Plenair verslag Tweede Kamer, 94e vergadering
Dinsdag 18 juni 2019

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    22:38 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 145 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Aartsen, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Asscher, Azarkan, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Van den Berge, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Emiel van Dijk, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Drost, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Futselaar, Geleijnse, Geluk-Poortvliet, Van Gent, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haga, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jetten, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Van Otterloo, Ouwehand, Öztürk, Özütok, Palland, Paternotte, De Pater-Postma, Peters, Ploumen, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, Ronnes, De Roon, Arno Rutte, Schonis, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Smeulders, Sneller, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Thieme, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Van Wijngaarden, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en mevrouw Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, de heer Hoekstra, minister van Financiën, mevrouw Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 18 juni 2019. Ik heet iedereen en in het bijzonder de mensen op de publieke tribune van harte welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Marijnissen

Vragen van het lid Marijnissen aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over uitspraken van de minister-president inzake lonen.

De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur en we beginnen vandaag met de vraag van mevrouw Marijnissen namens de SP aan de minister-president, die ik ook van harte welkom heet, over zijn uitspraken inzake lonen. Het woord is aan mevrouw Marijnissen van de SP.

Mevrouw Marijnissen (SP):
"De winsten van grote ondernemingen klotsen tegen de plinten op, maar het enige wat echt stijgt in die grote bedrijven, zijn de salarissen van de topmannen, niet de cao's. Die gaan onvoldoende omhoog en dat vind ik niet acceptabel."

Voorzitter. Het zijn niet mijn woorden. Geloof het of niet, ik citeer niet uit eigen werk, noch uit het verkiezingsprogramma van de SP. Ik citeer onze minister-president, afgelopen zaterdag op een partijbijeenkomst van zijn VVD. Welkom bij de nieuwe VVD! U weet wel, die partij die altijd zo hartstochtelijk de belangen van de multinationals en de aandeelhouders verdedigde. U weet wel, de partij die hier maandenlang tot in het diepste van haar vezels verdedigde dat de dividendbelasting afgeschaft moest worden, omdat het anders ten koste zou gaan van onze economie. En nu heeft deze VVD opeens een nieuw verhaal: een onvervalst pleidooi voor hogere lonen op de werkvloer.

Voorzitter. Het gaat misschien wat ver om te zeggen dat ik het zelf niet beter had kunnen zeggen dan de minister-president, maar ere wie ere toekomt: dit waren prima teksten.

Minister Rutte:
Nou, dan ga ik weer!

Mevrouw Marijnissen (SP):
En dat zou ook eens tijd worden, na 40 jaar!

Afgelopen donderdag organiseerden wij een symposium over de noodzaak van hogere lonen, met sprekers van de Rabobank, het CBS en De Nederlandsche Bank. Eigenlijk was iedereen het erover eens: de lonen in Nederland moeten en kúnnen omhoog. Maar het werd nog mooier zaterdag. Er kwam zelfs een dreigement van de minister-president achteraan. Als de lonen niet aanzienlijk stijgen, dan gaat de minister-president de winstbelasting voor diezelfde bedrijven niet verlagen.

Voorzitter, u zult het begrijpen: inmiddels klonk er applaus in huize Marijnissen. Maar u zult ook begrijpen dat wij vandaag wel graag duidelijkheid willen van de minister-president wat deze mooie spierballentaal precies betekent. Daarom mijn vraag: met hoeveel moeten de lonen per wanneer stijgen, voordat de minister-president zijn dreigementen om gaat zetten in daden?

De voorzitter:
Het woord is aan de minister-president.

Minister Rutte:
Voorzitter, dank. Ik heb op mijn congres dit punt gemaakt, afgelopen zaterdag. Mevrouw Marijnissen heeft dat prima verwoord en ook niet geshopt in mijn woorden, maar keurig geciteerd. Ik begrijp dat zij denkt dat het hier om broodroof gaat, maar dat is geenszins het geval. De verschillen tussen haar partij en mijn partij kunnen niet groter zijn, en broodroof, daar zijn wij allemaal niet voor.

Het gaat hier om een hele fundamentele naoorlogse afspraak. Die afspraak is dat als het met de bedrijven goed gaat, het met de mensen goed gaat; en als het met de bedrijven minder gaat, dat wij daar dan ook allemaal een beetje rekening mee houden. We zien op dit moment dat de topmannen van die bedrijven gemiddeld genomen twee keer zoveel loongroei hebben als de mensen die er werken, en dat de salarissen in de meeste gevallen stijgen beneden de inflatie. Dat betekent dat die deal, die naoorlogse afspraak, die cruciaal is om voor deze bedrijven in Nederland de ruimte te houden om te blijven ondernemen — wij geven ze als samenleving het recht om hier hun goede werk te doen, om innovatiekracht en werkgelegenheid te creëren — eigenlijk op dit moment ter discussie staat.

Daarom heb ik gezegd: ik vind dat het anders moet. Ik vind dat die salarissen meer omhoog moeten. Ik ga hier geen percentage noemen, want ik vind dat die bedrijven dat heel goed zelf weten. Als ik zo kijk wat die topmannen erbij krijgen, nou, dan is dat een richting waarin ze kunnen denken. Het tweede is: als zij dat niet doen, dan zal ik als voorman van mijn partij — ik sta hier dus ook staatsrechtelijk in een wat bijzondere positie, ik sta hier als VVD-voorman — in de coalitie voorstellen om inderdaad te kijken of we dan nog wel door moeten gaan met het verlagen van het toptarief in de vennootschapsbelasting.

Mevrouw Marijnissen (SP):
De minister-president refereert aan een aloude deal, zoals hij dat noemt, dat als het maar goed gaat aan de top van de grote bedrijven, het vanzelf goed gaat met de mensen. Het punt is nou net dat dat niet zo blijkt te zijn. Dat constateert hijzelf ook terecht. Daarom is mijn vraag heel concreet wat hij nou gaat doen, want ik hoor nog heel erg weinig wat hij precies gaat doen. Ik zou hem graag wat concrete suggesties aan de hand doen, zaken die de overheid zou kunnen doen om de loongroei te bevorderen. De minister-president zou er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om het minimumloon te verhogen in Nederland. Dat wordt hier bij wet vastgelegd, dus wij kunnen beslissen hoe hoog dat is. Dat zou voorkomen dat steeds meer Nederlanders in armoede leven. Dat kan er ook voor zorgen dat er een stuwend effect komt op de rest van de lonen. De minister-president kan er ook voor kiezen om de salarissen van zorgpersoneel, ambtenaren, politieagenten en leerkrachten te verhogen. Want als de salarissen bij de overheid omhoog gaan, dan kan de markt, dan kunnen die grote bedrijven van de minister-president natuurlijk niet achterblijven. Als hij dat allemaal niks vindt, kan hij er ook voor kiezen om de onzekere contracten aan te pakken, om werknemers meer zeggenschap te geven middels een gouden aandeel. Hij kan ervoor kiezen om winstdeling te introduceren bij diezelfde bedrijven. Ze maken namelijk miljarden winst, en de mensen die ervoor zorgen dat die winst wordt gemaakt, namelijk de werknemers, zien daar zo weinig van terug. Kortom, zomaar even wat ideeën die ik de minister-president aan de hand doe, waarbij hij nu kan zeggen wat hij gaat doen om de lonen daadwerkelijk te verhogen. Ik ben eigenlijk wel benieuwd met welke hij gaat beginnen.

Minister Rutte:
Het laatste was?

Mevrouw Marijnissen (SP):
Met welke hij gaat beginnen.

Minister Rutte:
Van uw ideeën?

Mevrouw Marijnissen (SP):
Bijvoorbeeld.

Minister Rutte:
Nou kijk, een aantal dingen doen we en een aantal dingen zullen we niet doen omdat we het er gewoon mee oneens zijn. Een aantal dingen doen we natuurlijk wel degelijk. Kijk bijvoorbeeld naar de investeringen die door het kabinet worden gedaan in de publieke sector, 6 miljard tot 8 miljard, afhankelijk van hoe je het berekent, dus in het onderwijs en in de gezondheidszorg. Kijk naar de loonstijgingen daar. Kijk ook naar de noodzaak om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Het kabinet doet veel en ik zou meer willen. Ik zou als kabinet absoluut meer willen doen dan we nu doen, maar dan moeten we er wel voor zorgen dat de economie blijft groeien. Dat ziet er op dit moment niet slecht uit. De economie lijkt ook de komende jaren in een behoorlijk tempo te blijven groeien en de werkeloosheid lijkt laag te blijven. Ik hoop dat we daarmee ruimte krijgen om de komende jaren door te gaan met investeren in de publieke sector, met lastenverlichting en ook met het op orde brengen van de overheidsfinanciën.

Maar de afspraak is wel dat dan ook de bedrijven — het gaat hier om de grotere ondernemingen — hun aandeel vervullen. Mevrouw Marijnissen en ik weten allebei, we weten allemaal dat die grote bedrijven heel trendsettend zijn voor wat er gebeurt in de cao's in Nederland. Als er uiteindelijk cao-stijgingen komen die in veel gevallen beneden de inflatie liggen, dan zegt dat ook iets over wat er in andere sectoren gaat gebeuren. Dus het trendsettend zijn van deze bedrijven is heel belangrijk.

Waarom hecht ik hier zo aan? Omdat ik strijd voor die grote groep Nederlanders met een heel normaal salaris die zich in toenemende mate soms onder druk voelt staan, niet omdat nu het salaris het eerste probleem is, maar omdat de buffers opraken bij heel veel mensen. Als er dan een echtscheiding is, als er sprake is van baanverlies of als er grote investeringen moeten worden gedaan voor een eigen onderneming, dan merk je feitelijk dat die buffers onvoldoende gevuld zijn om dat te kunnen opvangen. Daarom is het zo belangrijk dat nu we uit die crisis komen, vooral de grote bedrijven de toon aangeven en ervoor zorgen dat er fors hogere loonstijgingen zijn dan ze op dit moment bieden.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Daar ben ik het mee eens, maar de vraag is natuurlijk wat de minister-president gaat doen. Ik hoor nog zo weinig wat hij gaat doen en dat geeft helaas zo weinig vertrouwen. De minister-president zou er ook nog voor kunnen kiezen, als hij nu direct iets wil doen wat de inkomenspositie van mensen verbetert, om bijvoorbeeld de lasten te verlagen. Ik doe hem nog wat concrete voorstellen aan de hand. Hij kan de energierekening verlagen. Hij kan de kosten voor de zorg en de huur verlagen. Daar kiest hij allemaal niet voor.

Voorzitter. U zult begrijpen: een VVD'er die mooie beloftes doet maar ze niet nakomt, die kennen we intussen wel. Maar een VVD'er die op een VVD-congres een SP-verhaal houdt, die ken ik nog niet zo veel. Dus u kunt bedenken dat wij die elke dag aan deze woorden zullen gaan herinneren totdat het geregeld is.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Rutte:
Voorzitter, een heel korte reactie. We hebben natuurlijk al aangekondigd dat wij volgend jaar de belasting op de energierekening voor huishoudens aanzienlijk zullen verlagen. Dit jaar is de inkomstenbelasting fors verlaagd en dat loopt door in de komende twee jaar. Er is nu dus voor drie jaar voorzien in een verlaging van de inkomstenbelasting, ook goedgekeurd door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. En ja, ik zou graag meer willen. Dat zeg ik er ook bij.

Het is toch heel bijzonder. Wij zijn een land dat stabiel geregeerd wordt en een stabiele economische groei kent op dit moment. Dat is toch een uitzondering in Europa. Ook de komende jaren lijkt dat zo te blijven. Dat hopen we natuurlijk van harte: een behoorlijke groei van de economie, iets lager dan op de top, maar echt zodanig dat ook de werkloosheid laag blijft. Het belangrijkste doel dat we hier moeten hebben, is ervoor zorgen dat die hele brede groep Nederlanders die we weleens huiselijk de middenklasse noemen, bij gebrek aan een beter woord, dat veel mensen, heel veel mensen in dit land echt ervaren dat het beter gaat en niet alleen door wat de overheid doet, maar ook doordat die grote ondernemingen die zo trendsettend zijn hun verantwoordelijkheid nemen. En inderdaad, ik heb gezegd dat ik ook vind dat als ze dat niet niet doen het kabinet opnieuw moet kijken naar de verlaging van de vennootschapsbelasting in de toptarieven. Dat zal dan de VVD in de coalitie voorstellen, want dat is nog geen kabinetsbeleid; het is een gedachte vanuit de VVD die wij dan zullen voorstellen in de coalitie.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Marijnissen. Dan geef ik het woord aan de heer Wilders namens de PVV.

De heer Wilders (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Heel veel mensen hebben het financieel moeilijk en dat komt niet alleen door de werkgevers en de lage lonen, die natuurlijk wel omhoog moeten. Dat komt vooral door het beleid van die meneer daar, minister-president Rutte, die de ene lastenverzwaring na de andere over Nederland heeft uitgestort, van een hogere energierekening tot hogere huren, een hogere premie voor de ziektekosten en natuurlijk die btw-verhoging. De boodschappen zijn nog nooit zo duur geweest in de afgelopen tien jaar als nu door de btw-verhoging van premier Rutte. En dan zegt zijn minister van Landbouw: er mag nog wel wat bij, die boodschappen zijn eigenlijk nog veel te goedkoop en daar moet nog wat bij.

Meneer Rutte, tegelijkertijd heeft Nederland een overschot van ongeveer 10 miljard euro, teveel betaald belastinggeld. Ondertussen geeft u miljarden aan ontwikkelingshulp in Afrika en asielzoekers in Nederland. Mijn vraag aan u is: kies voor die Nederlanders. Geef nu aan Nederland een koopkrachtwinst. Geef het niet aan het buitenland en kijk niet naar de werkgevers, maar kom zelf met lastenverlichting.

Minister Rutte:
Nadat de heer Wilders als een Zoef de Haas wegrende uit het Catshuis in 2012, te midden van een ernstige crisis, heeft het kabinet met de PvdA dat toen aantrad herstelbeleid gevoerd, en het huidige kabinet zet dat voort. We zien dat Nederland op dit moment, doordat we hebben ingegrepen in onze economie, een van de snelst groeiende economieën heeft van dit deel van de wereld, dat het ook de komende jaren een economische groei heeft die ver ligt boven die van omliggende landen en dat onze werkloosheid inmiddels historisch laag is en volgens alle verwachtingen ook historisch laag blijft. Moet je je eens voorstellen, zo zeg ik tegen de heer Wilders, wat er gebeurt met iemand die werkloos is en een baan krijgt en hoeveel mensen dat nu is overkomen. Honderdduizenden, letterlijk honderdduizenden mensen zijn aan de slag gekomen. Er is een recordaantal banen in Nederland, doordat we uit de crisis kwamen, nadat de Wilders wegrende omdat hij geen verantwoordelijkheid wilde nemen voor dat herstelbeleid.

De voorzitter:
Dan de heer Klaver namens GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Een goed verhaal van de premier, oprecht. Heel helder.

Minister Rutte:
Nu word ik bezorgd.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ja, en terecht. Heel goede woorden van de premier. Ik hoop dat dat grote bedrijfsleven ziet dat er nu een heel grote meerderheid hier in de Kamer is die zegt: die vennootschapsbelasting, die is eigenlijk niet meer zeker. De minister-president geeft aan dat de lonen moeten stijgen en dat het bedrijfsleven als het dat niet doet, moet gaan betalen. Er is een heel logisch moment voor ons als politiek om hierop in te grijpen en dat is Prinsjesdag. Stelt de minister-president daarmee ook een deadline aan al die grote bedrijven, dat ze voor Prinsjesdag met een loonbod moeten komen en dat wij anders het voordeel dat we zouden geven op de vennootschapsbelasting weghalen en aan burgers geven?

Minister Rutte:
Die bedrijven — dat weet de heer Klaver ook — weten heel goed wat er moet gebeuren, de komende tijd, en als ze dat niet doen, zal ik niet aarzelen om zo'n voorstel te doen. Maar wat hij nu wil, namelijk dat wij zeggen dat het op een moment moet dat wij daar volgens de Haagse agenda over praten, vind ik onverstandig. Ik vind het verstandig om deze druk nu neer te leggen voor de deur van die grote bedrijven, om daar de verantwoordelijkheid te leggen en niet nu te vervallen in de Haagse werkelijkheid van onze eigen planning. Als wij dat willen, als wij willen ingrijpen in bijvoorbeeld het verlagen van die vennootschapsbelasting, zijn er mogelijkheden zat om dat te doen. Ik vind het onverstandig om dat te koppelen aan een bepaalde datum hier op een parlementaire kalender.

De voorzitter:
Tweede vraag, meneer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dit is weer een beetje een terugtrekkende beweging. Eerst wordt met veel aplomb gebracht dat de grote bedrijven salarisverhogingen moeten gaan geven en dat we het anders wel komen halen. Het is — dat vind ik toch een mooi beeld — Mark Rutte die als een soort Robin Hood naar die grote bedrijven toe gaat. Wij stellen één keer per jaar de belastingtarieven met elkaar vast. Dat doen we niet halverwege het het jaar. Dat doen we met Prinsjesdag en bij het Belastingplan. Dat betekent dat er een natuurlijke deadline ligt voor deze bedrijven om te leveren.

Laat ik het zo zeggen. Als die bedrijven niet voor Prinsjesdag met een goed loonbod komen en zeggen "we verhogen die lonen" en als de minister-president dan niet met een voorstel komt, dan komen wij zelf met een voorstel om ervoor te zorgen dat de verlaging van de vennootschapsbelasting niet doorgaat en dat het geld naar burgers gaat.

Minister Rutte:
Ik zag dit weekend ook de reactie uit de hoek van VNO en andere werkgeversorganisaties, die met mij daarover in gesprek wilden. Ik zei al dat ik dat helemaal niet ga doen. Ik heb helemaal niet de behoefte om daar met een koepel over in gesprek te gaan. Mijn bezwaar is nu juist dat die grote ondernemers niet zichtbaar worden op televisie of de radio en dat ze hun verhaal niet meer vertellen. We kunnen dus niet meer trots zijn op die grote topmannen en -vrouwen, zoals in de jaren tachtig, toen mensen echt actief aan het maatschappelijke debat deelnamen. Ik praat met VNO over pensioenen of over het ontslagrecht, maar we praten niet met VNO over cao-vorming. Dat moet bij de bedrijven gebeuren. Die bedrijven, zeg ik tegen de heer Klaver, weten dondersgoed wat er fout zit. Als een topman blijkbaar kan uitleggen dat zijn loonstijging soms drie of vier keer hoger is dan die van de secretaresse, terwijl dit een zaak is die nu politiek, ook en juist door de VVD, de partij voor de middenklasse, geadresseerd wordt, dan weten ze dondersgoed wat er aan de hand is. Dan is het vervolgens zaak om die bedrijven heel even de kans te geven het been bij te trekken. Dan vind ik het onverstandig om terug te vallen in een soort Haagse logica van onze kalender. Dat vind ik niet wijs.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Er werd net een nieuwe, mooie term gebezigd door de minister-president: de "huiselijke middenklasse".

Minister Rutte:
Nee.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ja, dat heeft u net gezegd.

Minister Rutte:
Ik zei: huiselijk genoemd de middenklasse.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Maar dat betekent dat de Wajongeren, de gepensioneerden en de nieuwe medewerkers bij de HEMA, die voor 30% minder moeten gaan werken, daar allemaal van buitengesloten worden. We hebben net wat tikken op de vingers gekregen — ik zie de minister van Financiën ook in vak-K zitten —omdat wij zo'n groot overschot hebben. Wanneer trekt dit kabinet zelf de portemonnee nou eens? Al die andere mensen gaan er immers niet van meeprofiteren? U kunt zeggen "die bedrijven moeten het doen", maar wat gaat u nu doen om ervoor te zorgen dat ook de gepensioneerden en de Wajongeren gaan meeprofiteren?

Minister Rutte:
Ik betreed iedere dag het strijdperk voor al die mensen in Nederland met een heel normaal salaris. Daar hoort ook de bijstandsmoeder bij die uit die uitkering wil. Daar horen ook bij de mensen die hun hele leven hard hebben gewerkt en terecht genieten van een goed pensioen. Dat zijn voor mij de mensen die dit land overeind houden, die de ruggengraat van onze samenleving vormen. Het zijn ook de mensen die kampioen vrijwilligerswerk zijn. Het zijn de mensen die er uiteindelijk voor zorgen dat mensen weer lid worden van sportverenigingen, van politieke partijen, van vakbonden, zodat mensen weer initiatieven nemen. De middenklasse is de reden waarom er in Nederland nog steeds vooruitgangsgeloof bestaat, zoals dat eigenlijk alleen in Amerika in die vorm voorkomt; een van de redenen waarom wij zo trans-Atlantisch zijn. Dat vooruitgangsgeloof dat de volgende generatie het beter krijgt dan de huidige, dreigt te gaan haperen als na een ernstige crisis de loonvorming onvoldoende is.

De heer Asscher (PvdA):
De reden dat die topmannen niet naar de talkshows gaan, is dat ze hier premier Rutte hebben die hun verhaal vertelt. Dat is de man die tot op het allerlaatst volhield dat de dividendbelasting moest worden afgeschaft. Sterker, nog steeds, tot op de dag van vandaag vindt hij het eigenlijk een onaanvaardbaar risico dat we dat niet hebben gedaan. Inderdaad, het is tijd dat we de bedrijven dwingen om hun welvaart weer te delen met de werknemers. Wij zullen met een voorstel komen om die voorwaardelijkheid nog in deze Voorjaarsnota op te nemen. Over het moment dat u het inroept, die timing, gaan we dan later praten, maar het is belangrijk dat we dat voorstel met zijn allen aannemen, zodat je niet het cadeau hebt weggegeven en het nooit meer terugkrijgt.

Maar mijn vraag is deze. Al die mensen die werden aangesproken, al die mensen die dit zien ... Begrijpt de minister-president waarom hij de minst geloofwaardige vertolker is van dit geluid, omdat ...

De voorzitter:
De minister-president.

De heer Asscher (PvdA):
... ze al die jaren het tegenovergestelde hebben gehoord en gezien?

Minister Rutte:
Het vorige kabinet kon niet anders dan in een ernstige crisis vergaande lastenverzwaringen door te voeren. Dat is onvermijdelijk. Daar hebben de heer Asscher en ik schouder aan schouder gestaan. Dat is ook de reden, denk ik, waarom dit land zo sterk uit de crisis komt. Mijn standpunt is steeds geweest — ik meen dat de heer Asscher dat met mij deelt — dat als het beter gaat, je de mensen ook ervan wilt laten profiteren dat het beter gaat. Wat de overheid kan doen — wij doen zo'n derde tot 40% van de Nederlandse economie — is investeren in de publieke sector zoals onderwijs, zorg, veiligheid en wegen. We kunnen investeren in hogere salarissen, bijvoorbeeld op terreinen binnen het onderwijs waar men te veel achterliep, zoals in het basisonderwijs. We kunnen ervoor zorgen dat de staatsfinanciën op orde komen. Ook dat is belangrijk, zodat je weer buffers hebt voor een volgende crisis. Tegelijkertijd zie je nu dat we door het beleid van het vorige kabinet kampioen zijn in banengroei en in het aantal mensen dat überhaupt werkt. We hebben een historisch lage werkloosheid. We hebben ook de komende jaren een economische groei die op zo'n 1,5% blijft doordieselen en die daarmee ver boven het West-Europees gemiddelde zit. Ik denk dat we daar allebei trots op mogen zijn. Dat is wat je bereikt, maar nu is het de vraag: hoe vertaalt zich dat verder in het doorgeven van die welvaartswinst, niet alleen via de overheid, maar ook via de grote ondernemingen? Als sommige van die grote bedrijven enorme aandeleninkoopprogramma's kunnen financieren en als de topmannen twee tot drie keer zoveel loonsverhoging krijgen als de werknemers met een heel normaal salaris, dan vind ik dat we daar iets van mogen zeggen en dat we daar iets van mogen vinden.

De voorzitter:
Tweede vraag, de heer Asscher.

De heer Asscher (PvdA):
Dat was niet het antwoord op mijn vraag. Wat de minister-president zegt over de geschiedenis van de verschillende periodes en de economische crisis is allemaal waar, maar de afgelopen twee jaar hebben de Nederlanders de minister-president eigenlijk maar één verhaal horen vertellen. Dat verhaal was: "De winstbelasting moet omlaag, de dividendbelasting moet worden afgeschaft. Dat is van het grootste belang. Sterker nog, we lopen hier een onaanvaardbaar risico als we dat niet doen."

De voorzitter:
En de vraag is?

De heer Asscher (PvdA):
Ik herhaal mijn vraag. Daarmee is het eigenlijk nog steeds de eerste vraag. Snapt de minister-president dat de Nederlanders hem op dit punt niet snel zullen geloven? Tenzij de coalitie, de minister-president, het kabinet het ermee eens is dat we die voorwaardelijkheid nu ook in de Voorjaarsnota opnemen, want dan is het dus menens. Het is namelijk zo diametraal tegengesteld aan wat hij eerder stond te verdedigen. Hij stond dat toen ook niet met anderen te verdedigen. Hij deed dat vooral zelf.

Minister Rutte:
De heer Asscher en ik hebben daarover de degens gekruist tijdens bijvoorbeeld de Algemene Beschouwingen. En ja, die gingen voor een deel over het afschaffen van de dividendbelasting. Dat is uiteindelijk niet gelukt. Het ging niet om geld dat naar bedrijven ging. Bedrijven kregen dat geld niet. Het was bedoeld om ervoor te zorgen dat Nederland aantrekkelijk blijft voor de vestiging van hoofdkantoren. Maar uiteindelijk was daar geen meerderheid voor en ging het ook gewoon niet goed met de bedrijven die daar gebruik van zouden maken. Soms mislukken dingen. Dat weten de heer Asscher en ik allebei. Niet alles lukt wat je wilt. Ik heb bij de Algemene Beschouwingen ook betoogd dat het afschaffen van de dividendbelasting en het verlagen van de vennootschapsbelasting samenvallen met een enorme verlaging van de inkomstenbelasting ...

De voorzitter:
Dat debat is gevoerd.

Minister Rutte:
... en met investeringen in onderwijs en zorg, politie en wegen, en met het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Het kabinet moet alles tegelijk doen. Het moet zorgen voor een goed vestigingsklimaat. Het moet iets doen aan de inkomens van hardwerkende mensen door de inkomstenbelasting te verlagen. Dat doen we in drie stappen, en dat gaat ook verder. Dat is ook al politiek goedgekeurd. Maar het moet ook de overheidsfinanciën op orde brengen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
De minister-president presenteert zich hier vandaag als de man van de middenklassepartij voor de mensen met een normaal salaris. Maar het punt is nou juist dat dat niet klopt. Vorig week bleek nog uit onderzoek dat juist mensen met een modaal inkomen steeds moeilijker kunnen rondkomen. Sterker nog, zij leven steeds meer echt in armoede. Ik doe daarom nog één keer een verzoek aan de minister-president: word concreet. Het is niet geloofwaardig. U sprak er afgelopen zaterdag op uw eigen partijcongres mooie woorden over dat de lonen omhoog moeten en dat de salarissen aan de top allemaal niet deugen. U kunt dat niet maken. Dat is hier allemaal natuurlijk al honderd keer gezegd. Iedereen heeft die oproep al gedaan. Een soort moreel appel op die bedrijven gaat dus niet werken. Het geloof "als het maar goed gaat aan de top, dan gaat het goed met de mensen" gaat ook niet werken. Mijn vraag is dus: zeg nou wat u concreet gaat doen. Daar daag ik u toe uit.

Minister Rutte:
Dat heb ik zaterdag gezegd. De bedrijven weten heel goed om wie het gaat en wat ze moeten doen. Als ze dat niet doen, dan zal de VVD in de coalitie voorstellen om de verlaging van het toptarief van de vennootschapsbelasting te verminderen of niet te laten doorgaan. Concreter kan het niet worden. Dat heb ik zaterdag gezegd. Duidelijker kan ik niet zijn.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Even nog een korte aanvulling.

De voorzitter:
Tweede vraag.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Maar de minister-president wordt niet concreet. Wanneer gaat u dat dan doen? Bij welke loonsverhoging gaat u dat dan doen? Wat moet er gebeuren? U zegt dat u dat als coalitiepartner gaat voorstellen, maar daar hebben de mensen thuis op dit moment toch niks aan? Mensen horen al zolang "u gaat meeprofiteren van de economische groei" en "u gaat meedelen in de grote winsten van bedrijven", maar het gebeurt maar niet. Als de minister-president, weliswaar met z'n VVD-jas aan, zulke woorden bezigt als hij afgelopen zaterdag deed, dan kan hij het niet maken om hier in de Kamer zo vaag te blijven. Dat vind ik echt. Dat meen ik.

Minister Rutte:
Dankzij het feit dat de economie groeit en de werkloosheid heel snel daalt, is het kabinet in deze periode in staat om 6 miljard tot 8 miljard te investeren in de publieke sector. Dat doen wij op dit moment. Het kabinet is in staat om de inkomstenbelasting te verlagen en het is in staat om ook iets te doen aan de belasting voor bedrijven. Het is per saldo geen forse verlaging, maar wel een verschuiving, waardoor uiteindelijk ook de vennootschapsbelasting omlaag kan. Het is tegelijkertijd in staat om de buffers weer aan te vullen, zodat we de klap kunnen opvangen als er ooit weer een crisis komt. We hopen dat die crisis zo ver mogelijk weg is, maar je moet er altijd weer voor klaarstaan. Daarom brengen we de overheidsfinanciën ook op orde. Dat doen we allemaal tegelijk. Ik zou dolgraag meer doen, bijvoorbeeld als het gaat om het verlagen van de inkomstenbelasting, maar het moet wel prudent. Als je nu door je oogharen kijkt naar de groei van de economie in de komende jaren, hoop ik dat die mogelijkheden zich ook weer aandienen. Tegelijkertijd doet de overheid inderdaad maximaal zo'n 40% van de economie. De rest gebeurt door de bedrijven. Er wordt vreselijk hard gewerkt in die bedrijven. Die zeer grote ondernemingen zijn heel toonaangevend voor hoe de economie zich ontwikkelt en hoe de cao's zich ontwikkelen. Daar ging mijn toespraak zaterdag over. Daarin kwam ik op voor die hardwerkende Nederlander, inclusief de mensen die hard gewerkt hebben en nu goed van hun pensioen genieten, zo zeg ik tegen 50PLUS, en ook de mensen met een uitkering die graag weer aan de slag willen.

De heer Wilders (PVV):
De premier glibbert hier bijna als een aal door dit dossier heen. Hij zegt wel dat de mensen ervan moeten profiteren, maar de mensen profiteren er niet van. U heeft Nederland beloofd dat de mensen mee zouden profiteren van de economische groei, maar dat doen ze niet. Alles wordt duurder. De boodschappen worden duurder. De ziektekosten worden duurder. De btw is omhooggegaan. De huren gaan dalijk weer omhoog. Voor díé mensen moet u wat doen. U kunt wel op uw congres allemaal mooie dingen zeggen over werkgevers, maar doet ú nou eens wat. Doe nou eens wat voor de mensen. Dan is het voor het eerst in uw leven dat u een belofte nakomt en dat u de mensen niet voor de gek houdt omdat u gewoon zegt "ik ga het eigen risico afschaffen", "ik ga de btw-verhoging terugdraaien" of "de energierekening gaat morgen omlaag". Dóé nou wat. Niet praten, maar omlaag, die lasten!

Minister Rutte:
Het kabinet dóét dat. Het kabinet verlaagt de inkomstenbelasting per saldo met meer dan de verhoging van de btw, inclusief de verhoging van de ziektekostenpremies. Het kabinet investeert heel fors extra in zaken als onderwijs en zorg, in wegen, politie, defensie. Dat zijn allemaal publieke sectoren die het zwaar hadden in de crisis, die getroffen zijn. Nu het goed gaat, hoort er ook weer in geïnvesteerd te worden. Ik zou dolgraag meer doen. Tegelijkertijd is het op orde brengen van de overheidsfinanciën ook cruciaal, zodat je, als er zich ooit weer een volgende crisis zou aandienen — ik hoop dat die ver weg is en het liefst helemaal niet meer komt, maar je moet je erop voorbereiden — in staat bent om die klap weer op te vangen. De belofte, de kernbelofte, die ik heb gedaan in 2012 met het kabinet met de Partij van de Arbeid, was om Nederland sterker uit de crisis te laten komen. Nederland ís sterker uit de crisis gekomen. Het is nu ook tijd om mensen dat te laten voelen. De overheid doet heel veel en zal graag meer doen, maar ook bedrijven, zeker de grote ondernemingen, moeten hun bijdrage leveren.

De voorzitter:
Meneer Azarkan, gezien de manier hoe u loopt: gaat het een beetje?

De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Ik heb met belangstelling geluisterd en begrepen dat ik eigenlijk afgelopen zaterdag bij het congres had moeten zijn om te debatteren over wat we met z'n allen kunnen doen om tot een eerlijke verdeling van loon- en koopkrachtontwikkeling te komen. Ik wil aan de minister-president vragen of hij ook bereid is om na te denken over en te komen tot bijvoorbeeld een loonmaatregel.

Minister Rutte:
Nee. Ik zou niet willen ingrijpen in de cao-vorming. De loonvorming is in Nederland een zaak van werkgevers en werknemers. Maar ik heb er wel een opvatting over. Als blijkt, wanneer we uit zo'n crisis komen, dat zeker die grote ondernemingen, die zo toonaangevend zijn, hun bijdrage niet leveren, heeft de overheid andere middelen om de opvattingen daarover te laten weten. Dat is niet door in te grijpen in de loonvorming, maar door in te grijpen in de lastenverlichting die voorzien is voor het grote bedrijfsleven, zoals ik heb voorgesteld op mijn congres en mogelijk zal moeten voorstellen in de coalitie als het niet beter gaat met de loonvorming.

De voorzitter:
Tweede vraag, meneer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):
Maar dan blijft het toch erg vaag gepraat, dat de minister-president naar het publiek toe laat zien dat hij staat voor de loonontwikkeling omdat die op dit moment voor heel veel mensen een probleem is, terwijl hij in de praktijk helemaal niets doet. De vraag is op basis waarvan hij nu gaat ingrijpen. Er is net al gevraagd wanneer hij gaat ingrijpen. Het antwoord was: bij een loonontwikkeling van een half procent. Volgens mij heeft de president van De Nederlandsche Bank al drie jaar geleden gezegd dat de loonontwikkeling achterblijft. Toen heeft de minister-president ook niks gezegd. Vorig jaar is het al aangegeven. Dus ik begrijp niet zo goed op basis waarvan deze minister dan straks iets gaat doen.

Minister Rutte:
Ik heb die vraag net proberen te beantwoorden. Ik zal opnieuw een poging doen door het volgende te zeggen.

De voorzitter:
Heel kort!

Minister Rutte:
Die bedrijven weten heel goed wat ze moeten doen. De topmannen krijgen gemiddeld meer dan twee keer zoveel loonsverhoging als het normaal verdienende personeel. Er zijn zelfs gevallen van drie, vier keer zoveel en nog veel meer. Tegelijkertijd is er zo veel geld voor aandeleninkoopprogramma's. Als de klassieke afspraak in Nederland dat welvaart wordt doorgegeven aan de eigen mensen wanneer het weer beter gaat, hapert, dan weten die bedrijven heel goed wat ze moeten doen. Ik zou zeggen: laten we nou eens beginnen ons te oriënteren, een klein beetje in de richting van — dan hoeft het nog niet eens helemaal gelijk te lopen — wat die toplui erbij krijgen. Dat zou wel heel netjes zijn.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Ronnes

Vragen van het lid Ronnes aan de minister van Financiën over het bericht dat banken massaal inzetten op digitalisering.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Ronnes namens het CDA voor zijn vraag aan de minister van Financiën, die ik ook van harte welkom heet. De vraag gaat over het bericht dat banken massaal inzetten op digitalisering. Het woord is aan de heer Ronnes namens het CDA.

De heer Ronnes (CDA):
Dank je, voorzitter. In het artikel in de Volkskrant van 13 juni jongstleden werd nog eens bevestigd dat banken massaal inzetten op digitalisering. Ik sta hier niet omdat het CDA van mening is dat dit een slechte ontwikkeling is; integendeel. Wij zien ook de voordelen van producten en technieken waarbij we met ons horloge kunnen betalen of waarbij we makkelijk online een rekening kunnen openen. De groep die niet mee kan in de digitaliseringsdrift is echter erg groot. Het gaat om ouderen, maar ook om laaggeletterden, doven en slechtzienden. Deze groepen zijn veel groter dan de banken zelf voorspiegelen. Ik geef een aantal cijfers. 30% van de klanten van banken regelt de geldzaken nog steeds op papier en 40% van de 75-plussers bankiert niet digitaal, terwijl banken het doen voorkomen alsof bijna hun gehele klantenbestand digitaal bankiert. Zo stelt ING dat 99% van zijn klantencontacten via digitale kanalen loopt, maar elke keer dat een mobiele app wordt geraadpleegd, blijkt te worden geteld als een klantencontact.

Ik heb hierover een aantal vragen aan de minister. Hoe beziet de minister de ontwikkeling dat banken steeds meer focus lijken te leggen op digitaal klantencontact en het digitaliseren van het betalingsverkeer? Is de financiële prikkel om te digitaliseren niet te groot? Vallen er niet te veel mensen buiten de boot op deze manier? Ik heb een aantal cijfers opgenoemd. De banken noemen zelf ook een aantal cijfers. Welke bron moet nu volgens de minister gebruikt worden voor de juiste cijfers? En worden hier niet appels met peren vergeleken?

Voorzitter. Een volgende vraag is: vindt de minister het van belang dat mensen altijd recht houden op menselijk contact wanneer zij zaken doen met bedrijven, en ook wanneer zij analoog zaken willen doen met een bank, bijvoorbeeld als ze ouderwets bankafschriften willen ontvangen? En als laatste: is de minister hierover in gesprek met banken en met de diverse organisaties, zoals ouderenbonden? En welke rol dicht de minister het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer, het MOB, hierin toe?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister van Financiën.

Minister Hoekstra:
Voorzitter, dank. Ook dank aan de heer Ronnes voor de gestelde vragen. Het staat als een paal boven water dat iedereen mee moet kunnen blijven doen in de samenleving. Dat betekent ook dat iedereen mee moet kunnen blijven doen op het gebied van het betalingsverkeer. Het is precies zoals de heer Ronnes beschrijft. Aan de ene kant is de ontwikkeling richting elektronisch bankieren natuurlijk een ontwikkeling die heel veel burgers juist ook heel veel goeds brengt, want het is relatief snel, relatief efficiënt, relatief goedkoop en relatief veilig. De kunst is nou juist om ervoor te zorgen dat er daarnaast ook voldoende waarborgen zijn voor degenen die dat niet of minder goed kunnen. Dat is de opdracht, zou je kunnen zeggen. Die discussie lijkt een beetje op de discussie die de vaste Kamercommissie voor Financiën en ik weleens voeren over de grote voordelen van digitaal betalen, maar het ook in omloop houden van chartaal geld, van briefjes en muntjes. Op de eerste vraag van de heer Ronnes zeg ik dus: op zichzelf is die ontwikkeling vanuit de banken natuurlijk helemaal niet verkeerd; het is gewoon een kwestie van balans, om ervoor te zorgen dat iedereen mee kan blijven doen.

Het MOB, het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer — de heer Ronnes verwees er al naar — heeft hier ook alle aandacht voor. Ik denk dat je toch wel mag zeggen dat dat een typisch Nederlands instituut is, want daarin komen alle belanghebbenden samen. Ik ben daar zelf ook agendalid van, zoals dat zo mooi heet. Er is onderzoek naar gedaan. Overigens is er recent ook weer een rapport verschenen. Dat zal ik nog aan de Kamer doen toekomen. Het kan zijn dat het eind vorige week of dit weekend al gepubliceerd is, maar ik zal het in ieder geval ook aan de Kamer doen toekomen. Eerder zijn er aanbevelingen gedaan over de manier waarop we kwetsbare mensen en groepen kunnen blijven betrekken bij deze problematiek.

Voorzitter. Wat zal ik doen? Ik zal hier in ieder geval opnieuw aandacht voor vragen in het MOB. Ik zal met de Kamer wisselen wat er recent uit het MOB naar voren is gekomen. En ik zal ook aan het MOB voorstellen dat er periodiek — ik weet niet of dat eens per jaar moet of eens in de twee jaar — wordt gekeken of dit probleem kleiner of groter wordt. Dit is natuurlijk ook afhankelijk van hoe de groep zich ontwikkelt, want de groep van boven de 65 wordt wel steeds vaker digitaal, wat ook logisch is.

De laatste vraag van de heer Ronnes ging over de cijfers en in hoeverre we appels met appels of appels met peren vergelijken. Ik zou daar schriftelijk op terug moeten komen, want die twee dingen kan ik hier niet à l'improviste met elkaar vergelijken.

De heer Ronnes (CDA):
Dank voor de beantwoording. Ik ben blij dat de minister aangeeft de balans te willen bewaken en dat ook de mensen die niet zo bedreven zijn in klantencontact met een bank via digitale producten, de mogelijkheid hebben om toegang te blijven houden tot hun financiën. Wel wil ik aan de minister vragen hoe hij denkt over de kosten van het toegankelijk houden van de financiële producten. De kans zit erin dat hoe minder mensen de analoge producten gaan gebruiken, hoe duurder ze worden. Kunnen wij niet op een of andere manier — ik spring niet meteen naar regelgeving maar naar een soort convenantvorm met de Nederlandse banken — kijken of we een bepaald plafond kunnen stellen voor de kosten van basale zaken, zoals het ontvangen van een papieren bankafschrift?

Minister Hoekstra:
Wat ik wel wil toezeggen en wat volgens mij heel Nederlands is en wat ook te maken heeft met redelijkheid, is om in dat overleg aan te geven dat we er ook voor moeten zorgen dat dit op termijn niet een probleem wordt voor deze groep mensen. Dat wil ik dus graag toezeggen. Wat ik ingewikkeld vind — en ik denk dat de heer Ronnes daar aan mijn zijde zal staan — is om banken nu op voorhand te verplichten om bepaalde maximale tarieven te rekenen, want dan grijp ik vergaand in en daarmee help ik uiteindelijk ook niet noodzakelijkerwijs de consument. Dit is overigens ook al niet het geval omdat we met elkaar weten dat het betalingsverkeer, het gewoon kunnen hebben van een bankrekening, het overmaken van geld, in Nederland behoorlijk goedkoop is in vergelijking met andere landen.

De heer Ronnes (CDA):
Dank u, voorzitter. We zullen het kritisch blijven volgen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ronnes.

Minister Hoekstra:
Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, minister van Financiën.


Vragen Becker

Vragen van het lid Becker aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de schokkende cijfers dat het uitzetbeleid in vijf jaar 10.000 keer spaak liep.

De voorzitter:
Aan de orde is de vraag van mevrouw Becker over de schokkende cijfers dat het asielbeleid de afgelopen vijf jaar spaak liep. Ik heet onze nieuwe staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Het is even wennen. Het is de eerste keer dat u in vak-K zit. We kennen elkaar in een andere hoedanigheid. Het is ook voor mij even wennen, maar van harte welkom!

Het woord is aan mevrouw Becker, namens de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik heet de staatssecretaris natuurlijk van harte welkom in ons parlement en ik wens haar heel veel succes met misschien wel de belangrijkste portefeuille van deze tijd, Migratie en Asiel.

Voorzitter. Het is in vijf jaar tijd 10.000 keer niet gelukt om uitgeprocedeerde asielzoekers het land uit te zetten, zo lazen we gisteren in De Telegraaf. Van veilige landen als Marokko en Algerije, maar ook van Ivoorkust en Ghana kreeg Nederland maar liefst 2.000 keer een nee te horen. Erger nog, meer dan 8.000 keer kwam er überhaupt geen reactie. Dit is onacceptabel. Mensen die de zorgvuldige procedure hebben doorlopen en niet aan de voorwaarden voldoen om hier te mogen blijven, moeten terug naar de plek waar ze vandaan komen. Twee weken geleden concludeerde de commissie-Van Zwol dat nagenoeg iedereen die terug wil, ook terug kan, maar dat het probleem is dat een deel niet terug wil en weigert mee te werken, ondanks het feit dat Nederland alles voor hen regelt, zoals een vergoeding van het vliegticket en geld voor re-integratie in het thuisland. Zet deze mensen dan gedwongen in het vliegtuig, zou je zeggen. Dat is precies wat er moet gebeuren, maar dan hebben we wel dat land van herkomst nodig om een laissez-passer te verstrekken. Die landen weigeren dus stelselmatig en nemen Nederland eigenlijk niet serieus.

We hebben daarom in het regeerakkoord niet voor niets afgesproken dat het kabinet afspraken moet maken met die landen en niet alleen positieve maar ook negatieve prikkels moet inzetten, zoals het verstrekken of onthouden van ontwikkelingsgeld, het verstrekken of weigeren van visa voor inwoners of het verstrekken of intrekken van landingsrechten van vluchten vanuit ons land. Hoe staat het hiermee, zo vraag ik de staatssecretaris. Hoeveel afspraken heeft het kabinet tot nu toe met deze landen weten te maken en hoe vaak zijn deze drukmiddelen gebruikt? Is de staatssecretaris bereid zo snel mogelijk met de genoemde landen te spreken en vaker deze harde middelen in het vooruitzicht te stellen? En wil zij dit niet alleen als Nederland doen, maar dit ook bepleiten in de EU? Naar een land als Ivoorkust gaat bijvoorbeeld maar liefst 308 miljoen Europese ontwikkelingshulp. Verbind dat op z'n minst aan de voorwaarde dat Ivoorkust gaat meewerken aan terugkeer. Ik hoop dat de staatssecretaris bereid is hiermee aan de slag te gaan.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank voor uw welkomstwoord. Het is inderdaad een totaal andere setting waarin ik me nu ineens bevind. Maar zoals ik gezegd heb: het is geen eenvoudige portefeuille, maar ik ga er met enthousiasme mee aan de slag.

Dank voor uw vragen, mevrouw Becker. Het is inderdaad onacceptabel, zoals u zegt, dat het 10.000 keer niet gelukt is om iemand terug te krijgen. U zegt: de mensen moeten terug, maar de landen werken niet mee en in het regeerakkoord is daar een afspraak over gemaakt. Het is inderdaad zo dat er hard gewerkt wordt aan afspraken met landen om te zorgen dat mensen terug kunnen keren. Ik ben daar een groot voorstander van. Als het nodig is, moeten daar harde en zachte prikkels voor gebruikt worden. Het kan namelijk niet zo zijn dat een land aan de ene kant een hoop geld krijgt voor welke activiteiten dan ook, en tegelijkertijd weigert om mensen terug te nemen. Daar is inmiddels een Hoogambtelijke Taskforce Migratie voor ingesteld, maar er is natuurlijk samenwerking in het kabinet voor nodig. Het is niet iets wat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in haar eentje kan doen, maar het is iets wat samen gedaan moet worden met SZW, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken, kortom, een kabinetsbrede samenwerking. Ik zeg dit niet om iedereen meteen op afstand te houden, maar het is wel keihard nodig. Als het nodig is dat ikzelf me daar nog meer voor inzet door bij landen langs te gaan en bezoeken af te leggen om daar gesprekken over te voeren, dan ben ik daar van harte toe bereid.

Ik wil nog wel zeggen dat de Dienst Terugkeer en Vertrek met een aantal landen ook bilaterale overeenkomsten sluit voor terug- en overname. Er is een hele rij landen waar ze die afspraken mee hebben. Die werken wel, maar dat laat onverlet dat het in een heleboel gevallen niet lukt en dat er landen zijn die weigeren mee te werken. Ik zou u willen toezeggen om na de zomer met een rapportage te komen over een en ander. Niet alleen u heeft gezegd dat er keihard aan gewerkt moet worden; ik zeg dat ook en het staat ook in het regeerakkoord. Ook in het rapport van Van Zwol dat vrij recent is verschenen, staat in een aanbeveling dat er meer moet worden ingezet op terugkeer en vertrek. Nogmaals, als ik eraan kan meewerken om daarvoor te zorgen, natuurlijk niet alleen in de kabinetsbrede samenwerking, maar ook door bepaalde landen zelf te bezoeken om te kijken of ik ze zo ver kan krijgen om daaraan mee te werken, dan deins ik daar niet voor terug. Ik vind het heel hard nodig om dat te doen.

Mevrouw Becker (VVD):
Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt dat zij hier prioriteit aan wil geven en dat zij zich er persoonlijk mee wil gaan bemoeien. Zij zegt toe om in de zomer naar de Kamer te sturen wat de vorderingen zijn.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Na de zomer.

Mevrouw Becker (VVD):
Sorry, na de zomer. Ik zou graag willen weten of ze dan ook inzichtelijk kan maken hoe vaak die harde maatregelen zijn ingezet, en of het moment bereikt is dat we die misschien moeten gaan inzetten. Misschien kan ze daar in de rapportage op ingaan. Dat dat nodig is, lijkt de VVD wel duidelijk. Ik wilde ook nog vragen of de staatssecretaris bereid is de cijfers, zoals we die gisteren in De Telegraaf hebben moeten lezen, naar de Kamer te sturen.

Ook zou ik van de staatssecretaris willen weten wat ze verder nog kan doen om gedwongen terugkeer te versnellen. Ik las dat Noorwegen bijvoorbeeld op ambassades speciale medewerkers heeft zitten, die zich volledig bezighouden met het terugkeerproces in de landen van herkomst die moeilijk meewerken. Is de staatssecretaris bereid om de optie om dit als Nederland ook te doen, te bespreken met haar collega van Buitenlandse Zaken en te kijken of we dit kunnen inzetten?

Ik zou ook nog het volgende aan de staatssecretaris willen vragen. Er is heel veel gezegd over hoe de Europese regelgeving soms in de weg zit aan het laten terugkeren van mensen. We kunnen uitgeprocedeerden bijvoorbeeld niet altijd uitzetten naar een land in de regio, anders dan het land van herkomst, want er moet dan een speciale binding mee zijn. Wij vinden als VVD dat dit misschien zou kunnen worden verruimd. Hoe denkt de staatssecretaris daarover?

Tot slot, voorzitter. Voor de VVD is wel duidelijk dat de hardnekkige problemen die we zien, zoals overlast, misbruik of het weigeren vanuit Nederland te vertrekken, aantonen dat het Nederlandse asielsysteem fundamenteel anders moet. Daarbij moeten mensen niet meer helemaal naar Europa komen om asiel aan te vragen, maar zo veel mogelijk in een veilig land in de regio horen of zij recht hebben op opvang daar. Dan zou Nederland alleen nog beperkte aantallen vluchtelingen tijdelijk op uitnodiging hiernaartoe kunnen laten komen. Die kunnen alleen blijven als zij op een positieve manier meedoen. Daar hebben we voor nodig dat die landen gaan meewerken aan opvang in de regio: afspraken met Afrikaanse landen. Ik hoop dat de staatssecretaris die stappen kan zetten, dat zij vaak in het vliegtuig wil stappen, afspraken met die landen wil maken en daar echt een prioriteit van wil maken in haar beleid.

Dank u wel, voorzitter.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen gesteld, allereerst over de cijfers. Natuurlijk gaan de cijfers die aan De Telegraaf zijn verstrekt, ook naar uw Kamer. Daar is geen twijfel over.

Dan het voorbeeld van Noorwegen dat mevrouw Becker aanhaalt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar kennis van heb genomen via de krant. Het is een aantrekkelijke optie. Het klinkt inderdaad goed om in de verschillende landen op de diplomatieke missie mensen te hebben die zich juist daarmee bezighouden. Ik moet daar wel bij zeggen dat er Europese liaison officers zijn. Daar maakt Nederland ook gebruik van. Wat dat betreft wordt er dus wel iets gedaan. We maken ook gebruik van onze diplomatieke posten, maar dat is iets anders dan wat Noorwegen op de posten doet, zoals mevrouw Becker noemde. Zij hebben namelijk speciale mensen die zich daarmee bezighouden. Ik denk dat het een goed idee is voor mij om daarnaar te kijken en dat met de minister van Buitenlandse Zaken te bespreken. Ik denk dat ik dat punt in de rapportage die ik aan mevrouw Becker heb toegezegd voor na het zomerreces, voor zover ik er dan al iets over kan zeggen, zeker kan meenemen.

Dan wat betreft de binding. Daar wordt naar gekeken in het kader van de herziening van de procedurerichtlijn. Ik moet u zeggen dat dit helaas stilligt op dit moment, in afwachting van de nieuwe Europese Commissie. Wel wil ik, en dat zeg ik heel duidelijk tegen mevrouw Becker, een verruiming van dat begrip. Daar wordt dus van mijn kant hard aan gewerkt.

Ten slotte de opvang in de regio. Mevrouw Becker heeft mijn reisschema al bijna vastgesteld. Het is zo ongeveer vliegtuig in, vliegtuig uit. Opvang in de regio is inderdaad belangrijk, met veilige landen die daarvoor kunnen zorgen. Eerlijk gezegd is het lastig gebleken om dat in Europees verband te doen, want ieder land heeft een ander lijstje. Dat maakt het niet zo heel erg makkelijk. We hebben wel veel steun aan veel organisaties die opvang bieden en die kwalitatief goed zijn, zoals de UNHCR, want wij vinden dat ze kwalitatief goed moeten zijn. Ik probeer landen te bezoeken om ervoor te zorgen dat ze mensen terugnemen en op deze manier wil ik ook met landen gaan praten om te kijken of er opvang in de regio kan zijn.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Becker. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Allereerst veel vreugde, wijsheid en zegen aan de staatssecretaris bij het vervullen van deze boeiende taak ... De emoties worden sommige collega's even te groot.

De voorzitter:
Dat was mevrouw Kuiken.

De heer Bisschop (SGP):
Ik kan me voorstellen dat ze zo meeleeft; dank u wel. Ik merk aan de staatssecretaris dat ze zeer bereid is om dit probleem aan te pakken. Dit probleem speelt al heel lang, in ieder geval sinds ik het dossier onder mijn hoede heb. Maar tot nu toe zijn heel veel van de maatregelen die ik de staatssecretaris hoor noemen eigenlijk tevergeefs geweest. Wat gaat de staatssecretaris als eerste doen om het uitzetbeleid tot een succes te maken?

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ten eerste ga ik zorgen dat ik het heel goed in mijn vingers heb. U hoeft niet te denken dat ik daar een jaar voor nodig heb. Dat ga ik razendsnel doen.

De heer Bisschop (SGP):
Volgende week?

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Morgen misschien wel; nee, laten we geen grapjes maken. Maar dat is als allereerste van belang. Ik heb mij dat echt voorgenomen. Ik heb een missie in dezen. Het is een lastige portefeuille. Het is ook heel lastig dat er voortdurend stukken in de pers komen over overlast of mensen die niet terug willen; noem het maar op. Ik vind dat ik er vanuit mijn positie voor moet zorgen dat we de Nederlandse burgers een dusdanig beleid kunnen presenteren en handhaven dat men kan zeggen: oké, daar wordt hard aan gewerkt.

De voorzitter:
Uw tweede vraag, meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
De voornemens waardeer ik zeer. Alleen, ik zou graag concrete stappen horen voor deze week nog, of voor volgende week, zodat we de week erop het bericht krijgen dat er tien verplicht zijn uitgezet, wat eerder niet lukte maar dan wel. Wat gaat de staatssecretaris doen? U ziet: wij zien hunkerend uit naar uw daadkracht.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat begrijp ik. Als u denkt dat ik morgen meteen op het vliegtuig stap naar ik-weet-niet-welke landen die in een rijtje staan, dan heb ik nog geen concrete uitkomst maar heb ik wel een concrete stap gezet. Ik wil die stappen best zo snel mogelijk zetten, maar op dit moment wil ik precies boven water krijgen waar het grote lek zit. Het rapport van Van Zwol helpt mij daar enorm bij.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heet uiteraard ook de nieuwe staatssecretaris van harte welkom in deze Kamer. Ik zie uit naar een goede samenwerking met haar en wens haar heel veel wijsheid toe. Goed dat we dit onderwerp nu weer bespreken, want als we de cijfers zien, moeten we ons echt grote zorgen maken over ons uitzetbeleid. We hebben het voorbeeld van Noorwegen gezien. Ik stel het zeer op prijs dat de staatssecretaris daarop ingaat, om te kijken wat we daarvan kunnen leren. We hebben ook de lvv's, de landelijke voorzieningen vreemdelingen, inmiddels in werking gesteld. De staatssecretaris stuurt na de zomer een brief naar de Kamer. Kan ze daarin ook de stand van zaken met betrekking tot de lvv's vermelden? Dan kunnen we zien of we daar straks een goede slag maken.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Daar kan ik een heel simpel antwoord op geven: ja.

De heer Groothuizen (D66):
Felicitaties aan de staatssecretaris. Als ik de harde woorden van mevrouw Becker over de voorgangers van deze staatssecretaris hoor, dan beloven het interessante tijden te worden op dit dossier. Ik heb een vraag. Er zijn veel stoere dingen gezegd en de staatssecretaris heeft een reactie op het rapport-Van Zwol toegezegd. Ik zou daar ook graag een overzicht in willen van wat nou reëel is. Wat kunnen we nou met de landen die niet meewerken, daadwerkelijk bereiken? Er worden dingen gezegd over visumbeleid, landingsrechten en OS-beleid maar wat kunnen we nou echt inzetten? Kan de staatssecretaris toezeggen dat er bij de reactie een bijlage komt met de tien belangrijkste landen waar we mensen naar terug willen sturen, wat problematisch is, met de mogelijkheden en ook de onmogelijkheden? Dan hebben we volgens mij als Kamer echt een overzicht waaruit we eventueel kunnen kiezen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat klinkt heel aantrekkelijk, maar u moet wel goed begrijpen dat het uiteindelijk een enorme diplomatieke inspanning vergt. Het is niet zo dat we naar een land kunnen gaan en zeggen: luister eens, vrinden, jullie krijgen van ons — ik zeg maar wat — 100 miljoen maar dan moet je wel tien mensen of 100 mensen terugnemen en dat op een lijstje zetten want anders doen we van "tatatatata". De samenwerking met de collega's van SZW, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking is ontzettend belangrijk om dat op een heel verstandige manier te doen, want als we het begin niet goed aanpakken, gaat het helemaal niet lukken. Dus ik heb u toegezegd dat we er kabinetsbreed keihard aan gaan werken, met harde en zachte prikkels, maar om een lijstje te geven in de zin van "land A, die prikkels, want anders" lijkt mij in de onderhandelingstechniek niet de aangewezen wijze.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Fijn om de staatssecretaris vandaag al in ons midden te hebben. Er zijn natuurlijk ook heel duidelijke Nederlandse negatieve prikkels die kunnen helpen om ervoor te zorgen dat mensen willen vertrekken. Mag ik aan de staatssecretaris vragen of ze die zo ver mogelijk wil oprekken? Want als mensen weten dat ze achter een gesloten deur komen als ze zich niet gedragen, dan hebben ze misschien ook veel minder de neiging om dat in Nederland te doen. Wil de staatssecretaris dat punt meenemen?

Verder heb ik nog een heel specifieke vraag, nu ook de andere minister er bij is. Ik heb gevraagd aan de voorganger van deze staatssecretaris om specifiek aandacht te besteden aan de jezidi's die nu worden teruggestuurd naar kampen waar ze onveilig zijn. Mag ik vragen daar met prioriteit aandacht aan te besteden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Om op dat laatste, de jezidi's, in te gaan: daar wordt grondig aandacht aan besteed. Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken.

Wat betreft terugkeer en vertrek en het onaantrekkelijk maken om in Nederland te zijn, denk ik dat het inderdaad nodig is om de marges op te zoeken. Het moet natuurlijk juridisch kloppen. Het hoeft ook niet heel erg akelig te zijn, maar je kunt er wel zorgen dat het sober, sober en nog eens sober is.

De heer Baudet (FvD):
Dit is het eerste moment dat wij met de nieuwe staatssecretaris van onder meer migratiezaken spreken en het bevalt mij eerlijk gezegd helemaal niet. Ik hoor een weifelende toon. Ik hoor tijd. Ze heeft de hele zomer nodig en ze wil na de zomer misschien terugkomen met een rapport enzovoorts. Dit is zo ongeveer het grootste schandaal van de afgelopen jaren: 10.000 mensen die gewoon weg hadden moeten gaan, gaan niet weg. Waarom hoor ik u niet zeggen: dit had gisteren moeten gebeuren, ik ga schoon schip maken, ik ga er keihard in, mensen vastzetten als ze niet vrijwillig weggaan en, inderdaad, landingsrechten dreigen in te trekken van landen die mensen niet terug nemen en ontwikkelingshulp en alle vormen van financiële transfers stopzetten? Wij zijn toch een heel sterk land dat allemaal dingen kan doen? Sla met uw vuist op tafel. Laat zien, ook aan de Kamer en ook aan de mensen in Nederland, dat u dit nu echt voortvarend wil gaan aanpakken.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het klinkt heel erg stoer wat de heer Baudet zegt. Ik ben helemaal niet van plan langzaam te opereren. Wat ik duidelijk heb gezegd, is dat we wel in een wettelijk systeem zitten. We zijn een rechtsstaat. Ik wil de grenzen opzoeken van wat we kunnen, zoals ik al tegen mevrouw Van Toorenburg heb gezegd. Dat is het systeem waar ik in zit. Om de heer Baudet misschien tevreden te stellen: bij belangrijke zaken als deze geldt "festina lente".

De voorzitter:
Ik zie ook de heer Hiddema namens Forum voor Democratie.

De heer Hiddema (FvD):
Ik ben het meestal eens met mijn politiek leider en dan heb je het gevaar van overlap, maar ik kom mevrouw ook eventjes welkom heten. Ik ben blij dat we weer een staatssecretaris hebben; dan hebben we tenminste iemand om aan te spreken. Mevrouw Bekker stond er net. Zij heeft u gevraagd naar de ontwikkelingen binnen het ministerie richting veilige landen. Zij heeft gevraagd wat tot nu toe aan mogelijke sancties met die landen is besproken. U zit er nou net. U bent, denk ik, geschokt door dat cijfer van 10.000. Ik zou me kunnen voorstellen dat u inmiddels al een indruk heeft gekregen van hoe het zover heeft kunnen komen. Wij worden hier al jarenlang zoet gehouden met de boodschap: wij gaan overleggen met Marokko en Algerije. Ik noem maar een dwarsstraat. Mevrouw Bekker vroeg u net: wat is daar besproken? Welke concrete sanctiemogelijkheden zijn met die landen besproken? Simpel gezegd: wat is in die richting gedaan?

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb al eerder gezegd dat dit vraagt om een kabinetsbrede samenwerking, met harde en zachte prikkels. Het kan niet zo zijn dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar Marokko gaat en zegt: ik pak je landingsrechten af als jullie die mensen niet terugnemen. Het is een kabinetsbrede aanpak en daar is de Hoogambtelijke Taskforce migratie voor ingesteld. Die werkt daar keihard aan, maar ook ik ga daar keihard aan werken, met mijn collega's. Dat is mijn antwoord.

De voorzitter:
Meneer Hiddema, elke fractie heeft recht op twee vragen. Die zijn nu gesteld door Forum voor Democratie.

De heer Van Wijngaarden (VVD):
Het is begrijpelijk dat de staatssecretaris zegt dat zij niet in één klap alle mogelijke sancties die je in kunt stellen, op tafel gaat leggen. Dat zou niet verstandig zijn. Maar het is misschien goed om even richting de staatssecretaris te markeren dat we hier al wel twee jaar mee bezig zijn. De vraag is wanneer ons geduld op is. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om dat mee te nemen in haar overwegingen in de kabinetsbrede reactie op de sanctiemogelijkheden richting specifieke landen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp heel goed wat meneer Van Wijngaarden zegt. Het gevoel dat hij heeft — we zitten hier al twee jaar mee en wat schieten we op? — bekruipt veel mensen, ook mij. Ik heb het al toegezegd aan mevrouw Bekker en anderen: ik ga er keihard mee aan de slag.

O, het spreekgestoelte gaat omhoog; wat interessant!

Wat ik wil zeggen, is dat u er echt op kunt vertrouwen dat ik mijn uiterste best ga doen om de problemen die er zijn op te lossen, want uiteindelijk moeten wij zorgen dat wij daar in Nederland op een goede manier mee omgaan, zodat iedereen zegt: het is inderdaad een probleem, maar we hebben het goed op orde. We moeten ervoor zorgen dat de vragen die telkens in de krant verschijnen, niet meer verschijnen. Dat is mijn inzet. Ik kan het niet helemaal definitief beloven. Het is een inspanningsverbintenis; ik kan geen resultaatsverbintenis beloven.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Kuzu

Vragen van het lid Kuzu aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken, over het bericht dat de VN fouten maakten bij de aanpak van de Rohingyacrisis in Myanmar.

De voorzitter:
Tot slot geef ik het woord aan de heer Kuzu namens DENK voor zijn vraag aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die de minister van Buitenlandse Zaken vervangt. De vraag gaat over het bericht dat de VN fouten maakten bij de aanpak van de Rohingyacrisis in Myanmar.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Mijn vraag gaat over een ander deel van de wereld, dat misschien heel ver weg lijkt. In Myanmar gebeuren er vreselijke dingen met betrekking tot de Rohingya. De Verenigde Naties hebben in opdracht van de grootste baas van de Verenigde Naties, secretaris-generaal António Guterres, een onderzoek laten uitvoeren. Ik citeer uit dat rapport: "De Verenigde Naties hebben stelselmatig gefaald in Myanmar in de aanloop naar het hardhandige optreden van het Myanmarese leger in 2017 tegen de Rohingya." Uit het rapport blijkt dat het in de periode tussen 2010 en 2018 ontbrak aan een eenduidige strategie en een eenduidig plan van actie. In plaats daarvan was er onderlinge strijd tussen VN-agentschappen. U moet zich voorstellen: terwijl een kwetsbare groep mensen wordt opgejaagd, verkracht, vermoord en levend wordt verbrand, zien we dat instanties met elkaar overhoop liggen en met elkaar aan het steggelen zijn. Voorzitter. Ik vind het echt schokkend. Mijn eerste vraag aan de minister is: vindt zij dit ook zo schokkend? Hoe verklaart de minister dat de VN geen duidelijke strategie blijkt te hebben met betrekking tot Myanmar? Is er wat haar betreft sprake van toeval, of is hier sprake van een negatieve trend dat de VN steeds minder daadkrachtig optreedt in het beschermen van mensenrechten?

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Kaag:
Dank, mevrouw de voorzitter. Dank ook voor de vraag. In eerste instantie betreurt de Nederlandse regering natuurlijk enorm het feit dat wij tot deze situatie zijn gekomen. Het is goed dat secretaris-generaal Guterres de eerste opdracht tot het onderzoek heeft gegeven. Het betreft een periode van acht jaar. Ik ben zelf ook helaas niet helemaal verbaasd door de conclusies, omdat inderdaad de structuur van de Verenigde Naties, fondsenprogramma's, de VN-Veiligheidsraad en hoofdkantoren van de verschillende onderdelen van het systeem vaak dusdanig uitlopen op een bureaucratisch gevecht. Men vergeet dan heel vaak de mensen om wie het gaat. Dus dit is helaas niet verbazingwekkend, wel enorm teleurstellend.

Het belangrijke is dat wij als lidstaat bij de VN erop aandringen dat ze daadwerkelijk iets gaan doen met de bevindingen van dit rapport, die serieus zijn. Er is al werk aan de winkel door de hervorming van het systeem, zoals ook al is aangezet door secretaris-generaal Guterres. Dus voor alle landen, vooral ook crisislanden of landen die onder een zogenaamde watching brief vallen, is het belangrijk dat er inderdaad een coherente politiek-humanitaire mensenrechtenstrategie is. Dat is de opzet en in veel landen zien wij dit ook.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Het is belangrijk om nogmaals te benadrukken dat dit echt urgentie behoeft. Ik dank de minister ook voor de antwoorden die zij geeft in de eerste termijn. Ik was ook heel erg benieuwd naar de rol van Nederland hierin. Wat we vaak zien tijdens dit soort debatten is dat we betreuren — dat hoorde ik de minister net ook zeggen — wat er is gebeurd. Ik vind dat het niet alleen bij betreuren mag blijven op het moment dat we zien dat een miljoen mensen huis en haard ontvluchten, dat tienduizenden mensen omkomen, dat er vrouwen worden verkracht, kinderen levend worden verbrand. Dat is wat daar op dit moment gebeurt. We zien het eigenlijk niet alleen bij de Verenigde Naties; we zien het ook bij de Europese Unie. Bij de Europese Unie zien we dat er sancties zijn afgesproken tegen de legertop van Myanmar, maar we zien dat niet de gehele legertop op de sanctielijst van de EU staat. We zien dat de legertop in Myanmar zich met economische constructies, door handelsbetrekkingen met EU-lidstaten, aan het verrijken is. Ik vraag de minister of zij deze zorgen ook deelt.

Minister Kaag:
Ik deel natuurlijk de zorgen van het lijden, het ondraaglijk lijden en de mensenrechtenschendingen van mensen overal, ook in Myanmar.

Het tweede is, Nederland heeft zich actief opgesteld, ook ten tijde van ons lidmaatschap van de VN-VR als niet-permanent lid, om deze kwesties te benoemen.

Het derde punt is, we zijn actief in de Mensenrechtenraad. Nu zijn we even niet lid, maar wij benoemen dit in alle fora. Collega Blok heeft gisteren nog bij de Raad in Brussel ook weer de kwestie-Myanmar aangekaart. Wij zijn erg strikt in de discussies in de Handelsraad wat betreft de categorie everything but arms. We willen dat de Commissie ook het handelsinstrumentarium bij preferentiële toegang tot EU-markten vanuit Myanmar gebruikt om juist verder druk uit te oefenen op de politieke structuur om veranderingen te zien. We doen dit in alle gesprekken en we steunen natuurlijk ook via de humanitaire middelen op basis van kwetsbaarheid.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Dat vind ik allemaal heel mooi. En ik waardeer ook dat de Nederlandse regering zich inzet. We hebben achtereenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken gehad die zich hebben ingespannen om dit punt op de agenda van de internationale gemeenschap te krijgen.

Er is nu wel wat meer aan de hand, want we zien dat er zowel bij de Verenigde Naties als bij de Europese Unie geen vuist gemaakt kan worden om het probleem te beperken en de slagkracht te verbeteren. Ik zie eigenlijk geen andere optie dan dat we een ultimum remedium instellen. Is de minister bereid om zich in internationaal verband in te spannen dat er een VN-vredesmissie gaat komen in Myanmar, om ervoor te zorgen dat de kwetsbare groep mensen daar bescherming gaat genieten?

Voorzitter. Na al hetgeen er is gebeurd in de afgelopen jaren, na alle inspanningen die we hebben gezien van achtereenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken van Nederland, maar ook van de hele internationale gemeenschap, zie ik helaas geen andere mogelijkheid dan het inzetten van een vredesmissie om de mensen daar te beschermen. Is de minister bereid om hier in internationaal verband voorvechter van te worden?

Minister Kaag:
Ik denk dat we even een stapje terug moeten, mevrouw de voorzitter. Nederland zoekt ook continu een verwijzing naar het Internationaal Strafhof, conform de aanbevelingen van het rapport van de fact-finding mission. Dat vinden wij het meest relevant. Wij zoeken ook nog een verbreding van de EU-sanctielijst, dus meer personen op die lijst, juist uit de militaire hoek. Ik denk dat om daadwerkelijk ooit een vredesmissie in Myanmar te krijgen, heel onwaarschijnlijk is in het huidige kader, net zoals we waarschijnlijk geen verwijzing naar het Internationaal Strafhof zullen krijgen op basis van de samenstelling van de Veiligheidsraad. China en de Russische Federatie zullen niet instemmen met een resolutie die een vredesmissie moet opstellen.

Als de vraag dan is of wij dat ondanks dit gegeven willen doen, dan denk ik dat de situatie in Myanmar eerst beter bekeken moet worden. We moeten alle instrumenten gebruiken. Een vredesmissie moet normaal een vredesproces begeleiden. Je moet kijken of er een vrede te bewaren is. In dit geval hebben we nog steeds te maken met de regering van Aung San Suu Kyi. Wij leggen ook druk op de militairen. Het kader van een vredesmissie in traditionele zin is dus niet aan de orde. Wat we wel doen, is alle middelen gebruiken om de transitie te bevorderen, om economische middelen daar in te zetten waar dat behulpzaam kan zijn en inzetten op het tegengaan van straffeloosheid middels de inzet op vervolging via het Internationaal Gerechtshof.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Kuzu (DENK):
De minister heeft DENK aan haar zijde waar het gaat om het verder verkennen van sancties om ervoor te zorgen dat de praktijken die op dit moment plaatsvinden in Myanmar, een keer ophouden. Ik moet wel tot mijn spijt concluderen dat we al jarenlang bezig zijn, dat we jarenlang druk uitoefenen op zowel de legertop als de regering en dat we ons in internationaal verband inzetten, maar dat we helaas zien dat het moorden, het verkrachten en het levend verbranden doorgaan. Ik vind echt dat de maat nu vol is en dat we verder moeten gaan dan alleen hetgeen er tot nu toe is gedaan.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat was een conclusie en geen vraag aan de minister. De heer Koopmans namens de VVD.

De heer Koopmans (VVD):
In het voorgaande debat hadden we het met de nieuwe staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ook over het inzetten van alle middelen. We hadden het ook over het mogelijk inzetten van verplaatsbare ontwikkelingshulp om bijvoorbeeld afgewezen asielzoekers weer terug te krijgen. Nu hebben we het over deze situatie. Kunnen wij verplaatsbare ontwikkelingshulp, bijvoorbeeld voor infrastructuur en dat soort dingen, voor zover die aan Myanmar toekomt via de VN of de Europese Unie, ook hier inzetten om druk uit te oefenen? Is de minister daartoe bereid?

Minister Kaag:
In eerste instantie geven we als Nederland humanitaire hulp en alleen humanitaire hulp. Ik heb de details van de EU-hulp, die natuurlijk indirect mede wordt gefinancierd door Nederland, niet paraat. In principe willen we de kwetsbare bevolking niet nog meer straffen door het onmiddellijk afsluiten of afknijpen van humanitaire hulp. De spreker verwijst naar een eerder gesprek. Dat ging om overname en terugkeer. Dit is een andere situatie. Er is sprake van een humanitaire crisissituatie en een acute schending van mensenrechten. We oefenen druk uit op het leger en op de regering. We leggen geen extra druk op diegenen die al slachtoffer zijn. Het kader is dus niet vergelijkbaar. Wij zetten nog steeds in op humanitaire steun.

De heer Sjoerdsma (D66):
Het is inderdaad heel goed dat die druk wordt gelegd op de regering en op het leger. Ik vraag de minister of het ook mogelijk is om het handelsinstrumentarium van de Europese Unie gericht in te zetten om die druk te vergroten. Volgens mij kan dat ook door bijvoorbeeld reeds verleende voordelen, preferentiële maatregelen, weer terug te draaien om er op die manier voor te zorgen dat de overheid in Myanmar eindelijk het goede gaat doen.

Minister Kaag:
Dat hebben wij al eerder gedaan, ook in het vervolg op mijn reis naar Myanmar, eind vorig jaar. Intussen is de Commissie in gesprek met de regering. Er blijken wat verschuivingen te zijn, maar wij houden inderdaad de vinger aan de pols, want wij vinden dat dit instrumentarium heel doelmatig is, en zeker doelmatiger dan het treffen van kwetsbaren door het intrekken van een paar miljoen euro, die hen juist in leven helpt te houden.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit vragenuur. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt van 15.09 uur tot 15.13 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Er is nu een korte regeling van werkzaamheden vóór de stemmingen. Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de moties ingediend bij de wetgevingsoverleggen over Jaarverslag en slotwet van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018, en over de aangehouden motie-Verhoeven/Van der Molen (26643, nr. 610) en de aangehouden motie-Kwint/Buitenweg (29838, nr. 97).

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2020

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Van Nispen over het afschaffen van de huidige vergoeding voor verblijfkosten (35166, nr. 18, was nr. 9);
  • de motie-Van Nispen over een werkgroep om de onkostenvergoedingen voor Kamerleden en de controle hierop te bezien (35166, nr. 10);
  • de motie-Van der Molen c.s. over het uitwerken van aanbeveling 4 uit het rapport van de werkgroep Integriteit (35166, nr. 11);
  • de motie-Öztürk over een onderzoek naar uitbreiding van de fractieondersteuning (35166, nr. 12);
  • de motie-Öztürk over het inzichtelijk maken van de kosten die zijn toe te rekenen aan het Presidium en de Kamervoorzitter (35166, nr. 13);
  • de motie-Öztürk over een plan van aanpak voor meer diversiteit (35166, nr. 14);
  • de motie-Öztürk over een lobbyverbod van twee jaar voor Kamerleden (35166, nr. 15);
  • de motie-Ziengs/Van der Molen over aanwezigheid van Kamerleden bij officiële herdenkingen namens het gehele parlement (35166, nr. 16);
  • de motie-Ziengs/Van Nispen over het in kaart brengen van onverschuldigde betaling voor verblijfkosten (35166, nr. 17).

(Zie wetgevingsoverleg van 3 juni 2019.)

De voorzitter:
De motie-Van der Molen c.s. (35166, nr. 11) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van der Molen, Özütok, Ziengs, Van Nispen, Ploumen, Sneller, Bisschop en Van Kooten-Arissen.

Zij krijgt nr. 20, was nr. 11 (35166).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen (35166, nr. 18, was nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen (35166, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Molen c.s. (35166, nr. 20, was nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Öztürk (35166, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Öztürk (35166, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk (35166, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk (35166, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ziengs/Van der Molen (35166, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ziengs/Van Nispen (35166, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2020

Aan de orde is de stemming over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.

(Zie wetgevingsoverleg van 3 juni 2019.)

De voorzitter:
Ik stel voor de Raming voor het jaar 2020 vast te stellen.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Vrouwen die geïntimideerd worden door demonstranten bij abortusklinieken

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over vrouwen die geïntimideerd worden door demonstranten bij abortusklinieken,

te weten:

  • de motie-Ellemeet c.s. over het beschermen van het recht op abortus (32279, nr. 163);
  • de motie-Ellemeet/Ploumen over het intrekken van de financiering aan Siriz (32279, nr. 164);
  • de motie-Ploumen c.s. over een parkeerverbod voor antiabortusvoertuigen (32279, nr. 165);
  • de motie-Ploumen/Ellemeet over de samenstelling van de controlerende commissie (32279, nr. 166);
  • de motie-Ploumen/Ellemeet over het opnieuw toetsen van de gunning aan Siriz (32279, nr. 167);
  • de motie-Pia Dijkstra over de Kamer periodiek informeren over intimidatie van vrouwen bij abortusklinieken (32279, nr. 168);
  • de motie-Pia Dijkstra over verwerpelijkheid van intimidatie van vrouwen bij abortusklinieken (32279, nr. 169);
  • de motie-Pia Dijkstra/Tellegen over vergroting van de aangiftebereidheid van geïntimideerde vrouwen (32279, nr. 170);
  • de motie-Van der Staaij over wijzen op alternatieven voor abortus (32279, nr. 172);
  • de motie-Van den Berg over in gesprek blijven met gemeenten over adequate maatregelen (32279, nr. 173).

(Zie vergadering van 11 juni 2019.)

De voorzitter:
De motie-Ploumen/Ellemeet (32279, nr. 166) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat budget voor keuzehulpgesprekken bij ongewenste zwangerschap gebruikt moet worden door organisaties die de keuze van de vrouw vooropstellen en niet-sturende informatie verstrekken;

verzoekt de regering de Kamer dit najaar te berichten hoe de commissie is samengesteld die controleert of voldaan wordt aan de criteria;

verzoekt de regering tevens de bevindingen van deze commissie onmiddellijk met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 175, was nr. 166 (32279).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Ellemeet c.s. (32279, nr. 163).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet/Ploumen (32279, nr. 164).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ploumen c.s. (32279, nr. 165).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ploumen/Ellemeet (32279, nr. 175, was nr. 166).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ploumen/Ellemeet (32279, nr. 167).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra (32279, nr. 168).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra (32279, nr. 169).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra/Tellegen (32279, nr. 170).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij (32279, nr. 172).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berg (32279, nr. 173).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming Vervulling vacatures voorzitter en lid Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Aan de orde is de stemming over het opmaken van een voordracht ter vervulling van een vacature voor een voorzitter en een vacature voor een lid van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

De voorzitter:
Ik stel voor, in afwijking van het Reglement van Orde, niet schriftelijk te stemmen en de voordracht voor een voorzitter conform het voorstel van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken als volgt vast te stellen:

  • de heer prof. dr. N.A.N.M. van Eijk;
  • *
  • *

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik stel voor, in afwijking van het Reglement van Orde, niet schriftelijk te stemmen en de voordracht voor een lid conform het voorstel van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken als volgt vast te stellen:

  • de heer H.G. Trip;
  • mevrouw drs. A.M.C. Eijsink;
  • de heer A.J.M. de Bruijn RE RA.

Daartoe wordt besloten.


Stemming brief Adviesaanvraag aan de Autoriteit Persoonsgegevens

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Autoriteit Persoonsgegevens over het Voorstel van Rijkswet van de leden Sjoerdsma, Asscher en Van Rooijen houdende regels inzake het creëren van tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap (35130-(R2119), nr. 8).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemming brief Onderzoek naar de digitalisering en kwaliteit van arbeid

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium inzake een verzoek aan het Rathenau Instituut om een onderzoek naar de digitalisering en kwaliteit van arbeid (29544, nr. 916).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Bericht dat de VS en Rusland hebben aangekondigd het INF-verdrag op te zeggen

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het bericht dat de VS en Rusland hebben aangekondigd het INF-verdrag op te zeggen,

te weten:

  • de motie-Sjoerdsma c.s. over voorkomen dat er INF-raketten in Nederland geplaatst worden (33694, nr. 42).

(Zie vergadering van 24 april 2019.)

De voorzitter:
De motie-Sjoerdsma c.s. (33694, nr. 42) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Verenigde Staten en Rusland het INF-verdrag hebben opgezegd;

overwegende dat het einde van dit verdrag een nieuwe kernwapenwedloop in kan luiden;

constaterende dat dit zeer negatieve gevolgen zal hebben voor de veiligheid van Europa en Nederland;

overwegende dat Duitsland zich al heeft uitgesproken tegen het plaatsen van INF-raketten in Europa;

verzoekt de regering zich er in de NAVO-raad voor in te zetten dat geen INF raketten geplaatst zullen worden in Europa,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46, was nr. 42 (33694).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sjoerdsma (33694, nr. 46, was nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief Herziening Verordening Brussel II-bis

Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid over parlementaire instemming herziening Verordening Brussel II-bis (32317, nrs. 559, 560 en 561).

De voorzitter:
Ik stel voor overeenkomstig het voorstel van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid te besluiten en uitdrukkelijk in te stemmen met de ontwerpverordening herziening Verordening Brussel II-bis.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Streekomroepen

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Streekomroepen,

te weten:

  • de motie-Kwint c.s. over voorkomen dat streekomroepen failliet gaan (32827, nr. 152).

(Zie vergadering van 12 juni 2019.)

In stemming komt de motie-Kwint c.s. (32827, nr. 152).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):
Graag zou de fractie van de PVV willen aantekenen dat zij bij de stemming over 32317, nrs. 559, 560 en 561 — dat is bij punt 10 op de stemmingslijst, over de brief over herziening van Verordening Brussel II-bis — geacht wil worden tegen te zijn.

De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen. Dank u wel.


Stemmingen Invoering van de Wzd-functionaris

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de invoering van de Wzd-functionaris (35087).

(Zie vergadering van 12 juni 2019.)

In stemming komt het amendement-Bergkamp (stuk nr. 11) tot het invoegen van een onderdeel Ac.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van der Staaij (stuk nr. 12) tot het invoegen van een onderdeel Ac.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Hermans (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Hijink/Bergkamp (stuk nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Bergkamp/Renkema (stuk nr. 13) tot het invoegen van een artikel IA.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Bergkamp (stuk nr. 11), het amendement-Hermans (stuk nr. 15), het amendement-Hijink/Bergkamp (stuk nr. 19) en het amendement-Bergkamp/Renkema (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Invoering van de Wzd-functionaris

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de invoering van de Wzd-functionaris,

te weten:

  • de motie-Hijink/Bergkamp over de rechtsbescherming van cliënten expliciet benadrukken (35087, nr. 17).

(Zie vergadering van 12 juni 2019.)

De voorzitter:
Meneer Bisschop?

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het is ons misschien ontgaan, maar wij meenden dat wij zojuist niet genoemd zijn bij de voorstemmers voor het wetsvoorstel Wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de invoering van de Wzd-functionaris.

De voorzitter:
U hebt ervoor gestemd?

De heer Bisschop (SGP):
Wij hebben uitbundig voor gestemd.

De voorzitter:
Dan zal deze opmerking in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt de motie-Hijink/Bergkamp (35087, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Jaarverslag en slotwet ministerie van Economische Zaken en het Diergezondheidsfonds (deel EZK) voor het jaar 2018

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Jaarverslag en slotwet van het ministerie van Economische Zaken en het Diergezondheidsfonds (deel EZK) voor het jaar 2018,

te weten:

  • de motie-Wörsdörfer/Sneller over onderzoek naar de praktijk van zekerheidstelling bij mkb-financiering (35200-XIII, nr. 12);
  • de motie-Wörsdörfer over handhaven van de verruiming van de BMKB (35200-XIII, nr. 13);
  • de motie-Moorlag over beter inzicht in de opbouw van de energierekening (35200-XIII, nr. 14);
  • de motie-Kops over afschaffen van de SDE en SDE+ (35200-XIII, nr. 15);
  • de motie-Van der Lee over een afwegingskader voor de ontmanteling van olie- en gasinstallaties (35200-XIII, nr. 16).

(Zie wetgevingsoverleg van 12 juni 2019.)

De voorzitter:
De motie-Wörsdörfer (35200-XIII, nr. 13) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Wörsdörfer en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18, was nr. 13 (35200-XIII).

De motie-Moorlag (35200-XIII, nr. 14) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Rekenkamer de aanbeveling doet om de ontvangsten en uitgaven voor de productie van duurzame energie, en de samenhang hiertussen, duidelijker weer te geven en te benoemen;

overwegende dat transparantie en inzichtelijkheid van de geldstromen voor duurzame energie en een eerlijke verdeling van lusten en lasten essentieel zijn;

verzoekt de regering burgers en de samenleving veel beter inzicht te geven in de opbouw van de energierekening en de ontvangsten en uitgaven voor duurzame energie,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19, was nr. 14 (35200-XIII).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Wörsdörfer/Sneller (35200-XIII, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Wörsdörfer/Sjoerdsma (35200-XIII, nr. 18, was nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Moorlag (35200-XIII, nr. 19, was nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kops (35200-XIII, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Lee (35200-XIII, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Experiment flexibele onderwijstijden basisonderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Experiment flexibele onderwijstijden basisonderwijs,

te weten:

  • de motie-Rudmer Heerema c.s. over het wettelijk mogelijk maken van flexibele onderwijstijden (31293, nr. 466);
  • de motie-Bisschop over een wettelijke ontheffing van het verplichte aantal schooldagen en vakantieweken (31293, nr. 467).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

De voorzitter:
De motie-Rudmer Heerema c.s. (31293, nr. 466) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het "experiment flexibele onderwijstijden" op een aantal scholen bijzonder geslaagd is verlopen, waarbij ouders, leerlingen, docenten én school zeer tevreden waren;

overwegende dat de onderwijskwaliteit op deze scholen niet afwijkt van andere scholen die geen aandacht en tijd kwijt waren voor iets tijdrovends zoals het "experiment flexibele onderwijstijden";

verzoekt de regering het wettelijk mogelijk te maken dat scholen die voldoen aan nader vast te stellen voorwaarden, zoals instemming van de medezeggenschapsraad en waarborgen voor de onderwijskwaliteit, kansengelijkheid en onderwijsfilosofie, af kunnen wijken van de centraal vastgestelde vakanties en de schoolweek van vijf dagen;

verzoekt de regering tevens om scholen die nu aan het "experiment flexibele onderwijstijden" meedoen en waar de onderwijskwaliteit gewaarborgd is, vooruitlopend op deze wetswijziging alvast in staat te stellen van deze mogelijkheden gebruik te maken en de scholen in het "experiment flexibele onderwijstijden" die niet voldoen aan de onderwijskwaliteit uit te sluiten van deze mogelijkheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 469, was nr. 468 (31293).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Rudmer Heerema c.s. (31293, nr. 469, was nr. 468).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP en het CDA voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Rudmer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, nu de motie van de heer Rog en de heer Van Meenen waarover we net hebben gestemd is aangenomen, en wel met een ruime meerderheid is aangenomen, een motie die ten zeerste en ten stelligste ontraden was door de minister, willen wij graag een brief hebben om te horen hoe de minister de motie gaat uitvoeren. Ook willen wij een tijdlijn hebben: wanneer heeft hij dit geregeld? Deze kinderen en deze ouders hebben echt het recht om te weten hoe het nu gaat lopen.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Bisschop (31293, nr. 467).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Normalisering rechtspositie ambtenaren in het onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs (35089).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

De voorzitter:
Het amendement-Van Meenen (stuk nr. 10) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Veldman/Tielen (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Veldman/Tielen (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Toezicht en handhaving

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Toezicht en handhaving,

te weten:

  • de motie-Kröger/Laçin over altijd ook voldoende aandacht voor de wettelijk verplichte handhavingstaken van de ILT (32861, nr. 50).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

In stemming komt de motie-Kröger/Laçin (32861, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Onderhoud wegen en bruggen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Onderhoud wegen en bruggen,

te weten:

  • de motie-Van Aalst over de mogelijkheid van omgekeerd aanbesteden (35000-A, nr. 100);
  • de motie-Schonis c.s. over een onderzoek naar duurzame innovatieve technieken in het aanbestedingsbeleid (35000-A, nr. 101);
  • de motie-Kröger over een plan voor de beschikbaarheid van voldoende goed opgeleid personeel (35000-A, nr. 102);
  • de motie-Kröger over ervoor zorgen dat bij schaarste het onderhoud van bestaande werken niet in gevaar komt (35000-A, nr. 103).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

De voorzitter:
De motie-Schonis c.s. (35000-A, nr. 101) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met duurzame innovatieve technieken zoals "smart maintenance" bij de aanleg en het onderhoud van infrastructurele werken kosten kunnen worden bespaard en de planning kan worden verbeterd;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze duurzame innovatieve technieken standaard en geharmoniseerd in het infrastructurele aanbestedingsbeleid van de rijksoverheid kan worden uitgevraagd;

verzoekt de regering tevens de resultaten van dat onderzoek met de Tweede Kamer voor 1 januari 2020 te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120, was nr. 101 (35000-A).

De motie-Kröger (35000-A, nr. 102) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er grote opgaves liggen bij de aanleg en het onderhoud van infrastructuur en dat hiervoor naast geld ook voldoende capabele mensen nodig zijn;

overwegende dat de opgave voor onderhoud en aanleg van onze infrastructuur toe zal nemen, en tegelijkertijd door de vergrijzing het aantal ervaren krachten zal afnemen;

verzoekt de regering om met een plan te komen dat ervoor zorg draagt dat Rijkswaterstaat zowel op de korte als de lange termijn over voldoende goed opgeleid personeel kan beschikken om alle noodzakelijke taken te kunnen uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121, was nr. 102 (35000-A).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Aalst (35000-A, nr. 100).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Schonis (35000-A, nr. 120, was nr. 101).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kröger (35000-A, nr. 121, was nr. 102).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger (35000-A, nr. 103).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Vernieuwde rulingpraktijk

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Vernieuwde rulingpraktijk,

te weten:

  • de motie-Leijten over een wettelijk verbod op een constructie met informeel kapitaal (25087, nr. 238);
  • de motie-Leijten over het geheel en geanonimiseerd publiceren van rulings (25087, nr. 239);
  • de motie-Snels c.s. over een mechanisme waarbij externe partijen inzicht kunnen krijgen in belastingrulings (25087, nr. 240).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

In stemming komt de motie-Leijten (25087, nr. 238).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (25087, nr. 239).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Snels c.s. (25087, nr. 240).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Belastingplicht van multinationals

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de belastingplicht van multinationals,

te weten:

  • de motie-Nijboer c.s. over opbrengsten van de maatregelen ten goede laten komen aan ons allemaal (31369, nr. 15);
  • de motie-Nijboer over een minimumbelastingtarief voor multinationals (31369, nr. 16);
  • de motie-Omtzigt c.s. over adviesaanvraag aan de WRR en het CPB over de optimale belastingmix (31369, nr. 17);
  • de motie-Van Raan over een benchmark voor het aantal belastingontwijkende constructies (31369, nr. 19);
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over pleiten voor verlenging van het BEPS-project (31369, nr. 20);
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over een overzicht van aftrekposten en belastingregelingen (31369, nr. 21);
  • de motie-Leijten/Van Raan over de bewijslast bij de eigenaar van een constructie leggen (31369, nr. 22).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Leijten stel ik voor haar motie (31369, nr. 22) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Nijboer c.s. (31369, nr. 15) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sommige multinationals over hun activiteiten in Nederland geen winstbelasting afdragen;

overwegende dat voorstellen om dat te veranderen thans worden ontwikkeld;

verzoekt het kabinet de opbrengsten van de voor te stellen maatregelen niet terug te sluizen naar bedrijven, maar ten goede te laten komen aan ons allemaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23, was nr. 15 (31369).

De motie-Van Raan (31369, nr. 19) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering beleidswijzigingen in het rulingbeleid gaat doorvoeren zodanig dat er aan bedrijven geen zekerheid vooraf meer wordt geboden voor belastingconstructies die als doel hebben de belasting te ontwijken;

constaterende dat de regering niettemin de wetgeving niet wijzigt;

constaterende dat belastingontwijkende constructies hierdoor nog wel mogelijk blijven;

constaterende dat de regering onderzoek laat doen naar de effecten van de wijzingen van de Wet bronbelasting 2020 op belastingontwijking;

verzoekt de regering in aanvulling op dat onderzoek ook in het kader van het vernieuwde rulingbeleid een benchmark op te (laten) stellen zodat het voor Kamer en regering inzichtelijk wordt hoeveel belastingontwijkende constructies blijven bestaan;

verzoekt de regering tevens om in dit kader afrekenbare doelen op te (laten) stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24, was nr. 19 (31369).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Nijboer c.s. (31369, nr. 23, was nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Nijboer (31369, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt c.s. (31369, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Raan (31369, nr. 24, was nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (31369, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (31369, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Politie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Politie,

te weten:

  • de motie-Van Dam over een onafhankelijke positie van het Meldpunt Misstanden (29628, nr. 877);
  • de motie-Van Nispen/Van Raak over aspirant-agenten anders meetellen in de politiesterkte (29628, nr. 879);
  • de motie-Van Nispen/Van Raak over uitbreiding van de capaciteit in de forensische opsporing (29628, nr. 880);
  • de motie-Kuzu/Azarkan over voorkomen van etnisch profileren onderdeel van het basisexamen maken (29628, nr. 883).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

De voorzitter:
De motie-Van Nispen/Van Raak (29628, nr. 879) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Nispen, Van Raak, Helder en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 884, was nr. 879 (29628).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Dam (29628, nr. 877).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen c.s. (29628, nr. 884, was nr. 879).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen/Van Raak (29628, nr. 880).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu/Azarkan (29628, nr. 883).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving (aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten) (35086).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

In stemming komt het amendement-Van Dam (stuk nr. 8, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 8 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Dam (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Van Dam (stuk nrs. 8, I tot en met III).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving (aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten),

te weten:

  • de motie-Remco Dijkstra over het waar nodig voorzien van auto's van boa's van camera's (35086, nr. 10).

(Zie vergadering van 13 juni 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Remco Dijkstra stel ik voor zijn motie (35086, nr. 10) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Jaarverslag en slotwet van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Jaarverslag en slotwet van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018,

te weten:

  • de motie-Peters over het evalueren van de Rijksschoonmaakorganisatie (35200-XV, nr. 12);
  • de motie-Jasper van Dijk over onderzoeken waarom Nederlanders met een middeninkomen moeite hebben om rond te komen (35200-XV, nr. 13);
  • de motie-De Graaf over het terugvorderen van het fraudebedrag bij uitkeringsfraude (35200-XV, nr. 14);
  • de motie-De Graaf over bestuurders van het UWV ter verantwoording roepen voor het UWV-debacle (35200-XV, nr. 15);
  • de motie-De Graaf over een parlementair onderzoek naar het UWV-debacle (35200-XV, nr. 16).

(Zie wetgevingsoverleg van 12 juni 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Peters stel ik voor zijn motie (35200-XV, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (35200-XV, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (35200-XV, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (35200-XV, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (35200-XV, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Digitale Overheid

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Digitale Overheid,

te weten:

  • de motie-Verhoeven/Van der Molen over toezicht op het gebruik van algoritmes door de overheid (26643, nr. 610).

(Zie vergadering van 29 mei 2019.)

In stemming komt de motie-Verhoeven/Van der Molen (26643, nr. 610).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Auteursrecht

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Auteursrecht,

te weten:

  • de motie-Kwint/Buitenweg over een proportionele en billijke vergoeding voor video on demand (29838, nr. 97).

(Zie vergadering van 20 november 2018.)

In stemming komt de motie-Kwint/Buitenweg (29838, nr. 97).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Meneer Van der Lee, wat loopt u moeilijk. Naast de heer Azarkan hebben we nu ook de heer Van der Lee die het zwaar heeft.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Er is geen relatie. Ik heb mijn teen gebroken bij het voetballen.

De voorzitter:
Ach!

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, het is vervelend.

Ik heb even gewacht omdat ik niet zo snel was. Ik wil even terugkomen op de stemming over motie 35200-XIII, nr. 16, die mijn naam en die van de heer Sjoerdsma draagt. Ik zou graag een brief willen van het kabinet over hoe het deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Bij agendapunt 8?

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Bij agendapunt 15, de laatste motie.

De voorzitter:
O, agendapunt 15. Prima. Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dank u wel, meneer Van der Lee.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde de regeling van werkzaamheden.

Ik stel aan de Kamer voor de Eerste Kamer te laten weten dat de heer Van Nispen de plaats zal innemen van mevrouw Kooiman bij de verdediging van de Wet strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel (34091), alsook dat mevrouw Kuik dit wetsvoorstel mede zal verdedigen.

Op verzoek van de fractie van GroenLinks benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Bromet tot lid in plaats van het lid Van der Lee en het lid Van der Lee tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Bromet;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Van den Berge tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van den Berge tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Van den Berge tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Diks;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Van den Berge tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor om de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 31532-227; 35000-XIV-44; 34952-21; 34952-20; 21501-32-1151; 21501-32-1114; 35069-4; 35069-5; 33037-317; 35000-XIV-23; 25087-199.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het VAO Verkeersveiligheid, met als eerste spreker de heer Laçin namens de SP;
  • het VAO Laaggeletterdheid, met als eerste spreker mevrouw Westerveld namens GroenLinks;
  • het VAO Bescherming persoonsgegevens, met als eerste spreker de heer Van Dam namens het CDA;
  • het VAO Inburgering en integratie, met als eerste spreker de heer Paternotte namens D66;
  • het VAO Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, met als eerste spreker mevrouw Kuiken namens de PvdA;
  • het VSO Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit, met als eerste spreker de heer Stoffer namens de SGP.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP-fractie. De heer Van Nispen heeft het woord.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Er wordt volop gelekt uit ministeries. Dat heeft vrijwel nooit gevolgen. Maar uitgerekend in de WODC-affaire, de kwestie waarin door een klokkenluider evidente misstanden naar buiten zijn gebracht, werd wel aangifte gedaan. Omdat wij vinden dat de misstanden moeten worden aangepakt en niet de klokkenluider, en omdat de minister in antwoord op mijn vragen hier in de Kamer in januari 2018 nog heeft gezegd dat er geen onderzoek zou worden gedaan, wil ik graag een interpellatiedebat met de minister van Justitie en Veiligheid. Maar mocht het nou zo zijn dat collega's zeggen "wij willen een volwaardig debat", dan ben ik bereid om het om te zetten en er een volwaardig debat van te maken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ik was net zo verbaasd en geschrokken over wat er aan de gang is. Ik wil daar dus wel opheldering over, maar ik wil eerst een brief, om dan te bepalen hoe we het debat willen voeren.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Van Wijngaarden (VVD):
Het is heel begrijpelijk dat hiernaar wordt gevraagd, dat de heer Van Nispen hier staat. Het is bijzonder als justitie aangifte doet tegen justitie en dat onderzocht wordt door justitie. Wij willen dus zo snel mogelijk tekst en uitleg van de minister en daarom deze week graag nog een brief, maar nog geen debat. We willen eerst tekst en uitleg via een brief, graag nog deze week.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Wat vooral het meest bijzonder is, is dat aanvankelijk gezegd werd dat niemand vervolgd zou worden en er nu wel mensen vervolgd dreigen te worden. Dat is zeker een debat waard, wat mij betreft een volwaardig debat. Dat steun ik. Ik steun een interpellatiedebat uiteraard ook, maar ik hoop op een brief en gewoon een volwaardig debat hier in de Kamer.

De heer Markuszower (PVV):
Steun voor het verzoek.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Als het zo urgent is als deze zaak, rest niks anders dan het debat, naast de brief, volwaardig te steunen. Dus steun.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Wij zouden klokkenluiders absoluut moeten beschermen, dus steun voor het verzoek, en wat ons betreft ook nog voor een volwaardig debat, als het kan.

De heer Groothuizen (D66):
Voorzitter. Dit is een kwestie die een hoop vragen oproept. Die zijn nog niet beantwoord, dus ik denk dat het goed is dat die beantwoord worden. Ik wil graag eerst een brief, maar dan wel steun voor het debat. Dat kan wat mij betreft een interpellatiedebat zijn, maar ook een volwaardig debat.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter, steun voor het verzoek om de brief, maar ook voor het verzoek van de heer Van Nispen.

De heer Drost (ChristenUnie):
We hebben een brief nodig om goed te kunnen inschatten wat we willen met betrekking tot een debat, omdat er ook nog een strafrechtelijk onderzoek loopt op dit moment.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Stoffer (SGP):
Steun voor een interpellatiedebat.

De voorzitter:
Meneer Van Nispen, u heeft een meerderheid.

De heer Van Nispen (SP):
Heb ik ook een meerderheid voor een volwaardig debat?

De voorzitter:
Ja, dat werd er wel bij gezegd, maar eigenlijk voor beide, als je dat zo ziet.

De heer Van Nispen (SP):
En is het zo dat een interpellatiedebat sneller gepland wordt dan een normaal debat, of hoeft dat niet zo te zijn? Want het heeft zeker wel urgentie, voorzitter.

De voorzitter:
Nee. Ook bij een interpellatiedebat heeft u, net als bij een meerderheidsdebat, de steun van een meerderheid nodig.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter, het moet voor de zomer plaatsvinden, want dit is een kwestie die niet over het zomerreces heen getild kan worden. Het is mij dus werkelijk om het even, als het maar snel ingepland kan worden.

De voorzitter:
Ja. Maar goed, u heeft om een debat gevraagd en u heeft een meerderheid. Er is ook om een brief gevraagd. Het verzoek is om het zo snel mogelijk in te plannen. Misschien zou u dat aan de hand van die brief opnieuw aan de Kamer kunnen vragen.

De heer Van Nispen (SP):
Laten we dan nu zeggen dat we het volwaardige debat inderdaad hebben.

De voorzitter:
Ja, dat wilt u handhaven.

De heer Van Nispen (SP):
Eind van deze week volgt inderdaad een brief en zo nodig staan we hier volgende week weer, maar dan mogelijk ook om het diezelfde week nog in te plannen.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Van Weyenberg namens D66.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week publiceerde Rutgers een rapport waarin staat dat in Nederland nog een wereld te winnen is als het gaat om de gelijke rol van vaders bij de opvoeding van hun kinderen en dat heel veel vaders het nog steeds moeilijk vinden om hun ambitie om meer betrokken te zijn, in de praktijk te brengen. De emancipatie in dit land is ook nog lang niet af en daarom zou ik graag over dit rapport een debat willen met de minister van Sociale Zaken en de minister van emancipatie.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Een ontzettend belangrijk onderwerp, voorzitter. Van harte steun.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter. Het is een belangrijk onderwerp, maar niet een onderwerp waarvoor ik, met deze lange lijst, nog anderhalf jaar op een debat zou willen wachten. Er is vanavond een AO Emancipatie. Dus geen steun voor een apart debat, maar wel om dat daar vanavond meteen bij te trekken.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. We vinden dit zo'n belangrijk onderwerp dat het zich leent voor een apart debat. Met name werkgevers staan nog steeds niet toe dat vaders hun verlof opnemen; dat moet veranderen.

De voorzitter:
Dus u steunt het?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik steun het debat dus.

De heer Peters (CDA):
Geen steun.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Dit is zo belangrijk dat het vanavond nog bij het AO Emancipatie moet.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter. Het is goed om het vanavond alvast te bespreken, maar dit is zo'n belangrijk onderwerp dat het ook echt een apart debat verdient. Dus van harte steun voor het verzoek.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Heel belangrijk, dus vanavond bespreken in het AO Emancipatie.

De voorzitter:
Dus geen steun voor een apart debat?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dus geen steun.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Moederschap en vaderschap liggen in de privésfeer van het gezin, maar vaderschap is zo belangrijk voor kinderen en regels die de overheid stellen, kunnen daar wel degelijk bij helpen. Ik steun deze debataanvraag van harte.

De voorzitter:
Meneer Van Weyenberg, u heeft geen meerderheid.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dan zou ik hem toch voorlopig graag op de lijst van dertigledendebatten zetten.

De voorzitter:
Dan voegen we dit debat toe aan de lijst van dertigledendebatten. Dank u wel.

Het woord is aan de heer Baudet namens Forum voor Democratie. Meneer Baudet, u bent aan de beurt.

De heer Baudet (FvD):
Ambtsgenoten. Afgelopen dinsdag ...

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Baudet (FvD):
Ik wacht even. Afgelopen dinsdag werd via RTL Nieuws bekend dat uit onderzoek naar voren komt dat Nederlanders met een modaal inkomen massaal worstelen om rond te komen: 30% van de mensen met een modaal inkomen komt iedere maand tussen de €50 en €200 tekort. Dat betekent: kiezen tussen eten kopen, kleren voor je kinderen, je huur niet kunnen betalen. Gister bij Pauw zei minister Schouten nog dat mensen dan maar eten moeten kopen dat over de houdbaarheidsdatum heen is en dat dat dan de manier is om de klimaatobsessie en de massale immigratie te kunnen blijven betalen.

De voorzitter:
Dus u wilt een debat?

De heer Baudet (FvD):
Ik wil een groot debat. Ik denk dat we dit als het grote afsluitende debat, misschien wel van dit jaar, voor de zomer kunnen doen met de minister-president, de minister van Financiën en de minister van Sociale Zaken over de dramatisch verslechterende koopkracht. Over de hele linie voelen mensen dit. De energierekening stijgt en alles wordt duurder. Dit kabinet blijft kiezen voor immigratie en klimaatplannen. Ik wil daar dus eigenlijk een groot debat over. Ik denk dat het echt nodig is dat we dit in den brede bespreken, want deze Kamer gaat natuurlijk heel vaak in op detailpunten ...

De voorzitter:
Meneer Baudet, het is helder.

De heer Baudet (FvD):
... maar we moeten het in samenhang met elkaar bezien.

De voorzitter:
Het is helder. Uw verzoek is dus om een debat te houden, maar ook voor het zomerreces.

De heer Baudet (FvD):
Zeker.

De voorzitter:
Dat zijn dus twee verzoeken. Als u reageert, zegt u dus ook wat u daarvan vindt.

De heer De Graaf (PVV):
Als ik reageer, dan zeg ik dat de heer Baudet volledig gelijk heeft. Als het kabinet doorgaat met zijn sloopwerk, leeft half Nederland straks alleen nog maar in decente armoede. Dat moeten we voorkomen. Dus van harte steun.

De voorzitter:
Ook voor het verzoek om het voor het zomerreces te plannen?

De heer De Graaf (PVV):
Zeker.

De heer Klaver (GroenLinks):
Naar aanleiding van de berichtgeving van RTL heb ik hier vorige week een debat over aangevraagd. Dat kon toen niet op een meerderheid rekenen, maar wellicht deze week wel.

De voorzitter:
Dus?

De heer Klaver (GroenLinks):
Dus steun voor het verzoek. Ik heb toen het verzoek gedaan om een debat van ons dat er al staat en dat een meerderheid heeft, naar voren te halen op de lijst. Dat zou mijn suggestie zijn aan de heer Baudet.

De voorzitter:
Maar u steunt het verzoek om het debat te houden en ook om dat voor het zomerreces te doen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ja.

De heer Slootweg (CDA):
Geen steun, maar volgens mij heeft de heer Mulder een week of zes geleden ook gevraagd om over inkomensplaatjes een debat te hebben. Als ik de inleiding nu zo hoor, lijkt het mij logisch om dat daarbij te betrekken. Het verzoek van de heer Mulder was overigens wel iets minder barok. Dus geen steun. Verder vind ik ook dat het kabinet gewoon over de eigen afvaardiging gaat.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Het inkomen van mensen en de koopkracht zijn voor ons zeer belangrijk. Wij willen daar dus graag over spreken, maar ik zou de beperking die de heer Baudet zichzelf oplegt, willen verruimen. Ik zou dus ook graag de minima en de mensen die van een pensioen of van alleen AOW moeten rondkomen, hierbij willen betrekken, want ook zij hebben problemen met rondkomen.

De heer Baudet (FvD):
Ja, terecht.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Geen steun voor dit debat. Ik denk dat het een heel belangrijk onderwerp is, maar ik hoop de heer Baudet te zien bij het debat over de Voorjaarsnota, dat nog voor het zomerreces plaatsvindt.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, een belangrijk onderwerp. Met enige regelmaat zien we nieuwsberichten hierover terug, dus van harte steun voor het debat. Als er debatten samengevoegd kunnen worden die voorheen al zijn aangevraagd, dan heeft dat natuurlijk altijd onze voorkeur.

De heer Stoffer (SGP):
Steun voor het debat, met de toevoeging van mevrouw Van Brenk erbij.

De voorzitter:
Ook voor het zomerreces?

De heer Stoffer (SGP):
Ja.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, voorzitter, we moeten dit natuurlijk snel bespreken. Dat kan ook. Er is een debat aangevraagd door de heer Mulder en we hebben ook nog de Voorjaarsnota. Die debatten zijn al eerder aangevraagd, dus ik hoef dit debat nu niet te steunen. Er zijn al andere debatten over dit onderwerp. Graag daar prioriteit aan geven.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Geen steun. Volgens mij hebben we het Voorjaarsnotadebat nog in aantocht.

De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Baudet, u heeft geen meerderheid.

De heer Baudet (FvD):
Eén zetel te kort, hè?

De voorzitter:
Nee, helemaal niet één zetel. U heeft 46 leden die uw verzoek hebben gesteund. Maar dat geeft niet. Zo gaat het soms. Dank u wel.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Morgen spreken wij over het pensioenakkoord. Ik heb daar best veel vragen over. Dat gaat mij niet in vier minuten lukken, dus ik vraag aan de collega's of ik iets meer spreektijd kan krijgen. Ik probeer daar drie minuten bij te sprokkelen.

De voorzitter:
Is iemand voor het bijsprokkelen van een paar minuten spreektijd? De heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, voorzitter, al is het maar omdat we met drie minuten extra nog steeds heel veel tijd zouden hebben gewonnen ten opzichte van onze zeer gewaardeerde collega Van Rooijen. Hoeveel minuten extra laat ik aan u, maar het verzoek om een beetje extra spreektijd voor dit heel belangrijke debat vind ik zeer redelijk. Dus volle steun van D66.

De voorzitter:
Is iedereen het ermee eens? Ja? Dan doen we dat. Dank u wel, mevrouw Van Brenk.

Dan ga ik naar de heer Asscher namens de PvdA.

De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter. Heel veel Nederlanders snakken naar een klein beetje meer loon en een klein beetje meer koopkracht. Ze hebben gezien dat de energierekening verhoogd is, dat de btw verhoogd is, en vervolgens zagen ze via het Journaal de premier op een VVD-festival zeggen: de lonen moeten omhoog, anders ga ik wat doen. We hebben net in het vragenuur gezien dat dat een loze belofte was, een loos dreigement, dat er geen datum genoemd werd, dat er geen voorwaardelijkheid werd geschetst, en dat er geen antwoord kwam op vragen die heel logisch waren.

De voorzitter:
En?

De heer Asscher (PvdA):
Het is hier geen VVD-festival. Gelukkig, voeg ik daaraan toe. Het lijkt me goed dat we de premier uitnodigen om in de Tweede Kamer het debat te voeren over dit essentiële punt: het geld moet naar de Nederlanders, in plaats van naar de aandeelhouders.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Dat stoere voorstel van de premier afgelopen weekend is zojuist als een lekke bal in het zand geploft. Daar moeten we dus zeker een debat over voeren. Steun.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Iets minder barok: steun.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Uitspraken van de minister-president, vooral tijdens een VVD-evenement, kunnen nooit vrijblijvend zijn. Van harte steun voor een debat.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik denk dat ik net als de heer Asscher — ik wilde bijna "minister" zeggen, maar dat was vroeger — met belangstelling uitkijk naar Prinsjesdag. Steun voor dit debat. Het hoeft wat mij betreft niet voor het reces.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Steun voor het debat.

De heer Baudet (FvD):
Volop steun.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Steun.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Van harte steun voor dit verzoek. Ik zou het graag wél voor de zomer willen. Het moet namelijk allemaal landen bij Prinsjesdag. Daarvoor willen we echt de minister-president spreken. Als je nu steun uitspreekt en zegt "het komt wel een keer na de zomer", dan zijn we al bij Prinsjesdag. Dan gaan we er ook echt wel over spreken, maar het gaat er juist om dat we dit debat nog voor de zomer hebben.

De heer Van Raan (PvdD):
Steun, voorzitter.

De heer Slootweg (CDA):
Steun voor het debat, maar niet voor de zomer.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Steun voor het debat, maar niet voor de zomer.

De voorzitter:
Even kijken en tellen.

De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter, dat is mooi.

De voorzitter:
Meneer Asscher, u heeft wel een meerderheid voor het houden van een debat, maar er is geen meerderheid om dit debat voor de zomer in te plannen. Volgens mij heeft u dat ook niet gevraagd.

De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter. De meteorologische zomer staat te beginnen, dus het hoeft daar niet voor. Het moet wel voor Prinsjesdag. Niet voor niets verwees de heer Van Weyenberg naar de stukken die met Prinsjesdag te maken hebben. Of het nu voor of na het reces is ... Als het maar voor Prinsjesdag tot besluitvorming kan leiden.

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan de heer Emiel Van Dijk namens de PVV.

De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ruim 10.000 uitgeprocedeerde asielzoekers zijn niet uitgezet omdat de landen niet mee zouden werken. Wat een slappe excuses. We hebben net een voorproefje gehad van het beleid van de nieuwe VVD-staatssecretaris. Wat de PVV betreft is de maat vol. Als het de collega's ernst is, verwacht ik steun om hier een debat over te houden en spijkers met koppen te slaan om al die mensen zo snel mogelijk het land uit te zetten.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ik heb recent een debat aangevraagd over het rapport van de commissie-Van Zwol. Daar willen we het graag bij betrekken, want dat gaat over ons asielbeleid en de uitzettingen. Het staat dus al op de agenda.

De voorzitter:
Dus geen steun voor een apart debat.

De heer Groothuizen (D66):
Ik sluit mij aan bij mevrouw Van Toorenburg, voorzitter.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik sluit me vandaag ook aan bij mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Becker (VVD):
Ik ook, voorzitter.

De voorzitter:
Meneer Emiel van Dijk, er staat een debat op de lijst. Degenen die gesproken hebben, geven mee om dit onderwerp bij dat debat te betrekken.

U had nog een verzoek.

De heer Emiel van Dijk (PVV):
Zeker. Het houdt maar niet op met vervelende asielzoekers. Gisteren werd bekend dat in Amsterdam een stel smeerlappen uit het asielzoekerscentrum zichzelf in de bosjes hebben zitten betasten terwijl nietsvermoedende minderjarige meisjes aan het sporten waren. Vannacht nog een steekpartij in Harderwijk met drie gewonden, waarvan twee zwaargewond. Het houdt maar niet op met dit soort misdragingen. We moeten daar snel over debatteren. Het moet maar eens afgelopen zijn met deze ellende.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Het moet inderdaad maar eens afgelopen zijn met deze ellende. Daarom heb ik ook aan de staatssecretaris gevraagd om al het mogelijke te doen om dit te stoppen. Daar staat ook al een debat over geagendeerd, namelijk over oplossingen voor criminele asielzoekers die niet verwijderd worden. Daar willen wij dit onderwerp dan weer bij betrekken. Dat debat staat dus ook al.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Groothuizen (D66):
Geen steun voor het debat, voorzitter.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, u moet er niks achter zoeken, maar ik ben het weer eens met mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Becker (VVD):
Voorzitter, dat geldt ook weer voor mij.

De heer Emiel van Dijk (PVV):
Het wordt allemaal op de lange baan geschoven. Blijkbaar is het de collega's geen ernst. Jammer!

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Klaver, die ik net al heb gesignaleerd in de zaal.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Ik wil graag een debat over de CO2-belasting. Dat debat zou ik graag zo snel mogelijk willen voeren. Ik sta hier niet voor het eerst. Iedere keer wordt er weer verwezen naar doorrekeningen van het CPB die er zouden moeten zijn. Die liggen er nu. Er zijn zeven varianten doorgerekend. Volgens mij hebben we nu alle informatie om hierover heel snel als Kamer in debat te gaan.

De voorzitter:
U heeft volgens mij al een dertigledendebat op de lijst staan.

De heer Klaver (GroenLinks):
Laten we dat dan omzetten in een meerderheidsdebat, voorzitter.

De voorzitter:
Bent u dat vergeten? Dat debat gaat over de CO2-vrijstelling. Weet u nog? Met de minister-president.

De heer Klaver (GroenLinks):
We hebben in het voorjaar een debat aangevraagd over de CO2-vrijstelling ...

De voorzitter:
Ik ga jullie allemaal daaraan herinneren ...

De heer Klaver (GroenLinks):
... die er toen is geweest. Ik vraag nu dit debat aan. Als we daar een meerderheid voor krijgen, zetten we dat dertigledendebat graag om of halen we het van de lijst. Ik kies de vorm waarmee ik u het meest tevreden stel, voorzitter.

De voorzitter:
U lost het heel charmant op.

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Het is hartstikke goed dat het kabinet de blokkade tegen de CO2-heffing heeft afgebroken. Dus steun voor deze debataanvraag.

De voorzitter:
Dus voor het omzetten van het dertigledendebat naar een meerderheidsdebat.

De heer Moorlag (PvdA):
Ja, naar een meerderheidsdebat. Dat verzoek steun ik, voorzitter. Ik zou het heel erg op prijs stellen als we voorafgaand een technische briefing kunnen laten plaatsvinden.

De voorzitter:
Dat doet u via de commissie.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter, ook steun voor het omzetten naar een meerderheidsdebat. Er is geen tijd te verliezen, dus zo snel mogelijk.

De heer Kuzu (DENK):
Steun.

De heer Kops (PVV):
Geen steun.

De heer Sienot (D66):
Geen steun, mevrouw de voorzitter. We willen er graag over debatteren, maar wel in samenhang met de kabinetsappreciatie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik ben het eigenlijk wel eens met mijn collega van D66. Hier moeten we het over hebben. De technische briefing lijkt me ook goed.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ben het daar uiteraard niet mee eens. Ik heb het dertigledendebat gesteund en steun dit verzoek ook.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter, ik sluit me aan bij de heer Sienot.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik sluit me ook aan bij de heer Sienot.

De voorzitter:
Het blijft een dertigledendebat, meneer Klaver. U heeft het geprobeerd, maar het is niet gelukt.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik zie het, voorzitter. Ik blijf het proberen. Het klimaat is een ongelofelijk belangrijk onderwerp. Mij moet van het hart dat het kabinet nu ongeveer al tweeënhalve maand aan het broeden is op allerlei maatregelen. Het wordt iedere keer maar verder uitgesteld. Er komt een moment waarop we als Kamer met elkaar het debat aan moeten gaan. Als het moet en er niks ligt van het kabinet, staan we hier volgende week weer. Want het heeft lang genoeg geduurd.

De voorzitter:
Zo ken ik u. Dank u wel.

De heer Rog namens het CDA.

De heer Rog (CDA):
Ja, voorzitter, niet namens het CDA. Ik sta hier als voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik wil u namens de commissie verzoeken de behandeling van het wetsvoorstel Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd, Kamerstuk 35223, nog deze week in te plannen, inclusief stemmingen.

De voorzitter:
Ik begrijp dat dit hier bekend is. Daar gaan we rekening mee houden.

Voordat ik de regeling van werkzaamheden afsluit, wil ik mevrouw Yeşilgöz van harte feliciteren met haar verjaardag. Van harte gefeliciteerd!

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Europese top van 20 en 21 juni 2019

Europese top van 20 en 21 juni 2019

Aan de orde is het debat over de Europese top van 20 en 21 juni 2019.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de Europese top van 20 en 21 juni 2019. Ik heet de minister-president wederom van harte welkom en geef als eerste spreker het woord aan de heer Asscher namens de PvdA.

De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Dit debat vindt plaats aan de vooravond van de Europese top over waar wij de komende vijf jaar met Europa naartoe willen. Ik vind het passend om aan het begin van het debat toch stil te staan bij de waarden van Europa. Waar is die samenwerking op gebaseerd? Het gaat over solidariteit, vrede, veiligheid en welvaart. In dat kader vind ik dat wij ook als Kamer moeten stilstaan bij wat er is gebeurd bij onze buren in Duitsland. Daar is een collega van ons vermoord, een collega van het CDU. Naar we deze week begrepen, is dat gebeurd om politieke redenen of houdt de Duitse justitie daar rekening mee. Banden met neonazi's bij de dader of de vermoedelijke dader zijn aangetoond. Ik zou de minister-president willen vragen onze steun en solidariteit met Duitsland te betuigen in de richting van zijn collega en in de richting van de nabestaanden daar en ook om op die Europese Raad ferm uit te spreken dat we alles in het werk zullen stellen om te strijden tegen dit soort extremismen en te zorgen dat we in Europa gevrijwaard blijven van dit soort vormen van terreur die zich nu richten tegen een van onze collega's. Voorzitter. Als je kijkt naar wat ons te doen staat, is het belangrijk je te realiseren dat 70% van de mensen in West-Europa sinds 2004 geen reële inkomensstijging heeft meegemaakt, terwijl de economie, die een crisis heeft gekend, allang weer aan het groeien is. We zien dat de winsten van bedrijven echt weer op orde zijn, we zien de aandeelhouders feestvieren, we zien de topmannen van de bedrijven feestvieren. Vaak gaat dat ook samen. Het is belangrijk om daar wat aan te doen als je de onvrede over Europa wilt begrijpen en bestrijden. Het pleidooi van de minister-president in zijn andere politieke hoedanigheid vergt dan ook een vervolg. Dit is namelijk niet alleen een Nederlands probleem, maar dit speelt in heel West-Europa een rol en is deels het gevolg van een beleid, een cultuur, in Europa waarbij die bedrijven telkens gefaciliteerd werden om juist werknemers te laten concurreren op lagere arbeidskosten, om die concurrentie niet te zoeken in de toegevoegde waarde, maar in zo laag mogelijke kosten. We moeten ook op Europees niveau aandringen op maatregelen en voorstellen ontwikkelen om te zorgen dat een reëler deel van de winsten terechtkomt bij de werkende klasse in Nederland, in Europa.

In dat licht vind ik het teleurstellend dat op de strategische agenda één belangrijk punt ontbreekt, terwijl de Europese Commissie er eerder wel voor had gepleit om dat erop te zetten. De hele sociale pijler, de hele noodzaak van het beschermen van werknemers in alle opzichten, lijkt verdwenen te zijn uit de strategische agenda, terwijl alle andere onderwerpen terugkomen. Ik zou de minister-president willen vragen om ervoor te pleiten dat dit punt ten volle op de agenda komt; sterker nog, dat er concrete voorstellen komen. We hebben hier in december 2017 de motie-Ploumen over aangenomen. We weten van de minister-president dat hij die agenda op zichzelf steunt. Het is belangrijk om dit in de strategische agenda op te nemen, want — dat is een bruggetje naar het vervelende brexitonderwerp, dat inderdaad lijkt op een feuilleton van een buitengewoon slechte televisieserie — die brexit is deels veroorzaakt door onvrede over arbeidsmigratie. Die onvrede gaat niet weg als we tegen de Britten alleen maar zeggen: wat zijn jullie dom bezig. Die gaat weg als je zorgt dat mensen fatsoenlijk betaald worden voor hun werk en erop vooruitgaan in Europa. Met de verkiezing van een nieuwe hoofdfiguur, hoe beklagenswaardig ook, daar in die brexitsoap, moeten we, vrees ik, ook steeds meer rekening houden met een harde brexit. De vraag in hoeverre we daar nu wel goed op voorbereid zijn en in hoeverre we de Nederlandse werkende klasse goed beschermen, zou ik dus aan de premier willen meegeven.

Voorzitter. De Europese verkiezingen, die een hogere opkomst en heel diverse uitkomst kenden, lijken in Nederland goed verlopen te zijn, maar we zien steeds meer berichten dat er wel degelijk pogingen zijn gedaan door de Russische overheid of door andere Russische actoren om de Europese kiezers te beïnvloeden. Zo was er een bericht dat meer dan 240 miljoen mensen geconfronteerd zijn met bewust verspreid nepnieuws. Ik denk dat de tijd daar is om vanuit Europa gezamenlijk een wat harder signaal te geven dan er alleen maar over te praten met de techbedrijven. Het is toch weer een poging om te interfereren in een democratisch proces, het een-na-grootste democratische proces dat we kennen in de wereld. Dat zullen we moeten beschermen. Dat vergt verdediging. Ook dat is een Europese waarde waar we pal voor moeten staan.

Voorzitter, tot slot. Juist voor de komende vijf jaar zou ik het kabinet willen oproepen om een agenda van bescherming, vrijheid en welvaart te benadrukken. Dat betekent dat niet alleen in Nederland, maar ook in de rest van Europa mensen boven multinationals moeten gaan. Het zou mij een lief ding waard zijn als dat vanuit de festivalzaaltjes wordt overgebracht naar de vergaderzalen waar de beslissingen genomen kunnen worden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Asscher. Dan geef ik nu het woord aan de heer Verhoeven namens D66.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me graag aan bij de oproep waar de heer Asscher mee begon, want dat lijkt mij een terechte oproep.

Voorzitter. Vandaag debatteren wij over een aantal belangrijke onderwerpen, waaronder de benoemingen, het klimaat, het Meerjarig Financieel Kader, de Europese begroting, Rusland en brexit. Die onderwerpen staan onder andere op de agenda. Dat zijn allemaal grote onderwerpen. Ook ik wil even stilstaan bij de vraag waar de Europese Unie nou voor staat, zo net na de verkiezingen. Wat ons betreft, wat D66 betreft, staat de Europese Unie voor een Unie die resultaten biedt voor haar inwoners, die welvaart en bescherming kan bieden aan mensen en die probeert dat via samenwerking te doen en niet via blokkades en veto's.

Dat vraagt om drie goed functionerende instituties. Een Europees Parlement dat echt de kiezer vertegenwoordigt. Het vraagt om lidstaten die samenwerken in de Europese Raad en het vraagt om een Europese Commissie die wetten maakt en die ook effectief en efficiënt kan optreden om de belangrijke, grote, grensoverschrijdende thema's op te pakken met de juiste persoon op de juiste plek.

Om te beginnen met dat Europees Parlement, daarin is gebleken tijdens die verkiezingen dat de Europese democratie leeft en opleeft. Een hogere opkomst, met ook nog eens een breed, meer gevarieerd pro-Europees midden. De sociaaldemocraten en de christendemocraten kunnen niet meer samen de dienst uitmaken. Ze moeten samenwerken met de Groenen en ze moeten samenwerken met de liberalen, die voortaan Renew Europe heten, zeg ik ook tegen de heer Mulder, die natuurlijk samen met mij tot die prachtige familie behoort, en ook de premier overigens.

Daarbij is het van belang dat we de verkiezingsuitslag ook vertalen naar de manier waarop we de bemanning van de belangrijke posities van Europa doen. Dat staat ook in het Europees Verdrag. Dus mijn eerste vraag aan de premier is — ik weet dat dat een delicaat proces is, waar hij lang niet alles over kan zeggen, dat zal ik hem ook niet vragen — hoe gaat hij de verkiezingsuitslag proberen mee te nemen in de benoemingen? Hoe werkt dat?

Dan dat tweede instituut waar ik het over had. Dat is de raad van regeringsleiders. Daar is het probleem dat er veel verdeeldheid is, blokkades, veto's, landen die in hun eentje een besluit tegenhouden, maar ook heel weinig doorzichtigheid en transparantie. Dus laten we proberen daar een groot punt van te maken als Nederland en laten we ook proberen om niet steeds het land zijn dat nee zegt. We zeggen nu nee tegen een hogere EU-begroting. We zeggen nee tegen gesprekken over toetreding van Albanië. We zeggen nee tegen Bulgarije en Roemenië met betrekking tot de Schengenzone. We zeggen nee tegen een ambitieuze eurozonebegroting. Dus we zijn wel een beetje het land dat nu overal nee tegen zegt. Ik geloof dat onze minister van Financiën op een gegeven moment zelfs Dr. No genoemd is. Ik weet niet wat de bijnaam is van onze premier in Brussel; ik hoop dat dat niet een vergelijkbare titel is. Maar ik vraag hem wel: is hij het met D66 eens dat de Raad geblokkeerd wordt door minderheidsstandpunten en veto's? En ten tweede, wat gaat Nederland nou zelf doen om geen positie te verliezen op die cruciale dossiers door steeds nee te zeggen? Ik denk toch dat dat een realistisch verhaal, ook een realistisch gevaar aan het worden is.

Tot slot de Europese Commissie, de derde institutie. Dat is de wetgever. Die bestaat nu uit 28 Commissarissen en zou veel efficiënter kunnen zijn als die Commissie kleiner was, met een aantal slagvaardige Commissarissen op de grote thema's, in plaats van 28 versnipperde portefeuilles die elk door één land worden ingevuld, zoals het nu is. Ik heb in het verleden een Kamerbreed gesteunde motie ingediend om die Commissie kleiner te maken. Dat is een van de stappen die we moeten zetten om een slagvaardige Commissie te krijgen, namelijk minder Commissarissen. Dus ik ben heel benieuwd; ik heb daar de afgelopen weken herhaaldelijk naar gevraagd, ook aan de minister van Buitenlandse Zaken in eerdere debatten. Wat is de inzet van Nederland in de Raad geweest met betrekking tot die kleinere Commissie en wat zijn de eerste resultaten van die inzet? Ik denk echt dat het een belangrijk punt is. Het is ook een punt dat past bij de opmerkingen die de premier zelf wel eens terloops maakt als het gaat om de rol van het Parlement, de rol van de Commissie. Dan geeft hij zelf ook altijd aan dat dat allemaal heel veel bureaucratie en gedoe is. Dan denk ik: kom dan ook over de brug als het gaat om het waarmaken van zo'n punt, als het gaat om het uitvoeren van een Kamerbreed gesteunde motie over een kleinere Commissie.

Ik loop nog een aantal belangrijke agendapunten af.

Het klimaat. Het moge duidelijk zijn: D66 wil graag dat Nederland binnen de Europese Unie staat voor een ambitieus en groen Europa. De inzet moet zijn om in 2050 klimaatneutraal te zijn en daar moet ook overeenstemming over bereikt worden. Mijn vraag aan de premier is of hij denkt dat dit gaat lukken. Duitsland lijkt nu de goede kant op te bewegen. Verwacht de premier dat het lukt om in 2050 op koers te komen en hoe ziet hij de doelstellingen voor 2030? Is het haalbaar om ook afspraken te maken over het verhogen van die doelstellingen richting 2030? En wat gaat het kabinet anders doen als het niet lukt om die afspraken te maken?

Over het Meerjarig Financieel Kader wil ik ook nog kort iets zeggen. De Europese begroting is natuurlijk ontzettend belangrijk. Dat is het budget voor zeven jaar. Geld voor belangrijke doelstellingen waarop we als Europese Unie kunnen inzetten; voor de bescherming van burgers, bijvoorbeeld op het gebied van het aanpakken van migratie en buitengrensbewaking. Maar de onderhandelingen zitten helemaal vast.

De vraag luidt dus als volgt. Nederland heeft daar de inzet om vooral niet meer te gaan betalen. Mijn vraag aan de premier is hoe realistisch die inzet nou nog is, als je ziet dat ook hier de meeste landen van mening zijn dat er juist heel veel geld nodig is om een aantal van die grote doelstellingen te bereiken. Ik snap dus dat Nederland de hele tijd zegt dat het vooral voor minder geld moet, alleen is mijn vraag of we onszelf daarmee niet in een geïsoleerde positie plaatsen, vooral met het oog op Frankrijk en Duitsland.

Voorzitter. Tot slot Rusland. Collega Asscher zei daar al wat over met betrekking tot desinformatie. De Europese Commissie heeft een rapport uitgebracht waaruit blijkt dat inderdaad op grote schaal geprobeerd is om kiezers te beïnvloeden door het verspreiden van allerlei vormen van desinformatie, misinformatie en nepnieuws. Mijn vraag aan de premier is of Nederland nu ook gaat inzetten op het aanpakken van de grote platforms, de techbedrijven, die vaak het podium zijn voor al dat nepnieuws. Gaat de Europese Commissie of de Europese Raad daar nu ook wat aan doen? Ik krijg graag een reactie daarop.

Op de agenda staat ook de MH17. Morgen houdt het JIT een persconferentie om nieuwe ontwikkelingen naar voren te brengen op het gebied van hun onderzoek. Ik weet dat ik met mijn vraag vooruitloop op iets wat nog niet bekend is, maar gaat het kabinet aan de Europese Raad vragen om eensgezind achter de aangekondigde nieuwe conclusies te gaan staan? Dat is wel een belangrijk punt, denk ik. Tot slot worden de sectorale sancties tegen Rusland naar alle waarschijnlijkheid verlengd. Klopt de verwachting dat deze sancties verlengd worden of is er nog weerstand uit een bepaalde hoek waarover het kabinet nu iets kan zeggen?

Tot slot brexit. Wij hebben hier natuurlijk heel vaak over brexit gesproken. We hebben een tijd een adempauze gehad vanwege het uitstel tot eind oktober dat is verleend. Als ik nu door mijn oogharen naar de situatie kijk, dan is de kans toch wel heel groot aan het worden dat Boris Johnson de nieuwe premier van het Verenigd Koninkrijk wordt. Daarmee denk ik toch dat we in een situatie terechtkomen waarin een kans op een deal of een andere overeenkomst, dan wel een andere vorm van uitstel op basis van serieuze ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk, wel steeds kleiner wordt. Ik wil dus gewoon van de premier weten in hoeverre de Europese Raad zich nu aan het voorbereiden is op de toch wel zeer waarschijnlijke — niemand weet hoe dingen lopen maar de kans is toch wel vrij groot — verkiezing van Boris Johnson als de nieuwe premier van het Verenigd Koninkrijk. En wat wordt dan de positie van de Europese Raad en in het bijzonder van Nederland om de eensgezindheid die er tot nu toe is geweest, overeind te houden?

Tot zover, voorzitter.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik hoor de heer Verhoeven net zeggen dat hij een probleem heeft met veto's, een van de weinige middelen die we als Nederland nog in handen hebben om voorstellen te blokkeren. Ik zou zelf willen dat we er meer hadden en dat we ze vaker inzetten, maar D66 heeft er een probleem mee. Meneer Verhoeven noemde voorbeelden op het gebied van uitbreiding en van de begroting. We hebben natuurlijk ook nog het buitenlandbeleid. Maar van welke veto's wilt u nou eigenlijk allemaal af? Wilt u ze allemaal afschaffen? Kunt u daar iets over uitweiden?

De heer Verhoeven (D66):
Ik heb daar wel vaker voorstellen over gedaan. Als je een Europese Raad hebt, is het op zich ook logisch dat er op bepaalde punten veto's zijn, maar er zijn ook veel veto's die voortdurend zorgen voor een blokkade van één land. Een voorbeeld dat vaak genoemd is, betreft de veto's op het buitenlandbeleid. Ik wil graag voorkomen dat één land ervoor kan zorgen dat bijvoorbeeld sancties tegen Rusland worden ingesteld. Ik noem bijvoorbeeld ook de situatie in Polen en Hongarije, waar er veto's worden gebruikt om die landen niet aan te spreken. Dat vind ik niet de goede veto's, dus dat is een voorbeeld van een veto waar ik vanaf zou willen. Mij gaat het er vooral om dat als je eensgezind probeert samen een oplossing te vinden voor een groot probleem, bijvoorbeeld migratie, er een of twee landen zijn die zeggen "dat doen we gewoon niet" en dat het dan niet doorgaat. Dan krijg je een onwerkbare Europese Unie. De afgelopen vijf jaar is dat steeds manifester geworden, waardoor je dus geen stap vooruit meer kan zetten. Dat is heel slecht voor het oplossen van problemen.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik kom even terug op de inbreng van de heer Verhoeven. U noemde dat probleem van D66 met die veto's, maar u noemde daarna specifiek de terreinen uitbreiding, het openen bijvoorbeeld van toetredingsonderhandelingen, maar ook de meerjarenbegroting. Het buitenlandbeleid waar u net over uitweidde, noemde u niet, maar dat veto — dat begrijp ik — kunnen we wat D66 betreft gewoon zo de prullenbak in gooien. Maar hoe zit het dan met ons veto op de meerjarenbegroting en ons veto op het openen van bijvoorbeeld toetredingsonderhandelingen? Wilt u daar ook vanaf?

De heer Verhoeven (D66):
Volgens mij is vorige week tijdens de Raad Algemene Zaken al duidelijk geworden dat D66 sowieso voorstander is van het starten van toetredingsgesprekken met Albanië en Noord-Macedonië. Dus ik ben niet degene die de hele tijd tegen het kabinet zegt: laten we een veto inzetten. Ik ben sowieso geen voorstander van het inzetten van veto's op de vier onderwerpen die ik noemde. D66 heeft altijd gezegd dat een veto op fiscale instrumenten denkbaar is. Dus op dat gebied accepteer ik ook dat er een veto is. Ik ben niet degene die hem wil inzetten, maar ik respecteer wel dat landen een bepaalde zelfstandige positie moeten kunnen blijven houden. Op het gebied van buitenlandbeleid, het starten van de gesprekken met Noord-Macedonië en Albanië, zou ik echt absoluut geen veto willen inzetten. Aan de ene kant omdat ik sowieso voor het starten van die gesprekken ben; dat heb ik vorige week ook duidelijk aangegeven. Maar ten tweede ook om het wat bredere punt dat ik maakte. Als wij overal op zeggen: we moeten ons veto inzetten — dat is een beetje de positie van uw partij en soms ook van de SP en van andere partijen — dan mag dat een prettige manier van debatteren hier in deze Kamer zijn, maar in de Europese Unie en in de Europese Raad maakt het je tot een onmogelijke partner naar wie niet meer geluisterd wordt. En daar moeten we echt wel voor op gaan passen.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Maeijer.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Tot slot. Ik dacht eigenlijk dat ik een vrij simpele vraag stelde, maar uit het antwoord blijkt dat nu al tot twee keer toe niet zo te zijn. De heer Verhoeven haalt het veto op belastinggebied erbij, maar ik vroeg specifiek of u een veto wilt houden op het gebied van bijvoorbeeld het openen van toetredingsonderhandelingen en op het gebied van de meerjarenbegroting. Dan heb ik het dus niet over inzetten, want het is me inderdaad duidelijk dat D66 de veto's die we hebben, niet wil inzetten. Maar wilt u er gewoon vanaf, net als bij het veto op het gebied van buitenlandbeleid, of niet?

De heer Verhoeven (D66):
Ik zal het even voor mevrouw Maeijer nazoeken. Ik meen dat wij voorstander zijn van een veto op het gebied van de financiële besluitvorming en niet op het gebied van buitenlandbesluitvorming, maar ik kan dat zo heel makkelijk uitzoeken. Deze vraag heb ik al heel vaak gekregen en daar hebben wij gewoon een duidelijk standpunt over, en dat is niet veranderd de afgelopen jaren.

De voorzitter:
Nou, dan komt u daarop terug in tweede termijn.

De heer Verhoeven (D66):
Daar kom ik met alle plezier op terug bij mevrouw Maeijer in de tweede termijn. Maar ik vind wat ik aan haar punt toevoegde, wel degelijk van belang: je kunt voor het hebben van een veto zijn op bepaalde onderwerpen, maar dan kun je nog steeds vinden dat je zo'n veto niet voortdurend moet willen inzetten. Dat is wel een andere discussie.

Mevrouw Leijten (SP):
D66 staat een heel ander soort Europese samenwerking voor dan de SP. Daarin lopen we vooruit, maar ik zou toch op iets willen wijzen. Hij beweert dat het ons minder effectief maakt dat wij soms zeggen: dat gaat voor ons te ver, dat vinden wij niet in het Nederlands belang, want het wordt ook niet gesteund door onze bevolking. Dat is niet zo. Sterker nog, we hebben daar net onderzoek naar laten doen. Dat was een opdracht van de Kamer. Dat maakt ons misschien niet empathisch, maar wel effectief. Dus wat de heer Verhoeven hier schetst aan doembeelden — je mag niet nee zeggen of je mag niet een alternatief geven, want anders ben je niet meer effectief — is gewoon onjuist.

De voorzitter:
Hoe zit het, meneer Verhoeven?

De heer Verhoeven (D66):
Een keer nee zeggen kan heel goed werken. Ik noemde net vier dossiers op waar Nederland tot de weinige landen behoort die daar een probleem van maken. Wij hebben hier een Tweede Kamer die regelmatig zegt: dit moeten we niet doen; ho stop, nee! Als je dat één keer doet in de vijf jaar en verder een partner bent met wie het goed samenwerken is, die constructief is, die probeert kopgroepen te vormen, die probeert stappen te zetten, dan is dat prima. Maar wij beginnen nu in de gevarenzone te komen, is mijn stellige overtuiging. Ik doe echt een poging om serieus antwoord op uw vraag te geven en er geen karikatuur van te maken: wij zijn nu zo vaak op allerlei verschillende terreinen nee aan het zeggen dat er op een gegeven moment gezegd wordt "daar heb je Nederland weer, die gaan weer nee zeggen". Dan zet je jezelf gewoon buitenspel. Ik heb vaker betoogd dat wij een premier hebben van wie je van alles kan vinden, maar hij zit al negen jaar op de hoogste plek in Nederland. En ik kan het weten, want ik ben sinds 17 juni 2010 geïnstalleerd, nu negen jaar en een dag geleden. Dat was volgens mij de eerste dag voor mij en toen was ook deze premier er, dus ik heb altijd alleen maar deze premier gehad. Heb ik ook Balkenende meegemaakt? Ik dacht het niet.

De voorzitter:
Nu het antwoord op mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik weet niet waar dit heen gaat, maar ...

De heer Verhoeven (D66):
Waar ik heen ga, is dat deze premier een spilpositie heeft op het Europese veld. Hij is een van de mensen naar wie geluisterd wordt, omdat hij al lang meeloopt. Ik heb al vaker betoogd dat Nederland tussen Frankrijk en Duitsland een positie kan innemen, niet die Frans-Duitse as als angstbeeld wat mevrouw Leijten altijd schetst, maar juist die driehoek Nederland-Frankrijk-Duitsland waarmee je echt nieuwe coalities kan sluiten. Wat wij doen, is steeds nee zeggen waardoor we die spilpositie niet benutten. Dat vind ik een gemiste kans. Dat heb ik al heel vaak gezegd.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik hou van ronkende teksten, robuust en zo ...

De heer Verhoeven (D66):
Zeker, dat is bekend.

Mevrouw Leijten (SP):
... maar dit is echt onjuist. Het is demagogie: je mag geen nee zeggen, want dan sta je buitenspel. Dat rapport dat wij hebben laten maken, is van maart. Wij zijn hartstikke effectief. Wij zijn heel duidelijk in waarop we vooruit willen en waarop we remmen. Nederland is niet ineffectief op dit moment, ook niet omdat we duidelijke standpunten innemen op waar wij niet verder willen gaan en anderen wel. Dat is misschien vervelend voor de heer Verhoeven, maar het is gewoon niet waar dat je niet effectief bent als je duidelijk bent waar je staat, waar je vooruit wil en waar je dat niet wil. Dan ben je een normale lidstaat en dan ben je niet ineffectief. Het is onjuist wat u hier betoogt.

De heer Verhoeven (D66):
Nederland is een van de weinige landen — we moeten oppassen dat we niet het enige land zijn — die tegen het starten van de gesprekken met Albanië zijn. Nederland is een van de weinige landen — we moeten oppassen dat we niet het enige zijn — die tegen een verhoging van de Europese begroting zijn om meer te kunnen doen aan belangrijke doelstellingen. Nederland is een van de weinige landen die blijven volharden in het nee zeggen tegen toetreding tot Schengen van Bulgarije en Roemenië. Nederland is een van de weinige landen die niet een ambitieuze eurozonebegroting voorstaan. Dat zijn zo vier voorstellen in het afgelopen jaar waar Nederland de hele tijd nee, nee, nee tegen zegt. Mevrouw Leijten, ik heb u goed gehoord over uw rapport. Dat is een rapport over de afgelopen periode, maar ik kijk even vooruit hoe Nederland zichzelf de komende tijd buitenspel aan het zetten is. Als u het daar niet mee eens bent, uitstekend, maar het is gewoon een vraag van mij aan de premier. Hij komt daar vaak, hij zit vaak aan die tafel met die andere 27 leiders. Ik wil graag weten hoe hij inschat dat dat zich gaat ontwikkelen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Op al die terreinen werken we weer met andere landen samen, omdat we zeggen dat het te snel gaat, iedere keer met gefundeerde argumenten. De heer Verhoeven wil zeggen dat we alleen staan. Maar als we bij Albanië optrekken met Frankrijk, als we bij de eurozone en de meerjarenbegroting die naar beneden moet optrekken met zeven, acht, negen landen, dan vormen we daar een kopgroep om de besluitvorming te beïnvloeden. De kopgroep op bijvoorbeeld klimaat juicht de heer Verhoeven toe, maar dat komt omdat dat in zijn straatje valt. Daarmee zeggen we eigenlijk ook nee tegen wat er nu gebeurt. Ik vind het echt zo ontzettend slecht dat hij hier beweert dat je buitenspel staat als je nee zegt. Het komt gewoon niet uit onderzoek. Het komt niet uit het onderzoek van de Kamer. Het is juist een instrument dat we moeten behouden.

De voorzitter:
U heeft uw punt duidelijk gemaakt.

De heer Verhoeven (D66):
Ik vind het heel vervelend dat mevrouw Leijten mij slecht vindt. Het enige wat ik heb gezegd — dat herhaal ik dan nog maar een keer — is dat in een samenwerkingsverband nou eenmaal geldt dat als je steeds degene bent die zegt "laten we dit niet doen, op de rem trappen, niet aan beginnen, nog even wachten", je op een gegeven moment degene wordt aan wie niet meer gevraagd wordt wat je ervan vindt. Dan ben je niet meer relevant, en dat met iemand die daar nu zit namens Nederland die juist een motorrol zou kunnen spelen en niet de remblokrol.

De voorzitter:
De heer Drost.

De heer Verhoeven (D66):
Ik vind het eigenlijk heel tragisch voor deze premier dat hij door de Kamer steeds gedwongen wordt in een neerol, terwijl hij juist een prachtige jarol zou kunnen spelen.

De voorzitter:
De heer Drost.

De heer Verhoeven (D66):
Ik heb medelijden met deze premier. Ik wilde hem een hart onder de riem steken om eens wat vaker ja tegen dingen te kunnen zeggen, zodat we met z'n allen vooruit kunnen, samenwerken.

Mevrouw Leijten (SP):
U heeft veel woorden nodig.

De heer Verhoeven (D66):
Ik heb veel woorden nodig ...

De voorzitter:
Nee, u mag niet reageren.

De heer Verhoeven (D66):
... maar het zijn wel woorden die bedoeld zijn om u aan een antwoord te helpen, mevrouw Leijten.

De voorzitter:
De heer Drost.

De heer Drost (ChristenUnie):
Ik wacht rustig tot meneer Verhoeven uitgesproken is.

De voorzitter:
Nou, dat zou ik niet doen. Hij raakt nooit uitgesproken.

De heer Drost (ChristenUnie):
U bent de baas; ik weet het.

Wat mij aansprak in het betoog van meneer Verhoeven, was hoe hij begon. Hij zei: we moeten juist zoeken naar samenwerking, niet die blokkades, niet altijd maar nee zeggen. Maar ik miste de komma, dat de andere kant van het verhaal is dat je ook niet altijd ja kunt zeggen. Mijn vraag aan meneer Verhoeven is waar dan voor D66 in dit geval de grens ligt. We kunnen Albanië als voorbeeld nemen. Waar ligt voor D66 de grens? Er kan toch in het belang van Nederland of het belang van de Europese Unie een nee zijn? Dat kan altijd toch aan de hand zijn, meneer Verhoeven?

De heer Verhoeven (D66):
Zeker. Een mooie vraag van meneer Drost. Ik had aan mevrouw Leijten namelijk eigenlijk willen vragen: waar wilt u dan vooruit? Want mevrouw Leijten had het over dingen waar ze vooruit wil, maar ik weet zeker dat zij niks kan noemen waar ze op vooruit wil. Nu vraagt de heer Drost aan mij waar ik wil remmen. Nou, heel duidelijk: Turkije, daar heeft D66 duidelijk op de rem getrapt. Oekraïne, waar de SP van zei dat het zo de Europese Unie in wordt geramd. Daarvan heeft D66 altijd gezegd: dat wordt wat ons betreft geen lid. Daar hebben we duidelijk op de rem gestaan. De landen die nu bezig zijn met toetreding, Montenegro en Servië, hebben allemaal hoofdstukken geopend, maar er pas een paar gesloten. D66 kijkt heel objectief naar die meetlat en als er in die landen ontwikkelingen zijn waardoor het niet kan, zegt D66 gewoon nee.

De voorzitter:
Meneer Drost ...

De heer Verhoeven (D66):
Wij weten heel goed wat het is om nee te zeggen, maar we weten ook wat het is om ja te zeggen en daar ging mijn punt over.

De heer Drost (ChristenUnie):
Helder antwoord, waarvoor dank aan de heer Verhoeven. Dan toch even inzoomen op Albanië, want dat ligt op tafel. Wij constateerden hier in Nederland in een aantal debatten in de afgelopen maanden dat we bijvoorbeeld te maken hebben met export van criminaliteit vanuit Albanië naar Nederland. Waarom legt D66 daar geen grens? Waarom zegt zij niet: de situatie in Albanië beziend, moeten wij er nu nog niet voor kiezen om die toetredingsonderhandelingen te open?

De heer Verhoeven (D66):
Ik ben er geweest — ik denk dat het vorig jaar was — met de commissie en toen hebben we daar absoluut gezien dat op een aantal punten Albanië nog lang niet voldoet aan de maatstaven van de Europese Unie. Maar daar is dat toetredingsproces met het openen van al die hoofdstukken nou juist voor. Wij zeggen — dat heb ik in de afgelopen weken ook in alle debatten steeds betoogd — dat dit het voorportaal is waar Albanië wat ons betreft in mag stappen om te beginnen met toewerken naar de standaarden die Europa stelt op basis van de Kopenhagencriteria.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Verhoeven (D66):
De partijen die zeggen dat zij dat niet aandurven, zeggen dus: wij durven een land zelfs niet eens de kans te geven om daar in 30 jaar naartoe te groeien. Ik vind dat uitermate voorzichtig, voor die landen zeer teleurstellend en ook niet het bieden van het perspectief dat nodig is in deze geopolitieke verhoudingen met landen als China, Rusland en Turkije die allemaal om de loer liggen om die Balkanlanden geopolitiek in te lijven.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Verhoeven. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het is inderdaad goed dat collega Asscher stilstond bij de weerzinwekkende moord op Walter Lübcke. Ik sluit me graag bij zijn woorden aan.

Er staat bij deze Europese top veel op het spel. Ik ben natuurlijk benieuwd wie de nieuwe hoofdrolspelers worden, de voorzitters van de Commissie en van de Raad. Ik verwacht dat de minister-president straks wel een tipje van de sluier zal oplichten, zodat ik mijn nieuwsgierigheid niet meer al te lang hoef te bedwingen.

Uit de uitslag van de Europese verkiezingen van een maand geleden zijn een paar conclusies te trekken. Allereerst de hoge opkomst; collega's spraken er ook al over. Dat is goed nieuws, want kennelijk hechten steeds meer Europese burgers eraan zich uit te spreken over de richting die de Europese Unie opgaat. De verkiezingen hebben ook geleid tot nieuwe politieke verhoudingen. De meerderheid van sociaaldemocraten en christendemocraten, die zo lang vanzelfsprekend was in het Europees Parlement, bestaat niet meer. Macron maakte de liberalen groter, met een uitgesproken pro-Europees verhaal, en de groenen scoorden in Duitsland en Frankrijk, maar ook elders, hoger dan ooit. Ten derde is er natuurlijk de sterke opkomst van de rechtspopulisten, Le Pen, Orbàn en Salvini. Die wonnen met programma's die in veel opzichten haaks staan op de waarden en ambities waar de Europese Unie ooit voor is opgericht. Ook dat vraagt om een programmatisch antwoord.

Daarom is het goed dat de Europese Raad deze week praat over de strategische agenda. Daar wil ik nog wat langer bij stilstaan. De vraag bij die strategische agenda is voor mijn fractie of die groen en sociaal genoeg is en of de plannen Europa sterker maken in een wereld die steeds meer onberekenbare vrienden en rivalen kent. De voorgestelde strategische agenda staat voor een economie die sterk en duurzaam is en die bescherming biedt, zo heet het.

Collega Asscher sprak ook al over de sociale pijler. Hoever is de minister-president bereid te gaan op dit vlak? Moeten er bijvoorbeeld afspraken per land komen over een minimumloon of een bestaansminimum? GroenLinks vindt van wel. Wat vindt het kabinet? Moet er bijvoorbeeld paal en perk gesteld worden aan de marktwerking in de publieke sector? De aanbestedingsplicht in de zorg bijvoorbeeld zorgt voor veel ongewenste bureaucratie en voor tarieven die vaak te laag zijn om kwaliteit te kunnen leveren. GroenLinks vindt van wel. Wat vindt het kabinet?

Gaan we Europese afspraken maken over eerlijke belastingen? Gaan we afspraken maken die een einde maken aan de onderlinge concurrentie, die een race naar de bodem tot gevolg kan hebben? GroenLinks vindt van wel. De tekst van de strategische agenda spreekt van "zorgen voor een eerlijke en effectieve belasting". Ook de G20 sprak zich onlangs uit voor een minimumtarief voor de winstbelasting. Wat vindt het kabinet? Juist als we op het sociale terrein de Europese samenwerking verdiepen, kunnen we burgers de meerwaarde van samenwerking laten zien en de bescherming bieden die wordt beloofd.

Ook migratie vraagt om een Europees antwoord. Het kabinet noemt dat ook als een van de Nederlandse prioriteiten die hun weerslag vinden in de tekst. Maar wat ik ervan zag in een uitgelekte versie, die inmiddels op een aantal punten zal zijn bijgesteld, vond ik eerlijk gezegd nogal teleurstellend. Ruim drie jaar na de EU-Turkijedeal lukt het niet om uit de impasse te komen. Er zijn geen nieuwe deals. Er zijn geen nieuwe overeenkomsten. De opvang op de Griekse eilanden schiet dramatisch tekort. Er zijn dit jaar alweer 10.000 mensen vanuit Turkije overgestoken. Er zijn honderden verdrinkingsdoden. Libië dreigt de vluchtelingen die daar zijn gestrand, de zee op te sturen. De aanpak van mensensmokkel stagneert. Van een Europees gecoördineerd terugkeerbeleid lijkt geen sprake. Hoe kijkt de minister-president hiertegenaan? Welke conclusies trekt hij uit dit onvermogen om de huidige crisis te bezweren en de Unie klaar te maken voor de toekomst?

Wat voor migratie en voor het sociale domein geldt, geldt ook voor de aanpak van de klimaatcrisis. Ook die kan alleen in Europees verband effectief zijn. Het is goed dat Nederland zich inzet voor een aanscherping van de reductiedoelstelling in 2030 en voor klimaatneutraliteit in 2050, zeg ik namens mijn fractie. Zit daar beweging in? Kunnen de bezwaren van landen die aarzelen omdat ze niet weten wat dit concreet betekent, worden weggenomen? Ik hoor graag een reactie.

Ik zei het net al: de vraag is ook of de strategische agenda Europa sterker maakt, in een wereld waarin we steeds meer onberekenbare vrienden en rivalen hebben. Ik zie de Europese Unie vooralsnog als een geopolitieke dwerg. We willen niet naïef zijn, maar we vergroten Ruslands geopolitieke speelruimte door de deur wijd open te zetten voor Nord Stream 2. We willen niet naïef zijn, maar na Piraeus, dat gedwongen in de verkoop ging, staan nu ook de Italiaanse havens voor China in de etalage. We willen niet naïef zijn, maar als Frankrijk en Duitsland — niet gespeend van eigenbelang, dat zie ik natuurlijk ook wel — pleiten voor een daadkrachtigere Europese industriepolitiek, waarin voorzichtig meer ruimte wordt gevraagd voor staatssteun en voor goedkeuring van fusies, dan staat Nederland met kracht op de rem. Is dat nou zo verstandig, vraag ik de minister-president.

Geopolitiek — het ging er net al even over — is ook de kwestie van de Westelijke Balkan en de eventuele start van toetredingsonderhandelingen met Noord-Macedonië en Albanië. Mijn fractie is daarvoor, ook omdat we denken dat die onderhandelingen de EU invloed geven op de noodzakelijke democratisering en hervorming van de rechtsstaat, op de stabiliteit in de regio, en op de ambities van anderen — denk aan Rusland, Turkije en China — om in die regio in het hart van de EU invloed te verwerven. Hoe ziet de minister-president dat? Er lijkt in de Europese Unie veel draagvlak om onderhandelingen te beginnen. Is er een reële kans dat door beide, Noord-Macedonië en Albanië, in de loop van het jaar aan de voorwaarden daartoe wordt voldaan? De minister van Buitenlandse Zaken heeft ons vorige week nog een brief geschreven waarin staat wat die voorwaarden zouden kunnen zijn. Is er kans op dat daaraan wordt voldaan? Hoe ziet de minister-president dat?

Ten slotte, voorzitter, kort iets over de rechtsstaat. Er is veel om ons zorgen over te maken: de persvrijheid, onafhankelijke rechtspraak, vrijheid van organisatie, een integere en transparante overheid. Dat zijn de waarden die de kern raken van waarvoor de EU ooit is opgericht. We weten inmiddels dat ze ook binnen de EU niet vanzelfsprekend zijn. De EU zou harder mogen optreden tegen regeringen die er de hand mee lichten. Het getreuzel met de artikel 7-procedure tegen Hongarije is daar een voorbeeld van. Hoe staat het ermee, zou ik de premier willen vragen.

Maar, en daar sluit ik mee af, er is gelukkig ook een optimistisch verhaal. In Slowakije werd dit weekend een nieuwe president geïnstalleerd, die tegen de stroom in werd gekozen, juist omdat ze zich keerde tegen onverdraagzaamheid en willekeur. Dat inspireert en dat roept — dat is mijn laatste zin, voorzitter — de vraag op of de Europese Unie over voldoende instrumenten, middelen en mogelijkheden beschikt om in de landen waar de rechtsstaat onder druk staat de positieve bewegingen voor democratie te steunen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ojik. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Leijten namens de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Er is lang naar de aankomende top uitgekeken door velen die zeiden "dat wordt belangrijk voor de toekomst van Europa". Op vele dossiers zouden grote stappen gezet worden. We zien eigenlijk dat dit op heel veel dossiers niet gebeurt, omdat landen zeggen "dit is niet goed genoeg voor ons". De heer Van Ojik zei het al: ten aanzien van gemeenschappelijk asielbeleid zouden wij willen dat er meer voortgang was. Als het gaat om klimaat zetten wij het beentje wat steviger voor. Ik zal zo nog op de eurozone komen, maar daar was een grote doorbraak verwacht die er niet is gekomen. Inderdaad, omdat Nederland kritisch is, en wat mij betreft terecht.

Wat mij een beetje tegenstaat is dat ik als volksvertegenwoordiger om negen minuten over drie vertrouwelijk de strategische agenda krijg. Dan moet ik, terwijl ik bij de stemmingen zit, naar een geheim zaaltje lopen en daar lezen wat de regeringsleiders allemaal bekokstoofd hebben. Waarom is dat niet gewoon openbaar? Waarom mogen wij niet weten wat er uit is onderhandeld tussen al die vertegenwoordigers van de Nederlandse regering, de Duitse regering, de Franse regering en noem maar op? Wat ligt daar nou op tafel? Waarom mogen we dat niet gewoon weten? Waarom moet dat geheim zijn?

Wat mij betreft, wat de SP betreft zetten we fors in op het beschermen van de rechtsstaat en democratie en de vrijheid van de pers. Ik maak me grote zorgen dat dit niet fatsoenlijk gebeurt. We hebben moorden gezien op journalisten. In Slowakije heeft dit wel degelijk geleid tot een kiezersrevolte. Die uitkomst is er nu. Er is een democratische correctie. Maar als je kijkt naar hoe de correctie op Malta plaatsvindt ... Een collega uit ons midden, de heer Pieter Omtzigt, moet daar als vertegenwoordiger van de Raad van Europa met beveiligers over straat omdat hij onderzoek doet naar de toedracht van een moord en naar de vraag of de overheid wel daadwerkelijk een rechtsgang organiseert. Ik hoop dat de minister-president afstand wil nemen van Malta en zijn premier.

Het gaat over de poppetjes, de posities. De posities worden verdeeld onder drie politieke groepen. Het is natuurlijk een puzzel, want je moet rekening houden met waar iemand vandaan komt, of iemand een man of een vrouw is, wat de politieke achtergrond is. Er zijn al heel wat dinertjes en lunches geweest, telefoongesprekjes gevoerd en sms'jes verstuurd — bewaart u ze allemaal, zou ik willen zeggen — de afgelopen tijd over de posities. Volgens de berichten zijn de drie politieke groepen — de sociaaldemocraten, de liberalen en de christendemocraten — er nog niet uit. Wat denkt de minister-president, gaat er op deze top een besluit genomen worden? Ik weet het niet, want ik ga die strategische agenda en dat soort dingen niet inzien als ze geheim zijn, maar ik zou wel willen weten of er volgens hem een besluit komt.

Er is ook een eurotop. Dan gaat het over de eurozonebegroting. Dat mag tegenwoordig niet meer zo heten, want Wopke, onze minister van Financiën, heeft er een nacht over gebokst om ervoor te zorgen dat het anders genoemd wordt. Het is een gezamenlijke portemonnee waar landen gezamenlijk geld in stoppen en waar landen vervolgens een beroep op kunnen doen om hun economie op orde te krijgen. De belofte dat de euro de landen naar elkaar zou laten toegroeien, dat de euro goed was voor de economieën, is niet nagekomen. Dan zou je zeggen: pas op de plaats. Nee, niets van dat alles, we gaan voort met het politieker maken. Nu hebben we dus die gemeenschappelijke pot geld, die gemeenschappelijke portemonnee. Dat is een ware overwinning voor de Fransen. Wat zijn nu precies de voorwaarden voor wanneer een land een beroep kan doen op deze pot geld?

De vraag rijst ook wat er gebeurt als een land zich niet aan die voorwaarden houdt. Er wordt gesproken van medefinanciering als er geld uit die pot komt, maar hoe hoog moet die zijn? Is dat €1 of is dat een bepaald percentage? Wie beslist wanneer een land het geld niet meer krijgt omdat het zich niet aan de voorwaarden houdt? Is dat de Europese Commissie? Nou, we hebben gezien hoe zij politiek doet.

En dan nog dit. Ik zie dat de Fransen juichen bij deze uitkomst. Ze zeggen dat de eerste stap is gezet en dat het alleen nog maar kan groeien. Vorige week is er een motie van mij aangenomen die zegt: op het moment dat niet aan de Nederlandse voorwaarden wordt voldaan bij deze eurozonebegroting, dat budgettair instrument of hoe het dan ook genoemd wordt, dan kiest Nederland ervoor om niet mee te doen. Dat is de zogenaamde opt-out. Ik mag toch van de minister-president verwachten dat dit in het vervolgtraject ook nog geldt. We gaan nu verder onderhandelen, verder onderhandelen en hopen dat er in december een definitief akkoord is. Maar Nederland doet toch niet mee als het misloopt?

Dan de belangrijke voorbereiding op de agenda en de inzet van de Europese Unie voor de klimaattop in september. Over het vastleggen van concrete doelen is nog wat gedoe. Dat vind ik eigenlijk wel begrijpelijk vanuit sommige lidstaten omdat zij gewoon een andere economie hebben, met een ander soort uitstoot. Het is goed dat Nederland hierin vooropgaat. Ik las een uitgelekt rapport van de Europese Commissie waarin staat: je kan die vliegbelasting doen, maar veel nuttiger is een belasting binnen de Europese Unie op kerosine. Die belasting op kerosine beperkt de CO2-uitstoot met 11% en in Nederland zelfs met 19% en er is geen schade voor de werkgelegenheid. Dat is toch veel eerlijker dan het invoeren van een vliegbelasting, zo vraag ik aan de minister-president. Het is toch niet logisch dat wij belasting betalen op het moment dat wij onze tank volgooien bij het tankstation terwijl die niet betaald wordt wanneer die duizenden liters in een vliegtuig gaan? Het gaat over — ik heb het opgezocht — 1 miljard liter kerosine per jaar. Als je €0,50 erop zou heffen, heb je al een heel mooi fonds waar je heel veel mee kan doen. Is de minister-president bereid dit in te brengen? Dit kan misschien wel weer eens een doorbraak zijn in een dossier dat redelijk vastzit.

Voorzitter. De Europese Commissie wil graag dat de landen voortmaken met het Meerjarig Financieel Kader. Zij wil graag dat dit het komende halfjaar wordt afgerond. Denkt de minister-president dat dit lukt?

Ik mis op de geannoteerde agenda — dat is wél een openbaar stuk dat wij ter voorbereiding krijgen — de uitbreiding, die wel op de agenda zou staan omdat die besproken wordt door de ministers van Buitenlandse Zaken. Is het gelukt om af te gaan van de koppelverkoop van het toelaten van Albanië en Noord-Macedonië tot de toetredingsonderhandelingen? Minister Blok zei dat dit zijn inzet was.

Tot slot, voorzitter. Het is goed dat we geen desinformatie van buitenlandse mogendheden tijdens verkiezingen of in andere situaties willen en het is goed dat we het daarover hebben. Maar er is in alle lidstaten ook een enorme reclamecampagne geweest vanuit het Europees Parlement en de Europese Commissie om een positief gevoel over de Europese Unie te geven. Minister Blok zei helder: ik zit daar niet op te wachten; ik zit niet te wachten op een Europees Parlement of een Europese Commissie die in Nederland aan opkomstbevordering doet; dat is onze taak. Hoe ziet de minister-president dat? Want als het gaat over desinformatie: de Europese Commissie heeft via Libelle en via De Speld allerlei platforms ingekocht om ook de opinie te beïnvloeden. Zouden we daar niet op dezelfde manier kritisch op moeten zijn?

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maeijer namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank je wel, voorzitter. Meer dan een maand geleden kwamen de Europese regeringsleiders bijeen voor een top over de toekomst van de Europese Unie. Na afloop werd een bombastische verklaring aangenomen waarin andermaal de liefde voor en de trouw aan het Europese project werden uitgesproken. Deze keer gebeurde dat met het ondertekenen van tien geloften. Premier Rutte ging namens Nederland akkoord met onder andere teksten als: "Wij zullen onszelf de middelen geven om onze ambities waar te maken. Wij zullen de Unie de middelen geven die nodig zijn om haar doelstellingen te halen en haar beleid uit te voeren."

Anderhalve maand geleden werd er dus getekend voor de middelen die nodig zijn, terwijl de onderhandelingen over de nieuwe meerjarenbegroting van de Europese Unie nog in volle gang zijn. Je hoort de kassa al bijna rinkelen in Brussel. Want vraag je het de Europese Commissie, dan weet je dat er altijd meer nodig is; 1.200 miljard maar liefst deze keer. Ondertussen weten we ook al wie daarvoor moet gaan betalen.

Voorzitter. Het lijkt er sterk op dat een van die tien geloften uit Sibiu is geworden: wij zullen de portemonnee gaan trekken. Ik denk dat er al verlekkerd naar de cheques wordt uitgekeken, in ieder geval door de Europese Commissie die in een discussiestuk dat zij rondstuurde ten behoeve van de komende top, maar wat graag verwees naar de beloften gedaan in Sibiu. Dat lijkt me op z'n zachtst gezegd geen lekker uitgangspunt als je nog midden in de onderhandelingen zit over de begroting en dus over de hoogte van de Nederlandse afdracht. Mijn vraag is dan ook wat de premier op de komende top gaat doen om ervoor te zorgen dat het mes nu eindelijk eens in die begroting gaat en de Nederlandse afdracht daalt. Hoe staat er nu eigenlijk voor met de discussie over nieuwe eigen middelen?

Voorzitter. Dan die andere begroting: de eurozonebegroting, die geen eurozonebegroting mag heten. Hoe zit het nu eigenlijk met de financiering van dit instrument? In het verslag van de eurogroep lees ik: "In de kenmerken van het instrument is opgenomen dat financiering zal worden bepaald in de context van het MFK", van de meerjarenbegroting dus. Een zin waar je volgens mij heel veel kanten mee op kan. Wat verstaat de premier eigenlijk onder "in de context van het MFK"?

Mag ik hem een ander voorbeeld voorhouden? In de context van de onderhandelingen over de meerjarenbegroting vindt er ook een discussie plaats over de oprichting van een Europese vredesfaciliteit. Dat zou een instrument moeten worden buiten de meerjarenbegroting om, met een eigen pot geld van meer dan 10 miljard voor zeven jaar. Lidstaten financieren dat door een jaarlijkse contributie, buiten de afdracht aan de begroting om dus. Is dat wat er wordt bedoeld met "in de context van het MFK"? In de context van de onderhandelingen over de begroting onderhandelen we over een instrument dat we dus apart gaan financieren? Is dat de bedoeling?

Voorzitter. De roep om meer macht en meer geld is groot in Brussel. De ambities van de Europese Commissie rijzen de pan uit en dat zal bij de volgende lading Eurocommissarissen vast niet anders zijn. Als kapstok voor hun wensen gebruiken zij de strategische agenda, waarin de prioriteiten staan waar de EU-bobo's zich de volgende termijn mee bezig moeten houden. Deze strategische agenda, door sommigen ook weleens een Europees regeerakkoord genoemd, zal op de komende top worden vastgesteld. Het stuk is uiteraard, zoals we helaas gewend zijn, weer vertrouwelijk, en dat terwijl deze agenda gebruikt zal worden om de komende jaren allerhande voorstellen de wereld in te slingeren. Mijn vraag is dan ook of de premier kan uitsluiten dat deze agenda op enige manier ruimte aan de Europese Commissie zal bieden om meer bevoegdheden naar zich toe te trekken. Kan de premier garanderen dat ook onderdeel van die agenda zal zijn dat het mes in de begroting gaat? Minder macht, minder geld, minder regels en minder EU-bobo's zou wat ons betreft de inzet moeten zijn, zolang we nog in de Unie zitten.

Voorzitter, tot slot. Mijn tien minuten heb ik niet nodig zoals u ziet. Niet alleen de baantjescarrousel van het Binnenhof draait weer overuren, ook die in Brussel draait op volle toeren. Er worden toppen en diners gewijd aan de koehandel over de zo begeerde Brusselse baantjes, met die van voorzitter van de Europese Commissie als hoofdprijs. Natuurlijk met uitzondering van degenen die zichzelf tot een zogenaamde Spitzenkandidat uitgeroepen hebben, ontkent de een nog stelliger dan de ander in de race te zijn voor de topfunctie met bijbehorend topsalaris. Wat ons betreft kunnen we die hele Europese Commissie missen als kiespijn. Dat de Europese stoelendans dan van het toneel verdwijnt, lijkt me heel erg mooi meegenomen.

Nederland zoekt, zo lezen we, een slagvaardig persoon met kwaliteiten. Veel algemener kan die omschrijving volgens mij ook niet zijn. Maar kijkt het kabinet er bij het invullen van de poppetjes ook naar of het niet iemand wordt zoals Juncker, die klaagt over het feit dat de EU geen eigen vliegtuig heeft en die het normaal vindt om zich te verplaatsen met een gehuurde privéjet? Misschien kijkt het kabinet er ook wel naar of het niet iemand is die eens wat gaat ondernemen tegen dat wanstaltige salaris van €32.000 per maand.

Voorzitter, dat was het.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Maeijer.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Otterloo namens 50PLUS.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. De minister-president en zijn collega's bespreken deze week de strategische agenda, oftewel het boodschappenlijstje voor de nieuwe Europese Commissie. Ik zal niet alle onderwerpen op dat lijstje afvinken, maar me beperken tot de strategische agenda, het Meerjarig Financieel Kader, de eurotop over de financiën en het klimaat.

Ik begin met dat laatste. Is mijn indruk juist dat er in september een hopeloos verdeelde Europese delegatie naar de VN-klimaattop gaat? Er ligt nu een stuk zonder conclusies. "Synthese of oplossingsrichting om een akkoord over een reductiedoel op lange termijn dichterbij te brengen", zo lezen we in de geannoteerde agenda.

Ik lees tussen de regels door ook enige kritiek op het Roemeense voorzitterschap en die proef ik ook in de tekst over het MFK. Daar staat dat de tekstvoorstellen van het voorzitterschap "geen goede weergave zijn van de verschillende standpunten binnen de Raad". Is die indruk van de kritiek op het Roemeens voorzitterschap juist, zo vraag ik de premier.

Over het MFK is er weinig positiefs te melden. We lezen dat het krachtenveld op nagenoeg alle onderwerpen nog sterk verdeeld is. Het is inmiddels duidelijk dat er dit jaar geen beslissingen vallen. In de wandelgangen is nu sprake van maart 2020. Acht de premier dat haalbaar?

Dan de eurotop. We hebben de indruk dat het er vorige week hard aan toe is gegaan in de eurogroep en in de Ecofin. Een aantal zaken, zoals het depositogarantiestelsel, is op de lange baan geschoven. Wel duidelijk is dat Nederland heeft moeten inbinden op het punt van een aparte begroting voor de eurozone. Het wordt weliswaar geen schokfonds, maar het komt er wel. We verzinnen daar nu een andere naam voor, maar dat die eurozonebegroting onvermijdelijk lijkt, is wel duidelijk. Of verzint de minister-president als Tom Poes nog een list om er iets anders van te maken?

Anderzijds: waarom zegt het kabinet dan niet gewoon dat dit een feit is? Zo erg is het ook niet om een keer je verlies toe te geven. Dankzij de hardnekkige opstelling van minister Hoekstra is in ieder geval een aantal piketpaaltjes geplaatst. Ik noem het verzet tegen een extra fonds naast de reguliere begroting en tegen de plannen voor het vullen van het fonds. Hoe beoordeelt de premier zelf de uitkomsten van het overleg in de eurogroep? Verwacht hij dat er eind deze week nog aanvullende stappen zullen worden gezet? Of schuiven de regeringsleiders dit door naar een volgende bijeenkomst en naar de volgende bijeenkomst van de ministers van Financiën?

Voorzitter. Dan de strategische agenda. In de geannoteerde agenda staat dat het kabinet zich in grote lijnen kan vinden in het concept. Dat leidt natuurlijk tot de vraag op welke punten de premier deze week verdere aanscherping zal bepleiten. Maar 50PLUS wil graag aandacht vragen voor een zaak die naar onze mening ook een plek moet hebben op de strategische agenda, namelijk leeftijdsdiscriminatie. In het stuk komen de Europese waarden ook aan bod. Gelijke behandeling is daarvan in onze ogen een van de belangrijkste. Op dit moment is een vijfde van de bevolking in de Europese Unie 65 jaar of ouder. In heel veel landen — in Nederland gelukkig in steeds mindere mate — is die groep min of meer afgeschreven. We kennen allemaal schrijnende voorbeelden van leeftijdsdiscriminatie in de zorg, in de financiële wereld en op sociaal gebied.

In juli 2008 heeft de Europese Commissie een richtlijn vastgesteld over de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen, ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Dit voorstel heeft tot doel om ook buiten de arbeidsmarkt het beginsel van gelijke behandeling van personen, ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, toe te passen. Het creëert een kader voor het verbod op discriminatie op deze gronden en stelt in de Europese Unie hetzelfde minimumbeschermingsniveau in voor mensen die op die gronden worden gediscrimineerd. Het is dus een aanvulling op de al uit 2000 daterende richtlijn die discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt, als het gaat om aard, arbeid, beroep of beroepsopleiding. Die richtlijn uit 2008 is nog steeds niet overgenomen door de Europese Raad, omdat een aantal landen zich daartegen verzet. Daarom vraagt 50PLUS de premier met klem om dit deze week in de discussie over de strategische agenda aan de orde te stellen, met als doel dat de Raad zich uitspreekt en dat dit nadrukkelijk uitgangspunt van het beleid in de hele Unie wordt.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Otterloo. Dan geef ik nu het woord aan de heer Drost namens de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Twee weken geleden was de vaste Kamercommissie voor Europese Zaken op werkbezoek in Brussel bij onder andere de Europese Commissie. We werden ontvangen op de verdieping van Eurocommissaris Hahn, die verantwoordelijk is voor de Europese toetredingsonderhandelingen. We zaten in een vergaderruimte waar op de muur een uitspraak stond van Robert Schuman. Die uitspraak is ook nu nog relevant, ook voor de onderwerpen van vandaag.

Voorzitter. Die quote stond er in drie talen: Frans, Duits en Engels. Ik doe hem in het Engels en zal dan een poging doen tot een Nederlandse vertaling. "Europe will not be made all at once, or according to a single plan. It will be built through concrete achievements which first create a de facto solidarity." En nu in het Nederlands: Europa zal niet in één keer worden gebouwd of volgens een enkelvoudig plan. Het zal worden gebouwd door tastbare resultaten die in de eerste plaats een feitelijke solidariteit zullen creëren.

Dat is wat de ChristenUnie betreft nog steeds de houding die de Europese samenwerking zou moeten kenmerken: binnen de Unie door te werken aan de bevordering van vrede en solidariteit en aan de grenzen van de Unie door het uitdragen van de belangrijke waarden van onze rechtsstaat en andere verworvenheden. Dat kost tijd. En die tijd moeten we durven nemen.

Wat ons eerlijk gezegd enigszins tegenvalt in de kabinetsappreciatie van het Europese toetredingsbeleid is de eenzijdige nadruk op het economische belang voor Nederland. Alsof nieuwe kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven het hoogste doel van een eventuele uitbreiding zijn en het enige criterium waaraan dit afgemeten moet worden!

Ik heb een vraag aan de minister-president. Zou het uitgangspunt dat we in Europa streven naar vrede en welvaart tussen volkeren, in zichzelf al niet een argument mogen zijn om na te denken over ondersteuning van nog niet aangesloten landen in Europa, bijvoorbeeld op de westelijke Balkan? De premier sprak in het debat over de EU-top in Sibiu over de vijf plus één prioriteiten. "Plus één" staat voor het bevorderen van de rechtsstaat, de basisvoorwaarde voor het functioneren van de Europese Unie. Gaat de minister-president dit onderwerp opnieuw aankaarten op de Europese top? Krijgt dit een prominente plaats in de nieuwe strategische agenda?

Het lijkt nog niet zo eenvoudig om de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie te kiezen. Ik begrijp dat de premier er niet alles over kan zeggen, maar kan hij ten minste iets zeggen over het proces? Waar staan we nu als het gaat om de invulling van de openstaande Europese topfuncties? Kan hij iets zeggen over zijn diner met collega-premiers onlangs? Verwacht hij dat de Raad deze week al met namen gaat komen?

De discussie over de invulling van die plekken staat, als het goed is, niet los van de vraag wat we willen bereiken met de EU. Wat wordt de komende jaren de strategische agenda voor de Europese Unie? Wij kunnen ons vinden in de prioriteiten die het kabinet samen met de Kamer heeft gesteld. In hoeverre zijn er eigenlijk grote verschillen van mening tussen de lidstaten, vraag ik de premier. Zijn er lidstaten die voor die agenda zaken gaan inbrengen die Nederland juist niet wil? Welke zijn dat? Waar liggen de uitdagingen? Wat doet Nederland daarmee?

Voorzitter. Er zijn problemen met de rechtsstaat in een te groot aantal landen binnen de Unie. Is de premier dat met ons eens? We hebben het vaak over Polen en Hongarije, maar er zijn ook problemen in Roemenië, Bulgarije en niet in de laatste plaats in Malta. In dat kader citeer ik uit de mededeling van de Europese Commissie over haar uitbreidingsbeleid: "Our Union must be stronger, more solid and more efficient before it can be bigger." Met andere woorden: de EU moet haar huiswerk maken, voordat ze kan nadenken over uitbreiding. We gaan ervan uit dat de premier dit onderschrijft. Wat de ChristenUnie betreft moet het Europese huis juist op het punt van de rechtsstaat op orde zijn, voordat we verder zouden kunnen uitbreiden. Graag een reflectie van de minister-president op dit punt. Toetreding van de landen op de Westelijke Balkan is wat de ChristenUnie betreft dan ook een stap te ver. Op welke manier stelt de minister-president voor dat wij die landen wel blijven ondersteunen in hun route naar meer democratie en een goed functionerende rechtsstaat?

Voorzitter. Het klimaatbeleid staat ook op de agenda. Wij steunen het kabinet ook in zijn zoektocht naar bondgenoten binnen de Unie om in 2050 klimaatneutraal te zijn en voor 2030 op te schalen van 40% naar 55% CO2-reductie. Hoe groot acht de premier de kans dat die doelstelling ook letterlijk zo in de strategische agenda terechtkomt? Hoe zijn de vorderingen in de zogenoemde kopgroep op dit punt?

Voorzitter. Ten slotte over de euro. Na afloop van de eurogroep van afgelopen week bleek de Spaanse minister van Financiën enigszins boos op minister Hoekstra, vooral omdat de stabilisering van de economie niet als doel was toegevoegd aan de eurozonefaciliteit BICC. Mijn fractie roept de minister-president op om net als minister Hoekstra de deur stevig dicht te houden naar onze Zuid-Europese vrienden, zowel wat betreft de doelen van deze faciliteit binnen het MFK alsook met betrekking tot de omvang en de criteria. Graag een bevestiging daarop.

Mevrouw Leijten (SP):
Vorige week is een motie van mij aangenomen die zegt: als aan de Nederlandse voorwaarden niet wordt voldaan met dat begrotingsinstrument of die eurozonebegroting, dan moet Nederland kiezen voor niet meedoen, de zogenoemde opt-out. Is dat wat u betreft nog steeds zo? Wat er nu ligt, is natuurlijk geen eindresultaat van het instrument, maar een volgende stap.

De heer Drost (ChristenUnie):
Die laatste conclusie laat ik aan mevrouw Leijten. Ons probleem met deze discussie is de stabiliseringsfaciliteit, die wellicht toegevoegd zal worden. Dat is op dit moment van tafel. Zoals minister Hoekstra ook al een keer gedaan heeft, hebben wij de opt-out steeds als een reële optie gezien.

Mevrouw Leijten (SP):
De stabilisering zit er nu inderdaad niet in, maar er zit ook een opdracht bij om het instrument verder te volmaken. Er is nog altijd een discussie of het binnen of buiten de begroting moet. Er zijn een aantal heel duidelijke Nederlandse voorwaarden aan zo'n begrotingsinstrument, aan zo'n gezamenlijke pot geld. Ik wil die gezamenlijke pot geld niet, maar ik vind in ieder geval dat die voorwaarden moeten worden gehandhaafd. Als die stabilisering er in het verloop van de discussie, in het komende halfjaar of wellicht het komende jaar, toch weer in komt, als het toch buiten de meerjarenbegroting wordt geplaatst of als de pot geld toch weer veel groter wordt, dan is die opt-out toch nog altijd een reële optie voor de ChristenUnie?

De heer Drost (ChristenUnie):
Volgens mij heeft ook de regering dat al bij herhaling toegezegd. Dat begon een aantal maanden geleden in de Financial Times. Wij gaan ervan uit, maar ik heb die vraag niet voor niks ook aan de minister-president gesteld, dat de stabiliseringsfaciliteit niet in het BICC wordt ingevoegd en dat de criteria gaan gelden die we met elkaar hebben afgesproken. Dat is wat ons betreft ook de uiterste grens.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.

De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het is belangrijk dat de leiders bijeenkomen voor de Europese top, want Europa is het beschermen waard, mevrouw de voorzitter. Meerdere collega's voor mij — de heer Asscher begon ermee — spraken over de moord op onze collega-politicus Lübcke. Ook ik wil zijn familie en nabestaanden, maar ook onze collega-politici, condoleren met deze verschrikkelijke moord. Uiteraard sluit ik me aan bij de vraag die de heer Asscher stelde aan de minister-president. Ik zou ook tegen de Voorzitter willen zeggen: zou het geen idee zijn dat wij als parlement onze collega's in Duitsland een hart onder de riem steken en dat we aan hen laten weten dat we het verschrikkelijk vinden en met hen meeleven, net als natuurlijk met de familie?

Hij is niet de enige politicus die lijdt onder wat hij vindt en gezegd heeft. We zien ook onze collega-volksvertegenwoordiger in Nederland, Murat Memis, een Nederlandse, een Europese volksvertegenwoordiger, die naar het zich laat aanzien wordt vastgehouden omdat hij tweets van een Nederlander heeft geretweet, door iemand aan de rand van Europa die vindt dat hij zelf mag bepalen wat waar en niet waar is. Mevrouw Leijten sprak ook al over Pieter Omtzigt, die beveiliging nodig heeft als hij een onderzoek doet naar een collega-land in Europa, Malta.

Europa is het beschermen waard, mevrouw de voorzitter. Ik begrijp heel goed dat mensen zich zorgen maken over hun toekomst en dat soms radicale ideeën aantrekkelijk lijken. Ik begrijp heel goed dat mensen soms denken dat een land het in zijn eentje het beste kan. Maar laten we dan ook juist naar het verleden kijken om daarvan te leren. Dan is het juist de Griekse mythologie die ons het voorbeeld geeft van Europa en de stier. Net als die radicale ideeën soms, kan je het zien als een heel mooie, vette, sterke stier die aantrekkelijk is om bovenop te gaan zitten, maar we weten dat uiteindelijk iets anders achter die stier schuilging als we de mythologie volgen, namelijk een grote macht met slechte ideeën en een dubbele agenda. Laten we zorgen dat ons Europa niet op de rug van die stier van radicalisme wegrent, de zee inspringt, wegzwemt en de rest van de familie en vrienden verweesd achterlaat. Juist hier is het heel mooi dat we onenigheden kunnen uitwisselen. Dat hebben we ook te danken aan die vrede in Europa. Dat kon een hele tijd niet en dat kan hier nu wel. Laten we dat dan ook beschermen en uitwisselen, maar ook de landen onderling in Europa. Daarom ben ik blij dat ik dat soort onenigheden vandaag ook met mijn collega's en met de premier mag uitwisselen.

Dat geldt bijvoorbeeld voor de top van 20 en 21 juni, die een volle agenda heeft. De besluiten worden eigenlijk voor een groot deel buiten die vergadering genomen. Zo bespreken de leiders overmorgen de EMU terwijl het echte debat daarover vorige week in de Ecofin plaatsvond. Donderdag wordt over specifieke aanbevelingen gesproken, maar Italië is de weg naar de strafbank al gewezen. Ook voor het MFK kunnen we niet veel voortgang verwachten. Waar wel over besloten wordt op deze top is het openen van de toetredingsonderhandelingen met kandidaat-lidstaten en over topfuncties in de EU-instellingen, die overigens ook wel door iemand gedaan moeten worden. Ik wil de premier dan ook verzoeken om het verslag van de top nog voor het begin van het reces aan de Kamer te doen toekomen.

Daarnaast heb ik nog een aantal andere vragen aan de premier. Allereerst over de EMU en het MFK. De afgelopen week zijn er tijdens de Ecofin grote stappen gezet in de hervorming van de EMU. Daarom eerst een compliment aan het kabinet en de minister van Financiën over dat behaalde resultaat. Ik heb wel een vraag over het eurozone-instrument voor convergentie en concurrentievermogen, het zogenaamde BICC. Dit zal naar verwachting onder het MFK komen te vallen en daardoor maken ook niet-eurolanden aanspraak hierop. Kan de premier aangeven hoe dit in zijn werk gaat? Welke stappen zijn er gezet in de MFK-onderhandelingen? Is er al meer duidelijk over de mate waarin de landbouw- en cohesiegelden worden hervormd? De achtervang van het resolutiefonds komt bij het ESM, maar de Tweede Kamer wilde eigenlijk eerst een rapport met een onafhankelijke toets op de risicoreductie. We gaan geen risico delen zonder de risico's eerst te reduceren. Wanneer kunnen we dat rapport verwachten?

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb aan de heer Van Helvert eigenlijk dezelfde vraag als die welke ik net voor de heer Drost had. Vorige week heeft het CDA een motie gesteund waarin we de opdracht meegaven aan de minister van Financiën dat als de Nederlandse voorwaarden voor het begrotingsinstrument en de eurozonebegroting geschonden worden, voor ons de optie geldt om niet mee te doen, de zogenaamde opt-out. Nu zijn er stappen gezet maar hoe het instrument er volledig uit komt te zien, gaat de komende maanden nog verder in onderhandeling. Geldt wat u betreft nog steeds die grens die de Kamer vorige week heeft getrokken?

De heer Van Helvert (CDA):
We staan nog steeds achter de motie die is ingediend. Ik heb begrepen dat ook is voldaan aan de voorwaarden die Nederland gesteld heeft. Ik vond dit eigenlijk wel een goede vraag, want ik wil het ook weten. Ik voeg er nog de volgende vraag aan de minister-president aan toe: klopt het dat er is voldaan aan alle voorwaarden die Nederland gesteld heeft? Dan hebben we allebei zo meteen het antwoord dat we er graag op willen hebben.

Mevrouw Leijten (SP):
Dank voor het heldere antwoord: ja, daar staan we nog steeds achter. Het lijkt er nu op dat inderdaad aan de Nederlandse voorwaarden is voldaan, maar er zijn nog zo veel open eindjes dat we volgens mij heel scherp moeten blijven, in het vervolg.

De heer Van Helvert (CDA):
En dat deel ik met mevrouw Leijten.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Van Helvert (CDA):
Als het gaat om Italië: kan de premier aangeven hoe het staat met de voortgang van de buitensporigeschuldprocedure? Gaat de premier in de Raad Italië aansporen om de begrotingsafspraken na te komen? Als Italië dat niet doet, lopen de eurozone, en Italië overigens voorop, zware schade op. Zie het noodplan voor Griekenland, dat deze week naar buiten kwam. De EU stond klaar met voedselhulp voor 2 miljoen Grieken bij een faillissement. Daarom zou ik tegen de premier zeggen: houd vol, want als we deze regels niet handhaven, kunnen de gevolgen enorm zijn.

Het CDA wil een ambitieus Europees klimaatbeleid. We kunnen beter samen met Europa maatregelen nemen om onze CO2-emissies te reduceren, dan dat elk land dat afzonderlijk doet. Zoals in het regeerakkoord staat, pleit het kabinet voor een CO2-reductiedoel van 55% in Europa in 2030. Dat willen we bereiken samen met Europa of met een voor ons land relevante kopgroep, zodat we ons eigen nationale doel naar boven kunnen aanpassen. Kan de premier aangeven wanneer we weten of het Europese reductiedoel voor 2030 — het is nu 40% — wordt verhoogd of niet, en of er eventueel zo'n relevante kopgroep kan ontstaan? Daarnaast gaat het om het doel voor 2050. Wat zal de EU op dat punt presenteren? Is daar bij de premier al iets van bekend?

Dan de posities van de EU. Ik zou eerst willen memoreren dat de premier is benoemd tot Europees informateur. Gefeliciteerd daarmee, namens de christendemocraten. Wij vragen wel even of de premier daar zit namens Nederland of dat de premier daar onderhandelt namens de liberale fractie in Europa, want dat zou nogal een verschil maken. Kan de premier verslag doen van hetgeen is besproken met de andere coördinatoren? Wat is de opdracht precies? Wat wordt van hem verwacht? Gaat hij daar ook iets over presenteren bij de top deze week?

Uitbreiding staat onder voorbehoud op de agenda van de Raad. Afgelopen week hebben we ten behoeve van de RAZ een motie van collega Omtzigt (21501-02, nr. 2019) aangenomen om de toetredingsonderhandelingen met Albanië niet te starten. Media berichten dat na Nederland steeds meer lidstaten problemen hebben met het openen van onderhandelingen zoals de Europese Commissie voorstelt. Kan de premier het krachtenveld in de Raad aangaande Albanië weergeven? Zal hij in de Raad ook het standpunt van Nederland overbrengen? Ten slotte. Hoe verhoudt volgens de premier het starten van de noodremprocedure zich tot het openen van gesprekken?

Voorzitter. Dan de brexit. Kan de premier wederom een update geven van de voortgang van de voorbereidingen van Nederland op een no-dealbrexit? Hoe staat het bijvoorbeeld met het werven van personeel en het oprichten van de keuringsplaats voor levende dieren? We verwachten op 1 september een volledige analyse van de readiness van Nederland, want de datum van 31 oktober en premier Johnson — dat zei meneer Verhoeven ook al — komen dichterbij.

Ten slotte, mevrouw de voorzitter. De Raad zal zich mogelijk — naar gelang de ontwikkelingen, staat er dan — ook over specifieke kwesties betreffende het buitenlandbeleid buigen. Betekent dit dat de Raad een gemeenschappelijk standpunt in zal nemen over Iran? Hoe kijkt onze minister-president naar het bewijs dat door de Verenigde Staten is geleverd voor de betrokkenheid van Iran bij de aanval op de olietankers in de Golf van Oman? Aanvallen op de koopvaardij zijn onacceptabel, zo liet het kabinet weten. Het is van groot belang te achterhalen wie wat gedaan heeft. Het kabinet wil bewijzen zien, betrouwbare bewijzen. USCENTCOM gaf helikopterbeelden vrij waarop te zien is dat de Iraanse Revolutionaire Garde aan kleefmijnen van een olietanker zat, omdat die niet wilden ontploffen. Acht het kabinet dit bewijs betrouwbaar, zoals het dat wenste? Is hierover contact met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk? Zoekt het kabinet actief contact? Wanneer komt het kabinet met een appreciatie? Immers, als Iran een besproken onderwerp wordt tijdens de top — dat kan ik me heel goed voorstellen — dan is het wel handig dat het kabinet zijn positie hierop kent. Kan de premier die dan ook met ons delen?

Tot slot, mevrouw de voorzitter. Onder het kopje "specifieke kwesties, naar gelang de ontwikkelingen" zou misschien ook de Duitse tol nog besproken kunnen worden, want daar heeft het Europees Hof een hele duidelijke uitspraak over gedaan. Kan de premier de collega's uit Duitsland vragen hoe zij deze maatregel zo snel mogelijk op een andere manier gaan uitvoeren of dat zij deze misschien niet gaan uitvoeren?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Helvert. Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. De EU heeft de wind weer in de zeilen. Zo lijkt het althans als je kijkt naar de vele ambitieuze en strategische plannen, voorstellen en doelstellingen van de EU. Op verschillende onderwerpen wil Nederland in de kopgroep zitten. Dat geldt bijvoorbeeld voor het thema klimaat. Maar Duitsland, onze buurman, kiest een veel nuchterder opstelling. Dat land verbindt zich niet aan allerlei jaartallen en percentages, maar stelt de terechte vraag: hoe kan de Europese Unie tot klimaatneutraliteit komen? Is dat überhaupt mogelijk en zo ja, wat is daarvoor de beste manier?

Dit zijn natuurlijk cruciale vragen die je vooraf moet stellen en niet pas achteraf. Ik roep het kabinet op een voorbeeld nemen aan deze Duitse nuchterheid. Wat de SGP betreft zouden subsidiariteit en proportionaliteit een veel prominentere plaats moeten innemen in de Strategische Agenda 2019-2024.

Er moet ook meer aandacht zijn voor de centrale rol van de lidstaten. Mijn vraag aan de minister-president is of hij deze zienswijze deelt en zo ja, of zo nee, wat hij daaraan gaat doen. Als het zo nee is, dan zal hij er ook niet zo veel aan doen, schat ik in.

Voorzitter. Mijn fractie vindt dit zeker ook een aangelegen punt bij de onderhandelingen over het nieuwe voorzitterschap van de Europese Commissie en het Europees Parlement. Mijn vraag is dan ook of het kabinet toetst of die nieuwe leiders de bevoegdheden van de lidstaten willen respecteren en of zij, ook in het licht van de brexit, echt oog hebben voor de oprechte zorgen van veel Europese burgers over onnodige bemoeienis vanuit Brussel met binnenlandse zaken. Daar zou ik graag een reactie op hebben.

Dan het Meerjarig Financieel Kader. Ik vraag me af waarom dit kabinet zo onduidelijk is over zijn concrete keuzes en inzet. En kan dit kabinet in getallen aangeven wat het totale maximumbedrag en wat het maximale percentage ten opzichte van het bruto nationaal inkomen van de EU moet zijn? Wat de SGP-fractie betreft, stijgt het Meerjarig Financieel Kader niet en houden we vast aan 1% van het bruto nationaal inkomen.

Maar ik heb er een hard hoofd in dat dit ook daadwerkelijk de situatie zal zijn. Niet alleen gezien de grote ambities, zoals verwoord in de strategische agenda, maar ook omdat er allerlei nieuwe en forse onderdelen aan het Meerjarig Financieel Kader worden toegevoegd. Mijn vraag is: hoe verhoudt dit zich tot de Nederlandse onderhandelingsinzet of, directer gesteld, gaat Nederland daarmee instemmen?

Voorzitter. Dit brengt me bij de plannen voor een eurozonebudget, of het zogenaamde schokfonds. De Volkskrant analyseerde onlangs dat de ministers van Financiën de gedroomde uitbouw van de eurozone beperkt hebben tot een bescheiden kapel. Mijn fractie ziet echter wel degelijk de betonstructuur van een forse uitbouw ontstaan, ook al zijn de muren nog niet helemaal op hoogte gemetseld. Weliswaar toonden de eurozonevoorzitter en de Eurocommissaris zich teleurgesteld, maar dat lijkt vooral een doorzichtige poging om te doen alsof er weinig aan de hand is en tegelijk ook druk op de ketel te houden. Dat zij spreken van eerste en kleine stapjes die samen een groter effect hebben en dat de Fransen spreken over een eurozonebegroting en een minirevolutie, dat zegt wat ons betreft ook genoeg.

Over het schokfonds, de BICC, heeft mijn fractie dus nog de nodige prangende vragen. Die luiden kort gezegd als volgt. Hoeveel geld mag er naar dit fonds toegaan? Gaat dit geld uit nieuwe heffingen komen of uit bestaande? Wat zijn precies de strikte voorwaarden waaronder het uitgevoerd mag worden? Wat als het BICC wel een expliciete stabilisatiedoelstelling krijgt? Daaraan is al eerder gerefereerd. En tot slot: beaamt de minister-president de conclusie van het CPB dat zo'n schokfonds niet noodzakelijk is voor het voortbestaan van de euro?

Voorzitter. U begrijpt, ik zie enorm uit naar de reactie van onze minister-president. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Tot slot geef ik het woord aan de heer Anne Mulder namens de VVD.

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter, dank. Om te beginnen sluit ik me graag aan bij de woorden van een aantal collega's over de moord op een Duitse politicus, de heer Lübcke, die zeer waarschijnlijk is geïnspireerd door politieke motieven. Dat is een dieptepunt in de democratie.

Voorzitter. Dan de Europese Raad. Ik zeg het vaker: het gaat erom in Europa te behouden en te versterken wat we samen hebben opgebouwd aan veiligheid en economische groei. Daartoe dient ook de strategische agenda voor de nieuwe Europese Commissie die wordt vastgesteld door de Europese Raad. Als mijn fractie het goed leest, dan staan daar een aantal Nederlandse prioriteiten in. Dat zijn het oplossen van de grote grensoverschrijdende problemen die landen niet zelf kunnen oplossen, zoals klimaat, veiligheid en migratie, het aanwakkeren van de economische groei, zoals het vervolmaken van de interne markt, vooral op het gebied van diensten, waar nog een enorme slag te slaan is, en het handhaven van regels. Volgens mij staat dat expliciet in de strategische agenda. De vraag is natuurlijk hoe je daar handen en voeten aan geeft. Kan de premier, onze eerste minister, iets zeggen over hoe dat gaat gebeuren? Over de strategische agenda is mijn vraag: is Nederland nou tevreden of wil de premier dit nog verder verbeteren? Waar gaat de discussie zich de komende week op toespitsen? Wat zijn nog de openstaande punten? Ik krijg daarop graag een reactie.

Dan de topposities. Net als mijn collega's de heer Van Helvert en de heer Van Ojik is ook mijn fractie zeer benieuwd wat er nu gaat gebeuren. De VVD-fractie deelt het uitgangspunt van de beste mensen op de goede en belangrijke posities, maar wat is de stand van zaken? Kan de premier een tipje van de sluier oplichten? Wanneer kunnen we verwachten dat de mensen zijn benoemd?

Dan de toekomst van de eurozone. Er zijn conclusies opgesteld in de eurogroep. Worden deze de komende week gewoon overgenomen of gaat er toch nog een discussie plaatsvinden in de Europese Raad? Wat de VVD betreft ziet het er goed uit. Er zijn goede coalities gesmeed met de Hanzeliga. Dat laat zien dat dit effectief is.

Dan kom ik bij brexit. Collega's hebben het al gezegd: het is wellicht handig, gelet op de situatie in het Verenigd Koninkrijk, om het no-dealscenario weer op te poetsen en de Kamer te informeren over de actuele stand van zaken van de voorbereidingen. Een paar maanden geleden was er een motie-Van Ojik, die het kabinet vroeg om ons per departement een update te geven van de voorbereidingen op een no-dealbrexit. Het zou goed zijn als het kabinet dat binnenkort weer doet. We hebben een aantal Britse kandidaat-premiers gezien. Sommigen zeggen heel losjes dat ze niet voldoen aan hun verplichtingen of dat ze gaan heronderhandelen. Komt er nou een statement van de Europese Raad dat dit niet aan de orde is, om toch te proberen een aantal Britse kandidaat-premiers — niet allemaal — wat realiteitszin bij te brengen en ervoor te zorgen dat ze uit de sprookjeswereld vertrekken?

Tot slot Noord-Macedonië en Albanië. Volgens mij heeft minister Blok van Buitenlandse Zaken daar zojuist over gesproken in de Raad Algemene Zaken, die net klaar is. Kan de minister-president aangeven wat de resultaten zijn van die Raad Algemene Zaken ten aanzien van Albanië en Noord-Macedonië wat betreft het openen van de toetredingsonderhandelingen?

Dank u, voorzitter

Mevrouw Leijten (SP):
Ook aan de heer Mulder van de VVD stel ik de vraag die ik stelde aan het CDA en de ChristenUnie, omdat zij ...

De voorzitter:
Hij weet het.

Mevrouw Leijten (SP):
U vindt dus dat die motie een doorwerking heeft in het verdere proces van de onderhandelingen over dat begrotingsinstrument?

De heer Anne Mulder (VVD):
Ja.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat kan ook: kort en krachtig. Daarmee zijn we ook aan het eind gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 18.45 uur.

De vergadering wordt van 17.37 uur tot 18.45 uur geschorst.

De voorzitter:
We gaan verder met het debat over de Europese top van 20 en 21 juni 2019 en ik geef de minister-president het woord.


Termijn antwoord

Minister Rutte:
Voorzitter. Laat ik ook beginnen met de moord op de Duitse politicus Lübcke. Ik deel wat Lodewijk Asscher en de anderen daarover gezegd hebben, dat we daarvan kennisgenomen hebben en zeer geschokt zijn. Iemand die het debat niet uit de weg ging; iemand die ook in de eigen partij en in de Duitse politiek zeer gemist wordt. Naar ik heb begrepen, heeft de Duitse politie een verdachte opgepakt. Dat is op zichzelf een goede zaak. We moeten natuurlijk oppassen om op de zaken vooruit te lopen, maar ik heb begrepen dat er een extremistisch, mogelijk ook een rechtsextremistisch motief achter zou zitten. Nogmaals, ik wil voorzichtig zijn, want wij kennen natuurlijk niet alle details van de precieze opsporing, maar dat zijn allemaal signalen die het nog weer extra zorgwekkend maken, al is het feit op zich al verschrikkelijk. Ik zie ook vreselijke berichten rondgaan op sociale media, die, denk ik, op ons allemaal als zeer onsmakelijk overkomen. Dank dat dat punt gemaakt is en ik mag mij daarbij aansluiten.

Voorzitter. Er zijn heel veel vragen gesteld over heel veel onderwerpen. Ik probeer het een beetje te clusteren, maar het zal toch ook een tikje door elkaar lopen. Helemaal te vermijden is dat niet. De heer Drost, om er maar even een te pakken, want daar zijn wel meer vragen over gesteld, vroeg hoe het gaat met de vijf prioriteiten en de rechtsstaat vooral ook. We hebben eigenlijk vijf prioriteiten plus één: hoe gaan we ervoor zorgen dat die Commissie ook gaat leveren? Dat is natuurlijk het volgende punt. Inzake de rechtsstaat wil ik graag verwijzen naar de kabinetsreactie ... Excuus. Inzake het functioneren wil ik graag wijzen op de reactie op het rapport van Van der Graaf. Dat gaat naar verwachting later deze maand naar de Kamer. Als het gaat om het eigen huis op orde krijgen en ervoor zorgen dat ook de toolbox versterkt wordt, dan kunnen we, denk ik, op hoofdlijnen de zaak positief benaderen. Waar het specifiek de rule of law betreft, zet het kabinet er inderdaad op in dat dit een prominente plek krijgt in de strategische agenda. Ik denk overigens dat de huidige tekst daar ook in voorziet, maar ik zal hem daar nog een keer op toetsen.

In hetzelfde kader natuurlijk artikel 7, Hongarije, een vraag van de heer Van Ojik. De verwachting is dat het aankomend Fins voorzitterschap op korte termijn de eerste hoorzitting zal organiseren over Hongarije, of dat zal agenderen. Dat zullen wij steunen. Het is nu van groot belang dat de Raad ook zelf verantwoordelijkheid gaat nemen, na de aanname van het Sargentini-rapport dat vorig jaar september is verschenen.

Dan was een vraag of er wel voldoende middelen zijn om, als de rechtsstaat onder druk staat, ook ondersteuning te kunnen geven. Dat is in de eerste plaats een verplichting en verantwoordelijkheid van de lidstaat zelf, maar hierbij kan wel steun of enige druk van buitenaf noodzakelijk zijn. Daarom zij wij ook voorstander van een nieuw EU-fonds voor justitie, rechten en waarden. Dat heeft de Commissie voorgesteld in het kader van het nieuwe MFK, ook om het maatschappelijk middenveld in landen waar de rechtsstaat onder druk staat, te ondersteunen. Er zijn ook programma's van de Raad van Europa die bijdragen aan de versterking van de rechtsstaat in de lidstaten.

In dat kader kwam ook een vraag over het rapport-Omtzigt over Malta. Dat krijgt terecht veel aandacht, ook in Nederland. Het rapport is een belangrijke bijdrage en Malta is opgeroepen om het serieus te behandelen en er ook gevolg aan te geven. Er zijn enige tijd geleden arrestaties verricht. Het onderzoek is nog gaande. De Commissie heeft gezegd het proces zorgvuldig te monitoren en is ook bereid tot actie als daartoe nadere gronden zijn. Wij verwelkomen deze betrokkenheid en volgen ook zelf de ontwikkelingen op de voet. Stef Blok, de minister van Buitenlandse Zaken, heeft tijdens zijn bezoek in januari de zorgen die ook in Nederland leven, overgebracht. Wij zullen erop aandringen dat de juiste stappen worden gezet om de verdachten te vinden en te berechten.

Ik moet er wel bij zeggen dat dit niet op agenda van deze Europese Raad staat. En het werkt niet zo dat ik daar allerlei zaken zelf kan agenderen. Het staat niet op de agenda, maar dat neemt niet weg dat dat voor ons geen reden is om voor dit belangrijke punt niet vol de aandacht te blijven vragen. Dit ook in de wetenschap dat een van de collega's hier in de Kamer er natuurlijk zeer actief bij betrokken is.

Mevrouw Leijten (SP):
We spreken hier vaak over de rechtsstaat, de situatie in verschillende Europese landen, landen die lid zijn van de Europese Unie, waar we ons zorgen over maken. Erkent de minister-president dat bij een goed functionerende rechtsstaat onafhankelijke media horen en dat journalisten dus niet bedreigd moeten worden in hun bestaan wanneer zij publiceren over of onderzoek doen naar de zittende macht?

Minister Rutte:
Volkomen.

Mevrouw Leijten (SP):
Hoe gaat de minister-president er dan mee om dat hij de hand schudt van de premier van Malta, die juist besproken werd door deze journalist, of van de premier van Tsjechië, die een proces aan de broek heeft gekregen van Transparency International? Hoe gaat hij daarmee om? Zegt hij daar wat over? Is er dan een gesprek of blijkt de etiquette zo te zijn dat je daar op dat moment over zwijgt?

Minister Rutte:
Als de feiten onomstotelijk zijn vastgesteld, wordt het stevig besproken. Ik heb bijvoorbeeld al een aantal keer met Orbán over de kwestie van het rapport-Sargentini gesproken. Maar het gaat stap voor stap. Ook dat is rule of law. Nu het rapport-Omtzigt er is, vind ik het van groot belang dat Malta de stappen kan zetten en dat ook de Commissie aan zet is, en dat ik nu niet de rechter ben. Als eenmaal duidelijk is wat er precies aan de hand is, zoals in het geval van Hongarije, zijn wij ongemeen duidelijk.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
Voorzitter. Er zijn een aantal vragen gesteld over de strategische agenda, onder anderen door de heer Mulder. Het is nu uiteraard van belang dat die agenda niet alleen wordt vastgesteld maar ook wordt uitgevoerd. Daarom ook is in de conclusies vastgelegd dat in oktober wordt teruggekomen op de implementatie. Het is nog niet precies bekend hoe we die discussie gaan structureren, maar we zullen er natuurlijk op toezien dat het goed gaat. Finland als volgende voorzitter, de nieuwe Finse premier, zal daar een grote rol in hebben.

Maar het is ook van belang dat dit nu onderdeel wordt van het werkprogramma van de Commissie. Dat betekent dat deze prioriteiten worden meegegeven aan de nieuwe Commissievoorzitter, maar ook dat we eraan gaan werken dat die strategische agenda landt in een werkmethode van de Commissie die niet meer gedreven wordt door pillarisation, het feit dat iedereen zijn eigen portefeuille heeft, maar zo veel mogelijk wordt vormgegeven door themagewijs te werken. Het was ooit het idee, met de vicepresidenten, dat er veel meer themagewijs gewerkt zou worden. Een voorbeeld is migratie: je wilt natuurlijk dat op dat onderwerp alle betrokken Commissarissen met elkaar samenwerken, evenals alle staten die bij de Raad werkzaam zijn. Het gaat dus niet alleen om de inhoud, maar ook om de delivery. Daar kan Europa, de Europese Commissie nog behoorlijk aan kracht winnen, zodat we ook echt doen wat we ons hebben voorgenomen.

De heer Van Otterloo vroeg waar we nog een aanscherping gaan bepleiten. Zoals u kunt zien in de geannoteerde agenda, kunnen wij ons goed vinden in de strategische agenda, want die bevat eigenlijk alle essentiële punten uit de Staat van de Unie. Zeker ook waar het de EU-governance betreft, zullen wij heel scherp toezien op de uitvoering: de rechtsstatelijkheid, de transparantie en het functioneren van de instellingen. We zijn blij met wat er in de agenda en de onderliggende stukken staat.

Klimaat is natuurlijk een voorbeeld van een kwestie waarop de zaken ambitieus moeten zijn. Wij zouden een ambitieuze tekst willen, inclusief het noemen van mid-century 2050 als het moment van klimaatneutraliteit. Als dat zou lukken, is dat een punt waarop de strategische agenda kan worden aangepast. Ik kom zo nog terug op de vraag hoe specifiek op dat punt het krachtenveld zich ontwikkelt, maar op zichzelf ben ik tevreden met het stuk. Wel moeten we bij dit type zaken kijken of het mogelijk is om door middel van het bouwen van coalities de zaak nog verder aan te scherpen.

Dan de antidiscriminatierichtlijn. Wij zullen de komende periode ons hard blijven maken voor die richtlijn. Het principe van gelijke behandeling is natuurlijk een van de fundamentele waarden van de Unie. Gezien het feit dat een aantal landen op een aantal punten dwarsligt, is het nog niet op voorhand zo dat deze richtlijn nu kan worden ingebracht in de discussie rond de vaststelling van de strategische agenda. Er zal in de discussie later deze week natuurlijk ook weer sprake zijn van een discussie over fundamentele rechten en vrijheden van burgers in de Unie. Die worden ook in de strategische agenda benoemd. Maar ik kan de heer Van Otterloo verzekeren dat wij ons voor deze richtlijn zullen hardmaken. Dit lijkt nu niet helemaal precies het forum om dat doen, maar dat neemt niet weg dat dit een gezamenlijk project is van hem en mij.

Dan was er de vraag van de heer Stoffer over subsidiariteit en proportionaliteit in de strategische agenda: gaan we ons daarvoor inzetten? Nederland heeft in Brussel aangedrongen op een paragraaf in de strategische agenda over het functioneren van de Unie. We zijn op zichzelf blij dat die er is en dat er ook expliciet aandacht is voor deze onderwerpen.

Dan de specifieke vraag of bij de benoeming van de nieuwe voorzitter ook oog is voor deze thema's. De strategische agenda stelt de prioriteiten voor de komende jaren. Dat is ook de opdracht die wij nu meegeven als Europese Raad, als strategisch richtinggevend orgaan van de Unie, aan de nieuwe Commissie. De kwesties van subsidiariteit en proportionaliteit maken daar integraal onderdeel van uit, dus men heeft zich daartoe te verhouden.

Dan de vraag van de heer Asscher over de sociale pijler. Het sociaal beleid en de sociale pijler as such staan natuurlijk expliciet in de strategische agenda. Nederland steunt dat. Daarin staat opgenomen dat de Europese pijler van sociale rechten geïmplementeerd moet worden op het niveau van de Unie en de lidstaten, wel rekening houdend met de respectievelijke bevoegdheden. Er is ook een brief van 24 mei van minister Koolmees van Sociale Zaken over de toekomst van de sociale dimensie aan de Kamer gestuurd. Daarin is benoemd dat het kabinet de nieuwe Commissie helpt bij de toepassing van de beginselen van de sociale pijler op basis van de ...

Ik zeg er wel bij: wij steunen de huidige verdeling van de verantwoordelijkheden; we willen die niet veranderen. Daarbij ligt de focus op een aantal belangrijke vraagstukken, waaronder uiteraard de toekomst van werk maar ook thema's waar Nederland zich onder het vorige kabinet en onder dit kabinet sterk voor heeft gemaakt. Belangrijk zijn ook de thema's die de heer Asscher naar voren heeft gebracht in zijn bijdrage. Meer specifiek zijn dat zaken als opwaartse sociaal-economische convergentie, de toekomst van werk, fatsoenlijke arbeidsmobiliteit, de coördinatie van sociale zekerheid en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden, met bijzondere aandacht voor bedrijven die in meerdere lidstaten functioneren.

De heer Verhoeven vroeg of ik het ermee eens ben dat de Raad geblokkeerd is door minderheidsveto's en hoe we minder nee gaan zeggen. Ik herkende dat beeld niet helemaal. Het is waar dat Nederland opvattingen heeft en dat wij vinden dat het wel een keer mooi is met hoeveel de Unie spendeert en dat het ook mogelijk moet zijn om binnen het budget wijzigingen aan te brengen. Wij komen heel erg actief, vind ik, met eigen voorstellen. Denk aan klimaat, waarbij wij een van de voortrekkende landen zijn, de interne markt, migratie, rechtsstatelijkheid en transparantie.

Ik herken me in dat opzicht niet zozeer in dat beeld. Maar inderdaad, die samenwerking is niet onbegrensd. Ik denk dat we eerlijk moeten zijn dat er ook in deze Kamer partijen zijn zoals D66 die vanuit de eigen overtuigingen voor een verdere Europese samenwerking zouden zijn, op nog meer terreinen. Dat is niet het kabinetsbeleid. In die zin moet ik natuurlijk het kabinetsbeleid uitdragen. Ook in de eurogroep — we komen zo nog te spreken over versterking van het ESM en het BICC-instrument — zie je toch dat Nederland steeds het land is dat probeert constructief knopen uit de discussie te trekken.

Dan de vraag van de heer Van Ojik over het minimumloon. Er zijn verschillende lidstaten die daarmee ambities hebben. Er ligt nu geen concreet voorstel. Als dat er komt, zullen we het op zijn merites beoordelen. Dat zal Wouter Koolmees, de minister van Sociale Zaken, doen. Zijn brief van 24 mei over de sociale dimensie zal dan als toetsingskader dienen. Er zitten een paar belangrijke uitgangspunten in, waaronder weer de bestaande bevoegdheidsverdeling, maar ook aandacht voor handhaving van de bestaande afspraken en een betere verbinding tussen sociaal beleid en de andere beleidsterreinen in de Unie.

Dan de marktwerking. De interne markt met de vier vrijheden is natuurlijk een integraal onderdeel van het functioneren van Unie. Die zijn nooit absoluut geweest. Er zijn uitzonderingen in het Verdrag, bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid. Wij pleiten als kabinet niet voor het opheffen van alle barrières. We zullen steeds een afweging moeten maken tussen nationale belangen, de belangen van uiteraard de mensen en de belangen van het creëren van sterke ondernemingen, waar ook weer veel mensen aan het werk kunnen. Dat moet dus altijd een balans zijn. Marktwerking is daarmee geen doel op zichzelf. Het is een methode om uiteindelijk de beste verdeling te krijgen van geld, productiemiddelen en mensen.

Waarom is de strategische agenda niet openbaar en waarom is die zo laat naar de Kamer gestuurd, was een vraag van mevrouw Leijten. Dat is eigenlijk een discussie die we vaker hebben. Het is net als bij de conclusies van de Europese Raad, die vertrouwelijk zijn tot het moment dat ze worden vastgesteld. Wij hadden graag gezien dat de strategische agenda op het Delegates Portal was geplaatst, zodat u die zelf had kunnen inzien. Wij hebben daar opnieuw aandacht voor gevraagd en er een pleidooi voor gehouden in Brussel. Het is goed gebruik om als documenten niet beschikbaar zijn op het Delegates Portal, die vertrouwelijk naar de Kamer te sturen. Dat is vandaag om twaalf uur gebeurd.

Vandaag heeft Stef Blok, de minister van Buitenlandse Zaken, op dit punt in de Raad Algemene Zaken expliciet aandacht gevraagd voor transparantie en heeft hij ook een non-paper over transparantie gepresenteerd. Dat is een van de onderwerpen waaraan Nederland nu actief probeert bij te dragen, daartoe ook aangespoord door verschillende partijen in de Kamer; door de heer Omtzigt, maar ook door andere partijen, zoals D66, GroenLinks en de SP. Velen hebben daar natuurlijk aandacht voor gevraagd. Een van de punten in die paper is dat Raadsdocumenten eerder proactief openbaar moeten worden gemaakt, met respect voor de benodigde "space to think", zoals dat zo mooi heet.

Dan de vraag van mevrouw Maeijer of we kunnen uitsluiten dat er meer bevoegdheden naar Brussel gaan met de strategische agenda. Volgens mij worden er in deze strategische agenda geen bevoegdheden overgedragen, maar is het een zeer gefocuste werkagenda. Het hele idee van de Europese Unie was tot vijf jaar geleden toch een beetje een feestcommissie op zoek naar een feest. Dat is echt gestopt met de vorige Commissie, de huidige Commissie-Juncker, en ook het goede werk van de eerste vicepresident Timmermans. Ik vind ook dat deze strategische agenda in die traditie verder procedeert.

Dan benoemingen. Het streven is, zoals u weet, om donderdag een akkoord te bereiken over de benoemingen.

De voorzitter:
Voordat u naar de benoemingen gaat, heeft de heer Van Ojik nog een vraag over het vorige punt.

Minister Rutte:
Excuus, ja.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik probeer de spanning er nog een tijdje in te houden wat die benoemingen betreft.

De voorzitter:
Maar dat lukt niet helemaal.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Hoeft dat niet?

Ik wil graag nog wat over die strategische agenda vragen. Er is in ieder geval een versie van uitgelekt, dus die hebben we allemaal gezien. Daar stonden op een aantal punten ineens verrassend concrete dingen in, bijvoorbeeld dat we naar eerlijke belastingheffing zouden moeten streven op Europees niveau of dat we meer industriebeleid zouden moeten voeren op Europees niveau. Herkent de minister-president die punten ook nog in de nieuwe versie?

Minister Rutte:
Dat kan ik hier dus niet in het openbaar zeggen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien kan hij zeggen of hij ze herkent.

Minister Rutte:
Nee, dat kan ik ook niet doen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Als hij ze herkent, maar ook als hij ze niet herkent, wat vindt hij ervan? Zouden dat nou goede ideeën zijn om dat Europa dat beschermt, waar het over gaat, handen en voeten te geven?

Minister Rutte:
Ik kan daar dus niet op reageren, maar ik kan natuurlijk wel in algemene zin iets zeggen: stel nou dat er zoiets zou staan. Over industriebeleid is op zichzelf een hoop te zeggen. We moeten natuurlijk oppassen dat we niet vallen in de "trap" van het Frans-Duitse paper dat uiteindelijk ook de Europese Commissaris voor Mededinging onder politieke aansturing wilde plaatsen, mede vanwege de mislukte fusie tussen twee grote Duits-Franse bedrijven. Daar zou ik tegen zijn. Het is heel belangrijk dat we een onafhankelijke Commissaris voor Mededinging houden die niet onder politieke toetsing staat. Dus als je industriebeleid voert, moet dat integraal zijn met alle andere andere aspecten van het internemarktbeleid en de manier waarop wij vorm geven aan onze buitenlandse handelsrelaties. Als je het zo bekijkt, in zijn integraliteit, is er veel te zeggen voor industriebeleid, maar dan wel als onderdeel van die veel bredere agenda.

Dan het andere onderwerp dat u benoemde, meneer Van Ojik.

De voorzitter:
Ja, meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Uit de uitgelekte versie van de strategische agenda herinner ik me bijvoorbeeld de term "a fair taxation", dat er wordt gepleit voor eerlijke belastingheffing ...

Minister Rutte:
Wij willen uitsluitend oneerlijke belastingen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
... en om daar op Europees niveau afspraken over te maken. Ik neem aan dat de strategische agenda daarover gaat. Mijn vraag aan de minister-president is of hij dat ook ziet als een belangrijke prioriteit voor de toekomstige Europese strategische agenda.

Minister Rutte:
Over wat er wel of niet in die strategische agenda staat, kan ik niks zeggen, maar op zichzelf kan geen mens tegen fair taxation zijn. De vraag is alleen hoever je gaat met de coördinatie op het gebied van belastingen. Nederland is geen voorstander van een verdergaande coördinatie op het terrein van de vennootschapsbelasting, maar het is kabinetsbeleid om bedrijven in algemene zin belasting te laten betalen waar ze de winsten maken, en om ervoor te zorgen dat er een faire belastingheffing is, het liefst zo veel mogelijk in OESO-verband, omdat je daarmee ook een level playing field hebt met de concurrerende economieën buiten Europa.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt, meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nog los van wat er precies in staat en niet, meen ik ervan uit te mogen gaan dat wat in de strategische agenda staat, gaat over wat de Europese Unie gaat doen. Dus die gaat niet over wat lidstaten op eigen houtje gaan doen of wat de OESO gaat doen, maar het is een agenda voor de Europese Unie. Daar zou weleens in kunnen staan dat wij voor een eerlijke belastingheffing zijn. Althans, dat stond in de versie die ik heb gezien. Dan is de vraag of de minister-president daar voor de Europese Unie een rol ziet. Ik zou dat overigens zeer toejuichen, maar ik hoor hem dat nog niet heel expliciet zeggen.

Minister Rutte:
Er is een lopende discussie in Europa over belastingheffing. Daar doet Nederland zeer constructief aan mee. Je wilt voorkomen dat er in landen te weinig belasting wordt betaald of dat er sprake is van belastingontduiking. Dat willen we allemaal niet. Iedereen moet een eerlijke bijdrage leveren. Je wilt ook dat bedrijven eerlijk belasting betalen en niet met enorme winsten uiteindelijk nauwelijks een belastingdruk ervaren, doordat ze het tussen landen allemaal kunnen weg-tax-plannen. Dat wil je voorkomen. Een van de onderdelen is dan dat je probeert te bereiken dat in de landen waar de omzet en de winst gemaakt worden, ook de belastingheffing plaatsvindt. Dat is op zich allemaal staand kabinetsbeleid. Ook in Europa wordt daarop samengewerkt. Maar er zijn ook gedachten die veel verdergaan, bijvoorbeeld dat je naar een gemeenschappelijke basis zou moeten voor de vennootschapsbelasting.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
Daar zou Nederland geen voorstander van zijn omdat belastingconcurrentie, mits die niet ten koste gaat van eerlijke belastingheffing, in een unie met zeer grote lidstaten, die inherente voordelen hebben omdat ze zo groot zijn, ook een noodzakelijkheid is voor de kleinere lidstaten om aantrekkelijk te blijven voor grotere industriële ondernemingen, die ook weer veel innovatie en banen met zich meebrengen. Dus daar moet je een goede balans in blijven zoeken.

De heer Asscher (PvdA):
Dit wijkt toch weer wat af van de nieuwe koers die we vanmiddag nog hebben besproken. Opeens is het weer noodzaak voor die grote bedrijven om via belastingconcurrentie een voordeeltje te halen. Anders zouden we als land een onaanvaardbaar risico lopen. Ik zou de premier willen vragen om dat nu eens een keer te onderbouwen, want het wordt zo even eruit gegooid alsof het een idioot idee zou zijn. Ik denk dat het heel slecht is voor Nederland en heel slecht voor werknemers dat die belastingconcurrentie maar doorgaat, dat onze grote bedrijven daardoor te weinig betalen, en dat mede daardoor de lonen onder druk staan. Dus misschien kan hij toch even een onderbouwing geven van dit zo achteloos gebrachte idee.

Minister Rutte:
De heer Asscher verbindt daar een aantal epitheta ornantia aan die ik, geloof ik, niet gebruikt heb. Maar even terug naar het thema zelf: uiteindelijk wil je bereiken dat Nederland een concurrerend land is, dat bedrijven zich hier ook willen vestigen, zonder dat er oneerlijke belastingvoordelen ontstaan. Als je als Nederland niet zou mogen zeggen dat je vennootschapsbelastingtarief een van de punten is waarop je concurrerend bent — we weten dat dat een belangrijk argument voor bedrijven is om zich ergens te vestigen — dan kan zich het volgende voordoen. Een bedrijf heeft een inherent voordeel om zich te vestigen in een grote lidstaat omdat dat een grote thuismarkt met zich meebrengt met automatische omzetgaranties. Als zo'n bedrijf ervoor kiest om zijn hoofdkantoor te vestigen in een kleinere lidstaat, waar de thuismarkt veel kleiner is, loopt het in principe een bepaald risico, even los van alle bijvoeglijke naamwoorden. Daarom is dit kabinet, net als het vorige kabinet, geen voorstander van een gemeenschappelijke belastingbasis op het gebied van de Vpb. We zijn ook tegen een race to the bottom, dus het moeten allemaal redelijke tarieven zijn, maar we zijn ertegen om allemaal naar hetzelfde vennootschapsbelastingtarief te gaan.

De heer Asscher (PvdA):
Ik pleit er ook niet voor dat iedereen hetzelfde vennootschapsbelastingtarief heeft, maar ik denk dat de werkelijkheid toch een andere is dan zoals de premier die schetst. Het is niet meer zo dat landen via die concurrentie een sterke positie hebben ten opzichte van die bedrijven. Het is andersom. Die bedrijven zetten landen onder druk, zeker de kleinere landen, en zeggen: als je tarief niet omlaaggaat, dan ga ik weg. Dat heeft niks te maken met de thuismarkt. Dat is gewoon zoals de echte belastingconcurrentie nu uitpakt. Juist als we in Europa een gemeenschappelijk minimumtarief afspreken, zijn we niet meer gevoelig voor de chantage van die grote bedrijven. Vervolgens kun je met de opbrengsten daarvan de leraren beter betalen en lastenverlichting toepassen voor werknemers. Ik vind het in die zin echt wel het oude denken als je denkt dat die bedrijven anders weggaan. Daar laten we ons niet meer door chanteren. Dat gold niet voor de dividendbelasting, dat geldt ook niet voor de vennootschapsbelasting. Je kunt je beschermen tegen dat aspect door in Europa samen te werken.

Minister Rutte:
Ik ben niet zo heel bang dat bedrijven weggaan vanwege hogere Vpb-tarieven. De dividendbelasting was wel een relevante factor. Daar lopen we een risico, maar ik geloof niet dat de vennootschapsbelasting een reden is voor bedrijven om weg te trekken. Het is wel een belangrijk argument om te komen. Gelet op het belang van de beurs in Amsterdam, als grote beurs in een kleinere economie, voor bedrijven om zich hier te vestigen, bedrijven die ook een beursgang overwegen, dan is dat een competitief voordeel. Als die bedrijven hier niet meer naartoe komen, heeft dat ook effect op die beurs. Het kan een spiraal naar beneden betekenen als je dat niet verstandig doet.

Nederland zet nu in op verlaging van het Vpb-tarief. Het kabinet heeft voornemens daartoe, zowel voor het hoge als het lage tarief. Maar ik vind dat we dat in heel redelijke mate doen. Want als je dat vergelijkt met wat er in de rest van Europa gebeurt, doen wij geen gekke dingen. Wij nemen daar een aantal jaren de tijd voor. Daarmee zorgen we ervoor dat Nederland op langere termijn concurrerend blijft. Per saldo is het belastingvoordeel heel beperkt, omdat het ook heel vaak betaald wordt uit grondslagverbreding. Daarmee daalt het tarief weliswaar zichtbaar, maar verbreed je tegelijkertijd de grondslag van Vpb-heffing.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt.

De heer Asscher (PvdA):
Die redering is wel een beetje merkwaardig. De premier zegt hier dat we de belastingverlaging doen om bedrijven te trekken. Hij zegt: we doen dit niet om te voorkomen dat bestaande bedrijven weggaan, maar om ze hiernaartoe te lokken. Tegelijkertijd verbindt hij diezelfde belastingverlaging aan de loonontwikkeling van de bestaande bedrijven.

Minister Rutte:
Jazeker.

De heer Asscher (PvdA):
Dan is hij dus zelf de instrumenten door elkaar aan het husselen. De logica ontbreekt. Mijn pleidooi zou echt zijn: kies dan inderdaad die nieuwe koers en houd op je te laten chanteren door die grote bedrijven. De voordelen die Nederland daarmee behaalt, zijn enorm overschat, en de nadelen zijn heel groot, want die betalen we met z'n allen. Werknemers voelen dat. Als je Europa zou gebruiken om werknemers te beschermen tegen dit shoppen van de grote bedrijven, dan zorg je voor bescherming. Dat is economisch ook verstandig, in het belang van Nederland. Het is dus echt heel oud jaren-tachtig-achtig VNO-denken dat dan toch nog weer doorklinkt in de woorden van de premier.

Minister Rutte:
Ik kan niet helemaal inschatten wat de heer Asscher bedoelt met oud en nieuw denken. Als hij mijn toespraak op het VVD-congres bedoelt: die ging natuurlijk heel specifiek over de vraag hoe je ervoor zorgt dat de grootste ondernemingen ook serieuze salarisverhogingen geven en niet een salarisverhoging die gemiddeld genomen "at best" de helft is van wat de top krijgt. Dat is dat specifieke vraagstuk. Dat kun je ook koppelen aan de vraag hoe je dan kunt zorgen voor een betere koopkrachtontwikkeling via de inkomstenbelasting ten koste van de vennootschapsbelasting. Dat was mijn punt op het VVD-congres. De discussie die wij nu hebben, gaat over de vraag hoe je ervoor zorgt dat die bedrijven hier concurrerend blijven. Voor het hiernaartoe halen van het bedrijf is het Vpb-tarief relevant. Het lage Vpb-tarief is ook relevant om bedrijven hier concurrerend te houden. Ik ben alleen niet zo bang dat als we dat niet doen, ze morgen ineens weggaan. Het is nogal een besluit voor een bedrijf om te vertrekken. Maar we weten dat het Vpb-tarief belangrijk is voor het hiernaartoe halen van bedrijven. Bedrijven die hier zijn, kunnen concurrerender worden als het Vpb-tarief verlaagd wordt. Het is wel zo dat het voor een deel betaald wordt uit grondslagverbreding. Dus we moeten het effect ook niet overdrijven, maar het heeft natuurlijk een effect. Dit ligt dus echt veel genuanceerder dan de heer Asscher suggereert.

Tot slot. Zijn retoriek over de grote ondernemingen en je laten chanteren is niet mijn gedachte. Ik vind het echt zijn retoriek om in die chantagetermen te praten. Ik geloof dat die grote ondernemingen in de kern proberen ook het goede te doen, maar ik vind alleen dat ze in Nederland op dit moment falen in de loongroei na de crisis. Dat was mijn argument afgelopen zaterdag. Maar het is nog steeds van heel groot belang voor de Nederlandse economie dat wij hier grote ondernemingen hebben, met hun werkgelegenheid en innovatiekracht.

De heer Asscher (PvdA):
De laatste opmerking op dit punt.

De voorzitter:
Echt de laatste opmerking op dit punt.

De heer Asscher (PvdA):
Toen we in oktober het debat hadden over het niet doorgaan van het schrappen van de dividendbelasting, was het argument voor het verlagen van de Vpb: het risico dat bedrijven weggaan zo veel mogelijk beperken. Zwart op wit. Dat was het grote argument waarmee we 4 miljard hebben uitgegeven. Vandaag zegt de premier: dat is niet zo relevant, ik ben er niet zo bang voor. Dat maakt u ongeloofwaardig. Dat is het grootste probleem in deze discussie.

Minister Rutte:
Bij de dividendbelasting was absoluut prioriteit nummer 1: ervoor zorgen dat bedrijven niet weggaan. Het risico was inderdaad dat een aantal grote bedrijven zouden vertrekken. Bij de vennootschapsbelasting is dat natuurlijk ook een argument, zeker in combinatie met het niet doorgaan van het schrappen van de dividendbelasting. Maar als je in de kern kijkt naar de vraag hoe je bedrijven in Europa aantrekt, dan is het Vpb-tarief voor de kleinere economieën zeer relevant. Het is ook relevant voor de vraag hoe je bedrijven vasthoudt, maar het is vooral belangrijk voor de concurrentiekracht van die bedrijven in je eigen economie. Het geld van het afschaffen van de dividendbelasting ging ook niet naar de bedrijven. Het zou naar de aandeelhouders zijn gegaan. Daar deden we het eigenlijk ook niet voor. We deden het om ervoor te zorgen dat die bedrijven geen argument hadden om te zeggen: we hebben te maken met een verschil in de behandeling op het punt van de dividendbelasting tussen de ene fiscale jurisdictie en de andere. Je wilt dat gelijktrekken. Dat was de gedachte achter het afschaffen van de dividendbelasting.

Mevrouw Leijten (SP):
In dat laatste antwoord aan de heer Asscher geeft de minister-president precies de argumenten die ervoor pleiten om afspraken te maken over welke bodem je in ieder geval in de Vpb legt. Hij zegt dat het afschaffen van de dividendbelasting bedoeld was om het verschil tussen landen die wel en geen dividendbelasting heffen, op te heffen. Als je zegt "we gaan in ieder geval allemaal minimaal 15% of 20% Vpb heffen; je mag altijd meer heffen, maar je mag daar niet onder duiken", dan creëer je toch precies dit gelijke speelveld?

Minister Rutte:
Dan praat u over een minimumtarief. U praat niet over een gelijk tarief voor iedereen. Bij een minimumtarief zijn er weer andere risico's. Ik ben daar geen voorstander van, maar ik moet toegeven dat de risico's daarvan natuurlijk minder groot zijn dan wanneer je zou pleiten voor één Europees belastingtarief.

Mevrouw Leijten (SP):
Dit is overigens wel waar GroenLinks, de SP en de Partij van de Arbeid voor pleiten. Wij pleiten voor een minimumtarief. Maar de minister-president heeft vanaf afgelopen zaterdag het licht gezien: er is een sociaal contract tussen de bedrijven en hun werknemers. Als het goed gaat, moeten zij meedelen in de winsten. Bestaat er ook niet zoiets als een sociaal contract dat inhoudt dat iedereen die profiteert van Nederlandse voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg, openbaar vervoer en cultuur, belasting betaalt?

Minister Rutte:
Wij zijn nu inmiddels in een debat terechtgekomen over belastingbetaling door grote ondernemingen. Ik vind het prima om daarop door te gaan, maar ik wil mij daar dan ook even apart op voorbereiden. Ik heb me nu geprepareerd op het debat voor de Europese Raad voor de komende twee dagen, en de belastingheffing voor de grote ondernemingen staat daar niet op de agenda.

Mevrouw Leijten (SP):
Daar wilde ik niet per se naartoe, maar de minister-president brengt dat argument zelf in. Hij zegt dat hij niet wil kijken naar eerlijke belastingen of niet wil aangeven wat dat volgens hem is, omdat het vestigingsklimaat volgens hem alleen fiscaal gedreven is. We moeten er door middel van die belastingen voor zorgen dat we bij die bedrijven in een goed blaadje komen te staan. Daar gebruikt hij juist wel die belastingen voor. Als ik dan vraag of hij het niet gewoon bij het sociale contract vindt horen dat iedereen die profiteert van onze samenleving, van ons onderwijs, van onze zorg, van ons wegennetwerk, van onze investeringen in huizen, ook belasting betaalt, dan kan de minister-president daar toch antwoord op geven?

Minister Rutte:
Dat vind ik ook. Je moet ook belasting betalen. Ik zeg ook niet dat het belastingniveau de enige factor is die speelt bij de keuze voor de vestigingsplaats van een bedrijf. Dat heb ik niet gezegd. We hebben het nu over belastingen. Dat is een factor. Zeker voor bedrijven die hiernaartoe komen, is het vaak ook een soort laatste punt dat men checkt. Wat doet het Vpb-tarief? Het is dus een relevant punt. Veel bedrijven die ik spreek, overwegen om naar Nederland te komen. Die bedrijven komen om een veelheid van redenen. Ze komen inderdaad vanwege ons uitstekende onderwijs en onze gezondheidszorg. De kinderen kunnen relatief veilig op de fiets naar school. We hebben een heel rijk sportaanbod en cultureel leven. We hebben een aantal prachtige stedelijke centra, in oost, west, noord en zuid. Dat zijn allemaal enorm aantrekkelijke factoren om je in Nederland te vestigen, maar uiteindelijk moet zo'n CEO ook nog wel even langs de raad van commissarissen die zegt: "Nou ja, vriend, dat is allemaal interessant. Wij vinden dat ook belangrijk, net als het talent dat in Nederland woont. Maar hoe zit het met de belastingtarieven?" Daar wordt ook naar gekeken. Mijn punt was niet dat het het enige argument was. De discussie ging over eerlijke belastingen. Op zichzelf ben ik daarvoor, maar ik wilde wel de nuance aanbrengen dat je vervolgens nog wel een discussie kunt voeren over de precieze maatvoering. Die discussie wordt ook tussen de wat meer socialistisch gerichte politici en de wat meer liberaal gerichte politici gevoerd.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij houdt het sociale contract in dat we belasting betalen omdat we weten dat dat ten goede komt aan de generaties die in ons land leven en aan de solidariteit die we organiseren. Over de mate waarin je die solidariteit organiseert, verschillen liberalen en socialisten zeker van elkaar, maar over het punt dat het erbij hoort dat je belasting betaalt en dat je daarmee ook bijdraagt aan die samenleving waarvan je profiteert, horen wij geen verschil van inzicht te hebben. Ik vind het eerlijk gezegd een beetje gek dat je het willen inzetten van de belastingconcurrentie als argument geeft om niet voor eerlijke belastingen in Europa te pleiten. Eigenlijk ben je dan bezig met een drogredenering.

Minister Rutte:
Ook dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik weet niet waar mevrouw Leijten dat nu weer vandaan haalt. Ik heb alleen gezegd dat als er sprake is van eerlijke belastingen, er nog wel een debat is te voeren over maatvoering en wat je daar precies mee bedoelt. Dat is mijn punt. Dus dit laatste punt herken ik niet.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
Voorzitter. Dan kom ik bij de benoemingen. Die gaan we donderdag proberen rond te krijgen, maar ik schat die kans niet zo heel groot in, omdat het nogal vastzit.

Er werd ook gevraagd naar mijn rol daarin. Ik probeer mee te helpen aan liberale kant met mijn Belgische collega. De premiers van Letland en Kroatië doen dat voor de christendemocratische familie en de premiers van Spanje en Portugal doen dat voor de sociaaldemocratische familie. Dat doe ik dus niet als premier van Nederland, maar als liberaal en daartoe gevraagd door de liberale familie.

Heeft de Nederlandse regering een positie in wie voorzitter moet worden van de Europese Commissie? Nee, niet op dit moment. Die positie zullen wij innemen als een kandidaat voorgedragen wordt of wanneer er een beginnende consensus is over een kandidaat. De Nederlandse regering zal zich dan daartoe moeten verhouden. Op dit moment is dat nog niet het geval, dus dit is een wat bijzondere staatsrechtelijke positie. Maar nadat ik hier vanmiddag in het vragenuur ook drie kwartier mocht spreken als VVD-leider, heb ik daar steeds minder problemen mee. Hopelijk draagt het bij aan het oplossen van deze knoop.

De verwelkoming van de hogere opkomst bij de Europese verkiezingen deel ik zeer. In Nederland zijn er natuurlijk pogingen gedaan, in lijn met de motie-Buitenweg/Jetten, om de opkomst te verhogen. Dat is ook gelukt. Ik heb er geen moeite mee dat de Commissie en het Europees Parlement ook zelf nog zo'n bewustwordingscampagne voeren. Eerlijk gezegd denk ik niet dat die veel oplevert, want ik heb niet de indruk dat als de Commissie zegt "je moet gaan stemmen", heel veel Nederlanders denken "hoi hoi, nou ren ik naar de stembus". Maar op zichzelf vind ik heel verstandig om aandacht te vragen voor het belang van verkiezingen, het unieke karakter van onze democratie en de precieze positie van het Europees Parlement daarbinnen, dat natuurlijk nogal een apart beestje is omdat het ook weer niet een normaal parlement is.

De voorzitter:
Was dit het blokje over benoemingen?

Minister Rutte:
Op het stukje benoemingen had ik er nog een liggen. Het punt over de kleinere Commissie zal ik opnieuw maken, in lijn met de motie-Verhoeven van 22 februari 2018 en de motie-Van Rooijen van 19 april 2017. Ik zal dat punt nu weer maken. Ik moet even zorgen dat ik dat niet vergeet. We zetten het dan ook in het verslag. Ik kan u alleen nu al garanderen dat dit niets gaat opleveren omdat dit bij unanimiteit moet. Heel veel lidstaten zijn tegen een kleinere Commissie. Nadat ik dat punt gemaakt heb en daarmee de moties uitgevoerd heb, zal ik vooral pleiten voor een beter functionerende Commissie. Daar heb ik net over gesproken. Als het niet kan met een kleinere Commissie — dat zie ik gewoon niet gebeuren — moeten we wel kijken hoe we de effectiviteit versterken, de bestuurbaarheid en slagvaardigheid vergroten en de clustervorming, die ik net besprak, bereiken.

Tot slot de vraag van de heer Verhoeven of de verkiezingsuitslag ook kan worden vertaald naar een bemanning die deze reflecteert. Dan kan ik het Europees Verdrag gaan voorlezen, want dat is daar helder over. De uitslag moet worden meegewogen in de voordracht van een kandidaat-Commissievoorzitter. Uiteindelijk moet die ook op een meerderheid in het Europees Parlement kunnen rekenen. Hij moet volgens mij 21 lidstaten en 65% van de stemmen hebben in de Europese Raad. Dus dat is allemaal voorzien in het Verdrag. Maar dat wordt echt nog een heel karwei. Als ik op dit moment zie hoe die discussie loopt in Europa, is dat ei nog niet gelegd.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik las in de geannoteerde agenda dat de minister-president op zoek is naar een nieuwe voorzitter van de Europese Commissie die slagvaardig is en bepaalde kwaliteiten heeft. Ik vroeg in eerste termijn of de minister-president er ook naar kijkt of dat iemand is die bereid is om wat te doen aan dat wanstaltige salaris van meer dan €30.000 per maand en die bereid is om bijvoorbeeld toe te zeggen zich niet meer per privéjet te verplaatsen.

Minister Rutte:
Wij zien absoluut toe op matigheid, maar wij moeten nu ook niet van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie vragen om het hele personeelsbeleid van de Unie te veranderen. Ik vind ook dat de salarissen ruim bemeten zijn, maar dat moeten we volgens mij nu niet koppelen aan de keuze van een nieuwe Commissievoorzitter. Daar hebben we andere plekken voor.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik begreep niet zo goed wat de minister-president zei over de kandidaturen. Als ik hem goed verstond, zei hij: we hebben nog geen positie ingenomen over wie dat moet zijn, want we wachten tot er iemand boven komt drijven — dat zijn mijn woorden — en we moeten ons daar dan toe verhouden. Maar ik neem aan dat de minister-president namens Nederland een actieve speler is in het creëren van die consensus, toch? Wij zijn toch niet de partij die afwacht tot er bij anderen, wie dan ook, consensus ontstaat, waarna we ons ertoe moeten verhouden? Of begrijp ik dat verkeerd?

Minister Rutte:
In de meeste landen is dat wel zo, omdat in de meeste landen de regeringen daar, net als hier, zwaar verdeeld over zijn. Het Nederlandse kabinet is dat natuurlijk ook. We hebben in het Nederlandse kabinet twee liberale partijen; die steunen Margrethe Vestager. We hebben een christendemocratische partij; die is voor Manfred Weber. We hebben ook Frans Timmermans. Zijn partij zit niet in de regering, maar het zou natuurlijk ook een hele eer zijn als hij als Nederlander voorzitter van de Commissie zou worden. Wat dat betreft is het dus niet zo dat de Nederlandse regering op dit moment op één lijn zit. Dat hoeft ook niet, want er ligt geen voordracht. Maar zodra die voordracht er is, of als er een kandidaat dreigt boven te drijven, dan zal Nederland zich natuurlijk tot die voordracht moeten verhouden. Daar komen we dan goed uit als kabinet, is mijn verwachting.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien ...

Minister Rutte:
In een ondeelbaar kort moment gaan we dat doen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien schiet mijn kennis van de procedures dan tekort, maar die voordracht moet wel ergens vandaan komen, toch? Ik neem aan dat die voordracht dan op een gegeven moment tot stand komt in de Europese Raad, waar Nederland via deze minister-president in vertegenwoordigd is. Of niet?

Minister Rutte:
Ja, maar de verwachting is natuurlijk wel — dat ligt voor de hand — dat de voorzitter van de Europese Raad, Donald Tusk, op een gegeven moment zal zeggen: alles zo overziend zou dit weleens een kandidaat kunnen zijn die 21 landen en 65% van de stemmen achter zich kan krijgen. Dat is voor mij een moment om me af te vragen hoe we ons daartoe verhouden. Nogmaals, dat kan heel snel; ik denk dat we daar heel snel uit zijn, als ik zo kijk naar het rijtje namen dat zich nu aandient.

De voorzitter:
Goed. Tot slot.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Toch mag ik aannemen dat ook de voorzitter van de Europese Raad bij deze minister-president te rade zal gaan en zal zeggen: wat vindt u? En dan zegt de minister-president: ja, wij zijn verdeeld?

Minister Rutte:
Dat hoort hij van de meeste landen. Van de meeste landen met coalitieregeringen zal hij horen dat er verdeeldheid is, omdat in coalitieregeringen partijen zitten van de verschillende politieke families.

De heer Verhoeven (D66):
Ja ... Ik kan eigenlijk ...

Minister Rutte:
Ik weet dat u altijd rustig wordt van een regering die precies weet wat ze wil.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, dat vind ik fijn.

Minister Rutte:
Maar een heel enkele keer in zo'n vier jaar is er een moment dat we het heel bewust even niet weten.

De heer Verhoeven (D66):
Ik kan dit antwoord nog wel billijken ook, omdat ik het ergens wel begrijp. Maar ik had ook een andere vraag. Mijn vraag ging namelijk over de kleinere Commissie. Heel vaak slaagt Nederland erin om coalities te vormen over allerlei standpunten die blijkbaar heel belangrijk zijn. Hier zegt de premier dat hij deze motie nog wel even wil uitvoeren door te zeggen: "We zijn hiervoor; maak even een aantekening. Prima, de aantekening is gemaakt, we hebben het ingebracht en de motie is uitgevoerd." Dat is natuurlijk niet hoe een gemotiveerde regeringsleider omgaat met zo'n belangrijk punt dat breed gesteund wordt in de Tweede Kamer en waarover hij zelf ook nog weleens een duit in het zakje heeft gedaan. Ik zou de premier dus willen vragen: is het nou niet mogelijk om ook op dit punt eens te kijken wat de coalities zijn? Er zijn bijvoorbeeld altijd landen die tegen het vergaderen in Straatsburg zijn. Er zijn landen die allerlei dingen niet meer willen. Hier moet toch ook wel een aantal landen zijn die zeggen: laten we nou eens kijken of een kleinere Commissie wel tot de mogelijkheden behoort? Of is Nederland ook hier het enige land dat dit wil? Dan zijn we weer de enige, hè, mevrouw Leijten. Dat zou wel zorgelijk zijn.

Minister Rutte:
Ik heb nou juist van de heer Verhoeven van D66 gehoord dat de Nederlandse regering wat constructiever moet zijn en geen onmogelijke posities moet innemen. Met dat advies en die aansporing in gedachten lijkt het mij verstandig om niet heel veel tijd te steken in een heilloze kwestie als in Europa pleidooieren dat er een kleinere Commissie komt, omdat ik verwacht dat een hele reeks lidstaten dat niet gaat steunen. Dan kan ik wel gaan zoeken naar een coalitie, maar het moet unanimiteit hebben. Als hij dan ook nog vraagt of ik in het kader van het constructief meewerken — nogmaals, dan kom ik echt in aanvaring met de bijdrage van de heer Verhoeven van D66 in eerste termijn — Straatsburg als vergaderplek van het Europees Parlement wil schrappen, dan heb ik echt met iedereen ruzie. Dan ben ik zo ver weg van de geest van de bijdrage van de heer Verhoeven in eerste termijn, dat ik dat niet wil.

De voorzitter:
Dat wil de heer Verhoeven ook niet.

De heer Verhoeven (D66):
De premier slaat nu een beetje op hol. Hij begint nu zo associatief te denken dat zelfs ik ervan in de war raak. Laten we het hele punt van Straatsburg nu weer heel even vergeten en uit de discussie trekken, en even teruggaan naar het punt van de kleinere Commissie, want dat is natuurlijk een punt dat de premier zelf ook voortdurend maakt. Het is een niet erg slagvaardige Commissie, met 28 Commissarissen die vanuit hun land allemaal een soort excuuspositie krijgen. Ik kan me toch voorstellen dat het echt wel mogelijk is dat een aantal landen zeggen: laten we nou eens kijken of we wel naar een sterkere Commissie met een aantal sterke Commissarissen kunnen. Of is het serieus zo dat Nederland een van de weinige landen is die dat wil, en dat al die andere landen het wel prima vinden dat we de Commissie op deze manier blijven bemensen?

Minister Rutte:
Ik denk dat een aantal grote lidstaten het helemaal met ons eens zal zijn. Die krijgen gewoon een Commissaris, dus die zullen het geen probleem vinden. Maar ik denk dat een hele reeks kleinere lidstaten niet enthousiast wordt van deze gedachte.

De heer Verhoeven (D66):
Ja, ja. Dan tot slot ...

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Verhoeven (D66):
Dan komt zeker weer die strategische positie naar voren van "de grootste van de kleinen en de kleinste van de groten". Hoe zit dat dan?

Minister Rutte:
Nee, nee, nee. Ik zeg oprecht: volgens mij moeten wij hier in deze Kamer ... Wij zijn conviction politicians. Wij moeten uit onze convictie dus ook moties indienen en aannemen. Maar het is niet altijd mogelijk om daar heel erg voor te gaan lopen zonder echt iedereen tegen je te krijgen. Als ik inschat dat een hele reeks kleinere lidstaten zal zeggen "Prachtig, dat parlement van jou, maar wij gaan niet onze Commissaris opgeven" en ik daar coalities moet gaan bouwen en nu al weet dat het echt niks oplevert en ik intussen dus niet zaken kan doen, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat al die europlannen niet uit de hand lopen, ben ik volgens mij bezig mijn energie verkeerd te verdelen. Dat is mijn punt. Ik ben het dus wel eens met de motie, maar ze is gewoon kansloos. Net zoals het opheffen van Straatsburg kansloos is, echt kansloos. Het mag trouwens ook niet van de PVV, hè.

De heer Van Helvert (CDA):
Nog even een vraag ter verduidelijking over de positie van de minister-president als onderhandelaar. De minister-president was er heel duidelijk over dat hij dat niet doet als premier van Nederland maar als liberaal. Nu kan het dus zo zijn, begrijp ik goed, dat de premier zich schaart achter of campagne voert of lobbyt voor de liberale kandidaat als hij in zijn vrije tijd onderhandelt als liberaal in Brussel. Als er op een gegeven moment een kandidaat is, heeft het kabinet bijvoorbeeld de wijsheid — ik noem maar een voorbeeld — dat het zegt dat het de christendemocratische kandidaat de beste vindt. Er ontstaat dan dus een conflictsituatie over de lobby als liberaal in de vrije tijd en de rol van premier in dienst van Nederland.

Minister Rutte:
Nou, het is niet een lobbyist. Ik ben ontmijner, zoals de Belgen dat noemen. Die hebben ontmijners in hun kabinetsformaties. Waar wij informateurs en verkenners hebben, hebben zij dus nog een voorstadium en dat zijn de ontmijners. Dit zijn dus de zes ontmijners die proberen het mijnenveld te ontmijnen. We zijn nog niet aan het lobbyen; dat is echt daarna pas, als er ook een voorstel ligt. Dan ga ik terug naar het kabinet. Als ik kijk naar het pakket aan kandidaten die zich aandienen, is mijn verwachting eerlijk gezegd dat we daar snel uit zijn, omdat je daar in de coalitie natuurlijk meteen uit bent.

De heer Van Helvert (CDA):
Er kan dus een verschil in belang ontstaan. Het is niet mijn taak om de liberale ontmijner te controleren. Het is mijn taak om de premier, de minister-president, te controleren in zijn rol. Hoe kan ik als volksvertegenwoordiger zien of meneer Rutte in zijn vrije tijd de ontmijner is, of dat de minister-president bezig is namens Nederland?

Minister Rutte:
In de Nederlandse coalitieverhoudingen is het onvermijdelijk dat de premier ook een partijkaart heeft. Dat kunnen we niet wegnemen. Ik ben geen partijloos functionaris.

De heer Van Helvert (CDA):
Dat begrijp ik goed; dat hebben we hier natuurlijk allemaal. Maar u heeft wel een rol als minister-president van Nederland. Daar moeten wij u controleren, maar u hebt nu in datzelfde spel tegelijkertijd ook een rol te spelen als ontmijner namens de liberalen. Ik moet als volksvertegenwoordiger de minister-president in dat Brusselse veld controleren; dat moeten wij allemaal doen. We kunnen niet direct zien in welke rol hij bezig is, zeker als op een gegeven moment ook een conflict tussen die twee rollen kan ontstaan.

Minister Rutte:
Dat laatste verwacht ik eerlijk gezegd niet. Dat hou ik natuurlijk ook zelf in de gaten, want ik heb helemaal geen zin in een conflict tussen rollen. Dat moet ik natuurlijk ook zelf in de gaten houden, maar in de Haagse politieke verhoudingen met coalitiekabinetten, waarbij de premier ook een partijkaart heeft, is het onvermijdelijk dat er soms ook partijbelangen op het spel staan. In dit geval zie ik daar overigens geen spanningsveld.

De voorzitter:
Op dit punt, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Nou, niet over het feit dat wij nou eenmaal een liberale premier hebben en dat dat telt.

De voorzitter:
Nee, over de benoemingen.

Minister Rutte:
Over dat andere vindt mevrouw Leijten van alles, maar niet in dit kader.

Mevrouw Leijten (SP):
Precies. Er wordt niet verwacht dat er op deze top namen naar voren komen. Wanneer gebeurt dat naar de verwachting van de minister-president wel?

Minister Rutte:
Ik sluit geen wondertje uit. Het kan best zijn dat we elkaar donderdag ineens huilend in de armen vallen en eruit zijn. Nu zie ik dat nog niet. Ik kan het niet voorspellen. Het is klaar als het klaar is, zo snel mogelijk. Je zou natuurlijk willen proberen eruit te zijn voordat het Europees Parlement zijn voorzitter gaat kiezen. Dat gebeurt vanaf 2 juli. Dan komt het nieuwe Europees Parlement bij elkaar. Het is dus ook mogelijk dat we nog een extra Europese Raad hebben voor 2 juli. Daar is niks over besloten, maar dat zou kunnen. Het kan ook naar oktober. Het kan ook naar een extra Europese Raad in augustus. En nogmaals, we kunnen er donderdag ook plotseling uit zijn. Ik heb gekkere dingen gezien.

Mevrouw Leijten (SP):
We zitten natuurlijk in de bijzondere situatie dat de Europese Commissie in principe tot 1 november blijft zitten en dat er dan een nieuwe Europese Commissie geïnstalleerd wordt. In de tussentijd moeten de poppetjes rond zijn, moet de Europese Raad het eens worden en moet het Europees Parlement daar ook mee instemmen. Wij hebben een Eurocommissaris, die op 2 juli geïnstalleerd zal worden in het Europees Parlement. Hoe gaat Nederland om met de positie van de Eurocommissaris die dan vrijvalt?

Minister Rutte:
Dat is een besluit dat de Eurocommissaris nog moet nemen. We wachten af of hij zitting neemt in het parlement of in de Commissie blijft. Zou hij besluiten naar het Parlement te gaan, dan moeten wij als kabinet een positie bepalen over die vacature. Dat gaan we dan bezien. Ik ga die als-danvraag nu niet beantwoorden. We hebben als coalitie en ook als politiek, met z'n allen hier, zo veel op het bord liggen dat ik niet de tijd of de luxe heb om allerlei als-danvragen nu al helemaal door te exerceren. Maar als dit zich voordoet en als Timmermans besluit naar het Parlement te gaan, dan moeten wij ons tot dat besluit verhouden. Dan kijken we of we die positie gaan opvullen of niet en of je dat op zo'n manier kunt doen dat je niet voor de rest van het leven van die man of vrouw pensioenverplichtingen moet uitbetalen.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik ga er gewoon van uit dat de regering daar allang een scenario voor heeft liggen. Ik wil graag dat wij voor 2 juli over de situatie worden geïnformeerd, zodat wij dan ook weten wat wij nog kunnen doen. Dat zeg ik niet alleen omdat 2 juli de datum is. Ik bedoel dat dan successievelijk ook wel duidelijk is wat de lijsttrekker van de Partij van de Arbeid gaat doen: gaat hij wel in het Europees Parlement zitten of niet? Dan weet de premier ook wat hij binnen die Commissie aan vervanging kan doen. Het lijkt mij goed als wij dat weten, want dat is de laatste vergaderweek van deze Kamer en wij moeten daar dan ook nog over kunnen spreken als wij dat willen.

Minister Rutte:
Toch even staatsrechtelijk: ik heb niets te maken met de lijsttrekker van de Partij van de Arbeid voor de Europese verkiezingen. Ik heb te maken met, in dit geval, de man uit Nederland die in de Europese Commissie op een stoel zit, zonder last of ruggespraak met Nederland. Het is ook niet zo dat hij daar als Nederlands Commissaris zit. Van ieder land, van alle paspoorten in de Europese Unie, zit iemand in de Europese Commissie, maar die zit daar voor heel Europa.

De voorzitter:
Volgens mij is dit punt ...

Minister Rutte:
Het zou kunnen zijn dat hij besluit naar het parlement te gaan, en dan moeten we daar iets van vinden.

De voorzitter:
Ik denk dat dit punt voldoende is gewisseld, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik hecht er belang aan dat wij voor 1 juli geïnformeerd worden over de situatie.

De voorzitter:
Dat heeft u gezegd.

Minister Rutte:
Als er ontwikkelingen zijn, proberen we u daarover te informeren, maar we gaan geen toestemming vragen.

Voorzitter. Dan een ander onderwerp: de CO2-reductie. Ik heb daar al iets over gezegd in het kader van de strategische agenda. Behoorlijk wat lidstaten zijn voorstander van aanscherping van het Europese reductiedoel voor 2030. Een kleiner aantal landen, dat zijn er heel veel, maar er zijn op dit moment vier landen, Finland, Luxemburg, Zweden en Nederland, die de reductie zelfs naar 55% willen brengen.

Dan is er natuurlijk de kwestie van de klimaatneutraliteit in 2050. Iedereen zegt: daar moet je eerst over besluiten voordat je besluit over 2030. We proberen dit jaar, liefst natuurlijk al deze week, een besluit te hebben over klimaatneutraal in 2050. Of dat gaat lukken, is echt nog fragwürdig. Het is wel zo dat de Duitsers inmiddels steun hebben toegezegd voor het 2050-doel. Dat is echt een grote ontwikkeling. Dat was begin mei nog niet het geval. Wij hopen in juni, en anders voor eind 2019. Wij verwachten dat in 2020 een besluit gaat worden genomen over het 2030-doel. Mochten we de 55% niet halen, dan staat in het regeerakkoord van deze coalitie wat we dan gaan doen: dan gaan we proberen met een kopgroep van landen te kijken of het mogelijk is om toch met een aantal omliggende landen naar die 55% te komen. Zo schrijft het regeerakkoord het ons voor. Ik kan u uit ervaring verzekeren dat dat zorgvuldig is opgeschreven.

Het is ook mogelijk, zo kan ik in de richting van de heer Stoffer zeggen. Het voorstel van de Commissie voor de langetermijnstrategie voor klimaat laat zien dat het mogelijk is. Er zijn inmiddels 400 pagina's aan analyse, op zichzelf al een klap voor het klimaat. Uit extern onderzoek door het bureau Navigant in opdracht van Eric Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat, blijkt dat de Commissie gedegen werk heeft geleverd. Het is ook niet zo dat er dan helemaal geen uitstoot meer is, alleen wordt die geneutraliseerd door maatregelen elders.

Dan de vraag over de belasting op kerosine. Wij zijn als Nederland voorstander van het zwaarder belasten van de luchtvaart om klimaatdoelstellingen te bereiken. Wij staan open voor voorstellen over een belasting op brandstof, maar dat kan echt alleen als je het mondiaal doet. Daar wordt ook over gesproken tijdens de vliegbelastingconferentie die Nederland deze week in Den Haag organiseert. Daarmee proberen wij ons steentje bij te dragen om een wereldwijde coalitie te bouwen om daaraan te werken.

De heer Van Ojik had een vraag over migratie. Ik heb de opmerkingen van de heer Van Ojik in zijn eerste termijn goed beluisterd. Het is, denk ik, geen geheim dat dit thema de Europese Unie al geruime tijd verdeelt. Er is wel brede erkenning van het belang om eruit te komen. De heer Van Ojik wijst op de slechte omstandigheden in Griekenland en Libië. Ik ben het zeer met hem eens dat daar zaken moeten verbeteren, zeker ook in Griekenland. Daar hebben we het hier vaak over gehad en wij proberen daar ook onze bijdrage aan te leveren. Wij zijn niet klaar voor een nieuwe crisis, ook dat is helder. De nieuwe Commissie moet hier dan ook onmiddellijk prioritair mee aan de slag, in het bijzonder waar het de interne dimensie betreft. Het gaat hier namelijk ook om het overeind houden van het belang van Schengen. Maar het gaat ook om de externe dimensie: hoe werken we samen met derde landen, ook met het oog op terugkeer? Het is duidelijk dat iedereen water bij de wijn moet doen. Zoals ik in de campagne voor de Europese Commissie op tv heb gezegd, maar ook als premier trouwens, is Schengen niet zonder verplichtingen. Het lidmaatschap van Schengen betekent dat je ook je bijdrage hebt te leveren aan dit vraagstuk.

De heer Van Helvert vroeg naar de EDP voor Italië, de Excessive Deficit Procedure, de buitensporigtekortprocedure. Er is door de Commissie geconcludeerd dat zo'n procedure gerechtvaardigd is. Een voorportaal van de Ecofin-Raad heeft zich achter die conclusie geschaard. Het is nu aan de Commissie om een formeel voorstel aan de Raad te doen. Afgelopen najaar volgde die stap niet omdat de Commissie na aanpassingen in de Italiaanse begroting zei dat het niet meer hoefde. Nou, de Tweede Kamer en het kabinet waren het daar niet mee eens, mag ik wel zeggen. Ik blijf me, net als Wobke Hoekstra, inzetten voor een strikte naleving en consequente handhaving van de Europese begrotingsregels. Wij zullen bij de Europese Commissie opnieuw het belang benoemen van het feit dat de conclusie dat zo'n EDP, zo'n buitensporigtekortprocedure, gerechtvaardigd is, ook moet worden opgevolgd met het daadwerkelijk openen daarvan. Dit staat niet op de agenda voor deze Europese Raad, maar er gebeurt ook heel veel in de marge, zoals de heer Van Helvert zelf ook al constateerde. Daar zal dit zeker benoemd worden.

Dan over het Budgetary Instrument for Convergence and Competitiveness. Een paar dingen daarover. Ik denk dat er goed onderhandeld is door Wopke Hoekstra; overigens ook over het ESM, maar daar zijn geen vragen over gesteld. De DSA, de single-limb en de collective action clauses zijn nu allemaal goed in de termsheet verwerkt, denk ik, dus daar maken we echt grote stappen. Bij het BICC gebeurt er niets wat we niet willen, maar een aantal dingen is wel nog doorgeschoven. Dan gaat het in het bijzonder over de financiering. Wij willen dat gewoon onder het MFF. Dat weet iedereen. Er is consensus onder de lidstaten dat het instrument in elk geval gefinancierd kan worden uit de reguliere MFK-middelen. Een aantal lidstaten pleit voor additionele financiering. Daar zijn we geen voorstander van. We zijn ook geen voorstander van nieuwe belasting om het instrument te financieren, maar daar is dus geen overeenstemming over bereikt. Daarom is het doorgeschoven. Dit moet overigens allemaal met unanimiteit en men weet dus dat Nederland de positie niet later dit jaar zal veranderen.

De lidstaten moeten een samenhangend plan voor hervormingen indienen, willen ze toegang krijgen tot dit instrument. Lidstaten die zich niet houden aan de begrotingsregels, hebben geen recht op middelen. Hierop wordt aangesloten bij de macroconditionaliteit die voor een aantal MFK-instrumenten gaat gelden. Zoals u weet, heeft de Raad van de Europese Unie met de Europese Commissie een belangrijke rol in de bepaling of lidstaten zich aan de begrotingsregels houden. Ook de ambtelijke voorportalen van de eurogroep praten mee over de voortgang. De eurogroep zelf voert daar een discussie over. Overigens moeten hervormings- en investeringsplannen goed in elkaar zitten, zodat ze ook echt bijdragen aan de versterking van de economie.

De heer Van Helvert stelde een vraag over de backstop op het Resolutiefonds. De wijziging van het ESM-verdrag maakt het mogelijk dat het ESM als gemeenschappelijke achtervang gaat werken. Stap twee is het daadwerkelijk invoeren van de achtervang door het instellen van een kredietlijn van het ESM aan het Single Resolution Fund. Dat gebeurt op een later moment. Daartoe moet er een unaniem besluit zijn van de raad van gouverneurs van het ESM, dus van alle aangesloten landen. Politiek is afgesproken dat het eind 2023 wordt ingevoerd, of eerder als er voldoende voortgang is geboekt met de risicoreductie. De eerste stap voor een politiek oordeel zal het rapport van de instellingen in 2020 zijn.

De heer Stoffer had zorgen. Hij vroeg: kan het dan niet toch een stabilisatiefunctie krijgen? Deelt u de conclusie van het Centraal Planbureau dat zo'n functie niet nodig is? Wij zijn tegen zo'n stabilisatiefunctie. Dit vraagt allemaal unanimiteit en die komt er dus niet. Het instrument richt zich op hervorming en investeringen om de concurrentiekracht te bevorderen. Wij delen de conclusie van het recente rapport van het Centraal Planbureau dat het niet nodig is voor het voortbestaan van de Unie, al was het maar omdat er in de Unie allerlei instrumenten aanwezig zijn om ervoor te zorgen dat landen niet in de problemen hoeven te komen. Als ze toch in de problemen komen, weten ze waar ze terechtkunnen. Uiteindelijk moeten ze zelf op de blaren zitten als het dan nog niet goed gaat.

Tegen de heer Mulder zeg ik dat ik in dat kader verwacht dat de eurotop de conclusies van de eurogroep zal overnemen en zich achter de gemaakte afspraken zal scharen. Dat zeg ik tegen de heer Mulder. Mocht daar toch discussie over ontstaan, dan zal ik vasthouden aan de Nederlandse inzet.

Hoe zit het dan precies, was de vraag van de heer Van Helvert. Als het gefinancierd wordt vanuit het MFK, wordt het dan ook toegankelijk voor de mensen die geen lid zijn van de eurozone? In de termsheet is afgesproken dat het instrument toegankelijk wordt voor de eurolanden en op vrijwillige basis voor de niet-eurolanden die willen toetreden tot de EMU. Dat is de groep van ERM-II-landen. Omdat ze wel meebetalen aan het MFK-budget, is in de termsheet vastgelegd dat voor de niet-eurolanden die niet meedoen, een specifieke regeling zal worden getroffen op het moment dat er afspraken worden gemaakt over de financiering.

Daarmee heb ik volgens mij de vragen over ESM en het instrument beantwoord.

De heer Van Helvert (CDA):
Even voor de zekerheid, want de stappen waren heel helder, maar ze kwamen wat snel. Of misschien heb ik niet goed geluisterd. Wanneer kunnen we het rapport over de risicoreductie verwachten?

Minister Rutte:
Er zal een rapport komen over de risicoreductie in het kader van het feit dat het ESM backstop wordt op het Single Resolution Fund. Dat rapport wordt voorzien in 2020. Zo staat het hier, maar ik heb geen maand daarbij.

De voorzitter:
Gaat u verder. O nee, een korte vraag van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Niet alleen ik, maar ook de heer Stoffer en anderen hebben hele concrete vragen gesteld. Wanneer mag een land een beroep hierop doen? Wie beoordeelt de voortgang? Wat betekent de cofinanciering? Begrijp ik hieruit dat we dat met de minister van Financiën moeten uitdiscussiëren?

Minister Rutte:
Ja, dat zou ik echt doen, ja. Ik ben heel blij met het gegeven antwoord op de gestelde vraag. Hoewel ik natuurlijk tot de tanden bewapend zou zijn om het zelf te doen.

Voorzitter. Er waren een aantal vragen over het MFK. Wat gaat u doen om het mes te zetten in het MFK? En hoe staat het met de nieuwe eigen middelen? Volgens mij is de Nederlandse inzet op de omvang van het Meerjarig Financieel Kader bekend. Daar zullen we ons hard voor blijven maken. Over het Commissievoorstel voor nieuwe eigen middelen is het krachtenveld nog sterk verdeeld. Wij zijn geen voorstander van de invoering van nieuwe eigen middelen. De passage in de Sibiu-verklaring komt rechtstreeks uit artikel 311 van het EU-Werkingsverdrag.

SP en 50PLUS vroegen of de afronding van die onderhandelingen haalbaar is. Daar ga ik niet over speculeren. Het eindresultaat moet goed zijn. Snelheid is niet leidend.

Er werd gevraagd wat er wordt bedoeld met de Europese Vredesfaciliteit buiten afdracht voor het MFK om. De Europese Vredesfaciliteit valt inderdaad buiten de EU-begroting. Er worden militaire missies van de EU door gefinancierd. Die mogen onder het Verdrag — dan gaat het om artikel 41, lid 2 — niet uit de begroting worden betaald. In het kader van het MFK wordt over de omvang van die faciliteit onderhandeld. Dat is onderdeel van de Negotiating Box. Het Nederlandse standpunt is dat wat binnen de begroting gefinancierd kan worden, zo veel mogelijk binnen de begroting moet en dat daarmee de European Peace Facility geen bredere reikwijdte moet hebben dan noodzakelijk.

Zal ik de puntjes over het MFK afmaken? Ik had er nog een paar.

De voorzitter:
Graag. Daarna ga ik naar de heer Verhoeven en mevrouw Maeijer.

Minister Rutte:
Wat is de maximale inzet van Nederland? Wij willen dat het houdbaar blijft. Dat is des te urgenter gegeven brexit. Wij willen echt een budget van niet 28 maar 27, dus met moderniseringen, bezuinigingen en scherpe keuzes. Lidstaten moeten naar draagkracht bijdragen. Onze inzet is om een stijging van de afdrachten als gevolg van brexit te vermijden. Nederland zet in op een MFK en eigenmiddelenbesluit die samen leiden tot een rechtvaardige verdeling van de lasten.

De heer Verhoeven zegt: het zit allemaal vast, dus hoe realistisch is het nou dat je je inzet gaat halen? Als je moderniseert, hoef je niet per se meer uit te geven. Dat kun je ook doen binnen de budgetten, door te kijken naar sommige uitgaven die misschien niet zo heel verstandig meer zijn. Er gaan enorme bedragen naar allerlei dingen waarvan we ons als Nederland afvragen: mot dat nou? Er zijn dus ook andere manieren om doelstellingen te verwezenlijken. We hebben inderdaad een stevige inzet, maar dat hebben andere lidstaten ook, zoals Duitsland en Frankrijk. Veel lidstaten hebben een heel stevige positie. Wij trekken op met de andere nettobetalers en zullen dat gedurende de hele onderhandelingsperiode blijven doen.

Tot slot vroeg de heer Van Helvert op dit punt naar landbouw- en cohesiegelden. Er is nog niet onderhandeld over de budgetten of de verdeling tussen de lidstaten. Over de inhoudelijke vormgeving van de programma's is discussie gaande. EZK en LNV, de betrokken departementen, informeren de Tweede Kamer regelmatig over waar we staan. Bijvoorbeeld bij de vragen in het schriftelijk overleg Raad Algemene Zaken (Cohesie) van deze week is het daarover gegaan.

De heer Verhoeven (D66):
Voor de komende Europese begroting voor het MFK geldt wat D66 betreft als eerste prioriteit een verschuiving van de middelen voor cohesie en landbouw naar meer eigentijdse middelen die goed zijn voor een sterke EU. Maar dat ligt natuurlijk lastig, omdat veel landen vasthouden aan de cohesiefondsen en landbouwfondsen. Dan heb je te maken met een tweede vraag. Allerlei nieuwe, heel concrete doelstellingen zijn ook in de Sibiu-agenda naar voren gebracht. Ze keren ook hier vaak terug. Het gaat dus om grote, grensoverschrijdende vraagstukken. Feit is dat heel weinig landen willen snijden in de bijna 70% aan potten met wat meer oude middelen. Is het dan daadwerkelijk mogelijk om te komen tot de inzet van Nederland om het überhaupt niet te verhogen? Op dat realistische antwoord wil ik wel graag een kijkje, want dat zegt iets over de positie die Nederland inneemt en hoe kansrijk die is in de komende anderhalf jaar.

Minister Rutte:
Wij zijn simpelweg een van de "nettoost" betaler, zo niet dé nettoost betaler van de Europese Unie. Ik vind dus ook dat wij hierin een gerechtvaardigde positie hebben. Dat zal waarschijnlijk een combinatie zijn van het beperken van het plafond en een vorm van een correctiemechanisme. Er zal iets van een correctiemechanisme moeten blijven, want anders kom je er bijna niet. Ik denk dat de inzet haalbaar is, maar het zal nog wel een hele hijs worden.

De heer Verhoeven (D66):
Maar wat is dan de beweging om die cohesie- en landbouwfondsen omlaag te krijgen? Heel veel landen in het oosten, maar ook Frankrijk en dat soort landen, houden daar gewoon aan vast, terwijl andere landen zeggen: de Europese Unie moet nu een aantal zaken oppakken die van belang zijn. Die twee samen leidt uiteindelijk tot een situatie waarin Nederland allebei binnen kan halen. Dus mijn vraag is hoe zinvol, haalbaar, kansrijk, slim die combinatie dan nog is.

Minister Rutte:
Dan zou je moeten zeggen dat omdat Polen en andere landen miljarden blijven krijgen uit die cohesiefondsen, wat overigens allemaal niet op voorhand verkeerd is aangezien het ook redenen heeft, dus omdat het niet moderniseert — laat ik het maar wat minder politiek zeggen — we het gaan aanvullen met meer Nederlands geld, terwijl we netto al zo zitten.

De heer Verhoeven (D66):
Dan draai ik het liever om. Dan vind ik het prima dat we hard zijn in de nettopositie, dat we met meer nettolanden samen optrekken en aan het plafond werken. Dan zeg ik ook: als je dat plafond zo ontzettend belangrijk vindt, pak dan de ruimte van de 70% aan landbouw- en cohesiefondsen die in de zevenjarige begroting van 1.000 miljard zit. Hoe lukt dat dan? Is het dan mogelijk dat Nederland met die andere nettolanden een koevoet tussen die deur krijgt en ervoor zorgt dat de hoge budgetten voor cohesie en landbouw omlaag gaan? Dat is dan wel een belangrijk punt. Dat moet dan de hoofdinzet zijn.

Minister Rutte:
We doen natuurlijk alles. Het heeft niet zo heel veel zin om er in een openbare Kamervergadering heel veel over te zeggen. Natuurlijk doen we alles. We proberen die potten kleiner te krijgen, wat heel ingewikkeld is om precies de redenen die de heer Verhoeven noemt. In Frankrijk is een dorpje pas een dorpje als er ook een bakkertje zit. Dat betekent dat er ook afnemers van de bakkerij moeten zijn en dus gaat er heel veel geld naar het landbouwbelang van Frankrijk. Wat betreft Oost-Europa geldt dat voor de cohesiefondsen. We kennen allemaal de evergreens in de Europese Unie. Dat hoort er ook een beetje bij. Alleen, ik ben niet geneigd om, omdat het lastig te moderniseren is, te zeggen: dan moet Nederland het maar aanvullen. Dat wil de heer Verhoeven ook niet. Bovendien moet ik me natuurlijk aan het regeerakkoord houden en dat regeerakkoord heeft geen dubbeltje uitgetrokken voor extra geld voor de Europese begroting. De vier onderhandelende partijen hebben daar niet in voorzien.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik noemde het voorbeeld van die Europese vredesfaciliteit in mijn inbreng in eerste termijn als koppeling aan het verslag van de eurogroep. Daarin staat namelijk dat de zogenaamde eurozonebegroting in de context van het MFK zal worden besproken. Ik noemde die vredesfaciliteit als voorbeeld van een instrument waarover dus ook in de context van de onderhandelingen over de meerjarenbegroting wordt gesproken, maar waarvan het voorstel is dat die financiering buiten diezelfde begroting valt en dat er dus een soort contributie komt van de lidstaten om dat te kunnen betalen. Kan de premier uitsluiten dat in het geval van die eurozonebegroting of dat instrument voor convergentie en concurrentie eenzelfde soort model wordt gekozen als voor die vredesfaciliteit?

Minister Rutte:
Dat moet onder het MFF-plafond gebeuren.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Die passage in de context van de onderhandelingen over het MFK sluit echt 100% uit dat het zo'n constructie wordt?

Minister Rutte:
Er komt een pot geld van 1.000 miljard of iets meer. In het Commissievoorstel is er, dacht ik, 17 miljard van die 1.000 miljard voor dat instrument, dus 2,5 miljard per jaar. Dat is nu het voorstel van de Commissie. Wij kijken nu eerst naar het totale plafond voordat we ja zeggen tegen die 17 miljard. Overigens is dat geen slecht bestede 17 miljard want dat is dan weer gericht op hervormingen. Als we het slim doen kan het zelfs in de toekomst een mooie wig zetten in überhaupt de hele aanpak van cohesie- en landbouwgelden door die allemaal structureler te gaan moderniseren. Als we het slim vormgeven, wat we volgens mij aan het doen zijn, kan het ons ook nog weleens gaan helpen in die discussie over de modernisering van het cohesiebeleid.

Dan Albanië. Een paar lidstaten vinden net als Nederland dat het openen van toetredingsonderhandelingen met Albanië prematuur is. Overigens heeft het kabinet grote waardering voor de stappen die Albanië heeft gezet in het afgelopen jaar, maar Albanië moet echt meer werk maken van de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad. Wij vinden dus niet dat nu toetredingsonderhandelingen met Albanië van start kunnen gaan, maar wel hebben we waardering voor de stappen die gezet zijn. Een heel groot aantal lidstaten steunt wel het starten van toetredingsonderhandelingen met Albanië, maar een klein aantal, waaronder Nederland, niet. Overigens is vandaag in de raad besloten de toetredingsonderhandelingen met beide landen niet te openen en uit te stellen tot oktober. Dat heeft, dacht ik, er ook mee te maken dat het Duitse parlement meer tijd nodig heeft om zich op dat besluit voor te bereiden. En dan komt het dus weer terug.

De heer Drost heeft gezegd dat het bij toetreding ook gaat om het uitdragen van de waarden van de Europese Unie en het ondersteunen van andere landen bij de implementatie ervan. Het belang is veel breder dan dat het alleen in het belang van Nederland zou zijn, zo zei hij. Daar ben ik het mee eens. Uitbreiding is geen doel op zichzelf, maar een middel om ervoor te zorgen dat de Unie sterker wordt. Dat is geen overbodige luxe als je kijkt naar de irreguliere migratie, de grensoverschrijdende criminaliteit en de etnische spanningen; dat zijn allemaal zaken waarvoor, mede dankzij de hervormingen in het kader van het toetredingsproces, positieve stappen mogelijk zijn. In die zin kan het openen van toetredingsonderhandelingen ook positieve effecten hebben. Nogmaals, van Albanië vinden wij echt dat het nog niet zo ver is. Wij blijven dus gecommitteerd aan het toetredingsproces en zullen ons ook bilateraal blijven inzetten om landen te ondersteunen, maar dat is niet gratis. Landen moeten uiteindelijk ook wel echt aan de voorwaarden voldoen om stappen te kunnen zetten. Het kabinet heeft op 31 mei de notificatie naar de Commissie gestuurd over de noodremprocedure voor Albanië. Of die ook wordt ingesteld, is afhankelijk van het onderzoek van de Commissie en van de posities van de andere lidstaten. Dat is dus allemaal nog onduidelijk.

Ten aanzien van Noord-Macedonië moeten we vaststellen dat er in het afgelopen jaar veel positieve stappen zijn gezet, maar de onderhandelingen kunnen natuurlijk pas van start gaan wanneer het land aan alle voorwaarden heeft voldaan. Een belangrijke nog te zetten stap is spoedige aanname van de wetgeving omtrent de toekomstige status van de speciaal aanklager. Nogmaals, voor beide landen geldt dat vandaag besloten is om de discussie vooruit te schuiven.

Dan desinformatie. Daarvoor zou ik u vooral willen verwijzen naar het debat dat u morgen over dat onderwerp heeft met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Misschien kan ik er een paar dingen over zeggen. Het tegengaan van desinformatie is natuurlijk primair een taak van niet-gouvernementele actoren, zoals onafhankelijke media, het maatschappelijk middenveld, onlineplatforms en wetenschappers, en dus niet van overheden of EU-instellingen. Ik vind het belangrijk om dat hier te melden. Natuurlijk, als desinformatie door statelijke of aan de staat gelieerde actoren de politieke stabiliteit, de economische stabiliteit of de nationale veiligheid bedreigt, is een reactie van nationale overheden gegrond, maar die dient uiteraard wel de fundamentele waarden, zoals de vrijheid van meningsuiting, te allen tijde te waarborgen. Er moet dus steeds gezocht worden naar een balans tussen deze belangrijke grootheden. Mediawijsheid en digitale geletterdheid zijn daarbij van belang. Ik heb het hier vaker gezegd: een onafhankelijke, goed functionerende pers, kranten die gelezen worden en onderzoeksjournalistiek op televisie en radio zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat wij ons allemaal bewust blijven van wat er nationaal en internationaal fout kan gaan.

Wat doet het kabinet concreet tegen techbedrijven? Ook dat staat morgen op de rol voor het debat met Kajsa Ollongren, de minister van Binnenlandse Zaken. Ik ben het ermee eens dat onlineplatforms hierin een rol spelen. Het is positief dat enkele techbedrijven zo'n Europese gedragscode hebben ondertekend. De resultaten moeten nu ook wel zichtbaar worden. De Commissie monitort dat. De inhoud van die gedragscode staat ook zeker nog niet vast. Het is zeer denkbaar dat die wordt uitgebreid.

Dan is er gevraagd naar Iran. De heer Van Helvert vroeg daarnaar. De berichten over de recente incidenten in de Golf van Oman zijn zeer zorgelijk en laten zien dat de verhoudingen in de Golf zeer gespannen zijn. Nederland heeft geen eigenstandige informatie over de toedracht van de incidenten, maar is wel bezorgd, omdat dergelijke acties tegen commerciële schepen en onschuldige zeelieden onaanvaardbaar zijn.

Dan de vraag van de heer Van Ojik over China. Staatssteun en opkoop van Europese havens door Chinese staatsbedrijven zijn natuurlijk verschillende zaken, dus laten we dat niet allemaal op één hoop vegen. Staatssteun van Duitsland en Frankrijk aan nationale bedrijven als antwoord daarop is wat mij betreft niet het juiste antwoord. Daar is het kabinet tegen. De Nederlandse Chinastrategie is nou juist geschreven om dat beter te doen. In Brussel voeren we de discussie om de Europese Unie weerbaarder te maken tegen de ambities van landen zoals die hier genoemd zijn. Afgelopen mei, mede door de inzet van Nederland op alle niveaus, is er een gelijkwaardige top geweest tussen de Europese Unie en China. Ik ben het zeer met de heer Van Ojik eens: Europa moet zichzelf op het wereldtoneel projecteren, neerzetten als een grote speler. Dat vraagt dus ook iets van ons buitenlandbeleid.

De voorzitter:
Heeft u hiermee alle vragen beantwoord?

Minister Rutte:
Over het buitenlandbeleid was er nog de vraag van de heer Van Helvert over het lot van Murat Memis. We zijn zeer bezorgd over en begaan met zijn lot. Hij is een volksvertegenwoordiger in de gemeenteraad van Eindhoven. Wij staan in nauw contact met de Turkse autoriteiten op alle niveaus. Daarbij vragen we ook aandacht voor twintig andere gevallen van Turkse Nederlanders met een uitreisverbod. Er is volgende week ook nog een debat over met de Kamer.

De voorzitter:
Ja, dat klopt.

Minister Rutte:
Er was een vraag over MH17 en het buitenlands beleid. Ik zou eigenlijk willen verwijzen naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 juni. Dat verslag ging vandaag naar de Kamer toe. Morgen vindt er een bijeenkomst plaats van het JIT, het Joint Investigation Team, en nabestaanden. Ook de pers zal worden geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen. Zo'n grote aankondiging is er twee keer eerder geweest: in september 2016 over het gebruikte wapensysteem en vorig jaar mei nog, toen bekend werd dat het wapensysteem behoorde tot de Russische strijdkrachten. Opnieuw is er brede EU-steun gebleken voor dit vraagstuk in de Raad van 17 juni, dus van gisteren. Nederland sprak opnieuw waardering daarvoor uit. Minister Blok zei daarbij dat Nederland opnieuw zal proberen te kijken of dit nog leidt tot verdere aanvullingen op de conclusies van de Europese Raad van donderdag en vrijdag. Dat is nog niet bekend.

De heer Verhoeven vroeg naar de sancties tegen Rusland. Rusland staat wel op de agenda. Uiteraard beslist de politiek tot verlenging van sancties, maar juridisch is dat een zaak van de Raad. In principe gebeurt dat altijd bij de ambassadeurs, dacht ik, die die besluiten nemen. Het zal dus een algemene discussie zijn. Maar het is niet de verwachting dat er nu, op deze Europese Raad, een besluit wordt genomen over sanctieverlenging. Dat staat zo niet op de agenda en heeft daar trouwens ook nooit gestaan. Dat gebeurt altijd op het niveau van het Coreper.

Dat waren alle buitenlandse antwoorden. Ik heb nog een paar andere thema's.

De voorzitter:
Dan de heer Van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):
Mijn vraag gaat over Iran, waar de minister-president op inging. Ik vroeg dat, omdat ook op de agenda staat dat de Raad zich mogelijk — naargelang de ontwikkelingen, zoals we dat dan zeggen — zal buigen over specifieke kwesties betreffende het buitenlands beleid. Het gaat dan wel even over de insteek. De Duitse regering heeft vandaag laten weten dat de bewijzen die de Verenigde Staten hebben aangedragen zeer overtuigend zijn. Begrijp ik nu dat het Nederlandse kabinet, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, nog steeds vindt dat dat nog niet overtuigend en betrouwbaar is en dat er dus nog geen standpunt is?

Minister Rutte:
Nee, wat ik heb gezegd is dat wij nog geen eigen informatie hebben. We moeten als Nederland natuurlijk heel scherp zijn waarop wij ons baseren, volkenrechtelijk, vanwege alle debatten in de Kamer. Er is geen eigenstandige informatie. Ik heb hier niet paraat of wij inmiddels meer weten vanuit de Amerikaanse hoek. Dat zou ik dan moeten navragen.

De heer Van Helvert (CDA):
Ja, want dat is wel relevant. U gaat het er daar natuurlijk over hebben. Als je dan ziet dat zowel Duitsland als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zeggen dat dit een heel overtuigend bewijs is, en de Nederlandse regering daarbij zit en zegt "we weten het eigenlijk nog niet; we hebben van onze diensten nog geen informatie", dan sta je op dat punt buitenspel in de discussie. Ik ben dan benieuwd wat het standpunt van de Nederlandse regering in de Raad zal zijn als het hierover gaat.

Minister Rutte:
We moeten altijd een beetje oppassen met alle mediaberichten die we lezen over wat bijvoorbeeld de Britten eerder zouden hebben gezegd. Ik las dit weekend ook dingen waarvan ik later hoorde dat ze niet klopten. We moeten ons dan dus echt baseren op wat de Britten ook tegen ons zeggen. Ik heb daar zelf geen laatste informatie over. Ik weet alleen dat wij geen eigenstandige informatie hebben. We zullen ons natuurlijk goed voorbereiden op donderdag en vrijdag. Het is nu dinsdag. Als er reden is om een meer gepreciseerde positie in te nemen, omdat we meer informatie hebben, dan doen we dat vanzelfsprekend, maar op dit moment is mij dat niet bekend.

De voorzitter:
Gaat u naar een afronding toe?

Minister Rutte:
Ik ga naar een afronding. De no-dealbrexit is iets waarop wij ons natuurlijk blijven voorbereiden. Over de getroffen maatregelen is en wordt de Kamer, maar ook de samenleving, uitvoerig geïnformeerd. Recentelijk ontving de Kamer een update van een heel aantal onderwerpen waar het gaat om de contingencyvoorbereidingen. Dat was de brief van 17 mei. Er is ook een nieuwe brief in voorbereiding, conform de toezegging in het schriftelijk overleg, ter voorbereiding op de informele Europese raad van 28 mei. Dat was die informele raad van vlak na de verkiezingen. Er is een nieuwe brief in voorbereiding met een update van de voorbereidingen voor een no-dealscenario, met een kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling van 12 juni. Die gaat nog voor het zomerreces naar buiten.

Of ik mij voorbereid op Boris Johnson? We weten niet wie de nieuwe premier van Engeland wordt, dus dat wachten we rustig af. Uiteraard is dat een zaak van de Britse politiek en het interne proces momenteel in de Conservatieve Partij, dus dat wachten we af. U kent onze positie: het terugtrekkingsakkoord is ononderhandelbaar. Dat ligt er, maar het is natuurlijk altijd mogelijk om te praten over de politieke verklaring, maar dan moet er wel van Britse zijde benoemd worden wat de aanleiding is om over die politieke verklaring te praten. Op dit moment hebben we geen aanwijzingen dat de Britten voornemens zijn iets aan de rode lijnen te veranderen. Als dat wel zo is dan wel zich een ander politiek event voordoet in Groot-Brittannië, dan heb je weer een nieuwe situatie en dan kunnen we opnieuw kijken naar de politieke verklaring. Ik moet dus zeggen dat een no-dealscenario nog zeer reëel is. De enige manier om dat te voorkomen, is het verlaten van de Europese Unie mét een terugtrekkingsakkoord, of natuurlijk geen brexit, maar goed, ik ben maar gestopt met dromen op dat laatste punt. We blijven dus keihard werken aan de voorbereidingen.

Het verslag van deze Europese Raad gaat naar de Kamer een aantal dagen na de Europese Raad, dus dat is ruim voor het reces van de Kamer, zeg ik tegen de heer Van Helvert nog even.

Dan over het Roemeens voorzitterschap. Ik moet zeggen dat ik niet helemaal de kritiek kan plaatsen die de heer Van Otterlo daarop benoemde. In algemene zin moet ik zeggen dat het Roemeens voorzitterschap goed werk heeft verricht om zo veel mogelijk wetgevingsproces af te ronden, vooral ook voor de wisseling van het Europees Parlement. President Johannis heeft met de organisatie van de top in Sibiu volgens mij een extra impuls gegeven aan de vorming van de strategische agenda. Ik moet zeggen ik ben ook persoonlijk zeer gesteld op Klaus Johannis, de president van Roemenië. Natuurlijk zijn er ook dossiers waar wij vinden dat het Roemeense voorzitterschap vanuit Nederlands perspectief een minder gebalanceerde benadering heeft gekozen, bijvoorbeeld bij het opstellen van de negotiating box van het MFK. Daar heeft de minister van Buitenlandse Zaken, Stef Blok, vandaag dan ook in de Raad Algemene Zaken afstand van genomen. Maar ja, dat is onvermijdelijk.

Helemaal los daarvan doen zich natuurlijk rechtstatelijke ontwikkelingen voor in Roemenië die wij zeer nauw volgen, maar de president is daar niet het probleem. Daar zijn we het, denk ik, met elkaar over eens. Dat is een zeer rechtschapen man, die probeert in moeilijke omstandigheden zaken in goede banen te leiden.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk of daar behoefte aan is. Dat is het geval.

De heer Asscher namens de PvdA.


Termijn inbreng

De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Heel kort. Het zou fijn zijn als de minister-president ook in de Europese Raad aandacht besteedt aan die vermoedelijk politieke moord die we hebben gezien in Duitsland, omdat die ook een Europese reactie vergt.

Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Duitse politicus Walter Lübcke waarschijnlijk om politieke redenen is vermoord en het gewelddadig extremisme wereldwijd en ook binnen de Europese Unie toeneemt;

verzoekt de regering zich binnen de Europese Raad in te zetten voor een gemeenschappelijke inzet om dat extremisme tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1460 (21501-20).

De heer Asscher (PvdA):
Mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat werk voldoende moet lonen;

constaterende dat de lonen al decennia achterblijven bij de winsten van bedrijven;

verzoekt de regering Europees en nationaal voorstellen uit te werken om te zorgen dat winsten van bedrijven voldoende worden gedeeld met werknemers en tot die tijd geen verdere verlaging van de winstbelasting door te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1461 (21501-20).

Dank u wel, meneer Asscher. De heer Verhoeven namens D66.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb geen moties. Ik heb wel nog een antwoord voor mevrouw Maeijer, over de veto's. Ik heb het even opgezocht in ons verkiezingsprogramma 2019. Daarin staat dat wij de veto's met betrekking tot de toetreding en een verdragswijziging willen behouden. Dus zelfs nog meer dan ik al dacht, en de financiële dingen die ik noemde, vallen vaak onder verdragswijzigingen, vandaar.

Het tweede verkiezingsprogramma wat ik even heb gelezen, was dat van de VVD. Minder goed van kwaliteit, maar toch ook wel lezenswaardig, want wat staat erin? Halveren van de Commissie, de VVD schrijft het zelf en is er dus ook voor, maar weet tegelijkertijd dat het kansloos is. Maar goed, fijn dat de premier daar in ieder geval helder over is geweest. Dan hoef ik niet opnieuw die motie in te dienen.

Ik hoop wel dat we blijven nadenken over creatieve varianten, bijvoorbeeld het roulerend commissariaat of landen die samen een commissaris hebben. Maar daar zal ik nu niet verder op ingaan.

Dan nog twee andere punten, over de spilfunctie van Nederland. De premier herkende zich niet in het beeld van heel vaak nee zeggen en jezelf misschien isoleren. Prima. Maar ik vind dat we maximaal moeten inzetten op de positie die we nu hebben, op het in goede banen leiden van de Frans-Duitse as, waar veel voorstellen uit voortkomen die Nederland kan benutten en die ons ook in de goede richting brengen. Dat moet mogelijk zijn en die mogelijkheid moet je vergroten door niet steeds een positie in te nemen waarin je je afzet tegen een aantal bewegingen die in Europa mogelijk zijn. Daar hebben deze Kamer en dit kabinet soms toch een handje van.

Dit is vooral een gevaar bij het MFK. Toen ik de premier hoorde praten, zag ik opeens een levensgroot risico. Dit kabinet zegt de hele tijd dat het plafond omlaag moet. Dan gaat dat plafond omlaag, maar zeggen vervolgens heel veel landen dat er niet getornd mag worden aan landbouw en cohesie. Dus het plafond gaat omlaag, maar de twee potten waar nu het meeste geld naartoe gaat en waarvan Nederland vindt dat ze hervormd moeten worden, blijven in stand.

Wat is dan het gevolg? Dat we minder geld uitgeven aan de Europese Unie en dat het geld dát naar de Europese Unie gaat, naar de verkeerde middelen gaat. Ik zou toch nog van de premier willen horen hoe hij dat horrorscenario gaat voorkomen, dus dat de hervormingen uitblijven, maar hij hier gaat pronken met het feit dat het plafond omlaaggegaan is. Dat is namelijk slecht voor alle Nederlanders, want die krijgen dan geen maatregelen met betrekking tot migratie, geen buitengrensbewaking en dat soort zaken, omdat daar dan geen geld meer voor is. Ik zou graag nog een reactie willen op dat risico.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Verhoeven. Ik geef nu het woord aan de heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de minister-president.

Mijn punt over de geopolitiek was dat ik vind dat de Europese Unie in het algemeen te weinig door een geopolitieke bril kijkt naar heel veel verschillende beleidsterreinen. Ik noem de industriepolitiek, de energiepolitiek en nog een aantal dingen. De minister-president zei dat je die niet allemaal op één hoop moet gooien. Dat is natuurlijk zo, maar het zijn wel allemaal voorbeelden van hetzelfde fenomeen.

Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de G20 een minimumtarief voor de winstbelasting bepleit;

constaterende dat de EU in de strategische agenda een eerlijke en effectieve belastingheffing beoogt;

verzoekt de regering zich in de Europese Raad in te zetten voor een minimumtarief voor winstbelasting dat geldt voor alle lidstaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Asscher en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1462 (21501-20).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. De tweede motie gaat over steun aan organisaties die zich inzetten voor de rechtsstaat. De minister-president heeft daarover in zeer positieve zin gesproken. Daar liggen inderdaad voorstellen van de Europese Commissie. Deze motie roept het kabinet op om zich er actief voor in te zetten dat die steun inderdaad wordt uitgebreid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat democratie en rechtsstaat in meerdere EU-lidstaten onder druk staan;

constaterende dat in deze lidstaten vaak ook een levendig prodemocratisch maatschappelijk middenveld bestaat;

verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat de EU de middelen die beschikbaar zijn om organisaties in dit maatschappelijk middenveld te kunnen steunen, uitbreidt en de instrumenten hiervoor optimaliseert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Drost. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1463 (21501-20).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ojik. Het woord is aan mevrouw Leijten namens de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Veel zaken op de agenda, waaronder de opening van de toetredingsonderhandelingen. Ik vind het eigenlijk wel terecht dat is besloten dat dit is uitgesteld. De Europese Commissie heeft haar rapport over de landen en waar ze staan expres uitgesteld, omdat zij dacht dat dit anders de populisten bij de verkiezingen in de kaart zou spelen. Daardoor heeft ze het 29 mei gepubliceerd. De regeringsleiders, maar ook alle parlementen moesten daardoor dus hun positie bepalen in 21 dagen. Tja, zo gaat dat natuurlijk niet. Dus ik vind het verstandig. Ik ga er van uit dat de regering ons op de hoogte stelt als er nog iets wijzigt in hun standpunt.

Ik heb de minister-president gevraagd naar de motie die ik vorige week heb ingediend om als dat begrotingsinstrument niet aan de Nederlandse voorwaarden voldoet, te kiezen om niet mee te doen, een opt-out. Ik heb van de partijen die ik ondervraagd heb, zeker van het CDA en zeker van de VVD, gehoord dat zij daar nog steeds voor staan, ook in het verdere proces. Ik geef dit maar mee als steun in de rug aan de minister-president, want ik had hem de vraag ook gesteld.

Als het gaat over de CO2-reductie heb ik hem gevraagd om het interessante, uitgelekte rapport van de Europese Commissie in te brengen over belasting op kerosine. Hij heeft daar niet op geantwoord, maar ik heb daar wel een motie over.

Minister Rutte:
Ik heb daarop geantwoord.

Mevrouw Leijten (SP):
Dan heb ik dat gemist. Mijn excuses als dat wel is gebeurd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het rapport van de Europese Commissie "Taxes in the Field of Aviation and their impact" berekend is dat een belasting op kerosine binnen de Europese Unie kan en leidt tot een CO2-reductie van 11%, en zelfs 19% in Nederland;

voorts constaterende dat het rapport ook duidelijk maakt dat de effecten op de werkgelegenheid verwaarloosbaar zijn;

van mening dat het invoeren van een belasting op kerosine eerlijker is dan een tickettaks;

verzoekt de regering deze gemeenschappelijke aanpak te bepleiten wanneer het gaat over de Europese ambities om de CO2-uitstoot te reduceren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1464 (21501-20).

Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Otterloo namens 50PLUS.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn positieve reactie op mijn inbreng in de eerste termijn over de antidiscriminatierichtlijn. Dat bespaart mij een motie, dus dat is ook weer prettig voor straks bij de stemming.

Hij betitelde de inzet voor het nu eindelijk toepassen van de richtlijn zelfs als een gezamenlijk project van de premier en 50PLUS. We zullen dat graag samen met hem ter hand nemen. Daarbij is denk ik ook van belang de vraag of dit nog een onderwerp moet blijven waar een veto op uitgebracht kan worden. Ik denk dat zowel de heer Verhoeven als mevrouw Maeijer er dan blij mee zijn dat er geen veto op dit terrein plaatsvindt, want ik kan me niet voorstellen dat de discriminatie geblokkeerd mag blijven worden vanuit de landen die dat om wat voor reden dan ook niet vinden.

Het is jammer dat een kleinere Commissie, waar mijn fractie zoals de premier al zei ook voor heeft gepleit ... Maar ik denk dat we dan wel sterk moeten inzetten op het aanpassen van de werkwijze van de Commissie om te zorgen dat die efficiënter wordt en, als ik het mag zeggen, doelgerichter.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Drost namens de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording van de vragen. Wij zijn blij met de onverminderde aandacht die er is voor de rechtsstaat. Vandaar ook onze naam onder de motie die meneer Van Ojik zojuist heeft ingediend ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in die landen waar dat juist hard nodig is. Misschien is het goed om te markeren — de premier noemde dat — dat wij blij zijn dat minister Blok vandaag de non-paper op het gebied van transparantie heeft ingediend, wellicht niet met transparantie als doel op zich, maar om transparantie in te voeren want die mensen moeten verantwoording kunnen afleggen over dat wat ze doen namens ons allen in Europa.

Wij zijn blij met en wij steunen de inzet van de regering bij de komende top. Niet altijd nee zeggen zoals sommige partijen in deze Kamer misschien zouden willen en ook niet altijd ja zeggen zoals andere partijen soms laten merken, maar juist een gebalanceerde inbreng die in het belang is van Nederland en in het belang is van vrede en samenwerking in Europa.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Drost. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.

De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dank voor de beantwoording door de minister-president. Het rapport over de risicoreductie komt met kerst 2020. Het is goed dat we daar een tijdstip bij hebben. Het CDA hecht daar heel veel belang aan, zeker omdat we zonder die reductie geen risico's moeten gaan delen. Dan moeten de risico's ook gereduceerd worden. We wachten echt op dat rapport. Als dat eerder kan dan kerst, vinden wij dat heel erg prettig.

De minister van Buitenlandse Zaken, zo vertelde de minister-president, heeft in de RAZ (Raad Algemene Zaken) een non-paper over transparantie gepresenteerd. Dat vinden wij heel mooi. Daar zijn we ook heel benieuwd naar. Voor zover ik weet, heb ik dat non-paper niet gezien. In het kader van de transparantie wil ik vragen of dat er is. Of heb ik iets gemist? Dat kan ook. Dan hoor ik dat heel graag, want dan is dat mijn tekortkoming en ga ik dat heel snel opzoeken.

Ik had nog een specifieke vraag over de brexit, de werving van personeel en het oprichten van een keuringsplaats voor levende dieren. Ik weet niet of daar direct een antwoord op is. Anders kan het misschien in de loop van de week komen, want we zijn heel erg benieuwd naar de voorbereidingen die Nederland daarvoor moet treffen.

Over Iran heeft de minister-president gezegd: ik bereid me daar nog op voor; het is pas dinsdag. Ik vind dat heel belangrijk, want vandaag heeft Merkel gezegd op een congres in Berlijn, terwijl ze naast de Oekraïense premier stond, dat er sterk bewijs is dat Iran erbij betrokken is. Gisteren liet de EU nog weten dat het filmpje dat de Verenigde Staten hadden gepresenteerd niet genoeg was, maar als je ziet dat de bakens worden verzet, vind ik het belangrijk dat Nederland daar een rol in heeft, omdat de gevolgen erg groot kunnen zijn voor de spanningen aldaar. Dat geldt ook voor hier. Als de minister-president in de loop van de week nog vorderingen maakt in de voorbereiding en hij dat met ons wil delen, dan houd ik mij aanbevolen, en ik denk de hele Kamer.

Dan richt ik me nog heel even tot u, mevrouw de voorzitter. Ik maakte ook een opmerking over de verschrikkelijke moord op onze collega-politicus Lübcke. Toen zei ik: is het misschien een idee dat wij wellicht als Kamer laten weten aan onze collega's dat wij geschokt zijn? Misschien kunt u daar nog even op reageren.

De voorzitter:
Dat ga ik zeker doen. Bij dezen.

De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de minister-president voor het beantwoorden van de vragen. Om te kijken of wij de antwoorden goed begrepen hebben, hebben wij een paar moties. Aan de hand van het oordeel merken we vanzelf of wij de antwoorden echt goed begrepen hebben. De eerste luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat momenteel onderhandeld wordt over het nieuwe voorzitterschap van de Europese Commissie;

verzoekt de regering bij het vaststellen van de geschiktheid van een kandidaat-voorzitter te betrekken dat deze oog heeft voor de verscheidenheid tussen lidstaten en voor de zorgen van Europese burgers over onnodige bemoeienis van "Brussel",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1465 (21501-20).

De heer Stoffer (SGP):
De volgende gaat over het schokfonds.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de eurogroep gevraagd is de kenmerken van een begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC) uit te werken;

constaterende dat het Nederlandse kabinet mogelijk meerwaarde in het instrument ziet indien het geen expliciete stabilisatiedoelstelling krijgt, financiering binnen het MFK plaatsvindt en toegang tot het instrument aan strikte voorwaarden gebonden is;

overwegende dat het BICC uiteindelijk een budgettaire stabilisatiefunctie kan vervullen, terwijl onduidelijk is of de voorwaarden voor toegang tot het instrument voldoende strikt zijn;

overwegende dat het CPB zo'n schokfonds niet noodzakelijk acht voor het voortbestaan van de euro;

verzoekt de regering onder de huidige omstandigheden niet in te stemmen met het BICC,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1466 (21501-20).

De heer Stoffer (SGP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer.

De vergadering wordt van 20.30 uur tot 20.35 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister-president het woord.


Termijn antwoord

Minister Rutte:
Voorzitter. Eerst een paar vragen en dan de moties. In mijn bijdrage in de Europese Raad zal ik inderdaad de vreselijke moord op Walter Lübcke benoemen. Ik ben het zeer eens met de heer Asscher op dat punt.

Ik zal toch nog even kort ingaan op het punt dat de heer Verhoeven maakte over de kwestie van het invloed uitoefenen in Europa. Dat moeten wij doen. Wij proberen natuurlijk coalities te bouwen. Naast de goede contacten die we hebben met de Fransen en de Duitsers doen we dat op alle andere mogelijke manieren, bijvoorbeeld met de Scandinavische landen, de Baltische landen, Slovenië, Ierland en uiteraard in de Benelux. Daar gaan we mee door. Op tal van onderwerpen — gezien het tijdstip in het debat zal ik ze niet allemaal herhalen — neemt Nederland ook echt positieve initiatieven, maar wij vinden ook allerlei dingen. Van de toetreding van Macedonië op dit moment zijn wij dus inderdaad geen voorstander. Van het openen van de onderhandelingen over het stabilisatie-instrument zijn wij geen voorstander. Heel veel lidstaten wel, maar heel veel lidstaten trouwens ook niet. Wij staan daar zeker niet alleen in. Heel vaak willen we wel iets en komen we met positieve voorstellen, maar als er iets dreigt wat we niet willen, is het de kunst om dat bij te sturen in de richting die wel werkt voor ons. Ik vind dat hele BICC daar een mooi voorbeeld van. Het is niet hier bedacht, maar inmiddels ligt er een stuk werk dat voldoet aan alle Nederlandse inzetwensen, en dat ook een potentieel breekijzer kan zijn voor de manier waarop thans gewerkt wordt op het terrein van de cohesie- en structuurfondsen.

Dat brengt mij ook bij een tweede punt van de heer Verhoeven: de modernisering van het MFK. Ik ben het met hem eens. Als het alleen om het plafond zou gaan, heeft hij ook wel gelijk, maar wij moeten naast het verlagen van het plafond ook echt zoeken naar mogelijkheden voor correctiemechanismes. Als dat onderdeel wordt van de uiteindelijke bepaling van de relatieve afdrachtsposities van landen en de absolute bedragen, dan denk ik dat het allebei kan, maar het zal passen en meten worden. Ik voel me gesterkt — we denken daar hetzelfde over — om het maximale daaraan te doen.

Toen de heer Van Helvert begon over dat non-paper over transparantie moest ik even denken aan die prachtige scène uit Yes, Prime Minister, waar Sir Arnold met Sir Humphrey in een club zit en Sir Humphrey aan Sir Arnold vraagt hoe het gaat met de campaign for open government. De reactie van Sir Arnold is: I can't tell you anything about it, it's a top secret. In dit geval is dat gelukkig niet zo. Ik kijk even op dat moderne instrument voor mij: het is een Benelux-paper, dat met de vaste Kamercommissie Europese Zaken is gedeeld tijdens een werkbezoek aan Brussel. Ik zal vragen om dat toe te voegen aan het verslag van de Raad Algemene Zaken. Ik hoor mevrouw Leijten zeggen dat het zelfs al getwitterd is. Kijk aan! Nou, daar gaat je non-paper.

Mochten zich ontwikkelingen voordoen in het Iran-dossier, dan denk ik dat het het beste is dat Stef Blok, de minister van Buitenlandse Zaken, daar nadere informatie over geeft.

Het punt van de levende have nemen we mee in de brief waarin de appreciatie zal komen van het Commissievoorstel over contingencies. Dat is nog voor het zomerreces. We pakken dat element daarin dus mee.

Dan kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 1460 is wat mij betreft oordeel Kamer, maar dan moet ik "Europese Raad" wel breder kunnen lezen, namelijk als Raad. Want de Europese Raad staat nog niet op de agenda. Maar als ik dat mag lezen als Raad, dan is dat ook in lijn met het Nederlandse beleid. Ik benadruk dan wel het woord "waarschijnlijk" in de tekst, "dat hij waarschijnlijk om politieke redenen is vermoord", omdat het uiteindelijke oordeel daarover natuurlijk aan de rechter is. Het staat dus goed in de motie, maar nogmaals, in de interpretatie van de motie zet ik Europese Raad even tussen haken: Europese Raad/Raad.

De motie op stuk nr. 1461 ontraad ik. U weet dat het kabinet op onderdelen een ander beleid voert. "Winsten van bedrijven voldoende delen" is niet iets wat het kabinet gaat doen. Als de heer Asscher dacht hiermee mijn toespraak van zaterdag voor het VVD-festival te codificeren ... Die ging natuurlijk over iets anders. Als de bedrijven niet rápido hogere salarissen gaan bieden, moeten we eens met elkaar gaan bekijken of dat dan niet gecorrigeerd moet worden via minder verlaging of geen verlaging van de Vpb. Dat is dus een specifiekere politieke opvatting.

De motie op stuk nr. 1462 moet ik ontraden, want het gaat er hier om dat het minimumtarief voor de winstbelasting ... Misschien mag ik verwijzen naar het deel van het debat daarover.

De motie op stuk nr. 1463 geef ik oordeel Kamer. Nederland is hier voorstander van. De Commissie heeft hiertoe, ook in het kader van het nieuwe MFK, een voorstel gedaan. Daarnaast zijn er middelen die in het kader van de onderhandelingen worden bepaald, maar dan gaat het sowieso om meer middelen. Dat klopt, toch? Ja, het gaat dan om meer middelen.

De motie stuk nr. 1464 ontraad ik. Nederland heeft gezegd dat het dit idee wil onderzoeken, maar het is echt een mondiaal vraagstuk. Het moet ook op dat niveau worden aangepakt. Deze week is die conferentie gaande. In Nederland zetten we in op een aantal nationale maatregelen.

De motie op stuk nr. 1465, van de heer Stoffer, kan ik oordeel Kamer geven, want wat daar staat, lijkt mij verstandig.

De motie op stuk nr. 1466 ontraad ik, want het klopt echt niet wat daar staat. Dat BICC gaat geen budgettaire stabilisatiefunctie vervullen. Dat klopt gewoon niet. Dat gaan we niet doen. Dat is ook vastgelegd, afgesproken. Er zijn term sheets et cetera. Als het toch gebeurt, zijn wij daartegen en dan gaan wij dat verder niet mogelijk maken. Het gaat dus niet gebeuren. Deze motie klopt dus echt niet. Daarom ik ontraad ik haar.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we morgen stemmen. Ik dank de minister-president.

De vergadering wordt van 20.41 uur tot 20.46 uur geschorst.

Sportbeleid

Sportbeleid

Aan de orde is het VAO Sportbeleid (AO d.d. 12/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Sportbeleid. Ik heet de minister voor Medische Zorg van harte welkom. Ik geef mevrouw De Pater-Postma het woord namens het CDA.

Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Voorzitter. Ik wil de minister danken voor zijn antwoorden en voor de toezeggingen die hij tijdens het AO Sport heeft gedaan. Wat de CDA-fractie betreft staat er toch nog één punt open, namelijk het punt over de criminele inmenging bij amateursportverenigingen. Het CDA wil dat de regering actiever aan de slag gaat om de verenigingen en de vrijwilligers die daarmee te maken krijgen, te helpen om dit tegen te gaan. Ik dien daarover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek van de Taskforce Brabant Zeeland blijkt dat bij zeker vijf van de onderzochte twaalf amateurvoetbalclubs vermoedens bestaan dat criminelen er een voet tussen de deur proberen te krijgen;

overwegende dat er vermoedens bestaan dat deze clubs te maken hebben met dubieuze sponsors die talentvolle spelers met tonnen aan zwart geld binnenhalen, infiltratie van criminele trainers en spelers, en drugshandel in de kantine;

overwegende dat het onduidelijk is of deze vijf clubs hiermee het topje van de ijsberg vormen of uitzonderlijke gevallen zijn;

van mening dat vrijwilligers die zich bij de sportverenigingen inzetten gesteund moeten worden in het herkennen en tegengaan van criminele inmenging;

verzoekt de regering een breder onderzoek naar de aard en omvang van criminele inmenging in de amateursport in Nederland uit te voeren;

verzoekt de regering daarnaast kennis over het tegengaan van criminele inmenging te verspreiden onder amateursportverenigingen, bijvoorbeeld via de lokale en regionale sportakkoorden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Pater-Postma, Diertens en Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 217 (30234).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Rudmer Heerema namens de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb twee moties, die ik meteen voorlees.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sportverenigingen ondanks alle inspanningen niet kunnen voldoen aan de deadline die de overheid stelt met betrekking tot het terugdringen van chemische gewasbeschermingsmiddelen;

overwegende dat het niet de bedoeling kan zijn dat tienduizenden, zo niet honderdduizenden kindertjes niet meer kunnen voetballen, atletieken of hockeyen als de deadline overschreden wordt vanwege een onmogelijke eis vanuit het ministerie van IenW;

verzoekt de regering alles in het werk te stellen om een realistisch tijdpad te formuleren in samenspraak met de sportbonden en -verenigingen en zodoende te voorkomen dat tienduizenden, misschien wel honderdduizenden kindertjes niet meer kunnen voetballen, atletieken of hockeyen, of welke andere sport die getroffen wordt door de green deal dan ook,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 218 (30234).

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat grote sportevenementen beter en sneller georganiseerd kunnen worden als verschillende departementen makkelijker in te schakelen zijn voor kennis en expertise;

overwegende dat er bij organisatoren van sportevenementen veel behoefte is om sneller kennis te kunnen nemen van wet- en regelgeving en te verkennen wat de mogelijkheden zijn om samen op te trekken met de rijksoverheid;

tevens overwegende dat de kennis die nu bij een sportevenement opgedaan wordt, onvoldoende ingezet lijkt te worden bij de organisatie van andere sportevenementen, omdat kennis verspreid in de rijksoverheid zit;

verzoekt de minister te onderzoeken op welke wijze een klein maar slagvaardig interdepartementaal sportevenementenloket vormgegeven kan worden waarbij in ieder geval de ministeries van VWS, EZ, IenW en Financiën betrokken worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 219 (30234).

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Over de laatste motie hebben we al het een en ander gewisseld tijdens het algemeen overleg Sport. Ik was even benieuwd of de minister daar misschien wat meer handen en voeten aan kan geven nu het wat geland is. Daarover ga ik straks graag nog even het debat met hem aan.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Veel voetbalclubs zijn financieel kwetsbaar. Bij grote problemen kloppen ze vaak aan bij de gemeente, terwijl we aan de andere kant ook zien dat er flinke bedragen gaan zitten in salarissen en transferkosten. Daarom is ook Europese samenwerking nodig, want buitenlandse clubs hebben dezelfde problemen. De minister gaf in het algemeen overleg er niet zo heel veel blijk van dat hij hier actie op wil ondernemen, dus ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel voetbalclubs financieel kwetsbaar zijn;

overwegende dat de financiële kwetsbaarheid mede wordt veroorzaakt door hoge transferkosten en salarissen van spelers en veel onzekerheid over inkomsten omdat die sterk afhangen van sportieve resultaten zoals Europees voetbal;

overwegende dat andere landen, zoals Italië, fiscale voordelen geven aan voetbalclubs en hun spelers, wat zorgt voor een ongelijk speelveld en de druk om meer te gaan belonen in het voetbal;

overwegende dat de Europese regels omtrent staatssteun ontoereikend zijn om ongeoorloofde financiële steun aan voetbalclubs aan te pakken, zoals recent het geval bleek bij Real Madrid;

overwegende dat er dus (ook) een Europese aanpak nodig is voor het oplossen van de financiële kwetsbaarheid van voetbalclubs;

verzoekt de regering in Europees verband in gesprek te gaan over het creëren van een gelijk speelveld voor voetbalclubs door het wegnemen van nationale fiscale voordelen, en aan te dringen op betere Europese regels om staatssteun aan voetbalclubs tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 220 (30234).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voetbalclubs bij financiële problemen meermaals bij gemeenten aankloppen;

overwegende dat het ongewenst is dat commerciële clubs met publiek geld geholpen worden;

overwegende dat de KNVB en de voetbalclubs afgelopen jaren beleid hebben gevoerd om de clubs financieel minder kwetsbaar te maken;

overwegende dat de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) in mei 2019 waarschuwde dat een kwart van de eredivisieclubs en twee derde van de clubs uit de Keuken Kampioen Divisie meer schulden dan bezittingen hebben en voetbalclubs nog steeds financieel kwetsbare organisaties zijn;

overwegende dat de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants verschillende aanbevelingen doet aan clubs en aan de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, waaronder het eisen van een positief eigen vermogen;

verzoekt de regering bij de KNVB aan te dringen op het vereisen van een positief eigen vermogen binnen een afzienbare termijn, alsmede bij voetbalclubs aan te dringen op het overnemen van de aanbevelingen van de NBA,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 221 (30234).

Dank u wel. De heer Van Aalst heeft nu het woord namens de PVV.

De heer Van Aalst (PVV):
Dank je wel, voorzitter. Heel kortweg: we hebben een AO gehad dat voor mij wat kort was in verband met wat andere vergaderingen die tegelijkertijd vielen. Maar volgens mij heb ik mijn punt duidelijk kunnen maken en is de enige partij die momenteel opkomt voor de banen van die hardwerkende vrouwen in de formule 1 de PVV. Daarom de volgende drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • het zeer te betreuren is dat de pitspoes door de FIA in de ban is gedaan en dreigt te ontbreken op Zandvoort 2020;
  • hiermee vrouwen hun baan wordt afgepakt;
  • hiermee wordt toegegeven aan feministische betutteling;

van mening dat:

  • pitspoezen net zozeer bij de Formule 1 horen als de auto's;
  • alleen een enorme zeikerd of jaloerse social justice warrior een mooie vrouw als een probleem ziet;

verzoekt de regering aan de organisatie van de Formule 1 duidelijk te maken dat de aanwezigheid van de pitspoes op Zandvoort 2020 belangrijk is en deel uitmaakt van de Nederlandse autosporttraditie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 222 (30234).

De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Dan gaan we verder met de volgende motie over betutteling.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • het ontmoedigingsbeleid voor het drinken van alcohol steeds meer op betutteling gaat lijken;
  • amateurclubs een groot deel van hun inkomsten uit de verkoop van alcoholische dranken krijgen;

van mening dat een "derde helft" na de wedstrijd gewoon moet blijven kunnen;

verzoekt de regering direct te stoppen met de betutteling op en langs de sportvelden en zorg te dragen dat er in de sportkantines gewoon nog een "derde helft" gespeeld kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 223 (30234).

De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Dan de laatste motie, over betutteling vanuit de EU.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • sportclubs met kunstgrasvelden waar rubberen korrels worden gebruikt in problemen komen door Europese regelgeving;
  • duidelijk is geworden dat deze rubberen korrels geen bedreiging vormen voor mens en milieu;

van mening dat:

  • de EU zich niet heeft te bemoeien met onze sportvelden;
  • door deze overtrokken regelgeving sportclubs in de problemen komen;

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat in Nederland de rubber korrels nog gewoon gebruikt mogen worden op de kunstgrasvelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 224 (30234).

De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Diertens namens D66.

Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de vele toezeggingen in het AO. Het was echt een fijn AO, waarin onder andere een symposium over de arbeidsmarkt in de sport en een onderzoek naar het stimuleren van buitenspelen zijn toegezegd, waarvoor dank. Ter stimulering nog drie moties — sorry, voorzitter.

De voorzitter:
Vooruit.

Mevrouw Diertens (D66):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister met NOC*NSF, SZW en UWV in gesprek gaat over WW-uitkeringen van topsporters bij trainingskampen en de WIA- en Wajong-rechten van paralympiërs;

verzoekt de minister om in kaart te brengen welke kansen en belemmeringen er zijn om in deze gevallen maatwerk te bieden en rekening te houden met de positie van paralympiërs en topsporters, en om de Kamer hier voor de behandeling van het wetgevingsoverleg Sport over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, De Pater-Postma en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 225 (30234).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onderzoeksproject Gold in Education and Elite Sport (GEES) heeft geleid tot een rapport met concrete aanbevelingen om de begeleiding van duale carrières in de sport te optimaliseren;

overwegende dat de duale carrière in de sport een van de hoofdonderwerpen is van het symposium over de arbeidsmarkt in de sport;

verzoekt de regering om de Kamer voor het wetgevingsoverleg Sport te informeren op welke wijze in Nederland invulling is gegeven aan de concrete acties om de begeleiding van duale carrières van sporters in Nederland te optimaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 226 (30234).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderzoek aantoont dat, ondanks de toegenomen aandacht voor het belang van meer diversiteit in sportbonden, het aantal bonden zonder vrouw in het bestuur steeg;

overwegende dat oog voor diversiteit een van de onderdelen is die beoogd is om toegevoegd te worden aan de Code Goed Sportbestuur;

verzoekt de regering om in gesprek met de sportbonden te onderzoeken hoe de implementatie van de herziene Code Goed Sportbestuur, met daarbij oog voor diversiteit, jaarlijks zou kunnen worden gemonitord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, De Pater-Postma en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 227 (30234).

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diertens.

Ik kijk naar de minister of er behoefte is aan een korte schorsing. Vijf minuten.

De vergadering wordt van 20.58 uur tot 21.03 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. Er zijn elf moties. De eerste motie, de motie op stuk nr. 217 van mevrouw De Pater van de CDA-fractie, verzoekt de regering een breder onderzoek naar de aard en omvang van criminele inmenging in de amateursport in Nederland uit te voeren en daarnaast kennis over het tegengaan van criminele inmenging te verspreiden onder amateursportverenigingen, bijvoorbeeld via lokale en regionale sportakkoorden. Deze discussie hebben we onlangs ook gevoerd in het AO. Ik heb toen gezegd dat ik graag eerst de uitkomsten afwacht van het onderzoek dat nu loopt binnen het amateurvoetbal in Noord-Brabant en Zeeland en dat ik de uitkomsten van het onderzoek vervolgens graag wil bespreken met enerzijds de KNVB en anderzijds met mijn collega van JenV, aangezien ondermijning een breed maatschappelijk probleem is dat zich niet alleen in de sport voordoet. Ik heb toen aangegeven dat ik met JenV en de KNVB wil bekijken of vervolgonderzoek nodig is en op welke wijze dat zou moeten worden vormgegeven. Als er dan een dergelijk onderzoek zou moeten worden gestart, wil ik de aspecten die mevrouw De Pater in de motie op stuk nr. 217 neerlegt, wel meenemen. Als ik de motie tegen die achtergrond mag beschouwen, wil ik haar graag oordeel Kamer geven.

Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Ik zeg daar gewoon ja op.

De voorzitter:
Dan zitten jullie volgens mij op dezelfde lijn.

Minister Bruins:
Houden zo.

De voorzitter:
Voorlopig.

Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 218 van de heer Heerema van de VVD-fractie verzoekt de regering alles in het werk te stellen om een realistisch tijdpad te formuleren in samenspraak met de sportbonden en sportverenigingen en zodoende te voorkomen dat tienduizenden, misschien wel honderdduizenden kindertjes niet meer kunnen voetballen, atletieken of hockeyen of welke andere sport die getroffen wordt door de green deal dan ook. In het AO van 6 juni heeft de staatssecretaris van IenW toegezegd in september uw Kamer een brief te sturen waarin het "verbod tenzij" wordt uitgewerkt. Op 12 juni heb ik op uw vraag geantwoord dat hierbij uiteraard wordt meegenomen dat er betaalbare, chemievrije alternatieven beschikbaar moeten zijn. Ik deel op dit moment dus niet de vrees van de indiener dat tienduizenden kinderen binnenkort niet meer zouden kunnen sporten. Uiteraard houden de collega van IenW en ik de vinger aan de pols en in september ontvangt u van ons de beloofde Kamerbrief over de uitwerking van de mogelijkheden tot uitzondering. Om die reden stel ik u voor om de motie aan te houden tot na de ontvangst van die brief.

De voorzitter:
En anders? Als de motie niet wordt aangehouden?

Minister Bruins:
Dan ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Oké, dat had ik gemist.

Minister Bruins:
En ik wil graag eerst die brief van september zien.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 219 over het interdepartementale evenementenloket. De minister wordt verzocht te onderzoeken op welke wijze een klein maar slagvaardig interdepartementaal sportevenementenloket vormgegeven kan worden, waarbij in ieder geval de ministeries VWS, EZ, IenW en Financiën betrokken worden. In het debat hebben we ook dit thema besproken. Ik ben op dit moment met vele partijen in gesprek over deelakkoord 6, waarin ook interdepartementale samenwerking met betrekking tot evenementen aan bod komt. Graag wacht ik de verdere gesprekken met mijn partners over dat deelakkoord 6 af, alvorens invulling te geven aan de wijze waarop interdepartementale samenwerking met betrekking tot evenementen invulling gegeven wordt. Dan wil ik de input uit de motie daar graag bij betrekken. Om die reden wil ik vragen om ook deze motie aan te houden.

De voorzitter:
Ook hier geldt: mocht de motie niet worden aangehouden ... Maar de heer Rudmer Heerema wil iets zeggen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
De motie op stuk nr. 219, dus de laatste motie die besproken is, wil ik aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Rudmer Heerema stel ik voor zijn motie (30234, nr. 219) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 220.

Minister Bruins:
Die motie is ondertekend door mevrouw Westerveld en mevrouw Diertens. Daarin wordt de regering verzocht in Europees verband in gesprek te gaan over het creëren van een gelijk speelveld voor voetbalclubs door het wegnemen van nationale fiscale voordelen en aan te dringen op betere Europese regels om staatssteun aan voetbalclubs tegen te gaan. Ik voel hier niet voor. Ik ontraad de motie. Ik hecht aan de eigen fiscale mogelijkheden van lidstaten en ga dat niet in Europese regels voor staatssteun regelen. Die Europese regels voor staatssteun zijn duidelijk en gelden voor iedereen. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 220.

Dan de motie op stuk nr. 221. Daarin wordt de regering verzocht bij de KNVB aan te dringen op het vereisen van een positief eigen vermogen binnen een afzienbare termijn, alsmede bij voetbalclubs aan te dringen op het overnemen van de aanbevelingen van de NBA. Ik zie het vraagstuk, want ook dit thema hebben wij gewisseld in het debat. Het is duidelijk dat voetbalclubs bij financiële problemen aankloppen bij gemeenten. Die waarschuwing van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants is ook bij mij bekend. Voordat ik deze motie wil omarmen, zou ik eerst met de KNVB in gesprek willen gaan, zonder dat ik daar een bepaalde richting aan wil geven. Ik zou dus graag, als stap twee na ons debat, eerst met de KNVB dat gesprek willen voeren en u daarover dan terugkoppelen. Tot die tijd zou ik de indieners willen vragen om de motie aan te houden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat lijkt me prima. Ik heb nog wel een vraag over de motie hierover. Daarvan zegt de minister: de regels voor staatssteun zijn voor iedereen duidelijk. Hij zegt meer, maar ook dit. Die regels zijn dus niet voor iedereen duidelijk. Dat schrijf ik ook in de motie. Als je bijvoorbeeld kijkt naar Madrid, dan blijkt dat de regels voor staatssteun helemaal niet duidelijk zijn. Daarom vraag ik in die motie om eens in gesprek te gaan met collega's uit andere landen. We verschillen enigszins van mening over de vraag of je als overheid geld mag geven aan een club. Het gaat natuurlijk ook om een gelijk speelveld voor alle voetbalclubs. Daar is iedereen bij gebaat.

Minister Bruins:
Wij verschillen hierover van mening. Ik denk inderdaad dat de Europese regels voor staatssteun wel duidelijk zijn en voor iedereen gelden. Dat is de reden waarom ik de motie op stuk nr. 220 ontraad.

Op de motie op stuk nr. 221 ben ik al ingegaan. Dan de motie op stuk nr. 222. Dat is een motie van de PVV-fractie.

De voorzitter:
Is de motie op stuk nr. 221 aangehouden of de motie op stuk nr. 222? Het gaat om de motie op stuk nr. 221.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (30234, nr. 221) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bruins:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 222. Deze verzoekt de regering aan de organisatie van de Formule 1 duidelijk te maken dat de aanwezigheid van de pitspoes op Zandvoort 2020 belangrijk is en deel uitmaakt van de Nederlandse autosporttraditie.

Voorzitter. Ik ontraad deze motie. In het debat hebben we gewisseld dat er sprake kan zijn van een modelgarantie. Dat is de manier waarop de Nederlandse regering medewerking wil verlenen aan het evenement van de Formule 1. Maar de modelgarantie is niet een modellengarantie. Daarnaast ben ik van mening dat de FIA heel goed zijn eigen boontjes kan doppen.

De heer Van Aalst (PVV):
We kunnen er een grapje van maken, maar ik vind dat niet terecht. Ik vind dat de minister in dit geval gewoon moet zorgen dat deze werkgelegenheid niet verloren gaat in Nederland. Ik vind dat er zeker wel een taak weggelegd is voor de minister als het gaat om zo'n groot evenement. Als hij aangeeft dat het een commercieel evenement is en hij daar niets aan doet, dan moeten we er ook geen geld in pompen. Dat doet deze minister wel.

Minister Bruins:
Nee, wij steken geen geld in dit evenement. Het is de modelgarantie waardoor we de betrokkenheid van verschillende departementen aanhaken, bijvoorbeeld als het gaat over fiscale aspecten of het regelen van arbeidscontracten. Maar we steken nou juist geen geld in het evenement. Ik blijf de motie ontraden.

De voorzitter:
Tot slot de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):
Dat is een beetje onzin. We stoppen er natuurlijk wel geld in. We leggen allerlei infrastructuur aan. Dat kan tegenwoordig al binnen een jaar, als het om een groot evenement gaat. Het gaat, zoals de minister net al aangaf, wel om arbeidsomstandigheden en arbeidscontracten. Dat is nu precies waar deze motie om draait. Het gaat hier om arbeidscontracten van hardwerkende vrouwen. Daar kunt u nu een stokje voor steken en een signaal afgeven aan de FIA dat wij dat niet accepteren.

Minister Bruins:
Ik wil het nog wel een derde keer uitleggen, maar ik blijf de motie ontraden. Ik denk dat de FIA zijn eigen boontjes kan doppen.

Dan de motie op stuk nr. 223 over het redden van de derde helft en het stoppen met de betutteling. Hierin wordt de regering verzocht op en langs de sportvelden ervoor zorg te dragen dat er in kantines gewoon een derde helft gespeeld kan worden. Die derde helft moet gewoon blijven en die blijft ook gewoon. Nergens staat dat die niet zou kunnen blijven. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:
Ik wil dat u ook de volgende motie van de heer Van Aalst even beoordeelt. Dan krijgt hij daarna de gelegenheid om daar iets over te vragen.

Minister Bruins:
Dit was de motie op stuk nr. 223. In zijn laatste motie, die op stuk nr. 224, verzoekt de heer Van Aalst de regering er zorg voor te dragen dat in Nederland de rubberkorrels nog gewoon gebruikt mogen worden op de kunstgrasvelden. Ik ontraad ook deze motie. Er is sprake van Europees beleid en daar kan ik mij niet aan onttrekken.

De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter, waar zal ik beginnen? Het preventieakkoord geeft duidelijk aan dat er een alcoholverbod komt. Wij hebben onder andere gesproken met de KNVB. Die geeft duidelijk aan wel voor een ontmoedigingsbeleid te zijn, maar niet voor een verbod. Maar dat komt nu wel naar voren: een alcoholverbod op sportaccommodaties. Voor amateurverenigingen is de verkoop daarvan dé inkomstenbron. Volgens mij heeft het ook een negatieve invloed op het sporten, want dan gaan mensen hun derde helft ergens anders zoeken. Ik begrijp dus niet zo goed waarom de minister deze motie ontraadt.

Bij mijn laatste motie spreekt de minister over Europese regelgeving, maar dat is nou precies het punt van deze motie. Dit is ook weer zo'n verhaal. We willen dat alle mensen blijven sporten, maar vervolgens gaan we alle amateurclubs met kunstgrasvelden opzadelen met een gigantische kostenpost die ze niet kunnen dragen. We hebben net het onderhoud van gewone grasvelden overgedragen en nu hebben ze een kunstgrasveld. Dan komt Europa en zegt: het rubber moet eraf en er moet per se kurk op. Dat kost handen vol met geld en de minister verschuilt zich achter Europese regelgeving. Ik verwacht dat de minister daadkracht toont en zegt dat we die niet accepteren, want onze mensen moeten kunnen sporten.

Minister Bruins:
In zijn betoog over de motie op stuk nr. 223 refereert de heer Van Aalst aan het preventieakkoord. Dat preventieakkoord is met meer dan 70 partijen besproken, dus die derde helft staat als een paal boven water. Die kan gewoon altijd blijven. Ik denk dat het heel goed is om deze motie te ontraden.

Wat betreft de motie op stuk nr. 224 is het misschien spiegelbeeldig aan wat de heer Van Aalst zegt. Er is op dit moment al sprake van Europees beleid. Het is dus geen kwestie van instappen op Europees beleid, het ís op dit moment al zo. Wij kunnen ons dus niet onttrekken aan dat Europese beleid, omdat dat Europees beleid ís. Ik ontraad de motie op stuk nr. 224 dus.

De voorzitter:
Een laatste opmerking, meneer Van Aalst, want ik denk dat u uw moties gewoon in stemming moet brengen.

De heer Van Aalst (PVV):
Ja, dat ga ik zeker doen.

De voorzitter:
Ik denk niet dat jullie nu ineens dicht bij elkaar komen. Of heeft u die indruk wel?

De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb de minister niet nodig om er een motie doorheen te krijgen. We hebben dit besproken in de commissie. Mijn collega's hebben aangegeven dat ze Europa niet laten bepalen hoe het met onze sportvelden gaat. Ik heb collega's daar toen zelfs op bevraagd. Ik reken dus op steun van mijn collega's.

Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 225 verzoekt de minister in kaart te brengen welke kansen en belemmeringen er zijn om maatwerk te bieden en rekening te houden met de positie van paralympiërs en topsporters en verzoekt de minister ook om de Kamer hier voor de behandeling van het wetgevingsoverleg Sport over te informeren. Dat kan ik doen. Ik wil graag tegemoetkomen aan het verzoek dat is neergelegd in de motie. In het AO heb ik aangegeven dat ik hier eigenlijk niet aan zet ben. Dit ligt op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken en van het UWV. Die zijn hierover met NOC*NSF in gesprek. Ik heb in het debat ook al aangegeven dat ik me prima een stoel aan tafel kan verschaffen bij dat gesprek. Dan kan ik voor het WGO terugkoppelen wat de uitkomsten daarvan zijn. Ik denk dat ik met dat laatste het meest tegemoetkom aan de wens van de Kamer, dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. De motie op stuk nr. 225 krijgt dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 226 gaat over de duale carrière. Die motie verzoekt de regering om de Kamer voor het wetgevingsoverleg Sport te informeren over de wijze waarop in Nederland invulling is gegeven aan de concrete acties om de begeleiding van duale carrières van sporters in Nederland te optimaliseren. Ik laat deze motie oordeel Kamer. Het ondersteunen van duale carrières is onderdeel van een mooi programma van NCO*NSF TeamNL@work. Ik denk dat Nederland daar internationaal gezien in vooroploopt. NOC*NSF was dan ook nauw betrokken bij het onderzoeksproject Gold in Education and Elite Sport. De indiener van de motie heeft dit ook benoemd. Ze zijn nu de aanbevelingen uit het rapport aan het implementeren, dus deze motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dan de laatste motie.

Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 227 verzoekt de regering om in gesprek met de sportbonden te onderzoeken hoe de implementatie van de herziene code Goed Sportbestuur, met daarbij oog voor diversiteit, jaarlijks zou kunnen worden gemonitord. Ik laat deze motie oordeel Kamer. In de herziene code Goed Sportbestuur, waaraan hard wordt gewerkt voor de sport, staat diversiteit als een van de waarden benoemd. Concrete doelstellingen op deze waarden worden op dit moment uitgewerkt. Los van de code monitort NOC*NSF diversiteit al in het kader van het Sportakkoord. Het Mulier Instituut heeft in november vorig jaar een factsheet diversiteit uitgebracht en zal dat ook jaarlijks blijven doen. Oordeel Kamer dus, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde van dit VAO gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Advies kwartiermaker transgenderzorg

Advies kwartiermaker transgenderzorg

Aan de orde is het VSO Advies kwartiermaker transgenderzorg (31016, nr. 225).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan verder met het VSO Advies kwartiermaker transgenderzorg. Ik geef mevrouw Bergkamp namens D66 het woord.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Twee moties, omdat het niet goed gaat met de wachtlijsten in de transgenderzorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wachttijden in de transgenderzorg zijn opgelopen tot twee jaar voor volwassenen en anderhalf jaar voor kinderen en adolescenten;

overwegende dat een van de oorzaken is dat het aantal aanmeldingen om een zorgtraject te starten in de laatste tien jaar is vervijfvoudigd;

overwegende dat er nog geen afvlakking in zicht is van het aantal nieuwe mensen met deze zorgvraag;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat er nodig is om ook op de lange termijn aan de groeiende vraag naar transgenderzorg te kunnen blijven voldoen, en de Kamer voor het einde van dit jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, Ellemeet en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 229 (31016).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er geïnvesteerd wordt om de capaciteit voor transgenderzorg te vergroten;

overwegende dat de aangekondigde maatregelen op korte termijn effect zouden moeten hebben op het terugbrengen van de wachttijden en verkorten van de wachtlijsten;

overwegende dat het nu aan de zorgverzekeraars is om ook extra capaciteit voor transgenderzorg in te kopen en daarmee de wachttijd en wachtlijsten te verkorten;

verzoekt de regering de Kamer vanaf dit najaar periodiek te informeren over de wachttijden en wachtlijsten in de transgenderzorg, en indien er niet voor het einde van het jaar sprake is van verbetering te onderzoeken of zorgverzekeraars op het gebied van transgenderzorg voldoen aan hun zorgplicht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, Ellemeet en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 230 (31016).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bergkamp. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik was enkele jaren geleden bij het VUmc om me bij te laten praten over de transgenderzorg. Toen werd het beeld geschetst dat men zou gaan uitbreiden en iedereen in de toekomst spoedig behandeld zou kunnen worden. We hebben het nu over een wachtlijst van 1.400 mensen die geholpen willen worden, met wachttijden tot twee jaar. Dat is onaanvaardbaar. Het zal niet snel opgelost worden, maar ik hoop dat deze motie daar wel een beetje aan kan bijdragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er lange wachtlijsten bestaan voor transgenderzorg en dat dit leidt tot een ongewenste situatie;

constaterende dat zorgverzekeraars soms budgetplafonds afspreken met instellingen en dat die budgetplafonds ertoe kunnen leiden dat transgenderzorg voor dat jaar niet meer wordt aangeboden ondanks dat er capaciteit beschikbaar is;

verzoekt de regering de NZa handhavend te laten optreden wanneer zorgverzekeraars budgetplafonds hanteren voor aanbieders van transgenderzorg terwijl er capaciteit beschikbaar is om transgenderzorg te leveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 231 (31016).

De heer Van Gerven (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu mevrouw Ellemeet namens GroenLinks het woord.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat transgenderpersonen niet altijd terechtkunnen bij algemene ziekenhuizen voor endocrinologische zorg, terwijl zij deze de rest van hun leven nodig hebben;

overwegende dat de weigering van transgenderpersonen met deze niet-complexe zorgvraag voortkomt uit een gebrek aan kennis van deze specifieke doelgroep;

verzoekt de regering de kennis van endocrinologische zorg voor transgenderpersonen te bevorderen onder algemene ziekenhuizen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet, Ploumen en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 232 (31016).

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ten slotte heb ik nog een verzoek aan de minister. Hij heeft in zijn suïcidepreventiebeleid formeel opgenomen dat hij aandacht heeft voor de lhbti-groep, maar ik krijg van transgenderpersonen terug dat er toch nog weinig te merken valt van de aandacht voor preventie van suïcide, met name voor transgenderjongeren. Dus ik wil de minister vragen nogmaals op zijn eigen departement onder de aandacht te brengen dat er echt meer aandacht voor deze groep nodig is.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wachttijden in de transgenderzorg oplopen tot twee jaar;

overwegende dat bij transgenderjongeren met een hormonale behandeling de ontwikkeling van geslachtskenmerken geremd kan worden en daarmee ingrijpend medisch handelen deels kan worden voorkomen;

constaterende dat de kwartiermaker transgenderzorg vanwege het geestelijk lijden en psychische problemen bij transgenderjongeren adviseert voor deze groep voorrang te verlenen;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat pubers en adolescenten tijdig een hormonale behandeling en bijkomende transgenderzorg kunnen krijgen, en de Kamer voor 1 oktober te informeren hoe dit geregeld wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 233 (31016).

Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 21.25 uur tot 21.31 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn vijf moties ingediend. In de eerste motie, op stuk nr. 229, wordt de regering verzocht in kaart te brengen wat er nodig is om ook op de lange termijn aan de groeiende vraag naar transgenderzorg te kunnen blijven voldoen en de Kamer daarover voor het einde van dit jaar te informeren. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer. De inspanningen van de kwartiermaker transgenderzorg zijn er in 2019 in belangrijke mate op gericht om de wachttijden te verlagen. Naast het vergroten van de capaciteit voor transgenderzorg onderzoekt de kwartiermaker ook in hoeverre andere knelpunten, bijvoorbeeld op het gebied van financiering van de zorg, in de weg staan aan het terugdringen van de wachttijden. De kwartiermaker komt volgende week al met een voortgangsbrief, waarin hij zal aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de wachttijden en zo nodig ook wat er moet gebeuren om de wachttijden verder te verlagen. In het najaar volgt wederom een voortgangsbrief van de kwartiermaker. Dat was de motie op stuk nr. 229.

Dan de motie op stuk nr. 230. Zoals ik al zei, zal de kwartiermaker transgenderzorg volgende week en voor het eind van het jaar met voortgangsrapportages komen. Dan geeft hij onder meer inzicht in wachttijden en wachtlijsten. Hij maakt ook dat onderscheid. Wachtlijsten betreffen het aantal mensen dat wacht op zorg en wachttijden betreffen de tijd die iemand moet wachten op zorg.

De voorzitter:
Volgens mij weten de woordvoerders dat.

Minister Bruins:
Ik dacht: ik leg het nog even uit. Maar ik hoor aan u dat u daar niet zo veel prijs op stelt.

Ik doe het toch eventjes kort op deze manier. Over de kwartiermaker heb ik dan voldoende gesproken. Verder werkt de NZa eraan om via de website van het RIVM inzicht in de wachttijden te verschaffen. De NZa spant zich ervoor in om de wachttijden voor transgenderzorg op te nemen in de regeling wachttijden. Als dit gebeurt, kan ook over de wachttijden voor transgenderzorg informatie op deze website van het RIVM worden opgenomen.

Wat de zorgplicht van de zorgverzekeraars betreft: vanuit de overheid zal de NZa de inspanningen van de zorgverzekeraars op het gebied van toegankelijkheid van transgenderzorg de komende periode nauwgezet blijven volgen. De NZa zal acteren in de richting van de betrokken verantwoordelijke partijen. Als ik de motie zo mag uitleggen, laat ik het oordeel erover graag aan de Kamer.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Wij kunnen ons aansluiten bij de interpretatie van de minister.

De voorzitter:
Oké. Dan de motie op stuk nr. 231.

Minister Bruins:
Ik ontraad die motie. Daarin wordt de regering verzocht de NZa handhavend te laten optreden wanneer zorgverzekeraars budgetplafonds hanteren voor aanbieders van transgenderzorg terwijl er capaciteit beschikbaar is om transgenderzorg te leveren. We zien dat er steeds meer transgenderzorg wordt ingekocht. Die capaciteit moet omhoog en die gaat ook omhoog. De NZa zal de inspanningen van de zorgverzekeraars met betrekking tot de reductie van de wachttijden de komende tijd, zoals gezegd, nauwgezet blijven volgen en zal, waar nodig, acteren in de richting van de erbij betrokken partijen.

De heer Van Gerven (SP):
Ik begrijp de minister niet. We hebben een overleg gehad. We zien enorm lange wachtlijsten. De vraag is heel concreet: als er nou capaciteit is in ziekenhuizen om die zorg te bieden, vindt de minister dan niet dat die zorg gewoon geboden zou moeten worden?

Minister Bruins:
Op dit moment wordt er gewerkt aan een derde expertisecentrum. Daarnaast wordt ook steeds meer gewerkt aan het creëren van netwerkzorg: transgenderzorg als netwerkzorg. Er wordt dus aan beide kanten gewerkt. Maar de heer Van Gerven weet heel goed dat het niet per definitie verboden is voor zorgverzekeraars om budgetplafonds te hanteren. Dat lost het probleem ook niet op, omdat er soms ook op basis van nacalculatie wordt gewerkt. Ik zie dit dus niet als een oplossing voor het vraagstuk. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Er is een enorm capaciteitsprobleem voor transgenderzorg. Dat weten we met z'n allen. Dat kunnen we constateren. Als die capaciteit er is, als ziekenhuizen die zorg dus kunnen leveren, dan is het toch logisch, ook in het kader van de zorgplicht die zorgverzekeraars hebben — zij moeten de treeknormen halen, enzovoorts — dat die zorg wordt geboden? Dat is wat hier gevraagd wordt, niets meer en niets minder.

Minister Bruins:
Ik heb al gezegd dat op dit moment aan allerlei kanten wordt gewerkt aan het uitbreiden van de capaciteit in de transgenderzorg. Dat is ook de goede richting. Dat wil de Kamer, daar sta ik voor en de kwartiermaker werkt daar hard aan. Maar budgetplafonds zijn niet per definitie geboden en zijn ook niet de oplossing van het vraagstuk. Ik denk dat de oplossing veel meer zit in het aanbod en de zorgdeskundigheid, om die capaciteit uit te breiden. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Bruins:
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 232: verzoekt de regering de kennis van endocrinologische zorg voor transgenderpersonen te bevorderen onder algemene ziekenhuizen. Zoals ik net zei, is transgenderzorg steeds meer netwerkzorg. Dus naast de expertisecentra die er zijn, zal het steeds meer netwerkzorg zijn. Meer zorgverleners moeten kennis krijgen van de transgenderzorg. Dat is nodig. Daar werkt de kwartiermaker ook aan. Ik zou deze motie oordeel Kamer willen geven, omdat zij in lijn is met de werkzaamheden van de kwartiermaker.

De voorzitter:
Ja. Dan de motie op stuk nr. 233.

Minister Bruins:
Er was nog één vraag gesteld, als u mij dat toestaat, voorzitter, door mevrouw Ellemeet over suïcidaliteit onder transgenders. Er gebeurt al veel als het gaat om het aanpakken van die problematiek. Mevrouw Ellemeet weet dat in opdracht van het ministerie van OCW iedere twee jaar onderzoek wordt uitgevoerd naar lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgenderindividuen. Hierin komt uitdrukkelijk ook het onderwerp psychische problemen aan bod, waaronder suïcidaliteit. Verder wordt er in het kader van suïcidepreventie, het terrein van collega Blokhuis, extra aandacht besteed aan deze kwetsbare groep jongeren. Bovenal zet het kabinet in op een betere acceptatie en daarmee het verhogen van het welzijn van deze jongeren. Daarop is een specifiek project gericht, in nauwe samenwerking met 113 Zelfmoordpreventie, COC Nederland en Movisie en de lhbt-jongerengroep zelf. Op Coming Out Day op 11 oktober 2019 zal een online- en offlinecampagne voor de jongeren, de ouders en de professionals worden gelanceerd. Verder spreekt de kwartiermaker binnenkort met VWS en OCW en transgenderjongeren. Ik denk dus dat die aandacht er wel is, maar misschien nog niet zo zichtbaar is. Ik wil duidelijk maken dat het geen weggestopt vraagstuk is.

De voorzitter:
Een korte vraag, mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat is goed om te horen. Dat neemt niet weg dat er vanuit deze groep, inderdaad de transgenderjongeren, wordt aangegeven dat ze er nog niet zo veel van merken. Ik vraag de minister dus om dit expliciet op de agenda te zetten bij het gesprek met de kwartiermaker en deze jongeren. Dan kan het gesprek daar ook over gevoerd worden.

Minister Bruins:
Zeker, dat zal gebeuren. Ik hoop dat na Coming Out Day de aandacht hiervoor beter wordt.

Dan de motie op stuk nr. 233 van mevrouw Ploumen van de PvdA: verzoekt de regering ervoor te zorgen dat pubers en adolescenten tijdig een hormonale behandeling en bijkomende transgenderzorg kunnen krijgen en de Kamer voor 1 oktober te informeren hoe dit geregeld wordt. Daar heb ik toch nog even een paar woorden voor nodig. We streven hetzelfde doel na: ervoor zorgen dat transgenders tijdig de juiste zorg ontvangen. Samen met Zorgverzekeraars Nederland heb ik besloten een kwartiermaker voor transgenderzorg aan te stellen, die als een van de belangrijkste doelstellingen het terugdringen van de wachttijden heeft. Ik verwacht van de zorgverzekeraars en zorgaanbieders dat zij vol hierop inzetten. Ik heb ook de stellige indruk dat ze dat doen. De NZa zal de inspanningen van de zorgverzekeraars op dit gebied de komende periode nauwgezet blijven volgen. Waar nodig zal de NZa acteren in de richting van de verantwoordelijke partijen. Over de voortgang hiervan wordt de Kamer volgende week en eind november geïnformeerd, als de kwartiermaker met een voortgangsbrief komt.

Als ik de motie zo mag uitleggen, laat ik het oordeel aan de Kamer. Echter, als met de motie wordt bedoeld dat de prioriteit zou moeten komen te liggen bij het verkorten van de wachttijden voor pubers en adolescenten of dat de wachttijden voor pubers en adolescenten voor 1 oktober binnen de treeknormen moeten liggen, dan ontraad ik de motie. Ik kan namelijk niet toezeggen dat de wachttijden voor 1 oktober binnen de treeknormen liggen. Dan wek ik verwachtingen die ik niet waar kan maken.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik zou wel mee willen gaan in de eerste duiding van de minister, ook al omdat wij niet op de stoel van de arts willen gaan zitten, maar tegelijkertijd wel het vraagstuk met grote urgentie onder de aandacht willen brengen.

Minister Bruins:
Dat is dus de eerste uitleg. Dan begrijp ik dat mevrouw Ploumen mijn interpretatie deelt en laat ik het oordeel over de motie graag aan de Kamer.

De voorzitter:
En de laatste motie.

Minister Bruins:
Ik heb er vijf. Als u er zes heeft, dan moet ik me als een haas terugspoeden, voorzitter.

De voorzitter:
Nou, we hebben er net elf gehad, dus ik dacht ... Dank u wel. Dan zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Geneesmiddelenbeleid

Geneesmiddelenbeleid

Aan de orde is het VAO Geneesmiddelenbeleid (AO d.d. 06/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wij gaan verder met het VAO Geneesmiddelenbeleid en ik geef de heer Van Gerven namens de SP het woord.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Een tweetal moties en een vraag.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voorgeschreven geneesmiddelen op basis van medische noodzaak aan de patiënt dienen te worden verstrekt;

constaterende dat apothekers die volgens de zorgverzekeraar te veel medicatie op basis van medische noodzaak verstrekken, kunnen worden gekort op hun contract door de verzekeraar, waardoor ze er op jaarbasis al snel €15.000 op achteruit kunnen gaan;

constaterende dat hier sprake is van perverse financiële prikkels om patiënten niet de geneesmiddelen te verstrekken die ze nodig hebben;

spreekt uit dat de financieringswijze van apothekers niet nadelig mag zijn voor een adequate uitvoering van het preferentiebeleid;

verzoekt de regering met de zorgverzekeraars en apothekers afspraken te maken waarbij de perverse prikkel dat minder afleveren van geneesmiddelen op basis van medische noodzaak leidt tot een hogere vergoeding voor de apotheker wordt afgeschaft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 579 (29477).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat farmaceutische producenten de mogelijkheid hebben meer te vragen voor geneesmiddelen dan de kostprijs en een redelijke winstmarge;

constaterende dat informatie over de kosten van de totstandkoming van een geneesmiddel de positie van de minister versterkt in onderhandelingen over de prijs;

overwegende dat fabrikanten van dure geneesmiddelen zelden openheid geven over de totstandkoming van de hoge prijs van hun product en dat zorgverzekeraars, het Bureau Financiële Arrangementen en de Autoriteit Consument en Markt slechts in beperkte mate informatie over de productiekosten kunnen openbaren;

verzoekt de regering een onafhankelijke prijswaakhond voor dure geneesmiddelen in te stellen, die onderzoek doet naar de totstandkoming van prijzen en hierover rapporteert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 580 (29477).

De heer Van Gerven (SP):
Tot slot een vraag aan de minister over de brief die hij gestuurd heeft over Spinraza. We hebben een debat gehad. De minister had goed nieuws voor de patiënten die Spinraza krijgen, maar nu blijkt dat het nog minstens een halfjaar duurt tot de patiënten die het middel nu niet krijgen, het wel kunnen krijgen. Ik verzoek de minister toch om dit snel te regelen. We hebben een voorbeeld van een gezin waarin het ene kind het wel krijgt en het andere niet. Dat kan echt niet en ik zou de minister willen vragen of hij toch niet het kan regelen ...

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Van Gerven (SP):
... dat ze zeggen dat per 1 juli alle mensen dat middel kunnen krijgen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Gerven. Twee minuten zijn echt twee minuten en dat geldt voor iedereen.

De heer Geleijnse namens 50PLUS.

De heer Geleijnse (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Twee moties. De eerste:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in februari 2017 (39477, nr. 417) heeft aangegeven dat eind 2017 alle patiënten van 75 jaar en ouder die voldeden aan de aangescherpte criteria een medicatiebeoordeling hadden moeten krijgen;

constaterende dat de regering in dezelfde brief aangeeft dat vanaf 2018 uiteindelijk alle risicogroepen die voldoen aan de criteria van de richtlijn Polyfarmacie bij ouderen — dus alle patiënten van 65 jaar en ouder die chronisch vijf of meer geneesmiddelen gebruiken en waarbij één of meer risicofactoren optreden — een medicatiebeoordeling hadden moeten krijgen;

overwegende dat de minister op 6 juni 2019 niet kon aangeven hoeveel mensen uit de bedoelde groepen een medicatiebeoordeling hebben gehad;

overwegende dat medicatiebeoordelingen kunnen bijdragen aan het optimaliseren van farmacotherapie en het verminderen van risico's van polyfarmacie;

verzoekt de regering de toezeggingen uit 2017 na te komen voor zover deze nog niet zijn gerealiseerd, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geleijnse en Arno Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 581 (29477).

De heer Geleijnse (50PLUS):
Dan mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel mensen, bijvoorbeeld als gevolg van reuma of neuropathie, moeite hebben met het openen van verpakkingen van geneesmiddelen;

overwegende dat het in het kader van therapietrouw van belang is dat voorgeschreven geneesmiddelen worden ingenomen;

overwegende dat ouderen steeds langer zelfstandig thuis wonen;

verzoekt de regering een (pro)actieve houding aan te nemen en dit probleem blijvend te agenderen in Nederland en in Europees verband — zowel voor bestaande als voor nieuwe geneesmiddelen — en in samenwerking met de sector en patiëntenvertegenwoordigers, teneinde dit probleem te verhelpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geleijnse, Ploumen en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 582 (29477).

De heer Geleijnse (50PLUS):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geleijnse. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Deze motie is mede namens mevrouw Ellemeet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor sommige medicijnen geldt dat de groep gebruikers enorm groot is, wat onder andere blijkt uit het feit dat 4 miljoen Nederlanders bloeddrukverlagers gebruiken, 3 miljoen Nederlanders maagzuurremmers gebruiken en 2 miljoen Nederlanders cholesterolverlagers gebruiken, zoals beschreven in het boek Ontpillen;

overwegende dat er discussie ontstaan is over nieuwe richtlijnen voor het voorschrijven van statines (cholesterolverlagers), omdat deze richtlijn zal leiden tot een nóg verdere uitbreiding van de groep gebruikers van dit middel en er vraagtekens worden gezet bij de effectiviteit daarvan;

overwegende dat medicijnen in de praktijk veel meer bijwerkingen blijken te hebben dan uit clinical trials geconcludeerd kan worden;

overwegende dat farmaceutische bedrijven niet vrijwillig willen meebetalen aan onderzoek over effectiviteit van een geneesmiddel in de praktijk;

verzoekt de regering om bij opname van medicijnen in het basispakket als voorwaarde te stellen dat er verplicht onderzoek wordt gedaan naar effectiviteit en bijwerkingen in de praktijk, en dat dit na drie jaar tot een evaluatie van het geneesmiddel leidt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 583 (29477).

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb drie moties, die ik snel ga voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister voor Medische Zorg en Sport de mogelijkheid heeft aangegeven dat een convenant wordt gesloten met de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen waarbij transparantie vooropstaat;

verzoekt de regering geen convenant te tekenen met de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen voordat de Kamer over de inhoud van het convenant is geïnformeerd en zich erover heeft kunnen uitspreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 584 (29477).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het wenselijk is dat richtlijnen opgesteld worden door experts die geen banden hebben met de farmaceutische of de hulpmiddelenindustrie, om iedere vorm van belangenverstrengeling te voorkomen;

verzoekt de regering de Kamer vóór het zomerreces 2019 te laten weten of er in Nederland al dan niet medisch specialisten/experts, medical opinion leaders of key opinion leaders gevonden kunnen worden die geen banden met de industrie hebben;

verzoekt de regering tevens daarbij aan te geven welke mogelijkheden er zouden zijn om in Nederland over te gaan tot een systeem van richtlijnen die worden opgesteld door onafhankelijke deskundigen, zoals wel mogelijk is in het Verenigd Koninkrijk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 585 (29477).

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Mijn laatste, korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Geneesmiddelenwet is vastgelegd dat er een voldoende voorraad van een geneesmiddel dient te zijn;

van mening dat het houden van voldoende voorraad niet mag leiden tot extra kosten voor patiënten;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat eventuele kosten voor extra voorraad op geen enkele wijze doorberekend worden aan patiënten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen en Geleijnse. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 586 (29477).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Pia Dijkstra namens D66.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ons AO begon heel goed, met het bericht dat Spinraza voor alle patiënten wordt vergoed. Maar ik heb dezelfde vraag als de heer Van Gerven, namelijk: waarom duurt het zo lang, waarom is er zo veel tijd nodig voor de voorbereiding om het te gaan verstrekken?

Voorzitter. Ik heb allerlei teksten, maar ik zal het toch maar kort houden want anders ga ik het niet redden. Ik zag namelijk hele mooie ontwikkelingen na ons AO, waarbij het ging over experimenten met no cure, no pay en drug rediscovery. Daar gaan we het een andere keer ongetwijfeld over hebben, maar het is toch een goed teken dat we stappen zetten.

Voorzitter. Ik sta onder de motie van mevrouw Ellemeet over maatschappelijk verantwoord licentiëren; die komt straks. Ik heb zelf twee moties, ondersteunend aan de inzet van de minister.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een geneesmiddelenfabrikant voor een nieuw medicijn een patent krijgt voor een periode van twintig jaar, waarin onderzoekskosten kunnen worden terugverdiend;

constaterende dat de fabrikant daarna nog een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) kan aanvragen om de beschermde periode te verlengen;

constaterende dat de regering inzet op een unitair Europees ABC maar dat tot die tijd deze certificaten per lidstaat worden afgegeven;

verzoekt de regering zich Europees hard te maken voor een strenger unitair ABC, en tot die tijd in Nederland als voorwaarde voor een ABC op te nemen dat een fabrikant de onderzoekskosten nog niet heeft terugverdiend en dat de bewijslast hiervoor openbaar gemaakt wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 587 (29477).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik heb ten slotte nog een korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid over dure geneesmiddelen onderhandelt met fabrikanten;

constaterende dat ook de WHO vraagt om meer transparantie over geneesmiddelenprijzen;

verzoekt de regering om de uitkomst van onderhandelingen over geneesmiddelen standaard openbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 588 (29477).

Dank u wel, keurig binnen de twee minuten. Heel goed. Dan ga ik nu naar mevrouw Ellemeet namens GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een modelovereenkomst voor licenties van grote waarde zal zijn voor het maken van afspraken tussen universiteiten, knowledge transfer offices en de farmaceutische industrie;

van mening dat een modelovereenkomst alleen als krachtig instrument kan fungeren als partijen zich eraan committeren en de randvoorwaarden wat betreft kennis en uitvoering op orde zijn;

verzoekt de regering de NFU bij uitwerking van de modelovereenkomst aandacht te vragen voor te treffen maatregelen als partijen de modelovereenkomst niet naleven en voor de benodigde randvoorwaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 589 (29477).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het rapport "Tien principes voor Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren" een waardevolle stap is in de ontwikkeling van een wenselijke samenwerking tussen publieke onderzoeksinstellingen en de farmaceutische industrie;

van mening dat maatschappelijk verantwoord licentiëren een breed draagvlak en internationale samenwerking vereist;

van mening dat het helpt om Europese landen goed mee te nemen in het proces van maatschappelijk verantwoord licentiëren;

verzoekt de regering om het rapport "Tien principes voor Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren" in vertaling te delen met andere Europese lidstaten en met de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 590 (29477).

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Ten slotte heb ik nog een motie over Spinraza, die raakt aan het punt dat de collega's Van Gerven en Pia Dijkstra ook al maakten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat eerder door het kabinet is toegezegd het medicijn Spinraza zo spoedig mogelijk beschikbaar te stellen;

constaterende dat uit de meest recente Kamerbrief blijkt dat de verstrekking van het medicijn nog ruim zes maanden op zich kan laten wachten;

overwegende dat bijvoorbeeld in België de eerste Spinraza-injecties binnen twee weken na het besluit tot toelating gegeven werden;

verzoekt de regering te zoeken naar mogelijkheden om behandeling met Spinraza alsnog zo snel mogelijk in gang te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet, Geleijnse en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 591 (29477).

Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Arno Rutte namens de VVD.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Het debat over hele dure geneesmiddelen is en wordt uitgebreid gevoerd, maar ook hele dure geneesmiddelen lopen op een bepaald moment uit patent — dat zijn de zogeheten biologische geneesmiddelen — en dan mogen ze worden nagemaakt. Het originele middel heet dan een "initiator" en het nagemaakte middel een "biosimilar". Ik kan het ook niet helpen, maar die termen komen terug in deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Noorse NOR-SWITCH-studie heeft aangetoond dat biosimilars niet inferieur zijn aan de oorspronkelijke biologische geneesmiddelen (de zogeheten initiators) die ze repliceren, maar wel veel betaalbaarder;

overwegende dat verschillende zorgaanbieders in Nederland en in het buitenland vrijwel exclusief gebruikmaken van biosimilars en hier uitstekende resultaten mee behalen;

van mening dat omwille van de duurzame betaalbaarheid het gebruik van biosimilars, indien doelmatiger dan de initiator, de eerste keuze bij de behandeling van patiënten moet zijn, tenzij er naar het oordeel van de medisch specialist een medische noodzaak bestaat een initiator voor te schrijven;

verzoekt de regering in overleg te treden met zorgaanbieders en zorgverzekeraars om hen aan te sporen het voorkeursbeleid voor het voorschrijven, verstrekken en inkopen van biosimilars te versterken, de eventuele knelpunten voor een bredere toepassing van biosimilars die uit het overleg voortkomen in kaart te brengen, en de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Arno Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. (29477).

De heer Arno Rutte (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Arno Rutte. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Agema namens de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit meerdere wetenschappelijke publicaties blijkt dat Nederland achterblijft als het gaat om het percentage patiënten met kanker dat na vijf jaar nog in leven is en dat dit met name geldt voor longkanker;

overwegende dat de toegang tot kankergeneesmiddelen in Nederland mogelijk onvoldoende is en patiënten te lang moeten wachten op hun behandeling;

verzoekt de regering te onderzoeken waarom Nederland achterblijft in de overlevingskansen bij longkanker en daarbij de procedures van het Zorginstituut en de sluisperiode te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. (29477).

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Over Spinraza heb ik wel een motie meegenomen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de leeftijdsgrens voor behandeling met het geneesmiddel Spinraza is geschrapt maar dat er pas over weer een halfjaar (vanaf 2020) met de behandeling kan worden gestart, terwijl in de tussentijd de gezondheid van de patiënten achteruit blijft gaan;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat de behandeling met Spinraza nog deze zomer gestart kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 594 (29477).

Dank u wel, mevrouw Agema. Iedereen heeft binnen de spreektijd van twee minuten zijn bijdrage geleverd, behalve meneer Van Gerven. Dat wil ik even opgemerkt hebben in de Handelingen. Ik kijk of de minister behoefte heeft aan een schorsing. Hoeveel? Tien minuten?

De vergadering wordt van 21.58 uur tot 22.12 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn zestien moties ingediend en ik wil ze graag langslopen.

Ik wil de motie op stuk nr. 579 ontraden. Het is aan zorgverzekeraars, huisartsen en apotheken om onderling afspraken te maken. Zoals de indiener van de motie, de heer Van Gerven, weet, ben ik in overleg met alle partijen, ook met de patiënten over het meer verantwoord wisselen en de medische noodzaak. Ik wil de Kamer na de zomer informeren over dat verantwoord wisselen.

De motie op stuk nr. 580 over een onafhankelijke prijswaakhond wil ik ook ontraden. We hebben eerder het debat daarover gevoerd. Daarin heb ik ook verwezen naar de eerder door uw Kamer aangenomen motie om het onderzoek naar het financiële ecosysteem van geneesmiddelenontwikkeling in internationaal verband op te pakken. Dat onderzoek start nog dit jaar. Dus daarvan wil ik u dan ook graag op de hoogte houden, maar ik ben er geen voorstander van om weer een nieuw instituut te starten.

De heer Van Gerven (SP):
Ik wilde even ingaan op de eerste motie. Is de minister het niet met de SP eens dat ...

De voorzitter:
U mag twee vragen stellen over uw moties. Er zijn zestien moties ingediend, dus als iedereen twee, drie vragen per motie stelt, ben ik bang dat we daar niet helemaal uitkomen. Wat zegt u, mevrouw Agema?

Mevrouw Agema (PVV):
We hebben het algemeen overleg al gehad, voorzitter. We hebben zestien moties, dus ik zou zeggen: één toelichtende vraag, als iemand die nog heeft.

De voorzitter:
Nou, ik vind het heel fijn dat u mij eindelijk een keertje steunt. Dat komt ook in de Handelingen.

De heer Van Gerven (SP):
Ik heb een vraag in tweeën over de eerste motie. Er zit een perverse prikkel in het feit dat de apotheker er een voordeel bij heeft als de patiënt een bepaald medicijn dat medisch noodzakelijk is, niet krijgt. Vindt de minister dat ook niet pervers?

Minister Bruins:
Ik blijf een beetje weg bij die kwalificatie. Mij gaat het erom dat als er moet worden gewisseld, dat verantwoord is. Daarvoor hebben we een werkgroep ingesteld, die na de zomer gaat rapporteren. Dat stel ik voorop en dat is de reden dat ik deze motie ontraad.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Van Gerven (SP):
Waarom heeft de minister eigenlijk niet zelf een mening?

Minister Bruins:
Sorry?

De heer Van Gerven (SP):
Waarom heeft de minister eigenlijk niet zelf een mening? Dat zou zo prettig zijn bij dit debat.

De voorzitter:
Dat heeft niks met de motie te maken.

De heer Van Gerven (SP):
Dat heeft alles met de motie te maken.

De voorzitter:
Oké.

De heer Van Gerven (SP):
Het gaat erom dat een apotheker €15.000 gekort wordt als de motie die ooit in de Kamer is aangenomen met betrekking tot de verstrekking van medisch noodzakelijke medicijnen als de arts die voorschrijft, wordt uitgevoerd. Als de apotheker dat doet, kan hij €15.000 gekort worden. Dat is toch pervers, zou ik de minister willen voorhouden.

Minister Bruins:
Mijn mening is dat het aan de zorgverzekeraars, huisartsen en apothekers is om onderlinge afspraken te maken. Dat aan de ene kant. Ten overvloede wil ik zeggen dat ik in overleg ben met alle partijen, ook de patiënten, over het meer verantwoord wisselen. Daarvoor is een werkgroep aan de slag, die na de zomer rapporteert. Dan ben ik heel graag bereid om te kijken wat de resultaten van die werkgroep zijn en dan zal ik dat vast en zeker, in ieder geval delen daarvan, tot mijn mening maken.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat.

Minister Bruins:
Voorzitter. Er was nog een vraag gesteld door de heer Van Gerven. Hij zegt: het goede nieuws in het AO was dat Spinraza voor een grotere groep patiënten beschikbaar komt, maar nu lezen we in de brief dat het nog maanden duurt voordat die behandeling kan starten. Met alles wat in mij zit: ik vind het vreselijk dat het die tijd duurt voordat gerealiseerd is wat hierbij belangrijk is, namelijk dat de capaciteit in het ziekenhuis op peil is gebracht. Het gaat hier over best een grote groep patiënten, in de richting van de 200, als ik het goed begrepen heb. Daarvoor is extra capaciteit nodig. Er is tijd nodig om mensen daarvoor op te leiden. Er moeten nog veel dingen gebeuren, maar die maak ik allemaal ondergeschikt. Ik heb dat ook in het debat betoogd. Dat geldt ook voor de prijsafspraken. We moeten dat allemaal als een haas regelen, maar op het kritieke spoor zit die behandelcapaciteit. Ik vind dat vreselijk. Ik zou willen dat we het morgen hadden, maar we hebben het niet morgen, en ik moet wel eerlijk zijn. Ik heb dit ook gedeeld met de patiëntenorganisatie. Die staat ook achter deze route. Laat ik het nogmaals zeggen met alles wat in me zit: we hopen die periode te bekorten. Daarom staat er ook in de brief "uiterlijk 1 januari 2020".

De voorzitter:
Een korte vraag, de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
In de brief staat eigenlijk dat het pas 1 januari kan, omdat er ook onderzoek en dergelijke moet worden opgezet. Maar gezien het debat dat we hebben gevoerd, vind ik dat de minister het niet kan maken dat het nog maanden gaat duren; tot januari. Het is niet per se een capaciteitsprobleem, want al die patiënten zijn in beeld en dat medicijn kan als het ware morgen verstrekt worden. Volgens mij moet de minister dus echt als de duvel aan het werk en zorgen dat het voor de zomer, laten we zeggen voor 1 juni, geregeld is, zoals de Kamer nu ook weer in moties heeft neergelegd. Dat moet gewoon kunnen, denk ik. Waar een wil is, is een weg.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Bruins:
Deze minister werkt snoeihard om te zorgen dat die behandeling voor deze nieuwe groep patiënten zo snel als mogelijk kan starten. Het is een simplificatie van de werkelijk als je zegt: het middel is voorhanden, we kunnen zo starten, alles is geregeld. Was het maar zo! Dat is beslist niet zo. Ik vind het een simplificatie die geen recht doet aan de situatie waarin de patiënten zich bevinden. Iedereen in deze Kamer en daarbuiten zou dolgraag willen dat we morgen kunnen beginnen, maar het zit 'm in de capaciteit. Het gaat niet om de patiënten. Die zijn in beeld. Ik bedoel dat het natuurlijk wel om de patiënten gaat en dat die in beeld zijn, maar dat het probleem in de behandelcapaciteit zit. Het is niet een kwestie van een injectie zetten of zo. Bij dat soort woorden wil ik wegblijven. Het gaat om hele intensieve behandelingen. Die moeten goed worden voorbereid. Natuurlijk moet er ook een onderzoeksopzet zijn. Er moet financiering zijn. Er moet van alles gebeuren, maar dat maak ik ondergeschikt aan de afspraak die nodig is om tot die goede behandeling te komen, en die ziet op de behandelcapaciteit. Die zit op het kritieke spoor. Daarom heb ik in de brief opgeschreven "uiterlijk 1 januari". Ik wil echt kijken wat er mogelijk is, maar ik wil ook geen hoop geven die er niet is. Wat ik wel kan doen, is in de zomervakantie snoeihard doorwerken en na de zomer iets van een voortgangsbrief aan u geven, om te kijken of het nog steeds uiterlijk 1 januari 2020 is, of dat we iets kunnen winnen.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter.

De voorzitter:
Nee. Ik stel voor dat de minister verdergaat.

Minister Bruins:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 581 gaat over medicatiebeoordelingen. Ik laat het oordeel daarover aan de Kamer. Ook ik vind het belangrijk dat het geneesmiddelengebruik van kwetsbare ouderen met polyfarmacie optimaal is. Ik ondersteun daarom het doelmatig uitvoeren van medicatiebeoordelingen door zorgverleners bij deze ouderen. Ik zal uw Kamer in het najaar informeren over de uitgevoerde medicatiebeoordelingen in de periode 2015-2018. Ik wil u daarbij tevens berichten over de wijze waarop zorgverleners in de toekomst medicatiebeoordelingen bij kwetsbare groepen gaan vormgeven. Ik geef die motie dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 582 verzoekt de regering een (pro)actieve houding aan te nemen en het probleem van het openen van verpakkingen van geneesmiddelen blijvend te agenderen in Nederland en in Europees verband, zowel voor bestaande als nieuwe geneesmiddelen, en in samenwerking met de sector en patiëntenvertegenwoordigers, teneinde dit probleem te verhelpen. Ik heb een heel lang antwoord. De kortste samenvatting is: oordeel Kamer. Er wordt van de zijde van onder andere 50PLUS al veel langer aandacht voor dit thema gevraagd. Ik onderstreep dat van harte.

Dan de motie op stuk nr. 583. Het dictum daarvan luidt: "verzoekt de regering om bij opname van medicijnen in het basispakket als voorwaarde te stellen dat er verplicht onderzoek wordt gedaan naar de effectiviteit en bijwerkingen in de praktijk, en dat dit na drie jaar tot een evaluatie van het geneesmiddel leidt." Ik ontraad deze motie. Het Zorginstituut doet al dat effectiviteitsonderzoek voordat een geneesmiddel in het pakket komt. Het Zorginstituut beoordeelt dan het onderzoek dat er op dat moment ligt. Je zou dus kunnen zeggen dat alleen bewezen effectieve geneesmiddelen instromen in het pakket. Als er nadat het geneesmiddel in het pakket is ingestroomd, signalen zijn dat het middel doelmatiger ingezet kan worden of als er twijfels zijn in de praktijk over de effectiviteit, is extra onderzoek nuttig en mogelijk. Het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen van ZonMw kan daarin voorzien. Universiteiten, artsen en ziekenhuizen kunnen daarop inschrijven. We hebben daarnaast nog het programma Zorgevaluatie en gepast gebruik. We hebben er in het hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg gewag van gemaakt dat er op veel grotere schaal wordt geëvalueerd op het punt van het gepast gebruik. Omdat er al veel gebeurt, zowel op de effectiviteit alsook op het punt van de bijwerkingen, ontraad ik deze motie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb dan wel een paar vragen aan de minister. Het gaat ons erom dat de effectiviteit in de praktijk anders kan zijn dan in de clinical trial. Dat is de reden waarom we dit hebben voorgesteld. Het tweede heb ik ook in het overleg genoemd: uit onderzoek naar bloedverdunners bleek dat die in de praktijk veel meer bijwerkingen hadden dan in de clinical trial. Het derde was het voorbeeld dat een ziekenhuis zegt dat als iets minder medicijn wordt gegeven, het waarschijnlijk zelfs effectiever is, maar dat een fabrikant daar niet aan wil meewerken. Als ik iets zou moeten wijzigen aan de tekst, wil ik daar graag over nadenken. Maar het is voor ons wel een zeer belangrijk punt dat er gewoon blijvend onderzoek is.

Minister Bruins:
In mijn antwoord heb ik erop gewezen dat er aan de ene kant al mogelijkheden zijn om onderzoek te doen als er in de praktijk, dus na de toelating, twijfels zijn over de effectiviteit. Dat gebeurt ook in de praktijk. Daarvoor zijn die programma's Goed Gebruik Geneesmiddelen en Zorgevaluatie en gepast gebruik bedoeld en beschikbaar. Het punt van het verzamelen van informatie over bijwerkingen is al wettelijk verplicht op grond van de Geneesmiddelenwet. Ik ontraad deze motie. Ik kan niet zo gauw een tekstje bedenken waarvan ik denk: als ik dat zus of zo lees, krijgt de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, tot slot.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik ben in ieder geval zwaar teleurgesteld in die zin, maar dat gaan we vanavond niet samen oplossen. Ik ga met mevrouw Ellemeet even verder in conclaaf.

De voorzitter:
Daar heeft u tot dinsdag de tijd voor, want dan pas gaan we stemmen. Dan de motie op stuk nr. 584.

Minister Bruins:
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 584 wordt de regering verzocht geen convenant te tekenen met de VIG voordat de Kamer over de inhoud van het convenant is geïnformeerd en zich erover kan uitspreken. Op dit moment is er geen sprake van een convenant. De indiener van de motie weet dat, want dat heb ik met de Kamer gedeeld. Ik wil u graag informeren over de voortgang. Dat wil ik ook doen voordat er definitief een krabbel onder staat van mijn kant. Als ik de motie zo mag lezen, laat ik het oordeel erover aan de Kamer. Maar er is nog geen convenant in zicht. Ik wou dat het anders was, maar het is nog niet zover.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 585. Daarin wordt de regering verzocht de Kamer vóór het zomerreces 2019 te laten weten of er in Nederland al dan niet medisch specialisten/experts, medical opinion leaders of key opinion leaders gevonden kunnen worden die geen banden met de industrie hebben. Tevens wordt de regering verzocht daarbij aan te geven welke mogelijkheden er zouden zijn om in Nederland over te gaan tot een systeem van richtlijnen die worden opgesteld door onafhankelijke deskundigen, zoals wel mogelijk is in het Verenigd Koninkrijk. Ik ontraad deze motie. De suggestie dat richtlijnen alleen goed vastgesteld kunnen worden door onafhankelijke deskundigen, deel ik niet. Kennis van specialisten die betrokken zijn geweest bij onderzoeken van de industrie, is waardevol. Waar het mij steeds om gaat, is dat die relaties transparant zijn. Om die reden ontraad ik de motie.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 586. Deze verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat eventuele kosten voor extra voorraad op geen enkele wijze doorberekend worden aan patiënten. Hier ben ik een beetje aan het zoeken naar de boodschap aan de regering. De indiener, mevrouw Ploumen, weet dat het onderzoek naar de effecten van het vergroten van de voorraden nog loopt. Ik wil daar niet op vooruitlopen. Ik kan dat ook niet. Maar ik zal er alles aan doen om de kosten voor de patiënten niet te verhogen als gevolg van het ophogen van voorraden. Die inspanning wil ik mij dus getroosten. Als de indiener van de motie zou zeggen "ik wil een garantie", dan ontraad ik die motie. Waarom? Als er straks ergens voorraadkosten zijn, dan kunnen die misschien wel geen rol spelen in het prijspakje van de geneesmiddelen, maar dan is de patiënt via een andere route toch wel weer de betaler. Dat is mijn eerlijke antwoord. Als ik de motie dus mag lezen als een oproep tot een inspanning, om er alles aan te doen om de kosten voor patiënten niet te verhogen als gevolg van het vergroten van de voorraden, zoals wij ook hebben gewisseld in het debat, dan laat ik het oordeel aan de Kamer over.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik wil dat wel doen, maar dan zou ik het toch fijn vinden als de minister nogmaals uitspreekt dat hij het met ons eens is dat de kosten in principe niet afgewenteld moeten worden op de patiënt, want dat helpt zijn inspanningsverplichting te onderbouwen.

Minister Bruins:
Ja, maar ik wil ook wel eerlijk zijn. Als er voorraadkosten zijn ... Laten we een fictief voorbeeld nemen waarin er een grote silo moet worden gebouwd om die geneesmiddelen in op te slaan. Dat gaat niet gebeuren. Maar dat kost 100 miljoen. Dat zijn dan wel overheidscentjes, want dat gaat de industrie allemaal niet een-twee-drie betalen. En ook wij als overheid hebben een belang bij het aanhouden van voorraden, omdat dat zekerheid voor de patiënt biedt. Voor de patiënten wil ik me er dus voor inspannen om geen extra kosten te veroorzaken die direct aan het geneesmiddel worden gekoppeld. Die inspanning wil ik me getroosten. Maar ik moet ook eerlijk zijn: via een ommetje komt die rekening natuurlijk toch bij de gemeenschap te liggen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dan dank ik de minister voor zijn toezegging over de inspanningsverplichting. Dan zullen we de motie zo interpreteren. Dank u wel.

Minister Bruins:
Dan krijgt ze oordeel Kamer. Dank u wel.

Dan de motie op stuk nr. 587. Deze verzoekt de regering zich Europees hard te maken voor een strenger unitair ABC, en tot die tijd in Nederland als voorwaarde voor een ABC op te nemen dat een fabrikant de onderzoekskosten nog niet heeft terugverdiend en dat de bewijslast hiervoor openbaar gemaakt wordt. Met de indiener ben ik van mening dat dat strengere unitaire beleid steun verdient. Dat heb ik ook opgeschreven in mijn brief en zo gedeeld in het debat. Toch ontraad ik de motie, omdat de ABC's zijn gebaseerd op een Europese verordening en Nederland niet op eigen initiatief de eisen voor een ABC kan aanpassen. Dat is één overweging. Een andere is — eerlijk is eerlijk — dat ABC's als verlenging van de rechten van het octrooi het beleidsterrein zijn van de collega van EZK. Dus all in all ontraad ik de motie, maar los daarvan wil ik wel gezegd hebben dat ook Nederland zich in Europees verband sterk maakt voor en steun geeft aan dat strengere unitaire ABC.

Dan de motie op stuk nr. 588. Deze verzoekt de regering om de uitkomst van onderhandelingen over geneesmiddelen standaard openbaar te maken. Ik ontraad deze motie, terwijl ik ook heel graag transparantie wil en dat ook vraag aan fabrikanten. Dat heb ik eerder in het debat ook met heel veel verve betoogd. Maar als fabrikanten niet willen, dan kies ik ervoor dat we de toegang voor patiënten tegen een aanvaardbare prijs regelen. Als dat vertrouwelijk moet, als die onderhandelingen vertrouwelijk moeten zijn, dan is dat niet anders. Het alternatief kan zijn om een nieuw middel niet te vergoeden, en dan komt het niet op de markt. Hier zit dus een spanning. Ik zal de pillenboer altijd blijven vragen of hij bereid is om in het openbaar te onderhandelen. Daar zal ik ook altijd de nadruk op blijven leggen. Maar als de pillenboer zegt "nee, ik wil alleen maar vertrouwelijk met u onderhandelen en anders komt het medicijn niet op de markt", dan kies ik er toch voor om vertrouwelijk te onderhandelen, opdat wij een goed geneesmiddel voor een redelijke prijs bij de patiënt krijgen. Om die reden ontraad ik deze motie, maar ik heb daar dus veel woorden voor nodig, want ik zou graag anders wensen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Heel kort. Ik heb dit natuurlijk al vaker van de minister gehoord en ik vind het ook zelf best lastig, maar je zou toch willen kunnen vaststellen of er inderdaad een redelijke prijs wordt betaald. Dat kunnen we nu gewoon niet.

Minister Bruins:
Nee, dat is heel moeilijk vast te stellen. We hebben openbare lijstprijzen, maar voor de dure medicijnen wordt er onderhandeld; mevrouw Dijkstra weet dat minstens zo goed als ik. De uitkomsten van die onderhandelingen mogen niet bekend worden. We hebben één voorbeeld uit de recente geschiedenis dat, indien de onderhandelingen klappen en dus niet tot een resultaat leiden, de overheid in een dergelijke situatie wel de ruimte heeft om die prijs bekend te maken; dat moet je ook vooraf afspreken. Zo ben ik aan het zoeken om zo veel mogelijk die duidelijkheid te krijgen, maar aan de andere kant speelt ook steeds dat patiëntenbelang. Dat weegt echt het zwaarste en daarom ontraad ik deze motie.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 589 verzoekt de regering de NFU bij uitwerking van de modelovereenkomst aandacht te vragen voor het treffen van maatregelen als partijen de modelovereenkomst niet naleven en voor de benodigde randvoorwaarden te zorgen. Dat zie ik als ondersteuning van ons beleid. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer. Ik moet die maatregelen nog wel bedenken, maar ik zie dit als een ondersteuning van het beleid.

De motie op stuk nr. 590 gaat over het vertalen van Tien principes voor Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren. Dat vind ik een sympathiek idee. Dat gaan we doen en ik zorg dat u een Engelstalig afschrift daarvan krijgt.

De motie op stuk nr. 591 verzoekt de regering te zoeken naar mogelijkheden om behandeling met Spinraza alsnog zo snel mogelijk in gang te zetten. Daar heb ik van gezegd wat ik gezegd heb in de antwoorden op de vraag van de heer Van Gerven. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Wat was eigenlijk het oordeel over de motie op stuk nr. 590? O, dit is de motie op stuk nr. 591. Heeft u de motie op stuk nr. 590 al beoordeeld? Oké. Dan de motie op stuk nr. 591.

Minister Bruins:
Ontraden.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat vind ik gek, juist in het licht van wat de minister eerder heeft gezegd. Want ik vraag hem om te zoeken naar mogelijkheden om de behandeling zo snel mogelijk in gang te zetten.

Minister Bruins:
Jazeker.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik heb de minister net gehoord en hij zegt: ik ga alles doen om dit zo snel mogelijk te organiseren.

Minister Bruins:
Ja.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik denk dat dat een belangrijk signaal is, wat we juist met een uitspraak van de Kamer kunnen versterken, juist ook in de richting van de patiënten.

Minister Bruins:
Ja, maar ik heb de motie ontraden omdat ik de meeste moeite heb met een van de overwegingen waarop het dictum rust, namelijk de overweging dat bijvoorbeeld in België de eerste Spinraza-injecties binnen twee weken na het besluit tot toelating gegeven werden. Dat kan echt niet. Het is een veel langere en veel intensievere behandeling. Dat kan dus niet. Als die overweging er niet in zou zitten, dan zou ik de motie inderdaad zien als een ondersteuning van mijn beleid en zou ik haar oordeel Kamer geven. U weet overigens wat mijn inzet is. Die staat knalhard en recht overeind: zo snel mogelijk die behandeling fullsize voor de patiëntengroep beschikbaar krijgen.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik pas dit aan.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik mag deze motie medeondertekenen. Mijn motie op stuk nr. 594 zou ik dan graag willen intrekken.

De voorzitter:
Prima. De naam van mevrouw Agema wordt toegevoegd aan de motie op stuk nr. 591.

Aangezien de motie-Agema (29477, nr. 594) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Bruins:
Nog een keer precies: ik ontraad de motie op stuk nr. 591, omdat in een van de overwegingen een simplificatie zit die ik niet deel. Dat heb ik net besproken.

De voorzitter:
Ja, dat is gewisseld.

Minister Bruins:
Als die overweging eruit zou vallen, zou ik zeggen dat ik de motie oordeel Kamer geef of overneem, op z'n krachtigst.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 592 verzoekt de regering in overleg te treden met zorgaanbieders en zorgverzekeraars om hen aan te sporen het voorkeursbeleid voor het voorschrijven, verstrekken en inkopen van biosimilars te versterken, de eventuele knelpunten voor een bredere toepassing van biosimilars die uit het overleg voortkomen, in kaart te brengen en de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang. Waar biosimilars veilig en net zo effectief toegepast kunnen worden, en de kosten daarmee dalen, juichen wij dat natuurlijk toe. Dat heb ik meermalen gedeeld in het debat. Daarbij is voor mij het doel om zo veel mogelijk concurrentie tussen therapeutisch vergelijkbare middelen te stimuleren, dus concurrentie tussen het originele product en de biosimilar. Concurrentie zorgt voor lagere prijzen, en dat is toch wat we willen. Daarom financier ik ook het project Biosimilars op maat van IVM en Biosimilars Nederland. De motie spreekt mij aan omdat we het gebruik van biosimilars meer in willen zetten. Daarom geef ik de motie oordeel Kamer.

Dan heb ik tot slot nog de motie op stuk nr. 593, waarin de regering wordt gevraagd te onderzoeken waarom Nederland achterblijft in de overlevingskansen bij longkanker en daarbij de procedures van het Zorginstituut en de sluisperiode te betrekken. Ik zou dat graag in twee delen willen doen. Ik zou graag de ruimte hebben om eerst te informeren bij de sector en de professionals waarom Nederland achterblijft in de overlevingskansen bij longkanker. Als ik dat eerst mag doen en de motie zo mag lezen, geef ik de motie oordeel Kamer.

Mevrouw Agema (PVV):
Dat is goed.

De voorzitter:
Dan is dat ook helder: oordeel Kamer.

Minister Bruins:
Dan ben ik erdoorheen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister, de Kamerleden, de medewerkers, de bodes, de griffiers en de ambtenaren.

Sluiting

Sluiting 22.38 uur.