hil over een onafhankelijke betaaltitel voor casemanagers meenemen in het onderzoek naar de businesscase dementie (36396, nr. 4);
  • de motie-Van den Hil over begrijpelijke en inzichtelijke informatie voor patiënten over verschillen in uitkomsten van behandelingen en kwaliteit van zorg (36396, nr. 5);
  • de motie-Daniëlle Jansen over nagaan welke strategieën wenselijk zijn om sociaal-economische verschillen niet groter te laten worden (36396, nr. 6);
  • de motie-Bushoff over voldoende financiële middelen voor gemeenten om de randvoorwaarden voor de uitvoering van de initiatiefnota op orde te brengen (36396, nr. 7).

(Zie notaoverleg van 18 maart 2024.)

In stemming komt de motie-Van den Hil (36396, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hil (36396, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Daniëlle Jansen (36396, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bushoff (36396, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de SGP en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming brief Voordracht voorzitter College van onderzoek integriteit

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium inzake de voordracht voor de vervulling van een vacature van voorzitter van het College van onderzoek integriteit (35778, nr. 2).

De voorzitter:
Ik stel voor niet schriftelijk te stemmen en conform het voorstel van het Presidium te besluiten en mevrouw mr. Z.J. Oosting te benoemen tot voorzitter van het College van onderzoek integriteit voor een periode van zes jaar.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Extra verhoging van de maximumuurprijzen voor de kinderopvangtoeslag

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag 2024 in verband met de extra verhoging van de maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag,

te weten:

  • de motie-Maatoug/Grinwis over verder werken aan voorstellen voor inkomensonafhankelijke en inkomensafhankelijke directe financiering van kinderopvang (31322, nr. 526).

(Zie vergadering van 20 maart 2024.)

In stemming komt de motie-Maatoug/Grinwis (31322, nr. 526).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief Benoeming van een substituut-ombudsman

Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de benoeming van een substituut-ombudsman (33264, nr. 9).

De voorzitter:
Ik stel voor niet schriftelijk te stemmen en conform het voorstel van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken te besluiten en mevrouw mr. L.C. Molenaar te benoemen tot substituut-ombudsman.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Problemen in de papier- en kartonindustrie in Nederland als gevolg van de hoge energieprijzen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over de problemen in de papier- en kartonindustrie in Nederland als gevolg van de hoge energieprijzen,

te weten:

  • de motie-Dijk over het uitwerken van scenario's voor zeggenschap van werknemers over besluiten om werkplaatsen te sluiten of naar het buitenland te verplaatsen (29826, nr. 204);
  • de motie-Postma over nadere voorstellen doen voor een strategisch industriebeleid om de regionale mkb-maakindustrie voor Nederland te behouden (29826, nr. 205);
  • de motie-Thijssen over meer casussen betreffende cluster 6-bedrijven, waarbij wordt bepaald of deze een plek hebben in de economie van de toekomst (29826, nr. 207).

(Zie vergadering van 20 maart 2024.)

De voorzitter:
De motie-Thijssen (29826, nr. 207) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel cluster 6-bedrijven wel willen verduurzamen maar dat de randvoorwaarden hiervoor soms niet op orde zijn;

constaterende dat het huidige Actieplan cluster 6 een casusgerichte aanpak kent, maar er desondanks cluster 6-bedrijven zijn die in de problemen komen;

verzoekt de regering om meer casussen op te nemen in de casusgerichte aanpak van het Actieplan cluster 6, waarbij wordt ingezet op de bedrijven die passen in de economie van de toekomst en wordt onderzocht tegen welke problemen deze bedrijven nu aanlopen, en de Kamer hier regelmatig over in te lichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 207 (29826).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Dijk (29826, nr. 204).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Postma (29826, nr. 205).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Thijssen (29826, nr. ??, was nr. 207).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en de SGP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten (Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten) (36225).

(Zie vergadering van 21 maart 2024.)

De voorzitter:
Het amendement-Van Nispen (stuk nr. 10) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Mutluer (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Nispen c.s. (stuk nr. 18) tot het invoegen van een artikel 10a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Six Dijkstra/Mutluer (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Six Dijkstra c.s. (stuk nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en FVD voor dit tweede nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Six Dijkstra c.s. (stuk nr. 31) tot het invoegen van een artikel 22bis.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Het wetsvoorstel doen we dus later.


Stemmingen moties Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten (Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten),

te weten:

  • de motie-Van Nispen c.s. over erop toezien hoe het recht van mensen om geïnformeerd te worden over gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak vorm krijgt (36225, nr. 21);
  • de motie-Mutluer c.s. over onderzoeken in hoeverre de bestaande praktijk van lokale casusoverleggen effectief bijdraagt aan de bestrijding van radicalisering en terroristische activiteiten (36225, nr. 22);
  • de motie-Mutluer c.s. over een invoeringstoets die ziet op de praktische toepassing en uitwerking van de definities over radicalisering en extremisme tijdens casusoverleggen (36225, nr. 23);
  • de motie-Michon-Derkzen over anti-institutionele extremisten expliciet betrekken bij de definitie van radicalisering (36225, nr. 24);
  • de motie-Michon-Derkzen over het eerder betrekken van signalen van online radicalisering bij het eventueel aanmelden van een casus voor een persoonsgerichte aanpak radicalisering (36225, nr. 25);
  • de motie-El Abassi over aandachtsfunctionarissen instellen om de bewustwording van de blinde vlek ten aanzien van het (h)erkennen van rechts-extremisme te vergroten (36225, nr. 26);
  • de motie-El Abassi over onafhankelijk onderzoek verrichten naar de effectiviteit van de lokale persoonsgerichte aanpakken (36225, nr. 27);
  • de motie-El Abassi over alle aanbevelingen van de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens aangaande de waarborging van privacy en persoonsgegevens overnemen in een wetswijziging (36225, nr. 28);
  • de motie-El Abassi over een onderzoek initiëren naar de impact van antiterrorismewetgeving en -beleid op verschillende groepen binnen de Nederlandse samenleving (36225, nr. 29);
  • de motie-Van Meijeren over het verspreiden van de boodschap dat je de overheid niet kunt vertrouwen niet aanmerken als een activiteit die de democratische rechtsstaat ondermijnt (36225, nr. 30).

(Zie vergadering van 21 maart 2024.)

De voorzitter:
De motie-Michon-Derkzen (36225, nr. 25) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) staat dat radicalisering van jonge jihadisten en rechts-extremisten nu grotendeels online plaatsvindt;

constaterende dat het wenselijk is om zo vroeg mogelijk te kunnen interveniëren in radicaliseringsprocessen en passende interventies in kaart te brengen;

constaterende dat sommige gemeenten in de praktijk een gebrek aan voldoende juridische grondslag ervaren bij het in kaart brengen van online radicalisering;

overwegende dat de ministers van JenV en SZW samen met gemeenten al enige tijd in gesprek zijn om het delen van best practices te stimuleren en te faciliteren en een effectieve lokale preventieve aanpak van online extremisme verder te ontwikkelen;

van mening dat de knelpunten die gemeenten ervaren bij het ontwikkelen van een effectieve aanpak zo snel mogelijk moeten worden opgelost en dat aanpassing van wet- en regelgeving daarvoor noodzakelijk kan zijn;

verzoekt de regering te bevorderen dat signalen van online radicalisering eerder kunnen worden betrokken bij het maken van afwegingen over het aanmelden van een casus voor een persoonsgerichte aanpak radicalisering,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 25 (36225).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (36225, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mutluer c.s. (36225, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mutluer c.s. (36225, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Michon-Derkzen (36225, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Michon-Derkzen (36225, nr. ??, was nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36225, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Ik doe 'm even overnieuw.

In stemming komt de motie-El Abassi (36225, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We moeten er hoofdelijk over stemmen, meneer El Albassi.

De heer El Abassi (DENK):
Ik zou de motie graag willen aanhouden.

De voorzitter:
Ah, u bent een goed mens.

Op verzoek van de heer El Abassi stel ik voor zijn motie (36225, nr. 26) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-El Abassi (36225, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36225, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36225, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meijeren (36225, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Verzamelwet VWS 2023

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023) (36357).

(Zie vergadering van 21 maart 2024.)

De voorzitter:
Het amendement-Van den Berg/Ellemeet (stuk nr. 11) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Daniëlle Jansen (stuk nr. 16, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 16 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bushoff (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Dijk (stuk nr. 21, I) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD en DENK voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 21 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bushoff (stuk nr. 15) tot het invoegen van een artikel VIIIa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Daniëlle Jansen (stuk nrs. 16, I tot en met III), het amendement-Bushoff (stuk nr. 14) en het amendement-Bushoff (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Verzamelwet VWS 2023

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023),

te weten:

  • de motie-Bushoff over een voorstel voor een vergoeding voor een bril voor slechtziende kinderen (36357, nr. 17);
  • de motie-Tielen c.s. over een onderzoek naar de wenselijkheid van een bestuurlijke boete voor het onvoldoende invullen van de zorgplicht (36357, nr. 19);
  • de motie-Tielen c.s. over een onderzoek naar de mogelijkheid om kleine zorgaanbieders die te goeder trouw zijn minder frequent uit te vragen (36357, nr. 20).

(Zie vergadering van 21 maart 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bushoff stel ik voor zijn motie (36357, nr. 17) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Tielen c.s. (36357, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tielen c.s. (36357, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Fraudebestrijding door DUO

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de fraudebestrijding door DUO,

te weten:

  • de motie-Ergin/Beckerman over onderzoeken hoe studenten die gedupeerd zijn door de fraudeaanpak van DUO financieel gecompenseerd kunnen worden (24724, nr. 222);
  • de motie-Ergin/Beckerman over alle studenten die indirect zijn gediscrimineerd door de fraudeaanpak bij DUO een persoonlijke excuusbrief toesturen (24724, nr. 223);
  • de motie-Ergin c.s. over uitvoeringsprocessen binnen DUO doorlichten op directe en indirecte discriminatie (24724, nr. 224);
  • de motie-Ergin c.s. over de Wet studiefinanciering 2000 toetsen op de menselijke maat zoals beschreven door de enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening (24724, nr. 225);
  • de motie-Ergin c.s. over bezwaar en beroep online mogelijk maken en studenten hierover actief informeren (24724, nr. 226);
  • de motie-Stultiens/Beckerman over opleidingsniveau schrappen als risico-indicator voor fraude (24724, nr. 227);
  • de motie-Stultiens c.s. over een nieuwe controlemethode hanteren waarbij de bewijslast minder bij studenten en meer bij DUO komt te liggen (24724, nr. 228);
  • de motie-Bamenga/Stultiens over het invoeren van een algoritme-apk (24724, nr. 229);
  • de motie-Bamenga/Soepboer over eenzijdig overheidshandelen niet langer uitzonderen van de gelijkebehandelingswetgeving in het geval van mogelijk discriminatoir overheidshandelen (24724, nr. 230);
  • de motie-Beckerman c.s. over ervoor zorgen dat DUO in het vervolg gaat werken met wetenschappelijk onderbouwde algoritmes (24724, nr. 231);
  • de motie-Beckerman/Stultiens over de hoorplicht in de Wet studiefinanciering 2000 weer laten gelden (24724, nr. 232);
  • de motie-Martens-America/Van Zanten over het gebruik van risicogericht toezicht niet bij voorbaat uitsluiten (24724, nr. 233);
  • de motie-Soepboer over bij het CBS-onderzoek ook laten kijken naar de correlatiecijfers tussen de gebruikte parameters en iemands nationaliteit, de gebruikte modellen en de bewustheid van de keuzes voor het gebruik ervan (24724, nr. 234).

(Zie vergadering van 21 maart 2024.)

De voorzitter:
De motie-Ergin/Beckerman (24724, nr. 222) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet excuses heeft aangeboden vanwege indirecte discriminatie bij de fraudeaanpak van DUO;

constaterende dat in de afgelopen jaren duizenden studenten overmatig zijn gecontroleerd door DUO en sommige studenten ook financieel nadeel hebben geleden;

overwegende dat studenten op dit moment genoodzaakt zijn om via de rechter hun gelijk te krijgen;

verzoekt de regering eventuele compensatie voor gedupeerde studenten niet bij voorbaat uit te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 222 (24724).

De motie-Beckerman/Stultiens (24724, nr. 232) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Beckerman, Stultiens en Ergin, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Wet studiefinanciering 2000, de artikelen 7:2 tot en met 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn op grond van artikel 7.3 WSF 2000;

constaterende dat de hoorplicht, onder artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht, hierdoor niet geldt;

overwegende dat de hoorplicht een belangrijke functie heeft tijdens de bezwaarfase, omdat het de mogelijkheid biedt aan studenten om standpunten mondeling toe te lichten;

verzoekt de regering te onderzoeken of de hoorplicht kan worden ingevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 232 (24724).

De motie-Soepboer (24724, nr. 234) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het controleproces bij DUO gebruik is gemaakt van parameters die mogelijk een sterke correlatie vertonen met iemands migratieachtergrond, wat kan leiden tot indirecte discriminatie;

overwegende dat er al sinds 2010 signalen zijn dat het controleproces voornamelijk mbo-studenten met een niet-Nederlands klinkende achternaam selecteert;

constaterende dat het CBS de komende tijd nader onderzoek gaat doen naar deze oververtegenwoordiging van studenten met een migratieachtergrond bij dit controleproces;

verzoekt de regering om het CBS bij dit onderzoek ook expliciet te laten kijken naar de correlatiecijfers tussen de gebruikte parameters en iemands nationaliteit, waarbij in het vervolgtraject ook de gebruikte (statistische) modellen en de bewustheid van de keuzes voor het gebruik van deze parameters en dit model worden meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 234 (24724).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ergin/Beckerman (24724, nr. ??, was nr. 222).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ergin/Beckerman (24724, nr. 223).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ergin c.s. (24724, nr. 224).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ergin c.s. (24724, nr. 225).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ergin c.s. (24724, nr. 226).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stultiens/Beckerman (24724, nr. 227).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Stultiens c.s. (24724, nr. 228).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bamenga/Stultiens (24724, nr. 229).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bamenga/Soepboer (24724, nr. 230).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (24724, nr. 231).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Beckerman c.s. (24724, nr. ??, was nr. 232).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Martens-America/Van Zanten (24724, nr. 233).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Soepboer (24724, nr. ??, was nr. 234).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter. BBB wil graag melden dat we bij de stemmingen onder punt 13, over de moties ingediend bij de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten, voor de motie op stuk nr. 30 waren. Volgens mij hebben wij nu in het register staan dat we tegen waren. Het verzoek is dus om dit op te nemen in de Handelingen.

De voorzitter:
Heel goed. Uw opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.


Stemming motie Eurogroep/Ecofin-Raad

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Eurogroep/Ecofin-Raad,

te weten:

  • de motie-Van Hijum/Heinen over zich blijven inzetten voor een stevige positie van onafhankelijke nationale begrotingsautoriteiten en een onafhankelijke beoordeling van naleving van de regels door het European Fiscal Board (21501-07, nr. 2013).

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor zijn motie (21501-07, nr. 2013) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

(Zie vergadering van 7 maart 2024.)

De voorzitter:
Tot zover de stemmingen. Ik schors enkele minuten. Daarna gaan we over naar de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ingekomen is een beschikking van de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van het Eerste Kamerlid Meijer tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature in de Benelux Interparlementaire Assemblee.

Op verzoek van de fractie van de SGP benoem ik in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Diederik van Dijk tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Flach.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het tweeminutendebat Duurzaamheid en digitalisering (CD d.d. 21/03), met als eerste spreker het lid Zeedijk van de fractie van Nieuw Sociaal Contract;
  • het tweeminutendebat Externe veiligheid (CD d.d. 21/03), met als eerste spreker het lid Bamenga van de fractie van D66.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu graag in de regeling van werkzaamheden het woord aan de heer Bamenga. Ik zou het iets stiller willen hebben, want de heer Bamenga heeft een belangrijke mededeling voor ons allemaal.

De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen week is er een uitspraak gedaan in de zaak die omwonenden hebben aangespannen tegen de Staat, een stevige uitspraak. Omwonenden zijn en worden niet genoeg beschermd tegen geluidsoverlast van Schiphol. Die omwonenden moeten nu eindelijk hun rechtspositie hersteld gaan zien. De rechter oordeelt dat de Staat binnen een jaar moet gaan handhaven op basis van het Luchthavenverkeerbesluit. Daarvoor moeten grote stappen gezet worden. Daarom graag een debat met de minister over deze uitspraak, over wat die betekent voor de beleidskeuzes die al lopen en die we moeten gaan maken en over wat de aanpak is die de minister hierbij voorstelt. Ik vind het logisch om het debat te houden als de aanpak van de minister al bekend is.

De voorzitter:
Dus u wilt eerst een brief of zo? Ja.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Dit is natuurlijk schrikbarend. Uit deze uitspraak blijkt maar weer dat onze eigen overheid mensenrechten schendt, burgers niet genoeg beschermt. Het is schandalig dat de burgers hun eigen gezondheid moeten beschermen.

De voorzitter:
Ja. En dus?

Kamerlid Kostić (PvdD):
Daarom steun voor een debat.

De voorzitter:
Dat dacht ik al een beetje.

De heer Olger van Dijk (NSC):
Voorzitter. We hebben een heel belangrijk luchtvaartdebat op 10 april. Wij denken dat een nieuw debat nu niet nodig is, maar we zouden wel graag een brief willen van de regering om een eerste inhoudelijke appreciatie te krijgen voor 10 april.

De voorzitter:
Dus geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Wel steun, maar met een reactie van de minister.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Het lijkt me goed dat de regering zo spoedig mogelijk met een reactie komt en dat we die dan betrekken bij het debat van 10 april.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Graag een brief voor 10 april, maar die dan tijdens het commissiedebat behandelen.

De heer Pierik (BBB):
Ook geen steun. Naar het commissiedebat.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun met brief.

De heer Flach (SGP):
Geen steun. Kan in het commissiedebat.

De heer Peter de Groot (VVD):
Ook graag een brief.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Steun.

De heer Boutkan (PVV):
Ook wat ons betreft een brief en steun om andere moverende redenen.

De voorzitter:
Wat is dat precies?

De heer Boutkan (PVV):
Wij steunen het.

De voorzitter:
Dat is gewoon steun. Dan heeft u een meerderheid, meneer Bamenga. We gaan 'm inboeken.

Mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. We weten al sinds jaar en dag dat er uit de zorgpot gestolen wordt, maar de georganiseerde misdaad heeft inmiddels ook het oog laten vallen op de grote zorgpot van 100 miljard euro. Ik zou graag een debat willen voorstellen met de staatssecretaris van VWS, maar ook met de minister van Justitie en Veiligheid.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Steun voor debat, maar we willen ook graag een kabinetsreactie.

De voorzitter:
Toe maar.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Steun.

De heer Flach (SGP):
Steun, voorzitter.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat geldt ook voor ons: steun.

De heer Dijk (SP):
Steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun.

De heer Krul (CDA):
Steun.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Namens de Partij voor de Dieren en GroenLinks/PvdA: steun.

Mevrouw Paulusma (D66):
Steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Steun voor het verzoek.

De voorzitter:
En de heer Van Houwelingen. U heeft een meerderheid, mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel. We zien de kabinetsreactie graag voor de zomer tegemoet, voorzitter.

De voorzitter:
Helder.

Ik geef het woord aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. De Nederlandse agro-industrie exporteert op dit moment meer producten voor de landbouw en veeteelt naar Rusland dan vóór de oorlog in Oekraïne. Met de verkoop van vaccins, broed- en landbouwmachines helpen Nederlandse bedrijven Poetin aan een agrarische sector die zelfvoorzienend is en waarmee hij bovendien andere landen in de tang kan houden. Er zijn ten minste drie Nederlandse ondernemingen die nog altijd een lokale vestiging in Rusland hebben en in Rusland belasting afdragen. Deze Kamer heeft haar steun uitgesproken voor Oekraïne sinds de invasie door Rusland, maar via de achterdeur faciliteren we toch substantiële hulp aan Rusland. Dat moet stoppen en daarom willen wij graag een debat met de minister van Buitenlandse Zaken over de export van landbouwgerelateerde producten van Nederland naar Rusland.

De heer Krul (CDA):
Mede namens de heer Flach van de SGP en de heer Grinwis van de ChristenUnie: geen steun.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. De zorg is heel terecht. Op zich steun. Vorige week heb ik met de heer Veldkamp een debat over bijna hetzelfde onderwerp aangevraagd dat op de dertigledendebattenlijst terecht is gekomen. Misschien kan het daarmee worden samengevoegd.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter, geen steun. Het zou in een commissiedebat aan de orde gesteld kunnen worden.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Wel steun. Het is belangrijk om dit soort achterdeurtjes dicht te doen.

De heer Veldkamp (NSC):
Steun, met dezelfde woorden als de heer Paternotte. Wel graag een verbreding: sancties Rusland, toepassing sancties Rusland, omzeiling sancties Rusland. Iets breder dus.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik sluit me gemakshalve aan bij de heer Veldkamp, dus steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Steun voor het verzoek. Helemaal goed als het met een ander verzoek gecombineerd kan worden.

De heer Brekelmans (VVD):
We voeren hier zeer regelmatig debatten over, dus geen steun.

De heer Dijk (SP):
Wel steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Graag steun.

De heer Tuinman (BBB):
Geen steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dan wil ik wel graag een dertigledendebat, voorzitter.

De voorzitter:
We zetten het op de lijst.

De heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. De Israëlische regering heeft onlangs aangekondigd 800 hectare Palestijns land te gaan annexeren op de Westelijke Jordaanoever. We hebben het met elkaar in dit huis heel vaak, en terecht, over de verschrikkelijke humanitaire situatie in Gaza. Aan de andere kant, op de Westelijke Jordaanoever, vindt annexatiebeleid plaats. Daar wordt binnenkort in Europees verband over gesproken. Het lijkt mij goed dat wij als Kamer specifiek over het annexatiebeleid en de situatie op de Westelijke Jordaanoever een debat voeren. Graag ontvang ik ook een brief van de minister van Buitenlandse Zaken met een reactie op de aanvullende annexatieplannen van de Israëlische regering. Dus graag een debat hierover, ook met deze minister.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Van harte steun. Dit is een onderwerp dat eigenlijk veel te weinig aan bod komt. We hebben het heel vaak over de situatie in Gaza. Dit is ook iets waar de Kamer veel meer overeenstemming over heeft. Het lijkt mij goed om hierover een apart debat …

De voorzitter:
Ja. De heer Krul, CDA.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Het is een onderwerp dat inderdaad heel vaak aan bod komt en nog heel vaak aan bod zal komen. Daarom geen steun voor een apart debat.

De heer Brekelmans (VVD):
We hebben een uur geleden nog over deze thematiek gesproken. We doen dit zeer regelmatig, dus geen steun voor een apart debat.

De heer Tuinman (BBB):
Voorzitter. Het verhaal van de VVD geldt ook voor ons.

De heer Dijk (SP):
Wel steun.

De heer Veldkamp (NSC):
Een zorgelijke ontwikkeling, maar graag betrekken bij een debat op een ander moment.

De heer Flach (SGP):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Brekelmans: geen steun.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dit geeft de noodzaak tot effectievere sancties aan, dus steun voor het debat.

De heer Paternotte (D66):
Steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Veldkamp van NSC.

De heer De Roon (PVV):
Geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):
Dank aan degenen die het verzoek wel gesteund hebben. Ik zou het wel graag op het lijstje van dertigledendebatten willen zetten.

De voorzitter:
Ja, dat doen we.

De heer Van Baarle (DENK):
Dank u.

De voorzitter:
Dan de heer Dijk van de SP.

De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. Zonder de hele geschiedenis van VDL Nedcar te gaan samenvatten, wil ik zeggen dat er vanaf 6.000 medewerkers is afgebouwd naar op dit moment bijna 0. Dat is heel tragisch. Afgelopen vrijdag was hier een debat over in de Provinciale Staten. Vanuit de Provinciale Staten in Limburg kwam toen de roep: waar is het nationale parlement en waar is onze rijksoverheid als het gaat om steun voor de werkgelegenheid die er jarenlang is geweest, en de inmenging in de toekomst van ons bedrijf? Waar is die de afgelopen jaren geweest? Wij hebben hier al in juni een debat over aangevraagd. Ik doe het nu weer, omdat de Provinciale Staten daarom vragen. Ik ben onlangs bij de ondernemingsraad geweest. Die wil ook graag dat daar in deze zaal een nationaal debat over wordt gevoerd. Daarom doe ik het verzoek voor een debat over de toekomst van Nedcar.

Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter. Vorige week hielden wij hier een debat over de papierfabrieken. Ik denk dat het onwenselijk is dat we over elk bedrijf apart een plenair debat gaan voeren. Ik zou de heer Dijk willen vragen om dit breder bij Economische Zaken te trekken. Dan doe ik mee, maar in dit geval niet.

Mevrouw Zeedijk (NSC):
Voorzitter. We vinden de regionale economie in Limburg heel belangrijk. Daarom willen we het wel steunen, mits we het breder kunnen trekken dan alleen VDL.

De voorzitter:
Daarmee steunt u het?

Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ja, steun.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Wij vinden dit een belangrijk onderwerp, maar vorige week hebben we hier ook gestaan. Toen vroeg de heer Sneller een debat aan over onder andere ASML en Boskalis. Mijn suggestie zou zijn om het daarbij te betrekken.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Steun voor dit debat. Wij vinden dit heel belangrijk. Er is ook nog eens onnodig een bos gekapt, dus dat moeten we er ook bij betrekken. Steun voor dit debat.

De heer Vermeer (BBB):
Steun voor dit debat en dan kunnen we de Europese defensiestrategie misschien meteen meenemen.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Wij sluiten ons aan bij de woorden van collega Thijssen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Flach.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik dacht: ik ga even op de lijst met ongeplande debatten kijken of er niet al een debat gepland staat, maar die lijst is inmiddels zo lang dat ik gewoon niks kon vinden. Ik zou de collega's echt willen vragen om daar eens naar te kijken. Er staan zo veel debatten die hier eigenlijk op lijken. Geen steun. Laten we niet voor elk bedrijf een apart debat aanvragen.

De voorzitter:
Ja. De heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):
Die steunt het verzoek.

De heer Bamenga (D66):
Geen steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Ik wil wel zeggen dat we inderdaad niet voor elk bedrijf een apart debat moeten aanvragen, maar tegelijkertijd geef ik wel steun voor dit debat …

De voorzitter:
Heel goed.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):
… omdat wij VDL belangrijk vinden. Maar daarbij wil ik vragen om van tevoren een brief te ontvangen over de staat van het bedrijf en hoe het erbij staat met de daadwerkelijke werkgelegenheid in de regio.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ook steun.

De voorzitter:
We hebben een meerderheid, meneer Dijk.

De heer Dijk (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Heel goed.

Dan gaan we luisteren naar mevrouw Vedder van de fractie van het CDA.

Mevrouw Vedder (CDA):
Dank, voorzitter. Mijn vrienden meneer De Groot en mevrouw Bromet staan al klaar, zie ik. Ik sta hier mede namens de heer Van Campen van de VVD. Hij was namelijk de originele aanvrager van het debat waar het over gaat, maar hij zit vandaag in Brussel. In goed overleg sta ik hier dus ook namens de VVD, omdat het, gezien de ontwikkelingen van afgelopen vrijdag, waarbij de stemming over de Natuurherstelverordening tot nader order is uitgesteld, onduidelijk is welke status de Natuurherstelverordening op dit moment heeft. Daarom is ons voorstel nadrukkelijk niet om dit debat te schrappen, maar wel om het uit te stellen totdat er meer duidelijkheid vanuit Brussel is, zodat we het debat op de juiste manier kunnen voeren en precies weten waar we het eigenlijk over hebben.

De voorzitter:
U wilt dus uitstel van het debat. Ik ga kijken of daar een meerderheid voor bestaat.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik had heel graag donderdag wel het debat willen voeren over deze hele onverkwikkelijke zaak. We hebben een interpellatiedebat gehad, waarna er een motie is aangenomen zonder een inhoudelijk debat. Er werd steeds naar verwezen dat we het inhoudelijke debat nog zouden gaan voeren, maar nu wordt het weer uitgesteld. Als het nou over zomaar iets ging, maar het gaat over natuurherstel, iets wat voor mijn partij heel belangrijk is. Dus absoluut geen steun.

De voorzitter:
Geen steun.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter, geen steun. Heel Europa kijkt naar Nederland voor dit debat, want het is niet onopgemerkt voorbijgegaan dat Nederland van positie is veranderd. Hoewel Nederland al tegemoet was gekomen, ging Nederland toch opeens tegenstemmen. Dat is buitengewoon lelijk en schaadt de positie van Nederland in Europa. Voldoende reden om dit debat gewoon zo snel mogelijk te laten doorgaan.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Er wordt juist op dit moment gezocht naar een nieuw compromis in Europa. Als de Kamer echt haar tanden wil laten zien, zouden we nu het debat moeten voeren. Dan heb je immers input op dat nieuwe compromis. Dus geen steun, want juist in Europa moet je als Kamer laten zien dat je meedenkt.

De heer Flach (SGP):
In het licht van de actualiteit een zeer verstandig voorstel van collega Vedder.

Mevrouw Hertzberger (NSC):
Steun.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Ook vanaf hier steun vanuit de VVD.

De heer Pierik (BBB):
Ook steun voor het voorstel om het uit te stellen.

De heer Eerdmans (JA21):
Nee, voorzitter. Wij vinden juist dat er van alles in Europa gaande is, waaronder dat landen juist beginnen te twijfelen en dingen in de ijskast zetten. Ik zou zeggen: wij moeten als Nederland ook doorbijten. Die natuurherstelwet moet van tafel. Dus wij moeten dat debat voeren en in ieder geval zorgen dat niet het voorzitterschap van België gelijk krijgt en zegt: we gaan 'm toch maar invoeren. Wij willen dit debat dus voortzetten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, geen steun. Ik wil eraan toevoegen dat de formerende partijen, maar ook het CDA, van alles doen om een wet te torpederen die we keihard nodig hebben. Maar ze zijn te laf om daar in de plenaire zaal verantwoording over af te leggen. Dappere politieke zien we in elk geval niet.

De heer Van Baarle (DENK):
De fractie van DENK ziet geen reden tot uitstel, dus geen steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Alhoewel de afgelopen tijd de gang van zaken de woorden "proces" en "procedure" niet verdient, weten we niet precies waar we nu over gaan debatteren na het uitstel door het Belgisch voorzitterschap. Alles overwegende lijkt mij een uitstel tot het moment dat helder is wat er wel op tafel komt, dus verstandig. Dus steun, alles overwegende, maar niet van harte.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Vedder.

Dan de heer Van der Lee van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag een brief van de minister van Financiën en met hem dan ook een debat voeren. Dat is naar aanleiding van een bericht van gisteren van het CBS dat waar de Miljoenennota 2023 voorzag dat we een financieringstekort van 3% zouden krijgen, dat in realiteit nu maar 0,1% blijkt te zijn. Dat is dus een gat, of een verschil, van 27 miljard. We hebben vaker geklaagd over de gebrekkige ramingen. We hebben al een brief gekregen, maar die verklaart alleen het verschil met de Najaarsnota. Die brief wijt het aan incidentele dingen, maar gaat niet in op het probleem dat we met de ramingen hebben. Ik wil daarom een nieuwe brief, die ook het verschil met de Miljoenennota uitlegt en ons de gelegenheid geeft om met de minister te spreken over wat er beter moet.

De voorzitter:
Ik ga kijken of daar een meerderheid voor bestaat.

De heer Heinen (VVD):
Voorzitter. Die brief is al gestuurd en die was helder zat. Daar hoeft dus geen apart debat over. Als het gaat om de tekorten in het afgelopen jaar hebben we het Verantwoordingsdebat. Als het gaat over de gevolgen voor het komend jaar hebben we het Voorjaarsnotadebat. Daar zou ik het ook graag bij willen houden en daarom geen steun.

De heer Van Hijum (NSC):
Voorzitter. Ik kan me daarbij aansluiten en ik wijs er ook even op dat in het kader van dat Verantwoordingsdebat door de Kamer dit jaar ook het thema onderuitputting is geagendeerd. Er is dus ook alle gelegenheid om ons verder te verdiepen in de ramingen.

De heer Dijk (SP):
Wel steun.

De heer Madlener (PVV):
Betrekken bij de Verantwoordingsdag.

De heer Flach (SGP):
Bij het Verantwoordingsdebat; dus geen steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit onderwerp past prima bij én Verantwoordingsdag én bij de Voorjaarnota, als het gaat om vooruitkijken. Dus geen steun voor een apart debat.

De voorzitter:
De heer Dijk van de SP. Herstel: de heer Van Baarle van DENK. Neem me niet kwalijk. Waar het hart vol van is, stroomt de mond van over.

De heer Van Baarle (DENK):
Ja, twee knappe mannen die op elkaar lijken. Steun.

De voorzitter:
Tot zover uw spreektijd! Had u inhoudelijk nog iets? Dan de heer Bamenga van D66.

De heer Bamenga (D66):
Geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar ik wil wel graag die brief. Dit gaat dus over het verschil met de Miljoenennota, niet met de Najaarsnota. Dat verschil is veel groter. Ik wil die uitleg hebben en ik wil het debat graag op de dertigledenlijst hebben.

De voorzitter:
Ja, dat gaan we doen.

De heer Paternotte van D66.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Afgelopen najaar heeft de Kamer ervoor gestemd dat studenten uit de pechgeneratie een forse compensatie krijgen in de vorm van een verlaging van de rente op hun studieschuld. De minister heeft daarvoor een duidelijk voorstel voorgelegd hoe dat kan gebeuren. Alleen, er komt nu geen antwoord vanuit de Kamer. Dat betekent dat het moment gaat aanbreken dat we volgend jaar de studenten van de pechgeneratie niet kunnen geven wat hun wel was beloofd. Daarom willen wij graag een debat. Dat kan met de minister, en eigenlijk hoeft hij er misschien niet eens bij te zijn, want het is nu toch echt aan de Kamer en misschien wel specifiek aan de formerende partijen. Maar het lijkt mij in ieder geval goed om dat debat snel met elkaar te voeren.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Van harte steun.

De heer Krul (CDA):
Steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De heer Dijk (SP):
Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):
De politiek heeft de studenten in de problemen gebracht; die moet dat dus nu ook terugdraaien. Steun voor het debat.

De heer Van Baarle (DENK):
Goed voorstel. Steun.

De heer Blaauw (PVV):
Belangrijk voorstel, voorzitter, maar graag eerst een brief en dan behandeling in een commissiedebat.

De voorzitter:
De heer Van Meijeren, Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Van Houwelingen, maar steun.

Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter, ook graag eerst een brief en dan ook graag in een commissiedebat.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik sluit me aan bij de PVV en de VVD. Dus geen steun.

De heer Omtzigt (NSC):
Ook wij zouden graag een brief ontvangen, binnen twee weken, over hoe het wel kan en hoe het eventueel terugbetaald kan worden. Ik vind het heel interessant dat alle partijen die het leenstelsel ingevoerd hebben, dit nu zo snel mogelijk willen compenseren. Dat vind ik heel goed.

De voorzitter:
Wilt u alleen een brief? Steunt u ook het verzoek?

De heer Omtzigt (NSC):
Nee, ik steun het verzoek niet. Ik wil het daarna graag zo snel mogelijk afhandelen in een commissiedebat, omdat dat de snelste manier is.

De voorzitter:
Ik stel vast dat er dan geen meerderheid is.

De heer Paternotte (D66):
De brief ligt er. Ik denk dus dat het voor het ministerie waarschijnlijk wel nodig is dat er wordt aangegeven waar die brief over moet gaan, want die brief ligt er: dit zijn de opties; Kamer, maak een keuze. Ik vind het dus echt ongelofelijk wonderlijk dat er dan een brief wordt gevraagd. Ik denk dat de minister van Onderwijs geen idee heeft waar hij een brief over moet sturen.

De voorzitter:
Ja.

De heer Paternotte (D66):
Weet u het wel?

De voorzitter:
Nou ja … Ja.

Mevrouw Keijzer van de fractie van BBB.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Tot 20 maart liep er een internetconsultatie voor een ministeriële regeling om evacués uit Gaza voorrang te geven voor een sociale huurwoning in onze toch al overspannen woningmarkt. Eerder is dat al gedaan voor evacués uit Sudan. Ik wil graag een brief van de minister van BZK waarin hij aangeeft waarom hij voor dit instrument kiest en niet voor andere oplossingen. Daarna wil ik daarover in debat. Ik wil ook de garantie van de minister hebben dat hij de ministeriële regeling niet vaststelt voordat er met de Kamer over is gesproken.

De heer Madlener (PVV):
Van harte steun.

De voorzitter:
Ik kan uw opmerking wat de brief betreft gewoon doorgeleiden.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Ik wil ook een debat.

De voorzitter:
Maar voor dat debat wil ik een meerderheid hebben.

De heer Peter de Groot (VVD):
Van harte steun voor de vraag om een brief, maar wij zouden daarna eigenlijk toch eerst met een schriftelijk overleg daarover willen starten, als dat noodzakelijk is, en dan pas na een commissiedebat een debat.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Dit gaat om evacués uit Gaza, waar op dit moment verschrikkingen plaatsvinden. Het lijkt mij zeer verstandig als de regering gewoon iets gaat uitvoeren, namelijk dat ze een woning krijgen. Ik zou dus helemaal niet willen oproepen tot frustreren of wachten op een brief of een debat. Geen steun voor dit verzoek dus.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Ik vind deze poging van de BBB om kwetsbare groepen weer tegen elkaar op te zetten echt schandalig. Absoluut geen steun dus voor dit debat.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij het voorstel van collega Peter de Groot van de VVD. Het gaat slechts over vier gezinnen. Dat vind ik voor een plenair debat echt wat weinig, hoewel ik me de gevoelens over de regeling helemaal kan voorstellen, want die is vrij overbodig.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Geen steun.

De heer Krul (CDA):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Grinwis.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Geen steun voor een debat.

De heer Idsinga (NSC):
Geen steun, voorzitter.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.

De heer Flach (SGP):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Voorzitter, ik wacht de brief af. Ik denk dat het een goed idee is om, zoals de heer Peter de Groot voorstelde, in ieder geval een schriftelijk overleg te starten. Maar dat gebeurt niet hier; dat zal ik op de juiste plek doen. Als ik niet tevreden ben met de antwoorden van de minister kom ik hier gewoon weer terug, want het zijn weliswaar kwetsbare groepen, maar dat geldt eigenlijk voor iedereen die op zoek is naar een betaalbare huurwoning.

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan mevrouw Kröger van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Morgen behandelen we als Kamer de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. De minister heeft gisteren een nota van wijziging gestuurd, naar aanleiding van onze motie om heel snel al iets te doen aan de warmtetarieven waarmee mensen nu geconfronteerd worden. Wij zouden heel graag vóór de behandeling morgen van die wet een brief krijgen met wat deze spoedwet die het kabinet voorstelt, nou echt betekent voor mensen. Wat betekent die voor de energierekening van mensen en hoe is het allemaal opgebouwd? Ik krijg die brief dus heel graag snel.

De voorzitter:
Prima. Ik zal dat gewoon doorgeleiden.

Dan mevrouw Hirsch van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Gisteren verscheen het rapport Dredging Destruction, dat ingaat op besluitvorming rondom de toekenning van publieke exportkredietverzekeringen door Atradius DSB. Atradius DSB opereert onder de verantwoordelijkheid van zowel de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als de staatssecretaris van Financiën. Het rapport stelt dat er een serie recente beslissingen in direct verband kan worden gebracht met misstanden op het gebied van mensenrechten en natuur, en dat de problemen systemisch van aard zijn. Daarom vraag ik een debat aan met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Financiën.

De voorzitter:
Heel goed. We gaan kijken of daar een meerderheid voor is.

De heer Tuinman (BBB):
Voorzitter, geen steun. Donderdag is er een procedurevergadering. Er komt ook nog een speciale commissie precies hierover, op verzoek van mevrouw Hirsch, dus die ga ik eerst even aanhoren. Dan kijken we wel. Ik denk dat het het best in een commissiedebat past. Geen steun.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Geen steun. Dit kan prima in een commissiedebat Handel.

De heer Bamenga (D66):
Geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De heer Ram (PVV):
Geen steun. Er is een commissiedebat van Financiën. Daar kan het ook bij.

De heer Flach (SGP):
Geen steun, voorzitter.

De heer Dijk (SP):
Mede namens de heer Van Baarle van DENK steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Van harte steun voor dit belangrijke debat.

De heer Krul (CDA):
Geen steun.

Mevrouw Zeedijk (NSC):
Geen steun.

De voorzitter:
U heeft het niet gered, mevrouw Hirsch.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Maar ik heb wel 30 leden volgens mij. Klopt dat?

De voorzitter:
Dat weer wel, ja.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dan wil ik graag een dertigledendebat aanvragen.

De voorzitter:
We zetten u op die lijst, een vrij korte lijst.

Mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Enige maanden geleden heb ik een debat aangevraagd over antisemitisme. Er is al een verzoek gedaan om dit naar voren te halen. Ik denk dat het op dit moment zeer nodig is om het naar voren te halen, gezien alles wat er gebeurt, ook weer afgelopen weekend bij mevrouw Lenny Kuhr. Het antisemitisme tiert welig in deze samenleving. Het gaat steeds verder. Het wordt steeds harder. Het wordt steeds persoonlijker. Binnenkort is het Dodenherdenking, 4 en 5 mei. Er zijn grote zorgen in de Joodse gemeenschap over hun veiligheid, zeker in aanloop naar deze herdenkingen. Ik zou graag willen verzoeken om het debat over antisemitisme zo snel als mogelijk in te plannen, uiterlijk vóór het meireces, zodat wij dit debat voor 4 en 5 mei kunnen voeren. Daarbij wil ik ook opmerken dat de zorgen niet alleen in de Joodse gemeenschap heel groot zijn. Eigenlijk spreekt de gehele Nederlandse samenleving haar afschuw uit over wat er op dit moment gebeurt.

De voorzitter:
Zullen we gewoon proberen dat als zodanig in de agenda te plaatsen? Dat vindt u allen ook, toch? De heer Omtzigt heeft wellicht een andere mening.

De heer Omtzigt (NSC):
Nee, voorzitter, volledig steun voor dit verzoek. Volgens mij zeg ik dat namens iedereen. Ik schrok toch een beetje van de staatssecretaris net.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zeker.

De heer Omtzigt (NSC):
Ik zou eigenlijk willen weten welke incidenten er geweest zijn en welke acties het kabinet onderneemt in de komende twee weken, voordat we dit debat voeren. Het is nu aan de orde van de dag. We kunnen ons uitspreken — dat dient het kabinet te doen — maar ik verwacht ook bescherming daar waar concerten geen doorgang kunnen vinden. Ik verwacht bescherming voor burgers die aangevallen worden voor dingen waar zij niet verantwoordelijk voor zijn. Want dat is wat er hier gebeurt, met het antisemitisme dat we gezien hebben. Daar zou ik graag binnen twee dagen een brief over willen hebben van het gehele kabinet.

De voorzitter:
Goed. Ik zal dit doorgeleiden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Meneer Omtzigt, bedankt voor deze zeer waardevolle toevoeging.

De voorzitter:
We gaan luisteren naar de heer Pierik van de fractie van BBB.

De heer Pierik (BBB):
Dank u wel, voorzitter. De heer Grinwis refereerde al aan de Natuurherstelverordening en ik vraag de minister voor Natuur en Stikstof om een brief te schrijven naar aanleiding van de berichtgeving in de Volkskrant, waarin het gaat over de stemverhoudingen in de EU wat betreft de Natuurherstelverordening. Die berichtgeving lijkt te suggereren dat het Belgisch voorzitterschap andere lidstaten probeert over te halen om toch voor te stemmen. Vandaar het verzoek aan de minister om een brief waarin zij uitleg geeft over deze gang van zaken. Ik zou deze brief graag voor het debat van aanstaande donderdag willen ontvangen.

De voorzitter:
Prima. Ik zal dit gewoon doorgeleiden.

De laatste spreker is mevrouw Bruyning van Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik wil graag verzoeken om een minuut extra spreektijd bij het debat over de gesloten jeugdzorg van aankomende donderdag. De urgentie is hoog en het is zeer belangrijk om de inhoud uitvoerig en zorgvuldig te behandelen.

De voorzitter:
Prima, dat gaan we gewoon doen.

(Hilariteit)

Mevrouw Bruyning (NSC):
O, oké!

De voorzitter:
Tot zover de regeling van werkzaamheden. Ik schors enkele minuten.

De vergadering wordt van 16.19 uur tot 16.31 uur geschorst.

Wadden

Wadden

Aan de orde is het tweeminutendebat Wadden (CD d.d. 13/03).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Wadden. Een hartelijk woord van welkom aan de beide bewindspersonen. Fijn dat u er bent! Er zijn zeven sprekers van de zijde van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de heer Tjeerd de Groot van de fractie van D66. Het woord is aan hem.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over de Waddenveren. We hebben daar in het debat met elkaar over van gedachten gewisseld. De minister staat er niet afwijzend tegenover, maar ik zou graag een principiële uitspraak van de Kamer willen dat je gewoon het openbaar vervoer kunt nemen, als je op een Waddeneiland woont en naar school gaat. De veren in Amsterdam zijn gratis, terwijl de bewoners op de eilanden daar grof geld voor betalen; vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vrijwel overal in Nederland openbaar vervoer is, maar niet tussen de Waddeneilanden en het vasteland;

constaterende dat het duur is om naar de Waddeneilanden te reizen en dat er op de Waddenveren geen gebruik kan worden gemaakt van het studentenreisproduct;

overwegende dat een goede en betaalbare verbinding noodzakelijk is voor de leefbaarheid van de Waddeneilanden en dat het toekennen van de status van openbaar vervoer aan de Waddenveren hieraan kan bijdragen;

verzoekt de regering te onderzoeken wat er nodig is om de Waddenveren aan te merken als openbaar vervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot, Vedder en De Hoop.

Zij krijgt nr. 264 (29684).

Er is één vraag van de heer Heutink.

De heer Heutink (PVV):
D66 wil die Waddenveren het liefst ook zo snel mogelijk elektrisch zien, volledig elektrisch, maar D66 dient nu deze motie in. Worden de overtocht en de boot per saldo niet veel duurder, als we ook de ambitie van D66 moeten gaan realiseren?

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Nee, dat hoeft niet. In het debat was ook duidelijk dat er al technische oplossingen zijn. Veren die steeds een overbrugbare afstand afleggen, kunnen juist elke keer weer worden opgeladen. Dan kom je tot oplossingen die juist goedkoper kunnen zijn. Dus, nee, dat hoeft helemaal niet. Laat de minister vooral onderzoeken hoe je dat vervoer op een duurzame manier kunt gaan regelen.

De voorzitter:
Prima. U continueert?

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Dan heb ik nog een motie over garnalenvissers. Die worden nu eigenlijk een beetje aan het lijntje gehouden. Ze worden op kosten gejaagd, omdat wordt gezegd: pas je motor maar aan, want dan komt het wel goed met de vergunning in verband met stikstof. Maar het werkelijke probleem ligt natuurlijk in de bodemberoering. Dit is dus echt een oproep: kijk die vissers recht in de ogen, zeg dat het geen makkelijk verhaal is, dat dit de situatie is en dat we het gewoon samen gaan doen, omdat die vergunning zeer onwaarschijnlijk wordt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 200 garnalenvissers op de Waddenzee momenteel zonder vergunning werken en worden gedoogd;

overwegende dat van deze ondernemers wordt verlangd dat zij fors investeren in hun bedrijf, onder andere in nieuwe motoren;

overwegende dat nog onzeker is of deze vissers een nieuwe vergunning zullen krijgen en dat dit niet afhangt van de motoren of andere aanpassingen aan de kotters, maar van de beroering van de bodem;

verzoekt de regering om eerlijk te zijn richting de garnalenvissers en ze niet onnodig op kosten te jagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 265 (29684).

Dank u wel.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dan de heer Pierik van de fractie van BBB.

De heer Pierik (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil eerst de ministers bedanken voor de antwoorden die ze gegeven hebben in het commissiedebat Wadden.

Ik wil deze twee minuten wijden aan de watertaxi's naar de Waddeneilanden, omdat het simpelweg onnavolgbaar is dat het nachtelijke vervoer van en naar de eilanden niet goed is geregeld. Het aanbod van watertaxi's wordt ernstig belemmerd door de beperkingen op snel varen in het donker. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de leefbaarheid van de eilanden. De nota van uitgangspunten stelt dat watertaxi's niet voldoen aan de vereisten voor openbaar vervoer, omdat er sprake is van vervoer op afroep zonder dienstregeling. Om deze reden kunnen ze niet worden opgenomen in de nieuwe concessies. Bovendien zal dit voor watertaxi's geen voordelen opleveren, omdat ze dan gebonden zouden zijn aan de snelheidslimiet van 20 kilometer per uur. Een oplossing zou zijn om watertaxi's te classificeren als veerponten volgens het Binnenvaartpolitiereglement, waardoor ze bij noodsituaties de mogelijkheid hebben om sneller te varen in het donker. Hierbij willen we dan ook de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de watertaxi essentieel vervoer is om van en naar de Waddeneilanden te komen tijdens calamiteiten;

overwegende dat de dienstregeling van watertaxi's in het donker weer snel hersteld kan worden door deze aan te merken als kleine veerpont in de zin van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR);

constaterende dat de watertaxi's niet opgenomen kunnen worden in de nieuwe concessies, omdat zij niet kwalificeren als openbaar vervoer;

verzoekt de regering om binnen zes weken een overleg in te plannen met de veiligheidsregio's, de burgermeesters van de Waddeneilanden en de waddentaxibedrijven om te onderzoeken of een aanwijzing als kleine veerpont mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pierik.

Zij krijgt nr. 266 (29684).

De heer Pierik (BBB):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. De volgende spreker is de heer Heutink van de fractie van de PVV.

De heer Heutink (PVV):
Voorzitter. We hebben twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de keuzevrijheid van eilandbewoners en eilandbezoekers om met een auto te willen rijden niet beperkt mag worden door het Rijk;

verzoekt de regering om de Waddeneilanden, voor zover ze dat nog niet zijn, niet verder autoluw te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Heutink.

Zij krijgt nr. 267 (29684).

De heer Heutink (PVV):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nog zeker ruim 86% van de auto's op brandstof rijdt en een verbod op brandstofauto’s, op bijvoorbeeld de veerdienst, het overgrote gedeelte van Nederland hevig beperkt in de bewegingsvrijheid;

van mening dat de Waddeneilanden ook voor automobilisten toegankelijk moeten blijven;

verzoekt de regering om (brandstof)auto's nooit te weren van de Waddeneilanden waar auto's reeds zijn toegestaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Heutink.

Zij krijgt nr. 268 (29684).

Dank u wel. Dan de heer De Hoop van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega Glimina Chakor, die vandaag jarig is maar vandaag vooral ook namens ons allen bij de vergadering van de Interparlementaire Unie in Genève zit.

Voorzitter. Terugkijkend op het debat wil ik graag nog even markeren dat voor GroenLinks-Partij van de Arbeid zowel de bereikbaarheid als de gevolgen voor de natuur door baggeren grote zorgpunten zijn. We moeten een duurzame oplossing vinden voor het bereikbaar houden van Ameland. De minister heeft toegezegd dat alle opties daarbij worden onderzocht, en dat er ook gekeken wordt naar een lichtere veerboot met minder diepgang.

Ik heb een motie over de waterkwaliteit van en lozingen op de Waddenzees.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit alle onderzoeken blijkt dat de natuurkwaliteit van de Waddenzee steeds verder achteruitgaat, onder andere door lozingen van vervuild water;

overwegende dat de minister heeft toegezegd dat alle belangrijke lozingsvergunningen KRW-proof zullen worden;

overwegende dat de minister in het debat heeft aangegeven dat het huidige systeem effectief is en dat de lozingen autonoom afnemen;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe het VTH-stelsel (Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) aan te passen zodat lozingsvergunningen voorwaardelijk en afhankelijk worden gesteld aan het tijdig behalen van de chemische en biologische grenswaarden die gelden voor het water waarin geloosd wordt;

verzoekt de regering tevens om te onderzoeken hoe lozingsvergunningen kunnen worden opgeschort als daar niet aan wordt voldaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Chakor.

Zij krijgt nr. 269 (29684).

Dank u wel. Dan het lid Kostić van de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Een paar vragen en een motie.

Eerst een vraag over de vergunningen van bedrijven die schadelijke stoffen lozen op de Waddenzee. Is de minister bereid om de Kamer zo snel mogelijk inzicht te geven in deze vergunningen en de inspectierapporten, eventueel geanonimiseerd?

Ook een vraag over beschermde mariene gebieden. Nederland heeft 0% van zijn gebieden aangewezen als hoogbeschermd of volledig beschermd, terwijl dat percentage in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk een stuk hoger ligt. Waarom, vraag ik de minister. En is hij bereid hier verandering in te brengen?

De laatste vraag. We horen graag van de minister wat de stand van zaken is van het onderzoek van de Waddenacademie en Wageningen Marine Research naar de staat van de Waddenzee en de impact van de verschillende activiteiten op dat gebied.

Dan de motie. Die is een beetje geïnspireerd op de inbreng van de PVV tijdens het debat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het in principe verboden is voor bedrijven om schadelijke stoffen te lozen in de Waddenzee;

constaterende dat zeker 54 bedrijven nog steeds lozingsvergunningen hebben en dat hierdoor grote hoeveelheden schadelijke stoffen, zoals kwik, cadmium, lood, nikkel en borium, worden geloosd;

overwegende dat we ons unieke werelderfgoedgebied en nationale trots goed moeten beschermen;

overwegende dat het aanpakken van schadelijke lozingen de leefbaarheid van het gebied voor mens en dier ten goede komt;

verzoekt de regering een plan van aanpak te ontwikkelen om het aantal lozingen in de Waddenzee op termijn terug te dringen tot nul, en dit plan zo snel mogelijk aan de Tweede Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 270 (29684).

Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Kamminga van de fractie van de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed en inhoudelijk commissiedebat gehad over een veelvoud aan onderwerpen, die allemaal direct raken aan de leefbaarheid, de economische bedrijvigheid en het beschermen van die o zo mooie natuur op de Wadden. Vaak lijken we in tegenstellingen te spreken als we het over de Wadden hebben, over tegenstellingen tussen mens en natuur. Maar als er ergens een gebied is waar de mens al decennialang hand in hand leeft met de natuur, dan is het wel op de Wadden. Zij weten als geen ander de effecten van een zware storm en de getijden, maar vooral ook het belang van een goede balans. Dat is ook hoe de VVD in dit dossier zit.

Het zal de voorzitter deugd doen dat ik vandaag geen moties heb, gelet op de toezeggingen die zijn gedaan in het commissiedebat. En een aantal onderwerpen die we volgens mij allemaal belangrijk vinden, worden nog nader onderzocht.

Maar ik wil hier ook nog een keer het belang benadrukken van de bereikbaarheid van de eilanden en in het bijzonder het belang van de watertaxi, als onderdeel daarvan. Goede verbindingen zijn noodzakelijk om te kunnen wonen en ondernemen in die hele regio. Het zijn min of meer de levensaders van de eilanden. Ik hoop dan ook dat de ministers de impact van het maximeren op 20 kilometer per uur in de nacht niet te lichtvaardig nemen en blijven nadenken over hoe deze voorziening gehandhaafd kan blijven.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Heel goed. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors voor vijf minuten. Daarna gaan we luisteren naar de bewindspersonen.

De vergadering wordt van 16.42 uur tot 16.49 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan minister Harbers.


Termijn antwoord

Minister Harbers:
Dank u wel. De vraag van het lid Kostić was op mijn terrein, namelijk om alle vergunningen te delen. Wij hebben in de vorige zittingsperiode van de Kamer al een volledig overzicht van de vergunningen gegeven. Wij kunnen dat de Kamer nog een keer doen toekomen. Ik hoop dat we daarmee dan ook aan de vraag hebben voldaan.

In de motie-De Groot c.s. op stuk nr. 264 wordt gevraagd om een onderzoek. We hebben daar in het debat ook al over gesproken. Ik kan de motie oordeel Kamer geven. We zullen alle voor- en nadelen in kaart brengen. Het is niet gratis; dat zei ik al in het debat. Er kunnen ook nadelen zijn, maar dat zullen we allemaal bij de uitvoering van deze motie in kaart brengen. Dus ik geef deze motie oordeel Kamer.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Inderdaad, u gaat de voor- en nadelen in kaart brengen, maar de motie neigt toch wat meer naar de andere kant. De motie verzoekt de regering namelijk om te onderzoeken wat er nodig is om de Waddenveren aan te merken als openbaar vervoer. De motie zit dus wel aan de positieve kant van wat de minister schetst. Erkent de minister dat?

Minister Harbers:
Ja, maar bij het onderzoek dat nodig is, zal waarschijnlijk ook op tafel komen dat het gedekt moet worden. Ik denk dat het fair is om aan te geven wat het allemaal behelst op het moment dat je dat doet, maar we zullen de Kamer het benodigde inzicht geven.

De voorzitter:
Eén vraag van het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel. Wij willen graag de vergunningen inzien, maar ook de bijbehorende inspectierapporten kunnen inzien, op wat voor manier dan ook. Dat was mijn vraag.

Minister Harbers:
Ik moet even kijken wat er op dat gebied mogelijk is. Ik stel voor dat ik daar schriftelijk op terugkom bij de Kamer.

De voorzitter:
Eén vraag van mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Met excuus, maar toch even voor de helderheid. Als deze motie aangenomen wordt, ziet de minister dat dus niet als "we gaan het doen" en "we zorgen dat het gaat gebeuren", maar veel meer als een inventarisatie op basis waarvan de Kamer later nog een weging kan maken, eventueel op voorspraak van de regering?

Minister Harbers:
Ja, volgens mij is dat precies wat het dictum vraagt.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 266 van de heer Pierik. Daar hebben we het in het debat ook uitgebreid over gehad. Er vindt deze week een breed overleg plaats met de regiopartijen over de vaarveiligheid op de Waddenzee. Daarbij staat ook dit onderwerp op de agenda. Ik heb daar in het commissiedebat ook al toezeggingen over gedaan. Als je de motie heel letterlijk leest, zou ik hem oordeel Kamer kunnen geven, maar ik zeg er gelijk maar bij dat het zeer de vraag is of het aanwijzen van de watertaxi als veerpont wenselijk is. Er liggen ook twee OVV-rapporten die er niet om liegen, namelijk dat zowel het vaargedrag als de technische uitrusting en het ontwerp van de watertaxi tekortschieten. Beide spelen een serieuze rol bij de afweging over de wenselijkheid van dit idee. Zoals al eerder in het debat aangegeven, verzoek ik dit onderwerp te betrekken bij de kabinetsreactie op de OVV-rapporten die eind mei zullen verschijnen. Om die reden, omdat de motie echt een andere kant op lijkt te tenderen, zou ik hem willen ontraden.

De motie op stuk nr. 267 is een beetje met zichzelf in tegenspraak. In de eerste "van mening" staat namelijk dat we als Rijk niet mogen interveniëren, maar in het dictum staat vervolgens wel een verzoek aan de regering om iets te vinden van autoluw op de eilanden. Ik ontraad 'm omdat dit echt vraagstukken zijn die aan de lokale gemeentelijke overheid zijn.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 268. Het is echt aan de gemeente zelf om te bepalen of men wel of niet restricties wil stellen aan het wegverkeer.

De voorzitter:
Eén vraag van de heer Heutink.

De heer Heutink (PVV):
Maar in de brieven over de Wadden en in het debat dat we daarover met elkaar hebben gevoerd, was de kabinetsinzet nadrukkelijk om die eilanden autoluw te maken. Daarom was er ook grote verbazing bij de eilandbewoners dat het kabinet dit voornemen had. Vandaar deze motie. Dat is niet tegenstrijdig met elkaar, maar dat is consequent: wij vinden dat de regering hier niets van moet vinden, maar het staat wel in de brieven van het kabinet.

Minister Harbers:
Ja, maar dat is weer gebaseerd op de uitvoeringsagenda voor het Waddengebied. Die is met alle belanghebbenden, de gemeenten op de eilanden, andere maatschappelijke organisaties en de provincies, gezamenlijk gemaakt. Maar ik vind het te ver voeren om als Rijk een oordeel te hebben over wat gemeenten wel en niet mogen doen op hun eigen gemeentelijke wegennet.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 269 is ook op mijn terrein. Daarin wordt verzocht om twee onderzoeken: hoe het VTH-stelsel kan worden aangepast en hoe lozingsvergunningen kunnen worden opgeschort. Een lozingsvergunning mag nu al niet worden afgegeven indien deze strijdig is met de KRW. Naar onze indruk is er op dit moment geen noodzaak voor het aanpassen van het VTH-stelsel. Ik onderzoek als onderdeel van de KRW-impuls wel of het huidige VTH-stelsel niet ergens meer ruimte geeft dan de KRW toelaat. Ik zou de indiener dus willen vragen om de motie aan te houden tot we weten of een aanpassing nodig is. Anders is de motie echt ontijdig en zal ik 'm moeten ontraden.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Laat ik het zo zeggen: mijn fractie heeft een iets zorgelijker beeld dan de minister. Ik denk dat de noodzaak er zeker wel is, maar tot die tijd ben ik wel bereid om de motie aan te houden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer De Hoop stel ik voor zijn motie (29684, nr. 269) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Harbers:
De motie op stuk nr. 270 ontraad ik, want er vinden in Nederland bedrijfsmatige activiteiten plaats die leiden tot afvalstromen. Voor het reguleren van die activiteiten hebben we ons systeem van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Bij het toetsen van de lozingsvergunningen worden de beste beschikbare technieken voorgeschreven en wordt een emissietoets uitgevoerd. Mocht die niet voldoen, dan moeten er aanvullende maatregelen worden genomen, anders wordt de lozing niet toegestaan. Op basis daarvan ontraad ik deze motie, die nog veel verdergaat omdat zij verzoekt om een totaalverbod.

Voorzitter. Dat waren de moties op mijn terrein.

De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan minister Van der Wal.

Minister Van der Wal:
Voorzitter. Ik heb twee vragen en een motie. Het zijn twee vragen van het lid Kostić, waarvan de eerste over de Waddenacademie gaat. We zijn druk bezig met een beleidskader, dat juist bedoeld is om de balans tussen natuur en economie te herstellen. Daarbij kijken we echt naar het verminderen van de cumulatieve effecten van al die economische activiteiten op de natuur. We werken nu aan de inhoudelijke bouwstenen, de ecologische bouwstenen. De Waddenacademie brengt de staat van de natuur in beeld, zeg maar als een soort nulmeting. Staatsbosbeheer, RVO en Rijkswaterstaat werken gezamenlijk aan een ecologisch streefbeeld voor de Waddenzee. Wageningen Marine Research maakt een ecologisch afwegingskader.

De voorzitter:
Het lid Kostić, één vraag.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank voor de beantwoording. Ik ben benieuwd wanneer de resultaten van dat onderzoek ongeveer bekend zullen zijn en of daarin de impact van de visserij en de lozingen worden meegenomen.

Minister Van der Wal:
Ja. Nou ja, het afwegingskader van Wageningen Marine Research kijkt naar generieke drukfactoren op de natuur, dus dat zijn alle activiteiten. Ik zou Wageningen Marine Research kunnen vragen om het thema lozingen hierin op te nemen. Wij verwachten dat het in het derde kwartaal wordt opgeleverd. Ik zal ze dit expliciet vragen. Dat is dan een toezegging.

De voorzitter:
Prima.

Minister Van der Wal:
Dan zal ik Wageningen Marine Research expliciet vragen om het thema lozingen daarin mee te nemen.

Kamerlid Kostić (PvdD):
En visserij.

Minister Van der Wal:
En visserij, absoluut.

De tweede vraag van het lid Kostić ging over de beschermde gebieden. De Waddenzee is beschermd natuurgebied. Het is volledig een Natura 2000-gebied. 3% is volledig gesloten. De vraag was of daar nog veranderingen in komen. Ja, dat zou een uitkomst kunnen zijn van het afwegingskader, maar daar kan ik nu niet op vooruitlopen.

De voorzitter:
Het lid Kostić, nog één opmerking.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Misschien begrijp ik het niet goed, maar mijn vraag luidde als volgt. We weten natuurlijk dat het beschermd gebied is, maar het ging erom of het hoogbeschermd of volledig beschermd gebied is. Die gebieden hebben we nog niet in Nederland, want we hebben 0% daarvan, in tegenstelling tot andere landen. Mijn vraag was waarom dat zo is en of daar inderdaad verandering in gaat komen. De waaromvraag is eigenlijk wel relevant.

Minister Van der Wal:
Het punt is dat er op dit moment in Europa geen strikte definitie is van "strikt beschermd". Die discussie loopt nu, as we speak. Dat maakt het dus wat ingewikkeld om er een exacte invulling aan te geven. 3% is volledig gesloten. Dat is voor ons nu de referentiesituatie. Mocht er straks via het spoor van het afwegingskader of vanuit Europa wel een strikte definitie komen van "strikt beschermd", dan kan dat eventueel tot heroverweging leiden.

Voorzitter. Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 265 van de heer Tjeerd de Groot. Die motie moet ik ontraden. Ik ben altijd eerlijk tegen de garnalenvissers, daarin kan ik de heer De Groot geruststellen, maar ik ben het gewoon niet eens met de suggestie over bodemberoering. Er wordt op bodemberoering getoetst. In het kader van de vergunningverlening toetsen we aan de instandhoudingsdoelen. Alleen was er op dat moment al sprake van bodemberoering. Ik moet die motie dus echt ontraden op dit punt. Waar ik het helemaal mee eens ben, is dat dat perspectief zo belangrijk is. Daar werkt collega Adema ook hard aan, door het gesprek te voeren over de vraag: hoe gaan we nou verder verduurzamen en hoe doen we dat met het eerlijke verhaal?

De voorzitter:
Dat gaat dan over de motie op stuk nr. 265.

Minister Van der Wal:
Ja.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dan kan de motie ook oordeel Kamer krijgen, want dat is precies waar de motie toe oproept: vertel het eerlijke verhaal aan de garnalenvissers. De bodemberoering — dat zal de minister erkennen — is wel degelijk een issue bij het eventueel verlenen van de natuurvergunning. Mede daardoor duurt het ook zo lang. Er komen steeds meer onderzoeken beschikbaar waaruit blijkt dat dit de natuur in de Waddenzee toch steeds sterker schaadt.

Minister Van der Wal:
Ik blijf 'm ontraden, want ik ben het gewoon echt niet eens met de suggestie. Hier wordt vergunningverlening direct gekoppeld aan bodemberoering, maar wij toetsen aan instandhoudingsdoelen op basis van een referentiesituatie waar bodemberoering er al was. Dus ik zit echt in mijn maag met die suggestie en die directe koppeling. Waar ik het mee eens ben — dat wil ik wel meegeven — is dat we werken aan dat perspectief en dat bodemberoering daar natuurlijk onderdeel van uitmaakt. Hier wordt alleen deze koppeling gemaakt en dat is wat mij betreft een reden om deze motie te ontraden.

De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dinsdag stemmen we over de moties. Ik dank beide bewindspersonen.

Maritiem

Maritiem

Aan de orde is het tweeminutendebat Maritiem (CD d.d. 08/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan meteen door met het andere debat, namelijk het tweeminutendebat Maritiem. Ik heb goed begrepen dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat bij ons blijft. We hebben vier sprekers van de zijde van de Kamer en de eerste is de heer Heutink van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Ik geef hem graag het woord. Het woord is aan de heer Heutink.

De heer Heutink (PVV):
Voorzitter. We steunen een verbod op varend ontgassen, maar we voorzien forse problemen voor schippers omdat er een tekort aan ontgassingsinstallaties gaat zijn. Er zijn gewoonweg niet genoeg installaties beschikbaar op het moment dat het verbod ingaat. Dit heeft als gevolg dat schippers straks óf hun hele logistiek moeten omgooien óf moeten omvaren via Rotterdam of Amsterdam. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering erkent dat er niet met zekerheid gezegd kan worden hoeveel ontgassingsinstallaties er nodig zullen zijn zodra het verbod op varend ontgassen ingaat;

constaterende dat er mogelijk geen dekkende infrastructuur van ontgassingsinstallaties bestaat op het moment dat het verbod op varend ontgassen ingaat;

verzoekt de regering om schippers die vanwege een tekort aan ontgassingsinstallaties niet kunnen ontgassen, te voorzien van een transitieperiode bij het verbod op varend ontgassen totdat er voorzien is in een dekkend netwerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Heutink.

Zij krijgt nr. 441 (31409).

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer De Hoop van de fractie van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Vedder heeft zich ondertussen bij mij gemeld. Zij wil graag deelnemen aan dit debat, terwijl zij niet aanwezig was bij het commissiedebat. Vooruit, zegt de heer Heutink. Dat zou ook mijn voorstel zijn. Bestaat daar bezwaar tegen? Dat is niet het geval.

Dan geef ik graag het woord aan de heer De Hoop.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Wij zien net als de PVV dat er niet genoeg ontgassingsinstallaties zijn, maar GroenLinks-PvdA heeft wat dat betreft een andere insteek. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voortvarend doorzetten van fase 1 en fase 2 van het verbod op varend ontgassen wezenlijk heeft bijgedragen aan het versnellen van het vergunnen en bouwen van ontgassingsinstallaties;

overwegende dat het gereedkomen van een dekkend netwerk aan ontgassingsinstallaties baat heeft bij voldoende gevoelde noodzaak voor deze installaties en dat dit proces niet is gebaat bij vertraging, uitstel of gedoogbeloftes;

verzoekt de regering om aan alle sectorpartijen duidelijk te maken dat fase 1 en 2 een harde deadline hebben die ook zal worden gehandhaafd en dat fase 3 van kracht zal worden zodra dit kan, maar niet later dan 2027,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 31409 (442).

Eén vraag van de heer Heutink.

De heer Heutink (PVV):
De partijen die verantwoordelijk zijn voor die ontgassingsinstallaties hadden al vijf jaar de tijd om het te regelen en nog voelen ze die urgentie niet. Wie heeft er dan zo meteen een probleem? Dat is niet het bedrijf. Dat is niet de overheid. Nee, dat zijn de schippers. Dus dan draagt deze motie toch niets bij aan de problemen die de schippers zo meteen gaan krijgen omdat het bedrijfsleven het niet voor elkaar krijgt, of omdat de wil of de motivatie er niet is om die ontgassingsinstallaties op tijd te realiseren?

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dat deel ik niet. In het debat zei de minister heel nadrukkelijk dat juist de druk van een deadline ontzettend belangrijk was voor provincies die de vergunningen geven, de sector die zorgt voor de havens, de verladers en die chemieclusters om voortgang te maken. Dat heeft effect gehad. Als we van die deadline afzien, dan heeft dat denk ik hele negatieve consequenties.

De heer Olger van Dijk (NSC):
Eén verduidelijkende vraag. Ook wij vinden dat je duidelijk moet zijn over waar we heen gaan. Er wordt al jaren over gesproken en het is goed om een deadline te hebben. Tegelijkertijd zien we in de stukken dat de minister enige ruimte laat om misschien nog eens goed na te denken over fase 2. Moet ik het nou zo begrijpen dat u hoe dan ook fase 2 op 1 juli wilt laten ingaan? Vraagt u dat met de motie?

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dat heeft u goed begrepen.

De voorzitter:
De heer Flach van de SGP is de volgende spreker. O, u heeft nog een motie.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik heb nog een motie over de spoedverbinding met de Waddeneilanden. Mijn fractie maakt zich daar al lange tijd zorgen over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat enkele ongelukken met de snelle watertaxi van en naar de Waddeneilanden heeft laten zien dat het huidige systeem rond snel varen onvoldoende duidelijk is, onvoldoende beschermt of onvoldoende wordt gehandhaafd;

overwegende dat er nu geen goed toezicht is op wat een noodzakelijke spoedrit is;

verzoekt de regering om beter uit te werken wat een spoedrit rechtvaardigt, wie dit mag uitvoeren en hoe die bevoegdheid wordt verleend, hoe hierop wordt toegezien en welke sancties volgen op overtredingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 443 (31409).

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dank.

De voorzitter:
U bedankt. De heer Flach van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. De SGP maakt zich grote zorgen over de voorgenomen sluiting van het Julianakanaal in Limburg voor een periode van acht maanden, als het niet langer wordt. Het is een aderlating voor Limburgse bedrijven en voor de binnenvaart.

Ik heb er twee vragen over. Klopt het dat eerdere waarschuwingen voor de bouwrisico's zijn genegeerd, terwijl dat zo'n lange afsluiting had kunnen voorkomen? Is goedkoop hier duurkoop geweest? Klopt het dat enkele aannemers hebben aangeboden alsnog het werk op te pakken, met openstelling voor de scheepvaart? Zo ja, is dit serieus bekeken en waarom is dit aan de kant gelegd? Ik begreep dat er deze week overleg is met de sector en ik kan mij voorstellen dat de minister hier in een brief op terugkomt en dan gelijk deze vragen mee terugneemt.

Dan een korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer eerder heeft gevraagd om het plan van aanpak voor de eerste tranche van het vlootvervangingsprogramma mee te nemen bij de voorbereiding van de begroting voor 2024 en verder (de motie-Stoffer op stuk nr. 395, Kamerstuk 31409), maar dat er nog steeds geen duidelijkheid is over besteding van beschikbare middelen;

verzoekt de regering tegelijk met de Voorjaarsnota een voorstel naar de Kamer te sturen voor besteding van de beschikbare middelen voor de eerste tranche van het vlootvervangingsprogramma van de Rijksrederij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 444 (31409).

Dan de heer Peter de Groot, van de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter. Ik heb één motie meegenomen. Die gaat over ruimte voor havens.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor de woningbouwopgave in Nederland plannen zijn om dit dicht tegen of in havengebieden te ontwikkelen;

constaterende dat op gemeentelijk niveau hiervoor beleid wordt gemaakt;

overwegende dat havens belangrijk zijn voor de Nederlandse economie en banen creëert;

overwegende dat havens juist meer ruimte nodig hebben om de circulaire en energietransitie te accommoderen;

overwegende dat herontwikkeling kansen biedt voor de woningbouwopgave maar dat daarvoor nieuwe ruimte nodig is voor verplaatsen van bedrijven;

verzoekt de regering om in de NOVEX voldoende ruimte te borgen voor de ontwikkeling van havens;

verzoekt de regering regie te voeren wanneer door ruimtelijk beleid op lokaal niveau havenontwikkeling onevenredig in het gedrang komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 445 (31409).

De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Vedder, van het CDA.

Mevrouw Vedder (CDA):
Dank u, voorzitter. Ook dank aan mijn collega's. Ik wil mij aansluiten bij de vragen van collega Flach over de sluiting van het Julianakanaal. Ik hoorde hem vragen naar een brief en misschien kan de minister de antwoorden op mijn vragen daarin meenemen. Ik zou graag van de minister willen weten of er echt geen andere manieren zijn om dit kanaal aan te pakken zonder een algehele versperring. Zijn er geen manieren om de werkperioden te verkorten?

In het rapport worden diverse zaken benoemd die dienen te gebeuren voordat we überhaupt kunnen beginnen, en daar wil ik er vijf van aanhalen. Eén: de afstemming met Vlaanderen over omvaarroutes. Twee: de instelling van een quick response team voor het geval er problemen zijn op de omvaarroutes. Drie: het beschikbaar hebben van reservespullen voor het geval er problemen zijn met de sluizen. Vier: de reparatie van de kapotte stuw Borgharen. Vijf: het scheppen van duidelijkheid voor schepen met gevaarlijke goederen, de zogenoemde kegelschepen. Ik zou graag van de minister willen horen dat op z'n minst die zaken geregeld zijn voordat we beginnen met de afsluiting van het Julianakanaal.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Prima. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors tot 17.15 uur. Daarna gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt van 17.10 uur tot 17.16 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Harbers:
Voorzitter, dank u wel. Er zijn een aantal vragen gesteld over het Julianakanaal. Die loop ik even af. Ik zeg alvast toe dat ik na het overleg met de regio donderdag ook nog een brief stuur naar de Kamer met bevindingen uit dat overleg. Ik zal dan zo nodig ook nog verder ingaan op de gestelde vragen, maar heel in het kort loop ik ze vast langs.

De heer Flach vroeg of er eerdere waarschuwingen zijn genegeerd. Nee. Bij de eerdere aanbesteding was wel bekend dat er risico's waren, dat er risico's aan verbonden zijn als je het half drooggezet doet of in de natte doet, maar het was gewoon ook een poging om te kijken of dit werk uitgevoerd zou kunnen worden met het doorgang laten vinden van de scheepvaart. Het is niet zo dat het daardoor nu langer duurt. Het is juist een poging geweest om dat droogzetten te voorkomen.

Klopt het dat er aannemers zijn die het nog steeds wel willen doen? Er spelen twee dingen. Een. Naar het inzicht van Rijkswaterstaat kan het simpelweg niet meer zonder droogzetten, omdat die eerdere calamiteiten ook schade hebben berokkend. Je hebt nu te maken met een damwand die er al ingezet was en die het begeven heeft. We kennen de berichten ook. We kennen ook de aannemers. Hun informatiepositie is gebaseerd op de tender die in 2021 werd gedaan voor het uitvoeren van het werk in de natte, maar op dit moment is de situatie feitelijk ook veranderd door de calamiteiten. Het is drie keer misgegaan. Dat maakt dat Rijkswaterstaat nu zegt: "Ook als opdrachtgever gaan we het gewoon niet meer doen. Het is naar ons inzicht gewoon te onveilig om dat nog een keer op die natte manier te gaan doen."

Dat is ook het antwoord op de vraag van mevrouw Vedder of er echt geen andere manieren zijn. Het is niet voor niets dat we de tijd hebben genomen — het is vorig voorjaar misgegaan — om te kijken of het echt niet anders kan, maar de tijd dringt. Het moet gerepareerd worden en er zijn geen andere manieren. Naar huidig inzicht zijn er ook geen mogelijkheden om het nog korter te doen, maar vanzelfsprekend zitten we erbovenop dat iedere mogelijke versnelling benut wordt. We kijken of het sneller kan, maar ik ga niet op voorhand zeggen dat het nog sneller kan. Want dat is ook al heel vaak tegen het licht gehouden.

De vijf mogelijkheden die mevrouw Vedder noemde, zoals afstemming met Vlaanderen, een quick response team, reserveonderdelen, de sluis Borghaar en de kegelschepen, zijn allemaal zaken waar Rijkswaterstaat mee aan de slag is, om het te regelen voordat het droogzetten begint. Dat zijn gewoon terechte voorwaarden om te regelen. Zoals gezegd, in de brief na het overleg donderdag zal ik daar nog wat verder op ingaan.

De motie op stuk nr. 441 zou ik willen ontraden. Het is echt te vroeg om het nu al te hebben over een transitieperiode. Ik wil ook druk houden op de sector. De vergunningverlening is in volle gang en ik denk dat tijdsdruk belangrijk is. We blijven vanzelfsprekend wel monitoren richting de inwerkingtreding. Ik ontraad de motie op stuk 441, omdat datgene wat in de motie op stuk nr. 442 staat precies is wat ik de afgelopen anderhalf, twee jaar gedaan heb, namelijk de druk erop houden en zeggen: jongens, het gaat nu gewoon gebeuren. De sector weet al jaren dat dit verbod eraan komt. Ik kan dus het oordeel over de motie op stuk nr. 442 aan de Kamer laten. Het is feitelijk niet nodig, want alles wat erin staat heb ik al anderhalf jaar gedaan en blijf ik ook doen. Ik wijs erop dat fase 2 — zo staat het ook in de motie — enkele weken tot een maand of wat later ingaat. Dat heeft te maken met de aankondigingstermijnen. Voor fase 3 is inmiddels ook het overleg met de buurlanden geopend.

De voorzitter:
Hij is oordeel Kamer, meneer Heutink.

Minister Harbers:
Nee, dat is de motie op stuk nr. 442. Dat is niet de motie van de heer Heutink.

De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Heutink?

De heer Heutink (PVV):
Het gaat nog even over mijn motie. Sorry, ik was wat laat. Als fase 2 van kracht is en blijkt dat we niet genoeg ontgassingsinstallaties hebben — de minister gaat dat monitoren — en dat er schippers zijn die in de problemen komen, kan de minister dan op z'n minst toezeggen dat het kabinet gaat nadenken over zo'n transitieperiode, juist om te voorkomen dat we die hele branche in de moeilijkheden gaan helpen? Volgens mij wil niemand dat hier. Als de minister dat kan toezeggen, hoef ik mijn motie niet meer in stemming te brengen. Dan kan ik 'm aanhouden. Dat is wel even de concrete vraag die ik wil stellen.

Minister Harbers:
Ja, maar weet u: mijn sympathie ligt bij de binnenvaartschippers, daar is dit hele dossier op gestoeld. Daarom zegt het verdrag ook dat de rekening niet bij de schippers terecht mag komen, maar bij de verladers hoort te liggen. Dat is gewoon de afspraak in dat internationale verdrag. Wij doen dit ook ter bescherming van de schippers en hun bemanning op de schepen, opdat ze niet langer worden blootgesteld aan deze dampen. Als ik u toezeg dat ik te zijner tijd toch ga nadenken over zo'n vrijstelling of een transitietegemoetkoming, dan haal ik alweer iets van die druk weg. Maar in ieder overleg met de sector en de schippers heb ik benadrukt dat ik vind dat de schippers niet de dupe mogen worden. We blijven het vanzelfsprekend monitoren, ook na 1 juli. Het overleg met de sector zetten we ook voort, want waarschijnlijk zijn er dan nog veel meer praktische dingen waarvoor we elkaar vaak moeten spreken. Maar de sector zal altijd merken dat ik aan de kant van de schippers sta en dat ik dus druk blijf zetten op de verladers om daar waar ze nog meer dingen moeten regelen, dat zo snel mogelijk te doen.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 444 verzoekt om in de Voorjaarsnota op te nemen … Alles wat daarin staat ga ik doen, dus ik zou de motie zelfs over kunnen nemen.

De voorzitter:
Dan stel ik voor om dat te doen. Bestaat daar enig bezwaar tegen? Dat is niet het geval.

De motie-Flach (31409, nr. 444) is overgenomen.

Minister Harbers:
De indiener van de motie op stuk nr. 445 zou ik willen verzoeken om het dictum licht aan te passen, zodat ik 'm aan het oordeel van de Kamer kan laten. Dat zou betekenen dat in het dictum staat: "verzoekt de regering om zich in NOVEX-verband hard te maken voor het ruimtelijk belang van de havens" — dat is immers het instrument dat we daarvoor hebben — "en als het in het gedrang komt" — het woord "regie" is vaak ook wat ongedefinieerd — "om daarover in overleg te treden met de regio en alle in de omgeving betrokken partijen, zoals de havens zelf". Ik kan, hoeveel regie u mij ook toedicht, immers niet altijd treden in de verantwoordelijkheden van provincies en gemeenten op dit gebied. De facto doen we dit al. We hebben dit ook gedaan rond de Houtrakpolder in Amsterdam. Voor het ministerie is het staand beleid. Mocht de indiener deze wijzigingen willen aanbrengen in zijn dictum, dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De heer De Groot komt met een gewijzigde motie.

Minister Harbers:
Voorzitter. Daarmee ...

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 443 missen wij nog.

Minister Harbers:
De motie op stuk nr. 443? Sorry, de spoedverbinding van de Waddeneilanden. Hierover hebben we het ook in het debat gehad. We brengen dit in kaart, dus kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Bij dezen. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid vandaag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dinsdag stemmen we over de moties. Ik schors tot 18.45 uur.

De vergadering wordt van 17.23 uur tot 18.48 uur geschorst.

Vreemdelingen- en asielbeleid

Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid (CD d.d. 07/03).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid. Het commissiedebat vond plaats op 7 maart jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. We hebben negen sprekers van de zijde van de Kamer, die allemaal twee minuten hebben. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Eerdmans van de fractie van JA21. Ik hoop dat we het allemaal kort en puntig kunnen houden, want we hebben straks nog een belangrijk debat dat hierop volgt. Het woord is aan de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):
Jazeker, voorzitter. Dit is eigenlijk de apotheose van ons commissiedebat. Ik ben blij dat we dat plenair mogen afronden. Ik zal zo vrij zijn om vanuit het debat drie punten naar voren te brengen die ons beleid wat zullen verstevigen. Ik hoop op steun van de collega's.

Voorzitter. De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de asielinstroom in 2024 tot nu toe 35% hoger ligt dan in precies dezelfde periode in 2023;

constaterende dat deze hoge instroom tot grote (opvang)problemen leidt en dat de instroom richting de zomer traditioneel nog verder toeneemt;

verzoekt de regering voor de zomer, al dan niet tijdelijke, nieuwe instroombeperkende maatregelen te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3216 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):
De tweede luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet eerder gebruik heeft gemaakt van het ruimtelijke-ordeningsinstrumentarium, waarbij het Rijk de vergunningverlening overneemt om buiten de gemeente om asielopvang in panden te vestigen;

overwegende dat deze werkwijze voorbijgaat aan de gemeentelijke autonomie en lokaal draagvlak;

verzoekt de regering af te zien van de inzet van het ruimtelijke-ordeningsinstrumentarium voor asielopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3217 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):
De laatste, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Zweedse regering, de regering in Zweden, de doelstelling hanteert om het asielbeleid dusdanig te hervormen dat het op geen enkel vlak genereuzer is dan de EU-richtlijnen voorschrijven;

overwegende dat niets Nederland in de weg staat om eenzelfde doel te stellen en dat dit op diverse terreinen een aanzienlijke aanscherping van het asielbeleid zou betekenen;

spreekt uit dat het Nederlandse asielbeleid aan het eind van de nieuwe regeerperiode tenminste aangescherpt moet zijn tot de minimale vereisten die de EU-richtlijnen stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3218 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Keijzer van de fractie van BBB.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Dank u, voorzitter. Mijn eerste motie lijkt een beetje aan te sluiten bij de tweede van de heer Eerdmans, maar als dat zo is, komen we vast tot elkaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris op 1 maart de Kamer heeft geïnformeerd dat burgemeesters wordt gevraagd om instemming bij de plaatsing van vreemdelingen in hotels in hun gemeente;

constaterende dat de staatssecretaris op 14 maart heeft besloten om statushouders te plaatsen in een Van der Valk Hotel in Akersloot in de gemeente Castricum zonder instemming van de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad;

overwegende dat het broze draagvlak onder de bevolking voor vreemdelingenopvang verder onder druk komt te staan als de staatssecretaris zonder de Kamer te informeren overgaat tot plaatsing van vreemdelingen zonder instemming van de gemeente;

verzoekt het kabinet om zich aan het beleid te houden dat het zelf op 1 maart 2024 met de Kamer heeft gedeeld en niet over te gaan tot plaatsingen van vreemdelingen in hotels zonder instemming van de betreffende gemeente,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer.

Zij krijgt nr. 3219 (19637).

Mevrouw Keijzer (BBB):
Onder de vreemdelingenstatus vallen ook statushouders. Dan mijn tweede motie, in de categorie "regeren is vooruitzien".

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Commissie na de verkiezingen in juni een nieuw prioriteitenprogramma opstelt;

overwegende dat Nederland deze prioriteitsstelling maximaal kan beïnvloeden als we goed voorbereid zijn;

verzoekt het kabinet de nodige voorbereidingen te treffen en tijdig kenbaar te maken dat stevige migratiebeperkingen én versnelling van huidige maatregelen topprioriteit zijn voor Nederland tijdens de Europese Commissie 2024-2029,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer.

Zij krijgt nr. 3220 (19637).

Mevrouw Keijzer (BBB):
Voorzitter. Nog over dat laatste: ik heb de brief gelezen waarin het zogeheten non-paper over het asielpact met de Kamer is gedeeld, maar ik vond dat allemaal een beetje zweverig. Ik wil actie en hoge prioriteit op maatregelen in dat pakket die naar voren kunnen worden gehaald.

Dank u wel.

De voorzitter:
Eén vraag van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):
Even over de motie over statushouders in hotels. Bedoelt mevrouw Keijzer daarmee dat als je geen Nederlands paspoort hebt, maar een verblijfsvergunning, je gewoon niet in een hotel mag verblijven? Dat lijkt mij best wel raar.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Nee. Ik heb vorige keer ook de uitleg van de staatssecretaris op dat punt gehoord. Statushouders zijn geen toeristen. Statushouders hebben een verblijfstitel en mogen zich dan natuurlijk in Nederland bewegen. Maar een hotel heeft een bepaalde bestemming in het bestemmingsplan, met een daarbij behorend gebruik. Laten we niet vergeten dat de lokale middenstand ook een belang heeft bij toeristen in dat hotel. Dat is één.

Twee. De staatssecretaris heeft aan de Kamer beloofd dat het plaatsen van vreemdelingen in hotels — statushouders vallen nu eenmaal onder de definitie van vreemdelingen — alleen gebeurt na instemming van de gemeente. Nu we met elkaar steeds verdere stappen zetten in het huisvesten van vreemdelingen vind ik eigenlijk dat dit niet alleen aan de burgemeester kan zijn, maar dat dit in ieder geval aan het college van burgemeester en wethouders moet zijn, maar eigenlijk aan de gemeenteraad, zijnde de lokale volksvertegenwoordiging.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Brekelmans van de fractie van de VVD.

De heer Brekelmans (VVD):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de procesbeschikbaarheidslocatie (pbl) in Ter Apel momenteel niet wordt gebruikt vanwege een rechterlijke uitspraak;

overwegende dat pbl's cruciaal zijn voor een stevige aanpak van overlastgevers, de veiligheid van omwonenden, medewerkers en andere asielzoekers, voor het behoud van draagvlak bij gemeenten die veel overlast ervaren en voor het ontmoedigen van overlastgevers om naar Nederland te komen;

verzoekt de regering om zo snel mogelijk een juridische of praktische oplossing te vinden zodat de pbl in Ter Apel weer spoedig geopend kan worden en het aantal pbl-plekken in Ter Apel en andere plaatsen opgeschaald kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Brekelmans en Keijzer.

Zij krijgt nr. 3221 (19637).

De heer Brekelmans (VVD):
De tweede motie.

De voorzitter:
Eén seconde. Eén vraag van mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik hoop niet dat dit een overbodige vraag is, maar ik neem aan dat de bedoeling van de motie is om dat wel te doen binnen de huidige kaders van de rechtsstaat.

De heer Brekelmans (VVD):
Uiteraard. Daarom zeg ik ook "een juridische of een praktische oplossing zodat de pbl weer open kan", maar het moet wel passen bij de uitspraak die is gedaan.

Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tijdelijke regeling voor derdelanders uit Oekraïne op 4 maart beëindigd is voor derdelanders en dat hun tijdelijke verblijfstatus daarmee vervalt;

overwegende dat de meeste derdelanders afkomstig zijn uit een veilige situatie in hun herkomstland en daarom kunnen terugkeren;

constaterende dat de rechtbank in Roermond heeft uitgesproken dat derdelanders toch hun verblijfstatus behouden, welke strijdig is met de uitspraken van andere rechtbanken en de hoogste rechter in het bestuursrecht, de Raad van State;

van mening dat derdelanders die veilig kunnen terugkeren naar hun herkomstland, zo snel mogelijk dienen te vertrekken;

verzoekt de regering zich er maximaal voor in te zetten dat derdelanders uit Oekraïne zo snel mogelijk terugkeren naar hun herkomstland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Brekelmans en Keijzer.

Zij krijgt nr. 3222 (19637).

De heer Brekelmans (VVD):
Dan tot slot, voorzitter. We hebben het in het debat ook gehad over de aanpak van overlastgevers en over de mogelijke samenwerking met omringende landen. Daarbij gaf de staatssecretaris aan dat het ingewikkeld is om een nieuw systeem of een gezamenlijk systeem op te leggen, ook omdat andere landen het niet op dezelfde manier als Nederland registeren. Hij gaf ook aan dat het rond gegevensuitwisseling niet eenvoudig is. Ik heb een vraag aan de staatssecretaris over de huidige gegevens die in de systemen zitten, bijvoorbeeld omdat er meldingen of strafrechtelijke veroordelingen zijn gedaan die worden gemeld in de daartoe relevante systemen. Kunnen die in ieder geval maximaal gebruikt worden om asielzoekers hier zo snel mogelijk door het proces te halen en eventueel een aanvraag voor een asielvergunning af te wijzen? Graag een toezegging van de staatssecretaris daarop.

De voorzitter:
Prima. De heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de meeste asielzoekers worden opgevangen in Groningen en andere regio's waar de welvaart relatief lager ligt en dat daarnaast binnen gemeentes steevast ervoor wordt gekozen om de opvangplekken te plaatsen in wijken met slechtere sociaal-economische omstandigheden in plaats van de rijkere wijken;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat bij het spreiden en plaatsen van de opvangplekken niet alleen rekening wordt gehouden met de sociaal-economische omstandigheden op gemeenteniveau maar ook op wijkniveau, zodat de spreiding eerlijker wordt en kan rekenen op meer draagvlak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 3223 (19637).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds vaak sprake is van grootschalige opvang van asielzoekers in relatief kleine gemeentes, wat funest kan zijn voor het draagvlak;

verzoekt de regering meer werk te maken van en actief in te zetten op kleinschalige opvangvoorzieningen, en met voorstellen te komen hoe dit voor elkaar kan worden gekregen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 3224 (19637).

Ik kijk even op mijn sprekerslijst, maar daar staat u niet op, meneer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):
Als u wilt … Mag ik dan geen interruptie plegen?

De voorzitter:
Nee, dan niet, want u bent geen deelnemer aan dit debat.

De heer Markuszower (PVV):
Kunt u mij toevoegen aan de sprekerslijst?

De voorzitter:
Even dan, maar heel kort. Eén korte vraag aan de heer Van Nispen.

De heer Markuszower (PVV):
En dan zal ik zo daar ook staan. Die moties gaan over draagvlak. Denkt de heer Van Nispen van de SP nou echt dat, als we heel veel asielzoekers gaan spreiden over heel Nederland, want er komen elke dag heel veel asielzoekers in Nederland binnen, er in Nederland met deze aantallen veel draagvlak is voor de asielzoekers?

De heer Van Nispen (SP):
Tegen de heer Markuszower zou ik willen zeggen dat er op dit moment heel erg veel oorlogen zijn. Het is niet verwonderlijk dat er veel mensen op de vlucht zijn, ook wereldwijd. We moeten er alles aan doen om te kijken hoe je dat inderdaad eerlijker kunt spreiden, volgens mij over Europa maar ook binnen Nederland. Als de heer Markuszower een oplossing heeft tegen de oorlogen, houden wij ons dus aanbevolen, maar ik denk dat het wel degelijk belangrijk is om ook te kijken naar spreiding. Ik heb zojuist in mijn tweede motie de kleinschaligheid benadrukt, maar in mijn eerste motie heb ik gezegd dat de opvang nu vooral plaatsvindt in de wijken waar al veel problemen zijn en waar vaak ook allerlei andere opvanglocaties zijn. Altijd worden dezelfde wijken uitgekozen. Ik denk inderdaad dat het verstandiger is om dat meer te spreiden over de gemeenten en dus ook in de rijkere wijken. Ik denk dat dat verstandig is en beter voor het draagvlak.

De voorzitter:
Oké. Eén vraag van mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Is er geen grens, zou ik de heer Van Nispen willen vragen. Komt er een moment waarop de heer Van Nispen zegt: dit gaat niet meer op deze manier?

De heer Van Nispen (SP):
Inderdaad, zoals het nu gaat, gaat het niet meer. Zoals het nu gaat, gaat het niet meer. We hebben ongelofelijk veel migratie in Nederland. Een heel groot deel is arbeidsmigratie, studiemigratie en gezinsmigratie. Asiel is 11%. Het totaal vinden wij op de langere termijn inderdaad niet houdbaar. Zeker wat opvang betreft is het absoluut niet houdbaar wat we nu aan het doen zijn, namelijk mensen vaak opvangen in de wijken die al met veel problemen te maken hebben en dan ook nog eens vaak met hele grootschalige opvang, waardoor een dorp denkt: wat overkomt ons nou? Dus nee, zo is het op enig moment inderdaad niet meer te doen.

De derde motie gaat daar ook over, want nee, dit is niet houdbaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het grote tekort aan opvangplekken ervoor zorgt dat commerciële aanbieders nu ook actief gemeentes aan het benaderen zijn met tijdelijke opvang en hoteleigenaren tegen commerciële tarieven opvangcapaciteit verhuren;

van mening dat publiek geld goed besteed moet worden en niet bedoeld is voor winsten van bedrijven en commerciële aanbieders;

verzoekt de regering op korte termijn in kaart te brengen hoeveel publiek geld dat bestemd is voor opvang, terechtkomt bij commerciële partijen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 3225 (19637).

Heel goed. Dank u wel.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u.

De voorzitter:
Eén vraag van de heer Brekelmans, eentje.

De heer Brekelmans (VVD):
Over deze combinatie van moties die de SP hier indient: de heer Van Nispen zegt dat we zo veel mogelijk moeten streven naar kleinschalige opvang, maar dat het niet bij commerciële partijen mag. De staatssecretaris heeft de komende maanden nog duizenden, misschien wel tienduizenden plekken nodig. Het zou dan om vele honderden nodige locaties in Nederland gaan. Maar het mag niet bij commerciële partijen. Waar zit de heer Van Nispen aan te denken?

De heer Van Nispen (SP):
De eerste motie ging over het spreiden van opvangplekken over verschillende wijken, met verschillende welvaartsniveaus. Opvangplekken moeten dus niet altijd in de wijken met slechtere sociaal-economische omstandigheden worden geplaatst. De tweede motie gaat over kleinschalige opvang, omdat een klein dorp zich overvallen kan voelen door een hele grote opvang. De derde motie verzoekt in kaart te brengen waar ons publiek geld naar verdwijnt. De heer Brekelmans weet ook dat er in het verleden door bepaalde partijen veel te stevig is bezuinigd op opvangcapaciteit, op de capaciteit van het COA en de IND, waardoor we nu met een tekort aan opvangplekken zitten. Daardoor zijn we gedwongen — ik heb de oplossing nu ook niet om morgen te zeggen: we bouwen al die publieke voorzieningen weer op — om gebruik te maken van commerciële hoteleigenaren. Er zijn gewoon wethouders die op dit moment aanbiedingen krijgen van — ik noem het geen beunhazen — partijen die nu grof geld denken te verdienen aan deze opvangcrisis. Wij verzoeken daarom alleen, in een nog heel bescheiden motie, om in kaart te brengen waar ons publieke geld blijft. Het kan niet de bedoeling zijn, ook niet van de heer Brekelmans, dat het verdwijnt in de zakken van commerciële bedrijven.

De voorzitter:
Prima. De volgende spreker is mevrouw Podt van de fractie van D66.

Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Veel gemeenten zijn op dit moment aan de slag met het voorbereiden op de spreidingswet. Ze zijn daarnaast natuurlijk ook verantwoordelijk voor de opvang van heel veel andere groepen. Ze lopen daarbij aan tegen ingewikkelde financiering, en vooral kortetermijnfinanciering vanuit het Rijk. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel gemeenten zich voorbereiden op de uitvoering van de spreidingswet en de bijbehorende opvangopgave voor de lange termijn;

overwegende dat gemeenten ook aan de lat staan voor de opvang van Oekraïners, hetgeen ook met de nodige uitdagingen gepaard gaat;

overwegende dat de spreidingswet ook expliciet de optie biedt om opvanglocaties ook in te zetten voor andere doeleinden, zoals maatschappelijke opvang of de opvang van spoedzoekers;

overwegende dat gemeenten hierdoor verplichtingen aan moeten of willen gaan voor de lange termijn maar financiering steeds is gericht op de korte termijn;

verzoekt het kabinet om samen met de VNG te onderzoeken hoe financiering van opvang en huisvesting van de verschillende doelgroepen kan worden ontschot,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 3226 (19637).

Mevrouw Podt (D66):
Vervolgens vragen veel van diezelfde gemeenten om het mogelijk te maken dat asielzoekers eerder mogen werken. We hebben natuurlijk net een rechterlijke uitspraak gehad. Daar hebben ze goed naar geluisterd, maar ze zien nog veel meer mogelijkheden. Vorige week is er een mooi onderzoek verschenen dat laat zien dat het ook nog eens enorm veel geld en maatschappelijke baten oplevert. Daarom werk ik hard door aan mijn initiatiefwet om dit zo snel mogelijk goed te regelen. Ondertussen zou ik ook heel graag een kabinetsreactie krijgen op dat onderzoek van SEO.

Dank u wel.

De voorzitter:
Heel goed. De heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb een drietal moties, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een zogeheten besluitmoratorium afgekondigd is voor vluchtelingen uit de Palestijnse gebieden, wat betekende dat er gedurende in ieder geval een halfjaar geen beslissingen over Palestijnse asielverzoeken worden genomen;

overwegende dat de humanitaire situatie in Gaza verschrikkelijk is als gevolg van gevechtshandelingen en hongersnood;

overwegende dat de humanitaire situatie op de Westelijke Jordaanoever zeer slecht is als gevolg van geweld door kolonisten en aangekondigde annexatieplannen;

overwegende dat Denemarken heeft aangekondigd om asielaanvragen van Palestijnen wel te gaan behandelen als gevolg van de humanitaire situatie in de Palestijnse gebieden;

overwegende dat door het besluitmoratorium Palestijnen niet alleen langer moeten wachten op duidelijkheid, maar het ook onmogelijk is om familie te redden uit Gaza;

verzoekt de regering om het besluitmoratorium dat geldt voor Palestijnse asielzoekers uit de Palestijnse gebieden op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Piri.

Zij krijgt nr. 3227 (19637).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie Fraudebestrijding en Dienstverlening heeft geconcludeerd dat door het niet functioneren van de rechtsstaat mensen zijn vermorzeld en dat het onvergeeflijk zou zijn als hier geen lering uit wordt getrokken;

verzoekt de regering om ook op het terrein van asiel en migratie lering te trekken uit de conclusies van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebestrijding en Dienstverlening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 3228 (19637).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat er géén asielinstroombeperkende maatregelen worden voorgesteld die in strijd zijn met onze Grondwet en met Europese en/of internationale verdragen met betrekking tot vluchtelingen en asielopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 3229 (19637).

De heer Van Baarle (DENK):
Ik dank u bijzonder vriendelijk, geachte voorzitter.

De voorzitter:
Dat wordt gewaardeerd. Mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Ik heb twee moties over de deal die de EU op 17 maart sloot met Egypte. Daar hebben we het debat ook over gevoerd. Ik begreep van de staatssecretaris dat hij de bilaterale samenwerking met Egypte wilde toelichten, maar dat hij de deliberatie die daaraan ten grondslag ligt niet zonder toestemming kon delen. Daarnaast ben ik benieuwd naar de samenwerking; vooral naar hoe de Nederlandse samenwerking complementair is aan de Europese samenwerking die we inzetten. Vandaar de volgende twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland en Egypte bilaterale samenwerking geformaliseerd hebben in de Declaration of Intent van 2021;

constaterende dat daarin bilaterale afspraken zijn gemaakt over migratiesamenwerking tussen Nederland en Egypte;

overwegende dat het in het licht van het Strategic Partnership tussen de EU en Egypte van belang is dat de Kamer goed geïnformeerd is over de aard van de samenwerking tussen Nederland en Egypte;

verzoekt de regering Egypte te verzoeken de Declaration of Intent met de Kamer te mogen delen;

verzoekt de regering tevens de Declaration of Intent met de Kamer te delen zodra toestemming van Egypte verleend is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 3230 (19637).

Mevrouw Koekkoek (Volt):
En de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland en Egypte bilaterale samenwerking geformaliseerd hebben in de Declaration of Intent van 2021;

constaterende dat Nederland financiële en operationele steun levert aan Egypte;

verzoekt de regering per project in kaart te brengen welke financiële en operationele betrokkenheid Nederland heeft in Egypte en dit zo spoedig mogelijk aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 3231 (19637).

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. We hebben volgens mij een goed debat gehad waarin we wat vragen hebben kunnen stellen. Naar onze mening heeft de staatssecretaris geen duidelijkheid kunnen bieden over, of in ieder geval de logica niet kunnen uitleggen van, de situatie van vluchtelingen in Iran. In het meest recente ambtsbericht over Iran staat dat er een verdere verharding heeft plaatsgevonden ten aanzien van zowel erkende als niet-erkende geloofsgemeenschappen. In het nieuwe landenbeleid schrijft de staatssecretaris niettemin dat het ambtsbericht aanleiding geeft om er juist niet meer vanuit te gaan dat christenen die actief zijn voor nieuwe kerken, die evangeliseren, of die lid zijn van huiskerken en bijeenkomsten bijwonen, te maken hebben met groepsvervolging. Deze logica kunnen we niet volgen en vinden we ook gevaarlijk. Christenen uit deze kerken die vluchten, zullen voortaan meer gronden moeten aanvoeren om aan te tonen dat zij persoonlijk met vervolging te maken hebben. Kortom, de vervolging is zwaarder geworden, maar je zult juist meer moeten doen om aan te tonen dat je daardoor bent getroffen. Dat lijkt me niet logisch en het lijkt me ook gevaarlijk. In de afgelopen jaren is het meerdere keren voorgekomen dat terechte gevallen in de eerste aanleg niet geloofd werden. Dat is al bekend. Vanwege deze ervaring voorzien of vrezen wij dat er nog meer misslagen zullen worden begaan. Dat is niet de bedoeling van de staatssecretaris of het kabinet en volgens mij ook niet van de Kamer. Om het zorgvuldig te houden, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ambtsbericht Iran van september 2023 stelt dat in Iran een verdere verharding plaats heeft gevonden ten aanzien van zowel erkende als niet-erkende geloofsgemeenschappen, dat er meer druk wordt uitgeoefend op de leiders en leden van christelijke gemeenschappen en dat controle en monitoring verder toe zijn genomen;

constaterende dat christenen die actief zijn voor "nieuwe kerken" of evangeliseren, en leden van huiskerken die bijeenkomsten bijwonen in het landenbeleid niet meer als vervolgde groep beschouwd worden;

overwegende dat dit tot een grote verzwaring van de bewijslast leidt voor christenen die vanwege geloofsvervolging gevlucht zijn uit Iran;

verzoekt de regering de aanname van groepsvervolging voor christenen uit deze categorieën in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Veldkamp en Diederik van Dijk.

Zij krijgt nr. 3232 (19637).

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. De volgende spreker is de heer Van Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. We zijn de controle over onze grenzen en de controle op migratie volledig kwijt. Daarom kom ik nu met twee korte moties, in een poging om die controle weer terug te krijgen.

Dit is de eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het Verdrag van Schengen op te zeggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 3233 (19637).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het Vluchtelingenverdrag op te zeggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 3234 (19637).

Heldere, duidelijke, korte, puntige moties. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Markuszower van de fractie van de PVV.

De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Geen moties, maar wel een informatieverzoek aan de staatssecretaris, mede naar aanleiding van het debat en de berichten van de afgelopen maanden. Bij de IND kan een stapel van meer dan 70.000 asielverzoeken nog niet behandeld worden. Het is een soort wachtrij. De IND moet 70.000 asielverzoeken nog doen. Die wachtrij is mede ontstaan, zegt de IND ook zelf, doordat het beoordelingskader openbaar is. Daar is in het verleden ook wel over gesproken. De criteria van het beoordelingskader zijn openbaar. Met andere woorden, asielzoekers, de mensen die hier asiel vragen, weten precies wat ze aan de IND moeten zeggen om een asielstatus te krijgen. Dat is een bekend fenomeen. De staatssecretaris is er ook mee bekend. Ik wil graag van de staatssecretaris weten wat hij gaat doen om te zorgen dat de IND asielverzoeken snel en slagvaardig kan beoordelen en vooral kan afwijzen, want we worden natuurlijk massaal in de maling genomen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Eén vraag van mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik moest een beetje lachen om die laatste zin: ze moeten beoordeeld en vooral ook afgewezen worden. Dan heb je natuurlijk geen beoordeling nodig. Maar ik heb een andere vraag. De IND heeft volgens mij ook heel veel andere punten aangegeven waardoor die wachtrij zo lang is. Vindt de heer Markuszower dan ook dat ook die punten serieus moeten worden gewogen door de staatssecretaris?

De heer Markuszower (PVV):
Mijn verzoek is een informatieverzoek, waarin de staatssecretaris uitgebreid ingaat op de problematiek bij de IND. Ik weet natuurlijk dat er andere wensen zijn, ook van de IND. Ze zullen vast en zeker allemaal wel meer geld willen en dat soort dingen, maar ik wil dat er voornamelijk wordt ingezoomd op dit probleem, want ik herhaal het: we worden in de maling genomen, die criteria zijn openbaar en iedereen weet precies wat men moet zeggen om door de mazen van onze criteria heen te sluipen en hier uiteindelijk een asielstatus te krijgen.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik constateer dat de heer Markuszower vindt dat er gevallen zijn waarin het verhaal wel klopt, en dat het gevolg daarvan is dat deze mensen wel mogen blijven. Is dat de conclusie die ik in uw verhaal kan horen? Zegt u: zorg dat je duidelijker kan filteren op wie een onzinverhaal vertelt? Daarin kan ik voor een groot deel met u meegaan. Is de gevolgtrekking ook dat mensen die dat niet doen, gewoon de waarheid spreken en vluchtten? Ik heb het in mijn motie gehad over mensen die uit Iran vluchten. We weten dat daar vervolging speelt. Mogen zij volgens de PVV wel blijven?

De heer Markuszower (PVV):
Kijk, dit is een tweeminutendebat. Het is de bedoeling dat we naar aanleiding van het oorspronkelijke debat kort nog wat vragen uitzetten of wat moties indienen. Dat heb ik gedaan. De lijn van de PVV is natuurlijk bekend; er is bekend wat we willen. Ik ontken niet dat er mensen in de wereld op de vlucht zijn voor oorlog en geweld. Maar de PVV heeft natuurlijk al sinds jaar en dag vastgesteld dat Nederland nu prop- en propvol is. De vraag is wat we nog meer aankunnen als land. Wij hebben de conclusie getrokken dat Nederland even niks meer aankan, maar dat is een discussie die we in andere debatten uitvoeriger met elkaar kunnen voeren. In een tweeminutendebat is dat een beetje lastig.

De heer Brekelmans (VVD):
Even een korte opmerking. Ik snap de onderliggende vraag van de heer Markuszower. We hebben eerder een motie ingediend die vroeg om de werkinstructies niet meer openbaar te maken en te bekijken hoe ook het landenbeleid niet meer openbaar kan worden gemaakt. Het kabinet heeft daar nog niet op gereageerd, maar kan ik dit verzoek ook als zodanig lezen dat er snel een uitwerking van die motie moet komen?

De heer Markuszower (PVV):
Ja, zeker. Ik refereerde in mijn korte tekst ook aan eerdere debatten. Het was netjes geweest als ik uw motie daarbij had aangehaald, maar die had ik zo snel even niet paraat. Ik herinner me dat dit onderwerp, deze problematiek eerder behandeld is, maar dat er nog geen reactie is. Dus graag vraag ik via de voorzitter op aanraden van de heer Brekelmans om specifiek de problematiek die in deze motie besproken is mee te nemen, en de Kamer daarover uitvoerig te informeren.

De voorzitter:
Prima. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Veldkamp van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Veldkamp (NSC):
Dank u, voorzitter. In het commissiedebat van enkele weken geleden hebben we het onder andere gehad over de voortdurend hoge instroom aan asielzoekers, die ook NSC zorgen baart, inclusief alle gevolgen ervan. Die zien we bijvoorbeeld op het gebied van het inhuren van hotels — de leden Keijzer en Van Nispen hadden het daar vanavond ook al over — à raison van 4,2 miljoen euro per week. Maar denk ook aan alle andere lasten die bij de belastingbetaler en de samenleving terechtkomen.

We hebben het ook gehad over de sterk gestegen instroom van alleenreizende minderjarigen. Ik blijf me zorgen maken over de criminele smokkelnetwerken die daarbij een rol spelen.

We hebben het ook gehad over derdelanders die uit Oekraïne zijn gekomen, maar zelf geen Oekraïners zijn. De heer Brekelmans sprak daar vanavond ook over.

Ik heb in het commissiedebat ook aandacht gevraagd voor de incidenten waaronder lhbt- en dergelijke asielzoekers te lijden hebben van andere asielzoekers in de opvang: intimidatie, geweld, afpakken mobiele telefoons, afpersing en dergelijke. Die zorgen blijven staan. Ik breng die hierbij nog eens onder de aandacht.

Voorzitter, ik heb geen eigen moties vanavond. Ik heb meegetekend met de motie van de heer Ceder rond de vervolging van christenen in Iran. De beschamende mensenrechtensituatie in Iran heeft de aandacht van de NSC-fractie, alsook de serieuze problemen rond de positie van christenen in Iran en de regio.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:
Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors voor enkele minuten, waarna we gaan luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van der Burg:
Voorzitter. Ik begin met de twee vragen die zijn gesteld, door de heer Brekelmans en mevrouw Podt, en dan ga ik verder met de moties.

Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij zich met omliggende landen gaat inzetten voor een gezamenlijke aanpak van overlastgevende asielzoekers? Ja, dat zeg ik bij dezen graag toe. U weet dat we met de pilot procesoptimalisatie in Ter Apel goede resultaten hebben bereikt. Daar wordt ook al gebruikgemaakt van de strafrechtelijke informatie die wij van andere landen krijgen. Dus ik ga daar graag verder mee aan de slag.

Dan de vraag van mevrouw Podt; die ben ik even kwijt. Deze vraag over SEO ligt formeel bij de minister van Sociale Zaken. Ik zal dit met haar opnemen en dan met een reactie komen.

Dan kom ik bij de moties, te beginnen met de motie-Eerdmans op stuk nr. 3216. U kent de inzet van het kabinet als het gaat om instroombeperkende maatregelen. Die zitten onder andere opgesloten in de EU-papers die we hebben neergelegd bij de Europese Commissie. Hier is ook al door mevrouw Keijzer naar verwezen. Die zitten bij de gemaakte afspraken in het pact. Verder vind ik een nieuw pakket aan maatregelen niet passen bij een demissionair kabinet, dat, als ik de onderhandelaars goed begrepen heb, zelfs al binnen een maand of twee vervangen gaat worden door een nieuw kabinet. Binnen acht weken was men tenslotte klaar, heb ik vorige week in het debat mogen beluisteren. Dus deze motie ontraad ik.

Voorzitter. Ik ontraad ook de motie-Eerdmans op stuk nr. 3217. Er is op geen enkele wijze sprake van dat het kabinet ook maar enigszins plannen heeft om het ruimtelijkeordeningsinstrument in te zetten. Dat heeft het kabinet ook geen enkele keer gedaan in de afgelopen twee jaar dat ik staatssecretaris van Justitie mocht zijn.

De motie-Eerdmans op stuk nr. 3218 is een spreekt-uitmotie, dus daar komt van het kabinet geen appreciatie op.

Dan gaan we naar de motie-Keijzer op stuk nr. 3219. Die motie ontraad ik. Er zitten enkele percepties in die niet kloppen. De eerste is dat de staatssecretaris zou hebben besloten om statushouders te plaatsen in het Van der Valk-hotel. Dat besluit de staatssecretaris niet. Dat is iets wat het COA heeft gedaan. Dat is niet een besluit van mij. Dat is één.

Twee: in de brief van 1 maart, waaraan gerefereerd wordt, schrijf ik heel nadrukkelijk dat we allereerst proberen om asielzoekers zo snel mogelijk om te zetten naar statushouders en dat je inderdaad toestemming van burgemeesters nodig hebt om asielzoekers te huisvesten in een hotel. Dat was niet het geval in Akersloot, want daar betrof het statushouders.

Mevrouw Keijzer verwijst, zo zeg ik voordat ze naar de interruptiemicrofoon loopt, naar het begrip "vreemdelingen", dat twee keer in de brief voorkomt. Maar vreemdelingen — en dat is ook gemeld aan mevrouw Keijzer — zijn mensen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moeten worden behandeld. Statushouders mogen in Nederland gewoon vrij in hotels worden gehuisvest. Daar is geen toestemming van de burgemeester voor nodig. In het kader van andere zaken, zoals stemrecht, is een statushouder nog steeds een vreemdeling. Maar een statushouder kan gewoon in een hotel ondergebracht worden. Dat heb ik na 1 maart ook letterlijk in het debat gezegd. Ik heb toen letterlijk het voorbeeld van een hotel gegeven. Als de heer Brekelmans en ik vanavond samen naar een hotel willen gaan, zo zei ik letterlijk in het commissiedebat, dan kunnen wij daar hotelkamers voor boeken, maar dat kan ook als wij met statushouders naar een hotel gaan.

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer, één vraag.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Creatief is de staatssecretaris zeker. Ik zal in de tweede overweging het woord "staatssecretaris" vervangen door het woord "COA". Maar gaat de staatssecretaris hier nu echt vertellen dat hij met ingang van eigenlijk altijd … Want hij vindt het prima om hier nu een woordenspelletje te spelen en te doen alsof in die brief staat "het plaatsen van vreemdelingen in hotels doe ik alleen met instemming van de burgemeester". Daarvan zegt hij nu: hahaha, daar vallen statushouders niet onder. Gaat hij dat nu echt vertellen? Volgens mij ondermijnt de staatssecretaris hiermee de goodwill die hij bij heel veel gemeentebesturen heeft.

Staatssecretaris Van der Burg:
Een paar dingen. De enige reden waarom wij statushouders op dit moment huisvesten, tijdelijk onderbrengen, in hotels is dat de gemeentes in Nederland inmiddels een achterstand hebben van meer dan 8.000 statushouders die zij conform de wet moeten huisvesten. Ik hoor Kamerleden hier continu zeggen dat iedereen zich aan de wet moet houden. Het is artikel 28 van de Huisvestingswet, zeg ik voor mevrouw Keijzer. Gemeentes hebben daarin een achterstand opgebouwd. Dat is één.

Twee. Ik hoor nagenoeg iedereen in deze Kamer — in ieder geval BBB — zeggen, in alle debatten, dat wij ons hebben te houden aan verdragen en dat ook het nieuwe kabinet zich zal houden aan verdragen. Het is een verdragsverplichting om asielzoekers te huisvesten en niemand op straat te laten slapen. Dat is een verdragsverplichting, die ook nog eens is bevestigd door de Raad van State. Ook deze Kamer vindt dat we ons moeten houden aan uitspraken van de rechter.

Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat we voldoende plekken hebben, ook op het moment dat gemeentes, om begrijpelijke redenen, soms een achterstand hebben in het huisvesten van statushouders. Op het moment dat er geen statushouders worden gehuisvest in hotels, slapen er dus mensen buiten op straat, wat in strijd is met de wet en verdragen.

En nee, voorzitter, ik breng dit niet nu in tijdens dit debat. Ik heb dit ingebracht tijdens de commissievergadering waarbij mevrouw Keijzer aanwezig was en waaraan mevrouw Keijzer ook heeft deelgenomen, dus dit komt voor mevrouw Keijzer totaal niet als een verrassing. Los daarvan: het COA, mevrouw Keijzer, Philips, het Rode Kruis en iedere andere persoon of rechtspersoon in Nederland mag hotelkamers boeken voor mensen die rechtmatig in Nederland zijn, zoals mevrouw Keijzer en ik en statushouders.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Heerlijk, deze passie. Zo kennen we deze staatssecretaris. Maar dat was mijn punt niet. Mijn punt was: gaat hij echt op deze weg voort, zonder dat hij afstemt met het lokale gezag? Dat was mijn punt vandaag.

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik moet afstemmen met het lokale gezag als het gaat om asielzoekers, omdat asielzoekers niet tegen de wens van een gemeente kunnen worden gehuisvest, daar dat op dit moment op vrijwillige basis gebeurt. Als het gaat om statushouders kan eenieder, van de voorzitter tot de staatssecretaris, van mevrouw Keijzer tot het COA of van meneer Ceder tot het Rode Kruis, besluiten om hotelkamers te huren voor medewerkers van Philips, voor medewerkers van de BBB-fractie of voor statushouders. Daar is in geen van de gevallen toestemming van gemeenteraad, college, burgemeester, staatssecretaris of deze Tweede Kamer voor nodig, conform de wet- en regelgeving vastgesteld door deze Kamer.

De heer Eerdmans (JA21):
Als de staatssecretaris volhoudt dat, zoals in Tubbergen en het door mij genoemde Albergen, waar een totale gemeente, een dorp, buitenspel wordt gezet door het COA, dat overnacht een hotel koopt en daar asielzoekers in plaatst … Als we dat spelletje door blijven … Ik ben het geheel met mevrouw Keijzer eens. Daar hebben we het al over gehad in de commissie. Ik zal daar geen vragen over stellen, maar dat is de motie op stuk nr. 3217. Onder de dreiging van dat instrumentarium is dat gewoon gebeurd en is het hele lokale gezag buitenspel gezet.

Mijn vraag gaat over de motie op stuk nr. 3216. Als die motie wordt aangenomen, gaat de staatssecretaris die dan uitvoeren?

Staatssecretaris Van der Burg:
Op het moment dat een motie wordt aangenomen die ontraden is, holt meestal een Tweede Kamerlid naar de interruptiemicrofoon en vraagt dan aan de Voorzitter om binnen soms twee dagen, soms drie weken daarover een brief te krijgen van het kabinet. Ik vermoed dat dat ook in dit geval zal gebeuren. Dan krijgt u binnen de x-tijd die door u gevraagd is, een brief van het kabinet.

De voorzitter:
Maar dat was de vraag niet. Gaat u 'm uitvoeren?

Staatssecretaris Van der Burg:
Voorzitter, dat is vooruitlopend op de stemming en het daaropvolgende proces. Dat gaan we dan bekijken. U heeft in ieder geval mijn advies gehoord.

De heer Brekelmans (VVD):
Ik heb nog een vraag over de motie op stuk nr. 3219. Ik hoor de staatssecretaris in antwoord op mevrouw Keijzer zeggen dat waar hier "vreemdelingen" staat, je eigenlijk "asielzoekers" moet lezen als het gaat om de opvang in hotels. Als mevrouw Keijzer het woord "staatssecretaris" vervangt door "COA" en ik lees het dictum, dan komt dat overeen met wat de staatssecretaris doet. In het geval van asielzoekers plaatst hij namelijk vreemdelingen, dus asielzoekers, niet in hotels zonder instemming. Daarom is mijn vraag waarom deze motie geen oordeel Kamer krijgt. Als ik in plaats van het woord "vreemdelingen" het woord "asielzoekers" lees, klopt het volgens mij precies met wat de staatssecretaris doet.

Staatssecretaris Van der Burg:
Dat komt omdat mevrouw Keijzer wel degelijk ook statushouders bedoelt, want ze verwijst hiermee naar de casuïstiek rondom Akersloot, waar het om statushouders ging. Zodra mevrouw Keijzer zegt "in overleg te treden" en niet anders dan na toestemming van de burgemeester dan wel het college, als het gaat om asielzoekers, krijgt de motie meteen oordeel Kamer. Maar ik heb mevrouw Keijzer zo begrepen dat ze dat niet bedoelt.

Mevrouw Keijzer (BBB):
En dat is correct.

De voorzitter:
De volgende motie.

Staatssecretaris Van der Burg:
Dat is de motie op stuk nr. 3220. Die wilde ik oordeel Kamer geven.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 3221. Die wilde ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 3222 wilde ik oordeel Kamer geven.

Dan komen we bij de motie op stuk nr. 3223. Dat is de motie-Van Nispen. We hebben de spreidingswet aangenomen, waarbij ook een motie van de SP is aangenomen om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met sociaal-economische factoren. Nu ligt het verder bij gemeentes om in overleg aan de provinciale regietafel met elkaar tot afstemming te komen om dat per gemeente te doen. Dan is het aan het lokale bestuur — zo hebben we het in de spreidingswet ook vastgelegd — om vervolgens te bepalen waar men het in de gemeente doet. Ik vind het niet de taak van het kabinet om nu tegen gemeentes te zeggen: u moet het binnen uw gemeente ook nog in een bepaalde wijk doen. Vandaar dat ik de motie ontraad.

De heer Van Nispen (SP):
Maar wat vindt de staatssecretaris? Vindt de staatssecretaris het net als ik opvallend dat de constatering toch wel is dat heel vaak dezelfde typen wijken worden uitgezocht door gemeentes omdat dat makkelijker is? Daar zijn altijd allerlei redenen voor. Daar is het soms ook net wat makkelijker en iets goedkoper om panden te verwerven, waardoor juist de wat rijkere wijken eigenlijk altijd ontzien worden wat dat betreft. Is dat nou verstandig, ook voor het lokale draagvlak?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik geloof niet dat de prijs van de panden bij gemeentes een rol speelt. Die betalen gemeentes namelijk helemaal niet. Dat zijn de kosten die het COA maakt, en via het COA het Rijk. Als gemeenten het zelf doen, krijgen ze ook de kosten vergoed door het Rijk. Kosten zullen bij gemeentes dus niet meespelen. Het is wel zo dat je in wat ik maar eventjes noem achterstandswijken vaak eerder vastgoed hebt dat ingezet kan worden, omdat er bijvoorbeeld leegstaande kantoorpanden zijn. U weet dat ik in mijn vrije tijd inwoner ben van Amsterdam. Daar zie ik inderdaad dat het in Nieuw-West en in Zuidoost, wijken die niet bovenaan staan op de sociaal-economische ladder, makkelijker is om opvang te realiseren. Ik ben ook heel blij dat er in Amsterdam nu gekozen wordt voor de Houthavens, dat toch echt wel een semi-elitewijk is. Ik hoop ook dat er snel in het centrum een aantal plekken bij komen en ik vind dat dit in z'n algemeenheid moet gebeuren.

We hebben ook goede voorbeelden. Een van de topvijfgemeentes in Nederland als het gaat om opvang van asielzoekers is Wassenaar, dat het zeer goed doet en echt in de top vijf zit. Ik ben blij dat we het binnenkort onder leiding van mijn voorgangster, die nu burgemeester is van Bloemendaal, in Bloemendaal ook doen. Want natuurlijk ben ik het met de heer Van Nispen eens: ook wat dat betreft moeten de breedste schouders de zwaarste lasten dragen.

De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 3224.

Staatssecretaris Van der Burg:
De motie op stuk nr. 3224, die ik per ongeluk al doorgesluisd had, gaat over kleinschalige opvang. Daarvoor geldt dat ik die wil ontraden, omdat we dit nu in de spreidingswet helemaal goed geregeld hebben. Het is nu echt aan de provinciale regietafels om hierin keuzes te maken. Men kán kiezen voor kleinschalig. Dat wordt volledig vergoed en gefaciliteerd. Ik vind niet dat wij daar als kabinet nu nog verder in zouden moeten treden.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik neem het even op voor de SP.

Staatssecretaris Van der Burg:
O jee.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, altijd gevaarlijk. Ik vermoed dat de staatssecretaris er tegen de tijd dat de spreidingswet uitgevoerd wordt waarschijnlijk niet meer zit. Ik lees de motie dus niet in relatie tot de spreidingswet. Deze staatssecretaris heeft nú een enorme behoefte aan opvang. Nog steeds horen wij te vaak van gemeenten dat het COA toch vooral aandringt op grootschaligheid. Er wordt in deze motie volgens mij niet gerefereerd aan de spreidingswet. Volgens mij is er een heel breed draagvlak hier in de Kamer dat al lang aandringt op kleinschalige opvang. Moedig dat aan. Dat staat er.

Staatssecretaris Van der Burg:
Zolang ik hier zit, blijf ik dat aanmoedigen ook gewoon doen. Ik heb net tegen mevrouw Keijzer gezegd dat ik verwacht dat ik binnen twee maanden vervangen wordt door een nieuw kabinet, althans niet ik, maar het kabinet vervangen wordt door een nieuw kabinet. In die twee maanden zal ik het blijven aanmoedigen. Dan pakken we even het dictum erbij. "verzoekt het kabinet om zich aan het beleid te houden …" Nee, dat is de verkeerde motie. Dat was de motie-Keijzer op stuk nr. 3219. Dat was toch echt iets anders.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Dat was een goede motie.

Staatssecretaris Van der Burg:
Nee, mevrouw Keijzer, u moet me niet uitdagen.

"verzoekt de regering meer werk te maken van en actief in te zetten op …" Ja, dat doe ik al. Dus daar verandert verder niks aan. Maar dan staat er in het volgende zinnetje: "… en met voorstellen te komen hoe dit voor elkaar kan worden gekregen" Dat heb ik gedaan middels de spreidingswet. Dus het spijt me, mevrouw Piri. Dank voor de verdediging, maar ik blijf bij een negatief oordeel vanwege dat laatste deel van het dictum.

Voorzitter. Ik wil met uw welnemen naar de motie op stuk nr. 3225 toe gaan. Dat is ook een motie van de heer Van Nispen. Ook voor die motie kom ik tot ontrading. En waarom? De meeste panden waarin het COA of de gemeentes opvang verzorgen, of het nu gaat om Oekraïners of asielzoekers, zijn panden in eigendom van particuliere eigenaren. Daar is ook niks mis mee. Het lijkt mij geen goede zaak als al die panden in eigendom komen van de lokale overheid dan wel de rijksoverheid. Het is prima als panden gehuurd worden van derden. Ik ben het dus al niet eens met de perceptie dat het niet goed is dat mensen of in dit geval organisaties hun panden verhuren of dat wij ze niet bij hen zouden moeten huren. En ja, dan worden er ook tarieven geheven die daarbij passen. De beste manier om geen gebruik meer te maken van hotels en vakantieparken, is voldoen aan de spreidingswet en de capaciteitsopgave die daarin zit. Want dan hoeven we geen hotels, geen vakantieparken en zelfs geen ferry's meer te huren. Dat is één.

Twee. Het in kaart brengen hoeveel geld dat bestemd is voor de opvang terechtkomt bij commerciële partijen suggereert dat het geld niet besteed wordt aan opvang. De kritiek van dat deel van de Kamer is nou juist dat we te veel geld uitgeven aan opvang. Het geld komt terecht bij de opvang, want met dat geld regelen we namelijk opvang bij commerciële partijen. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 3225.

Voorzitter. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 3226. Die geef ik oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 3227 van Van Baarle en Piri. Ik snap wat daar staat en ik zie met u dezelfde beelden. U kent het kabinetsstandpunt aangaande de oorlog die daar op dit moment plaatsvindt. Er moet zo snel mogelijk een staakt-het-vuren komen. Wij stellen dit soort moratoria in op het moment dat sprake is van een oorlogssituatie waarin sprake is van onduidelijkheid. Dat hebben we vorig jaar gedaan bij Sudan. Dat hebben we gedaan bij Afghanistan toen de taliban oprukten. En dat hebben we nu gedaan als het gaat om Gaza.

Op dit moment is de situatie nog niet zodanig dat wij in een individuele zaak een beoordeling kunnen maken met contra-indicaties en uitsluitingen, omdat onze huidige informatievoorziening daarvoor niet goed genoeg is. Vandaar dat ik op dit moment de motie ontraad. Zodra het kan, moeten we het zeker doen, maar dan moeten we het — ik kom daar straks nog op in het kader van de christenen-in-Iran-motie van de heer Ceder — zo min mogelijk in het politieke trekken. Dit moet gebeuren op basis van objectieve criteria, zowel voor Sudan en Afghanistan, zoals in het verleden, als voor Gaza, waar het nu om gaat. Hierin moeten we politiek geen rol laten spelen. Het is simpelweg: wanneer het kan, moeten we het doen. Daarom ontraad ik de motie op dit moment.

De heer Van Baarle (DENK):
De vraag die ik aan de staatssecretaris zou willen stellen, is tweeledig. Eén. Wat is er op dit moment onduidelijk aan de situatie in Gaza? Kijk naar de humanitaire situatie. Het lijkt mij volstrekt duidelijk wat zich daar afspeelt en hoe dat in strijd is met de overtuiging om mensen te kunnen vragen om terug te keren of om te blijven.

Twee. Denemarken, dat in deze Kamer niet bekendstaat om het meest royale asielbeleid, heeft de afweging gemaakt om nu wel per direct die verzoeken te behandelen. Waarom wijkt de staatssecretaris, de Nederlandse regering, daarvan af? En wat is er onduidelijk?

Staatssecretaris Van der Burg:
Dat laatste argument vind ik altijd een ingewikkeld argument. De ene keer moeten we doen wat ze in Denemarken doen, de andere keer niet. De ene keer moeten we doen wat ze in België doen, de andere keer niet. Je moet vooral kijken hoe je er zelf in zit. Dit is een te gevoelig onderwerp om politiek op te bedrijven. Ik beschuldig DENK niet van cherrypicking, maar ik wil in dit geval niet zeggen: in Denemarken doen ze het, dus dan moeten we het hier ook doen. Je moet echt kijken hoe het hier zit.

Nee, er zullen nu geen mensen teruggestuurd worden naar Gaza, nog even los van de vraag of dat technisch mogelijk is. Maar wij moeten wel beoordelen of er contra-indicaties zijn om mensen hier een verblijfsstatus te geven. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat mensen de machthebbers in Gaza aanhangen maar wel weggegaan zijn omdat daar sprake is van een oorlogssituatie. Dan kun je nog zo pro-Hamas zijn, maar die raketten treffen jou ook. We moeten dus gewoon duidelijkheid hebben met betrekking tot die informatie. Dan gaan wij erover oordelen. Nogmaals, dan moet het — dat zeg ik in alle bestuurlijkheid en apolitiekheid tegen u — voor ons niet uitmaken of wij veel of weinig beelden op televisie zien, of ons wel of niet verbonden voelen met een bepaald land, een bepaalde regio of een bepaald gebied. Dat moet niet uitmaken als het gaat om Sudan, Afghanistan of Gaza. In alle gevallen moeten wij het opheffen van een moratorium, of het instellen van een moratorium, op dezelfde merites beoordelen.

Mevrouw Podt (D66):
Natuurlijk, zou ik bijna zeggen, moeten we mensen gelijk behandelen en moeten we ons niet baseren op wat we op televisie zien. Tegelijkertijd zegt het kabinet zelf dat UNRWA, die verantwoordelijk is voor de vluchtelingen in dit gebied, zijn rol niet meer kan vervullen en dat voorlopig ook niet zal kunnen. Wat hebben we dan nog nodig als je zegt: in deze omstandigheden kan de organisatie die het mandaat heeft, het eigenlijk niet meer doen? Ik snap gewoon niet waar we dan nog naar zoeken in de bevestiging van de beoordeling van mensen die hierheen komen. Dat begrijp ik niet.

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik betwist niet wat mevrouw Podt zegt met betrekking tot UNRWA. Op dit moment is de situatie in Gaza buitengewoon schrijnend voor de mensen die daar wonen. Daarom stellen we een moratorium in. Dat betekent dus dat er niemand wordt teruggestuurd naar Gaza, want we beoordelen niet. Je hebt dus geen toewijzingen, maar in dit geval ook geen afwijzingen. Op het moment dat je zegt dat je gaat toewijzen, hoort daar automatisch bij dat je ook zou kunnen afwijzen. Het afwijzen doe je bijvoorbeeld op basis van contra-indicaties die er kunnen zijn. Zo zijn er mensen die in Gaza wonen en mogelijk naar Nederland zijn gekomen, die we geen status zouden geven op basis van hun dossier. Dat is nog steeds niet hetzelfde als terugsturen. Alleen is de situatie nu niet zodanig dat we die informatiepositie hebben. Dat is de reden.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik hoop dat de staatssecretaris het heeft over theorieën, of heeft hij aanwijzingen dat dat soort mensen in Nederland zijn?

Staatssecretaris Van der Burg:
Nee, uiteraard heb ik geen aanwijzingen dat die mensen hier zijn.

De voorzitter:
Prima. De volgende motie. Nee, mevrouw Piri, ik doe even één opmerking p.p.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Maar dit was naar aanleiding van de beantwoording. Mijn vraag is uiteindelijk de volgende. Tijdens het debat begreep ik van de staatssecretaris dat het moratorium in principe afloopt in juni. Ik begreep ook uit zijn beantwoording dat het kabinet het waarschijnlijk niet wil verlengen. Op het moment dat het voornemen er al ligt en we allemaal weten dat de situatie ook in juni, zelfs al komt er morgen een staakt-het-vuren, niet veel beter is en dat het helaas niet zeven dagen duurt voordat een asielaanvraag beoordeeld is, dan is zo'n motie vanuit de Kamer toch niet zo raar?

Staatssecretaris Van der Burg:
Nee, op dit punt zal ik sowieso niet spreken van "raar". Dat bewaar ik voor andere moties, want daarvoor is deze situatie te gevoelig. Ik heb in het commissiedebat ook tegen de heer Van Baarle gezegd dat zodra wij denken dat het kan, we het ook zullen doen. Alleen in deze motie wordt "nu" gezegd. Ik zeg: nu hebben we dat niet, maar ik ga niet tot 18 juni wachten met het nemen van het besluit, als ik denk dat het opgeheven kan worden.

De voorzitter:
Prima. De heer Van Baarle nog even.

De heer Van Baarle (DENK):
Wat mij betreft siert het de staatssecretaris dat hij het in dit debat probeert weg te houden bij de gevoeligheid en de politieke connotatie. Dat zal ik dan ook proberen te doen, maar ik tast nog wel in het duister. Wat zijn precies de redenen op grond waarvan de staatssecretaris zegt dat er sprake is van onduidelijkheid? Hij richt zich op het begrip "contra-indicatie". Ik zal dan ook zijn terminologie hanteren: mogelijke verbintenis met de machthebbers aldaar. Begrijp ik nou goed dat het standpunt van de regering op dit moment is: alleen al het mogelijke risico dat iemand een verbintenis heeft met een mogelijk machthebber daar? De staatssecretaris zegt dat hij geen aanleiding heeft om te denken dat dat nu speelt, maar je laat daarmee wel een hele groep langer in onzekerheid zitten. Dat zou ik onrechtvaardig vinden.

Staatssecretaris Van der Burg:
Nee. Dit speelt nu toevallig bij Gaza, maar het speelt natuurlijk bij ieder land in de wereld waarvan mensen asiel aanvragen in Nederland. Wij moeten dan kunnen zeggen dat die asielaanvrager terecht asiel aanvraagt of niet. We moeten dan ook kunnen zeggen: u loopt het risico om door de machthebber in een bepaald land vervolgd te worden, op basis van uw zijn, op basis van uw politieke mening et cetera. Dat doen we bij Sudan, bij Afghanistan. Wat betreft Afghanistan is het belangrijk om te weten of de persoon lid is van de taliban of niet. Wat betreft Gaza speelt Hamas bijvoorbeeld een rol, die ik als de feitelijke machthebber zie van het Gazagebied. Kortom, dat zijn zaken waarnaar je kijkt. We hebben laatst een discussie gehad in Nederland over Eritreeërs, omdat er op een gegeven moment een gevecht was in Den Haag tussen voor- en tegenstanders. Mensen die nu naar Nederland komen maar behoren tot de groep die de regering in Eritrea steunt, krijgen hier geen status. Mensen die contra de regering in Eritrea zijn, krijgen die wel. Dat is in het verleden nog weleens gewisseld, vandaar dat je hier nu voor- en tegenstanders hebt zitten. Maar dat wisselt dus wel in je beleid. Ik heb de toezegging aan de Kamer al gedaan, maar nogmaals, zodra de situatie duidelijk is, gaat het eraf.

De voorzitter:
Prima. De motie op stuk nr. 3228.

Staatssecretaris Van der Burg:
Oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3229.

Staatssecretaris Van der Burg:
Dat is een spreekt-uitmotie, dus daar heb ik geen publieke mening over.

De motie op stuk nr. 3230 krijgt wat mij betreft oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 3231 ga ik oordeel Kamer geven, maar ik zeg er wel meteen bij dat ik niet weet of ik het helemaal precies per project kan doen, zoals in de motie staat. Met dat gegeven krijgt de motie oordeel Kamer.

Dan ben ik nu de motie op stuk nr. 3232 kwijt, maar het is de "christenen in Iran"-motie.

De voorzitter:
Nee. O, jawel.

Staatssecretaris Van der Burg:
Voorzitter. Ik vind dat wij bij dit soort beleid, bij landenbeleid, zo min mogelijk politiek moeten bedrijven. Wanneer u als Kamer afwijkt van het landenbeleid zoals geformuleerd — dat zeg ik in dit geval ook specifiek tegen de indieners — neemt u daarmee een groot risico. Als een meerderheid van de Kamer immers op politieke gronden kan zeggen dat zij de ene kant op afwijkt van het landenbeleid zoals op basis van de ambtsberichten en de berichten van de ngo's is opgesteld, namelijk door te zeggen dat zij toch vinden dat een bepaalde groep extra bescherming nodig heeft, dan staat het een andere meerderheid van de Kamer vrij om te zeggen: wij vinden dat deze mensen terug kunnen naar het land van herkomst, los van het landenbeleid. Die discussie hebben we laatst nog in deze Kamer gevoerd, waarbij één partij zei: "ik zie dat bepaalde mensen mogelijk in de toekomst terug kunnen naar een bepaald land". Volgens mij moeten we dat zo neutraal mogelijk beoordelen, op basis van objectieve criteria in het landenbeleid en niet door middel van een motie vanuit de Kamer. Ik zou dus bijna zeggen: ik adviseer het Kamerlid om de motie in te trekken, omdat je hier principieel geen uitspraken over zou moeten willen doen. Anders ontraad ik 'm.

De voorzitter:
Eén vraag van meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):
De staatssecretaris geeft aan dat hier politiek bedreven wordt. Dat is juist niet zo. Wij hebben een ambtsbericht dat haaks staat op het landenbeleid. Daar hebben we ook een commissiedebat over gevoerd. De staatssecretaris heeft gewoon niet duidelijk kunnen maken waarom hiervan afgeweken wordt. Het gaat er niet om dat wij nu een speciale categorie uitsluiten. Het gaat nu toevallig om een groep christenen in Iran, maar het had ook om een andere groep kunnen gaan. Het ambtsbericht geeft aan dat er een verslechtering plaatsvindt. De conclusie in het landenbeleid is dat wij mede op grond daarvan voor een verzwaring van de bewijslastverdeling gaan. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de conclusie in het landenbeleid niet overeenkomt met het ambtsbericht en dat dit daarmee geen politieke keuze is? De motie vraagt de staatssecretaris wel om het landenbeleid in dit opzicht te heroverwegen en zich aan te sluiten bij de feiten die in het ambtsbericht getoond worden.

Staatssecretaris Van der Burg:
Enerzijds zit ik daar anders in dan de heer Ceder. Anderzijds is het zo dat de individuele beoordeling in het voorstel nog steeds blijft, omdat er nog steeds sprake is van een individuele inwilliging of afwijzing. Dus op het moment dat iemand inderdaad op basis van haar of zijn christen-zijn het risico loopt op vervolging, dan krijgt zij of hij nog steeds gewoon een status in Nederland. We zeggen alleen dat we het wel op individuele basis gaan beoordelen, omdat we ook zien dat christenen niet als een generieke groep moeten worden gehonoreerd. Ik heb ook in het commissiedebat gezegd dat dat aansluit bij de wil van wat ik maar even het linkerdeel van de Kamer noem, dat zei: "doe meer aan maatwerk". Tegelijk sluit het ook aan bij het rechterdeel van de Kamer, dat zei: "doe niet aan collectieve toekenning". De individuele basis van de beoordeling wordt hiermee versterkt.

De voorzitter:
Prima. De motie op stuk nr. 3233.

Staatssecretaris Van der Burg:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 3233. Het zal u niet helemaal verbazen: die …

De voorzitter:
Oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:
Haha!

De voorzitter:
O, ik zit er weer naast!

Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, voorzitter! U zit er dan waarschijnlijk ook bij de motie op stuk nr. 3234 naast. Ik ontraad namelijk beide moties. Ten eerste is het niet aan het kabinet en ten tweede is het kabinet een groot voorstander van het Verdrag van Schengen, dat enorm veel voordelen oplevert. Het Vluchtelingenverdrag opzeggen is echt aan het nieuwe kabinet, als het nieuwe kabinet dat zou willen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat begrijp ik. Ik heb ook nog Kamervragen ingediend om de voor- en nadelen van het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag eens op een rijtje te zetten. Die zijn al van bijna drie weken geleden. Kan ik de beantwoording daarvan binnenkort verwachten?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ja.

De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de moties. Dank aan de staatssecretaris. Ik schors tot 20.15 uur.

De vergadering wordt van 19.50 uur tot 20.18 uur geschorst.

Artikel 100-brief voor een militaire missie op de Rode Zee

Artikel 100-brief voor een militaire missie op de Rode Zee

Aan de orde is het debat over de artikel 100-brief voor een militaire missie op de Rode Zee.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de artikel 100-brief voor een militaire missie op de Rode Zee. Het betreft hier een plenaire afronding in één termijn. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie. We hebben twaalf deelnemers aan de zijde van de Kamer. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Paternotte van de fractie van D66. Hij heeft zoals iedereen drie minuten spreektijd.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Gisteren hebben we met elkaar een goed debat gevoerd over de inzet van Zijner Majesteits Tromp en het helpen beschermen van koopvaardijschepen in de Rode Zee. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van onze vragen. Voor mijn fractie waren drie zaken in het bijzonder van belang: het legitieme doel van de missie, de uitrusting en de voorzorgsmaatregelen ten aanzien van de missie, en de inzet op een structurele verbetering van de veiligheidssituatie in de Rode Zee.

Het legitieme doel van de missie is er, want met hun acties vormen de Houthi's niet alleen een gevaar voor vrachtschepen en voor bemanningen die gedood, gewond of gegijzeld worden, maar ook een gevaar voor de internationale rechtsorde. Met drones en raketten op schepen gaan schieten en zo het principe van de vrije doorvaart vernietigen, is onverdedigbaar. Het is onverantwoordelijk daarvoor wie dan ook als veroorzakers aan te wijzen, anders dan de Houthi's zelf en hun belangrijkste steunverlener Iran. Het schaadt handelsroutes naar Europa en de Verenigde Naties hebben hun grote zorg uitgesproken omdat de gefrustreerde vrachttransporten tot voedseltekorten leiden. Dat betekent duurdere boodschappen hier, en in armere landen meer honger. We staan hier in de stad van vrede en recht en dit gaat ons aan.

Ten aanzien van de uitrusting en voorzorgsmaatregelen hebben de ministers ons geschetst waar en hoe in medische evacuaties kan worden voorzien en welke inzet gepleegd wordt om mensen veilig te houden. Ten aanzien van de situatie in de Rode Zee is duidelijk gemaakt welke diplomatieke kanalen, naast de drie militaire missies in de Rode Zee, worden ingezet om de Houthi's te laten stoppen met aanvallen, en met welke sancties gepoogd wordt om de aanvalscapaciteit te beperken. Op grond hiervan heeft mijn fractie vertrouwen in de internationale missies, waaronder de EU-missie, en spreek ik hierbij onze steun uit.

Voorzitter. Tot slot wens ik de commandant en haar bemanning een veilige missie, een behouden doorvaart naar verdere zeeën en een veilige thuiskomst. Hun geliefden wens ik sterkte tijdens hun afwezigheid.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Dassen van Volt.

De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Allereerst dank aan mevrouw Piri, die gisteren bereid was om ook namens Volt te spreken in het debat. Dank aan de beide ministers voor de beantwoording van onze vragen.

Voorzitter. Vandaag spreekt mijn fractie haar steun uit voor de missie van het luchtverdedigings- en commandofregat Zijner Majesteits Tromp, als onderdeel van de Operation Prosperity Guardian en de EU-operatie Aspides. De aanvallen van de Houthi's op de internationale schepen staan haaks op het internationaal zeerecht, het recht en de vrijheid om te varen in de Rode Zee. Het steunen van de missie is dan ook noodzakelijk om de vrije doorgang van de scheepvaart in de Rode Zee te waarborgen en om de vrijheid van de bemanningsleden te waarborgen. Op deze manier draagt deze missie ook bij aan de economische stabiliteit en onze welvaart.

Voorzitter. Ook wil ik vandaag benadrukken dat internationaal recht geen keuzemenu is. Nederland moet pal blijven staan voor het internationaal recht, het bevorderen en versterken. Het internationale recht brengt ons als samenleving voorspoed en rechtvaardigheid en slecht geschillen. Het uitblijven van een adequate reactie van het kabinet op schendingen van het internationaal recht zet het internationaal recht verder onder druk. Uiteindelijk raakt dat ons allemaal. Is de minister dat met mij eens?

Voorzitter. Naast Operatie Prosperity Guardian is er de EU-operatie Aspides. Het is goed dat Europa initiatief toont, verantwoordelijkheid neemt en zijn geopolitieke positie op het wereldtoneel versterkt. Tijdens het commissiedebat kwam naar voren dat de Karel Doorman mogelijk ingezet gaat worden. Ik ben benieuwd wanneer daar duidelijkheid over komt en wanneer daarvoor een aparte artikel 100-brief gepresenteerd wordt.

Voorzitter. De medische faciliteiten waarvan de Tromp gebruik kan maken, zijn meermaals ter sprake gekomen tijdens het debat. De Tromp kan waar nodig afwijken naar role 2 of role 3 medische faciliteiten op zee of op land. Ook zijn er afspraken gemaakt met landen in de omgeving, zoals Saudi-Arabië, Oman en Egypte. Verder lopen er ook nog gesprekken met andere landen, waaronder Djibouti. Ik zou de minister willen vragen of zij kan toelichten hoever deze gesprekken zijn.

Naast de operatie is het belangrijk dat diplomatieke inspanningen doorgang moeten vinden, ook met de belanghebbende landen in de regio. Het is dan ook van belang voor de situatie dat Nederland en de EU intensief contact blijven houden met partners in de regio.

Voorzitter. Namens Volt spreek ik steun uit voor de operatie die de Nederlandse Tromp gaat uitvoeren en voor het steunen van Operation Prosperity Guardian om te zorgen dat de vrije doorgang voor de scheepvaart in de Rode Zee gewaarborgd blijft. Ik wens namens Volt alle vrouwen en mannen een behouden vaart, veel succes op hun missie en vooral ook een veilige thuiskomst.

Dank u wel.

De voorzitter:
De heer Brekelmans van de VVD.

De heer Brekelmans (VVD):
Voorzitter. We hebben gisteren uitgebreid gesproken over de voorgenomen inzet van het luchtverdedigings- en commandofregat Zijner Majesteits Tromp als onderdeel van de Operation Prosperity Guardian. De VVD ondersteunt de doelstellingen van de Nederlandse inzet. Vrije zeevaart, wereldwijde koopvaardij en maritieme veiligheid zijn voor een handelsland als Nederland van cruciaal belang. Nederland is het zesde maritieme land ter wereld. De raket- en droneaanvallen hebben invloed op onze bedrijven en op de beschikbaarheid en de prijzen van producten in ons land. Bovendien is het lukraak aanvallen van schepen en het daarmee doden van bemanningsleden onacceptabel. De situatie in Gaza vormt daarvoor geen excuus. Nederland en de internationale gemeenschap hebben het recht om koopvaardijschepen hiertegen te beschermen. Het is goed dat Nederland bijdraagt aan een internationale coalitie die hiertegen op wil treden, in dit geval onder leiding van de Verenigde Staten. Dat is in het belang van onze welvaart, onze veiligheid en de internationale rechtsorde.

We hebben in het debat gesproken over de actuele veiligheidssituatie en de risico's op verdere escalatie in de regio. Het kabinet heeft toegelicht hoe met deze risico's wordt omgegaan en hoe de veiligheidsparaplu eruitziet die deze militaire missie biedt. Ook zijn de aanvullende risico's op mogelijke Nederlandse doelwitten beoordeeld als beperkt. Daarnaast heeft het kabinet toegelicht hoe de medische keten is ingericht, en dat dit vergelijkbaar is met eerdere maritieme missies. De VVD heeft er daarom vertrouwen in dat de risico's van deze missie in voldoende mate zijn beheerst.

De VVD had zich kunnen voorstellen dat Nederland met de Tromp een langere bijdrage had geleverd aan OPG dan de voorgenomen 25 dagen, maar begrijpt dat deze missie onderdeel is van een lange wereldreis die al geruime tijd gepland staat en die van groot geopolitiek belang is. Ik hoop dat het kabinet zijn inzet in de regio ook kan aanwenden om diplomatieke invloed uit te oefenen, bijvoorbeeld om bij te dragen aan de-escalatie van spanningen in de regio en om ervoor te zorgen dat de Houthi's en de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-terreurlijst geplaatst kunnen worden. Het kabinet gaf gisteren ook aan te werken aan mijn motie, die de regering verzoekt om te kijken of dit mogelijk is met een alternatieve terreurlijst. De minister heeft toegezegd hier binnenkort op terug te komen. Daar kijk ik dan ook naar uit.

Samengevat steunt de VVD de doelstellingen van deze missie, vindt de VVD de veiligheidsrisico's en de bijbehorende maatregelen aanvaardbaar en is de VVD ervan overtuigd dat onze marine deze missie goed kan uitvoeren. Daarom stemmen wij als VVD in met deze missie.

Mij rest niets anders dan onze militairen veel succes en kracht te wensen. Ik hoop dat de Nederlandse inzet voorspoedig zal verlopen. Ik wens de militairen en hun familie en vrienden een behouden thuiskomst.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Mijn fractie is van oudsher uiterst kritisch in artikel 100-procedures. In de historie van DENK hebben we er slechts één gesteund. In het geval van deze missie zullen wij geen instemming verlenen aan Nederlandse deelname aan Operatie Prosperity Guardian en Operatie Aspides met een Nederlandse militaire inzet. Ik denk dat mijn inbreng tijdens het commissiedebat dat ook wel heeft laten zien. Wij veroordelen uiteraard de aanvallen op civiele doelen en commerciële doelen waarbij onschuldige mensen slachtoffer worden, maar DENK wil niet dat Nederland met militaire middelen onderdeel wordt van een operatie die in de totaliteit ook offensieve doelen kent. Dat is Operatie Poseidon Archer, waarbij bombardementen uitgevoerd worden en waarvan de minister in het commissiedebat heeft gezegd dat informatie die tijdens deze missie ingewonnen wordt, ook gebruikt zal worden voor die offensieve doelen. Daar wil de fractie van DENK absoluut niet aan bijdragen. Wij wegen ook mee de oproepen van landen in de regio die het belang van de-escalatie benadrukken en ook benadrukken dat een opbouw van militaire middelen in de Rode Zee absoluut niet het doel mag zijn.

Voorzitter. Deze missie zal er, hoe je het ook wendt of keert, aan bijdragen dat Nederland een vergroot doelwit wordt, of de kans daarop nou groot is of niet. We gaan namelijk deelnemen aan een proxyoorlog tegen Iran, ingezet in een door de VS geleide missie. Op de lange termijn zal deze missie ook de grondoorzaken niet wegnemen. Want hoe anderen ook proberen dat los te koppelen van elkaar, mijn fractie is er wel degelijk van overtuigd dat de escalatie in de regio een-op-een te relateren is aan het Israëlische geweld in Gaza. Hoeveel schepen we daar ook naartoe sturen, dat kunnen we niet eindeloos blijven doen en het zal die escalatie niet wegnemen. Ook het diplomatieke kapitaal van Nederland, waarover we kunnen lezen dat er een direct gesprek is met de Houthi's, zal verspeeld worden door deel te nemen in deze missie, die in de totaliteit ook een offensieve capaciteit heeft. Het moet mij, namens mijn fractie, van het hart dat ook hypocrisie voor ons een reden is. Er zijn 30.000 doden in Gaza en de Nederlandse regering steekt geen vinger uit, maar wanneer met name schepen die zijn gelinkt aan Israël, de VS en het Verenigd Koninkrijk als doel geraakt worden, zenden wij onze militairen uit.

Voorzitter. Om al die redenen stemmen wij niet in. Daarom zal ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om geen Nederlandse militaire bijdrage te leveren aan Operatie Prosperity Guardian en Operatie Aspides,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 474 (29521).

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Ik kan ook tellen en ik ben een realist. Er zal waarschijnlijk een meerderheid zijn voor deze missie. Maar ongeacht of we voor of tegen uitzendingen van onze militairen zijn, is het een goede traditie in dit huis om de militairen die worden uitgezonden een behouden terugkomst te wensen. Dat doe ik bij dezen, namens de fractie van DENK.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Tuinman van de fractie van BBB.

De heer Tuinman (BBB):
Voorzitter. Het is 1609. Maarten Harpertszoon Tromp, onze latere admiraal en zeeheld tegenover de Spaanse Armada in de Slag bij Duins, wordt gevangengenomen door Algerijnse piraten. Nu, 400 jaar later, maken piraterij en terreur de Rode Zee onveilig. En onze Tromp vaart weer trots uit.

Voorzitter. We hebben gisteren een debat gevoerd over de artikel 100-bijdrage aan de maritieme veiligheid in de Rode Zee. Mijn fractie, BBB, steunt de missie van Nederland naar de Rode Zee en wenst vanaf deze plek de bemanning van Zijner Majesteits Tromp ook veel krijgsmansgeluk toe.

Voorzitter. Als militair heb ik ook zelf vele missies mogen uitvoeren voor Nederland. Veiligheidsmissies als deze dragen bij aan onze maritieme veiligheid. Juist de dagelijkse toewijding, opofferingen en kalmte van onze mannen en vrouwen van de krijgsmacht dragen bij aan vrede in de wereld en de veiligheid van onze handelsroutes.

Voorzitter. De BBB had wel graag gezien dat het handelingskader van onze Trompbemanning wellicht ietsje ruimer was geweest, zodat het fregat nog weerbaarder de zee op kan. We moeten bij een uitzending voldoende ruimte overlaten aan onze troepen om te handelen naar de onvoorspelbare situaties aldaar. Dat betekent dat deze Kamer zichzelf af en toe zal moeten matigen. Wij kunnen doelstellingen meegeven, maar eindeloos kaders opstellen voor de manieren om die doelen te bereiken, brengt onze troepen eerder in gevaar.

Voorzitter. De BBB zou bijvoorbeeld willen dat Zr.Ms. Tromp tijdens de missie naar de Rode Zee toestemming krijgt om ook landdoelen aan te kunnen vallen ter zelfverdediging. Dit is een punt dat we in het commissiedebat al kort hebben besproken. Dit mag zeker geen reden zijn om de missie niet te steunen, maar het speelt nog wel een beetje in het achterhoofd van mijn fractie, in het belang van onze militairen op missie.

Dank u wel, voorzitter. En nogmaals, veel krijgsmansgeluk en een behouden vaart gewenst voor de bemanning. Wij denken aan jullie.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Piri van de fractie van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. We hebben gisteren als commissie uitgebreid met de ministers gesproken over de Nederlandse bijdrage aan de Operatie Prosperity Guardian in de Rode Zee. De missie heeft een belangrijke doelstelling, namelijk het beschermen van de vrije en veilige doorvaart tegen beschietingen van de Houthi's. De aanhoudende aanvallen van Houthi-rebellen op commerciële schepen en marineschepen in de Rode Zee en de Golf van Aden zijn onacceptabel. Veel schepen moeten nu ver omvaren. Naast de enorme economische schade is er ook sprake van direct gevaar voor onschuldige burgers, zoals het geval is bij de bemanning van het schip de Galaxy Leader die al sinds 19 november gegijzeld is. Er is geen enkele rechtvaardiging voor deze acties van de door Iran gestuurde Houthi's.

Voorzitter. Er zijn nu twee defensieve operaties in de Rode Zee. Er is één ad-hoccoalitie onder leiding van de VS, waar we het vandaag over hebben, en de door de EU geleide missie Aspides. Mijn fractie had graag een bredere coalitie gezien voor Operatie Prosperity Guardian. Slechts twee EU-landen, Denemarken en Nederland, leveren directe steun, terwijl de Amerikanen veel meer EU-landen om een bijdrage hebben gevraagd, maar kennelijk tevergeefs. Graag hoor ik van het kabinet of het nog mogelijkheden ziet om deze coalitie in de toekomst te verbreden. Mijn fractie vindt het van belang om de EU-missie te versterken. Ik hoop dan ook dat het kabinet snel besluit om de voorgenomen bijdrage aan Operatie Aspides te leveren.

Tot slot, voorzitter. Zoals ik begon: wij steunen de doelstellingen van OPG alsook de Nederlandse bijdrage. Daarmee stemt mijn fractie in met deze missie. Ik wil de mannen en vrouwen die uitgezonden zijn een veilige missie en een behouden thuiskomst wensen. Hun familie en geliefden wens ik sterkte tijdens hun afwezigheid.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Stoffer van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Vandaag ronden we het debat af over het sturen van Zr. Ms. Tromp naar de Golf en de Indo-Pacific, en daarmee ook onze deelname aan Operatie Prosperity Guardian. Dit doen we om de vrije doorvaart in de Golf te beschermen en luchtdreigingen te weren of af te schrikken.

Nederland is een handelsland. Wij profiteren van vrije doorvaart op zee. Ook staan wij voor internationale rechtsorde en veiligheid. Nederland is daar afhankelijk van. Daarom is het ook terecht dat wij een steentje bijdragen, daar waar die veiligheid in het geding is. Het geweldsspectrum van deze missie is hoog, maar de risico's zijn, voor zover mogelijk, ingedekt. De SGP is dan ook tevredengesteld met de woorden over de medische voorzieningen. Ook is Zr. Ms. Tromp goed bewapend en uitgerust voor deze missie.

Voorzitter. Als we alles overwegen, steunen wij deze missie. De SGP wenst daarbij onze mannen en vrouwen van de marine een behouden vaart en vooral ook Gods onmisbare zegen toe. Uiteraard gaan daarbij ook onze gedachten uit naar het thuisfront. 200 militairen gaan maanden weg, en dat betekent gewoon heel veel voor die gezinnen. Laat onze gedachten en gebeden er ook voor hen zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ons luchtverdedigings- en commandofregat Zr.Ms. Tromp vaart binnen enkele dagen de Rode Zee binnen. Vanaf dat moment is het mogelijk ook een doelwit voor de Houthi-rebellen in Jemen. De Tromp gaat opereren in een hooggeweldsspectrum. Er is een kans dat de Tromp in actie zal moeten komen. De bemanning loopt daarbij ook een reëel risico. Tegelijkertijd is er heel veel aan de hand. Mijn voorgangers hebben dat ook aangegeven. Er is een noodzaak om in te grijpen. De ChristenUnie acht de inzet van de Tromp, alles overwegende, daarom ook gerechtvaardigd. De acties van de Houthi's om de internationale scheepvaart te bedreigen met drone- en raketaanvallen vergen een antwoord, een antwoord dat de Tromp kan bieden, ook in samenwerking met andere.

Voorzitter. We weten dat Iran de Houthi's met wapens ondersteunt. Er zijn immers niet zo heel veel rebellenbewegingen die over kruisraketten kunnen beschikken. Ik zou de minister daarom nog willen vragen hoe hiermee om te gaan. Beschikt de regering over aanwijzingen, misschien ook in samenwerking met haar partners, dat Iran niet alleen wapens levert, maar ook op een andere manier bij de aansturing van de aanvallen betrokken is? Zo ja, hoe gaan we daarmee om? Onze regering pleegt naast de bijdrage aan Aspides ook diplomatieke inspanningen. In dat kader zou ik willen vragen of deze situatie rond Iran ook hierbij betrokken wordt en of het land daar waar mogelijk op aangesproken kan worden.

Voorzitter. Hoe dan ook, alles overwegend kan de ChristenUnie de achterliggende en concrete doelstelling van de inzet van de Tromp steunen. Wij zijn ons bewust van de reële risico's die de bemanning loopt. Juist in dat besef zou ik opnieuw alle betrokken mannen en vrouwen een behouden vaart en Gods bescherming toe willen wensen en ook veel sterkte aan hen die thuisblijven.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
De heer Boswijk van het CDA.

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We voeren ontzettend veel debatten in deze plenaire zaal, maar debatten over een artikel 100-brief zijn de belangrijkste debatten die we kunnen hebben. Het gaat namelijk letterlijk over leven en dood. Laten we hopen dat het hier allemaal goed mag gaan.

Voorzitter. Allereerst wil ik de kabinetsleden danken voor het debat dat wij gisteren mochten hebben. Daarin hebben we uitgebreid gesproken over de zorgen en vragen die er zijn, onder andere over de medische afhandeling. Het CDA heeft al vanaf het begin gezegd dat wij een operatie op de Rode Zee door middel van een fregat zouden steunen, en wel om twee redenen. De eerste reden is het recht op vrije doorvaart, dat al meerdere keren is genoemd. Dit recht vindt zijn oorsprong in Nederland. Nederland is nog steeds een zeevarende natie en heeft een groot belang bij vrije doorvaart. Daarom vinden wij het van belang dat wij de scheepvaart beschermen tegen de Houthi's. Het tweede punt werd net ook al even genoemd: de internationale coalitie. Het CDA vindt het ontzettend belangrijk dat wij aan de Verenigde Staten laten zien dat ze niet alleen opereren maar dat wij als Europese landen ook onze verantwoordelijkheid nemen. Voor ons zijn dat twee belangrijke argumenten waarom wij dit kunnen steunen.

Voor nu wil het CDA vooral de bemanning, de mannen en vrouwen, een goede vaart en een behouden thuiskomst wensen. We wensen, zoals net ook al is gezegd, de thuisblijvenden heel veel sterkte toe. Voor de rest zullen wij het volgen. Ik geloof dat het fregat over een paar uur al op de Rode Zee is, dus laten we het debat snel afronden.

De voorzitter:
De heer Kahraman van NSC.

De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. De fractie van Nieuw Sociaal Contract onderschrijft de noodzaak van de inzet van de Nederlandse marine in het Rode Zeegebied. Als bondgenoot van de NAVO, onderdeel van de Europese Unie en belangrijke handelspartner voor de wereldhandel is het van cruciaal belang om een bijdrage te leveren aan de bescherming van deze handelsroute. Tegelijkertijd ziet onze fractie de inzet van onze militairen niet als een lichtzinnig besluit. Het weegt zwaar op onze schouders.

Voorzitter. We begrijpen de inzet van onze Koninklijke Marine met Zijne Majesteit Tromp in de Rode Zee, zowel bij de door de Verenigde Staten geleide Operatie Prosperity Guardian als ondersteunend aan de Europese Operatie Aspides.

De zorg over deze inzet als het gaat om de munitie aan boord van de Tromp is tijdens het commissiedebat van gisteren niet helemaal weggenomen door de minister, naar aanleiding van meerdere incidenten met de SM-2-raketten, ook bij de inzet in de Rode Zee, en het feit dat de productie van SM-2-raketten inmiddels is stopgezet. Wij willen voorkomen dat onze militairen op missie gestuurd worden met onvoldoende en/of onbetrouwbare munitie. Kan de minister ons geruststellen dat er voldoende betrouwbare munitie aan boord is om de veiligheid van de bemanning te verzekeren? Kan de minister aangeven dat de productiestop van SM-2-raketten ook geen gevolgen heeft voor de inzet van de Tromp?

Voorzitter. Namens onze fractie wil ik steun uitspreken voor de inzet van de Tromp in de Rode Zee en wens ik de bemanning van de Tromp een behouden vaart.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Dobbe van de Socialistische Partij.

Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn drie missies in de Rode Zee waar Nederland aan meedoet om de schepen in de Rode Zee te beschermen: Poseidon Archer, Prosperity Guardian en Aspides. Die hangen met elkaar samen. Daar hebben wij het gister over gehad. De minister heeft dat ook weer bevestigd. Tussen deze missies en operaties wordt informatie uitgewisseld. Ze versterken elkaar ook in de uitvoering. Daarom kunnen we de verschillende inzetten in die drie operaties niet los van elkaar beschouwen.

We hebben grote problemen met de Nederlandse deelname aan de missie Poseidon Archer, omdat het daar ook gaat om het bombarderen in Jemen, zonder volkenrechtelijk mandaat en onder leiding van de VS. Aan deze missie willen wij niet bijdragen, ook niet via de inzet van de Tromp of uitwisseling tussen de verschillende missies. Wij kunnen de inzet van de Tromp dus alleen steunen als er geen bijdrage wordt geleverd aan de operatie Poseidon Archer, ook niet via informatie of inlichtingen. Kan de minister dit toezeggen?

We dienen hierover ook de volgende motie in. Als deze harde toezegging er niet komt, of als deze motie het niet haalt, kunnen wij niet instemmen met de inzet van de Tromp. Wel willen we een inzet in VN-verband om de Rode Zee te beschermen.

Uiteraard wensen ook wij de militairen een behouden thuiskomst.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland zowel deelneemt aan de missie Poseidon Archer als aan de missie Prosperity Guardian, waarbij de eerste een offensief en de tweede een defensief karakter heeft;

constaterende dat de Tromp onder de missie Prosperity Guardian uitvaart, maar wel betrokken kan raken bij activiteiten van Poseidon Archer door de onderlinge informatie-uitwisseling en een gemeenschappelijk gebruik van tankfaciliteiten en medische faciliteiten en deze missies elkaar in de uitvoering versterken;

overwegende dat Nederlandse deelname aan Poseidon Archer het risico met zich meedraagt dat Nederlandse militairen zijdelings betrokken raken bij offensieve acties op Jemenitisch grondgebied, hetgeen onwenselijk en gevaarlijk zou zijn;

verzoekt de regering de deelname, militair en politiek, aan de missie Poseidon Archer te staken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.

Zij krijgt nr. 475 (29521).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland deelneemt aan drie militaire missies in de Rode Zee, te weten Poseidon Archer, Prosperity Guardian en Aspides;

overwegende dat de scheepvaart in de Rode Zee de hele wereld aangaat en dat een reactie vanuit de Verenigde Naties daarmee de voorkeur heeft;

spreekt uit dat de VN het aangewezen orgaan is om op problemen van internationale schaal te reageren;

verzoekt de regering zich in VN-verband in te zetten voor een gepaste reactie vanuit de VN op de situatie in de Rode Zee en de drie hierboven genoemde missies te schikken naar de reactie vanuit de VN,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.

Zij krijgt nr. 476 (29521).

Mevrouw Dobbe (SP):
Nog één.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering heeft aangegeven dat enkel de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijkheid dragen voor eventuele burgerslachtoffers die vallen door de missie Poseidon Archer;

overwegende dat Nederlandse militaire aanwezigheid in de Rode Zee het risico met zich meedraagt van Nederlandse betrokkenheid bij burgerslachtoffers;

verzoekt de regering het Nederlandse parlement altijd te informeren bij een vermoeden van burgerslachtoffers bij acties en operaties waar Nederland bij betrokken is, waaronder operatie Poseidon Archer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.

Zij krijgt nr. 477 (29521).

Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van mevrouw Piri.

Mevrouw Dobbe (SP):
O! Ik was te druk met voorlezen.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik had eigenlijk een vraag over de eerste motie. Als ik het goed heb begrepen, vraagt de SP daarin om de deelname aan de missie Poseidon Archer van die ene stafofficier te staken. Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Dobbe (SP):
Nederland geeft militaire en politieke steun aan de missie Poseidon Archer. Die missie willen wij op geen enkele manier steunen. Gisteren in het debat werd duidelijk dat er een uitwisseling zal zijn tussen enerzijds de uitzending en de inzet van de Tromp en anderzijds die missie. Wij vinden het heel lastig om dan ook de inzet van de Tromp te kunnen steunen.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dan kom ik bij mijn vraag. Volgens mij gaat deze artikel 100-brief heel specifiek over de missie Operation Prosperity Guardian. Volgens mij is al weken bekend dat het kabinet in ieder geval geen operationele steun met één stafofficier geeft aan die andere missie, waarover uw motie gaat. Dan is mijn vraag dus: wat is er in de afgelopen weken gebeurd? In alle voorgaande debatten vond u het namelijk niet nodig om de inzet van die ene stafofficier te staken, maar nu bij een artikel 100-brief over een andere missie wil de SP dit wel indienen.

Mevrouw Dobbe (SP):
Nou, allereerst omdat wij over de inzet bij Poseidon Archer inderdaad vanaf het begin al hebben gezegd dat we die missie en die inzet niet steunen. Daar is ook geen artikel 100-procedure over geweest. Dat is wat ons betreft jammer. Nu wordt ons gevraagd om steun uit te spreken voor de inzet van de Tromp. Dat kunnen wij niet doen, want gisteren werd in het debat duidelijk dat er ook een samenhang is tussen die missies. En omdat die samenhang er is en die missies dus onderling verbonden zijn, kunnen wij geen steun geven aan de inzet van de Tromp, tenzij de minister nu kan toezeggen dat die uitwisseling tussen die missies er niet is.

De heer Brekelmans (VVD):
Ik had nog een opmerking of een vraag bij de derde motie. Het voorlezen ging wat snel, maar volgens mij zei mevrouw Dobbe zoiets als dat de VS en het VK verantwoordelijk zouden zijn voor burgerslachtoffers. Toch even voor de zekerheid. Op het moment dat een terreurbeweging als de Houthi's bewust lukraak raketten afschiet op containerschepen, zijn zij minstens net zo verantwoordelijk als dat uiteindelijk in de reactie leidt tot burgerslachtoffers. Is mevrouw Dobbe dat met mij eens?

Mevrouw Dobbe (SP):
Zeker, op het moment dat er burgerslachtoffers vallen. De motie komt voort uit het debat dat wij gister voerden over wat er nu gebeurt als er burgerslachtoffers zouden zijn in deze missies, wat soms gebeurt op het moment dat je militaire inzet hebt. Welke verantwoordelijkheid neemt Nederland in dat geval? Het antwoord van de minister daarop was: op het moment dat er een vermoeden is van burgerslachtoffers, of er burgerslachtoffers zijn, ligt die verantwoordelijkheid niet bij Nederland maar bij de leiding van de missie, de Verenigde Staten en het VK, om daar goed mee om te gaan. Daarvan zeggen wij: op het moment dat er burgerslachtoffers vallen in een missie waar Nederland aan bijdraagt, heeft Nederland daar ook een verantwoordelijkheid in.

De heer Tuinman (BBB):
Ik heb er respect voor dat de SP zaken altijd kritisch en tot op de bodem uitzoekt, maar ik heb daar wel een vraag over. Mevrouw Dobbe heeft het erover dat de niet-operationele steun voor Poseidon Archer eventueel zou moeten wegvallen of weg zou moeten gaan. Maar goed, het kabinet is heel duidelijk geweest: het is een liaisonofficier; die verbindt de zaken aan elkaar. Is mevrouw Dobbe het met mij eens dat er in een grote klotsbak, zijnde de Rode Zee, drie verschillende missieprofielen door elkaar heen varen en het in het belang is van onze Tromp, onze manschappen en onze missie dat we een liaisonofficier daadwerkelijk in die missie hebben zitten, zodat we de zaken kunnen scheiden en deconflicteren? Is zij het met mij eens dat als je die weghaalt en dan wel bijdraagt aan een andere missie, bijvoorbeeld de Aspides of Prosperity Guardian, daarmee het risicoprofiel van onze militairen alleen maar omhooggaat?

Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, maar wij zijn helemaal niet voor de missie Poseidon Archer. Wij vinden dat die niet mag plaatsvinden omdat daar geen internationaal mandaat voor is, geen volkenrechtelijk mandaat. Omdat wij niet voor die missie zijn, zijn wij ook niet voor een inzet in die missie en ook niet voor een bijdrage van de Tromp op wat voor manier dan ook aan de uitvoering van Poseidon Archer.

De heer Paternotte (D66):
Mevrouw Dobbe pleit wel voor een VN-missie in de Rode Zee voor het beschermen van de schepen daar. Dat zouden wij ook heel goed vinden. Nu hebben de Houthi's alleen directe afspraken gemaakt met China en Rusland over het vrijwaren van hun schepen van aanvallen. We weten dat Rusland nauwe banden met Iran heeft en dat Iran de directe steunverlener is van de Houthi's, wat het überhaupt mogelijk maakt dat zij schepen bestoken. Hoe ziet mevrouw Dobbe, gegeven dat feit, het idee voor zich van een VN-missie, gemandateerd door onder andere landen die dat kunnen blokkeren, maar die daar helemaal geen belang bij hebben?

Mevrouw Dobbe (SP):
Nou, ik vind het goed als we dat in VN-verband proberen. Dat is namelijk nog helemaal niet geprobeerd. Er is een resolutie aangenomen op 10 januari. Op 11 januari vielen onder Poseidon Archer de bommen in Jemen. Er is dus helemaal nog niet serieus geprobeerd om binnen VN-verband te komen tot een gezamenlijke inzet om de Rode Zee te beschermen.

De heer Paternotte (D66):
Begrijp ik het dus goed dat als er in de VN-Veiligheidsraad een resolutie zou liggen die Poseidon Archer zou mandateren en Rusland dan wel China of beide dat zouden vetoën, de SP op dat moment wel zou openstaan voor een missie met het karakter van Poseidon Archer?

Mevrouw Dobbe (SP):
Nou, ik weet niet of de heer Paternotte mij daarover goed begrijpt. Op het moment dat je het hebt over een VN-missie, heb je het over een missie die door de Veiligheidsraad van de VN is goedgekeurd. Dat zouden wij goed vinden. Dan is er in ieder geval een internationaal volkenrechtelijk mandaat voor wat er nu gebeurt in Jemen onder Poseidon Archer. Dat is er nu niet. Daarom zijn wij niet voor Poseidon Archer. Wij zijn wel voor een missie die is geleid binnen de VN. Daar zouden deze missies kunnen samenkomen. Dat lijkt ons een heel goed idee. Ik ben het met de heer Paternotte eens dat het heel ingewikkeld is, maar er is nog niet eens geprobeerd om te komen tot overeenstemming. Volgens mij zijn er een heleboel gezamenlijke belangen, ook binnen de landen die zijn aangesloten bij de VN en de landen die een veto hebben, om een goede vrije doorgang te hebben in de Rode Zee.

De heer Paternotte (D66):
Mevrouw Dobbe legt nu uit wat een VN-missie is. Dat weten we. Dan stel ik toch nog de vraag: hoe realistisch acht zij het dat Rusland en China zo'n VN-mandaat mogelijk zouden maken? Op basis van het feit dat die landen directe afspraken hebben met de Houthi's, Iran een belangrijke bondgenoot is van Rusland en van genoeg recente ervaringen met pogingen in de Veiligheidsraad om dit soort stappen te nemen, lijkt dit mij een ingewikkelde route.

Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, maar het is ook ingewikkeld gemaakt, natuurlijk. Want die afspraken worden gemaakt omdat er in VN-verband nu niks gebeurt, omdat er onder VS-vlag één dag na het aannemen van de resolutie in de VN al bombardementen onder Poseidon Archer plaatsvonden. Ik zou dus zeggen: laten we het een keer proberen.

De voorzitter:
Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer De Roon van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter, dank u wel. In de afgelopen zeventien jaar dat ik in de Kamer zit, heb ik natuurlijk al heel wat artikel 100-brieven voorbij zien komen. De PVV steunde veel van die brieven uiteindelijk niet, om allerlei redenen, maar ik moet zeggen dat wij wél te spreken zijn over de brief waar wij vandaag over spreken en over de missie die daarin wordt bepleit en wordt voorgestaan. De Houthibeweging is namelijk een beweging die zich bezighoudt met ernstige misdrijven, terroristische misdrijven, en die vooral ook een aanslag pleegt op het principe van de vrije zee, de mare liberum, dat al eeuwenlang een centraal gegeven is in onze cultuur en in onze buitenlandse politiek.

We hebben een marine opgericht die juist daarvoor inzetbaar moet zijn. Dat is een van de basisredenen waarom we überhaupt een marine hebben. Als we daar nu onze marine niet voor willen inzetten, als we dat nu niet doen, dan laten we ons eigenlijk van onze zwakke kant zien. In de regio waar we over spreken, word je voor laf aangezien als je geslagen wordt en niet terugslaat. Dan zien ze je als zwak en nemen ze je niet serieus. Dat moet je gewoon niet willen hebben, uiteindelijk.

De regering — niet alleen onze regering, maar ook andere westerse regeringen — heeft zich ervoor ingezet om langs diplomatieke weg een einde te maken aan de Houthiterreur die wordt uitgeoefend op de scheepvaart in de Rode Zee. Dat is niet gelukt. Dan moet je gewoon zeggen: die terreur moet stoppen en als het niet goedschiks kan, dan moet het maar kwaadschiks. Daar hebben we onze marine voor en die kan daarvoor nu dus worden ingezet.

Mede vanwege de betrokkenheid van een land als Iran vindt de PVV het van groot belang om een krachtig signaal af te geven. Mijn fractie staat daarom achter het kabinetsbesluit om de Tromp deel te laten nemen aan de Amerikaanse Operatie Prosperity Guardian, overigens niet alleen als signaal aan Iran, maar uiteraard ook als signaal aan onze trouwe bondgenoten, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Zij halen ook nu weer allerlei kastanjes voor ons uit het vuur door Houthidoelen in Jemen aan te vallen; aanvallen die noodzakelijk zijn om opslagplaatsen en lanceerinstallaties van de terroristen te vernietigen.

Ik moet zeggen dat de woorden die de heer Tuinman net uitsprak en die hij trouwens ook gisteravond in het debat al uitspraak over zijn wens om de Tromp ook in te kunnen zetten voor verdedigende aanvallen op land, als dat nodig is, dus ter verdediging, me echt uit het hart gegrepen zijn. Het zit er nu niet in en we gaan het vanavond ook niet voor elkaar krijgen dat dat verandert, maar ik begrijp het wel en ik kan mij volledig vinden in die gedachte, moet ik zeggen. Hoe dan ook, we staan volledig achter de inzet van de Tromp. Het is ook heel goed dat dat kan in het kader van een vaarplan dat er sowieso al was. Daar past het heel mooi in.

Tot slot wil ik nog zeggen dat wij de commandant van het schip uiteraard alle wijsheid en inzicht toewensen die nodig zijn om deze taken goed te kunnen volbrengen. Wij wensen het schip en de bemanning alle veiligheid en een behouden terugkeer toe.

Dank u zeer, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors tien minuten en dan gaan we luisteren naar beide bewindspersonen.

De vergadering wordt van 20.57 uur tot 21.07 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.


Termijn antwoord

Minister Bruins Slot:
Voorzitter, dank u wel. Ik wil de leden bedanken voor het intensieve en goede debat dat we de afgelopen dagen hebben gehad. Van mijn kant en natuurlijk ook van de minister van Defensie waardering voor de zorgvuldige wijze waarop de Kamer altijd artikel 100-brieven oppakt.

Het is een feit dat we onze mannen en vrouwen naar gevaarlijke gebieden toe sturen, waarbij je niet op voorhand weet of iedereen een behouden vaart heeft. Mensen zien nu een plenaire afronding, maar dit is allang begonnen met een technische briefing, met feitelijke vragen, met daarna nog eens kijken wat daarin staat. Dat mondt uit in twee verschillende debatten. Het is ook belangrijk dat dat zo gebeurt, want de verantwoordelijkheid die je als kabinet hebt omdat je mensen uitzendt, drukt ook op de schouders van Kamerleden op het moment dat ze steun uitspreken voor een missie. Daarom waardeer ik ook heel erg de gewoonte in deze Kamer, of men nu wel of niet voor een missie is, om altijd aan te geven dat de mannen en vrouwen die het gevaarlijke werk gaan doen, gesteund worden en dat hun thuisfront gesteund wordt.

Waarom is deze missie zo belangrijk? De leden hebben dat allemaal overduidelijk vermeld. Het gaat hier om de Houthi's, die commerciële schepen en marineschepen aanvallen met drones, met raketten, en schepen gijzelen, zoals mevrouw Piri zei. Er is een gegijzeld schip met 25 leden bemanning, die nog steeds gewoon afgesloten zijn en in die hele zware situatie zitten. Er zijn de eerste beschietingen van schepen waarna mensen overleden zijn. Je hebt een belangrijke verantwoordelijkheid in het internationale recht voor een behouden en vrije doorvaart. Daar staat Nederland ook voor. Zoals meneer Brekelmans zei, zijn wij als Nederland de zesde maritieme natie. Dat brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee om dan ook onze stappen daarin te zetten die noodzakelijk zijn, zoals de heer De Roon ook aangaf. Het gaat hier dus om een missie om de vrije en veilige doorvaart in de Rode Zee te beschermen, om maritieme veiligheid terug te brengen en ondertussen ook mensenlevens te beschermen.

Maar er staan hier ook grote economische belangen op het spel. 30% van al het containervervoer gaat normaal gesproken door de Rode Zee heen. Dat is op dit moment niet het geval. 12% van de wereldhandel gaat door de Rode Zee heen. Het feit dat dat niet meer kan, betekent dat op dit moment veel schepen een veel langere reistijd tegemoet gaan, van tien tot twaalf dagen. Dat heeft gevolgen voor de prijzen van de goederen op die schepen, maar bijvoorbeeld ook voor het vervoer van graan dat mensen in arme landen nodig hebben om betaalbaar brood te krijgen.

Voorzitter. Eerst is natuurlijk geprobeerd om de Houthi's met diplomatieke druk te overtuigen om te stoppen met hun aanvallen. Daar is in het debat ook goed op ingegaan. Dat is niet gelukt. Er is zelfs een resolutie aangenomen in de Veiligheidsraad die ook opriep tot het stoppen met die gewelddadige aanvallen. Dat is niet gelukt. Daarom is er nu een stap gezet — dat hebben we al eerder gedaan — om een aantal missies te steunen. Nu gaat het dus om de Tromp, die een belangrijke bijdrage kan leveren aan de veiligheid en de vrije doorvaart in de Rode Zee.

Voorzitter. Voordat ik nog een aantal vragen beantwoord, heb ik een aantal moties. Ik zal de eerste drie moties doen. De minister van Defensie doet de vierde motie.

De motie van de heer Van Baarle op stuk nr. 474 ontraad ik, want die motie roept ertoe op om niet deze missie-inzet te doen.

De motie op stuk nr. 475 vraagt om de deelname aan Poseidon Archer te staken. Ik zeg nogmaals tegen mevrouw Dobbe dat hier zeker een internationaalrechtelijke basis onder zit. Dat is het recht op zelfverdediging. Het kabinet is voornemens om op 31 mei of daarvoor de overweging te maken of we wel of niet de missie blijven steunen, maar we gaan die niet op dit moment al stoppen. Deze datum heb ik al wel aan de Kamer gecommuniceerd.

De motie op stuk nr. 476 gaat over de VN-missie. Daarvan wil ik ook heel duidelijk zeggen dat er een rechtsgrondslag van het recht op zelfverdediging zit in de defensieve missie, maar ook in de offensieve missie van Poseidon Archer. Die is er dus. Ook hebben we het VN-Zeerechtverdrag, waarin natuurlijk de vrijheid van navigatie en de vrijheid van veilige doorvaart staan. Er zijn dus belangrijke juridische onderbouwingen voor deze inzetten. Dat betekent op dit moment dat ik me niet ga inzetten om een VN-missie voor elkaar te krijgen. We hebben juist onze volle inzet gegeven om met Aspides de missie samen met de EU-landen voor elkaar te krijgen. Wij ontraden deze motie dus. Nogmaals, er zit dus een mandaat onder. Het recht op zelfverdediging staat ook in artikel 51 van het VN-Handvest.

De voorzitter:
Ik wil ook uw oordeel over de motie op stuk nr. 475 nog even goed horen.

Minister Bruins Slot:
Ah, voorzitter, dat heb ik nog niet duidelijk genoeg gezegd. Ik ontraad die motie, want het gaat om directe beëindiging van de bijdrage. We hebben de Kamer al eerder gecommuniceerd dat we dat in ieder geval voor 31 mei 2025 zullen wegen. Dus deze motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 476 ontraad ik ook.

Voorzitter. Dan is er nog een aantal vragen gesteld. Ik ben het eens met de heer Dassen. Het internationale recht geldt voor iedereen. Er is geen onderscheid. Dat betekent ook dat we nu verantwoordelijkheid nemen wat betreft de missie op de Rode Zee.

Er is door de heer Dassen ook gevraagd naar duidelijkheid over de inzet van de Karel Doorman. Wij zullen de Kamer zo snel mogelijk nadere informatie verstrekken over de Karel Doorman, waarbij we inderdaad kijken naar de missie Aspides.

Mevrouw Piri vroeg of wij van plan zijn om de coalitie OPG te verbreden. Het zal in ieder geval mijn inzet zijn om, als we landen kunnen motiveren om dat te doen, dat zeker niet na te laten. Over het algemeen ben ik ervan overtuigd: hoe breder de basis, hoe beter het kan zijn. Belangrijk is wel dat beide missies — Aspides en Operatie Prosperity Guardian — complementair aan elkaar zijn. Dat is ook van belang.

Voorzitter. Iran vormt inderdaad een groot gevaar, zoals onder anderen de heer Ceder, de heer De Roon en de heer Brekelmans hebben aangegeven. Dat betekent dat we actief bezig zijn om de steun die Iran geeft aan de Houthi's, onder andere met wapens, zo effectief mogelijk te raken en ervoor te zorgen dat die levensader doorgesneden wordt. Het is wel goed om te zeggen dat Iran de Houthi's geen opdracht kan geven om bepaalde handelingen te verrichten. De Houthi's zijn behoorlijk autonoom en maken hun eigen afwegingen; ze volgen die adviezen niet altijd. We zetten ons nu in om het sanctieregime inzake de UAV's tegen Iran actief uit te breiden naar ballistische raketten. Dan wordt daar nog extra druk op gezet en wordt het nog lastiger om die raketten en andere zaken aan andere proxy's te leveren.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Ik wil graag herhalen wat alle leden al hebben gezegd. Ik wil de mannen en de vrouwen van de Tromp een behouden vaart wensen en een veilige terugkeer, een goede missie. Ik wil het thuisfront ontzettend veel steun en kracht toewensen. Als je een mooi stevig thuisfront hebt, dan maakt dat voor degene die op uitzending is echt een groot verschil. De andere kant is dat het thuisfront echt zijn eigen missie heeft. Die mensen moeten een boel zaken zelf oppakken die ze normaal gesproken met elkaar doen. Ook hun wens ik dus succes.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de minister van Defensie.

Minister Ollongren:
Veel dank, voorzitter. En veel dank aan alle hier aanwezige woordvoerders voor de inderdaad zorgvuldige behandeling van deze artikel 100-procedure. Het is een procedure voor de inzet van onze militairen ter bevordering van de internationale rechtsorde. Dat zijn besluiten die nooit lichtzinnig kunnen en mogen worden genomen. Ik denk dat de Kamer er blijk van heeft gegeven om dat altijd heel serieus te nemen. Mijn dank gaat ook uit naar de professionaliteit van de bemanning van de Tromp. De CDS had vandaag nog contact met hen. Ik begrijp dat zij inmiddels het Suezkanaal zijn gepasseerd en dus de plaats van bestemming naderen.

Nederland zal met deze bijdrage een toevoeging leveren aan de landen die in coalitieverband zullen zorgen voor een veilige doorgang op de Rode Zee, op de Golf van Aden. Daarmee helpen we de maritieme veiligheid te bevorderen. Dat vinden we een Nederlands en een Europees belang. Het is een ontzettend belangrijke economische handelsroute. Het kabinet heeft inderdaad gekozen voor een complementaire inzet. Voor de Tromp bestaat die uit een bijdrage aan de internationale Operatie Prosperity Guardian, met associated support — excuses voor de Engelse termen — aan de Europese Operatie Aspides. Met de Karel Doorman wogen we het spiegelbeeld. U wordt daar zo snel mogelijk over bericht. Daar ging het debat gisteren ook over.

De missies versterken elkaar. Ze zien beide op het bevorderen van de veilige doorgang. Maar ze doen dat ieder op een andere manier. Onze keuze voor de Tromp is gemaakt vanuit de gedachte dat de missies complementair zullen zijn en dat de Tromp deze bijdrage levert vanuit de al eerder geplande missie in de Indo-Pacific. Dat is een zes maanden durende reis, die ook een belangrijk doel dient en ook gaat over vrije doorvaart en het belang daarvan in een ander deel van de wereld. Daar moeten we ook laten zien dat we niet alleen met Europa, Oekraïne en het Midden-Oosten bezig zijn, maar dat we wel degelijk ook oog hebben voor de geopolitieke spanningen in dat deel van de wereld. Het is ook belangrijk om dat te doen. We kunnen dat op deze manier combineren, door snel de inzet met de Tromp te plegen.

Daar komt bij — daar hebben we het gisteren ook uitvoerig over gehad — dat de capaciteiten van de Tromp, een luchtverdedigingsfregat, goed passen bij de opzet van de Operatie Prosperity Guardian. Het is een dynamisch beeld, met vele landen en vele verschillende capaciteiten, die elkaar moeten versterken en aanvullen.

Voorzitter. Ik denk dat de collega al heeft gezegd dat we natuurlijk in gesprek blijven met landen. Wij blijven zorgen voor complementariteit. We zien dat het over en weer leveren van deelname aan de een en steun aan de ander uiteindelijk zal leiden tot een grote mate van complementariteit, maar dat zal de praktijk moeten uitwijzen. De keuzes die landen hebben gemaakt, zullen in de praktijk tot versterking leiden.

Ik wil nog even terugkomen op het delen van informatie. Daar ging het gisteren over. Ik hecht eraan dat het heel duidelijk is voor de Kamer. Ik heb het over onze bijdrage van de Tromp aan de defensieve missie Prosperity Guardian, in samenwerking met de andere missie. Dat betekent dat de landen die deelnemen, eigenlijk een informatieparaplu met elkaar moeten hebben. De luchtverdedigingsparaplu is afhankelijk van hoe goed de informatie is. Informatie delen is cruciaal. De Tromp zal dan ook informatie delen met de partners en met CAOC. Dat betekent dat informatie, ook die afkomstig van de Tromp, uiteindelijk inderdaad beschikbaar is voor de drie missies, dus voor Prosperity Guardian, voor Aspides en voor Poseidon Archer. Dat betekent dat ik de toezegging die mevrouw Dobbe aan mij vroeg, niet kan doen. Het is niet de reden van onze missie. Het is ook niet de reden van het inzamelen van informatie. We delen die informatie wel. Dat betekent dat die ook gebruikt kan worden voor de andere missie; de missie waar wij wel steun aan verlenen in de vorm van niet-operationele inzet van een stafofficier.

Het andere punt waar ik nog op terug wil komen, is het punt van de munitie. De heer Kahraman van NSC vroeg daar net nog naar. Hij heeft gisteren ook zorgen uitgesproken naar aanleiding van berichten over een Duits fregat. Ik kan de berichtgeving daarover nog steeds niet bevestigen. Maar ik kan wel zeggen — dat heb ik gisteren ook gezegd — dat ons schip, de Tromp, beschikt over voldoende kwalitatief goede munitie en bewapening. Wat ik ook al heb gezegd, is dat de munitievoorraad voor deze missie voor nu voldoende is en natuurlijk ook steeds gemonitord wordt.

Voorzitter. Dan nog een enkele vraag die gesteld werd over de medische afvoer. We hebben gisteren ook gezegd dat bij maritiem optreden dit een punt is, omdat je vanwege het verplaatsen van het schip afhankelijk bent van wat er waar op welk moment gebeurt en waar je dan bent. Dus afstands- en tijdsfactoren spelen hierbij een rol, maar de medische keten kan als gesloten worden beschouwd als de Tromp zich binnen een helikopterafstand bevindt van een role 2- of role 3-medische faciliteit op zee of land. Daarvoor werken we met een aantal landen samen; met Saudi-Arabië, Oman en Egypte. De afspraken over de toegang tot de havens zijn helemaal rond. De afspraken over de toegang door de lucht bevinden zich in een afrondende fase, maar we hebben er wel vertrouwen in dat dat gaat lukken. Daar komt bij dat wij ook nog beschikken over de varende medische role 2-platformen op de Rode Zee, dus het Amerikaanse vliegdekschip en het Spaanse fregat. We weten ook dat we in noodgevallen aan boord van het Duitse fregat Hessen hele beperkte medische capaciteit tot onze beschikking hebben.

Er werd ook nog gevraagd naar Djibouti. Voor Aspides is er een SOFA opgesteld op het gebied van logistiek, maar ook voor medische ondersteuning. Bovendien hebben wij toestemming van de Fransen en de Verenigde Staten om gebruik te maken van de role 2-basisfaciliteiten in Djibouti. Dus met dat hele palet hebben we er vertrouwen in dat de commandant de juiste keuze kan maken en dat we de medische keten op die manier kunnen inrichten. Ik zeg daarmee niet dat er geen risico's zijn. Ik zeg daarbij ook dat de medische keten soms gesloten is en soms niet, maar we hebben er wel alles aan gedaan om in de verschillende modaliteiten en scenario's te weten hoe te handelen en hoe voor die medische afvoer zorg te kunnen dragen. Het is natuurlijk ongelofelijk belangrijk dat je daar alles aan gedaan hebt.

Voorzitter. Dan heb ik nog één motie waarover ik iets wil zeggen: de motie op stuk nr. 77. Mevrouw Dobbe vraagt hier om bij een vermoeden van burgerslachtoffers te rapporteren als Nederland erbij betrokken is. Ze noemt daarbij Poseidon Archer. Ik moet de motie ontraden. Mevrouw Dobbe weet dat ik zeer hecht aan transparantie over dit onderwerp, maar wij leveren aan deze operatie niet-operationele steun. Dat betekent dat als er een vermoeden zou zijn van burgerslachtoffers, het onderzoek daarover zou moeten worden uitgevoerd door degene die wel operationeel erbij betrokken is geweest, in dit geval de Verenigde Staten of het VK. Deze landen zullen in dat geval dus zelf een onderzoek openen. We hebben er overigens ook vertrouwen in dat zij dat zullen doen in voorkomend geval.

Voorzitter, tot slot. Nogmaals dank aan de Kamer. Ik vind het echt heel waardevol dat zich nu hele brede steun in de Kamer aftekent voor deze missie. Ik hecht er ook aan om vanaf deze plek de bemanning van de Tromp een behouden vaart te wensen en uiteraard een veilige terugkomst. Ik spreek nogmaals mijn grote dank uit aan de mensen aan boord en aan hun thuisfront. Ik wens hen alle sterkte en succes bij deze ontzettend belangrijke missie.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover dit toch enigszins plechtige debat. Hartelijk dank aan de minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Namens alle Kamerleden wens ik ook onze militairen die worden uitgezonden een veilige missie en een behouden thuiskomst. Wij denken ook veel aan de familie thuis. Morgen stemmen wij over de moties.

Sluiting

Sluiting 21.27 uur.