Plenair verslag Tweede Kamer, 102e vergadering
Donderdag 3 juli 2014

  • Aanvang
    10:15 uur
  • Sluiting
    2:09 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Veldhoven

Aanwezig zijn 149 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Hijum, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Hennis-Plasschaert, minister van Defensie, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie, de heer Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de heer Van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, minister van Infrastructuur en Milieu, de heer Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, en de heer Timmermans, minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:
Ik heet de vertegenwoordiging van het kabinet van harte welkom.


Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hamerstukken

Hamerstukken

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer en van de wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht (Stb. 2013, 144) in verband met het doorvoeren van enkele noodzakelijke reparaties en andere kleine wijzigingen (33919);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de ontwerpen voor bewegwijzering (33899);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek in verband met het verlenen van bijstand aan de Europese Commissie bij onderzoek naar de manipulatie van statistieken (33927).

Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Verzoekschriften

Verzoekschriften

Aan de orde is de behandeling van:
- verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (33758, nrs. 31 en 31).

De voorzitter:
Ik stel voor, overeenkomstig de voorstellen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

WWB-onderwerpen en Participatiewet

WWB-onderwerpen en Participatiewet

Aan de orde is het VAO WWB-onderwerpen en Participatiewet (AO d.d. 26/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
De spreektijd bij dit VAO is twee minuten. Omdat wij vandaag een heel lange dag met elkaar ingaan, wil ik voorstellen om geen vragen te stellen over de moties, niet aan elkaar en niet aan de staatssecretaris. Wij moeten nog heel veel doen en het schema loopt al heel lang. Laten wij elkaar helpen. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Karabulut van de SP voor twee minuten.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Excuseert u mij in dat geval mijn snelle praten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het conceptschattingsbesluit voor de herkeuring van Wajongers op belangrijke onderdelen nog niet is uitgewerkt;

constaterende dat een uitgewerkt schattingsbesluit voorwaarde is om de beoordeling van 240.000 mensen met een Wajong-uitkering op een juiste wijze uit te kunnen voeren;

verzoekt de regering om het conceptschattingsbesluit Wajong in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 530 ().

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de mensen die in 2004 een brief hebben ontvangen met de mededeling dat ze niet meer zouden worden herkeurd en mensen die 50 jaar en ouder zijn, uit te zonderen van herkeuring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 531 ().

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het tweede gedeelte van artikel 1a, lid 1, punt d te schrappen zodat er alleen nog staat: "d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 532 ().

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om te komen tot een noodfonds voor de sociale werkvoorziening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 533 ().

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om voor 1 oktober 2014 met voorstellen te komen om intimidatie, verdringing en werken zonder loon te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 534 ().

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om alvorens een definitieve keuze te maken voor een verdeelmodel, gemeenten verbeteringen aan te laten dragen, deze verbeteringen te verwerken in het voorkeursmodel en een nieuw voorstel aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 535 ().

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in het algemeen overleg en in het bijzonder voor de toezegging dat zij in gesprek zal gaan met gemeenten over de studietoeslag. Zij zal ook zorgen dat dit algemeen bekend is. Daarbij wil ik haar vragen of zij aan de orde wil stellen dat de studietoeslag in de modelverordening een plek krijgt. Ik heb een motie over het schattingsbesluit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de voorgestelde wijziging van het schattingsbesluit een van de criteria voor het hebben van arbeidsvermogen is dat iemand minimaal vier uur per dag belastbaar moet zijn;

constaterende dat hierop één uitzondering wordt gemaakt, waardoor ook Wajongeren die ten minste twee uur per dag het minimumloon per uur kunnen verdienen, maar minder dan vier uur per dag belastbaar zijn, geacht worden arbeidsvermogen te hebben;

overwegende dat het onzeker is of deze specifieke groep Wajongeren voldoende kans zal hebben op de arbeidsmarkt om daadwerkelijk een baan te vinden;

verzoekt het kabinet, de mate waarin deze specifieke groep Wajongeren na herbeoordeling een baan vindt, te monitoren en de Kamer hierover uiterlijk in januari 2017 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 536 ().

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Ik heb één kort verzoek aan de staatssecretaris en twee moties. Het verzoek is of zij de Wajongers die in de dagbesteding zitten of in een instelling verblijven, en van wie duidelijk is dat zij niet herbeoordeeld worden, zo snel mogelijk op de hoogte wil stellen. Dat neemt heel veel onzekerheid weg.

Ik heb een motie over het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten die lijkt op de motie-Van Weyenberg op stuk nr. 536. De heer Van Weyenberg en ik hebben echter afgesproken dat we beide moties indienen, omdat ze op een belangrijk punt afwijken van elkaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten voor de Wajong een nieuwe grens wordt geïntroduceerd voor belastbaarheid van ten minste twee uur per dag tegen WML;

overwegende dat het percentage Wajongers met een belastbaarheid van twee uur per dag lager dan 0,9 is;

overwegende dat het onduidelijk is of de betreffende jonggehandicapten hierdoor een grotere kans op de arbeidsmarkt krijgen;

verzoekt de regering om de nieuwe grens van belastbaarheid van ten minste twee uur per dag in de Wajong in 2015 en 2016 te monitoren en specifiek te bezien of deze groep jonggehandicapten een reële kans heeft op participatie, en anders het schattingsbesluit ten aanzien van deze specifieke groep te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 537 ().

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat regionale partijen in Groningen, waaronder politiek, bedrijfsleven, onderwijs en vakbonden, onder de naam Pact voor Oost-Groningen voornemens zijn om een externe commissie in te stellen die een samenhangende aanpak dient te ontwikkelen waarmee de hardnekkige arbeidsmarktproblematiek in Oost-Groningen kan worden bestreden en de inwoners van het gebied een reëel uitzicht op ontwikkeling wordt geboden;

overwegende dat de desbetreffende regio, die een scheve verhouding kent tussen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt enerzijds en de opnamecapaciteit van die arbeidsmarkt anderzijds, zo ook zelf (opnieuw) initiatief neemt teneinde de problematiek te lijf te gaan;

van mening dat een dergelijk initiatief ondersteuning verdient;

verzoekt de regering, te bezien of en, zo ja, op welke wijze zij een bijdrage kan leveren aan het welslagen van bedoeld initiatief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 538 ().

Er zijn in recordtempo negen moties ingediend en twee vragen gesteld. Ik geef de staatssecretaris even de gelegenheid om de moties te lezen. Daarna zal zij meteen overgaan tot de beantwoording.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ik ga eerst in op de twee vragen die zijn gesteld. In het debat hebben we al gezegd dat we de studietoeslag netjes zullen regelen, zowel in de wet als in de communicatie. Dat zullen we dus zeker doen.

De PvdA vroeg om Wajongers die niet herbeoordeeld zullen worden daarover zo spoedig mogelijk te informeren. Dat zal ik meenemen naar het UWV. Ik zal de Kamer informeren over de manier waarop die herbeoordeling plaatsvindt en over het moment waarop deze Wajongers daarover iets kunnen vernemen.

Dan kom ik op de moties. Net als de indieners behandel ik ze staccato. De motie op stuk nr. 530 is ingediend door de SP. Daarin wordt de regering verzocht om het conceptschattingsbesluit in te trekken. Die motie ontraad ik.

In de motie op stuk nr. 531 staat het verzoek om mensen die in 2004 een brief hebben ontvangen waarin stond dat ze niet meer zouden worden herkeurd en mensen die 50 jaar of ouder zijn uit te zonderen van herkeuring. Daar hebben we het in het debat over gehad. Die motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 532 gaat over de belasting van ten minste vier uur per dag. Daar komen zo meteen nog meer moties over. Deze motie ontraad ik.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 533. Deze gaat over een noodfonds voor de sociale werkvoorziening. Ik heb toegezegd dat we samen met de gemeenten gaan monitoren hoe de sociale werkvoorzieningen zich ontwikkelen. Een noodfonds acht ik dus niet nodig. Ik ontraad deze motie.

De motie op stuk nr. 543 gaat over een regeling waarmee intimidatie, verdringing en werken zonder loon worden voorkomen. Daar hebben we het in het debat natuurlijk ook over gehad. Het is aan de gemeenten om hierin het voortouw te nemen. Dat geldt dus niet voor de regering. Ik ontraad de motie.

Ik kom dan op de motie op stuk nr. 544. Deze gaat over de keuze voor het verdeelmodel. We hebben voor het multiniveau-model gekozen, in nauwe samenspraak met de VNG. Uiteindelijk is de Vereniging van Nederlandse Gemeenten daarmee akkoord gegaan. Ik ontraad dus deze motie.

De motie op stuk nr. 545 is ingediend door de heer Van Weyenberg van D66. Hij verzoekt de regering om de mate waarin de groep Wajongeren die twee uur per dag belastbaar is een baan vindt te monitoren en de Kamer hierover uiterlijk in januari 2017 te informeren. Daarover is ook een motie ingediend door de heer Kerstens met eigenlijk dezelfde strekking. Daarin wordt echter toegevoegd dat moet worden bezien of deze groep inderdaad reële kansen heeft op participatie en dat het schattingsbesluit moet worden heroverwogen als dat niet zo is. Ik vind dat deze moties in elkaars verlengde liggen en zou het oordeel in beide gevallen aan de Kamer willen laten.

De motie op stuk nr. 546 is de laatste. Daarin wordt de regering verzocht om te bezien op welke wijze zij kan bijdragen aan het welslagen van een initiatief in Groningen om de arbeidsmarkt daar te verbeteren. In het debat hebben we natuurlijk gezegd dat we daar ESF-middelen voor hebben en dat ook een sectorplan aanstaande is. Ik wil ook best kijken of ik anderszins een bijdrage kan leveren die niet onmiddellijk geld kost. Daar ben ik nooit te beroerd voor. Als ik de motie op die manier kan lezen, zou ik willen voorstellen om haar aan te houden. Ze kan dan worden besproken in het debat met de minister van Sociale Zaken. Hij zal ongetwijfeld bij de Kamer aankomen met het sectorplan voor Oost-Groningen.

De voorzitter:
Mevrouw Schouten, ik zie dat u wilt interrumperen. Ik heb gezegd dat ik in principe geen vragen toesta in verband met de grote tijdsdruk die we vandaag hebben. De staatssecretaris heeft wel een vraag aan de heer Kerstens gesteld over de manier waarop zijn motie geïnterpreteerd moet worden. Het lijkt mij voor u allemaal nuttig om daar een antwoord op te krijgen. U hebt verder in het AO geen tijd genomen. Als u een korte vraag hebt, zal ik u die toestaan. Eerst geef ik het woord aan de heer Kerstens.

De heer Kerstens (PvdA):
For the record: wat de staatssecretaris zei, lijkt mij akkoord.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ben niet bij het algemeen overleg geweest en daarom wil ik graag even toelichten waarom bepaalde moties wel of niet worden ontraden. Ik constateer dat de moties op de stukken nrs. 532, 536 en 537 op dezelfde zaken zien. Waarom kan de een dan wel en de ander niet? Het is voor mijn oordeelsvorming vrij cruciaal om dat te weten.

Staatssecretaris Klijnsma:
Wij hebben tijdens het debat rond het Schattingsbesluit met elkaar gewisseld dat wij mensen die twee uur per dag kunnen werken, en daarmee hun wettelijk minimumloon per uur kunnen verdienen, graag zouden willen laten meewegen als het gaat om het al dan niet hebben van arbeidsvermogen. De moties op de stukken nrs. 536 en 537 vragen om dat goed te monitoren en daarover een oordeel te vellen in januari 2017 of na ommekomst van 2016, dus dat is ook 2017. In de motie op stuk nr. 532 wordt de regering verzocht het tweede gedeelte van artikel la, lid 1, punt d te schrappen. Dat gaat mij iets te kort door de bocht en daarom ontraad ik die motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Stemming over de moties vindt plaats bij de eindstemming vanavond.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Armoede- en schuldenbeleid

Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde is het VAO Armoede- en schuldenbeleid (AO d.d. 02/07).


Termijn inbreng

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij hebben gisteren een overleg gevoerd over het belang van het beslagregister en over de vraag of de overheid daar al dan niet bij aanhaakt. De staatssecretaris kon toen niet aangeven waarom de overheid niet meteen aan de pilot meedoet. In de Kamer leeft het gevoel dat dit wel van belang is en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat na de zomer de pilot van het landelijk beslagregister van start gaat, maar dat de overheid hier nog niet aan deelneemt;

overwegende dat inzage in de incassoregelingen van debiteuren, juist ook met overheidsorganisaties, eraan bijdraagt dat schuldeisers beter zicht krijgen op de financiële positie van hun debiteuren en incassoregelingen;

van mening dat de effectiviteit van het beslagregister wordt beperkt als de overheid hier niet aan deelneemt;

verzoekt de regering, meteen deel te nemen aan de pilot landelijk beslagregister en mogelijke belemmeringen daartoe zo snel mogelijk weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Van Weyenberg, Pieter Heerma en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 283 (24515).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb nog een tweede punt. Ik had gevraagd of mijn vragen schriftelijk beantwoord konden worden, maar ik heb de antwoorden weer niet gezien. Ik word daardoor gedwongen om nu de motie in te dienen ten aanzien van de beslagvrije voet in relatie tot terugvorderingen. Er ontstaan nu problemen doordat er terugvordering plaatsvindt die op zich terecht is, maar die zo hard gaat dat mensen er meteen weer door in de schulden raken. Je gaat dan het ene probleem met het andere probleem creëren. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat debiteuren in financiële problemen komen omdat de beslagvrije voet bij het terugvorderen van toeslagen niet wordt gerespecteerd;

van mening dat het bestaansminimum van mensen met schulden moet worden gegarandeerd en dat de overheid hierin ook een voorbeeldfunctie heeft;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de beslagvrije voet ook wordt gerespecteerd bij de terugvordering van toeslagen behoudens wanneer er sprake is van fraude,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Van Weyenberg, Pieter Heerma en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 284 (24515).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik wil voor de zekerheid nog toelichten dat het mij er niet om gaat dat de terugvordering niet moet plaatsvinden, maar wel dat deze terugvordering op een zodanige manier moet plaatsvinden dat mensen niet gelijk in de problemen komen door de terugvordering.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. De moties over schulden zijn zojuist ingediend door mevrouw Schouten. In relatie tot armoede hebben we natuurlijk een heel debat gehad over de vraag of het geld dat beschikbaar komt, bestemd moet worden voor armoede of niet. Mijn partij zegt al een aantal jaren dat dat moet gebeuren. Op dat punt dient de heer Kuzu straks een motie in mede namens mijn fractie.

Er is geld beschikbaar uit een Europees fonds tot 2020. De staatssecretaris zegt dat zij gaat kijken hoe zij dat gaat inzetten. Zij heeft gisteren toegezegd dat meerdere opties bekeken zullen worden. Ik wil graag dat daarbij ook de mogelijkheid onderzocht wordt van het inzetten van dat geld voor een landelijke uitrol van het kindpakket. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat steeds meer kinderen in armoede opgroeien en vele organisaties, waaronder de Kinderombudsman, waarschuwen dat kinderen de dupe dreigen te worden van de crisismaatregelen;

overwegende dat het kabinet de middelen uit het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB) uitsluitend wil inzetten ten behoeve van sociale inclusie;

verzoekt de regering, ook de mogelijkheid te onderzoeken om het budget dat beschikbaar komt uit het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB) in te zetten voor een nationale uitrol van het kindpakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 285 (24515).

De heer Kuzu (PvdA):
Voorzitter. Ik dien één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gemeente Rotterdam bezuinigt op het armoedebeleid en middelen voor armoedebestrijding aan andere doelen besteedt;

overwegende dat vanaf 2015 in het kader van de decentralisaties een sociaal deelfonds naast de algemene uitkering in het Gemeentefonds wordt geïntroduceerd;

overwegende dat de middelen voor armoedebestrijding uit het regeerakkoord een inkomensondersteunende voorziening is;

van mening dat gemeenten alle beleidsvrijheid moeten hebben bij de bestrijding van armoede en hiertoe de daarvoor beschikbaar gestelde middelen volledig inzetten;

verzoekt de regering om de extra middelen uit het regeerakkoord voor armoedebestrijding in het sociale deelfonds van het Gemeentefonds te oormerken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 286 (24515).

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik zou slechts willen zeggen dat ik de heer Kuzu complimenteer voor het indienen van de motie omdat hij daarmee de daad bij het woord voegt. Ik heb hem daartoe uitgedaagd en dat doet hij nu. Het valt mijn fractie op dat de PvdA-fractie net doet alsof we hier in de Rotterdamse gemeenteraad zitten. Mijn fractie zal de motie niet steunen om de eenvoudige reden dat zij vindt dat gemeenten zelf mogen gaan over hun beleid en de besteding van hun geld. Ik wijs er in dit verband op dat alle andere gemeenten extra geld uitgeven aan armoedebestrijding en dat het geld nu ook gewoon via het Gemeentefonds gaat. Mijn fractie zal deze inperking van de beleidsvrijheid van gemeenten dan ook niet steunen.

De voorzitter:
Hartelijk dank. We zijn hiermee gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Ik kijk nu even naar de staatssecretaris. Er zijn vier moties ingediend, maar er zijn er pas drie uitgedeeld. We wachten dus even tot de laatste motie is uitgedeeld. Daarna kan de staatssecretaris overgaan tot de beantwoording.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ik begin bij de motie op stuk nr. 283 over het beslagregister. Wij hebben het er gisteren over gehad. Ook toen vroeg mevrouw Schouten om meteen deel te nemen aan de pilot landelijk beslagregister. Ik heb gezegd dat dat echt niet kan. Er is wel al rekening mee gehouden dat overheidsorganisaties kunnen aansluiten bij de bouw van het beslagregister. Dat is een belangrijke eerste stap, maar overheidsorganisaties moeten natuurlijk zelf aanpassingen in hun ICT doorvoeren. Misschien nog belangrijker is dat de wettelijke grondslag ontbreekt. Wij moeten echt het eerst en ander verzetten voordat de overheid als zodanig kan meedoen aan het beslagregister. Ik verschil helemaal niet van mening met mevrouw Schouten omdat ook de regering dat essentieel vindt. Ik moet deze motie echter ontraden, omdat daarin wordt verzocht dat de regering meteen deelneemt aan de pilot. Dat gaat niet.

De motie op stuk nr. 284 gaat over de beslagvrije voet. Ik heb gisteravond op verzoek van mevrouw Schouten de vragen afgedaan die zij heeft gesteld, dus eigenlijk ga ik ervan uit dat de antwoorden hier zijn geland. Ik bespeur echter dat mevrouw Schouten ze niet heeft gezien. In de motie staat dat de regering ervoor zorg moet dragen dat de beslagvrije voet ook wordt gerespecteerd bij de terugvordering van toeslagen. Ik laat het oordeel aan de Kamer, want wij zijn dat zeer van zins in de context van de beantwoording van de vragen die mevrouw Schouten heeft gesteld. Die vragen heb ik samen met Financiën beantwoord.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb een vraag over de eerste motie. Wanneer kan het dan wel? Wij hebben gisteren ook al de hele tijd gevraagd wat dan wel reëel is, maar we krijgen geen antwoord. Heeft de staatssecretaris enige indicatie wanneer het dan op zijn snelst wel kan?

Staatssecretaris Klijnsma:
We hebben daar gisteren breedvoerig over gedebatteerd. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik in het najaar op alle onderdelen zal aangeven hoe het tijdpad precies verloopt. Dat geldt ook voor dit register.

De voorzitter:
Is dat een suggestie om de motie aan te houden totdat dat tijdpad er is?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Nee, voorzitter. Ik ben het nu ...

De voorzitter:
Dan stoppen we nu met de discussie. In verband met de tijd ben ik vandaag wat strenger dan anders.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik wil nog iets zeggen over de tweede motie. Ik heb de beantwoording van de vragen nog niet gezien. Ik ga nu heel hard zoeken, want ik heb ze niet meegekregen. Die zal ik dan erbij pakken. Ik dank de staatssecretaris dat zij het oordeel over de motie aan de Kamer laat.

Staatssecretaris Klijnsma:
De motie op stuk nr. 285 gaat over de zogenaamde FEAD-middelen; dat is Europees geld. In de motie wordt gevraagd om een kindpakket mee uit te rollen, als ik mij zo mag uitdrukken. Wij hebben afgesproken dat we het voortouw rond het kindpakket bij de gemeenten leggen. Gemeenten hebben al een kindpakket ontwikkeld en er is ook al een eenduidig kindpakket vanuit de Kinderombudsman. Daarvoor hebben we deze middelen niet nodig. Mijn voorstel was juist om met deze middelen ouderen te ondersteunen die uitsluitend AOW hebben of nog minder dan dat, dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):
De staatssecretaris zei gisteren in het debat dat zij bereid was om ook andere mogelijkheden nader te onderzoeken. Deze motie vraagt niet om het te regelen, maar om te onderzoeken of het mogelijk zou zijn. Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat zij partijen gaat vragen om met voorstellen te komen. Wellicht kan dit een mooie aanvulling zijn op wat de gemeenten al doen of kan het de gaten dichten waar het nog niet is geregeld.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb in het debat gezegd dat ik partijen ga vragen om voorstellen met ons te delen die geënt zijn op ouderen die een heel kleine portemonnee hebben. Het kindpakket hebben we echt anderszins ingekleurd. Samen met Stichting Leergeld, Stichting Jeugdsportfonds en Stichting Jeugdcultuurfonds wordt nu bekeken hoe dat kindpakket verder ingekleurd kan worden. Daarvoor hebben we deze middelen niet nodig en daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dan heeft de staatssecretaris gisteren dus iets gezegd en zegt zij vandaag weer iets anders. Juist de Ombudsman en al die organisaties zeggen: dit zou landelijk moeten worden uitgerold, zodat je dat in alle gemeenten voor de kinderen hebt geregeld. Maar ik begrijp dat de staatssecretaris dat niet wil.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik hecht eraan om hier even op te antwoorden, want ik heb gisteren gezegd dat ik mijn oor te luisteren wilde leggen, juist ten aanzien van ouderen met portemonnees die bijzonder klein en niet breed zijn. Laat dat heel helder zijn.

Dan kom ik op de laatste motie op stuk nr. 286. Die gaat over de extra middelen uit het regeerakkoord voor armoedebestrijding. Die zouden moeten worden gelabeld binnen het sociaal deelfonds als geoormerkt geheel. Ik ontraad deze motie, want wij hebben de middelen, ook over de jaarschijf 2013 en 2014, gewoon integraal in de algemene uitkering van het Gemeentefonds doen landen. Daar gaan wij gewoon mee door.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat de staatssecretaris geen voorstander is van oormerken, was mij inmiddels al duidelijk, maar zegt zij hiermee dat je beter via een doeluitkering zou kunnen oormerken dan via het sociaal deelfonds, als je dat al zou doen?

Staatssecretaris Klijnsma:
Daar heb ik geen waardeoordeel aan verbonden, maar het sociaal deelfonds strekt ertoe dat gemeenten integraal, zowel vanuit zorg- als vanuit sociale zekerheidsmiddelen, kunnen bekijken hoe ze hun burgers het beste kunnen helpen. Dat hebben wij op die manier voor drie jaar gelabeld. De armoedemiddelen hebben wij van meet af aan in de algemene uitkering laten landen. Dat blijft ook zo.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Helder. Daarmee komen wij aan het einde van dit VAO Armoede- en schuldenbeleid.

Over de vier moties zal vanavond worden gestemd bij de eindstemming.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Wijziging AOW-tweewoningenregel

Wijziging AOW-tweewoningenregel

Aan de orde is de behandeling van:
en van:


    Termijn inbreng

    (Zie vergadering van 18 juni 2014.)

    De algemene beraadslaging wordt heropend.

    Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
    Voorzitter. Dank voor de heropening van het debat. Wij hebben op zich een goed debat gevoerd. Daar is ook een mooie regeling uit voortgekomen. Ik vroeg dus niet om een heropening omdat ik het ontzettend oneens ben met iets uit de wet. Alleen, ik had nog een vraag. Die werd niet beantwoord tijdens het debat. Vervolgens kwam daar net voor de stemming een brief over. Mijn vraag was: als iemand straks een AOW-uitkering en een Anw-uitkering heeft, hoe gaan wij daar dan mee om in het licht van de tweedakenregeling? De staatssecretaris heeft gezegd: "dat doen wij niet" of "dat gaat niet zo". Maar voor mij is het van belang om dat soort situaties in kaart te brengen en om te bekijken wat de consequenties zijn als wij de toepassing van de tweedakenregeling ook mogelijk maken in dat soort situaties. Vandaar de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er in de AOW voortaan geen sprake meer is van een gezamenlijke huishouding als aan de tweewoningenregel wordt voldaan;

    overwegende dat in de Anw ook door de Sociale Verzekeringsbank vastgesteld moet worden of er sprake is van een gezamenlijke huishouding, terwijl de tweewoningenregel niet wordt ingevoerd in de Anw;

    van mening dat de vaststelling of er sprake is van een gezamenlijke huishouding op consistente wijze dient te gebeuren;

    verzoekt de regering, te onderzoeken welke consequenties de toepassing van de tweewoningenregel, overeenkomstig de AOW, in de Anw heeft en de Kamer hierover dit najaar, voor de begrotingsbehandeling SZW, te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 13 (33853).

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    De motie klinkt sympathiek, maar ik heb er toch een vraag over. De Anw is een heel ander soort uitkering dan de AOW, die een volksverzekering is. Bij de AOW gaat het ook vaak om oudere mensen die voor elkaar zorgen, al dan niet in relatieverband. Voor de Anw kom je in aanmerking als je kleine kinderen hebt of arbeidsongeschikt bent. Ik versmal het maar even. Is het dan niet een beetje gek om een prikkel in te bouwen die het attractief zou kunnen maken om een woning vast te houden, omdat die uitkering €1.250 per maand is, terwijl het om relatief jonge mensen gaat die vervolgens misschien weer iemand tegenkomen om een relatie mee aan te gaan? Is mevrouw Schouten niet heel erg bang voor perverse prikkels? Is zij dan ook bereid om daar, met de uitkomsten van het gevraagde onderzoek in de hand, heel kritisch naar te kijken?

    Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
    Ik snap de vraag van mevrouw Vermeij. Wij hebben daarin uiteraard een afweging gemaakt. Het gaat mij er nadrukkelijk niet om, alle sluizen open te zetten en ervoor te zorgen dat iedereen allerlei constructies kan verzinnen. Ik ken echter situaties waarin bijvoorbeeld een buurman met AOW zorgt voor een zieke buurvrouw met Anw. Dan wordt het een beetje een diffuse situatie. De buurman met de AOW heeft straks nergens meer last van, terwijl de buurvrouw met Anw, die ziek is en niet meer makkelijk tot de arbeidsmarkt kan toetreden, opeens in de problemen kan komen. Ik wil graag weten hoe we met dat soort situaties moeten omgaan. Ik vraag om de consequenties daarvan in kaart te brengen, omdat ik wil weten hoe we daar op een goede wijze mee om kunnen gaan zonder dat wij alle sluizen openzetten. Ik begrijp de vraag en ben dan ook benieuwd naar de consequenties.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Als ik het dus goed begrijp, is mevrouw Schouten op zoek naar de voorbeelden waarbij de tweewoningenregel wel voor de een geldt, te weten iemand met AOW, een ouder iemand die wellicht zorg behoeft, maar niet voor de ander, die wellicht ook zorg behoeft maar dat vervolgens niet kan doen.

    Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
    Dat klopt inderdaad en het is niet mijn intentie om alle inkomensregelingen ter discussie te gaan stellen. Ik wil echt zoeken naar de situaties waarin we misschien toch nog iets moeten bekijken.

    De voorzitter:
    Heel kort, mevrouw Vermeij, want volgens mij is het duidelijk.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Een andere vraag is of je die uitzonderingen kunt maken.

    Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
    Daarom vraag ik de staatssecretaris om dat allemaal te bekijken. Misschien komt zij tot de conclusie dat het helemaal niet kan, maar ik wil het graag in beeld gebracht hebben. That's it.

    De voorzitter:
    En dat komt in het onderzoek naar voren.

    Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
    Ja.

    De voorzitter:
    Mevrouw Schut-Welkzijn heeft zich gemeld voor een korte inbreng.

    Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
    Voorzitter. De VVD is voor herkenbare criteria voor samenwonen in de AOW: de angst voor de tandenborstelpolitie verdwijnt. De regeling kent voor de AOW grote gedragseffecten. Meer mensen houden hun zelfstandige woning aan als zij gaan samenwonen, maar de €250 tot €300 extra AOW die mensen door deze regeling krijgen, staat naar verwachting ook in verhouding tot de daadwerkelijke lasten van het aanhouden van de zelfstandige woning. Daarom is de VVD voorstander van de tweedakenregeling in de AOW.

    De VVD is geen voorstander van een onderzoek waarvan het resultaat al bekend is. Anw-gerechtigden zijn een heel andere doelgroep. Voor hen vervalt het recht op een uitkering meestal als ze gaan samenwonen. Het zijn mensen die buiten de uitkering weinig tot geen inkomsten hebben. Natuurlijk zullen mensen nu een zorgvuldige afweging maken of ze gaan samenwonen. Dat is evident. Het scheelt nabestaanden ruim €1.200 per maand. Daar komen meestal nog toeslagen bovenop, bijvoorbeeld voor huur. Het loont dus al snel om je huis aan te houden als je wilt gaan samenwonen, puur om financiële redenen.

    Deze voordelen voor de Anw'ers staan voor de VVD niet in verhouding tot de lasten van het aanhouden van de zelfstandige woning. Er is een te sterke prikkel tot onwenselijk gedrag, en dat wil de VVD voorkomen. Een uitbreiding naar andere uitkeringen is voor de VVD nooit de bedoeling geweest van de tweewoningenregel. Een onderzoek waarvan je al weet wat eruit gaat komen, is voor de VVD dan ook overbodig en onnodig. Wij zijn daar dus tegen.

    Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
    Het is prima dat mevrouw Schut dit standpunt heeft, maar wil ze zeggen wat de uitkomsten van het onderzoek zijn volgens haar? Ik denk dat het voor anderen misschien anders is.

    Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
    Als mensen lage lasten hebben voor huur en tegelijkertijd een hoge uitkering ontvangen, weet je dat ze een bewuste keuze maken om te gaan samenwonen. Dat heeft immers financiële consequenties. Je weet dat dat een drempel is. Die zit er ook bewust in. Als je gaat samenwonen, heb je de partnermiddelentoets en allerlei andere toetsen. Die zijn bewust ingebouwd. Je weet dat die drempel er is, dus hoef je ook geen onderzoek te doen. Voor AOW'ers hebben we gekozen voor de tweedakenregeling. Dat geldt alleen voor de AOW, niet voor andere uitkeringen. In die zin vind ik het onnodig, omdat het onwenselijk gedrag uitlokt.

    Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
    Mevrouw Schut vindt het onnodig. Dat vond ze eerst ook van de tweedakenregeling voor de AOW. Op dit punt is ze ook tot inzicht gekomen. Wat dat betreft denk ik dat het onderzoek misschien wel aanleiding kan geven tot een goed gesprek.

    De voorzitter:
    We zullen zien wat het onderzoek gaat brengen.

    Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
    Dat is incorrect. Ik heb de tweedakenregeling niet onnodig gevonden. Dat wil ik even corrigeren.

    De voorzitter:
    Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer. Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor haar reactie.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Voorzitter. Er is één motie ingediend. Ik heb goed geluisterd naar het debatje dat bij deze heropening aan de orde was. Ik heb er geen bezwaar tegen, laat ik het zo formuleren, om de consequenties te onderzoeken die in de motie aan de orde zijn, juist ook gehoord hebbende het debatje. Ik zal de perverse prikkels in dit onderzoek meenemen, want die horen er onlosmakelijk bij. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer.

    De algemene beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    De stemmingen over de moties en het wetsvoorstel vinden vanavond plaats.

    Verzamelwet pensioenen 2014

    Verzamelwet pensioenen 2014

    Aan de orde is de behandeling van:

    • het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten en in verband met enkele andere wijzigingen (Verzamelwet pensioenen 2014) (33863).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Gelet op de spreektijden die zijn aangevraagd, wordt dit onderwerp vrij uitgebreid behandeld. Dat mag natuurlijk bij wetgeving, maar op deze laatste dag voor het zomerreces wil ik de leden voorstellen om te bezien of we een heel eind kunnen komen met twee interrupties in de termijn van de Kamer en twee interrupties in de termijn van de staatssecretaris. Misschien kunnen we dat als richtsnoer afspreken met elkaar. Kijk gerust naar mij als u nog een brandende derde vraag hebt. Het woord is aan de heer Omtzigt.

    De algemene beraadslaging wordt geopend.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Voorzitter. Voor ons ligt een best ingewikkeld wetsvoorstel. Het maakt het pensioenstelsel vele malen gecompliceerder door naast het normale brutopensioen, zoals we dat allemaal kennen, een regeling in te voeren voor een nettopensioen. Dat betekent dat mensen met een inkomen vanaf nu nog een ton — als ik kijk naar de programma's van een aantal collega's, zal die grens snel dalen — een pensioen krijgen dat bruto is en waarover belasting betaald moet worden. Daarnaast is er voor de hogere inkomens een nettopensioen waarover geen belasting moet worden betaald.

    Ik vind het jammer dat de staatssecretaris van Financiën niet aanwezig is. Dit maakt de hele fiscaliteit kapot, omdat alle inkomensafhankelijke regelingen — de staatssecretaris van Sociale Zaken weet als geen ander hoeveel wij er daarvan hebben — afhankelijk zijn van het verzamelinkomen, dus van het bruto-inkomen. Straks krijgen wij de situatie dat mensen uit deze regeling een hoog nettopensioen krijgen en dat dit pensioen niet meetelt voor de inkomensafhankelijke regelingen. Dan komen mensen die een behoorlijk hoog inkomen hebben, in aanmerking voor alle toeslagen, voor het maximum aan aanvullende beurzen, wat het stelsel ook moge zijn, en voor relatief lage bijdragen in de AWBZ of welke andere zorg er dan ook is. Ik vraag de staatssecretaris om te reflecteren op de vraag hoe wenselijk het is dat het enige inkomensbegrip waarop alle inkomensafhankelijke regelingen gebaseerd zijn, stukgemaakt wordt met de invoering van een netto-inkomen.

    Dit gaat volgend jaar al gebeuren, want in de aanvullende regelingen zullen ook zaken zitten als een weduwenpensioen — daar hebben wij het net over gehad; mevrouw Schouten hecht daar zeer aan — en een arbeidsongeschiktheidspensioen. Dat zijn typisch pensioenuitkeringen. Dat zijn risicoverzekeringen. Op het moment dat iemand weduwe wordt, krijgt zij een redelijk hoge netto-uitkering. Dat is prima, maar het gevolg is wel dat dit als een tang op een varken slaat ten aanzien van ons hele fiscale stelsel.

    Daarnaast wordt het ook gecompliceerd. Het pensioenstelsel is al gecompliceerd, maar straks krijgt iedereen twee pensioenoverzichten die je niet bij elkaar kunt optellen, twee pensioenbrieven, een startbrief waarin twee verschillende regelingen uitgelegd worden. Hoe moeilijk wil je het maken?

    Hoe het eruit gaat zien, kunnen wij nu echter niet zien. Het geheel wordt namelijk doorgedelegeerd door een Algemene Maatregel van Bestuur. Wij hebben meerdere keren gezegd dat dit een fiscale regeling is die op korte termijn tienduizenden mensen raakt en op lange termijn honderdduizenden en, wie weet, miljoenen als die grens gaat dalen. Dan zou het prettig zijn als wij weten hoe het vastligt. Als je een fiscale faciliteit introduceert die over miljarden gaat, moet je dat gewoon in fiscale wetgeving vastleggen. Dat je een aantal kleine details doordelegeert naar lagere regelgeving, vind ik prima, maar nu wordt er iets ingevoerd waarvan wij bij de wetsbehandeling niet weten hoe het eruitziet. Het is niet voorgelegd aan de Raad van State. Daarvan kunnen wij op de laatste dag voor het reces slechts ja of ja zeggen. Dat acht mijn partij behoorlijk onwenselijk. Aangezien er in de nota naar aanleiding van het tweede nader verslag — wij hebben hierover al drie keer gesproken — gezegd wordt dat de AMvB nog voor het reces wordt voorgehangen, vraag ik de staatssecretaris of die AMvB al onderweg is en waarom die niet voor de wetsbehandeling hiernaartoe gestuurd is, aangezien het reces over een aantal uren aanvangt. Gaan we nu echt een uur nadat we de wet behandeld hebben, precies zien waarmee wij instemmen? Dat lijkt mij zeer onwenselijk.

    Dan komen wij bij de uitvoering. In de sector is veel te doen om de tweede nota van wijziging. Als wij het goed begrijpen, zit deze als volgt in elkaar. Hij wordt voor de bedrijfstak pensioenregelingen, waar in Nederland 80% tot 85% van de mensen onder valt, verplicht uitgevoerd door APG of Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Als je als werkgever aangesloten bent, ben je verplicht om mee te doen. De verzekeraars mogen dus niet meedoen. Is dat de bedoeling van de staatssecretaris? Waarom is dit dan niet opgeschreven in de nota? Dit is geen technische wijziging. Klopt het dat een werkgever als ook maar één persoon meedoet aan die regeling, 10% van de premie moet betalen en ook alle personen die boven een ton zitten, of zij nu meedoen of niet? Als dat zo is, is dat een behoorlijke lastenverzwaring. Hoe verhoudt zich dit tot artikel 120 van de Pensioenwet?

    Wij waren verbaasd dat de staffels anders zijn dan de staffels onder de Pensioenwet. Je moet uitgaan van 4% rendement, zo schrijft de regering in de antwoorden. Waarom is er niet uitgegaan van 3% rendement, zoals de staffels die wij onder de Pensioenwet zien? Zou het niet wenselijk zijn om dat weduwenpensioen, het nabestaandenpensioen dus, en het arbeidsongeschiktheidspensioen niet verplicht te herverzekeren?

    Dan kom ik op Europeesrechtelijke aspecten. Het excedentpensioen is een pensioenregeling die niets anders is dan een individuele spaarpot. Er zitten dus geen solidariteitskenmerken in deze excedentregeling. Dat is een keuze. Die keuze kun je boven een ton gewoon maken. Ik snap dat die gemaakt wordt. Een regeling die je onder de grote verplichtstelling laat vallen maar waarin geen solidariteitskenmerken zitten, staat echter op gespannen voet met artikel 5, 6 en 7 van de wet op de verplichte bedrijfstakpensioenregelingen en het Europees recht, waarin de aanwezigheid van solidariteitskenmerken een noodzakelijke voorwaarde is voor de verplichtstelling. Zal dit het houden als een van de verzekeraars naar de Europese rechter stapt en zegt: dit moeten wij ook kunnen uitvoeren? Heeft de staatssecretaris daarover juridisch advies ingewonnen? Zo ja, is zij ervan overtuigd dat dit het houdt? Of gaat het sneuvelen bij de Europese rechter? Dat is voor ons een buitengewoon belangrijke vraag.

    Het Europese recht is overigens ook voor iets anders van groot belang, namelijk voor de btw van de pensioenuitvoering. Wij wachten nog steeds op een brief over het ATP-arrest. Deze regering heeft 100 miljoen ingevoerd voor belasting op pensioenfondsen. Die moet volgend jaar ingevoerd worden en daarvoor zal dus regelgeving afgekondigd moeten worden. Het Europees Hof heeft daaraan echter heel stringente voorwaarden verbonden in een Deense pensioenzaak. De staatssecretaris heeft gezegd dat zij aan de staatssecretaris van Financiën zou vragen om dat arrest en de toelichting daarop voor het zomerreces naar de Kamer te sturen. Wij hebben die analyse echter nog niet gezien. Wij zien grote problemen ontstaan als dit verkeerd wordt ingevoerd.

    De btw op pensioenuitvoering leidt namelijk tot oneerlijke concurrentie. Kleine spelers moeten straks btw gaan betalen, maar de grote spelers — ik heb ze net genoemd — kunnen gewoon een fiscale eenheid gaan vormen met de fondsen en de uitvoerder en hebben dan nergens last van. In het Weekblad Fiscaal Recht van 17 april wordt ook gesteld dat het voorstel zoals de regering het heeft gedaan, rechtstreeks in strijd is met de Europese btw-richtlijn en succesvol kan worden bestreden voor de rechter, en dat er in de geraamde opbrengst geen rekening is gehouden met de diversiteit van de afnemers van de pensioenuitvoerders en die dus nog fors kan tegenvallen. Lees: er kunnen wat meer fiscale eenheden worden gevormd waardoor de btw-plicht niet ontstaat. Ook wordt gesteld dat de staatssecretaris van Financiën te optimistisch heeft ingeschat wat de praktische gevolgen zullen zijn. Daar willen we graag een helder antwoord op hebben. Ik zeg dat, omdat het niet zo kan zijn dat we straks van reces terugkomen en ineens een regeling voor btw zien zonder die analyse, die gewoon van tevoren is toegezegd. Wij krijgen dus graag een heldere toezegging op dat punt.

    Gisteren hebben we van de staatssecretaris wel de beloofde brief over de kleine pensioenen ontvangen. En laat ik het gewoon zeggen: wat een teleurstelling. Ik zal het probleem nog één keer schetsen. Mensen hebben een pensioen van maximaal €350 en het pensioenfonds stuurt hun een brief waarin staat: dat kunt u afkopen; dan krijgt u eenmalig €4.000. Daar wordt deze mensen echter niet bij verteld dat ze daarover veel belasting betalen als dat bedrag voor hun 65ste wordt uitbetaald. Dat gebeurt. Ook wordt de pensioendatum niet opgeschoven volgens de brief, en daar wordt geen praktische oplossing voor gevonden.

    Het tweede punt is dat men de huurtoeslag kan terugkrijgen, maar dat men daar gewoon niet op wordt gewezen. Deze mensen krijgen dus achteraf een terugvordering van de huurtoeslag. Een aantal mensen verliest ook nog de AOW-partnertoeslag. Het gevolg is dat we meerdere mails hebben gekregen van mensen die €3.000 of €4.000 uitgekeerd krijgen. Voor hun hele pensioen, hè? Dat is hun hele spaarpot voor hun hele oude dag. 70%, 80% of zelfs 90% verdwijnt naar de fiscus. Dat had niet gehoeven, maar de staatssecretaris zegt dat zij dit niet kan terugdraaien.

    Staatssecretaris, wilt u over uw hart strijken voor deze groep? Wilt u ervoor zorgen dat deze mensen dit alsnog kunnen terugdraaien? Ze zijn niet goed geïnformeerd. Zelfs de AFM had het verkeerd op de website staan, zo bleek uit de antwoorden op de Kamervragen. Deze mensen zijn hun hele pensioen kwijt, door fouten van de overheid en fouten van de pensioenfondsen. En ja, ze hadden inderdaad alle wetgeving uit hun hoofd moeten kennen, maar ik geloof niet dat de meeste Nederlanders die kennen. Zelfs ik zal hier niet beweren dat ik elk wetsartikel uit mijn hoofd ken. Het gevolg is: pensioen kwijt. Het betreft tienduizenden mensen. Alleen al het Pensioenfonds Detailhandel heeft 40.000 van deze pensioenen afgekocht. Soms gaat het om €100, soms gaat het om een paar duizend euro. Dat kan niet! Mijn klemmende beroep op de staatssecretaris is dus: welke oplossing ziet u nog?

    Er doet zich een tweede probleem voor. Wij zijn de pensioendatum gaan opschuiven. De AOW-leeftijd gaat nu een maand per jaar omhoog, straks twee maanden en daarna drie maanden. Maar de AOW-datum valt op dit moment niet samen met de ontslagdatum. Een heleboel pensioenfondsen beginnen met het uitbetalen van pensioen op de leeftijd van 65, dus nog voordat de AOW ingaat. Een aantal fondsen en verzekeraars hebben al gezegd dat iemand nieuwe rechten opbouwt vanaf zijn 67ste en hij dus twee verschillende pensioenpolissen krijgt. Er zijn dus straks mensen van wie het begin van de AOW niet samenvalt met de ontslagdatum én niet samenvalt met de ingang van het pensioen. Als daar maanden tussen zitten, worden die wel heel naar. Wat moet je dan doen? Krijg je dan nog even geen pensioen als je verplicht wordt ontslagen? Wil de staatssecretaris daarom in overleg gaan met de Belastingdienst, de pensioenfondsen, de verzekeraars en de sociale partners? En wil zij ons voor 1 oktober melden op welke manier ervoor gezorgd zal worden dat het begin van het pensioen samenvalt met het begin van de AOW en de normale ontslagleeftijd? Alleen dan gaan mensen op een fatsoenlijke manier met pensioen. Nu loopt dat soms nog twee of drie weken uit elkaar, waarvan je nog kan zeggen dat het zou kunnen gebeuren. Maar de komende jaren gaat dat oplopen tot vele maanden of gewoon een halfjaar.

    We hebben gezien dat het mis is gegaan met het prepensioen en de FLO-regelingen. Als het straks voor iedereen misgaat, kunnen we dat als wetgever niet maken. Toen wij het Wittenveenkader aanpasten en de pensioenleeftijd verhoogden naar 67, zeiden al die pensioenuitvoerders en -fondsen dat zij het gingen regelen. Maar ik constateer dat het gewoon niet is geregeld. We moeten dit soort problemen aanpakken. Dat is mijn hartenkreet. Met dit wetsvoorstel en al die hervormingen wordt het allemaal zodanig ingewikkeld dat de uitvoering ervan heel gecompliceerd gaat worden. Dat redden we gewoon niet voor 2015. Eerst moet dit wetsvoorstel nog aangenomen worden. Vervolgens moet het naar de Eerste Kamer en dan moet de AMvB bekend worden. Daarna moeten de pensioenregelingen aan de cao-tafels opnieuw onderhandeld worden, moet het ICT-technisch ingevoerd worden en moet iedereen een startbrief krijgen. Op 1 januari moet het dan allemaal ingaan. Denkt de staatssecretaris echt dat dit mogelijk is? Wij zien dat gewoon niet gebeuren, maar als de staatssecretaris er een ander idee over heeft, dan hoor ik dat gaarne.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Ik wil straks in mijn inbreng ook iets zeggen over de complexiteit van dit vraagstuk. Ik ken de heer Omtzigt als een heel precieze man, die precies weet over welke doelgroepen dit gaat. Maar de zogenaamde excedentregeling is er voor mensen die meer dan een ton verdienen. Weet de heer Omtzigt welk percentage van de beroepsbevolking meer dan €100.000 verdient?

    De heer Omtzigt (CDA):
    Dat is een heel kleine groep. Het gaat om enige tienduizenden mensen. Dat is dus percentueel waarschijnlijk minder dan 1% van de werknemers. Als we de dga's meenemen, zal het iets hoger liggen, maar het is een zeer kleine groep. Ik heb alleen gemeend te moeten zeggen dat bijvoorbeeld VVD en D66, en overigens ook GroenLinks, de grens graag zouden zien zakken tot €50.000 à €60.000. In dat geval zou het in de toekomst een veel grotere groep worden. Daarom is mijn voorkeur dat dit goed geregeld wordt in de wetgeving. En ook al is het een kleine groep, het betekent wel dat al die mensen onder cao's vallen, die allemaal aangepast moeten worden. Ik weet dat het bij bepaalde pensioenfondsen om niet meer dan tien deelnemers kan gaan, maar dan moet het nog wel goed ingevoerd worden.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    We staan hier voor wetgeving. Dat het goed geregeld moet worden, ben ik met de heer Omtzigt eens. Ik wil het debat alleen even in perspectief plaatsen. Het gaat om 1,8% van de beroepsbevolking.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Nou, dat is nog net iets meer dan ik gedacht had. Ik had het percentage niet precies nagekeken; dat moet ik toegeven. Het probleem boven de €100.000 gaat op voor 1,8% van de beroepsbevolking. Het tweede probleem dat ik schetste, namelijk het probleem over het niet samenvallen van het pensioen en de AOW gaat op voor 100% van de beroepsbevolking. Daarvoor vraag ik een oplossing.

    De heer Madlener (PVV):
    We hebben een vlammend betoog gehoord van de heer Omtzigt van het CDA. Ik kan het daar alleen maar mee eens zijn. Alle bezwaren die er zijn, en vooral die over het versneld verhogen van de AOW-leeftijd, leiden tot enorme problemen in het land en tot een enorme afname van het vertrouwen van mensen in de toekomst van hun pensioen. Een prima betoog dus van de heer Omtzigt. Het is echter wel jammer dat zijn partij, het CDA, er via het Kunduzakkoord zelf mee heeft ingestemd. Dat vind ik vreemd. Kan de heer Omtzigt niet eens in zijn eigen partij bekijken of hij wat medestanders kan vinden om die snelle AOW-leeftijdsverhoging terug te draaien?

    De heer Omtzigt (CDA):
    Misschien moet ik een nadere duiding geven. Ik ben helemaal vóór de verhoging van de AOW-leeftijd. Die is volledig gerechtvaardigd. Mensen leven ongeveer vier jaar langer dan bij de introductie van de AOW. Eigenlijk denk ik dat wij te laat begonnen zijn en de AOW-leeftijdsverhoging te laat hebben aangekondigd, maar wij dienen die door te voeren. Het moet alleen wel netjes doorgevoerd worden. De ontslagleeftijd moet samenvallen met het begin van de AOW en het begin van de pensioenbetalingen. Het kan wat ons betreft niet zo zijn dat je straks de situatie krijgt dat mensen wel AOW krijgen en nog een aantal maanden moeten wachten op hun pensioen. Dat dat dreigt, komt door slordige wetgeving. Voor dat laatste stukje zijn wij misschien ook een beetje medeverantwoordelijk, maar ik wil het nu wel snel gerepareerd hebben. Toen wij die wetgeving doorvoerden, zeiden de pensioenfondsen en de verzekeraars dat zij dat gingen regelen. Ik zie nu dat dit niet geregeld wordt en ik zie dat er heel nare situaties ontstaan voor mensen die op zich een prima pensioen hebben, maar dat vier of vijf maanden niet krijgen. Er zijn ook mensen die het pensioen juist te vroeg krijgen. Waarom regelen we niet dat het begin van de pensioenuitkeringen samenvalt met het begin van de AOW? Dat lijkt me toch volstrekt logisch. De heer Madlener zal mijn mening over de verhoging van de AOW-leeftijd niet delen. Ik denk echter dat hij toch wel met mij deelt dat het wenselijk is de pensioenuitkering op precies hetzelfde moment te laten starten als de AOW-uitkering.

    De heer Madlener (PVV):
    Daarin heeft de heer Omtzigt natuurlijk gelijk. Dat was veel beter geweest. Het beste was ons plan om de AOW-leeftijd helemaal niet te verhogen. Mensen willen helemaal niet zo laat met pensioen, kunnen dat vaak ook niet en er is een enorme werkloosheid onder ouderen. Maar goed, daar gaan we het een andere keer weer over hebben. Ik ben blij dat de heer Omtzigt de hand in eigen boezem steekt en zegt dat het CDA hieraan meegewerkt heeft. Deze problemen waren prima voorzienbaar toen het CDA akkoord ging met het Kunduzakkoord. Als je immers zo'n snelle ...

    De voorzitter:
    Ga geen hele termijn houden, meneer Madlener. Het is een korte interruptie. U mocht een korte vervolgvraag stellen. Hebt u die nog?

    De heer Madlener (PVV):
    Ik ben blij dat de heer Omtzigt de hand in eigen boezem steekt. Het was toch echter voorzienbaar dat deze snelle verhoging tot dit soort problemen zou leiden?

    De heer Omtzigt (CDA):
    Nee. Er is geen enkele reden om het begin van de AOW-uitbetaling niet te laten samenvallen met het begin van de uitbetaling van de pensioenen. Dat kan heel prima en snel geregeld worden. Wil de staatssecretaris hierover met de sector overleggen? In de Pensioenwet heeft nooit gestaan dat dit per se moet, maar het is wel altijd zo geweest. Nu zien een aantal pensioenuitvoerders er in een keer vanaf. Ik zou zeggen: ga het gewoon regelen. Dat kan echt. We blijven echter van mening verschillen over de AOW.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    In het interruptiedebatje dat de heer Omtzigt zojuist had met mevrouw Vermeij, hoorde ik hem volgens mij zeggen dat de VVD voor een verlaging van de grens van een ton was. Dat is zeker niet het geval. Uiteraard staat onze handtekening voor de aftoppingsgrens op een ton, zoals in het Witteveenakkoord staat dat we met elkaar gesloten hebben. De VVD is niet voor een verdere verlaging.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Excuses. Ik doelde niet op de VVD-fractie, maar op een publicatie van het wetenschappelijk instituut van de VVD. Dat standpunt is niet overgenomen door de fractie. Ik had daar dus wat zorgvuldiger in kunnen zijn.

    De voorzitter:
    Dat is bij dezen gecorrigeerd.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Voorzitter. Dat wij hier staan, is op zich al bijzonder. Ik kan mij niet heugen dat wij ooit een verzamelwet plenair behandeld hebben. Normaal is dat een hamerstuk. Edoch, we hebben hier vele verslagrondes aan besteed — zo was er ook een nader verslag en nog een extra verslag — en de wereld is er niet eenvoudiger op geworden. Dat alles voor een excedentregeling voor mensen die, zoals al gezegd, meer dan €100.000 verdienen. Nogmaals, het is een afspraak en het moet goed geregeld worden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat die afspraak best eenvoudig is. Er komt een regeling die weliswaar iets anders in elkaar zit, maar waarmee mensen vrijwillig, met een eigen keuze, alsnog hun pensioen kunnen sparen. De PvdA-fractie is groot voorstander van dit pensioenstelsel, omdat we daarmee een uniek en goed stelsel hebben. Andere landen kijken hier vaak naar, omdat zij dat ook zo zouden willen hebben. Hierbij kijk ik even naar de heer Madlener.

    Ik heb een aantal vragen. Allereerst een simpele vraag: is nettolijfrente hetzelfde als pensioen? We hebben daar stevige debatten over gevoerd. Fiscaal en juridisch zou dat toch gelijk moeten zijn? Dan heb ik een vraag over de tweede nota van wijziging. Klopt het dat we die nodig hebben om de wens van de Kamer om de regeling in de tweede pijler, dat wil zeggen in de gewone pensioenregeling, te kunnen uitvoeren? Is die tweede nota van wijziging daarvoor noodzakelijk? Er wordt vrijwel dagelijks overlegd door de ambtenaren van de verschillende departementen met het veld over de premiestaffels. Wat zal de uitkomst daarvan zijn?

    Tot slot wil ik een opmerking maken over een onderwerp waarover de heer Omtzigt al heeft gesproken: de afkoop van de kleine pensioenen. Gisteren hebben we daarover nog een aantal brieven gekregen. Ik deel de treurige constatering dat we hier een probleem hebben dat te voorkomen was, een probleem waar wij serieus naar moeten kijken en waar mensen echt de dupe van zijn. Ik ondersteun de vraag van de heer Omtzigt aan de regering wat we hieraan kunnen doen. Ik ga deze zomer nadenken over de vraag of we hier als Kamer iets aan zouden kunnen doen. Wellicht moeten we daartoe een initiatief nemen. Dat is juridisch gecompliceerd, maar ik wil daar serieus naar kijken.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Voorzitter. Bij dit debat over de Verzamelwet wil ik ingaan op vijf punten, te beginnen bij de afkoop van de kleine pensioenen. Ook ik heb met treurnis de brieven van de staatssecretaris gelezen. Niet alleen omdat ik de uitkomst onbevredigend vind, maar ook omdat ik de oplossing nog niet heb. Dat geldt volgens mij ook voor de collega's. Ik zie ernaar uit om samen met mevrouw Vermeij hierover na te denken. We moeten geen verwachtingen wekken die we niet waar kunnen maken. De opvatting dat het buitengewoon treurig is dat het zover is gekomen en buitengewoon ingewikkeld om het alsnog op te lossen, deel ik met mevrouw Vermeij en de heer Omtzigt.

    Ik wil het ook hebben over de excedentregeling, de regeling voor boven een ton. Dat is een vrijwillige regeling, iets waar mijn fractie altijd buitengewoon aan heeft gehecht. Werknemers mogen zelf beslissen of zij willen sparen voor een pensioen boven de €100.000. De tweede nota van wijziging die wij kregen riep daar wat vragen over op, en ik ben blij met het antwoord dat de staatssecretaris daarop heeft gegeven. Ze benadrukt daarin nogmaals dat niemand kan worden verplicht om pensioen op te bouwen boven de €100.000 en dat het ook niet zo kan zijn dat werkgevers mensen die dat wel doen bevoordelen ten opzichte van mensen die een andere keuze maken. Dat is mooi, maar ik blijf wel vragen houden bij die verplichtstelling die hierin wordt gevoerd. Een werkgever wordt verplicht om het aan te bieden, en de werknemer mag kiezen of hij er wel of niet gebruik van maakt. Als de werkgever het aanbiedt, moet dat bij het pensioenfonds waar ook de rest van de pensioenregeling zit. Mij ontgaat nog steeds de inhoudelijke argumentatie waarom dat nodig zou zijn. De staatssecretaris heeft een aantal juridische argumenten, maar ik zou haar willen vragen om nog eens aan te geven wat nou de inhoudelijke argumentatie is. Mijn fractie is nog niet overtuigd; waarom geven we werkgevers niet gewoon de keuze? De keuze om het doen in hetzij de tweede pijler, bij een pensioenfonds van de basisregeling, bij een ander pensioenfonds, of in de derde pijler bij bijvoorbeeld een pensioenverzekeraar.

    Een vraag die dan nog opkomt is of dit überhaupt allemaal wel mag. Heel recent hebben wij allerlei notities toegezonden gekregen waarin mensen zeggen dat de oplossing eigenlijk in strijd is met het Europees recht. Ik zou dus nogmaals de staatssecretaris willen vragen daarop in te gaan. Ik heb een amendement in voorbereiding om de hele tweede nota van wijziging terug te draaien, maar als we een andere oplossing kunnen vinden die die keuzevrijheid voor werkgevers kan introduceren, zou ik dat ook goed vinden. Verder werden er over de excedentregeling een aantal vragen gesteld door eerdere sprekers, bijvoorbeeld over de bijdrage van 10%. Gezien de tijd sluit ik me graag aan bij die vragen.

    Mijn volgende punt gaat over de waardeoverdracht naar onderdekking. D66 vindt het heel belangrijk dat je, wanneer je van baan verandert, je pensioen kunt onderbrengen bij een ander pensioenfonds, zodat je alles bij elkaar hebt. Dat hoeft niet, maar de werknemer heeft wel dat recht, en moet daar binnen zes maanden over beslissen. De staatssecretaris heeft al eerder toegezegd, op aandrang van onder meer mijn fractie, die termijn in een komend wetsvoorstel te zullen verruimen. Nu lijkt er toch nog wel iets bijzonders in die wet, want als er sprake is van zogenaamde onderdekking — het pensioenfonds heeft niet genoeg geld in kas — hoeft het pensioenfonds op korte termijn niet mee te werken. Is de overdragende pensioenuitvoerder een pensioenfonds, dan herleeft, nadat een fonds uit onderdekking is gekomen, die periode van zes maanden om verplicht mee te werken. Is de overdragende uitvoerder een verzekeraar, dan zou de wet zo geïnterpreteerd kunnen worden dat die verplichting niet herleeft. Dat lijkt mij een bijzonder onderscheid. De staatssecretaris bevestigt dat ook in de nota naar aanleiding van het verslag, want zij zegt dat het betreffende wetsartikel voor verbetering vatbaar is. Dat soort uitdagingen gaat mijn fractie natuurlijk graag aan, dus wij zullen op heel korte termijn — daar wordt nu de laatste hand aan gelegd — een amendement indienen om te kijken of we die verbetering weten te vinden. Ik zie dan ook uit naar de reactie op dat amendement.

    Het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Koşer Kaya en de heer Blok heeft de positie van pensioengerechtigden in het bestuur van pensioenfondsen geregeld; dat betrof bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen. Voor beroepspensioenfondsen hebben we dat echter nog niet geregeld. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij na de zomer de Kamer wil informeren en aangeven of zij bereid is om dit gelijk te trekken in een komende verzamelwet. Er hoeft geen apart wetsvoorstel te komen, maar het kan gewoon in een komende verzamelwet.

    De afgelopen tijd hebben wij in diverse media gelezen dat het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven het bereik van de pensioenregeling aan het uitbreiden is, waardoor zelfs de baggeraar Boskalis onderdeel is geworden van het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven. Dat lijkt mij een heel ruime interpretatie van de taakafbakening. Gevoelsmatig wringt het een beetje met de verplichtstelling als pensioenfondsen hun reikwijdte kunnen uitbreiden en actief de boer op kunnen om hun reikwijdte te verbreden. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris hiertegen aankijkt. Hoe beoordeelt zij wat daar gebeurt, ook in relatie tot de aangekondigde introductie van een algemeen pensioenfonds? Ik begrijp dat dit een beetje buiten de wetsteksten zelf ligt, dus als de staatssecretaris hier liever schriftelijk op terugkomt, is dat voor mijn fractie geen bezwaar.

    De voorzitter:
    U hebt twee amendementen aangekondigd. Het is altijd prettig als de collega's voor de stemming nog een appreciatie van de staatssecretaris kunnen krijgen op de amendementen. Kunt u aangeven of het mogelijk is dat u de amendementen indient voordat de staatssecretaris met haar tweede termijn aanvangt? Dan kan zij dat meenemen.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Het eerste amendement dien ik in als ik onvoldoende vertrouwen heb dat het op een andere wijze kan worden geregeld. Dat is mijn stok achter de deur, als ik die woorden mag gebruiken. Ik heb het antwoord van de staatssecretaris nodig om die keuze te kunnen maken. Het amendement rondom de waardeoverdracht hoop ik op een zo kort mogelijke termijn te kunnen indienen, maar daar wordt op dit moment nog juridische fijnproeverij aan gepleegd. Dat is belangrijk, want zo'n amendement moet volstrekt deugen. Het is mijn intentie om het binnen een half uur in te dienen.

    De voorzitter:
    Dan zou de staatssecretaris in haar tweede termijn een reactie kunnen geven op de een of twee amendementen, afhankelijk van haar beantwoording in de eerste termijn. Dan weten de collega's dat ook.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Dat is mijn intentie, daar hebt u helemaal gelijk in.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Voorzitter. Mevrouw Vermeij zei het al: verzamelwetten rond pensioenen zijn meestal hamerstukken. In dit wetsvoorstel is vanwege allerlei politieke trammelant in de Eerste Kamer iets terechtgekomen waardoor wij er hier nu over spreken. Eerst wil ik stilstaan bij een paar relatief kleine wijzigingen.

    Er wordt een verplichting ingevoerd waardoor pensioenfondsen moeten rapporteren over investeren in Nederland. De rol van de fondsen voor het functioneren van de economie is heel erg belangrijk, zo wordt er gezegd. Waarom wil de staatssecretaris dat opnemen? Bovendien is dan de vraag: wat gaat er meetellen, wat is een investering? Als een pensioenfonds investeert in een buitenlandse multinational die ook in Nederland zit, telt dat dan mee als investeren in Nederland? Telt het investeren in brievenbussen op de Zuidas mee als investeren? Ik zou graag duidelijk willen hebben wat wordt verstaan onder investeren in Nederland. We doen dit om pensioenfondsen te kunnen aanspreken, maar waarop moeten we ze dan aanspreken? Ze investeren gemiddeld voor 15% in Nederland; is dat te veel of is dat te weinig? Welk percentage heeft de regering voor ogen en is de staatssecretaris het met mij eens dat Nederland veel te klein is voor een investering van 1.000 miljard van een pensioenfonds? Als zij dat met mij eens is, is mijn vraag hoeveel het dan wel moet zijn.

    De tweede kleine wijziging is dat er beleidsregels kunnen worden geformuleerd voor de taakuitoefening van DNB en de Autoriteit Financiële Markten. Er wordt gezegd dat dit de mogelijkheid opent om in te grijpen bij verwaarlozing van hun taak. Geldt dat ook als zij getuigen van een overdreven taakopvatting? Ik wil de staatssecretaris een bericht uit het Financieele Dagblad van gisteren voorleggen. Daarin staat dat de voorzitter van het pensioenfonds voor schilders, twaalf jaar in functie, er door DNB wordt uitgewerkt. Het pensioenfonds doet het goed. Het heeft tijdens de afgelopen crisis slechts één keer in een dipje gezeten. Wat is daar aan de hand? Wie is nu de baas over de pensioenen? Zijn dat de vakbonden en de werknemers die een voorzitter aanwijzen, of is dat De Nederlandsche Bank? Ik hoor er graag een uitleg over.

    We hadden een werkelijk idiote excedentregeling. Vriend en vijand waren het daarover eens. De regeling is terecht afgeschoten door de Eerste Kamer. Ik vind het overigens nog steeds wonderlijk dat ze in de Tweede Kamer door de meerderheid van VVD en Partij van de Arbeid is aangenomen en dat die partijen voor dit wangedrocht hebben gestemd. De excedentregeling is een regeling voor mensen met een inkomen van meer dan een ton. Vorige week verwees de staatssecretaris de mensen naar de moestuin als alternatief voor de oudedagvoorziening. Tegelijkertijd gaat ze iets regelen voor mensen met een inkomen dat zo hoog is dat ze een tuinman in dienst kunnen nemen, misschien wel twee, om niet alleen een moestuin te onderhouden, maar een heel park. Volgens mij is dat allemaal niet meer uit te leggen. Ik geef de staatssecretaris graag de gelegenheid om alsnog afstand te nemen van haar uitspraken in die moestuinaffaire, want dat is het ondertussen geworden.

    De heer Omtzigt vroeg al om hoeveel mensen het eigenlijk gaat.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Ik sla op iets anders aan. De heer Ulenbelt suggereert dat wij iets regelen wat heel goed is voor mensen met heel veel geld die het eigenlijk zelf wel kunnen regelen, en een slecht pensioen bieden aan mensen met weinig geld. Ik ken hem echter ook als een fervent pleitbezorger van ons pensioenstelsel. Is hij het niet met de Partij van de Arbeid eens dat er gewoon een goed pensioen opgebouwd kan worden in dit land, doordat we een stelsel hebben dat door de sociale partners wordt beheerd?

    De heer Ulenbelt (SP):
    Ja, de SP is de grootste kampioen in het verdedigen van het huidige pensioenstelsel van vakbonden en werkgevers. Het heeft 50 jaar prima gefunctioneerd. Ik stel juist vast dat we nu een staatssecretaris hebben die suggereert dat iedereen straks voor zichzelf moet zorgen en maar een moestuin moet nemen. Zij is naar mijn oordeel bezig om het pensioenstelsel te ondergraven met haar moestuinverhalen. Mevrouw Vermeij heeft toch ook de cartoons gezien en de columns gelezen? Zij heeft toch ook gehoord dat er een variant op de Internationale is gemaakt met de tekst "Wroeten in de aarde" en "schoffelaars aller landen, verenigt u"? Dat is toch allemaal niet positief voor het pensioenstelsel?

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Dat ben ik volledig met de heer Ulenbelt eens. Maar verdedig dat stelsel dan van achter dat katheder! Roep geen hel en verdoemenis uit zoals u dat keer op keer doet over het pensioenstelsel. Verdedig het, net als de Partij van de Arbeid dat doet. Er is echt maar één kampioen verdedigen van dit stelsel.

    De voorzitter:
    We gaan geen wedstrijdje doen.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Zolang we maar voetbalkampioen worden.

    Ik vroeg dus of de staatssecretaris de gelegenheid wil nemen om op de moestuinaffaire in te gaan.

    Er is gevraagd om hoeveel mensen het gaat. Ik kan me voorstellen dat er nog een flink aantal mensen in de beroepspensioenfondsen zitten. Maar hoeveel mensen met een inkomen van meer dan €100.000 vallen onder de cao-fondsen? Het gaat om heel weinig mensen. Moeten we er niet gewoon van afzien en zeggen dat we bij €100.000 aftoppen? Daar is immers een meerderheid voor. Daarboven gaan mensen in de derde pijler als zij dat willen. Gisteren kregen we een bericht van de verzekeraars en de pensioenfederaties samen. Zij zeggen dat er nog geen resultaat is. De heer Omtzigt wees erop dat we de Algemene Maatregel van Bestuur zouden krijgen waarin de echte inhoud staat. We weten dus nog niets. Als we voor stemmen, stemmen we voor iets waarvan we niet weten wat het is. Dat is hachelijk. In hun brief aan de Kamer zeggen de verzekeraars en de Pensioenfederatie ook dat zij een nadere wetswijziging willen. Is de staatssecretaris van plan om op dat voorstel van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie in te gaan?

    Mocht dit allemaal doorgaan, dan vraag ik één absolute garantie van de staatssecretaris. Dat is dat de kosten die gemaakt worden voor de uitvoering van de nettopensioenregeling op geen enkele, maar dan ook op geen enkele manier gedragen zullen worden door mensen die in het verplichte deel zitten. We kunnen dit allemaal nog niet beoordelen. Nogmaals: we hebben die AMvB niet. Deze garantie wil ik daarom op zijn minst.

    Er stond ook nog iets moois in de nota naar aanleiding van het tweede nader verslag. Ik zal het citeren. "Uit onderzoek naar de hoogte van de behaalde rendementen blijkt dat pensioenfondsen over langere perioden gemiddeld een rendement behalen dat hoger ligt dan 7%. Naar de mening van het kabinet is een veronderstelling van een langetermijnbeleggingsrendement van 4% daarom niet onrealistisch." Daar hebben we die rekenrente van 4%. Die zou hier wel toegepast kunnen worden. Ik vraag dan aan de staatssecretaris waarom deze rekenrente niet toegepast kon worden in de afgelopen periode, toen die rendementen van 7% gehaald werden. 4% is daarbij een prudente rente. Ik vraag de staatssecretaris daarop te reageren. Hier komt echt een aap uit de mouw, namelijk dat het korten op de pensioenen achteraf gezien niet nodig zou zijn geweest als de 4% was toegepast die nu in de stukken is opgenomen.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Voorzitter. Vandaag behandelen wij de Verzamelwet pensioenen. Naast een aantal technische reparaties en klein beleid wordt ook de basis gelegd voor de uitwerking van de nettolijfrente voortkomend uit het Witteveenkader. Ik wil graag nader ingaan op een aantal onderdelen van deze wet.

    De verzamelwet schaft de toezichtsrol van de Inspectie Werk en Inkomen op het gebied van de pensioenen af. Het argument van de staatssecretaris daarvoor is dat er nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. De minister kan op andere wijzen en op basis van andere wetgeving hetzelfde toezicht uitoefenen. Het schrappen van overbodige regelgeving kan op steun van de VVD rekenen. Dat geldt dus ook voor het schrappen van deze dubbele toezichtsrol.

    Het voorstel om pensioenfondsen te verplichten om te rapporteren over de mate waarop zij in Nederland beleggen, kan niet op onze steun rekenen. Sterker nog: dit punt geeft wat mijn fractie betreft aanleiding om de gehele rapportageverplichting te schrappen. Volgens de huidige Pensioenwet zijn pensioenfondsen verplicht om in hun jaarverslagen te melden op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met zaken als milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Daar wordt nu de mate waarin het pensioenfonds in Nederland investeert aan toegevoegd.

    Wij zijn niet tegen investeringen in Nederland. Wij zijn niet tegen investeringen in klimaat of in de andere onderwerpen die ik genoemd heb. Er komt echter steeds iets bij. Zo ontstaat verplichting op verplichting. Ik ben van de partij die denkt dat pensioenfondsen prima zelf kunnen uitmaken waarin ze investeren. Ik zie daarin dan ook geen taak voor de overheid. Pensioenfondsen, deelnemers, gepensioneerden en werkgevers kunnen hierin heel goed zelf aan het roer staan. Bovendien leidt de verplichte rapportage tot extra administratieve lasten. Dat gaat ten koste van het pensioen. Ik heb inmiddels een amendement ingediend waarin wordt voorgesteld om de verplichte rapportage te schrappen.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Uiteraard moeten pensioenfondsen zelf goed kunnen bepalen waarin zij investeren en hoe zij uiteindelijk rendement voor de gepensioneerden weten te realiseren. Het gaat wel heel ver om dit nou meteen te schrappen. In relatie tot de inspanningen van juist dit kabinet begrijp ik het bovendien niet helemaal. We hebben net een wet aangenomen waarmee pensioenfondsen gestimuleerd worden om ook in ziekenhuizen te investeren. Daarnaast stimuleert het kabinet pensioenfondsen met de Nederlandse investeringsinstelling expliciet om te gaan investeren in Nederland. Het is dan toch heel goed dat je hen in de rapportage duidelijk laat maken dat zij inderdaad in Nederland investeren? Het gaat alleen om een rapportage. Je kunt vervolgens kijken wat je daar wel of niet mee doet.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik gaf al aan, en ik wil dat ook in de richting van de heer Klein nog een keer benadrukken, dat de VVD absoluut niet tegen investeringen is in de door mij genoemde onderdelen en in de onderdelen die er door deze Pensioenwet bijkomen. Wij zijn daar absoluut niet tegen. Het is ook goed dat daarvoor op verschillende onderdelen aandacht bestaat. Echter, het verplicht rapporteren betekent dat pensioenfondsen daarop kunnen worden aangesproken. Ik meen dat dit ook in de nota naar aanleiding van het verslag staat. Wat gaan wij daarmee bereiken? Gaan wij alle pensioenfondsen langs dezelfde lat leggen? Wekken wij daarmee niet meerdere verwachtingen? Waarop gaan wij ze aanspreken? Wat zijn de sancties? Dat hebben wij allemaal niet geregeld. Mijn advies aan de heer Klein zou zijn: laat die rapportageverplichting zitten; laat dat richting pensioenfondsen, werkgevers, werknemers, deelnemers en gepensioneerden. Zij kunnen elkaar aanspreken binnen de governance die wij daarvoor hebben.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Waarom schrapt mevrouw Lodders dan ook niet alle andere rapportageverplichtingen?

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Dat doen wij ook.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Ik bedoel de verplichting voor de pensioenfondsen om aan te geven hoe en waarin men investeert. Het gaat ook om de discussies die wij hier met elkaar hebben en de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij hebben om bijvoorbeeld wel of niet pensioengelden in de wapenindustrie te stoppen. Ik vind het heel verstandig dat je dat wél rapporteert en dat je, omdat pensioeninstellingen ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben, in het lijstje laat zien hoe je omgaat met de pensioengelden die door de Nederlandse burgers worden ingelegd.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Met het amendement beogen wij om de hele rapportageverplichting te schrappen. Wij schrappen dus alle onderdelen. Maar nogmaals, welke investeringen er ook worden gepleegd — of dat nu op het gebied van milieu, klimaat of sociale verhoudingen is — het zijn afspraken tussen pensioenfonds, werkgevers, werknemers, deelnemers en gepensioneerden. De VVD denkt dat dit heel goed onderling kan worden geregeld. De overheid heeft daar geen rol in. Voor al die overbodige regels geldt dan ook: schrappen!

    De heer Omtzigt (CDA):
    In het VVD-verkiezingsprogramma stond dat de VVD wil dat pensioenfondsen meer in Nederland investeren. Dat was een interessante gedachte. Voor de zomer zou er een plan liggen van het kabinet, van minister Kamp. Dat plan hebben wij nog niet gezien. Maar goed, wij hebben vandaag nog een paar uur. Dat geldt ook voor de andere tienduizenden brieven die wij nog verwachten. Het kabinet loopt dus vertraging op, de VVD wilde het zelf en op welke wijze gaat dat nu gebeuren? Het hoeft niet gerapporteerd te worden en er hoeft geen plan te zijn. Doen wij gewoon een blinddoek voor en kijken wij of het toevallig gaat gebeuren?

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik wil niet in herhalingen vervallen. Ik heb al aangegeven dat wij voorstander zijn van investeringen in Nederland. Wij kijken dan ook uit naar het plan waarmee minister Kamp komt. Wij zullen dat plan op de juiste wijze beoordelen. Maar nogmaals, om in een pensioenwet vast te leggen dat je moet rapporteren over investeringen in Nederland … Ik hoef de heer Omtzigt niet te vertellen dat de pensioenfondsen op dat punt niet met elkaar te vergelijken zijn. Er zitten te veel verschillen tussen om een vergelijking te kunnen maken. Ik weet dan ook niet wat de heer Omtzigt met de bepaling zou willen doen als wij een rapportageverplichting hebben en vervolgens pensioenfondsen daarop ook willen aanspreken. Op basis van welke lat gaan wij pensioenfondsen dan aanspreken?

    De heer Omtzigt (CDA):
    Het is heel lastig. Ik meen dat collega Ulenbelt vroeg of een investering in Shell voor 100% in Nederland meetelt, omdat slechts 5% of 10% van het geïnvesteerde kapitaal zich in Nederland bevindt en Shell ook een beursnotering in Londen heeft. Je kunt daar heel leuke sommen op loslaten die niets met de werkelijkheid te maken hebben. Ik snap dus dat gedeelte van de kritiek. Ik wil echter het volgende weten. Wij hebben dit kabinet nu twee jaar. Wij praten er al twee jaar over dat pensioenfondsen in Nederland moeten investeren. Er ligt geen plan en er ligt geen voortgangsrapportage. Er ligt helemaal niks. Gaat de VVD dit nog uitvoeren of is het een van de dingen die samen met de superprovincie en de wilde dieren in het circus die ook in het regeerakkoord staan — maar dat mag ik natuurlijk niet van mevrouw Thieme zeggen — een zachte dood sterft als plan?

    Mevrouw Lodders (VVD):
    We bespreken vandaag de verzamelwet pensioenen. Het is uniek dat we daarover überhaupt discussiëren. Ik stel daarom voor om met het debat over de wijze waarop pensioenfondsen in Nederland investeren te wachten tot het plan van minister Kamp verschijnt. Ik ga ervan uit dat het plan komt. Ik heb op dit moment ook geen andere signalen daarover gekregen. Ik denk dat we in dat kader het debat moeten voeren over het maken van afspraken en over meten. Dat hoort naar mijn mening niet thuis in de rapportageverplichting waarover we nu spreken.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Ik heb in mijn bijdrage daarop ook gereageerd. Ik vind ook dat die verplichting er niet in moet zitten. Begrijp ik goed dat de VVD ook allerlei andere rapportages eruit wil halen? Het is toch van groot belang dat wij kunnen controleren of pensioenfondsen zich houden aan internationale verdragen? Ik noem als voorbeeld het niet-investeren in clustermunitie. U moet niet het kind met het badwater gaan weggooien.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    In internationale verdragen zijn regels en wetten vastgelegd. In de wet staat nu als verplichting: "melding te maken op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen". Daar komt de rapportageverplichting bij waarover we het hadden. Dat is het artikel dat we willen schrappen.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Dat gaat veel te ver. Wij kunnen toch regels stellen voor organisaties in Nederland om te controleren of ze bijvoorbeeld mensenrechten naleven? Dat is nogal wat. Als u dat eruit haalt en alleen een amendement indient over het verplicht rapporteren over investeringen in Nederland, dan hebt u mijn steun. Anders niet.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Het punt van de heer Ulenbelt is helder. Ik heb een vervolgvraag gesteld aan de staatssecretaris. Ik wacht het antwoord daarop af. Wellicht kunnen wij elkaar vandaag nog vinden. De dag is nog lang, mijnheer Ulenbelt.

    De voorzitter:
    Daar kunnen we wel op rekenen, ja.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik zal verdergaan want ik wil het niet onnodig langer maken. Uit de nota naar aanleiding van het verslag maak ik op dat DNB beschikt over de informatie waarover wij het zojuist hadden. Is dat op basis van een wettelijke verplichting? Zo ja, op basis van welk artikel in de Pensioenwet is die verplichting van toepassing? Hoe zijn de verplichtingen vanuit de internationale verdragen daarin geborgd? Dat is eigenlijk de vraag die de heer Ulenbelt aan mij stelde.

    De waardeoverdracht van pensioenen is een onderwerp dat veelvuldig terugkomt in deze Kamer. Naar aanleiding van de nota komen we later in deze Kamer te spreken over de waardeoverdracht in algemene zin en over de wijze waarop hiermee moet worden omgegaan. Ik grijp de behandeling van deze verzamelwet graag aan om een amendement in te dienen om de waardeoverdracht mogelijk te maken in een specifieke situatie. Die is nu bijvoorbeeld niet mogelijk voor een werknemer die werkt bij een werkgever die meerdere pensioenregelingen heeft. Als de werknemer een pensioen bij de ene regeling heeft opgebouwd en vervolgens gaat meedoen aan de andere regeling, dan is het in de huidige wetgeving niet mogelijk om de waarde over te dragen van de ene naar de andere regeling. Met het amendement wordt beoogd dat waardeoverdracht in dit geval wel kan plaatsvinden. Voor de waardeoverdracht zelf gelden dan de bij wet vastgestelde voorwaarden. Aan die voorwaarden wordt met dit amendement niet getornd. Zoals eerder aangegeven, komen wij daarover later te spreken in deze Kamer. Als het goed is, is het amendement inmiddels ingediend.

    Met deze verzamelwet wordt ook het haakje opgenomen voor de Algemene Maatregel van Bestuur waarin de voorwaarden voor de uitvoering van de netto-lijfrente worden opgenomen. Over de voorwaarden waaraan deze netto-lijfrente moet voldoen, hebben wij eerder gesproken. Netto-lijfrente voor de inkomens boven een ton — vrijwillig — kunnen uitgevoerd worden door meerdere uitvoerders, en door een brede wens in deze Kamer worden deze in de tweede pijler vorm gegeven. Meerdere collega's hebben er al naar gevraagd. Ook ik heb een aantal vragen over de uitvoering van deze regeling. Van de verzamelwet pensioenen is een tweede nota van wijziging verschenen over de regeling onder verplichtstelling. Die houdt in dat werkgevers die verplicht zijn aangesloten bij een bedrijfstak pensioenfonds verplicht zijn om de regeling aan te bieden. Een werknemer heeft dan vervolgens drie keuzes: hij zegt ja en doet mee, hij zegt nee en doet niet mee of hij zegt ja en laat een en ander uitvoeren door een verzekeraar. In dat laatste geval kan de regeling alleen in de derde pijler worden uitgevoerd. Klopt deze redenatie? Als deze redenatie klopt, dan kan niet iedere uitvoerder deze regeling uitvoeren. Dat is niet conform de afspraak. Ik begrijp dat het mogelijk gemaakt moet worden dat de bedrijfstak pensioenfondsen deze regeling ook moet kunnen uitvoeren. De tweede nota van wijziging is dus wel nodig om dat te regelen, maar door de wijziging worden andere aanbieders uitgesloten. Dat creëert dus een ander probleem. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris hierop.

    Dan heb ik een vraag over de werkgeversbijdrage aan deze vrijwillige regeling. Is de werkgeversbijdrage van toepassing op deze regeling? Hoe verhoudt deze zich tot het gelijkheidsbeginsel? Dat zou namelijk inhouden dat een werkgever moet voldoen aan de verplichting van minimaal 10% bijbetaling voor alle werknemers, dus ook degenen die niet gebruik willen maken van de regeling. Volgens mij had de heer Omtzigt daar ook al een vraag over.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Mijn vraag gaat over het vorige punt en dat is cruciaal. Als de VVD voorstelt dat iedereen die netto excedentregeling zou moeten kunnen aanbieden, dan heb ik de volgende vraag. Ik heb overigens een amendement ingediend om dat "netto pensioen" te laten noemen. Maar als iedereen dat zou moeten kunnen aanbieden, dus als een werkgever zou moeten kiezen of dat bij een pensioenfonds of bij een verzekeraar zou moeten gebeuren wanneer het onder de verplichtstelling van de cao valt, dan vraagt mevrouw Lodders feitelijk aan de regering om de tweede nota van wijziging in te trekken of terug te draaien. Is dat wat zij nu vraagt? Die vraag stelde de heer Van Weyenberg namelijk ook expliciet. Daar heeft hij ook een amendement voor klaarliggen. Is dat wat de VVD wil of wil de VVD de tweede nota van wijziging handhaven?

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik heb aangegeven dat die tweede nota van wijziging noodzakelijk is om de bedrijfstak pensioenfondsen de regeling uit te kunnen laten voeren. Op het moment dat de tweede nota van wijziging ingetrokken wordt — hierbij vraag ik gelijk aan de staatssecretaris of dat correct is en of zij dat in haar beantwoording wil meenemen — dan kan de bedrijfstak pensioenfondsen de regeling niet aanbieden. Dat is ook niet de bedoeling.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Wij hebben in Nederland maar twee smaken in dit geheel: of de bedrijfstak pensioenfondsen biedt hem aan — dan is het een collectieve regeling en dan wordt die aangeboden aan iedereen die onder die cao valt — of hij wordt niet door de bedrijfstak pensioenfondsen aangeboden. Dan kun je hem vrijwillig onderbrengen bij de ene of de andere verzekeraar of misschien wel bij een pensioenfonds dat nog een verzekeringspoot heeft, wat je daar verder ook van mag vinden. Welke van de twee opties wil de VVD? De derde optie, die mevrouw Lodders lijkt te beschrijven, is namelijk dat het wel onder de cao moet vallen omdat je overal een opt-out moet hebben. Die bestaat niet in de wet, dus ik zou graag willen weten wat het ideale model is waarin dit vormgegeven zou moeten worden.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik begrijp de vraag, maar ik heb een aantal vragen aan de staatssecretaris gesteld. Die wil ik eerst beantwoord hebben. Daar komt overigens nog een laatste vraag bij. Ik heb aangegeven dat de bedrijfstak pensioenfondsen deze regeling moet kunnen uitvoeren. Dat hebben wij met elkaar besproken en daar hebben wij al eerder in de Kamer over gedebatteerd. De nettoregeling zou ook in de tweede pijler door meerdere uitvoerders moeten kunnen worden aangeboden. Als de wet dat niet regelt, dan moeten wij bekijken in hoeverre dat wel valt te regelen, maar ik wacht de beantwoording daarover eerst graag af. Dan komen wij daar in tweede termijn ongetwijfeld op terug.

    Ik had het al aangekondigd: de laatste vraag over de nettoregeling. Kan deze juridisch onder de verplichtstelling vallen? Ik vraag dit in het licht van het Europese mededingingsrecht. Is dit gecheckt? Als dat niet het geval is, is de staatssecretaris dan bereid om te checken of het op deze manier kan?

    Dan kom ik op mijn laatste vraag. Ook dit is al eerder door andere sprekers aan de orde gesteld. Die gaat over de netto lijfrente, of moet ik zeggen: netto pensioen? Daar is volgens veel mensen, ook in het veld, nog geen duidelijkheid over. In de antwoorden schrijft de staatssecretaris dat er geen enkel verschil is tussen beide, maar er komen ook andere signalen, met name over het nabestaandendeel. Het nabestaandenpensioen mag bij overlijden alleen toekomen aan de partner, terwijl een nabestaandenlijfrente mag toekomen aan elke begunstigde. Kan de staatssecretaris aangegeven of dit 100% hetzelfde is of dat er toch een verschil is? De beantwoording van de schriftelijke vragen heeft namelijk nog geen duidelijkheid in dezen opgeleverd.

    De verzamelwet leek in beginsel een eenvoudige wet met een aantal reparaties en kleine wijzigingen. Er zijn inmiddels heel veel vragen gesteld. Ik kijk dan ook uit naar de beantwoording door de staatssecretaris.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Voorzitter. We behandelen vanochtend de Verzamelwet pensioenen. Het is hier gebruikelijk om alles in drieën te doen, dus: lastig, lastig, lastig. Het lijkt een sympathiek idee in de excedentregeling om pensioenen boven de €100.000 niet meer fiscaal te faciliteren. We praten al met al over een groep van zo'n 130.000 mensen. Dat kunnen er veel meer worden als die grens ineens verlaagd wordt. Dan zou een veel grotere groep te maken krijgen met deze regelgeving. Daarom is het heel belangrijk om goed te kijken naar wat er hier aan de hand is.

    De fiscale hygiëne, waar de heer Omtzigt over gesproken heeft, is van wezenlijk belang en in dat opzicht is het jammer dat de staatssecretaris van Financiën niet aanwezig is. Er ontstaat enorm veel verwarring over de vraag wat dit nou is: is dit een nettopensioen of een nettolijfrente? Het pensioen breng je onder in de tweede pijler. De lijfrente breng je onder in de derde pijler en laat je uitvoeren door verzekeringsmaatschappijen. Bij lijfrentes heb je te maken met vermogensvorming. Is dat dan weer niet strijdig met de Pensioenwet, waarin de vermogensvorming juist bij de verzekeraars is ondergebracht en niet bij de pensioenfondsen? Dat heeft weer gevolgen voor de vraag waar de eigendomsrechten van het gespaarde geld liggen. Hoe ga je daarmee om met betrekking tot de nabestaanden? Dat was een terechte vraag van mevrouw Lodders. Kunnen die nabestaanden dat claimen? Wordt het een onderdeel van de erfenis?

    Het voorliggende plan is ook een heel raar plan, omdat het een vrijwillig plan is. Boven de €100.000 kun je vrijwillig meedoen aan deze extra regeling. Daar zit toch een soort verzekeringsgedachte achter; daar kun je niet omheen. Daarmee hangt de vraag samen of pensioenfondsen kunnen weigeren of niet. Hoe zit het met de acceptatieplicht van pensioenfondsen? Op een gegeven moment kun je zelf wel zeggen dat je wilt deelnemen aan de regeling, maar als het pensioenfonds vervolgens aangeeft dat het risico erg groot wordt omdat je een chronische ziekte hebt, is het de vraag of je wel kunt deelnemen. Zeker voor kleine pensioenfondsen lijkt het mij erg lastig als het verplicht wordt gesteld, want het is erg kostenverhogend en daarmee ten nadele van de gewone gepensioneerde. De grote pensioenfondsen zouden ten behoeve van de acceptatie bijvoorbeeld medische eisen kunnen stellen, en dat lijkt mij niet verstandig en niet passen in de pensioensystematiek.

    Terecht is al door meerdere woordvoerders gesproken over het feit dat de uitvoering en de details van de regeling nog onduidelijk zijn vanwege het ontbreken van de Algemene Maatregel van Bestuur. Daar zijn wij erg huiverig voor. Je moet dat niet op deze manier willen doen, dus zonder zicht te hebben op de uitwerking en zonder duidelijkheid in de AMvB over hoe het nu feitelijk moet. Ik verwijs maar naar de verslagen en de brieven van onder andere de Pensioenfederatie waarin nogal wat vragen worden gesteld.

    Het is onduidelijk hoe het zit met het overgangsrecht. Er zal straks toch iets in het kader van een overgangsrecht moeten gebeuren voor mensen boven een ton die nu fiscaal gefaciliteerd worden. Hoe ga je om met die fiscale behandeling van mensen met een inkomen boven een ton die nu fiscaal voordeligere premies hebben? Graag … Ik zie dat de staatssecretaris in gesprek is. Ik wacht wel even.

    De voorzitter:
    We proberen het verdere verloop van de vergadering alvast te organiseren, maar de staatssecretaris luistert aandachtig naar uw inbreng.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Ach, multitasking.

    Ik heb hierover nog één punt, namelijk de 3%-staffeling en de 4% waarvan sprake was en waarvan ook is uitgegaan in de berekeningen van ORTEC. Ik ben het helemaal eens met de heer Ulenbelt, waar we hele discussies hebben over pensioenkortingen omdat de rekenrente niet op 4% kon zitten, ligt het effectief rendement rond 7%; volstrekt belachelijk. Dat wordt nu gelukkig ook erkend, zo zien we in de stukken. Het is onlogisch om dan niet weer te gaan werken met een rekenrente van 4% voor de bestaande pensioenen. Graag de reactie van de staatssecretaris.

    Ik heb nog twee kleinere maar niet onbelangrijke punten, te beginnen bij de brief over de afkoop van kleine pensioenen. Dan praat je over pensioenen van €458. Er wordt gezegd: ach, het is zo lastig voor de pensioenuitvoerders vanwege de uitbetalingsdata. Maar het is toch heel onlogisch om mensen de dupe te laten zijn van die afkoopregeling? Ze worden immers in één keer belast, terwijl ze eigenlijk belast zouden moeten worden over een gemiddelde periode van bijvoorbeeld 18,5 jaar. Dat is veel verstandiger. Het is wel degelijk verstandig om hierop actie te ondernemen. Ik wacht het initiatief van mevrouw Vermeij graag af, maar het is natuurlijk veel beter als de staatssecretaris zelf het initiatief neemt en het niet bij een piepbrief laat, maar daadwerkelijk iets gaat doen.

    In de brief wordt ook verwezen naar de effecten op de huurtoeslag. Door de pensioenafkoop krijg je problemen met de huurtoeslag. Die wordt dan verlaagd. Dat kan gecompenseerd worden, zo staat er in de brief, als de huurder zelf actie onderneemt om dit tegen te gaan. Dat is wel erg passief wat ons betreft. Kan de staatssecretaris dit koppelen aan een actieve informatieplicht voor de Belastingdienst ten aanzien van het verstrekken van huurtoeslag? Als er sprake is van een pensioenafkoop, moet hierop kunnen ingespeeld, zodat de huurtoeslag niet naar beneden gaat om vervolgens later weer omhoog te gaan. Kortom, een actieve informatieplicht lijkt ons op zijn plaats.

    In de brief staat een leuk bijzinnetje over de btw-koepelvrijstelling. Het probleem is dat er extra kosten zijn voor de pensioenfondsen waardoor ze minder vermogen hebben en hun buffersituatie verslechtert en daarmee hun dekkingsgraad, met alle gevolgen van dien. Daarbij wordt verwezen naar het ATP-arrest. Dat gaan wij zien. Er wordt op gewezen dat de staatssecretaris van Financiën de Kamer daarover zal informeren. Graag hoor ik van de staatssecretaris wanneer de staatssecretaris van Financiën ons daarover kan informeren, zodat wij daarop eventueel tijdig kunnen inspelen bij de behandeling van het Belastingplan 2015.

    De heer Madlener (PVV):
    Voorzitter. Het pensioendossier is typerend voor het kabinet. Hierbij is namelijk sprake van afbraakbeleid. Ons pensioenstelsel was nog geen tien jaar geleden het beste ter wereld, maar dat is tegenwoordig helaas anders. Wij zakken op die lijst. Nederland doet het slecht en dit kabinet doet het slecht, want het is bezig Nederland af te breken. Het pensioendossier en het vertrouwen dat mensen hebben in hun pensioen zijn daarvoor heel typerend.

    In dat licht wil ik even stilstaan bij de uitspraak van de staatssecretaris over de moestuin. Als je aan de vooravond van een van de grootste herzieningen van het pensioenstelsel dit soort uitspraken doet, namelijk dat mensen een moestuin moeten nemen om zich te kunnen voorzien in hun oude dag, leidt dat ertoe dat mensen denken aan hongersnood of zoiets of dat er sprake is van oorlog. Dat is geen taal die je moet uitslaan als je aan de vooravond staat van de grootste pensioenherziening in tientallen jaren. Ik vraag de staatssecretaris dus of zij het gek vindt dat mensen geen vertrouwen meer hebben in ons pensioenstelsel. Ik vraag haar ook waarom zij die uitspraak heeft gedaan. Ik heb begrepen dat zij hem al heeft teruggenomen, maar het is goed als hij in deze zaal wordt teruggenomen, want dit leidt tot enorme onrust.

    Wij hebben een bevolkingsonderzoek gezien waaruit blijkt dat mensen weer minder vertrouwen hebben in hun oude dag. Als ik in mijn omgeving kijk, dan is er werkelijk niemand die nog vertrouwen heeft in zijn oude dag. Dat is natuurlijk pure afbraak en het is absoluut niet nodig. Het kabinet is bezig om enorm te bezuinigen op de pensioenen. De overheidsfinanciën moeten op orde, maar de mensen thuis hebben geen cent meer en geen vertrouwen meer. Dat is natuurlijk slecht voor Nederland. Dat zien wij ook aan de prestaties van het kabinet ten aanzien van de economie. Het sombere beeld dat Nederlanders hebben, is daaraan te wijten. Dat is dus gebaseerd op politiek gerommel. Wij staan hier nu omdat dit uit de Eerste Kamer is teruggekomen. De heer Omtzigt heeft al heel goed verwoord wat het kabinet doet. Het rommelt met onze pensioenen op een zeer slordige manier. Het zijn eigenlijk gewoon bezuinigingen en verhogingen van de pensioenleeftijd die slecht uitpakken. Het kabinet is slecht bezig.

    Ik ga in op datgene waarover wij het vandaag hebben, namelijk het creëren van een wettelijke grondslag in de Pensioenwet om het toezicht bij de minister van Sociale Zaken neer te leggen. Waarom is daarvoor gekozen? Staat het ontslag van de bestuurder van het schilderspensioenfonds — volgens mij was dat gisteren — hiermee in verband? Wordt hiermee vooruitgelopen op nieuwe regels voor de toezichthouder?

    Ten aanzien van de nettopensioenvoorziening val ik de andere woordvoerders bij. Waar staan wij nu? Dit is een zeer slordige manier van nieuwe regels maken, want het is nog helemaal niet bekend hoe het eruit gaat zien. Wat vindt de staatssecretaris van alle kritiek die alle woordvoerders hier hebben geuit?

    Ik kom op de jaarverslagen. Ook het rapporteren over de mate waarin pensioenfondsen in Nederland investeren staat natuurlijk in het licht van de wensen van het kabinet om een greep te doen in de pensioenpotten en om de pensioenfondsen min of meer te dwingen om meer in Nederland te beleggen. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn, want pensioenfondsen hebben de taak om goed voor de spaargelden van hun leden te zorgen. Er mag natuurlijk geen enkele druk of dwang zijn om dat per se in Nederland te doen. Mijn vraag is dus waarom wij de pensioenfondsen moeten opzadelen met zo'n verplichting om te rapporteren of zij in Nederland investeren. Het kost geld, maar het leidt vooral ook tot verwarring, want het gebeurt in het kader van de discussie van het kabinet om de pensioenfondsen in Nederland te laten investeren. Het voelt natuurlijk niet lekker dat deze rapportageverplichting nu wordt opgelegd. Ik vraag de staatssecretaris dus om dat te schrappen. Ik vind de inbreng van de VVD op dit punt dus ook zeer goed. Ik overweeg dan ook om een positief fractieadvies te geven om die verplichting te schrappen.

    Ik laat het hierbij, voorzitter.

    De algemene beraadslaging wordt geschorst.

    De voorzitter:
    We zijn gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Er zijn drie amendementen ingediend en nog drie aangekondigd. Laten we proberen om de staatssecretaris in ieder geval in staat te stellen om op alle amendementen in tweede termijn een advies te geven. Ik stel voor om de voorbereidingstijd van de staatssecretaris voor haar antwoord in eerste termijn te combineren met de lunchpauze. Ik schors daarom de vergadering tot 12.45 uur, waarna de staatssecretaris kan starten met haar beantwoording.

    De vergadering wordt van 12.10 uur tot 12.47 uur geschorst.

    Voorzitter: Van Miltenburg

    Mededelingen

    Mededelingen

    Mededelingen

    De voorzitter:
    Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    De voorzitter:
    Ik stel voor om de algemene politieke beschouwingen te houden, direct na Prinsjesdag, op woensdag 17 en donderdag 18 september 2014.

    Ik stel voor, vandaag ook te stemmen over de aangehouden motie-Ouwehand (21501-32, nr. 786) en de aangehouden motie-Schouten/Van Veldhoven (33930, nr. 13).

    Voorts stel ik voor, te stemmen over de brieven van de commissie voor de Rijksuitgaven inzake de decharge van de jaarverslagen voor het gevoerde financieel beheer door de ministers in het jaar 2013 (33930, nr. 20) en over de focusonderwerpen voor de verantwoording over 2014.

    Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

    De voorzitter:
    Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde, de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 33750-XVI-37; 33848-6; 31015-98; 33037-110; 19637-1803; 19637-1807.

    Ik stel voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:

    2014Z12321; 21501-07-1155; 2014Z12314; 2014Z12327; 2014Z12359; 2014Z12041; 30196-249; 30196-246; 30196-234; 28828-63; 26488-348; 26488-346; 33751-4; 33625-91; 33942-15; 2014Z12310; 19637-1862; 29344-121; 2014Z12255; 2014Z11841; 33625-114; 33625-106; 2014Z12549; 2014Z12229; 2014Z09333; 2014Z12212; 29924-106; 33296-1; 33296-10; 30234-99; 30234-97; 33750-XVI-94; 30234-96; 33750-XV-57; 24515-279; 24515-281; 24515-282; 2014Z12383; 2014Z12537; 28828-62; 33974-2; 32761-63; 32317-239; 32317-167; 2014Z11656; 19637-1863; 33750-V-74; 29628-460; 29628-459; 27925-493; 2014Z11167; 2014Z12358; 2014Z12100; 32819-2; 21501-31-342; 2014Z12546; 2014Z12552; 2014Z12545; 2014Z12381; 2014Z11963; 32620-122; 29689-523; 29689-522; 29689-519; 29689-521; 29477-286; 2014Z08587; 29689-484; 29689-481; 2014Z11820; 32620-125; 2014Z11929; 2014Z11921; 2014Z11763; 33495-54; 31289-182; 33750-VIII-108; 33750-VIII-11; 33750-VIII-102; 33905-1; 2014Z11904; 24587-586; 24587-579; 24587-580; 24587-569; 24587-561; 24587-558; 24587-489; 2014Z12387; 25928-58; 2014Z12236; 2014Z12237; 2014Z12266; 33625-87; 33401-5; 33401-6; 33930-V-1; 33930-2; 33750-III-7; 19637-1789; 32735-105; 29362-230; 33940-1; 2014Z12305; 21501-07-1156; 21501-07-1158; 2014Z12360; 32545-18; 31263-59; 32735-102; 32735-118; 32735-103; 32735-106; 32735-107; 32735-117; 2014Z06833; 31293-202; 31293-203; 2014Z07307; 26643-315; 26643-316; 2014Z10976; 26643-314; 26643-307; 26643-294; 2014Z10642; 33612-44; 25422-108; 32645-59; 31209-162; 2014Z07615; 29023-150; 21501-33-466; 33750-VII-64; 2014Z11961; 2014Z11951; 2014Z12036; 2014Z12174; 22054-248; 28676-206; 2014Z12204; 31125-29; 2O14Z12425; 2O14Z12424; 2O14Z12469; 2O14ZO8397; 2O14ZO9599; 2O14ZO9565;2O14ZO8394; 32463-20; 31497-124; 31497-123; 31497-120; 31497-122; 31497-125; 2014Z12687; 2014Z12536; 2014Z12386; 2014Z12385; 30597-440; 29689-506; 33578-5; 32620-113;29689-499; 29247-186; 32813-89; 33750-X-49; 33750-X-41; 33750-X-60; 23432-354; 32849-21; 30545-136; 28719-89; 33161-190; 17050-467; 29544-519; 2014Z07950; 30545-137.

    Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

    • het VAO MIVD, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 2 juli, met als eerste spreker de heer Jasper van Dijk van de SP, vandaag nog in te plannen;
    • het VAO Imvo, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 2 juli, met als eerste spreker de heer Jan Vos van de PvdA, ook vandaag nog in te plannen;
    • het VAO Informatievoorziening en ICT bij Defensie, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 2 juli, met als eerste spreker de heer Sjoerdsma van D66, ook vandaag nog in te plannen;
    • het VAO IVD-aangelegenheden, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 2 juli, met als eerste spreker de heer Schouw van D66.

    Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

    Mevrouw Agema (PVV):
    Ik weet niet of er vandaag nog een regeling volgt, maar ik heb zojuist in het AO Eerstelijnszorg aangegeven behoefte te hebben aan een VAO.

    De voorzitter:
    Dit is de regeling. Ik zal het toevoegen aan de lijst. Vandaag nog in te plannen, neem ik aan? Dat gaan we doen.

    Het woord is aan de heer Jasper Van Dijk van de SP, maar hij zal vervangen worden door de heer Van Gerven.

    De heer Van Gerven (SP):
    Voorzitter. Namens collega Van Dijk zou ik een rappel willen doen op onbeantwoorde schriftelijke vragen aan de staatssecretaris van Financiën en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het Oxfam-rapport Business Among Friends. Die vragen zijn al van 14 mei 2014, dus een antwoord had er inmiddels wel mogen zijn.

    De voorzitter:
    Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Ik ben het met u eens dat er een lange tijd voor genomen is.

    Het woord is aan de heer Heerema, die wordt vervangen door mevrouw Lodders.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Voorzitter. Ik heb een rappel op onbeantwoorde schriftelijke vragen aan de staatssecretaris van Economische Zaken, over de aanwijzing van het Binnenveld in Veenendaal als Natura 2000-gebied. Deze vragen zijn ingezonden op 12 juni 2014.

    De voorzitter:
    Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

    Het woord is aan de heer Omtzigt.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Voorzitter. Op 11 juni, drie weken en één dag geleden, dienden wij Kamervragen in over de protestactie op 1 juni in Almelo. Ik zou iets langer gewacht hebben met mijn verzoek als het volgende week geen reces zou zijn. We zouden het op prijs stellen als die vragen binnen een dag of tien beantwoord worden.

    De voorzitter:
    Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

    Het woord is aan mevrouw Keijzer, maar die is er niet. Het gaat niet om een rappel. Maar ik zie dat meneer Omtzigt het op zich neemt. U bent een moedig man.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Voorzitter. Namens de CDA-fractie en mevrouw Keijzer in het bijzonder wil ik graag een debat aanvragen over het bericht dat er 5.000 wijkzusters gezocht worden en dat het nog best moeilijk wordt om hen voor 1 januari te vinden.

    De voorzitter:
    Een verzoek om steun voor het houden van een debat over 500 ...

    De heer Omtzigt (CDA):
    5.000.

    De voorzitter:
    ... 5.000 wijkzusters die nodig zijn.

    Mevrouw Agema (PVV):
    Steun.

    Mevrouw Wolbert (PvdA):
    De commissie komt net uit een debat met de staatssecretaris en de minister, waarin dit punt ter sprake is gebracht. De staatssecretaris heeft uitvoerig antwoord gegeven. De PvdA heeft daarom geen behoefte aan een brief en ook niet aan een debat.

    Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman):
    50PLUS/Baay geeft steun.

    De heer Van 't Wout (VVD):
    Geen steun voor het debat.

    De heer Van Gerven (SP):
    Het klopt dat we zojuist een algemeen overleg hebben gehad, over onder andere de wijkverpleging. Over dit specifieke punt heeft de staatssecretaris iets anders gezegd dan wat we in de berichtgeving lazen. Ik wil hierover dus graag een brief hebben van de staatssecretaris, waarin hij expliciet ingaat op de 5.000 wijkverpleegkundigen. Na ommekomst van die brief kunnen we kijken wat we verder doen.

    De voorzitter:
    Op dit moment geeft u geen steun aan het debat, wel wilt u graag een toelichtende brief.

    Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
    Om dezelfde reden als de anderen al gaven, geeft D66 geen steun voor een debat. Wel steunen wij een brief. Ik stel voor om het onderwerp te zijner tijd bij een AO Arbeidsmarktbeleid te betrekken.

    De voorzitter:
    Mijnheer Omtzigt, u hebt geen steun van de meerderheid voor het houden van een debat. Er is wel verzocht om een brief met nadere uitleg.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Ik zou die brief graag binnen drie à vier weken ontvangen. Ik zou graag zien dat de regering daarin expliciet ingaat op de wijze waarop deze mensen — mannen en vrouwen, ook al heten ze wijkzusters — geworven worden, zodat we niet op 1 januari geconfronteerd worden met het feit dat ze er niet zijn. Dus graag een uitputtende brief hierover.

    De voorzitter:
    Een uitputtende brief over de wijkverpleegkundigen m/v. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

    Mevrouw Lodders, gaat u het rappel van de heer De Liefde doen? Dan geef ik u het woord.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik zou zeggen "met alle liefde", maar het rappel staat niet op mijn papiertje! Excuus.

    De voorzitter:
    Het gaat om het rappel onbeantwoorde schriftelijke vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de opslag van vertrouwelijke data door overheidsorganisaties en semipublieke instellingen, ingezonden op 27 mei 2014.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Bij dezen.

    De voorzitter:
    Die bedoelde u?

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Die bedoelde ik, voorzitter. Veel dank! Het is een lange dag ...

    De voorzitter:
    Dat is het zeker.

    Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
    Voorzitter. Mevrouw Bergkamp heeft mij gevraagd om, mede namens de VVD, de vooraankondiging te doen van een vandaag nog te houden VSO over "het plan van aanpak tegen pesten, een jaar later".

    De voorzitter:
    Ik zal ervoor zorgen dat dat op de agenda komt. Ten aanzien van het vorige rappel zal ik het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

    Ik geef het woord aan de heer Dijkgraaf, die namens mevrouw Schouten iets wil vragen.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Voorzitter. Er is nog een rappel waarvan de inhoud u bekend is.

    De voorzitter:
    Dat klopt! Dat gaat om een spoedige beantwoording van schriftelijke vragen aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over de berichten dat het Rijk schulden erger maakt door het inhouden van toeslagen en de stijging van het aantal mensen dat onder beschermingsbewind is geplaatst. Deze vragen zijn ingezonden op 27 mei en er is een uitstelbericht gekomen op 20 juni. Begrijp ik goed dat u graag spoedige beantwoording van die vragen wenst?

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Ik vind het fantastisch hoe u ons begrijpt!

    De voorzitter:
    Dan zal ik het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Meneer Dijkgraaf, wilt u deze zelfde actie misschien ook herhalen voor het rappel van de heer Klaver?

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Laten we dienstbaar zijn, voorzitter: namens het lid Klaver ...

    De voorzitter:
    U bedoelt het rappel onbeantwoorde schriftelijke vragen aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht "EU berispt Nederland om belastingregels bedrijven", ingezonden op 11 juni 2014?

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Dat bedoel ik.

    De voorzitter:
    Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, waarmee er een einde gekomen is aan deze regeling van werkzaamheden.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Verzamelwet pensioenen 2014

    Verzamelwet pensioenen 2014

    Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

    • het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten en in verband met enkele andere wijzigingen (Verzamelwet pensioenen 2014) (33863).


    Termijn antwoord

    De algemene beraadslaging wordt hervat.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Voorzitter. Dank voor de bijdragen van de leden van uw Kamer bij de Verzamelwet pensioenen. De naam zegt het al: het is een verzameling van heel verschillende onderwerpen op het terrein van pensioen. Zoals het een verzamelwet betaamt, komen er ook steeds weer zaken bij. Ik bespeur vanochtend en vanmiddag dat het debat zich vooral toespitst op de nota's van wijziging over de nettolijfrente. De meeste onderwerpen van de Verzamelwet hebben een overwegend technisch karakter en daar wordt vandaag niet zo bij stilgestaan. Ik wil graag het volgende zeggen over met name de nettolijfrente, want dat is het pièce de résistance vandaag.

    Op 3 maart heeft de Tweede Kamer een breed gedragen wens geuit om de nettolijfrente ook onder te brengen in de tweede pijler. Die wens wil het kabinet graag honoreren; dat hebben we ook gemeld. In de brief van 28 maart zijn de kaders gegeven door de staatssecretaris van Financiën en mijzelf voor de aanpak van de nettolijfrente in de tweede pijler. Via de eerste nota van wijziging op deze Verzamelwet wordt de wettelijke basis gerealiseerd voor de uitvoering van de nettolijfrente door pensioenfondsen. Uiteraard is het hierbij de bedoeling dat men binnen de voorwaarden van vrijwilligheid voor werknemers en fiscale hygiëne blijft. In een Algemene Maatregel van Bestuur worden daarom regels opgenomen over de uitvoering van de nettolijfrente. Over de uitvoering van deze regels vindt op dit moment nog overleg plaats met het pensioenveld. Dat gaat goed, heeft mijn collega van Financiën mij laten weten. Die overleggen zijn op een haar na gevild; die zijn bijna afgerond. Als dit overleg met het pensioenveld is afgerond, zal de AMvB zo spoedig mogelijk bij de Tweede Kamer worden voorgehangen.

    In de slipstream is gebleken dat er nog een kleine onvolkomenheid zit in de pensioenwetgeving voor de nettolijfrente, vandaar de tweede nota van wijziging. We willen namelijk graag dat de bedrijfstakpensioenfondsen ook een nettolijfrenteregeling kunnen uitvoeren. Dan gaat het er natuurlijk om dat de nettolijfrente onder de verplichtstelling komt te vallen voor de werkgevers. Dat betekent dat werkgevers bij een bedrijfstakpensioenfonds verplicht worden deze regeling aan te bieden aan werknemers, die er vrijwillig voor kunnen kiezen met een pensioengrondslag van boven de €100.000. Voor werknemers is de nettolijfrente namelijk niet verplicht; zij kunnen ervoor kiezen er wel of niet aan deel te nemen.

    De relatie tussen de Verzamelwet pensioenen en de eisen aan vrijwilligheid en fiscale hygiëne bij de nettolijfrente is natuurlijk centraal gesteld. Ik heb van de heer Omtzigt begrepen dat hij bij amendement vraagt hoe de voorhang rond de AMvB gestalte zal krijgen. Ik heb net al gezegd dat de staatssecretaris van Financiën probeert om die AMvB hier ten spoedigste te krijgen. Als er een zogenaamde zware voorhangprocedure komt — ik reageer dus nu op het amendement van de heer Omtzigt — dan zullen zaken bij wet geregeld moeten worden, en kan dat niet bij AMvB. In dat geval zullen we de deadline van 1 januari zeker niet halen; ik denk dat het goed is om dat aan de Kamer te melden.

    De voorzitter:
    Het betreft het amendement op stuk nr. 17.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ja. De Algemene Maatregel van Bestuur is voldoende basis om dit te regelen, maar als de Kamer hecht aan die zware voorhangprocedure moeten we ons realiseren dat de deadline niet gehaald kan worden.

    Mevrouw Lodders wil graag een reactie van mij op het feit dat die verplichtstelling van de nettolijfrente voor werkgevers ertoe leidt dat andere uitvoerders, zoals verzekeraars, deze dan niet meer zouden kunnen uitvoeren. De tweede nota van wijziging heeft ervoor gezorgd dat ook bedrijfstakpensioenfondsen de nettolijfrenten kunnen uitvoeren. Ik begrijp de bezorgdheid van de VVD dat het door de verplichtstelling voor verzekeraars niet meer mogelijk zou zijn om in een bepaalde bedrijfstak een nettolijfrente uit te voeren. Ik ben bereid om hier ruimte voor te scheppen. Dat zal gebeuren door dit te regelen in het vrijstellings- en boetebesluit van de Wet Bpf. Voor het deel nettolijfrente van de verplichtstelling kan dan een vrijstelling worden verleend aan een werkgever. Hierbij geldt wel als voorwaarde dat er een gelijkwaardige regeling door de verzekeraar geboden moet worden. Ik wil heel nauwgezet kijken naar de precieze voorwaarden voor de dispensatie van het een en ander. Dus de nadere uitwerking nemen wij ter hand.

    De voorzitter:
    Meneer Omtzigt, voor de zekerheid herinner ik u aan de afspraak die aan het begin van het debat gemaakt is, dat er per deel van het debat maximaal twee interrupties per fractie mogen zijn. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Het spijt me, maar ik kan nu al zeggen dat ik daar niet mee uitkom als het gaat over wetgeving.

    De voorzitter:
    Begint u maar, maar ik kan niet alles toestaan op een dag als vandaag, dat kan echt niet.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Het gaat hier om de AMvB. Nu blijkt dat die AMvB misschien later vandaag of misschien morgen komt. De staatssecretaris wijst de voorhang af, omdat het dan wet wordt. Het wordt alleen wet op het moment dat de voorhang gebruikt wordt door de Kamer. Op welke wijze denkt de staatssecretaris dat de Kamer nog invloed kan hebben op de AMvB waarin het hele praktische gedeelte geregeld gaat worden?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Het is goed gebruik dat, wanneer een AMvB wordt voorgehangen, de Kamer van gedachten kan wisselen over de AMvB, in dit geval met de staatssecretaris van Financiën. Voor alle helderheid: ik heb natuurlijk niet gezegd dat de AMvB hier vanmiddag of morgen zal landen. Ik heb gezegd dat de staatssecretaris van Financiën druk doende is om met het pensioenveld de laatste punten op de i te zetten. Hij doet zijn uiterste best om de AMvB hier zo spoedig mogelijk te laten landen.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Die deadline is gedurende het behandelproces al vier keer opgeschoven. Wij zitten nu bij de plenaire behandeling en hebben nog altijd de concept-AMvB niet. Ik wil ofwel de harde toezegging dat we deze vandaag krijgen, ofwel de harde toezegging dat de wijzigingen die mogelijk door een meerderheid van de Kamer in een motie worden gevraagd, ook doorgevoerd zullen worden. Dan is er een effectieve voorhang waarin wijzigingen kunnen worden aangebracht. Anders stemmen wij vanmiddag in met een wetsvoorstel waarvan we geen idee hebben wat erin staat.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Als een AMvB wordt voorgehangen, is het altijd zo dat de Kamer er het hare van kan vinden. Dat is bij deze AMvB ook het geval.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Als er geen formele voorhang is, dan kan de regering doorgaan met de AMvB en de wens van de Kamer negeren. Ik vraag hier de toezegging dat, wanneer de Kamer bij meerderheid een motie aanneemt om nog een of twee wijzigingen in de AMvB aan te brengen, de regering ook belooft de wijzigingen waar de meerderheid van de Kamer om vraagt, aan te brengen in de AMvB.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Even heel precies. Als de Kamer na ommekomst van het zomerreces een debat met de staatssecretaris van Financiën zou willen hebben over deze AMvB, en dat zou ertoe leiden dat wij bij wet een aantal zaken moeten regelen, dan kan de deadline van 1 januari 2015 niet gehaald worden.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik heb een vraag over het antwoord van de staatssecretaris op mijn vraag over het bedrijfstakpensioenfonds en de ruimte die de staatssecretaris wil bieden aan de werkgevers. Ik vind dat een mooie toezegging en zal daar in mijn tweede termijn zeker nog op terugkomen. Het is mij alleen niet duidelijk wat de staatssecretaris precies bedoelt met "de voorwaarden van een gelijkwaardige regeling". We hebben het immers over de nettolijfrenteregeling in de tweede pijler. De voorwaarden zijn volgens mij voor iedereen gelijk, dus wat bedoelt de staatssecretaris daarmee?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik heb gezegd dat als voorwaarde geldt dat er door verzekeraars een gelijkwaardige regeling moet worden gefourneerd. Dat is logisch.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Ik kom terug op het punt van de heer Omtzigt. Ik heb in mijn termijn aangegeven dat de AMvB exacte regels moet bevatten. Deze exacte regels kunnen ons al dan niet motiveren om de wet al dan niet aan te passen. Dus: en de AMvB, maar ook de effecten op de wet. Nu creëert de staatssecretaris een situatie waarin we in september een discussie krijgen die kan leiden tot aanpassingen van de AMvB met wellicht gevolgen voor de wet. Dat betekent dat de Eerste Kamer op dat moment die wet opnieuw moet doen. We zijn weer terug bij af en er moet een novelle komen. Is het niet veel verstandiger om rustig de AMvB af te wachten en pas dan deze wet verder uit te werken?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik denk dat het een heel goed idee van de Kamer is om de AMvB af te wachten en na ommekomst daarvan zelfstandig te bepalen hoe wij met de AMvB omgaan. Ik heb de Kamer goed beluisterd en gehoord dat de meerderheid graag wil dat deze regeling per 1 januari 2015 van kracht gaat worden. Het enige wat ik de Kamer heb meegegeven is: let wel dat u de termijnen goed in de gaten houdt.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Als ik het goed gehoord heb, wil de meerderheid van de Kamer dat het zindelijke wetgeving is, die ook daadwerkelijk klopt. Dan is de datum van 1 januari niet leidend, maar de kwaliteit van de wetgeving. Je zou eerst moeten kijken wat die AMvB inhoudt. Vervolgens moet je bepalen wat de uitwerking van de regeling van de nettopensioenbepalingen is, of van de nettolijfrente, want dat is iets anders. Dat is juist de ellende in deze hele discussie: de verwarring tussen nettopensioen en nettolijfrente. Is het niet verstandiger om het even aan te houden? Dat zou mijn advies zijn aan de regering. Als we even wachten en we krijgen keurig snel de AMvB, dan kunnen we in september ermee verder.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Het kabinet stelt de Kamer voor om de Verzamelwet pensioenen aan te nemen. De AMvB volgt. De Kamer kan daar natuurlijk haar eigen bevindingen op van toepassing verklaren. Natuurlijk zal de Kamer heel goed kijken naar de kwaliteit van de wetgeving. Zo hoort het en zo ken ik de Kamer ook. De Kamer heeft echter het kabinet ook meegegeven dat ze graag wil dat de regeling met ingang van 1 januari 2015 van kracht wordt. Het is dus vooral zaak om heel goed te kijken naar de tijdplanning.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Wat wij behandelen, is eigenlijk een lege huls. De staatssecretaris gaat niet scheutig in op de verzoeken van de heer Omtzigt. Ik heb daarom een punt van orde. Ik stel aan de collega's voor om de beraadslaging over dit wetsvoorstel te staken en voort te zetten als de Algemene Maatregel van Bestuur beschikbaar is.

    De voorzitter:
    Als een dergelijk verzoek wordt gedaan, hoor ik graag van de overige leden hoe zij hierover denken.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Tot mijn spijt moet ik dit verzoek steunen, want ik had maar één toezegging van de staatssecretaris ...

    De voorzitter:
    Nee, ik wil alleen maar weten of u het verzoek steunt. Normaal gesproken heb ik de agenda voor de hele week voor mij liggen, maar de lijst die u hier ziet is alleen van vanmiddag. Het is een heel lange lijst van onderwerpen. Ik begrijp dat u het verzoek steunt. Het debat gaat zo meteen verder.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Geen steun.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Geen steun.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Geen steun.

    De heer Madlener (PVV):
    Steun.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    In het licht van het vorige: steun.

    De voorzitter:
    Een meerderheid van de leden is het niet eens met de heer Ulenbelt. We gaan verder met de behandeling.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik ga de verschillende vragen langs ...

    De voorzitter:
    Ik zie dat er nog een interruptie is.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Ik stond al te wachten toen het punt van orde kwam. Dat gaat vanzelfsprekend voor. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat zij nog eens goed gaat kijken naar de dispensatiemogelijkheid. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat ik overweeg om een amendement in te dienen om de hele tweede nota van wijziging te schrappen. Ik probeer daarom te achterhalen hoe hard de toezegging van de staatssecretaris precies is. Kan zij nog iets duidelijker uitleggen wat zij bedoelde met de uitspraak dat zij nog eens naar de exacte vorm van de dispensatiemogelijkheid gaat kijken? Voor mijn fractie is het cruciaal dat de werkgever echt zelf kan kiezen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    In alle helderheid zeg ik dat ik natuurlijk naar de precieze voorwaarden voor dispensatie ga kijken als het gaat om de vraag hoe je dat deel van de nettolijfrente kunt verdisconteren. We willen wel de verplichtstelling voor de werkgevers inbouwen. Ik weet dat de heer Van Weyenberg dat niet zo'n goed idee vindt. Daar gaat dit echter niet over.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    De kern is dat het door de toezegging van de staatssecretaris mogelijk wordt dat een werkgever zelf kiest voor een verzekeraar of een pensioenfonds in de tweede pijler waar hij reeds voor zijn basis zit. Aan die keuzevrijheid wordt op geen enkele wijze afbreuk gedaan door de woorden van de staatssecretaris. Heb ik dat zo goed begrepen?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Voor de werknemer blijft de keuzevrijheid recht overeind, maar in eerste termijn heeft de heer Van Weyenberg vooral gekeken naar de keuzevrijheid voor de werkgever. In de tweede nota van wijziging hebben wij die vrijwilligheid geschrapt. Vandaar dat de heer Van Weyenberg een amendement heeft aangekondigd. Het gaat dus om de verplichtstelling voor de werkgever.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Dat betekent dus dat dispensatie helemaal niet aan de orde is. Het punt van de heer Van Weyenberg was dat de werkgever een bepaalde vrijheid moet hebben. Ik wil dat punt steunen. De minister sluit die vrijheid uit. Die zit niet in de nota van wijziging. Er wordt gevraagd of het mogelijk is om via een dispensatieregeling dan toch tot die vrijstelling te komen. De minister zegt daarop dat dat eigenlijk toch niet kan.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik denk dat er nu wat verwarring ontstaat. In de tweede nota van wijziging hebben we voorgesteld om werkgevers verplicht te stellen om die nettolijfrente bij een bepaald pensioenfonds aan te bieden. Werknemers kunnen natuurlijk zelf bepalen of ze al dan niet instappen. Het gaat om de nettolijfrente voor inkomen boven een ton. We doen dit nu juist op verzoek van de Tweede Kamer. Ik snap dat verzoek heel goed. Werknemers die ook een pensioenvoorziening willen opbouwen voor inkomen boven een ton willen namelijk graag met dezelfde uitvoerder te maken hebben. Als zij voor het inkomen onder een ton al bij een bepaald pensioenfonds zitten, willen ze graag dat voor het gedeelte dat boven een ton kan worden opgebouwd dezelfde uitvoerder voor hen aan de slag kan. Dat is de achterliggende gedachte bij wat we nu zitten te doen.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Volgens mij kan dat wel een wens zijn en zou dit praktisch ook heel goed zijn. De stelling van de heer Van Weyenberg is echter dat de werkgever een keuze moet hebben tussen een verzekeraar of een pensioenfonds, juist ook in het licht van het feit dat een pensioenfonds niet verplicht is om die tweede nettopensioenregeling te gaan aanbieden. De vrijheid die de heer Van Weyenberg wil bieden is dan toch logisch? Als werkgever kun je er dan voor kiezen om dit via een verzekeraar aan je werknemer aan te bieden voor inkomen boven een ton.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    De Tweede Kamer heeft ons verzocht om die eenduidigheid helderder te maken. Je moet er daarbij voor zorgen dat werkgevers uiteindelijk ook instappen. Daar leidt die verplichtstelling uiteraard toe.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Ik heb de indruk dat er sprake is van enige spraakverwarring. Ik probeer het even in andere woorden te zeggen, want misschien was ik niet duidelijk. Ik interpreteerde de toezegging van de staatssecretaris in reactie op de vragen van mevrouw Lodders en mijzelf als volgt. Werkgevers moeten dit aan werknemers aanbieden. Het verzoek van mevrouw Lodders en mij was om ervoor te zorgen dat de werkgever zelf kan bepalen of hij dit bij een verzekeraar of een pensioenfonds onderbrengt. Ik dacht dat de staatssecretaris zojuist toezegde dat ze dat in een AMvB mogelijk wil maken. Heb ik dat goed begrepen?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Volgens mij heeft de heer Van Weyenberg het zo helemaal goed verwoord. Ik denk dat de verwarring ontstond rond de dispensatie. De werkgever krijgt via de dispensatie wel de vrijheid om de aanbieder te kiezen.

    De heer Omtzigt vroeg hoe de solidariteitskenmerken eruitzien. Ook wil hij weten of de nettolijfrente rekening houdt met het Europees recht. Jazeker, is het antwoord. De nettolijfrente houdt inderdaad rekening met het Europees recht. Uit het Europees recht volgt dat een pensioenregeling die verplicht wordt gesteld voldoende solidariteitskenmerken moet hebben. Bij de nettolijfrente is dat het geval. Die kenmerken zijn dat er sprake is van acceptatieplicht, dat er bij de aanvangsselectie geen medische keuring is en dat een gezamenlijke verzekering plaatsvindt voor partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Verder is er sprake van risicodeling tussen diegenen die aan de nettolijfrente deelnemen. Voor de nettolijfrente geldt verder dus precies hetzelfde als voor de andere vrijwillige regelingen.

    De heer Omtzigt (CDA):
    De staatssecretaris zegt dat er een behoorlijk aantal solidariteitskenmerken zijn, maar feitelijk is het een individuele spaarpot. De acceptieplicht is natuurlijk heel logisch op het moment dat je die onder de tweede pijler brengt, want anders zou je die er niet onder brengen. Dat is dus een soort semantische discussie. Voor de rest zijn het gewoon verzekeringen die je afsluit en die bij je acceptatieplicht horen. De CDA-fractie betwijfelt of dat standhoudt onder Europees recht en verzoekt de staatssecretaris om aan te geven of zij een externe dan wel interne toetsing heeft gedaan en mee te delen hoe de uitkomst daarvan luidt. Wij zijn namelijk bang dat wij in een langdurig proces terechtkomen. Is die toetsing dus gedaan en, zo ja, wat voor soort toetsing, zodat deze laatste oplossing standhoudt voor de Europese rechter?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik kom daar in tweede termijn op terug. Die toetsing is gedaan, maar in tweede termijn wil ik precies duiden hoe en wat.

    Ik kom bij de vraag van de heer Van Weyenberg over wederom de verplichting. Die vraag heb ik al beantwoord. Die verplichting was inderdaad bij alle Kamerleden een groot punt van aandacht.

    Dan kom ik bij het beleggingsbeleid en de verplichting voor fondsen om in het jaarverslag te rapporteren op welke wijze zij hun beleggingen precies inzichtelijk maken. Dat is iets wat wij op verzoek van de Kamer hebben gedaan. Ik constateer nu dat een deel van de Kamer aangeeft hierover "second thoughts" te hebben. In de Wet versterking bestuur pensioenfondsen hebben wij natuurlijk opgenomen dat fondsen in hun jaarverslag moeten rapporteren over de wijze waarop zij in hun beleggingsbeleid rekening houden met milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Wij wilden daaraan nog toevoegen dat fondsen rapporteren over welke investeringen zij doen in Nederland zelf. Maatschappelijk en politiek hebben wij altijd belang gehecht aan transparantie op deze punten. Het maatschappelijk debat gaat vaak ook over dit soort zaken. Om het beleggen in Nederland te bevorderen, hebben wij een gesprek met de institutionele beleggers geëntameerd. Dit punt wordt via de verzamelwet toegevoegd aan de betreffende bepalingen. De meerwaarde van deze informatie is dat pensioenfondsen hierdoor door hun deelnemers aanspreekbaar zijn op de beleggingen die met hun pensioenvermogen worden gedaan. Wij hebben dit volstrekt in lijn met de wens van de Kamer gedaan. Ik constateer nu dat men daarover, bij monde van de VVD, een andere opvatting heeft. Of misschien een second thought, dat zou ook kunnen.

    In het verlengde daarvan heeft de heer Ulenbelt gevraagd wat nu precies wordt verstaan onder investeren in Nederland. De Nederlandsche Bank heeft daar nu al een systematiek voor en die werkt. Pensioenfondsen rapporteren hierover nu ook al aan de Nederlandsche Bank. Praktisch zie ik dus geen problemen. Wij bepalen nu dat zij in het jaarverslag ook moeten rapporteren, zodat belanghebbenden daarover kunnen oordelen. Nogmaals, ik constateer dat de Kamer nu op onderdelen een ander inzicht heeft.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik dank de staatssecretaris voor deze beantwoording. Wij hebben daar inderdaad een andere opvatting over. Ik had ook gevraagd hoe het zit met de informatie die beschikbaar is bij de Nederlandsche Bank op ditzelfde punt.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Die informatie is beschikbaar bij de Nederlandsche Bank, maar in deze verzamelwet stellen wij voor om die informatie ook openbaar te maken.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik heb de vraag gesteld of dat op basis van een wettelijke verplichting is en, zo ja, op basis van welk artikel in de Pensioenwet die informatie over het beleggen in Nederland, maar ook over de andere elementen uit de Pensioenwet, bij de Nederlandsche Bank beschikbaar is.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Wij willen dat nu wettelijk regelen in de verzamelwet, omdat het iets is wat in het afgelopen jaar behoorlijk heeft opgespeeld, ook van de zijde van het kabinet. Wij willen heel graag dat fondsen en verzekeraars meer beleggen in ons eigen land. Daarom willen wij dat de Nederlandsche Bank dat goed in het vizier houdt. Ik zal even nagaan of wij dat nu al in de pensioenwetgeving hebben verankerd. In ieder geval hebben wij het nu in de verzamelwet opgenomen, zodat ook de openbaarheid aan de orde is.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Voorzitter, tot slot dan. Dat het gebeurt in de richting van de deelnemers in het jaarverslag begrijp ik. Dat regelen we nu in deze verzamelwet. Ik heb gelezen in de stukken dat DNB al over de informatie beschikt. Mijn vraag is of pensioenfondsen verplicht zijn om de informatie te rapporteren aan DNB. Als dat het geval is, op basis van welk wetsartikel is dat dan? Als dat niet het geval is en het met dit artikel wordt geregeld, dan is dat ook helder.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik heb daarover gezegd wat ik gezegd heb.

    De heer Madlener (PVV):
    Deze discussie over de verplichting om over het percentage beleggingen in Nederland te rapporteren, kan natuurlijk niet los worden gezien van de wens van het kabinet — dat doet de staatssecretaris ook niet want zij zegt ook dat het de wens van het kabinet is — om pensioenfondsen meer in Nederland te laten beleggen. Dat staat natuurlijk wel haaks op de vrijheid van pensioenfondsen om zelf die afweging te maken. Dat kan gaan wringen. Er kan een druk ontstaan — die is denk ik ook ontstaan — om pensioenfondsen langzaam andere keuzes te laten maken die ze misschien niet hadden genomen zonder de wens van het kabinet. Ik vind dat we daar heel erg voor moeten uitkijken. Is de staatssecretaris het met ons eens dat er geen enkele druk, drang of dwang mag ontstaan richting de pensioenfondsbesturen of beleggers om meer in Nederland te beleggen en dat het rendement en de vrijheid om te beleggen voor 100% ligt bij de bestuurders van de pensioenfondsen?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Het antwoord daarop is ja. De eindverantwoordelijkheid voor het beleggingsbeleid ligt inderdaad bij de pensioenfondsen zelf. Het kabinet mag natuurlijk best met pensioenfondsbestuurders in conclaaf over de vraag of de pensioenfondsen iets meer zouden kunnen doen in Nederland zelf. Dat staat iedereen over en weer vrij. De heer Madlener heeft echt het punt van aandacht, want de eindverantwoordelijkheid voor het beleggen ligt altijd bij de pensioenfondsbestuurders zelf.

    De heer Madlener (PVV):
    Ik wil even kijken of ik deze toezegging goed begrepen heb. Er mag geen enkele drang of dwang uitgaan naar de pensioenfondsbesturen om in Nederland te beleggen. Het kan hooguit verleiding zijn, omdat een heel goed rendement mogelijk is of omdat er een nieuwe beleggingsmogelijkheid is in Nederland. Op basis van 100% vrijwilligheid kunnen pensioenfondsbesturen ervoor kiezen om in Nederland te beleggen. Daartoe is geen enkele dwang of drang of intentieverklaring vooraf waarin afspraken staan. Er is 100% vrijheid bij de pensioenfondsbesturen om dat al of niet te doen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Het antwoord daarop is ja. Daarom is het ook niet verkeerd om inzicht in het beleggingsbeleid te bieden aan belanghebbenden, aan degenen die de premie betalen en aan degenen die de pensioenen genieten. Dat is waarover wij net spraken.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Wat is dan nu investeren in Nederland? Het lijkt heel duidelijk. Ze kopen aandelen van een multinational die ook iets in Nederland heeft. Is dat investeren in Nederland vanuit dat pensioenfonds? Het levert geen extra banen op. Is dat investeren in Nederland of niet?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    De Nederlandsche Bank heeft daarvoor een aantal criteria ontwikkeld. Die zijn er al een tijdje. Daar zitten die onderleggers goed in. Ik wil best kijken of we die criteria kunnen delen met de Kamer want ik snap de vraag. Je kunt het heel verschillend uitleggen maar de Nederlandsche Bank heeft eenduidige criteria.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Dat beschouw ik als een toezegging dat wij heel gauw die informatie krijgen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Prima.

    Ik kom te spreken over de afkoop van de kleine pensioenen. Daarop hebben ook behoorlijk wat leden van uw Kamer mij bevraagd. We hebben gisteren natuurlijk de brief gestuurd naar de Kamer samen met de beantwoording van de Kamervragen van mevrouw Vermeij. Dankzij bestaande regelgeving — het beleidsbesluit van Financiën over het laten vervallen van het doorwerkvereiste — kunnen mensen die geboren zijn voor 1 januari 1950 tot 1 april 1950 hun pensioen uitstellen. Zij hoeven dan niet door te werken. Het pensioen kan worden uitgesteld tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Volgend jaar is dat natuurlijk 65 plus drie maanden. Dit kunnen mensen zelf doen en daarvoor hoeft geen regelgeving aangepast te worden. De afkoop van een klein pensioen kan daarmee worden opgeschoven tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. De nadelige financiële gevolgen voor mensen om wie het gaat, kunnen daarmee worden voorkomen. Na 1 april 2015 zullen veel pensioenregelingen nog door sociale partners worden aangepast. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen komt dan synchroon te lopen met de AOW-gerechtigde leeftijd.

    Ik heb al een appel gedaan op sociale partners om pensioenregelingen op die manier aan te passen. Ik zal dat nogmaals doen. Wij kunnen ook bezien of wij de pensioenwet op dit punt kunnen aanpassen, maar dan zouden wij ingrijpen in de vrijheid van sociale partners om hierover zelf afspraken te maken. Verder heb ik hier natuurlijk overleg over met de staatssecretaris van Financiën, want ook ik vind dit een heel beroerd fenomeen. Mensen komen soms immers echt in financiële problemen als zij hun kleine pensioentje afkopen en dat bedrag krijgen voordat ze AOW-gerechtigd zijn. Ik ben dus heel erg geneigd om daar nog een schepje bovenop te doen, zowel in mijn interactie met sociale partners als in de interactie met mijn collega van Financiën.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Hartelijk dank daarvoor. Een schepje erbovenop is oké. Dat geldt ook voor de voorlichting daarover, maar wij hebben een land met honderden pensioenfondsen en een arbeidscyclus die steeds kortere stappen kent, dus met steeds kleinere pensioentjes, om het zo maar te zeggen. Ik ga dus toch nog maar eens goed bestuderen wat wij deze zomer wellicht zelf met een eigen initiatief zouden kunnen doen. Als ik de staatssecretaris namelijk goed begrijp, dan hebben wij na 1 april 2015 nog steeds een probleem, mocht een aantal van die regelingen niet goed zijn vastgelegd.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Het is goed dat mevrouw Vermeij die vraag stelt, want dat probleem is inderdaad aan de orde na 1 april 2015. Er is geen juridische grondslag om dat probleem alsdan te tackelen, dus het is heel goed dat wij daar in gezamenlijkheid naar kijken. Nogmaals, het is echt een punt van aandacht.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Ik ben erg voor de vrijheid van sociale partners —- daar kent men mij om — maar het kán dus niet dat mensen die een klein pensioentje afkopen en daar een aantal duizend euro voor krijgen, 70%, 80% of bijna 90% van dat bedrag kwijt zijn. Dat moet iedereen zich aantrekken en dat zullen wij ook doen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik voel dat de Kamer deze mening breed is toegedaan. Dat geldt ook voor het kabinet. Dit appel aan sociale partners is wat mij betreft echt heel stevig. Het zou een heel goed idee zijn als je de ingangsdatum van de AOW synchroon laat lopen met de ingangsdatum van je pensioen. Daarmee heb je alle kou uit de lucht en worden mensen die met het afkopen van hun kleine pensioentje nu soms op financiële achterstand worden gezet, daar niet meer mee geconfronteerd.

    De heer Madlener (PVV):
    Ook de komende maanden zullen mensen een afkoopregeling krijgen aangeboden. Gaat de staatssecretaris nu meteen actie ondernemen en verplichten dat daar bijvoorbeeld een waarschuwingssticker op komt, zodat mensen weten waar ze voor kiezen? Mensen moeten kunnen afkopen als ze dat willen, maar alle consequenties moeten helder zijn. Daar zullen wij het over eens zijn. Dus gaat de staatssecretaris nu meteen actie ondernemen zodat mensen ook volgende week al niet meer kiezen voor een afkoopregeling terwijl ze niet 100% weten waar ze fiscaal aan toe zijn?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik heb net gezegd dat mensen tot 1 april 2015 zelf al kunnen bepalen hoe ze zaken doen. Het feit dat wij dit debat voeren, is daar nog eens heel illustratief voor. Ik zal er alles aan doen om de communicatie, ook middels dit debat, verder te onderstrepen. Dus tot 1 april 2015 kunnen mensen de synchronisatie zelf goed bewerkstelligen, maar ik heb net in antwoord op vragen van mevrouw Vermeij al aangegeven dat ik middels dit debat maar ook anderszins het appel op sociale partners blijf doen om die twee data zo snel mogelijk met elkaar te synchroniseren.

    De voorzitter:
    Gaat u verder met uw betoog.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    De heer Van Weyenberg stelde een vraag over het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven. Daar kom ik, zoals hijzelf al heeft voorgesteld, na het zomerreces schriftelijk op terug. De heer Van Weyenberg vroeg of de beroepspensioenfondsen ook niet onder de Wet versterking bestuur pensioenfondsen moeten worden gebracht. Die wet is reeds van toepassing op de beroepspensioenfondsen. De governancebepalingen daarin gelden dus ook voor deze fondsen. Hierbij is uiteraard wel rekening met het bijzondere karakter van de beroepspensioenfondsen.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Dat betekent dus ook dat de positie van gepensioneerden in het bestuur van dat pensioenfonds geheel geborgd is wat de staatssecretaris betreft.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ja, want u vroeg het in de context van "Koşer Kaya/Blok". De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is van toepassing, ook op beroepspensioenfondsen.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Uw beeld is, neem ik aan, dat daaraan op dit moment uitvoering wordt gegeven en dat gepensioneerden actief de gelegenheid krijgen om in het bestuur plaats te nemen, conform de door u net genoemde wet. Verloopt de uitvoering naar tevredenheid?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Vanaf 1 juli jongstleden, eergisteren, is de wet van kracht geworden. Ik heb de Kamer toegezegd, inzicht te bieden in hoe de governance gestalte krijgt. Daar zal ik dit aandachtspunt bij betrekken.

    De heer Klein stelde een vraag over de rekenrente en de premiestaffels. Dat punt hoort natuurlijk bij de AMvB die te zijner tijd hier zal worden behandeld, stel ik me zo voor, in aanwezigheid van de staatssecretaris van Financiën.

    De heer Madlener stelde een vraag over de rol van de inspectie bij het pensioen. Die rol komt te vervallen, omdat in de praktijk is gebleken dat dat geen toegevoegde waarde heeft. Het toezicht komt namelijk te berusten bij het ministerie, waarvoor geen specifieke wettelijke basis nodig is. Vandaar dat we in de verzamelwet de rol van de inspectie schrappen.

    De heer Ulenbelt stelde een vraag over de taakuitoefening van DNB en AFM. Eigenlijk ging die vraag ook over inspectiezaken. Hij heeft mij heel specifiek gevraagd naar een casus die hij gisteren had gelezen rond het Pensioenfonds Schilders. Ik kan me natuurlijk niet mengen in individuele gevallen, zodat ik daar niet op kan ingaan. Ik denk dat de heer Ulenbelt dat begrijpt.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Er zijn hier ook debatten geweest over fraude in ziekenhuizen waar dat ook niet kon. Maar wat is hier gebeurd als het klopt wat er in de krant staat? Een zeer gewaardeerd voorzitter met twaalf jaar ervaring bij een fonds dat bovengemiddeld heeft gepresteerd in de afgelopen crisis, wordt een halfjaar voor zijn pensioen aan de kant gezet door DNB. Wat zit daar dan achter? Het gaat mij niet om de directeur zelf, maar om ...

    De heer Omtzigt (CDA):
    Voorzitter, een punt van orde. We praten hier over het ontslag van een individu.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Het is geen ontslag.

    De voorzitter:
    Mijnheer Ulenbelt, u kunt dit voorbeeld koppelen aan een algemene vraag. Kan dat zomaar?

    De heer Ulenbelt (SP):
    Mijn algemene vraag is: op welke bevoegdheden kan DNB zich beroepen om een voorzitter van een pensioenfonds te ontslaan, terwijl de rest van het bestuur blijft zitten? Dat roept toch vragen op? Dat is een algemene vraag.

    De voorzitter:
    Kunt u daarop in algemene zin antwoord geven, staatssecretaris?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Met een beleidsregel kan een minister of staatssecretaris natuurlijk altijd algemene regels stellen over generieke onderwerpen maar nooit over individuele casussen. Dat is mijn antwoord op deze vraag.

    De heer Madlener (PVV):
    Ik vind het goed dat we hier geen individuele casus gaan uitdiepen; daar zijn we hier niet voor. Wij zijn er natuurlijk wel om toezicht te houden op de toezichthouder. Er is nu een nieuw geval ontstaan, en ik denk dat het goed is dat wij aan de staatssecretaris vragen om de Kamer daarover te informeren. Zij moet nagaan of het toezicht goed heeft gefunctioneerd volgens de regels. Kan de staatssecretaris ons informeren over haar bevindingen?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    DNB is hierbij natuurlijk aan zet. Dat is de toezichthouder. Nogmaals, ik ga de Kamer niet over dit individuele geval informeren.

    De voorzitter:
    Mijnheer Madlener, u kunt iets algemener de vraag stellen hoe dat toezicht dan georganiseerd is.

    De heer Madlener (PVV):
    Als volksvertegenwoordiging is het onze taak om te kijken of de toezichthouder zijn taak goed uitoefent. Het lijkt mij heel redelijk om de staatssecretaris, nu dit geval zich voordoet, te vragen om de Kamer te rapporteren of de toezichthouder in haar optiek in dit geval …

    De voorzitter:
    Daar heeft de staatssecretaris al antwoord op gegeven. Zij gaat niet over een individueel geval rapporteren. Ik heb u twee keer de gelegenheid gegeven om daar in algemene zin een vraag over te stellen, bijvoorbeeld: hoe is dat toezicht nu georganiseerd? In deze context kan ik mij ook nog voorstellen dat u vraagt of de Kamer wel de toezichthouder van de toezichthouder is. De staatssecretaris betwist dat namelijk. Op de individuele casus gaat de staatssecretaris echter niet in. Na de derde keer ga ik u daar ook geen gelegenheid meer toe geven, tenzij u de vraag in algemene zin stelt.

    De heer Madlener (PVV):
    Ik vraag de staatssecretaris om naar aanleiding van dit geval het functioneren van de toezichthouder te bekijken en daarover een brief aan de Kamer te sturen. Dat lijkt mij een heel redelijk verzoek.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Nogmaals, het spijt me, maar op basis van dit individuele geval ga ik niet per brief informatie aan de Kamer doen toekomen.

    Ik vervolg mijn betoog. Ik ben aangekomen bij de amendementen die tot nu toe zijn ingediend. Ik heb heel goed geluisterd naar een aantal van de woordvoerders. In tweede termijn komt misschien ook nog het een en ander. Vervolgens kan ik daarop reageren.

    Het lid Lodders heeft het amendement op stuk nr. 16 ingediend. Daar ben ik al even op ingegaan. Dat heeft te maken met het verplicht inzichtelijk maken van het beleggen van fondsen. In de huidige vorm ontraad ik dit amendement. Ik heb goed geluisterd naar de Kamer.

    De voorzitter:
    Het amendement op stuk nr. 16 wordt ontraden.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Op het amendement op stuk nr. 17 van het lid Omtzigt ben ik ook al ingegaan. Hij vraagt om de zware voorhang. Ik ontraad ook dat amendement, want ik heb al gezegd dat daarmee de inwerkingtreding per 1 januari 2015 onder druk komt te staan. Het is aan de Kamer om dat zelf te bepalen.

    De voorzitter:
    Het amendement op stuk nr. 17 wordt ontraden.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Dat was al duidelijk geworden uit de eerdere tekst, dus de staatssecretaris is consistent. Echter, ik vroeg maar om één toezegging. De Kamer wil dat amendement helemaal niet, maar omdat wij de concept-AMvB niet gezien hebben, willen wij de toezegging van de staatssecretaris wij daar één keer vragen over kunnen stellen. Als de meerderheid van de Kamer vervolgens een aanpassing wenst, moet die per motie uitgevoerd worden. Als de staatssecretaris dat toezegt, doet zij materieel hetzelfde en komen we niet in een tijdsklem. Zodra de meerderheid van de Kamer beslist dat er een wijziging moet plaatsvinden, kan er onmiddellijk een nieuwe AMvB worden gemaakt en worden ingevoerd. Dat lijkt mij een praktische oplossing om niet in een tijdsklem te komen, maar wel iets van die AMvB te kunnen vinden.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Mag ik uit praktische overwegingen het volgende voorstellen? Laten we daar vóór mijn tweede termijn vijf minuten over doorpraten, want op zichzelf begrijp ik deze vraagstelling. Natuurlijk is het altijd aan de Kamer om zelf procedures te bepalen, maar ik heb ook goed gehoord wat de Kamer heeft gezegd over de deadline. Als we daar dus met zijn allen iets op kunnen verzinnen, dan zou dat niet verkeerd zijn.

    De voorzitter:
    U zegt dus eigenlijk dat u in tweede termijn op deze vraag terugkomt?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Dat lijkt mij prima. Voor de goede orde: het gaat natuurlijk om mijn collega van Financiën, in wiens geest ik nu tracht te handelen. Hij heeft de AMvB natuurlijk onder zijn hoede.

    De voorzitter:
    Dat betekent dat wij zo meteen even gaan schorsen, zodat u dat even kunt regelen.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Kan de staatssecretaris ons anders voorafgaand aan de tweede termijn via een heel kort briefje het beoogde tijdpad laten weten? Ik ben gewoon op zoek naar het antwoord op de vraag hoe dit in de tijd loopt. Als wij dit in tweede termijn pas mondeling horen, wordt het voor ons heel ingewikkeld. Ik vond de vraag van de heer Omtzigt namelijk verre van onredelijk.

    De voorzitter:
    Een korte schorsing kan ik mij voorstellen, maar dat geldt niet voor een schorsing die zo lang duurt dat er ook een kort briefje gemaakt kan worden. Ik kijk naar de staatssecretaris.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Wij bekijken gewoon even of wij naar bevind van zaken kunnen handelen, voorzitter, want wij hebben echt even contact nodig met de collega.

    De voorzitter:
    Maar er wordt gevraagd om een beetje inzicht te krijgen in het tijdpad. Daaraan kunt u vast tegemoetkomen als wij zo even schorsen. Wij spreken nu af dat wij schorsen voor de tweede termijn van de Kamer, want dan heeft de Kamer de gelegenheid om eventueel moties in te dienen. Gaat u verder met amendement op stuk nr. 18.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Amendement op stuk nr. 18 heb ik hier nog niet. Amendement op stuk nr. 19 heb ik wel.

    De voorzitter:
    U hebt amendement op stuk nr. 18 van mevrouw Lodders niet? Dan zorg ik ervoor dat u dat even krijgt.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Dank u wel. Zij heeft het wel aangekondigd.

    Amendement op stuk nr. 19 is van de heer Van Weyenberg. Dit gaat over de verlenging met zes maanden. Daartegen heb ik op zichzelf geen bezwaar, maar ik zeg daarbij nog wel het volgende.

    De voorzitter:
    Ik kijk even naar de heer Van Weyenberg. Wij hebben begrepen dat er een nieuw amendement is ingediend op dit punt. Dan is het misschien handig om de appreciatie daarvan straks te doen.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Ja, dat vind ik ook prima. Het amendement is net gewijzigd, maar dat is puur wetstechnisch, zo is mij gemeld.

    De voorzitter:
    Oké, dan kan de staatssecretaris nu wel reageren op de inhoud ervan.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Oké, ik moet erbij zeggen dat het niet met terugwerkende kracht kan, maar dat lijkt mij logisch.

    De voorzitter:
    Dan laat u het oordeel over het amendement op stuk nr. 19 dus aan de Kamer. Heb ik dat goed begrepen?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ja.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    De vraag werd gesteld, maar ik heb met het amendement niet beoogd om dit met terugwerkende kracht te doen. Ik kan mij vinden in de uitleg van het amendement door de staatssecretaris. Ik dank haar voor dit oordeel.

    De voorzitter:
    Dat is een goede aanvulling. Amendement op stuk nr. 15 hebt u ook nog niet besproken. Dat is van de heer Omtzigt.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ja, dat is het amendement over nettolijfrente of nettopensioen. Eigenlijk is dat overbodig, want je kunt nettopensioen inderdaad ook gewoon hanteren. Op zich heb ik echter geen bezwaar tegen dit amendement, maar het is eigenlijk overbodig.

    De voorzitter:
    Maar is het dan oordeel Kamer of overbodig?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik laat het oordeel erover aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Mevrouw Lodders heeft nog een vraag. Zij komt eraan gerend.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik werd net door collega Omtzigt gewezen op het amendement op stuk nr. 18. Ik denk dat er iets is misgegaan bij het kopieerapparaat, want er mist een A4'tje tussen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ja, dat klopt. Zal ik amendement op stuk nr. 18 in de tweede termijn bespreken?

    Mevrouw Lodders (VVD):
    In het systeem gaat het goed. Als ik iets moet doen, dan hoor ik het graag.

    De voorzitter:
    Ik stel voor dat wij het gewoon even meenemen in tweede termijn voor de snelheid.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Hiermee ben ik door de amendementen heen.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Ik heb nog één vraag over een eerder punt. Dat helpt mij voor de tweede termijn. Dank dus voor de gelegenheid. Wij hebben het gehad over de dispensatie en de uitleg die wij daaraan kunnen geven. Ik heb de staatssecretaris goed begrepen dat het voornemen is om de AMvB zo te doen dat een pensioenfonds, als aan de regels is voldaan, niet kan weigeren dat een werkgever voor een uitvoerende verzekeraar kiest. Het is niet helemaal technisch correct, maar het is dus geen kan- maar een moet-bepaling. Als een werkgever hierom vraagt binnen de regels, is er dus geen discretionaire ruimte voor het pensioenfonds om dat om hem moverende redenen tegen te houden. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? Zo nee, kan zij dit dan checken voor de tweede termijn?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Dat doe ik graag voor de tweede termijn, want dat vereist even finetunen, omdat wij dat in de AMvB heel helder willen hebben.

    De voorzitter:
    Daar komen wij dan in tweede termijn op terug.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Het antwoord op die vraag is voor mij relevant om te bepalen of ik met het amendement kom dat ik in eerste termijn heb aangekondigd. Mocht ik niet tevreden zijn over dat antwoord — dat verwacht ik echter niet — dan kom ik na de beantwoording met een amendement. Dat vind ik nooit zo chic. Dan heb ik nu al aangekondigd wat daarvan de achtergrond is.

    De voorzitter:
    Dat is wel chic.

    De heer Ulenbelt (SP):
    In mijn eerste termijn heb ik de staatssecretaris nadrukkelijk de gelegenheid gegeven om te reageren op de moestuinaffaire, zoals ik die noemde. Zij heeft dat niet gedaan. Was dat bewust of was zij het vergeten?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik heb gereageerd op het feit dat ik inderdaad in een interview het fenomeen moestuin over het voetlicht heb gebracht. Ik kan nog een keer dezelfde reactie geven, maar ik denk dat de heer Ulenbelt heel goed heeft gezien dat ik in het interview duidelijk heb willen maken dat het heel goed is dat iedereen over zijn oudedagsvoorziening nadenkt. Daar ging dat hele interview over. Toen heb ik inderdaad het voorbeeld genoemd van mensen die hun huis hebben afbetaald en dat als oudedagsvoorziening zien. Dan hebben ze daar ook nog een moestuin bij, heb ik toen gezegd, en die zien ze ook als oudedagsvoorziening. Ik begrijp eigenlijk … Nou ja, goed. Laat ik het daar maar bij laten, want dat is een hele hype geworden, kan ik wel zeggen. Terwijl er echt mensen zijn in Nederland met een moestuin.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Ik heb er zelf een, dus ik heb er verstand van.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Kijk.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Daarmee kun je echt je pensioen niet opbouwen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Dat heb ik ook niet gezegd.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Maar heel kort. De staatssecretaris heeft gezegd dat zij het een onhandige uitspraak vond. Haar partijvoorzitter zei: het is een stomme uitspraak. Zijn "stom" en "onhandig" synoniem? Als de staatssecretaris ja zegt, zijn we klaar.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Nou, als we daar Van Dale op naslaan, zegt dat volgens mij genoeg. Ik ga daar verder niet meer op in.

    De heer Madlener (PVV):
    Ik vind het toch een beetje schokkend dat de staatssecretaris hier niet verder op wil ingaan, want het heeft tot veel onrust geleid.

    De voorzitter:
    Maar: kort.

    De heer Madlener (PVV):
    Ik heb de staatssecretaris ook in mijn termijn gevraagd om hiervan duidelijk nog een keer afstand te nemen in deze zaal. Dit is de eerste keer dat wij spreken met de staatssecretaris over deze uitspraak. Ik weet dat zij in partijverband afstand heeft genomen van de uitspraak, maar ik verwacht eigenlijk iets meer dan een "ik ga er niet op in". Ik verwacht eigenlijk dat zij hier, in deze zaal, aan het Nederlandse volk zegt: dit had ik niet moeten doen en ik heb op geen enkele manier willen …

    De voorzitter:
    Uw vraag is helder.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik heb heel helder geantwoord, en ook in de pers nog eens onderstreept, dat ik de moestuin niet als dé oudedagsvoorziening of een oudedagsvoorziening zie. Dus ja, wat moet ik er meer van zeggen?

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik begrijp dat we de eerste termijn gaan afronden en ik heb nog twee vragen openstaan. De eerste vraag gaat over de 10% werkgeversbijdrage. Daarnaar had ik gevraagd in relatie tot de keuze. Ik hoop dat de staatssecretaris daarop nog kan ingaan.

    De tweede vraag gaat over de nettolijfrente of het nettopensioen, en dan met name over de signalen over het nabestaandendeel. Het nabestaandenpensioen mag bij overlijden alleen toekomen aan de partner, terwijl een nabestaandenlijfrente breder is.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ja, beide vragen zijn gesteld. Ik zal ze in tweede termijn beantwoorden. De laatste vraag hoort natuurlijk ook thuis bij de AMvB, maar ik zal er even op ingaan in tweede termijn.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Ik neem aan dat de staatssecretaris in tweede termijn ook nog zal ingaan op mijn vraag over de btw-koepelvrijstelling, en dan met name op het ATP-arrest.

    Ook heb ik in eerste termijn vragen gesteld over de acceptatieverplichting van de pensioenfondsen bij het aanbieden van het nettopensioen. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat er daarbij risico wordt afgewenteld op de gewone pensioenverplichtingen?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    De btw en het ATP-arrest horen eigenlijk niet thuis in de context van deze verzamelwet. Ik zal die vraag dus doorgeleiden naar mijn collega van Financiën, want hij gaat erover.

    Dat geldt ook voor de acceptatieplicht. Die hoort natuurlijk echt thuis bij de AMvB en die gaan we daarin ook meenemen. De collega van Financiën heeft dat ook onder zijn hoede.

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    De eerste vraag, over het ATP-arrest, ging over de reactie op de brief die we gisteren gekregen hebben. Wanneer komt de staatssecretaris van Financiën met het oordeel hierover?

    Mijn tweede vraag ging over de risico's. Worden die door het pensioenfonds niet verhaald op, of afgedekt door, het geld dat ze nodig hebben voor de gewone pensioengerechtigden?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Die acceptatieplicht, en dus ook de risico's die voortvloeien uit deze hele nieuwe manier van werken, horen thuis bij de AMvB. In die context zal dat ook zeker in de Kamer aan de orde komen.

    Over het ATP-arrest zei ik net — en dat ben ik ook vast van plan — dat ik mijn collega van Financiën zal vragen wanneer hij dat met de Kamer denkt te delen, want het is zijn pakkie-an.

    De vergadering wordt van 13.52 uur tot 14.06 uur geschorst.

    De voorzitter:
    Ik heb net met de staatssecretaris overlegd. Er stonden een aantal vragen open die eigenlijk nog beantwoord moeten worden voordat we beginnen aan de tweede termijn. Ik geef dus als eerste het woord aan de staatssecretaris voor het beantwoorden van die vragen. Ik denk dat het praktisch is om daarbij geen interrupties toe te staan. De leden kunnen dan naar aanleiding van de antwoorden besluiten of zij wel of niet een motie indienen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Voorzitter. Dat is fijn. Een van de belangrijkste vragen is natuurlijk hoe we nu verdergaan, zeker met de AMvB. Ik heb contact opgenomen en de AMvB wordt volgende week voorgehangen. Ik hoef de Kamer niet te vertellen dat daarvoor het haakje uit deze verzamelwet nodig is. De voorhangprocedure bedraagt vier weken, waarvan er drie buiten het reces vallen. In september praat de Kamer hierover dus verder met de staatssecretaris van Financiën. Vervolgens gaat de AMvB naar de ministerraad en daarna gaat hij naar de Raad van State. De inwerkingtreding is nog steeds wel voorzien op 1 januari 2015. Daarmee is dat helder.

    Mevrouw Lodders had nog een vraag die ik graag wil beantwoorden, namelijk op grond van welk artikel fondsen nu al aan de Nederlandsche Bank informatie moeten verstrekken over hun beleggingsbeleid. Dat is op grond van artikel 30 van het Besluit ftk. Dat bepaalt dat er een beschrijving van het beleggingsbeleid moet worden gegeven.

    De heer Omtzigt stelde mij de specifieke vraag hoe precies wordt getoetst of de tweede nota van wijziging wel of niet in strijd is met het Europees recht. Daarop is het antwoord dat er intern is getoetst aan de hand van de criteria die volgen uit diverse arresten van het Europese Hof.

    Dan lag er nog een vraag van mevrouw Lodders. Zij heeft gevraagd hoe het precies zit met de eisen, vooral voor nabestaandenpensioen. Daarop is het antwoord dat het fiscale kader minder strikte eisen stelt aan wie het nabestaandenpensioen toekomt dan de Pensioenwet. Dit knelt dus niet.

    Ik wil nog even ingaan op de twee amendementen die nog resten. Het amendement op stuk nr. 18 ontraad ik, omdat het vooruitloopt op het feit dat we de gehele situatie rond waardeoverdracht graag in één vloeiende beweging willen beetpakken.

    Het amendement van het lid Lodders op stuk nr. 21 ontraad ik. Ik denk dat ik daar voldoende over heb gezegd in verband met de jaarverslagen en wat pensioenfondsen daarover zoal hebben te laten zien. Ik krijg nu overigens het amendement op stuk nr. 21 in aangepaste versie.

    De voorzitter:
    Ik zie dat mevrouw Lodders wil interrumperen, maar ik heb dat nu liever niet. Daar hebben we straks de tweede termijn voor. Er zijn nog twee gewijzigde amendementen binnengekomen, op de stukken nrs. 20 en 21.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Het lijkt me goed dat ik die in tweede termijn behandel. Ik zie inderdaad dat er een aangepaste versie is.

    De voorzitter:
    Dan neemt u die zo mee in uw beantwoording in tweede termijn. Ik stel voor dat we dan nu beginnen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer.


    Termijn inbreng

    De heer Omtzigt (CDA):
    Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de staatssecretaris. Er blijft een aantal vraagpunten over voor de CDA-fractie. Wat betreft de AMvB is de voorhang niet stuitend en ik zocht heel duidelijk de toezegging dat de regering bereid is de AMvB te wijzigen, indien de Kamer tijdens de voorhang, in die drie weken in september, een motie indient en bij meerderheid aanneemt om daarin een wijziging aan te brengen. Dat zou mijn amendement in dit geval feitelijk overbodig maken. Wij delen de zorgen van het kabinet dat dit allemaal te laat is en ik heb helemaal geen zin in jij-bakken wie daar schuldig aan is, maar dit proces kan geen vertraging meer oplopen. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat zij niet zit te wachten op een voorhang die zij moet omzetten in de wet, want dan gaat 1 januari niet gehaald worden. Daarom zoek ik nu die toezegging van de staatssecretaris.

    Wij waren wat verrast door de plotselinge toezegging aan de D66-fractie dat dispensatie plaats zal vinden in het Boetebesluit. Dat betekent dat we straks een verplichte deelname aan een bpf hebben, maar dat je daar een uitzondering op kunt krijgen als je het ergens anders onderbrengt. Dan is het toch geen verplichte deelname aan de bpf meer? Waarom hebben we dan nog die tweede nota van wijziging? Het is ook heel bijzonder, want op dit moment kun je alleen een dispensatie voor een gewone pensioenregeling krijgen als je, voordat de pensioenregeling algemeen verbindend verklaard werd al een deelname in een regeling had en als die tenminste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan de regeling. Hier wordt het ergens anders ondergebracht, namelijk in het Boetebesluit, en niet in de Wet verplichte deelname bpf. Wat is daar precies de reden voor? Die wet lijkt mij een veel logischer plek om het in onder te brengen. En waartoe dient dan nog die tweede nota van wijziging? Waar eindigen we? Mag elke werkgever dat gewoon doen en is hij in dat geval ook van de 10% bijbetaling af? Dat is een heel interessante vraag, want als je het ergens anders onderbrengt en mensen niet deelnemen en ze die 10% niet meer krijgen, worden de niet-deelnemers benadeeld ten opzichte van de deelnemers. Mag dat? We zijn nu voor de zesde keer het voorstel aan het veranderen en het leidt weer tot behoorlijke complicaties.

    De CDA-fractie vindt het fijn dat het voorstel intern getoetst is aan het Europees recht, maar die toetsing is zeer marginaal geweest. Wij zouden die toetsing graag expliciet zien in de toelichting en daar hebben we ook meerdere keren om gevraagd. Er zitten namelijk nauwelijks solidariteitskenmerken in. Sterker nog, de kenmerken die erin zitten zijn dezelfde als die zitten in de tweede pijler van de verzekeringsproducten waarvoor de verplichtstelling niet geldt. Daar is de acceptatieplicht ook van kracht. Je mag onder de Pensioenwet niet de ene deelnemer wel accepteren en de andere deelnemer niet. Dat is geen solidariteitskenmerk als zodanig onder de Europese wetgeving. Wil de staatssecretaris dit extern nog een keer toetsen en ons nog een keer laten weten of het klopt? Anders krijgen we hier Europees-rechtelijk gedoe mee. Dat lijkt me onwenselijk.

    We hebben tot nu toe geen antwoord gehad op de best wel moeilijke definitiekwestie wat beleggen in Nederland is. Dat maakt het voor mijn fractie heel moeilijk om te besluiten of wij dat in de wet willen hebben. Ik noemde een simpel voorbeeld. Die brievenbusmaatschappij is inderdaad interessant, maar wat als ik als pensioenfonds 10 miljoen aan aandelen Shell koop. Heb ik dan voor 10 miljoen in Nederland geïnvesteerd, of voor 5 miljoen omdat ze in Nederland en Londen zitten, of voor minder dan 1 miljoen omdat minder dan 10% van de activiteiten van Shell in Nederland plaatsvindt? Dat is een zeer relevante vraag. Het maakt nogal uit. Als iedereen dat vrijelijk kan kiezen in zijn jaarverslag, hebben we een lege regel in het jaarverslag staan. Dat zouden we moeten willen vermijden. Dit is nog het makkelijkste voorbeeld. Er zijn nog veel gecompliceerdere voorbeelden te bedenken. Gelooft u mij: dat lukt mij met groot gemak.

    Ik heb nog geen antwoord gehoord op de vraag waarom er voor die nettostaffels 4% gekozen is. Waarom is die 3% niet mogelijk? Is de regering alsnog bereid dat mogelijk te maken?

    Ik wil twee zaken behandelen die er zijdelings mee te maken hebben. De eerste gaat over kleine pensioenen en de afkoop ervan. Ik geloof dat ik daarbij met mevrouw Vermeij volledig op één lijn zit, dat er nog wel een tandje bij kan, wat ook het veld enigszins is aan te rekenen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat mensen van wie het kleine pensioen voor de AOW-datum is uitbetaald, een groot deel van de afkoopsom moesten betalen aan de Belastingdienst en daarbovenop toeslagen verliezen en op de AOW-partnertoeslag gekort zijn;

    overwegende dat het niet de bedoeling is van de fiscale wetgeving om AOW-premies te heffen over een klein pensioen;

    overwegende dat mensen vaak niet geïnformeerd zijn over de mogelijkheid om de afkoopsom niet te laten meetellen voor het inkomen voor de huurtoeslag;

    constaterende dat als mensen geïnformeerd waren over de mogelijkheden tot uitbetaling na de AOW-datum en over de huurtoeslag, zij een veel groter deel van hun kleine pensioen hadden overgehouden;

    verzoekt de regering, met de pensioenuitvoerders samen en desnoods wettelijk te regelen dat pensioenafkoop in reguliere gevallen alleen plaatsvindt na de AOW-leeftijd;

    verzoekt de regering tevens, mensen met terugwerkende kracht de mogelijkheid te geven om de uitbetaling van hun kleine pensioen ongedaan te maken en de uitbetaling plaats te laten vinden na de AOW-datum;

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 22 (33863).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    van mening dat de ontslagdatum, ingang AOW en de ingangsdatum van de pensioenuitkering allemaal samen dienen te vallen;

    constaterende dat dat niet het geval is op dit moment, indien bijvoorbeeld de pensioenuitkering ingaat op een ander moment dan de AOW-uitkering;

    verzoekt de regering, in overleg te treden met de sociale partners en pensioenuitvoerders en voor 1 oktober voorstellen te doen om het geconstateerde probleem op te lossen;

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 23 (33863).

    De heer Omtzigt (CDA):
    De staatssecretaris gaf al aan dat het van één naar drie maanden gaat, dus dat probleem kan heel snel heel veel groter worden. Het lijkt me goed om dat te voorkomen vóór 1 oktober.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Ik heb vrij veel nadruk gelegd op de kleine pensioentjes en de afkoop daarvan. Nu hebben we net een brief gekregen. Die was weliswaar onbevredigend, maar daarin stond dat die terugwerkende kracht juridisch niet mogelijk is. Nu dient de heer Omtzigt een motie in waarvan hij al weet hoe de regering erop zal reageren. Is het dan niet verstandiger om op mijn aanbod in te gaan en het reces te gebruiken om te bekijken wat we zelf kunnen doen in plaats van moties in te dienen waarvan we nu al weten dat die juridisch niet mogelijk zijn?

    De heer Omtzigt (CDA):
    Op dit moment kunnen ze inderdaad juridisch niet. Maar nou praten we net met de wetgever, en die kan voorstellen doen om dat eenmalig juridisch wel mogelijk te maken. Dus dat is wel degelijk een van de dingen die wij denken dat mogelijk moet zijn. Dat kunnen we zelf overigens ook, daar heeft mevrouw Vermeij volledig gelijk in. Het kan wettelijk geregeld worden, maar bij de toeslagen kan ook sprake zijn van een coulanceregeling. Dat is in de belastingwetgeving heel veel mogelijk. Er mag afgeweken worden van de wet ten voordele van de belastingplichtige; daar is staande jurisprudentie voor die ook hier, op de toeslagen, van toepassing verklaard zou kunnen worden. Als dat gebeurt, of als bijvoorbeeld de bezwaar- en beroepstermijnen wat opgerekt worden, dan is ook een heel groot gedeelte van het probleem opgelost. Mensen kunnen dan alsnog de huurtoeslag terugvragen waar ze recht op gehad zouden hebben. De flexibiliteit laat ik volledig bij de regering. Ik merk nu dat de voorzitter mijn microfoon heeft uitgezet.

    De voorzitter:
    Excuus.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Voorzitter, ik begrijp u vandaag volledig. U moet nog heel lang mee vandaag, vrees ik.

    De voorzitter:
    Nou, niet alleen vandaag, hoop ik.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Nee, nee. De vergadering moet nog heel lang mee. De cao van de voorzitter voorziet niet in een achturige werkdag vandaag.

    De voorzitter:
    En die van de Kamerleden overigens ook niet.

    Mevrouw Vermeij geeft aan dat zij geen tweede termijn nodig heeft. Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg en terwijl hij hierheen loopt kan ik u melden dat de heer Ulenbelt zich voor de rest van het debat heeft afgemeld omdat hij ook bij een ander debat aanwezig moet zijn en zich niet kan delen.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat zij het oordeel over het amendement dat wij hebben ingediend rond de waardeoverdracht, aan de Kamer laat. Ik kondig nu alvast aan dat er nog een nadere technische wijziging deze kant op komt; zo gaat dat soms met last-minutedingen.

    Wat betreft de afkoop van kleine pensioenen en de motie van de heer Omtzigt zie ik uit naar de reactie van de staatssecretaris. Volgens mij zitten wij allemaal met dezelfde zoektocht.

    Ik heb nog drie vragen. De eerste gaat over beleggen in Nederland en hoe we moeten kijken naar de verplichting. De heer Omtzigt stelde daar een heel terechte vraag over: hoe ga je dat meten? Ik sluit me graag bij die vraag aan.

    Dan over de dispensatie; als een werkgever zegt dat hij een gelijkwaardige pensioenregeling gaat aanbieden, maar kiest voor een verzekeraar, is dat dan iets waar hij recht op heeft of kan het pensioenfonds dat weigeren? Die vraag heeft de staatssecretaris volgens mij bij de verlenging van haar eerste termijn, wellicht abusievelijk, niet beantwoord. Dus ik vraag haar om daar alsnog op in te gaan. Haar antwoord is namelijk belangrijk voor de vraag of ik nog een amendement indien.

    De brief over het grafisch bedrijf en het pensioenfonds wacht ik af. Dank voor de toezegging op dat punt.

    De staatssecretaris heeft het tijdpad aangekondigd. Er is natuurlijk een verschil. Bij een AMvB kan het kabinet in theorie een motie naast zich neerleggen, terwijl wij bij wetgeving een wet al dan niet aan een meerderheid helpen. Daar heeft het kabinet het dan mee te doen, zeg ik zonder dat dreigend te bedoelen. Ik ben op zoek naar een bevestiging van de staatssecretaris dat het principe dat Kamermoties worden uitgevoerd, ook bij de AMvB geldt. Mocht de Kamer bij de AMvB met een meerderheid moties aannemen, dan is wil ik er zeker van zijn dat het kabinet die niet naast zich neerlegt.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Voorzitter. In eerste aanleg leek dit een heel simpel wetsvoorstel, maar nu blijkt dat er toch een behoorlijke discussie is ontstaan. Ik wil in tweede termijn nog bij een viertal punten stilstaan. Allereerst wil ik de staatssecretaris bedanken voor de beantwoording in algemene zin, maar specifiek voor de dispensatie voor de werkgever. Ik vraag de staatssecretaris nog wel of zij bereid is de Kamer te informeren op basis waarvan die dispensatie wordt verleend.

    Ik heb vragen gesteld over de rapportageverplichting en met name over de informatie van DNB. Daar heeft de staatssecretaris zojuist op geantwoord, dus blijft mijn vraag staan: wanneer gaat de staatssecretaris pensioenfondsen aanspreken op datgene wat gerapporteerd wordt? Wat gebeurt er als de pensioenfondsen daar niet op reageren of als er een discussie ontstaat over de inhoud? Wat zijn de sancties?

    Ik heb ook nog een vraag gesteld over de 10%-werkgeversregeling. Het antwoord daarop heb ik gemist, dus wellicht kan de staatssecretaris daar bij de 10%-bijbetalingspremie nog op ingaan. Mijn volgende punt sluit aan bij het amendement van de heer Omtzigt op stuk nr. 15 over het vervangen van de term "nettolijfrente" door de term "nettopensioen". Ik wil de staatssecretaris vragen of zij, los van het aannemen van dit amendement, nog eens in kaart wil brengen wat het onderscheid is tussen nettolijfrente en een nettopensioen. Ook hoor ik graag het onderscheid tussen de tweede en derde pijler, met name met betrekking tot de fiscale wetgeving, als de term nettopensioen zou worden gehanteerd. Daarbij heb ik een verzoek om specifiek in te gaan op de nabestaanden. Als ik goed ben geïnformeerd, is in de Wet LB uit 1964 het nabestaandenpensioen beperkter dan de nabestaandenlijfrente. Dat in kaart brengen mag overigens best in het reces gedaan worden.

    Ik heb een tweetal moties, maar voordat ik daartoe overga, wil ik nog opmerken dat ik het erg jammer vind dat mijn amendement over de waardeoverdracht wordt ontraden; dat zal bij de nota worden besproken. Dit amendement raakt niet aan de waardeoverdracht en de regels van de waardeoverdracht, maar het raakt enkel en alleen aan de situatie waarin de werknemer zijn waarde niet kan overdragen conform de bestaande regels. Ik vind dat erg jammer.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in de voorliggende Verzamelwet pensioenen 2014 de mogelijkheid wordt gecreëerd om per Algemene Maatregel van Bestuur de voorwaarden en de uitvoering van de nettolijfrente voor werknemers met een inkomen boven de €100.000 te regelen;

    overwegende dat er in het pensioenveld onduidelijkheid is of het afgesproken percentage van 1,875 daadwerkelijk gehaald kan worden;

    verzoekt de regering, bij de voorhangprocedure van de AMvB, dan wel indien wettelijke aanpassingen nodig zijn, uiterlijk bij het Belastingplan 2015 te waarborgen dat het percentage van 1,875, zoals vermeld in de brief van 18 december 2013, kan worden gerealiseerd;

    verzoekt de regering voorts, bij de uitwerking van de AMvB het tevens mogelijk te maken dat alle werkgevers elke pensioenuitvoerder die zij willen, kunnen kiezen (in de tweede en derde pijler) om deze vrijwillige nettolijfrente uit te voeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 24 (33863).

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Ik heb een vraag over deze motie. Wij hebben zojuist uitvoerig gesproken over de keuzes van de werknemer en werkgever in het aanbieden van de nettolijfrente. Ze mogen inderdaad kiezen voor een andere aanbieder, maar wel onder gelijke voorwaarden. Ik zou graag willen dat dit nog even wordt bevestigd.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Dat bevestig ik. Het is conform de afspraak die wij met elkaar gemaakt hebben.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in de voorliggende Verzamelwet pensioenen 2014 de mogelijkheid wordt gecreëerd om per Algemene Maatregel van Bestuur de voorwaarden en de uitvoering van de nettolijfrente voor werknemers met een inkomen boven de €100.000 te regelen;

    constaterende dat er nu nog onvoldoende duidelijkheid is in hoeverre er, in verband met de taakafbakening, bij de uitvoering van de nettolijfrente sprake is van een werkgeversbijdrage van 10%;

    verzoekt de regering, voor de uitwerking van de AMvB duidelijkheid te creëren over de werkgeversbijdrage van 10% en de Kamer hierover te informeren;

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 25 (33863).

    De heer Klein (50PLUS/Klein):
    Voorzitter. De discussie over deze wet, met name over het onderdeel van de nettolijfrente, is uitermate warrig. Het is een soort haasje-over: we gaan het voorliggende wetsvoorstel aannemen, maar voor de uiteindelijke uitwerking en uitvoering zijn we erg afhankelijk van wat er in de AMvB staat. Hoe gaan we dat dan doen? Het is nog maar de vraag of we op dat moment vinden dat de wet überhaupt wel verstandig is. In onze ogen loopt de zaak vooruit op dat wat je daadwerkelijk wilt regelen. Je moet eerst goed weten hoe de context eruitziet en wat je wilt regelen in de AMvB. Natuurlijk kun je met moties de AMvB wijzigen, maar dan wordt het wel een heel rare figuur. Dat had je immers van tevoren moeten bekijken bij het opstellen van het wetsvoorstel.

    Voor mij is de discussie of het nettolijfrente of nettopensioen is heel duidelijk. Het is nettolijfrente, en maakt daarmee deel uit van de derde pijler; het is een verzekeraarspunt. Daarom vind ik het uitermate onzorgvuldig om er op deze manier mee om te gaan. De verwarring wordt alleen maar groter op het moment dat je in de wet stelt dat je met het amendement het nettopensioen zou invullen in plaats van de nettolijfrente, want dan haal je pensioen en lijfrente weer door elkaar. De vragen die mevrouw Lodders hierover heeft gesteld zijn dan ook volkomen terecht, maar het is tamelijk onlogisch om de antwoorden op de vragen te krijgen nadat de wet eventueel aangenomen is.

    Twee dingen zijn nog heel belangrijk in dit verband. Ten eerste heeft de staatssecretaris het over het nabestaandenpensioen gehad. Ik had het in mijn bijdrage met name over de eigendomsrechten van de nettolijfrente die in het kader van erfrecht voor eventuele nabestaanden ontstaan. Dat is een vermogensdeel en de vraag is hoe je daarmee omgaat. Dat is nog volstrekt niet duidelijk.

    Ten tweede wordt aangegeven dat de acceptatieplicht in de AMvB wordt uitgewerkt. Als je een acceptatieplicht hebt, moet het volgens mij een criterium zijn dat de risico's die ontstaan voor een pensioenfonds nooit ten laste komen van de gepensioneerden. Het vermogen van het pensioenfonds dat het fonds moet gebruiken voor een goed pensioen, mag nooit gebruikt worden om de risico's van deze excedentregeling af te dekken.

    Tot slot dank ik de staatssecretaris voor de beantwoording van diverse vragen, in het bijzonder die over de afkoopregeling voor kleine pensioenen. Dat is immers een zaak waar 50PLUS in het verleden veel aandacht aan gegeven heeft. We zijn blij dat dit goed opgepakt wordt met nog een schepje er bovenop.

    De heer Madlener (PVV):
    Voorzitter. Ik moet helaas mijn enorme teleurstelling uitspreken over de reactie van de staatssecretaris op mijn vraag over die uitspraak over de moestuin. Ik ben daar echt van geschrokken. De staatssecretaris beging onlangs een blunder in het interview in het AD, waarin zij zei dat mensen maar een moestuin moeten nemen als aanvulling op hun pensioen. Aangezien die blunder in Nederland zo veel onrust heeft veroorzaakt onder gepensioneerden en mensen die nog met pensioen moeten gaan, zou het de staatssecretaris sieren als zij ruiterlijk afstand doet van haar uitspraak wanneer zij hierover in deze Kamer een debat voert. Het zou haar sieren als ze zegt dat ze begrijpt dat dit een heel domme uitspraak was en dat ze op geen enkele manier heeft bedoeld te zeggen dat de moestuin maar in de plaats moet komen van het pensioen.

    Ik vind de reactie van de staatssecretaris echt heel minimaal. Ik had verwacht dat ze een ruiterlijk gebaar richting de Kamer zou maken. Ik ben daarvan geschrokken. Begrijpt zij nu echt de impact van zo'n uitspraak? Ik wil hier nogmaals een beroep doen op de staatssecretaris om ruiterlijk te erkennen dat deze blunder een blunder was, een verspreking. Ik roep haar op om uit te spreken dat ze begrijpt dat ze dit nooit had moeten zeggen en dat ze hier afstand van neemt. Kennelijk heeft ze dat in een interview al gedaan, maar het zou goed zijn als ze dat ook tegenover de volksvertegenwoordiging in deze Kamer doet. Daarmee wordt iedere onduidelijkheid uitgesloten.

    Wat betreft de beleggingenrapportage sluit ik me aan bij de vragen van de collega's. Wat betreft de afkoop van kleine pensioenen hoop ik dat vanaf vandaag geen enkele afkoop van zo'n klein pensioen meer geschiedt zonder dat mensen zich volledig bewust zijn van de mogelijke fiscale consequenties.

    De voorzitter:
    Daarmee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de staatssecretaris van Sociale Zaken in de gelegenheid is direct te antwoorden.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Voorzitter. Ik weet wat u vandaag nog allemaal op uw bord hebt liggen. Nog eenmaal, want dan is het heel helder: een moestuin is niet de oudedagsvoorziening in Nederland. Punt. C'est tout.

    Gevraagd is hoe we dat nou allemaal gaan doen rondom die Algemene Maatregel van Bestuur. Ik heb zojuist geschetst hoe een en ander zal verlopen. De heer Omtzigt, en met hem de Kamer, vraagt of de regering bereid zou zijn wijzigingen in de AMvB door te voeren als die bij meerderheid door de Kamer gevraagd worden. Wij luisteren natuurlijk altijd naar de Kamer. Dat geldt in dit geval zeker, omdat dit een wet van de Kamer is. Ik denk dat het wel goed is om dat nog eens te beklemtonen.

    De heer Klein zei dat het allemaal wel een tikje ingewikkeld is, al zijn dat mijn woorden. Er ligt een wens van de Kamer om dit product te laten uitvoeren in de tweede pijler. Het kabinet is werkelijk alles aan het doen om dat mogelijk te maken. Daarbij ga je natuurlijk op zoek naar voertuigen om dit tot stand te kunnen brengen, en wel zo spoedig mogelijk. Ook dat is namelijk een wens van de Kamer. Daarom hebben wij het vehikel van de Verzamelwet pensioenen beetgepakt. Normaliter zou er over die wet waarschijnlijk geen woord gewisseld zijn, maar nu wel. Dat komt natuurlijk doordat we dat voertuig beetpakken. Het kan dan niet zo zijn dat het kabinet wordt verweten dat het niet zijn best doet om de boel overeind te krijgen. We zijn zeer doende om mogelijk te maken dat dit derdepijlerproduct in de tweede pijler kan worden aangeboden. Dat gebeurt dus middels een Algemene Maatregel van Bestuur. Ik spreek ook namens mijn collega Wiebes van Financiën als ik zeg dat wij onze oren wagenwijd openzetten. Dat doen wij ook in het debat rond die AMvB, of dat nou schriftelijk of mondeling wordt gevoerd. Dat moet duidelijk zijn. Daar hoort natuurlijk alles bij wat hier hedenmiddag gewisseld is.

    Voor de helderheid ga ik nog even in op de vraag wanneer een werkgever nou dispensatie kan aanvragen voor uitvoering door bijvoorbeeld een verzekeraar in plaats van een pensioenfonds. Daarvoor bestaan enkele voorwaarden, waarover de Kamer ongetwijfeld weer van gedachten zal wisselen bij de AMvB. Een van de belangrijkste voorwaarden is dat de deelnemers er niet slechter uitkomen dan wanneer de werkgever bij het pensioenfonds zou blijven aanhaken. Dat spreekt voor zich, zou ik bijna willen zeggen. Dit is nog even het antwoord op de vraag van de heer Van Weyenberg.

    Ik kom bij de vragen die de heer Omtzigt in tweede termijn heeft gesteld. Ook zij komen terug bij de AMvB. Dat geldt voor de 10% rond de werkgevers en ook voor het Europees recht. Wij hebben dit inderdaad goed getoetst aan wat wij nu voorhanden hebben. Ik ken de heer Van Weyenberg echter goed genoeg om te weten dat hij ook de AMvB op dat punt tegen het licht zal houden.

    Als het gaat om beleggen in Nederland, heb ik al de toezegging aan de heer Ulenbelt gedaan om inzichtelijk te maken welke criteria de Nederlandsche Bank hanteert. Die toezegging doe ik gestand. De staffels van 3% of 4% komen natuurlijk ook bij de AMvB aan snee.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Ik neem het maar even aan als een toezegging dat er op beide punten, te weten het Europees recht en de 10% en de wijze waarop dat bij het Boetebesluit gaat, expliciet wordt ingegaan in de brief die bij de AMvB komt of in een aparte brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken. Verder dank ik voor het feit dat er toch weer ruimte is waardoor een staffel van 3% misschien mogelijk is. Wij houden hier hoop en zullen dat dan wel zien tegen die tijd.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Waarvan akte.

    Ik kom bij de moties van de heer Omtzigt. In de motie op stuk nr. 22 is de terugwerkende kracht aan de orde. In het debatje werd een en ander al duidelijk, want ik heb daarin toegezegd dat ik van de zijde van de regering er samen met de sociale partners alles aan zal doen om zaken te synchroniseren. Daarom ontraad ik deze motie.

    Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 23. Daarin wordt de regering verzocht om niet alleen in overleg te treden met de sociale partners — wat ik reeds heb toegezegd — maar ook om voor 1 oktober voorstellen te doen voor de oplossing van het geconstateerde probleem. Ik kan niet toezeggen dat ik die deadline ga halen en daarom ontraad ik deze motie. Ik ben al in overleg met de sociale partners en pensioenuitvoerders en dat blijf ik met verve doen, zoals ik net al heb gezegd.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Wat is dan wel een deadline om ons te informeren over dat overleg?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik zeg de Kamer toe dat als ik vind dat wij inderdaad iets te melden hebben over de uitkomsten van het overleg met de sociale partners en pensioenuitvoerders, ik de Kamer daarover onverwijld en onmiddellijk zal informeren.

    De voorzitter:
    Hebt u enig idee wanneer dat is?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Nee, want ik ga gewoon in overleg en kijk wat dat oplevert.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Ik wil toch een datum horen, want op 1 december wordt het gat weer wat groter door de verdere verhoging van de AOW-leeftijd. Mijn verzoek is om de Kamer voor 1 november te informeren over hoe het erbij staat — dus ook als er niks is — zodat wij dan in ieder geval weten of de Kamer actie moet ondernemen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik zeg toe dat ik de Kamer in het najaar op de hoogte stel van wat mijn overleg heeft opgeleverd.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Ik begrijp het ontraden van de eerste motie van de heer Omtzigt, ook vanwege de terugwerkende kracht. Ik heb daar ook wel begrip voor. De staatssecretaris gaat nu in overleg en ze rapporteert daarover in het najaar. In de motie van de heer Omtzigt wordt de regering echter ook verzocht om met een bepaalde insteek met voorstellen te komen. Begrijp ik de staatssecretaris goed dat haar insteek dezelfde is als die in de motie van de heer Omtzigt?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik heb het zo beluisterd dat de volledige Kamer met mij vindt dat hier echt een probleem aan de orde is. Wij willen met z'n allen graag een oplossing voor dat probleem. Ik stel dat probleem dus aan de orde en samen met de partners ben ik op zoek naar de oplossing. Het voortouw ligt voor een heel groot gedeelte bij die partners en zij moeten zich dat ook realiseren.

    Voorzitter. Dan kom ik bij de inbreng in tweede termijn van de heer Van Weyenberg. Ik ben al ingegaan op het onderdeel van de dispensatie en ook op de AMvB. Ik hoop dat ik daarmee de heer Van Weyenberg volledig heb geantwoord.

    Dan kom ik bij mevrouw Lodders.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Dat heeft de staatssecretaris. Ik heb boven de markt laten hangen of ik nog een amendement indien. Voor de zuiverheid van het debat kondig ik nu aan dat niet meer te zullen doen.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Mevrouw Lodders heeft nog een aantal zaken aangesneden die inderdaad bij de AMvB verder worden bediscussieerd, zoals de 10% werkgeversbijbetaling en de dispensatie. Daar ben ik net op ingegaan. Wanneer zou de rapportageverplichting er kunnen komen als we die verplichting in dit wetsvoorstel verankeren en welke sancties zou je daarbij kunnen benutten? Dat hebben we natuurlijk nog niet uitgewerkt. Zodra we dat wel gedaan hebben, zal ik de Kamer daarvan op de hoogte stellen.

    Ook mevrouw Lodders heeft een tweetal moties ingediend. De motie op stuk nr. 24 gaat over het kiezen van een pensioenuitvoerder, als ik dat in kort bestek zo mag zeggen. Ik heb goed geluisterd naar het kleine debatje dat mevrouw Lodders net had met mevrouw Vermeij. Als we dat debatje hier ook bij betrekken, kan ik deze motie overlaten aan het oordeel van de Kamer. Hetzelfde geldt voor de laatste motie op stuk nr. 25, waarin de regering wordt verzocht om voor de uitwerking van de AMvB duidelijkheid te creëren over de 10% werkgeversbijdrage. Dat heb ik net al toegezegd. Ik zal dat verzoek doorgeleiden naar mijn collega van Financiën.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik heb nog één vraag openstaan. Ik heb de staatssecretaris gevraagd of zij wil toezeggen dat ze het hele verhaal rondom nettopensioen en nettolijfrente zal uitwerken, inclusief de vragen daarover. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ik denk dat dit ook een mooie gezamenlijke actie is van Financiën en Sociale Zaken. Als ik nu eens probeer om dat mee te laten sturen met de AMvB, dan heeft de Kamer alles op een rijtje.

    Last but not least de vragen van de heer Klein. Ik denk dat ik die daarmee ook heb beantwoord. De vragen van de heer Klein waren immers ook zeer gerelateerd aan de AMvB.

    Dan denk ik dat ik aan het einde van mijn tweede termijn ben.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Ik hoor van de griffier dat er nog onduidelijkheid is over het oordeel van de staatssecretaris over het amendement op stuk nr. 21.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Het amendement op stuk nr. 21 van mevrouw Lodders is aangepast.

    De voorzitter:
    Nee, dat is een ander amendement. Mevrouw Lodders wil het even toelichten.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik had een amendement ingediend om alle rapportageverplichtingen te schrappen. Het amendement op stuk nr. 21 wil alleen de laatste verplichting schrappen die tijdens de verzamelwet wordt toegevoegd. Het oordeel zal hetzelfde zijn.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Ja, voorzitter. Het oordeel is ontraden.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Ik wil ook nog graag weten wat het oordeel is van de staatssecretaris over het amendement op stuk nr. 26 van de heer Van Weyenberg.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Volgens mij is dat de wijziging van het amendement dat reeds eerder is geapprecieerd met oordeel Kamer, op basis van een wetstechnische verbetering.

    Staatssecretaris Klijnsma:
    Dat klopt.

    De algemene beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    De stemmingen over de amendementen, het wetsvoorstel en de moties zal vanavond plaatsvinden, althans vannacht.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    De voorzitter:
    Het woord is aan mevrouw Van Tongeren van GroenLinks.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Voorzitter. Wij kregen vandaag om 11.30 uur een brief van de minister waarin staat dat de oorspronkelijke afspraak over de sluiting van de kolencentrales komt te vervallen. Die wordt vervangen door een ingewikkelde regeling rond rendementseisen. De oorspronkelijke afspraak was dat de kolentaks pas zou vervallen als de vijf centrales daadwerkelijk dicht waren. Uit deze brief blijkt dat dat al kan als alleen een Algemene Maatregel van Bestuur die iets ingewikkelds zegt over rendementseisen voor drie centrales gemaakt is. GroenLinks vindt dat daarmee het energieakkoord eigenlijk wankelt op de grondvesten. Het energieakkoord is zo belangrijk voor Nederland en de Nederlandse economie dat mijn fractie vandaag nog een debat wil met minister Kamp over het energieakkoord en de toekomst van het energieakkoord. Ik doe deze aanvraag mede namens mijn collega's van de Partij voor de Dieren, de ChristenUnie en het CDA.

    De voorzitter:
    Er ligt een verzoek om steun voor het houden van een debat, vandaag nog, over de toekomst van het energieakkoord.

    De heer Jan Vos (PvdA):
    Mijn fractie is buitengewoon verheugd over de mededeling dat de vijf kolencentrales dichtgaan. Ik heb van vrijwel alle deelnemers aan het energieakkoord inmiddels informeel begrepen dat zij zeer gelukkig zijn. Ook Greenpeace was gelukkig. Ik zou dus zeggen: volle kracht vooruit. Ik heb nog wel een aantal vragen en ik ga dus graag met de minister in debat, maar na het reces.

    De voorzitter:
    Geen steun voor het verzoek.

    De heer Smaling (SP):
    Ik ben het vaak eens met mevrouw Van Tongeren en ik ben dat nu ook wel in de zin van dat het een brief is die misschien wat opschudding veroorzaakt. Ik heb de brief echter nog eens goed gelezen en ik kan mij toch wel vinden in de alternatieven die in de brief worden voorgesteld. Ik wil dus graag een debat, maar ik zie niet de noodzaak om dat vandaag nog te houden.

    Mevrouw Van Veldhoven (D66):
    Ik hoor de heer Vos net juichen over het feit dat er vijf kolencentrales dichtgaan. In de brief lees ik echter niet dat dat het geval is. Ik zou dan ook graag een aanvullende brief ontvangen van de minister waarin staat op welke wijze volgens hem aan de voorwaarden is voldaan en dat die vijf dichtgaan voordat wordt overgegaan tot vrijstelling van de kolenbelasting. Ik denk niet dat we die brief vandaag nog kunnen verwachten dus ik zou geen moeite hebben met een debat snel na het reces. Daarvoor geef ik in ieder geval steun.

    Mevrouw Klever (PVV):
    Als mevrouw Van Tongeren een debat had aangevraagd over de 1.000 mensen die hun baan gaan verliezen vanwege de sluiting van de kolencentrales, dan hadden wij dat graag gesteund. In dit geval steunen wij het verzoek niet.

    De heer Leegte (VVD):
    Er is verder niets nieuws onder de zon. We wisten dat de oplossing die de minister nu heeft gevonden ingewikkeld zou zijn. We moeten onszelf een beetje serieus nemen. Laten we gewoon na het reces het debat houden dat al gepland staat. Wij geven dus geen steun.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Wij steunen het voorstel voor een debat snel na het reces en na een brief van de minister.

    De voorzitter:
    Mevrouw Van Tongeren, u krijgt niet de steun van de meerderheid voor het vandaag nog houden van een debat. Er staat al wel heel lang een debat gepland over het energieakkoord. Ik kan mij zo voorstellen dat dat vlak na het reces wordt gevoerd. Ik ga mij daarvoor althans inspannen.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Een brief van de minister met de uitleg die D66 gaf en dan zo snel mogelijk na het reces een debat. Dat zou mijn fractie echt enorm op prijs stellen, vanwege de urgentie.

    De voorzitter:
    Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Afschaffing plusregio's

    Afschaffing plusregio's

    Aan de orde is de behandeling van:

    • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio's (33659).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune en natuurlijk de deelnemers aan het debat. Ik wil met de leden afspreken om in de eerste termijn terughoudend te interrumperen. Laten we beginnen met twee interrupties in de eerste termijn van de Kamer. Daarna kijken we verder. Ik geef het woord aan de heer Schouw als eerste spreker.

    De heer Schouw (D66):
    Voorzitter. We hebben een belangrijk onderwerp bij de kop, zo aan de rand van het parlementaire jaar. Het is fijn dat het gelukt is om het te behandelen voor het zomerreces. Het is een belangrijk onderwerp dat bestuurlijk Nederland bezighoudt en verder overigens helemaal niemand, geloof ik. Bestuurlijk Nederland is hier nogal mee bezig, want het gaat wel ergens over. In het kort geef ik voor de mensen thuis aan waar het over gaat. Het gaat over het afschaffen van de Wgr-plus. Dat is verplichte samenwerking binnen gemeenschappelijke regelingen. Tegelijkertijd gaat het over het introduceren van iets nieuws, namelijk vervoerregio's. Daarmee wordt natuurlijk wel iets gedaan aan de bestuurlijke inrichting van dit land. Daarmee is dit wetsvoorstel dus vrij fundamenteel.

    Ik kom toe aan mijn eerste fundamentele vraag. Als je gaat morrelen aan de inrichting van het binnenlands bestuur, dan dient dat te passen in een robuuste en coherente visie. Wie allergisch wordt van het woord "visie", kan dat ook vervangen door het woord "plan". Het moet gewoon ergens in passen. Als het nergens in past, dan lijkt het op willekeur. Het parlement zou niet mogen meegaan in dingen van willekeur. Ik zie de voorzitter rustig knikken, dus zij is het helemaal met mij eens.

    Over het afschaffen van de Wgr-plus kunnen we kort zijn. Daar is breed politiek draagvlak voor, als ik de verkiezingsprogramma's goed heb gezien. Dat is prima, al is het natuurlijk interessant om nog even na te gaan waarom de gemeenten positief zijn over de Wgr-plus. De gemeenten zeggen: waarom zou je dat eigenlijk afschaffen, want het werkt heel goed. Toch ben ik blij dat politieke partijen de keuze maken om de Wgr-plus af te schaffen, omdat het ondemocratische karakter in relatie tot de verplichtende besluiten die daaruit voortkomen een belangrijk knelpunt is. De regering zegt dat ook met zoveel woorden: bovengemeentelijke regelingen moeten van onderop en vrijwillig tot stand komen. Dat is een prima uitgangspunt.

    Het afschaffen van de Wgr-plus heeft effect op de inrichting van het binnenlands bestuur, want daarmee wordt het primaat van het binnenlands bestuur weer gelegd waar dat hoort, namelijk bij de bestuurlijke hoofdstructuur Rijk, gemeente en provincie. D66 vindt dat heel goed. Ook wordt de hoofdregel in stand gehouden dat verkeer-en-vervoertaken naar de provincies gaan. Tenminste, zo lees ik de stukken van de minister. Mijn tweede fundamentele vraag is of dat klopt. Heb ik het goed gezien dat ook dit kabinet vindt dat de hoofdregel is dat verkeer-en-vervoertaken bij het middenbestuur horen, dus bij de provincie? Wat ik vreemd vind aan dit wetsvoorstel is dat bij Algemene Maatregel van Bestuur, om het maar wat huiselijk te zeggen, een soort miniprovincie kan worden geïntroduceerd rondom het thema verkeer en vervoer. Daarover heb ik twee vragen. Hoe verhoudt zich dat tot de basis van dit wetsvoorstel, het afschaffen van de Wgr-plus? Had dit niet een apart wetsvoorstel moeten zijn? Mijn tweede vraag is: als je die vervoerregio's introduceert, dan doe je dat toch niet per Algemene Maatregel van Bestuur? Dat heeft immers fundamentele gevolgen voor de inrichting van het binnenlands bestuur. Waarom is hiervoor gekozen?

    Daar komt nog het volgende bij. Nu citeer ik de Raad van State, die over dit wetsvoorstel zegt dat de vervoerregio op de Noordvleugel, waarin het voorstel voorziet, op het grondgebied van twee provincies ligt en dat de vervoerregio op de Zuidvleugel ongeveer twee derde van het aantal inwoners van de provincie Zuid-Holland omvat. Dat betekent dat bij de Noordvleugel de toezichthoudende taak van de provincies nauwelijks zou kunnen functioneren, terwijl bij de Zuidvleugel bevoegdheidsconcurrentie tussen de vervoerregio's en de provincie bijna onafwendbaar is. Ik vraag het kabinet om daar nog eens expliciet op te reageren, omdat dit een buitengewoon zwaar knelpunt is.

    Mijn fractie ziet de introductie van de vervoerregio als een extra bestuurslaag. Dat zou je nog door de vingers kunnen zien. Alleen, daar komt bij dat die extra bestuurslaag niet rechtstreeks democratisch gelegitimeerd is. Dat zou je ook nog door de vingers kunnen zien, maar daar komt ook nog bij dat dit wetsvoorstel drie wettelijke taken aan die vervoerregio's toekent, die door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur worden geïntroduceerd: het vaststellen van het regionaal verkeers- en vervoersplan, de concessieverlening en de rechtstreekse inzet van de brede doeluitkering (BDU). Dat is allemaal wel heel, heel veel. Ik vraag het kabinet, deze minister om daarop te reageren.

    Mijn fractie vindt de vervoerregio dan ook een exoot, een fremdkörper in het binnenlands bestuur. Dan zult u denken: allemaal tot je dienst. Alleen, het gevolg van die dingen is dat de bestuurlijke drukte niet zal afnemen maar juist zal toenemen. Dat vinden wij een heel belangrijk punt, want de inspanning moet er natuurlijk op gericht zijn — vandaar ook ons enthousiasme voor die Noordvleugelprovincie — om de bestuurlijke drukte terug te dringen en niet toe te laten nemen. Ik krijg graag een reactie daarop. Mijn fractie voelt er heel erg weinig voor om een — het staat hier zo leuk — "ketelhok" aan het huis van Thorbecke toe te voegen, want dat lijkt op willekeur. Dat moeten wij niet willen, tenzij het past in een visie. Dus als de minister ons mee zou willen nemen in zijn visie, dan zijn wij ook weer geholpen.

    Om de minister een beetje te helpen, heb ik twee amendementen voorbereid. Het amendement dat ik samen met mevrouw Van Toorenburg heb gemaakt, voorziet in een zware voorhang rondom de Algemene Maatregel van Bestuur, omdat je niet zomaar in een ministerraad kunt beslissen om een vervoerregio in te stellen. Het wetsvoorstel laat de mogelijkheid om dat oneindig uit te breiden en dat willen wij niet. Het tweede amendement, dat ik heb voorbereid met collega Van Raak, voorziet er materieel in om de verkeers- en vervoerstaken bij de provincies, c.q. de belangrijkste gemeenten te leggen. Dat amendement is materieel ongeveer gelijk aan het amendement van de heer Segers. Het maakt mijn fractie niet zo gek veel uit welk van de twee amendementen het kabinet omarmt. Is dat het amendement van de heer Segers, dan zal ik met enthousiasme het amendement van de heer Van Raak en mij intrekken en dat van de heer Segers steunen en is het andersom, dan denk ik dat de heer Segers dat ook zo zal doen.

    Helemaal tot slot nog het volgende. Omdat ik aan mijn politieke theewater aanvoel dat dit wetsvoorstel het in elk geval in deze Kamer gaat halen, wat nog discutabel is voor de Eerste Kamer, hebben we het volgende bedacht. Mochten politieke partijen denken: als dat wetsvoorstel sneuvelt in de Eerste Kamer, hoe gaan we dat dan oplossen met het afschaffen van de Wgr-plus, waarover we allemaal zo enthousiast zijn? Dan heb ik goed nieuws voor deze minister, want een aantal woordvoerders hebben voor deze vergadering al laten weten dat zij gaarne bereid zijn om zo snel mogelijk nadat de Eerste Kamer dit wetvoorstel zou verwerpen, een initiatiefwetsvoorstel te maken. De minister wordt daar dus niet mee belast. Dat initiatiefwetsvoorstel dient ertoe, de Wgr-plus alsnog af te schaffen opdat het doel wordt bereikt dat we met zijn allen willen.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Voorzitter. Het avontuur van de megaprovincie is voorbij, waarmee de fractie van de ChristenUnie blij is. Maar waar is een robuuste visie — daar is dat woord weer — op de toekomst van het middenbestuur? De ChristenUnie mist deze visie. Vandaag spreken we over een onderdeel van het middenbestuur, namelijk de afschaffing van de plusregio's en de oprichting van vervoerregio's. Hoe toekomstvast is dit voorstel? Een andere daaraan gekoppelde vraag: gaat de minister na het mislukken van het avontuur van de Noordvleugelprovincie, de megaprovincie, opnieuw het gesprek aan met provincies om te werken aan herstel van vertrouwen? Want er is natuurlijk wel wat gebeurd toen de drie betrokken provincies de stekker uit de samenwerking trokken.

    Ik richt mij nu dan op het wetsvoorstel zelf. Ik zal eerst ingaan op het afschaffen van de plusregio's en vervolgens op het oprichten van vervoerregio's en eventuele alternatieven daarvoor. Vervolgens heb ik nog enkele vragen over de begrenzing van de nieuwe vervoerregio's en ik sluit af met enkele opmerkingen over de democratische controle en adviesrechten.

    De fractie van de ChristenUnie is al jaren voorstander van het opheffen van de plusregio's — in dat opzicht is dit voorstel dus goed nieuws — niet alleen vanwege de bestuurlijke drukte, maar ook omdat wij het uitgangspunt van de regering delen dat we het bestuur van ons land zo veel mogelijk moeten inrichten naar de drie hoofdbestuurslagen: Rijk, provincies en gemeenten. We moeten het huis van Thorbecke intact houden. De taken kunnen worden teruggelegd bij gemeenten en provincies, zoals elders in Nederland ook het geval is. De regio's zijn al hard bezig, dit goed te regelen. Het is mooi om te zien dat een aantal taken ook via normale gemeenschappelijke regelingen worden voortgezet. Daarvoor is geen aparte wet voor deze regio's nodig.

    Toch heeft mijn fractie nog wel een paar vragen. Zij gaan vooral over het voorstel van de regering om een uitzondering te maken voor de Randstad. Gezien de complexiteit van de verkeers- en vervoersvraagstukken regelt dit wetsvoorstel namelijk ook dat er wel een vervoerregio blijft rond Rotterdam-Den Haag en Amsterdam-Almere, met eigen financiële middelen. Vervoerregio's zijn in het buitenland succesvol, dus daarvoor is wat te zeggen. Ik vraag me echter wel af of daarvoor een apart wettelijk regime nodig is. Bovendien is de inrichting van Nederland anders dan die van Duitsland, dus kun je niet zomaar alles kopiëren wat daar succesvol is. Ik mis eigenlijk een fundamentele analyse hiervan. Want er zijn minstens drie alternatieven voor de vervoerregio's zoals die worden voorgesteld. Allereerst zouden we er ook voor kunnen kiezen, de vervoerregio's helemaal van onderaf te organiseren, inclusief de financiële stromen. Zo wordt in zowel de Noord- als de Zuidvleugel al gewerkt met de vorming van de Metropoolregio's. Waarom kiest de minister niet volledig voor dit model van onderop? Groningen en Drenthe hebben ook al samen een vervoerregio gevormd. Waarom is er dan voor Amsterdam, Den Haag en Rotterdam een aparte wet nodig? Graag een reactie op het voorstel van de IPO om de BDU-middelen aan het Provinciefonds toe te voegen en om, in geval van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, een stadsconcessie aan het Gemeentefonds toe te voegen, aangezien deze steden nog beschikken over een eigen vervoersbedrijf. Ik heb dit alternatief uitgewerkt en in een amendement voorgelegd. Dat is nogal complex, maar het is in ieder geval belangrijk dat de democratische controle op publieke middelen intact blijft. Dat is dus een heel principieel punt. Daarom heb ik dat alternatief vormgegeven in het amendement waar de heer Schouw aan refereerde.

    Het tweede alternatief is het model dat al een aantal jaren in Flevoland werkt. De provincie heeft daar zelf haar taken op grond van de Wet personenvervoer 2000 voor de gemeente Almere doorgedecentraliseerd, zodat Almere zelf alle bevoegdheden heeft. Dat is ook logisch, want het overgrote deel van de bussen komt niet buiten de gemeentegrenzen. Het blijft dus binnen de grenzen van Almere. Zoiets zou ook van toepassing kunnen zijn op de gemeente Amsterdam. Ik krijg graag een reactie van de minister op dit alternatief.

    Het derde alternatief is meer samenwerking op Randstadniveau. Er is een OV-bureau Randstad actief. Daarin werken gemeenten goed samen. Het eerste resultaat is bijvoorbeeld de komst van R-net: een herkenbare productformule voor hoogwaardig openbaar vervoer in de Randstad. Waarom kiezen we niet voor zo'n ov-bureau? Dat ov-bureau blijft naast de vervoerregio's bestaan. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Hoe borgt de minister dat het ov-bureau en de vervoerregio's elkaar niet in de weg zitten maar elkaar juist versterken? Dit zijn de drie alternatieven die ik de minister voorleg, waarvan eentje zelfs in de vorm van een amendement.

    De ChristenUnie-fractie mist een analyse van de meest efficiënte manier om het openbaar vervoer te organiseren. Ik heb voor de Randstad drie alternatieven voor de vervoerregio's genoemd. De minister gaat niet in op deze alternatieven. Hij kiest voor vervoerregio's. Kan de minister dit onderbouwen? Zullen de huidige problemen met de nu voorgestelde vervoerregio's worden opgelost of praten we over een jaar of vijf weer over een nieuw model?

    Ik heb nog een paar vragen over de exacte vormgeving van de vervoerregio's in het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is namelijk nogal onduidelijk over de rol van de provincies en de exacte begrenzing van die regio's. Provincies mogen meedoen in de gemeenschappelijke regeling, maar waarom is dat niet verplicht in de wet? De grenzen van de vervoerregio's worden geregeld in een AMvB. Dit suggereert dat deze grenzen makkelijk gewijzigd kunnen worden. De regering heeft geen voornemens in die richting, maar het lijkt mijn fractie verstandig dat de Kamer de vinger aan de pols houdt. Daarom dien ik een ander amendement in met een lichtere voorhangprocedure dan het amendement van de heer Schouw en mevrouw Van Toorenburg.

    Ik stel dit voor omdat de minister zelf behoorlijk vaag is over de grenzen van de vervoerregio's. Er ligt nog geen concept-AMvB, dus de Kamer kan niet zien wat de plannen zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat het aan te wijzen gebied zich beperkt tot de huidige drie stadsregio's, dus Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Tegelijk spreekt de minister over de vervoerregio Amsterdam/Almere, terwijl Almere op dit moment helemaal niet tot de stadsregio Amsterdam behoort. Hoe zit dat? De nieuwe vervoerregio wordt dus blijkbaar groter. Wat betekent dit nu precies voor de bevoegdheden en de financiën? Worden in deze buitenschil van de vervoerregio ook taken overgeheveld? Gaan er meer BDU-middelen naar deze vervoerregio ten koste van de provincie? Dat is niet duidelijk. De minister geeft hier geen helder antwoord op.

    Het grootste punt van zorg van de ChristenUnie-fractie bij dit wetsvoorstel betreft de democratische controle op de nieuwe openbare lichamen rond Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. In deze grote regio's komt het ov-beleid door het verlengde bestuur op afstand te staan van de gemeenteraden en de Provinciale Staten. Zij kunnen straks slechts indirect controle uitoefenen op dit beleid. Hoe ziet de minister dit voor zich?

    Ik sluit af met een paar vragen over de rol van gemeenten ten opzichte van de provincies en de nieuwe vervoerregio's. De grootste bereikbaarheidsproblemen spelen in de grote steden. Daar is ook veel kennis aanwezig over mogelijke oplossingen. Een zeer groot deel van de ov-reizigers passeert in de steden ook geen gemeentegrens. Tegelijk vragen vervoersvraagstukken om een regionale aanpak en soms zelfs om een bovenregionale oplossing. Dit spanningsveld wordt met deze wet niet opgelost. Buiten de Randstad kiest het kabinet duidelijk voor de provincie, maar de positie van de gemeenten moet dan wel beter worden geborgd. Neem een stad als Enschede. Die heeft straks niets meer te zeggen over het ov in de eigen stad, terwijl Amsterdam een eigen vervoersbedrijf heeft en deelnemer in de vervoerregio is. Daarom heb ik een amendement ingediend die de positie van die gemeenten versterkt door middel van een adviesrecht.

    Mijn fractie is voorstander van het afschaffen van de plusregio's, maar wij zijn er vooralsnog niet van overtuigd dat wij met de vervoerregio's in de Randstad de juiste richting inslaan. Daarom lijkt het de ChristenUnie sowieso goed om deze wet na een paar jaar te evalueren. Ook op dat punt heb ik een amendement ingediend.

    De heer Van Oosten (VVD):
    Ik heb een korte vraag aan de heer Segers naar aanleiding van zijn amendement op stuk nr. 12 dat ziet op, wat ik maar even noem, de lichte voorhangprocedures. Heeft zijn amendement nu betrekking op de omvang van de twee beoogde vervoerregio's? Dus als daarin wat wijzigt, dan moet dat via de Kamer gaan. Of ziet zijn amendement op de introductie van weer nieuwe vervoerregio's naast de twee beoogde? Of ziet het op allebei?

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Nu wordt gesproken over deze twee vervoerregio's. De grenzen daarvan zijn niet duidelijk. Ze kunnen worden vastgesteld en dat kan langskomen. Als er wijzigingen plaatsvinden, moet dat via de AMvB.

    De heer Van Oosten (VVD):
    Dus het ziet op de twee vervoerregio's die nu worden beoogd?

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Ja.

    De heer Van Raak (SP):
    Voorzitter. Toen ik het voorstel tot afschaffing van de plusregio's bestudeerde, gingen mijn gedachten uit naar 15 november 2005, toen ik in de Eerste Kamer het voorstel voor invoering van de plusregio's mocht behandelen. Dat is nog maar negen jaar geleden. Destijds was ik tegen de invoering van dit soort bestuursregio's. Ik kan de minister geruststellen, vandaag ben ik voor afschaffing van deze bestuursregio's. Er zit consistentie in!

    Maar de minister maakt het me wel heel erg moeilijk, omdat in dezelfde wet waarin we de bestuursregio's afschaffen, weer vervoerregio's worden aangekondigd. We schaffen het ene af en voeren het andere in. Om te beginnen vraag ik de minister waarom hij niet heeft besloten om dit in twee verschillende wetten te doen. Immers, door deze koppelverkoop wordt het de SP wel moeilijk gemaakt om met deze wet in te stemmen.

    Dit wetsvoorstel laat ook zien hoe rommelig het debat over het middenbestuur verloopt. Ik denk aan kwesties als de decentralisaties en discussies over superprovincies. De minister loopt telkens tegen kastjes en muren aan.

    In de jaren tachtig werden er discussies gevoerd over stadsregio's. Daarvoor werd in 1994 een kaderwet ingevoerd. In 2005 werd er, zoals gezegd, een wet ingevoerd over plusregio's. Ik heb nog eens goed gekeken naar mijn bijdrage van toen en naar de problemen die ik toen zag. Ik had drie bezwaren. De eerste was van constitutionele aard. Deze regio's kregen wettelijke taken, een eigen budget en zeggenschap over gemeenten. Dat was geen verlengd lokaal bestuur en ook geen bestuurlijke hulpstructuur. Dit was een heel nieuwe bestuurslaag in het huis van Thorbecke. De invoering van deze bestuursregio's, de plusregio's, zou ook bijdragen aan een wildgroei van bestuurlijke structuren. Dat was mijn tweede bezwaar. Mijn derde en belangrijkste bezwaar betrof de democratische legitimiteit of het gebrek daaraan.

    Het doet mij deugd dat al mijn bezwaren van toen ook de bezwaren zijn van de minister nu. De vraag is wel waarom we er ooit aan zijn begonnen. Het is nog maar negen jaar geleden! Rond Amsterdam, rond Rotterdam, rond Den Haag en Leiden, rond Utrecht, rond Eindhoven, rond Arnhem en Nijmegen, in de regio Twente en in Parkstad Limburg kwamen regiobesturen die zich intensief gingen bezighouden met economie en grondontwikkeling, verkeer en vervoer, bouwen en huisvesting, jeugdzorg en allerlei andere taken; niet van onderaf, als samenwerkingsverbanden van gemeenten, maar van bovenaf, met zeggenschap over gemeenten. Ik weet niet hoe het met de andere woordvoerders zit, maar wij kregen elk jaar van die prachtige glossy's, jaarverslagen, van de regio's. Die toonden telkens aan dat de regio's precies deden waarvoor ze niet waren bedoeld. Dit was geen hulpmiddel maar een opgeblazen bestuurslaag.

    Goed dus om deze regio's op te heffen en fouten uit het verleden te herstellen. Taken worden nu deels teruggegeven aan provincies en deels overgeheveld naar gemeenten, die op basis van vrijwilligheid samenwerking kunnen zoeken.

    Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Immers, in deze wet worden weer verkeersregio's ingevoerd: een Noordvleugel rond Amsterdam en Almere en een Zuidvleugel rond Rotterdam en Den Haag. Ik zie heel weinig beschouwingen over bestuur maar ik hoor wel veel gesteggel over geld. Ik vind het eerlijk gezegd een beetje gênant. Ik zie weer nieuwe regio's die veel macht en geld krijgen, zonder een goede democratische controle. Kan de minister nog eens uitleggen waar deze nieuwe regio's vandaan komen? In de schriftelijke stukken is de minister hier niet in geslaagd, maar dit is voor ons wel een belangrijk punt. Ons uitgangspunt is dat het geld voor verkeer en vervoer gewoon naar de provincies kan. Wij zijn graag bereid om een uitzondering te maken voor drie grote steden die een eigen vervoersbedrijf hebben.

    Wat mij betreft ontbreekt de visie van de minister op het middenbestuur. Dat is ook al eerder gezegd. Die visie stond wel in het regeerakkoord. Dat was de herindeling van de provincies tot vijf, zes of zeven landsdelen. Dat weet ik niet meer. Alle gemeenten moesten minimaal 100.000 inwoners hebben. Dat was een slechte en een domme visie. Ik was het er absoluut niet mee eens, maar het was wel een visie. Vanuit die visie kun je enige samenhang aanbrengen in allerlei verschillende voorstellen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat toch mis. Ik vraag de minister dus nogmaals het volgende. Wij hebben nu een wet. Wij gaan iets afschaffen en iets invoeren. Ik ben voor het afschaffen, maar ik ben niet voor het invoeren. Wat moet ik dus met deze wet? In welk perspectief moet ik deze wet zien in verband met de positie van gemeenten en provincies en de toekomst van ons middenbestuur?

    Ik ben begonnen met de Eerste Kamer en ik wil daar ook mee eindigen. Wij kunnen nog wetten maken. De Eerste Kamer kan dat niet. Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van de minister. Hij kent mijn dilemma. Ik ben voor afschaffing van deze bestuursregio's, maar niet voor de invoering van de vervoerregio's. Ik moet maar bekijken wat ik met deze wet moet. De heer Schouw heeft net al gezegd dat deze Kamer het recht van initiatief heeft. Ik ben bereid om daar heel serieus naar te kijken.

    Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
    Voorzitter. Het is inderdaad bijzonder om met zo'n fundamentele wet het parlementaire jaar uit te stappen. Volgens mij heeft zelfs onze Kamervoorzitter een kloppend hart voor deze wet. Die vindt het dus heel leuk. Verder zitten er allemaal bestuurders op de publieke tribune. Vervolgens zit er ook een klas die zich afvraagt: waar gaat dit over? Wij gaan toch proberen om er iets aan te doen!

    Het CDA kan de belangrijkste overweging van de minister en het kabinet om de plusregio's af te schaffen, onderschrijven. De bestuurlijke hoofdstructuur, het soort eigenaarschap en de directe democratische legitimatie van het middenbestuur worden inderdaad sterker. Wij staan hier dan ook in beginsel positief tegenover. Het CDA gelooft echt in vrijwillige samenwerking van onderop. Dat zal de minister de afgelopen maanden niet zijn ontgaan. Het is goed dat decentrale overheden weer zelf de ruimte krijgen om te bekijken welke samenwerking zij ideaal vinden en om die naar eigen goeddunken vorm te geven.

    Er is al enige tijd overheen gegaan voordat wij deze wet behandelen. Die tijd is volgens mij nuttig besteed, al had het laatste uitstel wat ons betreft niet gehoeven. Het zag er aanvankelijk naar uit dat provincie- en gemeenteland de stellingen wel heel stevig betrok. Inmiddels lijkt de rust wat weergekeerd, maar dat wil niet zeggen dat iedereen tevreden is. De zorgen die bestaan, willen wij dan ook bespreken. Die zorgen betreffen met name de BDU-gelden en de vervoerregio's.

    De VNG staat, zo maken wij op uit de stukken die ons zijn toegestuurd, nog altijd lijnrecht tegenover het IPO. De VNG, en dan met name de gemeenten in de huidige plusregio's, wil graag dat de lokale gelden die nu in de budgetten zijn ondergebracht, worden overgeheveld naar het Gemeentefonds. Zij wil stevig wettelijk gepositioneerd worden ten opzichte van de provincie. Het IPO wil echter alles zelf doen. Dat wil dat de doordeling naar hem gaat. Dat is heel begrijpelijk, maar het maakt het er allemaal niet makkelijker op. Volgens mij is het belangrijk dat wij vandaag de argumenten openbaar wegen.

    De VNG heeft bijvoorbeeld ook aan de Kamer geschreven dat zij zich helemaal niet gedwongen voelt in de Wgr-plus en dat zij niet zo gebukt gaat onder die verplichte samenwerking. Zij stelt nog steeds vragen bij de democratische legitimatie. Ook vraagt zij welke middelen — ik heb het dan niet over geld maar over instrumenten — de gemeenten straks hebben om de samenwerking waar nodig af te dwingen. Wij denken dat het belangrijk is dat de minister de gemeenten vandaag in het openbare debat nogmaals geruststelt. Wanneer de BDU-gelden straks in de algemene middelen vallen, hebben de gemeenten daar wel een beetje schrik voor. Wij begrijpen namelijk dat die middelen eerst in dat speciale fonds in de gedecentraliseerde gelden worden gestort, maar betekent dat ook echt dat de gemeenten nog steeds kunnen zien of met het geld wel wordt gedaan wat ermee gedaan moet worden? En hoe lang zal die toedeling zo verlopen?

    En dan hebben we de vervoerregio's, die uiteindelijk ook zullen worden ingericht, en dan klopt toch Utrecht bij ons op de deur. En Twente roffelt op de deur. En Brainport Eindhoven belt ons op. Die vragen: waarom zij wel en wij niet? Dan denk ik: zouden we geen handvatten kunnen bedenken, straks in een AMvB, die het allemaal objectiveerbaar maken? Alleen maar zeggen "het geld gaat daarnaartoe waar ze het al hadden", vind ik een beetje lastig uitleggen. Waarom krijgt de ander dat dan niet? Het is misschien toch goed als de minister daar vandaag iets meer over zegt. Daar komt nog bij dat er, in gewonemensentaal, een immens vermogen gaat naar een club die probeert het beste te doen maar waarvoor we eigenlijk nog weinig handvatten hebben. Daarvoor ligt er een amendement voor, op initiatief van de heer Schouw, waar wij graag onze handtekening onder hebben gezet.

    Ik kan me best voorstellen dat de minister denkt: wat is dit nu voor gekkigheid; daar word ik een beetje onrustig van! Laat dan vandaag één keer gezegd zijn dat wij de minister niet zo heel erg vertrouwen wanneer we hem een potlood en een blaadje geven. Dan gaat hij Nederland namelijk opnieuw tekenen en daar worden wij niet gelukkig van. Ik denk dus dat het goed is dat de minister, wanneer hij stappen wil zetten in de bestuurlijke inrichting van Nederland, eerst langs dit huis moet, waarna wij ja of nee zeggen. Dat is niet heel leuk, maar goed.

    Intussen maant het IPO ons natuurlijk wel, om goede redenen, om vaart te maken. Als we dit doen, dan ook rap wat, want er zijn allerlei concessies, er moeten handtekeningen gezet worden en er moet doorgepakt worden. We willen dus uiteindelijk een stevige AMvB, en vervolgens willen we natuurlijk dat er vaart wordt gemaakt. Deze minister houdt van uitdagingen en dit is er zo een.

    Er is nog één dingetje, waar de heer Schouw en ik ook al een jaar over mieren. Als de gemeenten samenwerken, blijkt niet alleen dat daar constructief wordt samengewerkt, maar ook dat de fiscus iedere keer om de hoek kijkt. Kijk bijvoorbeeld naar een brug die moest worden gebouwd in Groningen. De provincie had geen geld; de gemeenten hadden wel wat geld. Er wordt een brug neergelegd. Volgens mij was het Groningen, maar het kan ook Friesland zijn. Ik weet het niet meer, maar het was in ieder geval in het Noorden. Omdat de gemeenten echter samenwerkten, waren er allerlei samenwerkingsverbanden en moest er ineens btw worden verrekend. Er moest van alles worden verrekend en per saldo werd die brug 20% duurder. Kijk, dat is natuurlijk niet wat we met elkaar hebben bedacht. Ik vraag de minister dus of het debat dat we in september gaan voeren over de fiscale aspecten van samenwerkingsverbanden ook in dit debat een plek kan krijgen. We moeten er namelijk voor zorgen dat samenwerking niet kostenopdrijvend is.

    De heer Bisschop (SGP):
    Mevrouw de voorzitter. Laat ik maar gelijk met ons standpunt, onze conclusie, beginnen. Het versterken van de bestuurlijke hoofdstructuur kan voluit de steun van de SGP krijgen. Daarmee zou ik kunnen eindigen, maar ik vrees dat er dan wat dingen boven de markt blijven zweven en die wil ik graag uit de weg ruimen.

    De SGP heeft nooit zoveel op gehad met stadsregio's. Die behoren in onze visie dan ook niet tot de bestuurlijke hoofdstructuur. We hebben in Nederland gemeenten, provincies en het Rijk. Daarnaast hebben we nog Europa, dat een veel te grote vinger in de bestuurlijke pap heeft. Waar nodig moeten de verschillende bestuurlijke organen samenwerken. De bestuursniveaus moeten gaan samenwerken en dat kunnen ze doen op basis van vrijwilligheid en op basis van de bestuurlijke opgaven die er in een bepaald gebied liggen. Door de rijksoverheid opgelegde structuren zijn daarbij naar ons idee geen goede invulling van de verdeling van taken tussen de verschillende overheden. Als het Rijk het nodig vindt om bepaalde zaken meer zelf te regelen, moet dat vooral ook door het Rijk zelf gebeuren. Dat mag niet betekenen dat gemeenten of provincies tot van alles verplicht worden. Zeker niet als dat eigenlijk bedoeld is als opmaat naar een gedwongen opschaling of herverkaveling. Ik denk niet dat dit hier zozeer achter zit, maar ik maak deze opmerking toch maar even als voetnoot.

    De SGP vindt het afschaffen van de plusregio's — of het bovengemeentelijk bestuur, zoals het wordt genoemd — in zeven stedelijke gebieden, de stadsregio's, een goede zaak. Op dat punt steunen we het wetsvoorstel dus van harte. Het zijn bijzondere samenwerkingsregelingen, die door het Rijk zijn ingesteld. Ze hebben doorzettingsmacht ten opzichte van de gemeenten. De plusregio's hebben daartoe bepaalde wettelijke taken en bevoegdheden gekregen, met daarnaast soms extra taken. De SGP vindt het op zich prima als gemeenten en provincies samen bepaalde taken oppakken. Dat is bij taken die een grotere regio aangaan, en daarvan zijn er natuurlijk nogal wat, alleen maar nuttig en noodzakelijk voor het goed functioneren van de overheid. Maar daarbij moeten, nogmaals, eigen bestuurlijke keuzes wel leidend zijn. Daarmee kom ik op het belangrijkste bezwaar van de SGP tegen dit wetsvoorstel. Niet voor niets is ook de Raad van State kritisch in zijn oordeel. Hij is van oordeel dat een draagkrachtige motivering ontbreekt. Ook wij vinden dat er duidelijk losse einden aan het voorstel van de minister zitten. We begrijpen dan ook heel goed dat de provincies en gemeenten niet echt enthousiast zijn over de voorstellen.

    De grote ambitie van dit wetsvoorstel is het verhelderen van de bestuurlijke structuren. Door het afschaffen van de Wgr-plusregio's gebeurt dat daadwerkelijk. De boodschap is een terugkeer naar de hoofdstructuur, naar het huis van Thorbecke, dat is ingericht als gemeente, provincie en Rijk. Dat is helder en verdient onze steun. Maar het manco van dit wetsvoorstel ligt in het volgende. De terugkeer naar de hoofdstructuur gaat samen met het gelijktijdig inslaan van een zijweg. Dat levert naar ons idee een ernstige spagaat op. Stel dat iemand rechtdoor gaat en tegelijkertijd links- of rechtsaf slaat. U kunt zich voorstellen wat dat fysiek voor iemand zou betekenen, en daarmee kunt u zich ook deze problematiek voorstellen. Tegelijkertijd biedt de wet namelijk de mogelijkheid om weer te komen tot vervoerregio's in de Noordvleugel en Zuidvleugel van de Randstand. Je zou dus ook kunnen zeggen dat de regering de plusregio's alleen buiten de Randstad afschaft; zo zou je het althans kunnen interpreteren. Waarom is dat zo? En wat maakt de taken van die regio's nou zo complex dat de provincie ze niet gewoon zelf kan uitvoeren? Dat zijn toch de belangrijkste bestuursorganen op het terrein van het regionale verkeer, vervoer en overige mobiliteit? Verkeer en vervoer is immers een van de kerntaken van de provincie. Kunnen provincies dan zelf geen goede afspraken met gemeenten maken? Waarom moet het Rijk daar dan én qua structuur én qua budget tussen gaan zitten? De indringende vraag aan de minister is dan ook of hij bereid is om het voorstel op dit punt aan te passen. Het komt erop neer dat wij daarmee het amendement-Segers onderschrijven.

    De SGP vraagt zich af wat het voorstel zegt over de visie van de minister op de andere regio's. Zijn zij beter tot onderlinge samenwerking bereid of in staat dan de Randstadregio's? Is dat de reden dat deze regio's niet verplicht hoeven te worden, omdat er toch wel regionale samenwerking komt? Of is die weg afgesloten voor hen? Is de Randstad misschien belangrijker dan de regio's? Graag krijgen wij hierover een meer door visie gestuurde onderbouwing.

    De opvattingen van de provincies zijn wat verschillend, maar toch zien we ook daar dat er erg veel waarde wordt gehecht aan het behoud van de kerntaak, of in ieder geval de zeggenschap over de kerntaak, van de provincie. Graag verneemt de SGP dan ook van de regering wat dit voorstel betekent voor de afstemming tussen het openbaar vervoer in de aan te wijzen gebieden en de omliggende gebieden binnen dezelfde provincies. Wat is de positie van de provincies als de bovenregionale samenhang in het geding is? Welke concrete zeggenschap heeft de provincie dan binnen de vervoerregio? Of is die zeggenschap er niet? Concreet wijst de SGP op het standpunt van Zuid-Holland waarin uitdrukkelijk staat dat zonder nadere kaderstelling door het Rijk er geen overeenstemming zal komen over de vervoerregio. Zorgt juist de samenvoeging van de gebieden rondom Rotterdam en Den Haag niet voor een veel complexere structuur? Wat is de visie van de minister op de verhouding tussen provincie en gemeenten binnen zo'n vervoerregio? Dat is met name ook van belang waar we zien dat de vervoerregio in Zuid-Holland een forse uitholling van de zeggenschap van de provincie kan betekenen, omdat het gaat om een gebied waar twee derde van de inwoners woont; dat is ook al genoemd door een collega. Maar ook in Noord-Holland gaat het om een forse inbreuk op de provinciale zeggenschap.

    Bij de VNG zien we juist de gedachte dat de regio's behoorlijk goed werken en dus niet per se opgeheven hoeven te worden. De SGP vindt vooral haar punt van kritiek over de verdeling van budgetten terecht. De regering wil die budgetten in hun geheel doorsluizen naar het Provinciefonds. Waarom is daarvoor gekozen? Is het niet logischer om het voorstel van de VNG te volgen en de gelden die met lokale verkeer- en vervoersplannen en lokale verkeerstaken samenhangen via het Gemeentefonds te laten lopen? Of worden die taken voortaan door de provincies op zich genomen? De VNG noemt in dit geval concreet een bedrag van 300 miljoen euro voor verkeersveiligheid, bereikbaarheid, fietsbeleid en dat soort portefeuilles en dossiers. Een vergelijkbaar signaal is ontvangen uit de regio Twente en ook dat is alleszins begrijpelijk.

    De SGP hoopt dat de behandeling van dit wetsvoorstel zal leiden tot een duidelijke structuur op het terrein van verkeer en vervoer. Naar onze overtuiging is een centrale rol van de provincies als middenbestuur daarbij van cruciaal belang. Laten we daar ook het gezag en de bevoegdheden leggen, zodat er daadwerkelijk een heldere structuur kan ontstaan. Ik hoop van harte dat dit wetsvoorstel op deze wijze wordt aangepast. Mocht dat niet het geval zijn, dan ben ik volgaarne bereid om mee te denken over een mogelijke bijdrage aan een initiatiefvoorstel, wat dan onder handen genomen zal worden. Dat is geen dreigement, maar ik wil open kaart spelen. Zo zitten wij erin. Deze weg, via de vervoerregio's, moeten wij niet gaan. Dat is onze vaste overtuiging.

    Voorzitter, zeer bedankt voor de gelegenheid om het woord te mogen voeren.

    De voorzitter:
    U bedankt voor uw bijdrage.

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    Voorzitter. Vandaag lijkt dan eindelijk te gebeuren dat betrokken bestuurders weten waar ze staan met betrekking tot de afschaffing van de Wgr-plus. Momenteel kent Nederland acht Wgr-plusgebieden, namelijk de Stadsregio Amsterdam, het Bestuur Regio Utrecht, het Stadsgewest Haaglanden, de Stadsregio Rotterdam, de Regio Twente, de Stadsregio Arnhem Nijmegen, het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en de Parkstad Limburg. De belangrijkste taken van de plusregio's betreffen taken op het gebied van verkeer en vervoer. Daarnaast hebben de regio's een coördinerende rol op het gebied van huisvesting en zijn enkele plusregio's betrokken bij de organisatie van de jeugdzorg.

    De Wgr-plus noem ik voor de helderheid de stadsregio's. De stadsregio's zijn ontstaan in een tijd dat gemeenten nauwelijks over grenzen heen keken en er van bovenaf echt enige stimulans nodig was om samenwerking tussen gemeenten te bewerkstelligen. Hoe anders is de wereld anno 2014. Gemeenten weten dat zij taken veelal niet meer zelfstandig kunnen uitoefenen en willen dat in heel veel gevallen ook niet meer. Samenwerking is dus niet meer iets wat van bovenaf zou moeten worden opgelegd, maar iets wat prima vanuit een gemeente kan worden en wordt bepaald. Het is wat de PvdA betreft dan ook een prima moment om de verplichte tussenlaag, de Wgr-plus, af te schaffen. Laat het aan gemeenten zelf over of, en in welke vorm, zij willen samenwerken. Ik kom straks nog wel op twee uitzonderingen. De discussie rond dit wetsvoorstel gaat op dit moment met name over de vraag waar de gelden van de BDU, de brede doeluitkering, van de stadsregio naartoe moeten gaan. De VNG stelt dat een gedeelte lokaal geld is en dat het dus niet meer dan logisch zou zijn als het naar de gemeente wordt overgeheveld. De provincies vinden dat zij over het geld zouden moeten gaan. In provincies waar geen stadsregio's zijn, gaat het geld op dit moment al naar de provincie. Het lijkt de PvdA dan ook logisch om deze lijn te volgen en de gelden over te laten gaan naar de provincie, behoudens de twee uitzonderingen waar ik zo nog op kom.

    Gemeente en provincie zijn het kennelijk absoluut niet eens over de wijze waarop het BDU-geld wordt besteed. Mevrouw Van Toorenburg had het daar ook al over. De provincies geven in een brief van het IPO aan dat zij nauw samenwerken met gemeenten in verkeers- en vervoersberaden om tot een afgestemd regionaal mobiliteitsbeleid te komen. De mail die we recent van de VNG ontvingen schetst echter een heel ander beeld, namelijk dat gemaakte afspraken tussen het IPO en de VNG over doorcentraliseren van verkeers- en vervoerstaken en over BDU-middelen niet gerespecteerd zijn. De provincie Flevoland vormt hierop een uitzondering. Het werpt de vraag op of de Tweede Kamer vanmiddag nu echt voor scheidsrechter moet gaan spelen omdat provincie en gemeente er niet uitkomen. Ik ga ervan uit dat het IPO doet wat het IPO zegt en dat het BDU-geld werkelijk wordt besteed aan zaken waarvoor het bedoeld is. Ik vind het niet de taak van de Tweede Kamer om voor scheidsrechter te spelen. Kan de minister aangeven hoe hij hiernaar kijkt?

    De heer Van Raak (SP):
    Volgens mij is het net andersom. De regering heeft er geen visie op en heeft tegen gemeenten en provincies gezegd dat zij het maar uit moeten vechten. Zij komen er niet uit, want als het in Nederland om de centen gaat, staat iedereen op zijn achterste benen. Is het niet zo dat wij niet zozeer een scheidsrechter moeten zijn, maar dat de Tweede Kamer en de regering wel verantwoordelijk zijn voor de inrichting van het bestuur? Is het niet belangrijk dat wij hier een visie ontwikkelen waar provincies en gemeenten houvast aan hebben?

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    In de eerste plaats wil ik opmerken dat wij het meermaals hebben gehad over een visie. Dit gaat echter niet over de toekomst; deze mails en brieven gaan over de situatie op dit moment. Als het IPO en de VNG zelf afspraken maken, is het aan beide partijen om ervoor te zorgen dat de afspraken worden nagekomen. Daar staat de Tweede Kamer helemaal buiten.

    De heer Van Raak (SP):
    Het klinkt allemaal een beetje visieloos. Het is allemaal gesteggel over centen en er zijn geen beschouwingen over bestuur. Wij kunnen van de provincies en de gemeenten niet verwachten dat zij een landelijke visie hebben op de inrichting van het bestuur. Dat is toch echt een taak die wij hebben. Ik heb in mijn bijdrage al geconstateerd dat de regering zo'n visie in het regeerakkoord had staan, maar die visie heeft verlaten. We kunnen hier allerlei voorstellen over super-provincies, regio's en gemeenten behandelen, maar dat lukt alleen als daar een samenhangende visie achter zit. Dan weet iedereen weet waar hij aan toe is en wat de gevolgen zijn voor andere besturen als we een wet aannemen.

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    U haalt twee discussies door elkaar. Je hebt een visie en je hebt de discussie wie er over het geld gaat. Wij voeren nu die laatste discussie. Als ook u het dossier van de regio-plus volgt, en dat doet u, gaat het voornamelijk over de vraag: wie gaat er over het geld? Daar gaat straks ook de discussie over de vervoerregio over. Ik vind het dus heel merkwaardig dat u de vraag wie er over het geld gaat, koppelt aan de visie, want over geld kun je afspraken maken, en dat hebben het IPO en de VNG kennelijk gedaan. Als zij zich daar over en weer niet aan houden, vind ik werkelijk dat de Tweede Kamer niet voor scheidsrechter moet gaan spelen. We hebben ook het lokaal bestuur en dat is mans genoeg. Neem het lokaal bestuur in die zin ook eens serieus. We hadden gisteravond ook een uitgebreid debat over de Participatiewet; als Tweede Kamer moet je zaken kunnen loslaten. Dat lijkt me ook de kern van de zaak waar we het vanmiddag over hebben.

    Een uitzondering op de algemene regel dat het geld naar de provincies gaat, wordt gecreëerd voor de Randstad: de plusregio's Rotterdam-Haaglanden en Amsterdam. Vanwege de complexiteit en de schaal van deze grootstedelijke regio's komen hier twee vervoerregio's: Amsterdam-Almere en Rotterdam-Den Haag. Aan deze vervoerregio, waarin provincie en betreffende gemeente gaan samenwerken, worden ook rechtstreeks de gelden uit de Wet BDU en ov-taken toegekend. De PvdA vindt deze uitzondering te rechtvaardigen, omdat het niet wenselijk is dat bijvoorbeeld de provincie Noord-Holland zou gaan over tramlijn 1 in Amsterdam. En inderdaad, de vervoerregio's van Amsterdam-Almere en Rotterdam-Den Haag laten zich minder goed vangen in het Huis van Thorbecke, daar kunnen we het met zijn allen over eens zijn. Het gaat echter te ver om te zeggen dat deze vervoerregio's helemaal aan het zicht van de politiek, en dus aan de controle, zijn onttrokken.

    De heer Schouw (D66):
    Ik wil even bevestigd hebben dat ook de PvdA-fractie vindt dat dit een uitzondering is op de hoofdstructuur, die bestaat uit Rijk, provincies en gemeenten. Zie ik het juist dat de vervoerstaak in principe bij de provincies ligt?

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    De heer Schouw ziet dat helemaal juist; dat is hoe ik erover denk. Er zijn alleen twee uitzonderingen en die vinden wij te rechtvaardigen.

    De heer Schouw (D66):
    Elke partij heeft te maken met zijn eigen afwegingen. Dit krachtenveld overziend, begin ik daar niet over. Waar ik wel over begin, is een mogelijke uitbreiding. Er zijn nu twee uitzonderingen genoemd — overigens moeten die nog geformaliseerd worden via AMvB's — maar het wetsvoorstel zet de deur open voor nog veel meer van die regio's. Ik ben benieuwd of de PvdA-fractie zegt dat het bij deze twee blijft en het daarna schluss is.

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    In de eerste plaats: laten we elkaar niets wijsmaken. Heel veel van de stadsregio's die worden opgeheven zeggen dat ze middels een gemeenschappelijke regeling toch verder willen gaan met de samenwerking. Ik kan niet in de toekomst kijken, maar ik denk inderdaad dat het aantal vervoerregio's tot twee beperkt blijft, omdat je het hier over heel bijzondere gebieden hebt. Ik ben echt niet bang dat we hier over een jaar of vijf weer met zijn allen staan en dat we dan een lappendekentje aan vervoerregio's hebben, daar geloof ik absoluut niet in.

    De heer Schouw (D66):
    Is mevrouw Fokke het met mij eens dat, als je nog meer uitzonderingen op de hoofdregel zou toestaan, er van de hoofdregel helemaal niets meer overblijft? Dan verdrinkt het binnenlands bestuur in zijn eigen bestuurlijke drukte.

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    Ik kan niet in de toekomst kijken. We hebben het hier over gebieden waarin we niet alleen te maken hebben met een bus en een trein, maar waarin ook andere vervoersmiddelen zijn. Die maken dat je misschien even buiten de gebaande paden een ander pad op moet. Ik denk dat er over vijf jaar in Nederland nog steeds twee vervoerregio's bestaan, tenzij u niet met dit voorstel instemt.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    De zorg bij een groot deel van de oppositie is dat de democratische controle niet afdoende is geregeld. Vervoerregio's kunnen worden uitgebreid en grenzen kunnen veranderen. Tussen twee haakjes, ik wil de heer Van Oosten nog even zeggen dat ik maar de helft van het goede antwoord gaf, namelijk dat mijn amendement op de voorhangprocedure ook betrekking heeft op nieuwe regio's. Mijn vraag aan de PvdA-fractie is: zou een voorhangprocedure niet heel verstandig zijn? De democratische controle is bij dit voorstel een heel discutabel punt.

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    Laat ik eerlijk zijn: ik vind uw suggestie van een voorhangprocedure heel goed. Wat dat betreft steunen wij uw amendement.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Dank voor die steun, maar begrijpt u het ongemak bij een deel van de oppositie dat veel macht en veel geld naar regio's gaan die een democratische legitimatie ontberen?

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    Dat snap ik. Ik heb al gezegd dat ik als ik het huis van Thorbecke zou mogen inrichten, deze vervoerregio's daar niet zonder meer in zou onderbrengen. Af en toe heb je te maken met structuren en met een harde werkelijkheid. Wij moeten niet vanmiddag dingen met een schaartje knippen die niet met een schaartje geknipt kunnen worden. De vervoersstromen zijn enorm complex. Ik kom uit Maastricht, dus ik begrijp heel goed wat het verschil is tussen de regio in Zuid-Limburg en Amsterdam-Almere. Daar heb je het over een enorme complexiteit aan openbaar vervoer. Je kunt dan in structuren gaan denken, maar dan vrees ik dat je met een schaartje vervoersstromen gaat knippen die niet te herstellen zijn. Ik vind het niet fraai. Laten we eerlijk zijn, volgens mij is er een I&M-dossier in een BZK-dossier beland. De vraag is echter hoe we dat uiteindelijk met z'n allen op een praktische manier gaan oplossen. Met het voorstel met deze twee vervoerregio's hebben wij het volgens mij prima op een praktische manier opgelost.

    Voor de PvdA zijn de eerder genoemde vervoerregio's vooral een manier om het openbaar vervoer goed te regelen; dat had ik al gezegd. Er wordt orde geschapen in de complexiteit van tram, metro, bus en trein. Dat moet naar onze mening dichtbij de burger georganiseerd worden. Daarom vinden wij het een goede oplossing om op deze manier het openbaar vervoer in deze twee gebieden in te richten.

    De heer Van Oosten (VVD):
    Voorzitter. In de eerste plaats mag ik vaststellen dat ik geluk heb, omdat ik de laatste spreker ben in de rij. Ik hoef me dus niet te wagen aan een uitleg waar wij vandaag over spreken, namelijk de afschaffing van de Wgr-plus. Laat ik er helder over zijn: de VVD is voorstander van het afschaffen van de Wgr-plusregio's. Dat pleidooi heeft de VVD-fractie al jaren gehouden en het is goed dat we in Nederland terugkeren naar de bestuurlijke hoofdstructuur van het Rijk, de provincies en de gemeenten. Ik zie de heer Schouw kritisch kijken, althans dat dacht ik te zien. Ik wil duidelijk zijn dat de VVD er geen doekjes om gaat winden. De hoofdlijn die in dit voorstel wordt gekozen, beantwoordt in grote lijnen aan het uitgangspunt dat ons land is opgebouwd uit drie hoofdbestuurslagen. De oprichting van twee vervoersautoriteiten wijkt daar natuurlijk vanaf. Ik vind dat aanvaardbaar en verdedigbaar als je de complexiteit van de twee regio's, het heftige daily urban system voor verkeer en vervoer, en de simpele vaststelling dat de regio's weer eigen vervoersbedrijven kennen, in acht neemt. Daarom vind ik het begrijpelijk dat wordt afgeweken van de hoofdregel.

    Ik heb nog een paar vragen aan de minister. In de stukken gaat het over een betekenisvolle positie voor de provincie. Ik zou graag een nadere uitleg van de minister krijgen over de rol van de provincie bij de vervoersautoriteit.

    De voorzitter:
    De heer Schouw heeft een vraag. Ik weet niet of zijn vraag bij het vorige onderwerp hoort, maar ik heb u nu toch al onderbroken.

    De heer Schouw (D66):
    Ik proef echt een wild enthousiasme bij de VVD-fractie om vanuit pure noodzaak deze heel bijzondere uitzondering te maken op de hoofdregel. Als I en M deze bestuurlijke exoot niet bedacht had, had de VVD-fractie hem wel bedacht. Zie ik dat zo goed?

    De heer Van Oosten (VVD):
    Ik zou in een andere lijn willen antwoorden. De VVD hecht er bijzonder aan dat we binnen de Noord- en de Zuidvleugel van de Randstad op een goede manier van A naar B kunnen vervoeren via openbaar vervoer en wegen. De heer Schouw kan het met mij oneens zijn, maar als ik alle stukken bestudeer die in de opmaat naar dit wetsvoorstel en de behandeling ervan zijn geschreven, vind ik een aantal overtuigende argumenten die ervoor pleiten om af te wijken van de bestuurlijke hoofdstructuur. Op zich vind ik de bestuurlijke hoofdstructuur, het huis van Thorbecke, een schoonheid, maar begrijp dat je er om pragmatische redenen van afwijkt.

    De heer Schouw (D66):
    Dit is precies het antwoord dat ik wilde hebben. Je wijkt om pragmatische redenen af van de hoofdstructuur. Alleen de gevolgtrekking daarvan is dat de hoofdstructuur op heel veel terreinen en op heel veel plekken in het land zal worden aangetast. Het zal bestuurlijke spaghetti worden en de bestuurlijke druk zal alleen maar toenemen. Als de VVD daar verantwoordelijkheid voor wil nemen, vind ik het prima. Ik heb echter een inhoudelijke vraag. De nieuwe vervoerregio beslaat ongeveer twee derde van de provincie Zuid-Holland. Kan de heer Van Oosten eens reageren op de vraag wat er nog overblijft aan taken en bevoegdheden van de provincie op het gebied van verkeer en vervoer? Er zitten toch heel wat gedeputeerden en ambtenaren. Daar blijft toch helemaal niets meer van over?

    De heer Van Oosten (VVD):
    Met permissie wil ik in eerste instantie een korte reflectie geven op wat de heer Schouw stelde in de aanloop naar zijn vraag. Ik waag te betwijfelen dat de bestuurlijke drukte zou worden versterkt door het wetsvoorstel. Ik stel het tegenovergestelde. We schaffen de Wgr-plusregio's juist af, en stellen alleen een tweetal vervoersautoriteiten in. De heer Schouw vraagt mij vervolgens wat er overblijft van de rol van de provincie. Dat is precies de vraag die ik net gesteld heb aan de minister. Ik vind het namelijk heel relevant om te weten wat de rol is van de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland bij de vervoersautoriteit. Daarnaast geldt dat de provincies een ruimere omvang kennen dan alleen de vervoersautoriteit. Daar blijven de provincies dus gewoon over gaan. Als ik het verkeerd zie, hoor ik dat natuurlijk graag van de minister maar ik neem aan dat dit de uitleg is die eraan gegeven kan worden.

    De heer Van Raak (SP):
    Negen jaar geleden stond hier een woordvoerder van de VVD vol vuur te verdedigen waarom we deze bestuursregio's moesten invoeren. Nu staat er een woordvoerder van de VVD vol vuur te bepleiten waarom we ze moeten afschaffen. Hij staat echter ook vol vuur te bepleiten waarom we vervoerregio's moeten invoeren. Hoe kan ik er zeker van zijn dat hier over negen jaar niet weer een woordvoerder namens de VVD staat die vol vuur bepleit dat de vervoerregio's bij nader inzien toch niet zo'n goed idee waren?

    De heer Van Oosten (VVD):
    U kunt over één ding zeker zijn. Dat is dat elke woordvoerder van de VVD altijd vol vuur zijn argumenten zal neerleggen, waar het debat dan ook over gaat. Ik kom terug op wat ik net al aangaf. De VVD hecht bijzonder aan het huis van Thorbecke. Dat is niet zonder reden, zoals ik in deze zaal misschien mag opmerken. Ik ben daarom oprecht gelukkig met de constructie van het Rijk, de provincies en de gemeenten. Wij kijken echter ook met een praktische blik naar wat in het kader van verkeer en vervoer nodig is om op een goede manier van A naar B te komen. Ik verwijs daarbij toch weer naar de stukken die ik gelezen heb. Ik begrijp de motivatie en de argumenten die de minister gebruikt om van die hoofdstructuur af te wijken en te komen tot twee vervoersautoriteiten. Dat dit negen jaar geleden door mijn toenmalige collega anders zou zijn bepleit, zal ik nog eens teruglezen in de stukken.

    De heer Van Raak (SP):
    Kan de heer Van Oosten dat nog voor de stemmingen doen?

    De heer Van Oosten (VVD):
    Als daar tijd voor is, zal ik dat doen. Ik betwijfel echter of dat andere gedachten zal opwekken. Ik heb namelijk geprobeerd duidelijk aan te geven waarom ik het wetsvoorstel zoals dat voorligt acceptabel vind.

    Ik zou de vragen wat betreft de vervoersautoriteit graag willen afronden. Ik heb daarna nog een enkele vraag over de huisvestingsverordening en de huisvestingsvragen. Nogmaals vraag ik hoe de provincies betrokken zullen worden bij de nog op te richten vervoersautoriteiten. Ook zou ik graag vanmiddag nog de bevestiging van de minister ontvangen dat het bij twee vervoersautoriteiten blijft. Die vraag heb ik overigens in min of meer dezelfde vorm zien terugkomen bij collega's, al dan niet bij wijze van amendement. Ik wijs erop dat ik de bevestiging al wel in de stukken heb gelezen, maar het kan misschien geen kwaad als de minister zijn toezegging ook vanmiddag in deze zaal doet.

    Interessant vind ik nog de vraag welke rol de minister voor zichzelf ziet weggelegd op het moment dat de betrokken overheden er niet met elkaar uitkomen. Ik heb het dan wederom over die vervoersautoriteiten. Ik heb niet de verwachting dat ze er niet met elkaar uitkomen, maar het zou zich kunnen voordoen. Gaat de minister dan interveniëren?

    Als het gaat om verkeer wil ik de minister graag verwijzen naar het recente verantwoordingsdebat dat mijn collega's met de minister en de staatssecretaris van I en M hebben gevoerd. Is het juist dat de brede doeluitkering in de eerste jaren zichtbaar blijft binnen het Provinciefonds?

    Ik rond af met een enkele vraag over de huisvesting en taken op dat gebied. In hoeverre mogen gemeenten nu nog zelf een huisvestingsverordening opstellen? Of mag dat alleen in regioverband? Wat gebeurt er als de provincie het verzoek om een woningmarktregio in te stellen afwijst? Zijn er dan nog andere middelen om gemeenten ertoe te brengen toch tot samenwerking op dat gebied te komen? Ik wacht de antwoorden met belangstelling af.

    De voorzitter:
    Daarmee is er een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft laten weten dat hij direct kan overgaan tot het geven van de antwoorden waar de heer Van Oosten en wij allen zo naar uitzien.


    Termijn antwoord

    Minister Plasterk:
    Voorzitter. Het wetsvoorstel dat voorligt, vloeit voort uit de visie van de regering op binnenlands bestuur. Ik zal daar zo iets meer over zeggen. Ook wordt daarmee een voornemen uit het regeerakkoord gerealiseerd. Dat betreft het afschaffen van de zogenaamde Wgr-plusregio's.

    Eerder heb ik een ongeveer 100 pagina's tellende visienota gepresenteerd onder de titel Bestuur in samenhang. Ik hoop niet dat de Kamer verwacht dat ik die nota vanmiddag in zijn geheel ga samenvatten. Een onderdeel daarvan heb ik bij de behandeling van een ander wetsvoorstel al eerder genoemd. Dat is het feit dat het bij het aantreden van het kabinet zomaar kon dat een burger, afhankelijk van de plek waar hij woonde, zes bestuurslagen boven zich zag die alle met een direct gekozen volksvertegenwoordiging werkten: het stadsdeel, de gemeente, het waterschap, de provincie, het Rijk en Europa. Daarmee heb je zes parlementen boven je. Naast die zes etages is er nog een aantal entresols, zoals de tussenetage waarvan ik hoop dat we vandaag zullen besluiten die af te schaffen.

    Kort na het aantreden van het kabinet is in ieder geval de stadsdeelraad afgeschaft. Wel is er een mogelijkheid gebleven tot het instellen van bestuurscommissies, maar die zijn toch heel anders van aard en karakter. Er zijn nu dus nog vijf bestuurslagen. Vanmiddag werken wij aan een van de entresols, de zogenaamde Wgr-plusregio's.

    Over de visie van het kabinet op het binnenlands bestuur zou ik graag doorpraten. Een onderdeel daarvan was vanzelfsprekend de wens om tot provinciale opschaling te komen. Het is bekend, en ook eerder besproken, dat zich daarvoor uiteindelijk geen meerderheid aftekende in de beide Kamers der Staten-Generaal. Ieder heeft daar zijn eigen overwegingen bij. Ik heb eerder al gezegd dat ik dat betreur, omdat ik denk dat de provincies, zeker in de Randstad, wat betreft de bestuurlijke afstand te dicht op het gemeentelijk bestuur zitten.

    Ik heb nog een of misschien twee inleidende opmerkingen. Daarna kom ik toe aan het voorliggende hoofdonderwerp. Allereerst zal ik reageren op de opmerking van de heer Van Raak dat hij een aantal competentiegeschillen "een beetje gênant" vond. Ik herken dat wel. Ik herken het dat je af en toe, nieuw binnenkomend op zo'n terrein, en de mensen op de tribune zullen zich dat ook wel eens afvragen … Je woont in Purmerend en je gaat met de bus naar je werk in Amsterdam. Daar moet een concessie voor worden verleend en daar zit een uitkering op van het ministerie van I en M. Je kunt dat op verschillende manieren organiseren. Als er echter langlopende conflicten zijn tussen de stad Amsterdam en de provincie Noord-Holland over hoe zo'n uitkeringstroom loopt, denk je inderdaad weleens: zoek het uit. Wij gaan het nu hier uitzoeken. Maar soms gaat er toch wel heel veel energie zitten in het competentieconflict over wie nu over zo'n uitkering gaat, terwijl helder is dat die bus de mensen van hun huis naar hun werk moet brengen en van hun werk weer naar huis. Daarvoor moet een concessie worden verleend; hoe moeilijk kan dat zijn? Ik wil dat gevoel onderstrepen, want dat heeft mij ook weleens bekropen. Niettemin moeten wij dat natuurlijk wel netjes regelen en dat doen wij vandaag.

    Het onderhavige wetsvoorstel omvat het afschaffen van de zogenaamde plusregio's. Plusregio's zijn samenwerkingsverbanden tussen gemeenten. Van die samenwerkingsverbanden hebben wij er natuurlijk wel meer, de zogenaamde gemeenschappelijke regelingen. Het kenmerk van de plusregio's is dat het verplichte samenwerkingsverbanden zijn met wettelijke taken en eigen middelen. Strikt genomen is het daardoor geen verlengd lokaal bestuur meer, zoals door de heer Van Raak en anderen ook werd opgemerkt. Je kunt niet volhouden dat gemeenten eigener beweging samenwerken. Nee, ze hebben wettelijke taken en die zijn van bovenaf ingesteld. Dat heeft dus echt een heel ander karakter en dat zou je toch niet moeten willen. Er waren acht plusregio's, maar een daarvan is op eigen verzoek al uitgeschreven, te weten Parkstad Limburg. Nu zijn er dus nog zeven over. Het voorliggende voorstel behelst het opheffen ervan en het overhevelen van de taken naar de provincie. Ik heb de indruk dat daarvoor brede steun is. Tegen de heer Schouw wil ik zeggen dat dit de hoofdregel is. Het geld voor de taken die tot dusver belegd waren bij de plusregio's, gaat naar de provincie. Ik ben blij dat voor die hoofdregel ook brede steun in de Kamer bestaat.

    De vervolgvraag is, en ik haal even adem …

    De voorzitter:
    Dat is een uitnodiging aan de heer Schouw.

    De heer Schouw (D66):
    De minister wil nu aan het paard van Troje komen, namelijk die vervoerregio's. Wat mij toch wel interesseert, is waarom de minister het heeft toegestaan dat in het schone BZK-voorstel voor het afschaffen van Wgr-plus, de gifpil van I en M is aangebracht? Waarom heeft deze minister dat geaccepteerd?

    Minister Plasterk:
    Met deze procedurevraag loopt de heer Schouw vooruit op wat ik nu wilde gaan zeggen over de vervoerregio's, maar ik wil best eerst het procedureantwoord geven en dan op de inhoud ingaan. Ik vind het geen gifpil. Voor de mensen in de Randstad waarover wij het nu hebben, is het van belang om helderheid te krijgen. Het is van belang om nu niet eerst een discussie over het opheffen van de Wgr-plusregio's te krijgen en enige maanden later al dan niet te komen tot het inrichten van de vervoerregio's. Dat is het antwoord op de procedurele vraag.

    De heer Schouw (D66):
    Laten wij het dan geen gifpil noemen, maar het paard van Troje. Eigenlijk zijn het twee verschillende grootheden. Zou het ook wetstechnisch niet beter zijn geweest om de oprichting en inrichting bij een apart wetsvoorstel te regelen, waarbij het trekkerschap ligt bij de minister van I en M?

    Minister Plasterk:
    Ik kan me zomaar een aantal Kamerleden voorstellen die dan zouden zeggen: wat is dat nu voor een schande? Wat is het voor gifpil dat we nu eerst het opheffen van de plusregio behandelen, en dat we dat niet in samenhang zien met een visie op hoe vervolgens het openbaar vervoer in de Randstad moet worden ingericht? Ik dacht dat ik juist behulpzaam was door het in samenhang te doen, zodat de Kamer het ook in samenhang kan beoordelen.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Ik ga nog even door op die samenhang. De minister zegt: ik heb al een visie neergelegd. Dat is die notitie. In de memorie van toelichting op de Noordvleugelprovincie was ons ook een visie beloofd. Via de procedurevergadering heeft de heer Schouw het verzoek doen uitgaan om dat alsnog eens na te vragen. Gaan we nu van wetsvoorstel naar wetsvoorstel? Is dit het? Dit raakt het middenbestuur. We hebben net de afschaffing van de Noordvleugelprovincie gehad en nu gaan we door naar het wetsvoorstel. Gaan we zo een beetje door?

    Minister Plasterk:
    Ik heb de nota Bestuur in samenhang uitgebracht. Die heb ik opgestuurd naar de Tweede Kamer en naar de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft er zelfs nog een debat over gevraagd. We hebben daar een dag lang over dat onderwerp gedebatteerd. Daar staat de visie van het kabinet in op het hele binnenlands bestuur, van de doe-democratie tot de gemeenschappelijke regelingen. Daar wil ik graag naar verwijzen. We werken dat uit in wetsvoorstellen. Die liggen hier voor en kunnen worden beoordeeld.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    De Eerste Kamer heeft gezegd: dit is niet afdoende. Er is een motie aangenomen in de Eerste Kamer, waarin de minister wordt gevraagd om niet verder te gaan met de provinciale opschaling totdat die visie er is. Die vraag is heel nadrukkelijk al gesteld aan de minister. Die vraag is hier ook in eerste termijn vanuit de Kamer gesteld. Moet er niet een samenhangende visie op het middenbestuur komen?

    Minister Plasterk:
    Er is toen ook nog een tweede notitie tot stand gekomen. Die heb ik eveneens in afschrift naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Laten we eerlijk wezen. De heer Van Raak zei het eerlijk: er ligt wel een visie voor, maar het is niet mijn visie. Dat kan natuurlijk altijd. Vaak is de roep om nog meer visie eigenlijk de mededeling dat men het niet eens is met de voorliggende visie. Nogmaals, dat kan, maar dat moet je dan ook eerlijk met elkaar constateren.

    De heer Van Raak (SP):
    Er stond een visie in het regeerakkoord, die is losgelaten en daar is nog geen nieuwe voor in de plaats gekomen. Dat is het probleem. In een visie geeft de regering aan wat de samenhang is tussen de verschillende voorstellen. Dat wil nog niet noodzakelijkerwijs zeggen dat al die voorstellen gelijk behandeld hoeven te worden, zeker niet als ze over verschillende ministers gaan. Waarom heeft deze minister er niet voor gekozen, twee voorstellen te doen? Hij had een voorstel kunnen doen ter afschaffing van de bestuursregio's. Daar had ik zo mijn steun aan gegeven. De minister van I en M had dan een voorstel kunnen doen voor de inrichting van vervoerregio's. Daar hadden we dan, in het kader van de visie van de regering, afwegende onze eigen visie, ook een oordeel over kunnen vellen. Nu die twee echter aan elkaar gekoppeld zijn, is het ook een koppelverkoop en wordt het voor mij bijzonder moeilijk om een keuze te maken.

    Minister Plasterk:
    De vervoerregio zit in de portefeuille van de staatssecretaris van I en M, mevrouw Mansveld. Dit wetsvoorstel is natuurlijk ook in nauwe samenwerking met haar voorbereid. Het kabinet is van mening dat er een duidelijke samenhang is tussen het opheffen van de plusregio's, die ook vervoerstaken hebben, en het scheppen van duidelijkheid over de vervoerregio's in de Randstad. Als u met toestaat, kom ik zo toe aan de inhoudelijke onderbouwing van het voorstel.

    De heer Van Raak (SP):
    Is de minister bereid om die twee dingen alsnog te scheiden? Is hij bereid om te zeggen: om procedurele redenen ben ik graag bereid om het amendement van de heer Van Raak en van de heer Segers te omarmen, zodat we die twee dingen kunnen scheiden? Dan kunnen we vandaag een goed besluit nemen over de afschaffing van de bestuursregio's en in de toekomst kunnen we gaan praten over de vraag of we vervoerregio's willen en hoe die er dan uit zouden moeten zien.

    Minister Plasterk:
    Dat is feitelijk een vraag naar het oordeel of het advies van het kabinet over de voorliggende amendementen. Daar kom ik zo op, nadat ik een toelichting heb gegeven op de keuze van het kabinet om voorstander te zijn van deze twee vervoersregio's in de Randstad. Er worden inderdaad twee uitzonderingen gemaakt voor het metropoolgebied Amsterdam en het metropoolgebied Rotterdam/Den Haag. Dat zijn overigens ook de drie steden die een eigen openbaarvervoersbedrijf hadden en hebben ingebracht. Rotterdam/Den Haag vormen samen met in totaal 24 omliggende gemeenten de metropoolregio Rotterdam/Den Haag, zoals Amsterdam samen met 16 gemeenten in Noord-Holland de stadsregio Amsterdam vormt. De complexiteit en de fijnmazigheid van het vervoer maken dat je daar echt een andere situatie hebt dan elders in het land, ook elders in het land waar een stad met openbaar vervoer met omliggende gemeenten verbonden is. Die situatie brengt met zich mee dat een uitzondering gemaakt moet worden. Tegen de heer Schouw zeg ik dan ook: wat het kabinet betreft, is dit een uitzondering. Tegen anderen zeg ik dat we geen enkel voornemen hebben om meer uitzonderingen te maken dan deze twee. Op de kaart van Nederland is te zien dat er rond die twee metropoolregio's sprake is van een unieke situatie. Ik denk dat het belang van de reiziger er uiteindelijk mee gediend is om die op deze manier in te richten. Ik zie dat de heer Bisschop wil interrumperen maar ik praat even door omdat ik dit deel van mijn betoog graag even wil afronden.

    Natuurlijk kan men zeggen: hoe zit het dan met de democratische legitimatie? Daarover zeg ik twee dingen. Allereerst gaat op het totaal van de begroting van I en M 1 miljard naar die vervoerregio's. Op de 250 miljard rijksbegroting blijft 1 miljard staan op de begroting van I en M met het specifieke doel van het leveren van openbaar vervoer in die twee vervoerregio's. Die vervoerregio's zijn uiteindelijk samenwerkingsverbanden, zogenaamde "gemeenschappelijke regelingen". Als je het niet eens zou zijn met het geld voor dat samenwerkingsverband, dan zou je in de Tweede Kamer tegen de staatssecretaris van I en M moeten zeggen: dat geld moet omhoog, omlaag of anders. Dat wordt dus hier democratisch gelegitimeerd. De wijze waarop het wordt uitgevoerd, is natuurlijk gewoon aan die samenwerkingsverbanden die nu worden ingesteld en aan die vervoerregio's. Dat is gewoon een gemeenschappelijke regeling. In die zin is het wel degelijk verlengd lokaal bestuur. Nogmaals, het is een uitzonderingssituatie, maar ik denk dat die goed onderbouwd is. Ik sta er in elk geval volledig achter dat we dat bij deze gelegenheid op die manier aan de Kamer voorleggen.

    De heer Bisschop (SGP):
    Voor een deel heeft de minister mijn vraag al beantwoord. Als ik naar de visienota Bestuur in samenhang kijk, dan lees ik daarin heldere overwegingen voor het afschaffen van de WGR en de WGR-plusregels. Ik vind daarin echter niet de overwegingen die aanleiding zijn voor het instellen van vervoerregio's. Ik lees alleen de constatering dat ze worden ingesteld. De minister motiveert dat nu maar dat lost niet het probleem op. Natuurlijk zijn Den Haag, Amsterdam en Rotterdam bijzonder; alleen al uit het feit dat zij hun eigen stadsvervoer hebben, blijkt dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid. Het gaat niet over het stadsvervoer maar over het regionale vervoer. Ik begrijp nog steeds niet waarom dat vervoer binnen die metropolen in handen gelegd moet worden van een eigen entiteit. Zodra buiten die entiteit wordt getreden, zijn er de problemen van verbindingen, concessieverlening, enzovoort. Ik begrijp dat er redenen gezocht worden om dit te doen, maar de houdbaarheid van die redenen komt een beetje moeizaam op mij over.

    De voorzitter:
    Zullen wij de minister eerst op dit punt laten reageren?

    De heer Bisschop (SGP):
    Ja. Eigenlijk is mijn hartenkreet: geef nu eens echt de reden aan waarom op deze wijze voor een vervoerregio wordt gekozen. Waarom maken we niet echt een heel transparante structuur met ieders eigen verantwoordelijkheden?

    Minister Plasterk:
    Deze structuur vloeit voort uit de wens om het openbaar vervoer voor de reiziger zo goed mogelijk in te richten. Het voortouw in dezen — daar heeft de heer Bisschop gelijk in — ligt meer bij het openbaar vervoer dan bij het binnenlands bestuur. Er is een fijnmazig net van openbaarvervoersvoorzieningen. Neem de provincie Zuid-Holland waarin 24 gemeenten elkaar hebben gevonden en hebben gezegd: laten wij dit samen gaan doen zodat tram, lightrail en trein optimaal op elkaar aansluiten en de reiziger zo goed mogelijk wordt bediend. Praktisch gezien betekent het dat men streeft naar zo min mogelijk wachttijd en een zo goed mogelijk netwerk van verbindingen. Ik zou zeggen: wees blij. Laten we dit ondersteunen. Men heeft hierin het voortouw genomen. Dat geldt ook voor de metropoolregio Amsterdam met de omliggende gemeenten. Dat is niet altijd simpel want iedereen zit altijd op zijn eigen potje geld. In dit geval heeft men echter gezegd: we leggen ons erbij neer dat dat geld naar de regio gaat en dat daarvoor gezamenlijk concessies worden georganiseerd en aanbesteed. Ik vind dat eigenlijk een stap om te ondersteunen.

    De heer Bisschop (SGP):
    De minister hoort mij geen kritiek hebben op welke samenwerkingsvorm dan ook die vanuit de gemeenten zelf komt. Als 24 gemeenten in staat zijn om goede afspraken te maken, kun je dat alleen maar toejuichen. Maar moet je dat nu wettelijk verankeren? We willen juist grote schoonmaak houden in het huis van Thorbecke en komen tot een heldere bestuurlijke structuur. Er werd net gesproken over een ketelhok. Door dit te accepteren en door dit erin aan te brengen wordt er toch weer een klompenhokje aan dat mooie huis gebouwd. Dat moeten we niet doen.

    Minister Plasterk:
    We zijn het erover eens dat het prijzenswaardig is en ondersteuning verdient dat die gemeenten elkaar hebben gevonden om in één regio samen te werken. Dan resteert nog de vraag of je dat ook moet beklinken dan wel of je het maar zo laat, wat zou betekenen dat eenieder er op elk moment weer uit kan treden. Dan haal je het hele bouwwerk onderuit. Stel dat op een gegeven moment een bestuurscrisis in Purmerend ertoe leidt dat een nieuw college het helemaal anders gaat doen en zich terugtrekt uit die vervoerregio. Dan haal je een deel weg van de steun voor de concessie en valt het hele bouwwerk in elkaar. Vanuit de praktijk van het openbaar vervoer, waarin je langjarige concessies nodig hebt, langer overigens dan de zittingsperiode van een college van burgemeester en wethouders, vind ik het heel begrijpelijk om dat wel te beklinken en dat bij AMvB te doen. Ik kom zo nog terug op de behandeling van die Algemene Maatregel van Bestuur.

    De heer Van Raak (SP):
    De minister noemt het voorbeeld van de 24 gemeenten in de vervoerregio in Zuid-Holland. Niet al die 24 gemeenten willen dit. Niet alle 24 gemeenten hebben dit getekend en dat doen ze ook bewust niet. Straks schaffen we de verplichte bestuurregio's af, maar komen de gemeenten in die vervoerregio weer in een soort nieuwe bestuurregio terecht waarin ze ook geen zeggenschap meer hebben.

    Minister Plasterk:
    Bij mijn weten hebben op dit moment 21 van de 24 gemeenten getekend. Drie maken hun handtekening nog even afhankelijk van de behandeling van dit wetsvoorstel. Ik heb sterk de indruk dat zij zich dan daarin zullen voegen en dat er vervolgens ook daar consensus is.

    De heer Van Raak (SP):
    Dat is dus afwachten, want zij hebben dat bewust niet gedaan. De heer Bisschop heeft dan wel gelijk dat we vandaag de bestuurregio's gaan afschaffen behalve voor de Randstad. Het beeld dat de minister hier schetst van Zuid-Holland geldt volgens mij ook voor andere delen van het land. De minister probeert aan te geven dat de vervoerregio's in de Randstad zo uniek zijn, maar ik vraag mij dat af. Zijn ze uniek ten opzichte van andere delen in het land? Ik besef steeds meer dat de vervoerregio's eigenlijk een soort Wgr-plusregio aan het worden zijn.

    Minister Plasterk:
    Dat is niet het geval. De Wgr-plusregio's hadden ook andere taken. Ik heb zojuist inhoudelijke argumenten gegeven waarom ik denk dat de situatie in deze twee metropoolregio's echt anders is dan elders in het land. In Zuid-Holland is feitelijk sprake van een bijna aaneengesloten verstedelijkt gebied tussen Den Haag en Rotterdam, met Delft ertussen en een aantal andere gemeenten eromheen. In het verleden was er nog weleens grote rivaliteit tussen die twee grote steden in Zuid-Holland, dus ik ben blij dat ze elkaar en omliggende gemeenten hebben gevonden: laten we in het belang van de reiziger het openbaar vervoer optimaal afstemmen en laten we aan I en M vragen of we een heldere uitkeringstroom kunnen krijgen direct naar die vervoerregio, zodat we het openbaar vervoer langjarig kunnen aanbesteden en op die manier kunnen inrichten. Ik vind dat heel rationeel en verstandig. Ik ben minister van Binnenlandse Zaken, dus ik ben erfgenaam van Thorbecke. Je kunt wel zeggen dat het het huis van Thorbecke is en dat je dat allemaal niet moet willen. Uiteindelijk doe je echter het niet voor het huis van een voormalig minister van BZK, maar doe je het voor de mensen. Zij willen met de bus van hun werk naar huis en omgekeerd. Dat moet op een fatsoenlijke manier worden georganiseerd en wij zijn daarvoor verantwoordelijk.

    De heer Schouw (D66):
    Ik ben blij dat de minister zich zo heeft verdiept in de gang van zaken in de metropool en dat hij zegt dat het op een fatsoenlijke manier moet worden georganiseerd. Ik heb eens naar de statuten van die metropool gekeken en ik ben eens gaan rekenen. Met 4 van de 25 deelnemers aan die regeling kun je een meerderheid aan stemmen hebben, want zo zit de regeling in elkaar. Dat zou betekenen dat je 21 andere deelnemers niet kunt honoreren. Vindt de minister het democratisch dat je met 4 van de 25 deelnemers een meerderheid hebt?

    Minister Plasterk:
    Twee dingen. Ten eerste komt dat natuurlijk tot stand omdat die vier deelnemers dan ook meer inwoners kennen dan die andere deelnemers, zodat het uiteindelijk, als je dat weegt, een reële meerderheid van de inwoners representeert. En ja, zo werkt democratie. Ten tweede, laten wij niet uitgaan van een soort speltheorie alsof gemeenten alleen maar proberen om andere gemeenten dwars te zitten. Men is erop uit om daar de samenhang in het fijnmazig stelsel van openbaar vervoer te organiseren. Men heeft elkaar daar ook in gevonden en vraagt nu aan het Rijk: steun ons daarin; maak dat mogelijk. Ik zou dat willen doen.

    De heer Schouw (D66):
    Dit is precies het punt waarop de minister een fundamentele fout maakt, want hij zegt: zo werkt de democratie. Dit is een indirect gekozen bestuur waarin gemeenten participeren. Dat zijn er 24 plus 1: één provincie. Dat zijn er 25. Als je kijkt naar de stemverhoudingen zoals die zijn afgesproken in de statuten, dan kunnen de twee grote gemeenten — Den Haag, Rotterdam — aangevuld met twee kleintjes — Delft en Zoetermeer; vergeef mij het woord "kleintjes" zeg ik tegen de burgemeesters van Delft en Zoetermeer — daar met z'n vieren de dienst uitmaken. Die kunnen met z'n vieren dat miljard dat het kabinet vrijmaakt, gaan verdelen. De andere worden buitenspel gezet. Dat is toch niet democratisch? Dat leidt toch tot een hoop bestuurlijke drukte en gedoe? Het gaat immers om de verdeling van geld. Ik vraag de minister om daarop te reflecteren.

    Minister Plasterk:
    Daarbij wordt er voortdurend van uitgegaan dat men in zo'n vervoersregio iets anders voor zou hebben dan op een fatsoenlijke manier het openbaar vervoer inrichten. Stel nou dat het bestuur in de vervoersregio Rotterdam-Den Haag zou zeggen: weet je, wij hebben er nog eens naar gekeken, maar de mensen van Spijkenisse sluiten wij gewoon af van het openbaar vervoer. Dan is dat natuurlijk een misstand. Dan zullen wij ook het heus wel horen, maar ik zie geen enkele reden om dat aan te nemen. Sterker nog, men heeft zich hierin begeven en zegt nu: laat ons op deze manier het openbaar vervoer organiseren. En ja, er is natuurlijk een gewogen stemming, waarbij iedere gemeente invloed heeft naar rato van het aantal inwoners. Dat is vanzelf zo in een gemeenschappelijke regeling. Dat is ook zo vastgelegd in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

    Voorzitter. Ik wil proberen door te gaan en nu de afzonderlijke sprekers langs te gaan, voor zover ik hun punten niet in de algemene ronde heb beantwoord. En dan is er nog een fiks stapeltje amendementen, waar ik ook nog even wat tijd voor wil nemen.

    Een aantal punten van de heer Schouw heb ik al besproken in mijn algemene deel en bij het beantwoorden van de interrupties. Ik weerspreek dat de vervoersregio's een extra bestuurslaag zijn. Het is uiteindelijk een gemeenschappelijke regeling, maar men krijgt directe financiering van het ministerie van I en M.

    De relatie tot de provincies heb ik besproken. Ik had liever een opschaling gehad maar heb daar geen meerderheid voor gevonden.

    Dan kom ik bij de heer Segers. Ik heb al gesproken over de visie in de nota Bestuur in samenhang. Een punt waar ik graag antwoord op wil geven, is het herstel van vertrouwen bij de provincies. Dat vertrouwen zou eventueel geschaad kunnen zijn door de poging om tot een Noordvleugelprovincie te komen. Ik signaleer op geen enkele manier een verlies van vertrouwen. Mij werd gevraagd, ik meen zelfs nadat de provincie Noord-Holland had besloten om niet langer voorstander te zijn van de Noordvleugelfusie, of ik het nieuwe provinciehuis in Haarlem zou willen openen. Ik heb daar toen al ja op gezegd. Die toezegging zal ik ook graag gestand doen. Daarmee wil ik zeggen dat er altijd sprake is geweest van een uitstekende en professionele werkrelatie. Overigens is er ook buiten het professionele een prima relatie. Ik maak mij daar dus geen zorgen over.

    De heer Segers vroeg: zou je niet nog op veel andere manieren vervoersregio's kunnen organiseren? Dat is zo. Als de Kamer nog een specifieker debat wil voeren over de toekomst van de vervoersregio's, dan zou ik op enig moment naar de collega van I en M willen verwijzen, maar er is een duidelijke keuze hiervoor gemaakt. Dit is ook wat er van onderop tot stand is gekomen. Het is niet bij I en M verzonnen maar door de gemeenten samen gedaan.

    Wat het meedoen van de provincies in de besturen van de vervoerregio's betreft, ga ik ervan uit dat de provincies dat willen. In een eerder stadium was dat niet helemaal helder. De bij de Noordvleugel betrokken provincies hebben gezegd dat zij dat niet willen. Die provincies willen de gehele verantwoordelijkheid voor de BDU-gelden, zodat ze niet bereid waren aan te schuiven als die gelden naar de vervoerregio's zouden gaan. Mocht deze Kamer besluiten om de vervoerregio's in te stellen — daarop hoop ik natuurlijk — dan hoop ik dat de provincies alsnog bereid zijn, aan te schuiven aan de bestuurstafel omdat ik denk dat ze daarbij een serieuze rol hebben te spelen. Dit ook in antwoord op vragen van de heren Schouw, Bisschop en Van Oosten. In de memorie van toelichting staat dat wij ervan uitgaan dat de provincies die rol in het bestuur wel zullen willen spelen.

    Almere heeft het voornemen, zeg ik tegen de heer Segers, zich aan te sluiten bij de vervoerregio. Maar het zou dat doen zonder dat het geld direct naar de vervoerregio stroomt. Want we hebben vastgesteld dat dat geld via de provincies loopt. Mocht men daartoe besluiten — daar ziet het wel naar uit — dan is dat doordat de provincie eraan meewerkt dat het op die manier wordt gedaan. Het ziet ernaar uit dat de provincie Flevoland dat ook zal doen.

    Op de vragen en opmerkingen van de heer Van Raak ben ik ingegaan.

    Mevrouw Van Toorenburg vroeg hoelang de toedeling van gelden blijft gemarkeerd in het Provinciefonds. Daar is geen horizon aan verbonden. In principe blijft dat zodanig gemarkeerd, totdat een toekomstig kabinet misschien op enig moment anders besluit. Zij maakte een bruggetje naar de discussie die we aan andere tafels met de gemeenten voeren over de vraag of, als twee gemeenten samenwerken, daarover geen btw moet worden geheven. Zoals bekend zijn we daarover met de gemeenten in gesprek, waarbij het met name gaat om de vraag of waar de drie grote decentralisaties tot nieuwe samenwerkingsverbanden leiden, dit ertoe leidt dat de gemeenten extra geld kwijt zijn aan btw-afdrachten. De waarneming van mijn collega van Financiën is dat er eigenlijk geen reden is om te denken dat dat het geval is. Mocht blijken dat dat niettemin substantieel wél het geval is, dan ontstaat er een nieuwe situatie om te bespreken.

    De heer Bisschop geeft steun aan het afschaffen van de plusregio's. Dank daarvoor. Hij duidde op de competentiediscussies tussen IPO en VNG, waaraan mevrouw Fokke ook aandacht besteedde. Ik ga ervan uit dat de provincies hun wettelijke taken uitvoeren en dat ze de bestaande afspraken met de gemeenten nakomen. Als men even met elkaar doorpraat, denk ik dat dat het geval zal zijn.

    Mevrouw Fokke vroeg nog of er nog meer vervoerregio's komen. Het antwoord is helder: nee, dit zijn wat het kabinet betreft de twee vervoerregio's.

    De heer Van Oosten besteedde aandacht aan de betekenisvolle positie van provincies: wat het kabinet betreft schuift men aan tafel en wordt men deel van het bestuur van die vervoerregio's. De heer Schouw noemde terecht het aantal van 25: 24 gemeenten en de provincie. Dat kan in de Noordvleugel ook gebeuren.

    De heer Van Oosten (VVD):
    Enkel ter verduidelijking: mag ik het dan zo uitleggen dat die betekenisvolle positie voor de provincie mag worden uitgelegd als participatie door de provincie in de vervoerregio's? Ik kreeg, de memorie van toelichting doorlezend, de indruk — het wordt expliciet zo neergezet — dat er meer achter moet worden gezocht. Maar dat is dan niet zo.

    Minister Plasterk:
    Nee, wat mij betreft niet. Maar daarover kan men zelf tot op zekere hoogte nog in gesprek gaan. Dat is wat mij betreft het antwoord.

    De heer Van Oosten stelde nog een vraag over de Huisvestingsverordening. Het stelsel gaat ervan uit dat een gemeente een huisvestingsverordening op kan stellen. Indien gemeenten samen willen werken, kan een gezamenlijke verordening tot stand komen. Komt zo'n verordening niet tot stand, dan kunnen een of meer gemeenten aan de provincie vragen om een woningmarktregio aan te wijzen. Daar moet dan een gezamenlijke of gelijkluidende huisvestingsverordening tot stand komen. Mocht de provincie het verzoek afwijzen, dan zijn er geen verdere middelen om samenwerking af te dwingen. Wel geeft de Huisvestingswet 2014, die onlangs door het parlement is aangenomen, aan dat gemeenten die een verordening willen maken die moeten afstemmen met omliggende gemeenten. Dat is de juridische situatie daarbij.

    Ik kijk even of ik specifieke vragen heb gemist. Ik heb gesproken over de gemeenschappelijke regelingen. In feite is de vervoersregio er zo een. De heer Segers heeft gesproken over de variant om het van onderaf te financieren, dus via de gemeenten naar het vervoer toe. Dat zou heel veel drukte veroorzaken, want dan gaat het geld eerst naar al die gemeenten toe, die het vervolgens op regionaal niveau per keer met elkaar eens moeten zien te worden. Daarom geven we de voorkeur aan de stelregel dat het vervoersgeld in principe naar de provincie gaat. Nogmaals, over de uitzonderingen in de Randstad hebben we gesproken.

    Ik heb net antwoord gegeven op de vraag over de positie van Almere.

    Daarmee meen ik alle vragen te hebben beantwoord.

    De heer Van Oosten (VVD):
    Wellicht ter voorkoming van een tweede termijn: ik had een vraag gesteld, maar mogelijk hebt u die en marge van de beantwoording van andere vragen bedoeld te beantwoorden, maar dan heb ik dat niet goed opgevat. Ziet de minister voor zichzelf een rol weggelegd als al die participanten, de gemeenten en de provincie, in die vervoerregio er niet zouden uitkomen? Gaat hij dan interveniëren? Of wat gaat hij dan doen?

    Minister Plasterk:
    Die vervoerregio's zijn een gemeenschappelijke regeling, en daarvoor geldt de Wet gemeenschappelijke regelingen. Dat is dus het kader waarbinnen men dat zal moeten doen. De subsidie komt direct van het ministerie van I en M, blijft daar ook op de begroting staan en gaat naar de vervoerregio toe. Ik kan mij dus geen situatie indenken waarin men er niet uit zou komen. Dat is ook de kritiek van de heer Schouw, maar in principe geldt uiteindelijk een gewogen meerderheid van stemmen en kan men het op basis daarvan met elkaar inrichten. Maar nogmaals, ik heb totaal niet de indruk dat men binnen die vervoerregio erop uit is om nieuwe conflicten te organiseren.

    De heer Van Oosten (VVD):
    Het is dus ook niet nodig dat u een specifieke rol voor uzelf zou gaan ontwikkelen op dat punt, omdat het niet de verwachting is dat het zich zou kunnen gaan voordoen?

    Minister Plasterk:
    Ja, en omdat de Wet gemeenschappelijke regelingen daar al een algemeen kader voor biedt.

    Dan kom ik toe aan amendementen. Naar ik meen, zijn die genummerd, dus dat maakt het leven weer makkelijker.

    Ik begin met het amendement op stuk nr. 12 van de heer Segers, waarin wordt gevraagd om de Algemene Maatregel van Bestuur waar de wet naar verwijst maar op basis waarvan die twee vervoerregio's worden ingericht, voor te hangen. Dat betekent dat het geen kabinetsbesluit is dat zonder meer kan worden genomen, maar dat het eerst aan de Kamer moet worden voorgelegd. Voor deze twee vervoerregio's is het op zich niet strikt nodig, in die zin dat er in de memorie van toelichting al staat welke gemeenten die regio's vormen. Het ligt nu dus voor. Ik kan mij echter voorstellen dat de Kamer zegt: die wet gaat langer gelden dan 2017 en dan zou het zomaar kunnen dat een nieuwe regering zomaar met een andere vervoerregio of met een wijziging wil komen; dan zou het redelijk zijn dat het wetsvoorstel voorligt. Ik vind het een redelijk amendement en laat het oordeel dus graag aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Het amendement op stuk nr. 12 is oordeel Kamer.

    Minister Plasterk:
    Dat zou ook mijn suggestie zijn voor de ondertekenaars van het amendement op stuk nr. 13. Dat beoogt aan de ene kant iets waar ik het mee eens ben, namelijk om het instellen van zo'n vervoerregio van tevoren aan de Kamer voor te leggen. Aan de andere kant gaat dit amendement wel een hele stap verder, omdat het uitspreekt dat een vijfde van de Eerste of Tweede Kamer op enig moment nog kan besluiten om het instellen van die vervoerregio tot wet te maken, met andere woorden: als je dit amendement nu aanneemt, kan het zomaar gebeuren dat in het najaar 17 Eerste Kamerleden of 30 Tweede Kamerleden besluiten om die Algemene Maatregel van Bestuur toch liever als wetgeving te behandelen. Daarmee komt er een heel nieuw wetgevingstraject op gang. In feite gaat de realisatie van die vervoerregio's per januari 2015 niet door, dus die onzekerheid zou ik er niet boven willen hangen. Ik vraag de ondertekenaars dan ook om zich te voegen bij het amendement op stuk 12, dat materieel in feite hetzelfde beoogt, namelijk dat de Kamer van tevoren weet welke vervoerregio's er worden ingesteld.

    De voorzitter:
    Betekent dit dat de minister het amendement op stuk nr. 13 ontraadt?

    Minister Plasterk:
    Kort en goed, het oordeel over het amendement op stuk nr. 12 wil ik aan de Kamer laten, maar het amendement op stuk nr. 13, dat hetzelfde terrein beslaat, wil ik ontraden.

    De heer Schouw (D66):
    Ik wil daarover twee opmerkingen maken. In de eerste plaats weet de minister net zo goed als ik dat de amendementen materieel niet hetzelfde zijn.

    Minister Plasterk:
    Het tweede amendement gaat verder. Daarom ontraad ik het amendement op stuk nr. 13.

    De heer Schouw (D66):
    Het zijn heel verschillende amendementen. De minister zei zojuist dat ze materieel hetzelfde zijn. Dat is niet het geval. Die correctie breng ik aan. In de tweede plaats zegt de minister dat we door een zware voorhangprocedure het risico lopen dat inwerkingtreding op 1 januari niet wordt gehaald. Vindt de minister dat hij dit argument mag gebruiken? Dit wetsvoorstel doorloopt de parlementaire weg en wordt dus ook door de Eerste Kamer behandeld. Is dat naar zijn mening een valide argument?

    Minister Plasterk:
    Ik zal dat ook in de Eerste Kamer gebruiken. Mocht de wens tot uitstel bestaan, dan zal ik zeggen dat het naar mijn stellige indruk voor het inrichten van het openbaar vervoer in de Randstad buitengewoon behulpzaam zou zijn om daar tijdig helderheid over te krijgen, opdat men dit per 1 januari 2015 kan invoeren. Gezien vanuit de praktijk van het openbaar vervoer vind ik dat zeker een valide argument.

    Het amendement op stuk nr. 14 van de heren Schouw en Van Raak beoogt feitelijk te zeggen dat de vervoerregio's er niet moeten komen. De heer Van Raak doelde daar eerder ook al op. Het amendement beoogt dat onderdeel van het wetsvoorstel los te koppelen van het afschaffen van de Wgr-plusregio's. Zoals uit de discussie is gebleken, ontraad ik dat amendement.

    Hetzelfde geldt voor het amendement op stuk nr. 15 van de heer Segers. Op zichzelf is het altijd verstandig om te evalueren, maar de concessies worden verleend voor periodes van meer dan vijf jaar en soms zelfs tot tien jaar. Voor het openbaar vervoer is het buitengewoon onwenselijk om op voorhand al te zeggen dat over vijf jaar nog wel eens gekeken zal worden of men het op deze manier wil doorzetten. Met name mijn collega's van I en M maken zich daar toch zorgen over. Het staat de wetgever altijd vrij om op enig moment de wet te veranderen, maar het is geen onderdeel van dit wetsvoorstel om dat nu op voorhand te doen. Wij zouden dit ook niet als een onderdeel van het wetsvoorstel wensen. Wij ontraden dit amendement om die reden.

    De voorzitter:
    Het amendement op stuk nr. 15 van de heer Segers wordt ontraden.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Het amendement slaat op veel meer dan alleen de concessie. Het gaat namelijk over de begrenzing van democratische legitimatie. Het feit dat er vervoerregio's komen, vraagt om afstemming tussen gemeenten, provincies en de regio's. Het zou toch heel wijs zijn om na een bepaalde periode terug te blikken om te kijken of we het goed doen. Dat vraagt het amendement en dat lijkt mij niet meer dan verstandig.

    Minister Plasterk:
    Maar in de praktijk moeten concessies langjarig worden ingericht. Dat is ook logisch, omdat je wilt aanbesteden. Bedrijven moeten investeren in voorzieningen en als onzeker is of die voorzieningen over vier jaar nog wel worden doorgezet, is dat in de praktijk niet te hanteren. Mede namens mijn collega's van I en M wil ik de Kamer met klem ontraden om dat er nu op deze manier boven te hangen.

    Het amendement op stuk nr. 16 kent een procedureel bezwaar. Het amendement richt zich op de concessiesystematiek en die heeft niet zo veel met het binnenlands bestuur te maken. Als de Kamer daarover nog nader wil discussiëren, verwijs ik daarvoor naar collega Mansveld. Ik heb begrepen dat dit al eens eerder, ook door de ChristenUnie, met haar is besproken en door haar is ontraden. Gezien vanuit het binnenlands bestuur hebben gemeenten ook op andere terreinen geen directe zeggenschap waar de provincies een medebewind uitvoeren. Ik wil dit amendement daarom ontraden.

    De voorzitter:
    Het amendement-Segers op stuk nr. 16 wordt ontraden. De heer Segers heeft daar wel een vraag over.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Het gaat niet om zeggenschap, maar om adviesrecht. Je brengt gemeenten in de positie om advies uit te brengen. We moeten het wel zuiver houden, want het gaat niet over zeggenschap.

    Minister Plasterk:
    I stand corrected. Dat is juist. Maar daarvoor geldt overigens hetzelfde, namelijk dat de heer Segers dat eerder in het debat met mevrouw Mansveld aan de orde heeft gesteld.

    De voorzitter:
    Dat zal vast collega Dik-Faber zijn geweest.

    Minister Plasterk:
    Ik zag de heer Segers "nee" schudden, dus het zal iemand anders van de ChristenUnie zijn geweest.

    Voorzitter. Tot slot het amendement-Segers op stuk nr. 17, dat gaat over het splitsen van de taak en het geld. Dat betreft eigenlijk de discussie over de vervoerregio's. Ik ontraad dit amendement.

    De voorzitter:
    Het amendement op stuk nr. 17 wordt ontraden. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de regering. Ik zie de heer Schouw al opstaan. We beginnen inderdaad gelijk met de tweede termijn.


    Termijn inbreng

    De heer Schouw (D66):
    Voorzitter. Ik schrok mij rot. Ik las net op de website van De Telegraaf dat het hier tot morgenochtend halfzes moet gaan duren. Als het aan ons ligt, gaan we dat niet doen.

    Ik dank de minister allereerst voor zijn adequate beantwoording. Er zijn twee lichtpuntjes. Het eerste is dat de C3 onafgesproken op één lijn zitten — dat is altijd fijn — en dat de C1 zich daar ook bij heeft gevoegd. Het tweede is dat eigenlijk iedereen in de Kamer en het kabinet zegt: het blijft wel even bij die fremdkörper in dit wetsvoorstel, die twee vervoerregio's. Dat is de zonnige kant.

    Dan de moeilijke kant. Mijn fractie is niet tegen de metropoolvorming die is ingezet tussen Den Haag en Rotterdam en in Amsterdam. Dat is allemaal heel uitstekend; het gebeurt van onderop. Mijn fractie heeft wel heel veel moeite met de vervoerregio's, die daarvan eigenlijk onderdeel zijn, en het budget dat beschikbaar komt vanuit het Rijk en de democratische legitimatie van de verdeling van dat geld. Dat punt hebben we met elkaar besproken en weegt heel zwaar. Net heb ik bij interruptie een praktisch voorbeeld gegeven van de wijze waarop dat uitwerkt in stemmingen. Iedereen die in het openbaar bestuur actief is of is geweest, weet dat dit tot heel veel gedoe en bestuurlijke drukte leidt. Dat lijkt ons niet zo verstandig. Met andere woorden, dit is voor ons een zwaarwegend punt. We vinden het heel belangrijk dat of het amendement van de heer Segers, of dat van de heer Van Raak en mij wordt aangenomen. Dat is ook wel een voorwaarde om te kunnen instemmen met dit wetsvoorstel, zeg ik maar even. Het heeft eigenlijk helemaal geen zin om daar nog doekjes om te winden. Mocht dat tot een probleem leiden in de Eerste Kamer, dan kunnen we hetzelfde wetsvoorstel omvormen naar een initiatiefwetsvoorstel, wat vrij makkelijk is. We moeten dat amendement erin verwerken, waarna we een prachtig initiatiefwetsvoorstel hebben om de Wgr-plus af te schaffen, waar iedereen het over eens is.

    Mocht dit onverhoopt doorgaan, is er ook een taak voor de regering om een vinger aan de pols te houden rondom het democratisch deficit. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het afschaffen van de Wgr-plus positief is vanwege het verplichtende karakter van de regionale besluitvorming, die de lokale autonomie aantast;

    constaterende dat de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zelf al een bepaling in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag heeft opgenomen die toeziet op een evaluatie van de werking van de regeling binnen twee jaar na inwerkingtreding ervan en daarna vijfjaarlijks;

    van mening dat de werking van deze vervoerregio's tevens een landelijke evaluatie behoeft ten aanzien van de plaats die de aangewezen vervoerregio's binnen de bestuurlijke structuur innemen, de effectiviteit van de vervoerregio's en de mate van democratische verantwoording van de daar belegde bevoegdheden en financiële middelen;

    verzoekt de regering om vervoerregio's binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze wet grondig te evalueren en de Kamer hierover te rapporteren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 18 (33659).

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank voor de beantwoording van de vragen die wij hebben gesteld. De titel van het wetsvoorstel is: Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio's. Als dat het was geweest, dan had de behandeling veel korter en simpeler kunnen zijn, want daar zijn de meeste fracties voor. Maar de vervoerregio is een ingewikkeld element dat is ingevoegd.

    Het springende punt is inderdaad de democratische legitimatie. Ooit was er een opstand in de Verenigde Staten tegen Engeland. De leus was: no taxation without representation. Dat is altijd de democratische stelregel geweest. Belastinggeld moet democratisch worden gecontroleerd. Dat is hier alleen indirect.

    Is het grote, heilige doel om het huis van Thorbecke overeind te houden? Nee, dat is niet het doel. Het gaat inderdaad om praktische oplossingen. We hebben uitgebreid meegedacht over de herformulering van dit wetsvoorstel door middel van amendering, dus we denken dat je inderdaad praktische oplossingen kunt vinden, met het intact houden van het huis van Thorbecke. Volgens onze fractie verdient dat de voorkeur.

    De voorgelegde amendementen hebben op een na geen positief oordeel van de minister gekregen. Ik laat het afhangen van het oordeel van de Kamer of het aangeboden alternatief wordt aangegrepen. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn, dan zullen wij ons zeer ernstig moeten beraden op ons definitieve oordeel over dit wetsvoorstel.

    De heer Van Raak (SP):
    Voorzitter. Ik dank de minister voor het indienen van dit wetsvoorstel over het afschaffen van de bestuursregio's. Daar ben ik erg voor, maar deze wet regelt ook het instellen van vervoerregio's en daar ben ik erg tegen. Dan hangt het af van de stemming in dit parlement hoe ik zal gaan stemmen. Als het amendement van de heer Schouw en mijzelf op stuk nr. 14 of het amendement op stuk nr. 17 van de heer Segers wordt aangenomen, dan gaat deze wet niet meer over de vervoerregio's, maar over de bestuursregio's. Dan kan ik met een gerust hart voorstemmen.

    Als een van die twee amendementen niet kan rekenen op een meerderheid, dan moet ik tegenstemmen. Ik had gehoopt dat de minister een van die twee amendementen had omarmd.

    Ik ben heel blij met de suggestie die de heer Schouw heeft gedaan. Mocht dit ertoe leiden dat de afschaffing van de bestuursregio's niet door de Eerste Kamer komt, dan wil ik de minister en de heer Segers hartelijk danken voor het goede werk, want dan copy-pasten we dat in elkaar en dan hebben we een prachtige initiatiefwet om alsnog de bestuursregio's af te schaffen.

    Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
    Voorzitter. Zo wordt het ineens toch ingewikkeld, in de middag van de laatste dag. We schaffen iets af wat niet dwingend noodzakelijk meer hoeft te zijn. Er wordt iets ingevoerd waarvan wij eigenlijk wel zien dat er vreselijk veel behoefte aan is. Het is zeer de vraag hoe je dat regelt. Ik vind het heel goed dat er belangrijke amendementen zijn ingebracht. Ik nodig de minister uit om met wat meer vuur te beargumenteren waarom die amendementen niet aangenomen moeten worden. Op basis van deze heel serieuze stukken zal ik mijn fractie adviseren om er nog eens heel goed naar te kijken. Ik nodig de minister uit om los te gaan, als hij ons bij zich wil houden.

    De heer Bisschop (SGP):
    Voorzitter. Ik wilde nu juist beginnen met de minister hartelijk te bedanken voor zijn gloedvolle betoog naar beide kanten. Ik meen dat ook. Ik begrijp dat vanuit die bestuurlijke overwegingen, maar voor ons is de afschaffing van de WGR-plus-regio's fantastisch. Dat is een uitstekende saus bij het gerecht dat geserveerd is. Maar de graat die ons in de keel zit, is de wettelijke verankering van de vervoerregio's. Ik wil niet zeggen dat je die onmogelijk moet maken, zeker niet; waar daar behoefte aan is, moet daar ruimte voor zijn. Maar op die manier komt het wel vanuit de lokale democratie zelve op, terwijl het nu allemaal wettelijk zou worden verankerd. Dat is voor ons een vervelend graatje in de keel. Ik zal mijn fractie daarom adviseren dat zij tegen dit wetsvoorstel kan stemmen, als het amendement op stuk nr. 14 of het amendement op stuk nr. 17 niet wordt aanvaard. Mijn fractie moet daar nog over beslissen. Wij doen dat altijd heel erg democratisch. Wij hebben een oneven aantal leden, dus wij gaan daaruit komen. Dan zal men wel zien wat mijn invloed in de fractie is.

    Mevrouw Fokke (PvdA):
    Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik denk dat we vandaag van mening blijven verschillen. Ik denk dat we allemaal wel van mening zijn dat het openbaar vervoer in Amsterdam, Almere, Rotterdam en Den Haag op een goede manier moet plaatsvinden, alleen verschillen we van mening over de manier waarop. Wij van de Partij van de Arbeid denken echt dat je dit nu niet met een schaartje moet gaan knippen. In die zin is "bestuurlijke drukte" ook een relatief begrip. Als je alles naar de gemeente laat gaan, creëer je volgens mij juist weer een bestuurlijke drukte die je zeker niet wilt. En in het licht van het huis van Thorbecke verdient dit volgens ons absoluut geen schoonheidsprijs. Er is echt een I en M-dossier ingevlogen in een BZK-dossier. Als je echt slagen wilt maken in onze Randstad, is een inrichting van de vervoerregio's op deze manier volgens ons een verstandige zet. In die zin steunen wij daarom het wetsvoorstel. Wij zullen dan ook geen enkel amendement steunen, behalve het eerste amendement van de heer Segers.

    De voorzitter:
    De heer Van Oosten had bij interruptie al laten weten geen behoefte te hebben aan een tweede termijn. Daarom kunnen we nu gelijk doorgaan met de beantwoording van de zijde van de regering. Ik zie dat de minister van Binnenlandse Zaken daarvoor al is gaan staan.


    Termijn antwoord

    Minister Plasterk:
    Voorzitter. Allereerst de motie van de heer Schouw, op stuk nr. 18. Deze heeft feitelijk dezelfde strekking als het amendement op stuk nr. 15, namelijk het inbouwen van een evaluatie. Onder verwijzing naar de motivering van dat amendement wil ik die motie ontraden.

    Ik kom nu toe aan het hoofdpunt dat nog ter tafel ligt. Het voorstel van het kabinet is om goed te luisteren naar de metropoolregio's Amsterdam aan de ene kant en Rotterdam-Den Haag aan de andere kant, die samen met de omliggende gemeenten tot de vorming van een vervoerregio zijn gekomen. Ze zeggen: geef ons in hemelsnaam die subsidie om deze mogelijk te maken, zorg dat dat gebeurt; wij staan hiervoor klaar, wij kunnen per 1 januari daarmee starten. Natuurlijk, ik ben minister van Binnenlandse Zaken, en met de woordvoerders voor Binnenlandse Zaken denk ik voortdurend na over democratie en democratische legitimatie. Het gaat hier om een subsidie van 1 miljard, op een rijksbegroting van 250 miljard. Dat blijft volledig democratisch gelegitimeerd, want het staat op de I en M-begroting. Als de Kamer op enig moment vindt dat het anders moet, kan de Kamer dat dus met de bewindspersoon van I en M bespreken. Vervolgens gaat het naar de vervoerregio. Dat is gewoon een gemeenschappelijke regeling, waar volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt besloten over hoe het ter plekke intern wordt ingevuld. Ik vind het daarom allereerst fatsoenlijk democratisch gelegitimeerd, maar bovendien op basis van de praktijk van het lokale bestuur — we weten namelijk hoe de diverse gemeenten hierover denken — en de praktijk van het openbaar vervoer. Ik zou dus zeggen: laten we pragmatisch blijven, laten we dit zo doen. Ik kijk nu naar mevrouw Van Toorenburg, die zei dat ze nog een knoop moest doorhakken, maar ook naar de partijen die liever hebben dat die amendementen worden aangenomen. Ik ga niet al die partijen noemen, maar ik snap het wel als ze zeggen dat ze liever hebben dat die amendementen worden aangenomen. Er zal een stemming over volgen, en daarin moet de Kamer zich hier dan maar over uitspreken. Mochten ze het echter niet halen, dan hoop ik dat die partijen er nog eens over willen nadenken. Ga nog eens praten met de wethouders van de grote steden, die hier ook sterke argumenten voor hebben. De colleges zijn inmiddels ook van een andere samenstelling dan voorheen. Er zitten dus misschien weer andere mensen. Ik heb niet de indruk dat de opvattingen daar sterk zijn veranderd. Men is daar een groot voorstander van. De Kamer moet uiteraard naar de amendementen kijken en erover stemmen op een wijze die zij verstandig acht. Maar ik wil wel een beroep op de Kamer doen om het al dan niet geamendeerde wetsvoorstel serieus in overweging te nemen.

    Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
    Ik zal het kort houden, maar dat is precies het punt waar ik op aansla. De minister zegt: praat nog eens met de wethouders van de grote steden. Maar wat als ik met de wethouders van de omliggende gemeenten van die grote steden praat? De minister kent het CDA. Het gaat mij niet alleen om die grote steden. Ik hoor ook geluiden van de gemeenten eromheen. Die zijn voor een deel echt lovend, maar er zijn ook gemeenten die denken dat zij bijna wel moeten. Kan de minister daar nog even kort op ingaan?

    Minister Plasterk:
    Die aanvulling is terecht. Niet alleen de opvatting van de besturen van de grote steden is relevant, maar ook die van alle gemeenten die in de regio liggen. Met mevrouw Van Toorenburg zie ik dat vele gemeenten lovend zijn. Natuurlijk zijn er aarzelingen. Als je accepteert dat het om één samenhangend netwerk van openbaarvervoersverbindingen gaat, dan moet je dat in zijn samenhang aan de burgers aanbieden. Dan kun je natuurlijk altijd een situatie krijgen dat van die 24 gemeenten er één is die zegt dat zij het toch weer anders wil. Dat kun je ook niet oneindig blijven doen. Op een gegeven moment moet er dus wel ergens een knoop worden doorgehakt, maar dat is altijd zo.

    We kunnen het op die manier inrichten. Daarbij spreken de gemeenten uiteindelijk samen uit dat het zo maar moet gebeuren. Daarbij kan de besluitvorming volgens de Wet op de gemeenschappelijke regelingen gebeuren. Daarbij kan de Tweede Kamer, die natuurlijk altijd gewoon de I en M-subsidie op de begroting heeft staan, met de staatssecretaris in gesprek treden als zij meent dat er sprake is van misstanden. Die verwacht ik overigens niet, maar dat zou altijd kunnen. Als wij het nu zo inrichten, dan zou ik toch willen bepleiten dat de woordvoerders het wellicht met een positief advies aan de fracties voorleggen.

    De algemene beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Wij stemmen vannacht over de amendementen, het wetsvoorstel en de motie. Ik heb dat de minister beloofd en we gaan dat ook zo doen, tenzij de Kamer daar natuurlijk op enig moment anders over denkt. Dat voorbehoud moet ik wel maken.

    IVD-aangelegenheden

    IVD-aangelegenheden

    Aan de orde is het VAO IVD-aangelegenheden (AO d.d. 02/07).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    De woordvoerders hebben twee minuten spreektijd. Ik zal hen daar streng aan houden. Ik verzoek de leden om terughoudendheid te betrachten bij het interrumperen. We hebben namelijk nog 26 VAO's te gaan. Er mag dus alleen maar een verduidelijkende vraag worden gesteld als die per se nodig is.

    Het woord is allereerst aan de heer Schouw.

    Voorzitter: Bisschop

    De heer Schouw (D66):
    Voorzitter. Mijn fractie wil best de suggestie doen om het zogenaamde recesregime te hanteren en geen interrupties bij VAO's toe te staan. Als u daar geen gebruik van wilt maken, is het ook goed.

    Ik heb twee dingen. Ik heb allereerst een vraag aan de minister. Ten laste van wiens budget komt het schrappen van een deel van de bezuinigingen? Aan die vraag zijn wij gisteren niet toegekomen.

    Ik wil voorts een motie indienen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat zowel de begroting als de meerjarencijfers voor de AIVD sinds de aanbieding van de begroting voor 2013 driemaal tussentijds zijn gewijzigd;

    overwegende dat de jaarlijkse cyclus van begroting en verantwoording de Kamer niet in staat stelt de consequenties te overzien van de voorgenomen, de gerealiseerde en de voor een deel teruggedraaide bezuinigingen op de AIVD;

    verzoekt de Algemene Rekenkamer, onderzoek te doen naar de effecten van de opeenvolgende bezuinigingsvoorstellen op de organisatie en het werk van de AIVD en hierover de Kamer te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 99 (30977).

    De heer Bosma (PVV):
    Voorzitter. Ik heb alleen de indiening van de laatstgenoemde motie ondersteund en niet de motie zelf.

    Het Midden-Oosten staat in brand, althans de Levant. Wij zien ISIS, wij zien kruisigingen tijdens ramadan; de Arabische Lente komt naar je toe deze zomer. Dat zal wellicht ook betekenen dat Syriëgangers naar Nederland terugkomen en hier gewelddadig worden. Dat is een enorm gevaar voor Nederland. Er zouden 130 Nederlandse jihadisten in Syrië zijn. Gisteren hadden wij een mooi debat met de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Veiligheid en Justitie. Dat was een bijzonder aardig debat, maar ik vond de urgentie wat "underwhelming". Ik vind het teleurstellend dat wij pas in september een plan van actie krijgen. Daarmee gaan vele maanden verloren, terwijl het gevaar toeneemt. Er moet actie worden ondernomen en wel nu. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat jihadisten een bewuste keuze maken, zich af te keren van de westerse samenleving;

    overwegende dat terugkerende jihadisten een enorm gevaar voor Nederland vormen;

    verzoekt de regering, mensen die zich aansluiten bij een jihadistische strijdgroep, in Syrië, Irak of elders, of daarvoor ronselen, van hun Nederlandse nationaliteit te ontdoen en hen nooit meer toe te laten in Nederland;

    verzoekt de regering tevens, weer grenscontroles in te stellen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Bosma en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 100 (30977).

    Voorzitter: Van Miltenburg

    De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
    Voorzitter. Ik dien de volgende twee moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de inlichtingendiensten met een enorm capaciteitsprobleem kampen;

    overwegende dat geen enkele jihadist uit beeld mag raken;

    overwegende dat er reeds een nationale opsporingslijst bestaat;

    verzoekt de regering, naast de nationale opsporingslijst een "nationaal jihad-alert" in te voeren, waar alle teruggekeerde jihadisten openbaar op te vinden zijn,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 101 (30977).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat niet alle bezuinigingen op de AIVD worden teruggedraaid en de dienst in 2017 met 9 miljoen euro en vanaf 2018 structureel met 11 miljoen euro wordt gekort;

    verzoekt de regering, deze resterende bezuinigingen te schrappen en te dekken uit het structurele budget dat beschikbaar wordt gesteld voor het emancipatiebeleid,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 102 (30977).

    Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
    Voorzitter. Het was een pittig debat gisteren. Het gaat ook echt ergens over. Het goede nieuws is dat het kabinet ziet dat er een serieus probleem is en dat er goede plannen worden gemaakt. Wij hebben die plannen bekeken. De rapporten die wij hebben gekregen, waren vertrouwenwekkend. De aanpak wordt serieus vormgegeven. Wij wachten op de uitwerking van de plannen. Daarover zullen wij in het najaar spreken.

    Eén ding zit ons helemaal niet lekker, te weten de bezuiniging op de AIVD. Als het zo complex is in de wereld en de AIVD alle zeilen moet bijzetten om tegenwicht te kunnen bieden, zodat wij weten wat er speelt en wij tijdig kunnen ingrijpen, kan de AIVD niet in zichzelf gekeerd zijn. De minister zegt dat het om een gering bedrag gaat, maar voor ons is het niet helder. Om die reden hebben wij de zojuist ingediende motie ondersteund. Wij willen weten hoe het precies zit met het budget van de AIVD.

    Wij vinden überhaupt dat er op dit moment niet mag worden bezuinigd op de AIVD. Daarom dienen wij de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    van mening dat het actuele dreigingsbeeld terrorisme onverminderde inzet vergt van inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

    verzoekt de regering, de bezuinigingsopgave voor de AIVD in zijn geheel te schrappen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 103 (30977).

    De minister geeft aan dat hij direct kan overgaan tot de beantwoording.


    Termijn antwoord

    Minister Plasterk:
    Met dien verstande dat ik nog drie moties aangereikt zou moeten krijgen.

    Voorzitter. Ik zal alvast beginnen met het beantwoorden van de vraag van de heer Schouw. Hij vroeg wat de dekking is van de door het kabinet aangekondigde intensivering van 25 miljoen structureel voor de AIVD. Het antwoord daarop is dat die dekking zal worden gevonden in de begroting voor 2015. Dat is uitzonderlijk, want over het algemeen staat de minister van Financiën natuurlijk niet toe dat een bewindspersoon reeds toezegt ergens een intensivering aan te brengen, terwijl die nog gedekt zal moeten worden. Maar die uitzondering heeft de minister van Financiën willen maken, gezien de urgentie van de situatie. Door de ontwikkelingen rond het jihadisme en de onrust aan de oostgrenzen van Europa — denk aan Oekraïne — is het echt van belang dat de AIVD op dit moment helderheid heeft over het budget waarover hij volgend jaar zal kunnen beschikken. Nogmaals, het is een uitzonderlijke situatie, maar de uitzondering onderstreept de urgentie die in het kabinet wordt gevoeld.

    Dan kom ik toe aan de bespreking van de ingediende moties. Als het goed is, zijn er vier moties ingediend. Ik dacht dat ik ze nu allemaal had.

    Allereerst kom ik op de motie-Schouw/Van Toorenburg op stuk nr. 99. Daarin wordt gevraagd om de Algemene Rekenkamer onderzoek te laten doen naar de effecten van de opeenvolgende bezuinigingsvoorstellen op de organisatie en het werk van de AIVD. Het is helder dat de Algemene Rekenkamer de rekening van de AIVD achteraf bestudeert en beoordeelt. Als ik de motie zo mag lezen dat als onderdeel van die taak van de Algemene Rekenkamer, deze opdracht zal worden meegegeven — waarbij dus achteraf de effecten van die bezuinigingen worden bekeken — dan kan ik het oordeel over die motie aan de Kamer overlaten. Ik teken daar wel bij aan dat de begroting van de AIVD vertrouwelijk is. Die is de Kamer ook niet bekend. Dat betekent dat ook het oordeel van de Algemene Rekenkamer over die begroting de Kamer niet bekend is. Dat zal ook zo blijven bij de uitvoering van deze motie. Het zal niet, althans niet in het openbaar, met de Kamer worden gedeeld, maar een en ander zal wel via de daartoe bestaande kanalen kenbaar worden gemaakt, om precies te zijn via de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Met dien verstande — het spreekt eigenlijk voor zich, want dit kunnen we helemaal niet veranderen — laat ik het oordeel over die motie graag aan de Kamer over.

    De voorzitter:
    Het is maar goed dat vandaag mijn regime geldt, mijnheer Schouw. Dan mag u deze vraag nog stellen.

    De heer Schouw (D66):
    U was weg voordat u "ja" kon zeggen op mijn suggestie. Het had uren kunnen schelen.

    De voorzitter:
    Ga uw gang, mijnheer Schouw.

    De heer Schouw (D66):
    Ik ben blij met die positieve houding van de minister. Ik check even of we het erover eens zijn. Het punt is dat we meer fundament willen hebben als het gaat over de formatie: wat is reëel en wat heb je nodig? Als dat op de een of andere manier in een lopende jaarrekening/rapport kan worden gestopt, dan is dat prima, zolang we dat punt maar goed begrijpen. Dat zou denk ik helpen.

    Minister Plasterk:
    Ik verwijs naar wat ik net heb gezegd. Als ik de motie zo mag lezen — ik krijg de indruk dat dat het geval is — laat ik het oordeel aan de Kamer. Nogmaals, ik begrijp het ongemak dat je over iets wat voor eenieder van belang is, niet in het openbaar kunt spreken, maar dat blijft zo.

    Voorzitter. De motie-Bosma/Wilders op stuk nr. 100 sluit aan op een discussie die de heer Bosma gisteren heeft gevoerd met de collega van Justitie. Dat is volledig een justitieaangelegenheid. De substantie hiervan is al door de collega ontraden. Daarom ontraad ik deze motie.

    Dat geldt ook voor de suggestie voor een jihad alert van de heer Van Klaveren. Het lijkt het kabinet, met name de collega die verantwoordelijk is voor de NCTV, onverstandig om meer te laten weten dan strikt nodig is over waar wij een alert menen te zien. Daarom ontraden wij de motie-Van Klaveren op stuk nr. 101.

    Misschien staat u mij toe om de motie van de heer Van Klaveren op stuk nr. 102 en de motie van …

    De voorzitter:
    De motie van mevrouw Van Toorenburg.

    Minister Plasterk:
    Ja, de motie van mevrouw Van Toorenburg op stuk nr. 103. Misschien staat u mij toe om die twee moties gelijktijdig te behandelen, want zij hebben strikt genomen ongeveer dezelfde strekking. Laat ik als minister die verantwoordelijk is voor de AIVD, allereerst zeggen dat ik blij ben dat de Kamer bij eerdere gelegenheid het budget voor de AIVD heeft verhoogd. Ik ben ook blij met de steun voor de verhoging die we nu aanbrengen. De gedachte dat daar nog wel meer geld nuttig aan zou kunnen worden besteed, wil ik niet weerspreken. Dat wil ik niet weerspreken, maar wij hebben het over de eerste tranche van de bezuinigingen die onderdeel uitmaakten van de bezuinigingen die over de breedte van de overheid, van defensie tot en met de zorg, twee jaar geleden hebben plaatsgevonden. Die eerste tranche is onlangs ingevuld. Dat heeft ertoe geleid dat duidelijk is hoe wij dit gaan doen in de begroting voor 2015. Dat is vrijwel geheel gelukt zonder het operationele proces aan te tasten, dus door efficiencywinst, door soberheid hier en daar in de organisatie en door de keuze om in de toekomst met de MIVD op één locatie te gaan zitten. Als je erop terugkijkt, is dat eigenlijk sowieso een verstandige beslissing. Het levert financieel winst op, maar het levert ook meer synergie op. Het klinkt misschien een beetje gek, maar ik zou zeggen: laat die winst in efficiency en soberheid en op termijn de co-locatie met de MIVD nu op zijn plek. Tast het niet aan en ga het niet terugdraaien. Dan kunnen wij de middelen die wij nu hebben vrijgemaakt en waarvoor ook steun is, volledig operationeel inzetten, op het jihadisme, op het in de gaten houden van de oostgrens van Europa en op de dreiging van cybercrime. Dat zijn drie onderwerpen die zeer urgent zijn. Mijn pleidooi zou zijn: laten wij het geld in hemelsnaam niet gebruiken om de efficiencywinst van vorig jaar terug te draaien. Dat is gebeurd; die operatie was ingezet. Die was niet eenvoudig en die was ook voor de organisatie pijnlijk. Maar die operatie heeft plaatsgevonden. Laten wij dit geld nu echt inzetten waar het acuut operationeel nodig is.

    De voorzitter:
    Dat betekent dus dat beide moties worden ontraden?

    Minister Plasterk:
    Het betekent dat ik het dus ontraad om nu die vorige efficiencyoperatie terug te draaien. De discussie daarover hebben wij gisteren ook gehad.

    Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
    Efficiencyvoordelen hoeven helemaal niet te worden teruggedraaid. Wij hebben de motie met betrekking tot Algemene Rekenkamer om precies te zien waar het om gaat. Als het al zo zou zijn dat er nu helemaal geen pijn meer wordt geleden, heeft de minister daarmee de steun van de Kamer om in het kabinet te zeggen: er moet echt geld bij de AIVD. Die bezuinigingen gaan wij niet doen. Wij hebben nu een serieuze uitdaging. In de eerste plaats ben ik het niet met de minister eens dat het geen consequenties heeft, dat schrijft de minister zelf in zijn brief ook ...

    De voorzitter:
    Dank u wel. Het spijt mij zeer. Dit is geen vraag, maar waarschijnlijk een herhaling van de discussie die u met elkaar hebt gehad. Ik zal uw vraag kort aldus aan de minister stellen: erkent u dat de motie u steun van de Kamer geeft in de discussie binnen het kabinet om meer geld voor de AIVD te krijgen?

    Minister Plasterk:
    Er werden twee punten ter sprake gebracht. Mevrouw Van Toorenburg wekte de indruk dat de motie over de Algemene Rekenkamer met zich zou brengen dat er nog een evaluatie of een beoordeling zou komen voorafgaand aan de begroting van 2015. Die wil ik wegnemen. Ik zie het echt als een beoordeling van de volgende rekening. Dan pas zit het ook in de systematiek.

    Over het tweede punt wil ik heel helder zijn. Nadat ik mij natuurlijk goed heb laten informeren door de AIVD, heb ik in het kabinet aan de bel getrokken en gezegd: gezien de situatie met het jihadisme en gezien de onrust aan de oostgrens van Europa, heb ik acuut structureel 25 miljoen nodig voor de AIVD. Dat is integraal door de minister van Financiën toegekend. Wij kunnen nog veel meer doen. Wij kunnen op het gebied van de contraproliferatie buitengewoon belangwekkend onderzoek doen om het verspreiden van kernwapens te voorkomen. Er is dus nog heel veel te doen met dat geld. Ik doe het graag voor u, maar dit was een acuut antwoord van de minister van Financiën op een acute vraag van mij. Die is volledig beantwoord.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Stemming over de ingediende moties vindt hedennacht plaats.

    Nieuwe definitie van ontwikkelingssamenwerking (ODA)

    Nieuwe definitie van ontwikkelingssamenwerking (ODA)

    Aan de orde is het VAO Nieuwe definitie van ontwikkelingssamenwerking (ODA) (AO d.d. 11/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik herhaal voor deze verse leden dat ik heel beperkt interrupties toesta; alleen als het echt nodig is één vraag ter verduidelijking.

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    Voorzitter. Het kabinet dubt over geld voor ontwikkelingshulp, las ik gisteren op de nieuwssite NU.nl. U weet dat de fractie van GroenLinks altijd bereid is om het kabinet te hulp te schieten als het ergens nog niet uit is. Daarom ga ik bij dit VAO een motie indienen over de zogenaamde ODA-norm. Die norm koppelt de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking aan het nationaal inkomen. Over de modernisering van die norm hebben wij op 11 juni gesproken. Het is heel goed om over modernisering na te denken, want de norm is al een aantal jaren oud. Het goede nieuws in dat debat was dat in de brief die wij hebben ontvangen van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking stond dat het kabinet voorlopig vasthoudt aan die internationale norm. Daarom kan het niet anders dan dat de herberekening van het nationaal inkomen, die nu ophanden is, consequenties heeft voor de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking. Dat lijkt bijna een mathematische redenering. Om te kijken of die mathematische redenering ook politiek wordt gesteund, heb ik de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het kabinet wenst vast te houden aan de internationale norm die de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking koppelt aan de hoogte van het bruto binnenlands product (bbp);

    constaterende dat een herberekening van het bbp op handen is;

    verzoekt de regering, de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, conform de internationale norm, aan te passen aan de hoogte van het herberekende bbp,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 141 (32605).

    De heer Bosma (PVV):
    Voorzitter. Ik zal zeker niet voor de motie-Van Ojik stemmen, maar de heer Van Ojik heeft wel gelijk dat, als het 0,7%-dogma gehandhaafd wordt, er fors meer geld naar die verschrikkelijke ontwikkelingshulp gaat. Het mathematische denken van de heer Van Ojik klopt dus 100%. Ik ben benieuwd of het CDA zich blijft verzetten tegen dat extra geld richting de ontwikkelingshulp. Ik ben ook benieuwd wat de VVD doet en of die partij hierin meegaat en weer onze portemonnee trekt, zodat er vele honderden miljoenen naar ontwikkelingshulp gaan. De heer Van Ojik heeft dus wel gelijk, maar ik zal zeker niet voor zijn motie stemmen.

    Wij hadden een heel aardig debat met de minister. Het ging over een heel nieuwe definitie van ontwikkelingshulp, maar het blijft gewoon het oude verhaal. Wij blijven geld in een bodemloze put donderen. Ik was bijzonder getroffen door het feit dat een van de vele bezwaren die mijn partij heeft tegen ontwikkelingshulp, werd bevestigd door het feit dat wij 43 keer het woord "ik" in de brief van de minister tegenkwamen en 21 keer het woord "mij". Daarover gaat de volgende motie, over het egodocument van de minister.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de minister in haar brief 43 keer het woord "ik" en 21 keer "mij" of "mijn" gebruikt;

    constaterende dat zij hiermee ontwikkelingshulpscepticus William Easterly gelijk geeft die stelt dat ijdelheid een belangrijke drijfveer is van de westerse elites om ontwikkelingshulp te geven;

    verzoekt de minister, niet langer te doen alsof zij de bodemloze putten in Afrika uit eigen salaris betaalt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 142 (32605).

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Voorzitter. Ik kan de heer Bosma geruststellen: in mijn motie komt het woord "ik" niet voor. Wij hebben inderdaad een goed debat gevoerd met de minister. Voorlopig houdt de minister nog vast aan de ODA-norm. Daar zijn wij blij mee, maar het gaat natuurlijk om de komende discussie over de precieze definitie en wat er allemaal onder gaat vallen als het gaat om armoedebestrijding en ontwikkelingssamenwerking. Om de minister een steuntje in de rug te geven bij echte armoedebestrijding hebben wij de volgende motie geformuleerd.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat vergroting van veiligheid met name in fragiele staten van wezenlijk belang is voor het tegengaan van extreme armoede;

    overwegende dat waar veiligheidsbeleid gericht is op het versterken van relevante instituties in deze landen, zoals politie en rechtspraak, de kosten hiervoor als ontwikkelingsrelevant zijn te beschouwen en deze onder ODA vallen;

    overwegende dat militaire uitgaven zoals de aanschaf en onderhoud van militair materieel voor de eigen krijgsmacht en financiering van onder andere anti-piraterijmissies niet aantoonbaar als ontwikkelingsrelevant zijn te beschouwen;

    verzoekt de regering, zich in internationaal verband in te zetten voor een ODA-definitie die militaire hulp (met uitzondering van humanitaire hulp) uitsluit, zoals uitgaven aan wapens, wapenleveranties en inzet van wapens alsook de bestrijding van terrorisme,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 143 (32605).

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    Ik heb een vraag over de inleidende woorden van de heer Voordewind, waarin hij zegt dat hij er, net als ik, blij mee is dat die norm gehandhaafd blijft. Betekent dat dan ook dat hij de motie van GroenLinks gaat steunen? Dat lijkt dan logisch, toch?

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    De heer Van Ojik kent ons verkiezingsprogramma. Daar staat het streven in naar 0,7% als norm. Wij hebben daar altijd voor gepleit en zullen dat ook in de toekomst blijven doen.

    Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
    Voorzitter. Ik dien een motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de ODA-definitie aan modernisering toe is;

    overwegende dat garanties en verzekeringen door overheden een hefboomwerking kunnen hebben naar de particuliere sector en veel private financiering kunnen genereren richting ontwikkelingslanden;

    constaterende dat garanties en verzekeringen nu alleen onder de ODA-definities vallen als er uitgekeerd moet worden, en deze instrumenten tegelijkertijd ook beslag leggen op de financiële speelruimte van het donorland als er geen uitgaven zijn;

    verzoekt de regering, zich in de internationale discussie over de ODA in te zetten voor een goede internationale werkwijze om garanties en verzekeringen mee te laten tellen in de ODA-prestatie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 144 (32605).

    De heer Smaling (SP):
    Voorzitter. Twee moties van mijn hand.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de lopende discussie over het lot van de Official Development Assistance (ODA)-norm de gelegenheid biedt nieuwe kaders vast te stellen;

    verzoekt de regering, in OESO-verband te bepleiten dat:

    • ODA als instrument ondersteund blijft worden vanwege het grote belang van internationale vergelijkbaarheid;
    • ODA en de netto Other Financial Flows niet worden samengevoegd maar juist per land naast elkaar in beeld worden gebracht;
    • het bruto nationaal product als graadmeter wordt aangevuld door de Human Development Index van de Verenigde Naties die beter in staat is ongelijkheid binnen landen zichtbaar te maken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 145 (32605).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het OESO-proces om de Official Development Assistance (ODA)-norm te herdefiniëren parallel loopt aan het Verenigde Naties-proces waarbij onderhandeld wordt over nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen en hun financiering;

    constaterende dat de Nederlandse regering in haar beleidsreactie hierbij onderscheid maakt tussen de korte en de lange termijn;

    verzoekt de regering, dit dubbele momentum te benutten door de geformuleerde langetermijndoelstelling zo veel als mogelijk naar de korte termijn over te hevelen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 146 (32605).

    Hiermee is een einde gekomen aan de inbreng van de zijde van de Kamer. De minister geeft aan dat zij nog even tijd nodig heeft, omdat zij nog niet de beschikking heeft over alle moties. Wij schorsen enkele ogenblikken.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Ploumen:
    Voorzitter. Ik zal kort zijn. De motie-Van Ojik (32605, nr. 141) ontraad ik. Ik doe dat omdat collega Dijsselbloem gisteren bij de bespreking van de Voorjaarsnota heeft aangegeven dat de precieze bijstelling en de consequenties daarvan pas in augustus bekend zijn. Dat heb ik eerder ook al in het algemeen overleg gezegd dus dat herhaal ik hier. Dat betekent dat een besluit over de gevolgen voor toekomstige uitgaven pas in augustus wordt genomen. Daarom ontraad ik het aannemen van deze motie.

    Ik ontraad ook het aannemen van motie 32605, nr. 142. IJdelheid is voor mij wel een drijfveer om regelmatig naar de kapper te gaan, maar verder reikt de ambitie van mijn ijdelheid niet.

    De heer Voordewind heeft motie 32605, nr. 143 zodanig geformuleerd dat ik het aannemen ervan ontraad. Net als de heer Voordewind ben ik zeker niet uit op het financieren van wapens. Dat hebben we natuurlijk al gewisseld in het AO. Stabiliteit en ontwikkeling gaan evenwel hand in hand. We weten allemaal dat Kofi Annan dat ook al eerder heeft gezegd. Juist in de komende periode zullen we rondom ODA preciezer gaan discussiëren, internationaal, over wat dat betekent. Wat mij betreft, betekent dat in elk geval niet het financieren van wapens. De heer Voordewind noemt ook al een aantal andere, wat meer generieke beleidsvelden in die motie, maar ik wil graag de ruimte in het internationale debat houden.

    De motie van mevrouw Mulder (32605, nr. 144) over het laten meetellen van garanties en verzekeringen beschouw ik als een ondersteuning van beleid.

    De heer Smaling heeft twee moties ingediend: 32605, nrs. 145 en 146. De motie op stuk nr. 145 vind ik sympathiek, zeker sommige delen ervan, zoals ik ook al gezegd heb in het AO. Gegeven het internationale krachtenveld is het echter een onmogelijke opdracht. Ik zou het flauw vinden om hier met een groot gebaar "ondersteuning beleid" te zeggen terwijl ik weet dat we het internationaal niet zullen halen. Helaas moet ik het aannemen van de motie daarom ontraden.

    De voorzitter:
    Dat geldt voor beide moties van de heer Smaling?

    Minister Ploumen:
    Dat klopt.

    De voorzitter:
    Mijnheer Voordewind stelt een vraag over motie 32605, nr. 143. Hij mag één vraag stellen.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Voorzitter. Ik heb geprobeerd om de inzet van de minister, die zij aangaf in het debat, samen te vatten in de motie, met name wat betreft wapens. De minister zegt dat we dat inderdaad niet moeten willen. Ik heb ook de bestrijding van terrorisme erin meegenomen. Het zijn eigenlijk de enige twee componenten waarvan je kunt zeggen: dat moeten wij niet willen. Welke component steunt de minister nu niet?

    Minister Ploumen:
    Ik heb met name moeite met het laatste: de bestrijding van terrorisme en de inzet van wapens. Het kan natuurlijk zijn dat, in relatie tot het stabiliseren van een situatie, het doel het bestrijden van terrorisme is. We zijn het daarover denk ik eens. Dat hebben we ook zo genoemd. Ik voel mij er niet bij thuis om het zo generiek te noemen. Dat is ook niet de wijze waarop wij dat besproken hebben. Tegelijkertijd zeg ik nogmaals tegen de heer Voordewind dat we natuurlijk niet uit zijn op het financieren van wapens met ODA-geld. Dat staat buiten kijf.

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    Mijn vraag gaat over motie 32605, nr. 141, en de motivatie van de minister om die te ontraden. De minister wil de omvang van haar begroting gekoppeld houden aan het bruto binnenlandse product. Dat heeft zij gezegd. Dat bruto binnenlandse product wordt herschat. In de motie staat dat als daaruit komt dat het hoger wordt, de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking moet worden aangepast. De minister van Financiën heeft gisteren bij de Voorjaarsnota gezegd dat hij maar liefst 600 miljoen euro heeft gereserveerd voor eventuele aanpassingen. Ik begrijp werkelijk niet waarom de minister nu zegt: omdat we nog niet weten hoe hoog die aanpassing wordt, ontraad ik het aannemen van die motie.

    Minister Ploumen:
    Ik herhaal wat ik tijdens het AO heb gezegd en ik herhaal de woorden van de minister van Financiën van gisteren. Er is ten opzichte van het AO geen verandering in de situatie gekomen. Ik wil het nog wel een keer zeggen, maar dat is de achtergrond ervan.

    De heer Smaling (SP):
    De minister was wel heel snel toen zij beide moties in één ademtocht ontraadde. De eerste motie verzoekt de regering om iets te bepleiten. Ik ben nog heel voorzichtig geweest in mijn formulering van de drie punten die daar staan. Daar hebben wij het in het AO ook over gehad. Toen straalde de minister uit dat ze daar wel voor zou willen gaan. Is ze nou van gedachten veranderd? Of is het ambitieniveau inmiddels zo laag en is de reden om de motie te ontraden dat het internationale krachtenveld het nou eenmaal niet toelaat dat dit bepleit wordt?

    Minister Ploumen:
    Zaken bepleiten kan altijd — dat weet de heer Smaling ook — maar ik heb recht willen doen aan het realisme dat ook de heer Smaling heeft en dat wij delen. Ik vind het iets te gemakkelijk om nu dingen toe te zeggen waarvan ik weet dat ik ze niet ga halen. De heer Smaling weet hoe het werkt in onderhandelingen: je kiest zorgvuldig je punten voor een maximaal resultaat. Als je begint met punten in te brengen waarvan je weet dat je ze niet zult halen, dan ondermijnt dat het mogelijke succes van andere pleidooien. Dus het is meer een kwestie van realisme dan dat ik zijn gedachte niet zou kunnen volgen.

    De heer Smaling (SP):
    Voorzitter, …

    De voorzitter:
    Eén verduidelijkende vraag en dat was het voor vandaag.

    De heer Smaling (SP):
    Het zijn twee ontraden moties. Ik wil over beide moties een vraag stellen.

    De voorzitter:
    Eén verduidelijkende vraag; ik doe het toch zo. Er zijn nog 26 VAO's te gaan. Ik kan niet anders. Ik stel voor dat u hier na het reces verder over spreekt met de minister.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Stemming over de ingediende moties vindt hedennacht plaats.

    Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen

    Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen

    Aan de orde is het VAO Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) (AO d.d. 3/4).


    Termijn inbreng

    Voorzitter: Bosma

    De heer Jan Vos (PvdA):
    Voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat individuele energiebedrijven in Nederland geen inzicht geven in de herkomst van door hen gebruikte steenkolen;

    overwegende dat door dit gebrek aan transparantie ook de Nederlandse overheid niet kan vaststellen of individuele energiebedrijven hun verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de naleving van mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen;

    van mening dat de Nederlandse consument zelf moet kunnen kiezen voor energie uit verantwoorde en conflictvrije steenkolen;

    verzoekt de regering, de energiebedrijven in Nederland te verplichten om, per mijn, toetsbaar inzicht te geven in de herkomst van door hen gebruikte steenkolen wanneer hierin niet is voorzien in het mvo-convenant en uit de toetsing van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) blijkt dat dit niet strijdig is met de Europese mededingingswet- en regelgeving,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Vos, Jasper van Dijk, Gesthuizen, Sjoerdsma, Van Ojik, Voordewind en Thieme.

    Zij krijgt nr. 180 (26485).

    Toe maar! Het lijkt wel een handtekeningenactie. Fijn dat u zo kort en puntig bent. Er is een verduidelijkende vraag van de heer Leegte en niet meer dan dat.

    De heer Leegte (VVD):
    Volgens mij is de afspraak dat bedrijven de tijd hebben om na te denken over het "Better Coal"-initiatief. Met deze motie veroordeelt de Partij van de Arbeid de bedrijven al op voorhand. Als deze motie wordt aangenomen, wat is dan nog de noodzaak voor bedrijven om mee te gaan werken aan dat initiatief?

    De heer Jan Vos (PvdA):
    De Partij van de Arbeid veroordeelt niemand. Nederlandse energiebedrijven zorgen ervoor dat 50% van de elektriciteit uit onze stopcontacten uit Colombiaanse bloedkolen komt …

    De voorzitter:
    Dank u wel. De volgende spreker is de heer Voordewind van de fractie van de ChristenUnie.

    De heer Jan Vos (PvdA):
    Dit is wel heel bot. Ik bedoel: ik heb de motie voorgelezen zonder verdere inleiding, zo snel mogelijk en dan krijg ik een vraag.

    De voorzitter:
    Ik dacht dat u klaar was. U hebt de vraag beantwoord, toch? Of wilt u een langer antwoord geven?

    De heer Jan Vos (PvdA):
    De motie zegt heel expliciet dat deze bedrijven zelf de gelegenheid hebben om in een convenant deze afspraak te regelen. Als zij dat niet doen, dan zal er, na toetsing door de ACM, regelgeving tot stand worden gebracht.

    De voorzitter:
    Wilde u daar nog iets aan toevoegen?

    De heer Jan Vos (PvdA):
    Nee, dank u wel.

    De voorzitter:
    Oké. Dat is jammer, want ik had de hele avond daarvoor uitgetrokken.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Voorzitter. Ik heb twee moties, die ik meteen zal voorlezen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de Nederlandse kledingsector in zijn plan van aanpak stelt dat hij de structurele schending van arbeids- en mensenrechten in de sector gaat aanpakken, maar dat het actieplan mikt op 50% ondertekening van deelname aan het project;

    overwegende dat volgens onderzoek van FNV Mondiaal en de Landelijke India Werkgroep over uitbuiting en gebonden arbeid van circa 100.000 jonge kinderen en tienermeisjes in de Zuid-Indiase kledingindustrie blijkt dat de meeste Nederlands kledingbedrijven niet of nauwelijks inzicht geven in hun aanpak van dit structurele probleem;

    verzoekt de regering, bij de brancheorganisaties in de kledingsector aan te dringen op 100% actieve en zichtbare deelname aan verbeterprojecten en om ketentransparantie van kledingbedrijven als voorwaarde te stellen voor een succesvolle uitvoering van het Plan van Aanpak,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 181 (26485).

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    De tweede en laatste motie luidt als volgt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten aangeeft dat het duurzaam inkoopbeleid van de Nederlandse overheid ten aanzien van sociale criteria en mensenrechtencriteria in de consultaties negatief wordt beoordeeld en dat volgens SOMO blijkt dat de Sociale Voorwaarden onvoldoende worden toegepast;

    overwegende dat een effectief sociaal verantwoord inkoopbeleid leidt tot verbetering van arbeids- en mensenrechten in productieketens van toeleverende bedrijven;

    overwegende dat een eenduidige set criteria voor de sociale voorwaarden bij het inkoopbeleid nodig is, waarbij de OESO-Richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights leidend moeten zijn;

    overwegende dat de Toolkit "Kinderarbeidvrij inkopen door overheidsinstanties" een goed hulpmiddel is voor de overheid;

    verzoekt de regering dan ook, met alle betrokken ministeries tot een verbeterde en effectieve toepassing van de sociale criteria en mensenrechtencriteria in het inkoopbeleid te komen en een eenduidige toepassing van de Sociale Voorwaarden te stimuleren bij de decentrale overheden en medeoverheden;

    verzoekt de regering tevens, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij het voortouw te laten nemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 182 (26485).

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Voorzitter. Mijn motie gaat over landroof.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat Nederlandse banken en pensioenfondsen op grote schaal investeren in levensmiddelenbedrijven en voedselhandelaren;

    constaterende dat landrechten bij de grootschalige verbouw van gewassen zoals suikerriet, soja en palmolie regelmatig worden geschonden;

    constaterende dat de minister voor BuHaOS een dialoog voert met de financiële sector, maar waar nog geen concrete resultaten op dit onderwerp uit zijn voortgekomen;

    verzoekt de regering, parallel aan haar gesprekken met de financiële sector, een voorstel te doen voor niet-vrijblijvende afspraken met betrokken partijen om landroof tegen te gaan en hierbij de CFS-guidelines als richtlijn te nemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 183 (26485).

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter. Ik wil de volgende moties indienen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat in de mijnbouwgebieden in het Colombiaanse departement Cesar mensen zijn vermoord en ontheemd voor de winning van steenkolen en dat de slachtoffers van deze mensenrechtenschendingen nog altijd geen genoegdoening hebben gekregen;

    overwegende dat Nederlandse energiebedrijven nog altijd steenkool kopen van mijnbouwbedrijven die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij dit geweld en dat dialoog en vrijwilligheid de afgelopen jaren tot weinig concrete resultaten heeft geleid;

    overwegende dat de energiebedrijven onder de UN Guiding Principles eigenstandig een rol hebben om genoegdoening te bewerkstelligen, mede vanwege het fragiele karakter van Colombia en de grote mate van straffeloosheid in dit land;

    overwegende dat de regering, energiebedrijven en maatschappelijk organisaties in gesprek zullen gaan over een maatschappelijk verantwoord ondernemen-convenant;

    verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat in het convenant met energiebedrijven genoegdoening van slachtoffers en verbetering van de veiligheid-, vakbonds- en mensenrechtensituatie rondom de steenkoolmijnen als nadrukkelijk doel geformuleerd wordt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 184 (26485).

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Ik heb nog een tweede motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de regering, energiebedrijven en maatschappelijke organisaties in gesprek zullen gaan over een maatschappelijk verantwoord ondernemen-convenant;

    verzoekt de regering, in te zetten op een maatschappelijk verantwoord ondernemen-convenant met energiebedrijven dat juridisch bindend is,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 185 (26485).


    Termijn antwoord

    Minister Ploumen:
    Voorzitter. Ik zal aan de motie op stuk nr. 180 van de heer Jan Vos wat meer woorden wijden en aan de andere waarschijnlijk wat minder. Mijn inzet voor het belang van mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen in de steenkoolketen is steeds heel duidelijk geweest. De arbeids- en milieuomstandigheden moeten verbeteren. In mijn ogen is de motie niet per se nodig omdat ik voorzie, gegeven de aard en de voortgang van de gesprekken met de energiebedrijven, dat de energiebedrijven in het te sluiten convenant hun verantwoordelijkheid gaan nemen. De ACM is ook al verzocht om een andere juridische analyse. In de brief die ik heb geschreven over de sectorrisicoanalyse en over de mogelijkheden van herkomsttransparantie, heb ik dat allemaal al aangegeven. Ik juich de inspanningen van de energiebedrijven om in het kader van Bettercoal tot afspraken te komen, zeer toe. Dat is namelijk een internationaal verband en dat creëert ook een gelijk speelveld, waar ook de partijen in de Kamer belang aan hechten. Dat gelijke speelveld is ook van belang gezien het specifieke belang dat Nederland heeft vanwege de havens van Amsterdam en Rotterdam. Dat weeg ik dus allemaal mee. Het kabinet is geen voorstander van wetgeving op dit punt. Dat hebben we eerder gewisseld, ook bij andere gelegenheden. Ik ga ervan uit dat de energiebedrijven met goede voorstellen voor afspraken komen voor het convenant. Ik wil ze ook een redelijke termijn geven om die verantwoordelijkheid in het convenant tot uitdrukking te laten komen. Dat brengt mij ertoe dat ik het oordeel over de motie aan de Kamer laat.

    De motie op stuk nr. 181 van de heer Voordewind vind ik sympathiek. Ik wil de heer Voordewind echter vragen of hij de motie wil aanhouden. Ik weet dat de kledingsector ook streeft naar 100%, maar dat het vooral gaat om de vraag op welke termijn dat realistisch is. De strekking van de motie deel ik dus, maar ik vind het goed om even met de sector in overleg te gaan over de timing.

    Ik kom bij de motie op stuk nr. 182 van de heer Voordewind. Er komt dit najaar een evaluatie van het duurzaam-inkoopbeleid. Dat is niet in de eerste plaats mijn verantwoordelijkheid, maar die van anderen. Ik vraag de heer Voordewind daarom om ook deze motie aan te houden en de evaluatie af te wachten, want hij zou zomaar op zijn wenken bediend kunnen worden. Goed dat hij die wenk nog even specifiek verwoord heeft.

    De motie op stuk nr. 183 van de heer Jasper van Dijk over landroof ontraad ik. Ik ga verwikkeld raken, om het zo maar even te zeggen, in een multistakeholderdialoog met de financiële sector maar dus ook met andere belanghebbenden. Die gesprekken starten nu. Ik zie geen enkele aanleiding om nu al een parallel traject te starten. Ik heb goede hoop dat wij tot prima afspraken kunnen komen, ook in de geest van de motie van de heer Van Dijk.

    Dan de motie op stuk nr. 184 van de heer Sjoerdsma van D66. Die gaat over genoegdoening voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen en over de vraag of die een plek kan krijgen in het convenant. Die motie ontraad ik. Niet omdat ik het niet eens zou zijn met de oproep om tot genoegdoening te komen, maar omdat ik daarvoor een andere route heb gekozen die ook adequaat en passend is. Ik ben namelijk in gesprek met de Colombiaanse overheid over genoegdoening voor slachtoffers. Het convenant is een afspraak tussen Nederlandse partijen. Daarin worden natuurlijk wel afspraken gemaakt over de toekomst en over geschillenbeslechting — dat gaat ook over de toekomst — maar het gesprek over genoegdoening voor aangedaan leed voer ik met de Colombiaanse overheid.

    Tot slot kom ik te spreken over de motie-Sjoerdsma op stuk nr. 185. Hierin wordt de regering verzocht, in te zetten op een juridisch bindend convenant met energiebedrijven betreffende maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik ontraad deze motie. Ik heb al eerder gezegd dat het kabinet geen voorstander is van wetgeving. Wij zetten in op bindende afspraken, dus geen vrijblijvende, in het kader van een convenant. Ik wil dat een geschilbeslechtingsmechanisme onderdeel gaat uitmaken van dat convenant. Ik verwacht dat daarmee juridisch bindende afspraken niet nodig zijn.

    De voorzitter:
    Helder. Dank aan de minister voor haar puntige becommentariëring van de moties. Ik sta een enkele verduidelijkende vraag toe.

    De heer Leegte (VVD):
    Kan de minister haar inconsequentie uitleggen? Waarom laat zij het oordeel over de motie van de PvdA, die zij "niet nodig" en "vroegtijdig" acht, aan de Kamer, terwijl er een zorgvuldig proces gaande is om te komen tot een codedialoog? Wat gebeurt er met het vertrouwen van de bedrijven als de regering dit doet? Dit terwijl zij over een vroegtijdige motie van de oppositie zegt dat zij deze afraadt. Dat lijkt mij inconsequent. Volgens mij moet het eerste oordeel toch zijn …

    De voorzitter:
    Dank u wel.

    De heer Leegte (VVD):
    … aanhouden dan wel ontraden.

    Minister Ploumen:
    Het vertrouwen van de energiebedrijven in de totstandkoming van een convenant met de overheid is volgens mij onverminderd groot. Er moet wel nog echt werk gedaan worden. Als ik de brief van het kabinet over deze problematiek naast de verwoording van de motie leg, met de woorden die ik daarover heb gesproken, vind ik dat dat een consequente inzet is. Ik zeg nogmaals tegen de heer Leegte: vertrouw erop dat we op niet al te lange termijn — dat weten de energiebedrijven ook — tot heel goede afspraken kunnen komen.

    De voorzitter:
    Dank u wel.

    Er liggen twee verzoeken aan de heer Voordewind om zijn moties aan te houden. Dit betreft de motie op stuk nr. 181 en de motie op stuk nr. 182.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Ik hoorde de minister zeggen dat er een tijdslimiet zou staan in de motie op stuk nr. 182. Dat herken ik niet. Er staat geen tijdslimiet in. Er staat een ambitie in en ik hoop dat de minister deze ambitie ondersteunt. Dat heb ik haar in eerdere debatten ook horen uitspreken. Het is dus een steuntje in de rug en ik zou het daarom jammer vinden als deze motie werd ontraden.

    Minister Ploumen:
    Dan heb ik mij niet precies genoeg uitgedrukt. In de motie staat inderdaad geen tijd. Ik weet echter dat er wel een deadline zit in de afspraken die de textielsector maakt. Die deadline hebben zij gesteld op basis van een inschatting, namelijk wat zij reëel vinden om binnen nu en twaalf maanden te realiseren. De tijdslimiet is dus niet zozeer de strekking van de motie, maar ik wil graag met de textielbedrijven in gesprek gaan om te horen welke termijn zij realistisch vinden. Dat wil ik dan heel graag bij een volgende gelegenheid bespreken met de heer Voordewind. Dan kunnen we op dat moment even kijken hoe we verdergaan. Maar de intentie van de motie deel ik. Die wordt bovendien ook gedeeld door de textielbedrijven.

    De voorzitter:
    Mijnheer Voordewind, houdt u uw motie aan?

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Ja, omdat anders het advies "ontraden" wordt en dat zou ik jammer vinden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (26485, nr. 182) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    Dan de motie op stuk nr. 181, mijnheer Voordewind. Heel kort.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Deze motie kan ik misschien zo framen dat de minister haar als steun in de rug zou kunnen zien bij de evaluatie. Ik neem namelijk aan dat het niet alleen om een evaluatie gaat, maar dat er ook tot verbeterpunten gekomen zal worden bij die evaluatie. Zou de minister deze motie zo kunnen zien?

    Minister Ploumen:
    Het duurzaam inkoopbeleid is niet allereerst de verantwoordelijkheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, maar van de collega's van BZK en I en M. Ik weet dat zij deze intentie wel zullen delen, maar ik vind het ook wat lastig, met het oog op de evaluatie en hun verantwoordelijkheid, om nu heel kordaat een oordeel te geven, hoewel het mij sympathiek is. Vandaar dat ik de heer Voordewind vraag om deze motie even aan te houden. Het komt in het najaar en ik zal zorgen dat de motie bij mijn collega's terechtkomt, zodat zij een en ander in ieder geval in ogenschouw kunnen nemen bij de evaluatie en de aanbevelingen. Misschien dat dat dan een goed voorstel is.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Houdt de heer Voordewind zijn motie aan?

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Ja.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (26485, nr. 181) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    Kort, mevrouw Mulder.

    Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
    Ik heb een vraag over de eerste motie. De minister geeft aan dat het kabinet geen voorstander is van wetgeving. Toch laat zij het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik kan dat niet rijmen. Hoe rijmt de minister dat wel?

    Minister Ploumen:
    Dat heb ik zojuist al twee keer op rij gezegd. Volgens mij heb ik daar niet echt iets aan toe te voegen. Het kabinet blijft geen voorstander van wetgeving. Het kabinet gaat er ook van uit dat de energiebedrijven zullen doen wat ze hebben beloofd. Ze moeten daar een redelijke tijd voor krijgen. Daar wil ik het bij laten, want ik verval in herhalingen.

    De voorzitter:
    Alleen een verduidelijkende vraag, mijnheer Van Dijk.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Ik heb op deze prachtige dag, de laatste dag voor het reces, een voorstel om de minister tegemoet te komen. Als ik het dictum van de motie op stuk nr. 183 verander in: "verzoekt de regering, ná haar gesprekken met de financiële sector …", lopen de zaken niet meer door elkaar.

    Minister Ploumen:
    Daar ben ik toe bereid. Ik zeg erbij dat we in gesprek gaan met de financiële sector over een convenant. Dat convenant is niet vrijblijvend, zoals ik ook al eerder heb aangegeven. Men doet wel vrijwillig mee, maar het is niet vrijblijvend. Ik zou dus ook tegen de heer Van Dijk kunnen zeggen dat we het gevraagde al doen. Ik zie er dus niet de urgentie van, want ik heb al eerder gezegd dat we de gesprekken aangaan. We hopen dat dat kan leiden tot een convenant. Daar gaan we van uit. Wat mij betreft blijft de motie dus een beetje ontijdig. Mocht de heer Van Dijk aanwijzingen krijgen dat het niet gaat lukken, kunnen we het natuurlijk altijd nog bespreken.

    De voorzitter:
    Gaat de heer Van Dijk met een gewijzigde motie komen?

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Zo is het, voorzitter, dan stel ik voor om de woorden "parallel aan" te vervangen door het woord "na". Ik zal die gewijzigde motie indienen.

    De voorzitter:
    De motie-Van Dijk op stuk nr.183 wordt dus nog gewijzigd. Wat betekent dit voor het oordeel van de minister?

    Minister Ploumen:
    Dan lijkt het mij oordeel Kamer.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Tot zover dit VAO. Dank aan iedereen die kort en puntig is geweest. Dank aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die nog even afscheid neemt van de heer Van Dijk. Wij gaan door naar het volgende VAO.

    Referentieniveaus taal en rekenen

    Referentieniveaus taal en rekenen

    Aan de orde is het VAO Referentieniveaus taal en rekenen (AO d.d. 07/11) en (AO d.d.18/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Onderwijs, die ook begroet wordt.

    De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Jasper van Dijk, van de fractie van de Socialistische Partij. Het woord is aan hem.

    We hebben het druk vandaag, mijnheer Van Dijk. Ja, u bent inderdaad de eerste spreker.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Even om misverstanden te voorkomen: dit gaat toch over de referentieniveaus? Ik was de eerste spreker, maar daar is wat gesprek over geweest. Ik word graag laatste spreker.

    De voorzitter:
    Dan beginnen we gewoon met de tweede spreker, en is het woord aan de heer Van Meenen van D66.

    De heer Van Meenen (D66):
    Voorzitter. Een tweetal voorstellen van de zijde van D66 over de rekentoets en de referentieniveaus.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat voor vmbo-t, havo en vwo op dit moment de referentieniveaus 2F en 3F gehanteerd worden;

    overwegende dat de commissie-Meijerink voor deze opleidingen respectievelijk de referentieniveaus 2S en 3S geadviseerd heeft;

    voorts constaterende dat de referentieniveaus 2S en 3S aansluiten bij het tot op heden ervaren gebrek aan rekenvaardigheid in de vervolgopleidingen;

    verzoekt de regering, de referentieniveaus 2S en 3S te verwerken in het onderwijs van vmbo-t respectievelijk havo en vwo,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 29 (31332).

    De heer Van Meenen (D66):
    Dan de tweede motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er op dit moment voor is gekozen, de referentieniveaus rekenen voor havo/vwo te toetsen middels een aparte rekentoets;

    overwegende dat de referentieniveaus ook op andere manieren te toetsen zijn, bijvoorbeeld door deze rekenvaardigheden te verwerken in het wiskundeonderwijs en de toepassing daarvan in vakken waarin rekenvaardigheden toegepast dienen te worden;

    overwegende dat rekenen beter in wiskundeonderwijs en andere vakken waarin rekenvaardigheden van belang zijn te verwerken is dan als eigenstandig vak met een toets;

    verzoekt de regering om:

    • de referentieniveaus rekenen voor havo/vwo te incorporeren in de kerndoelen van wiskunde en andere voor rekenen relevante vakken,
    • deze af te sluiten aan het einde van de onderbouw,
    • deze verder te onderhouden in de bovenbouw,
    • en af te zien van de invoering van een rekentoets als onderdeel van de (slaag-/zakregeling van) het eindexamen in het gehele voortgezet onderwijs,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 30 (31332).

    De heer Rog (CDA):
    Voorzitter. Ik ga direct over tot indiening van een belangrijke motie over de rekentoets.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de kwaliteit van het rekenonderwijs en de kwaliteit van de rekentoets nog niet op orde zijn;

    overwegende dat de operationalisering van de referentieniveaus en de referentiecesuur nog nader uitgewerkt dienen te worden;

    van mening dat leerlingen niet de dupe mogen worden van een onvoldragen rekentoets die meetelt op het eindexamen in het voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs;

    verzoekt de regering om:

    1. alles in het werk te stellen om het rekenonderwijs in alle sectoren verder te verbeteren;

    2. de aanbevelingen van de commissie-Bosker onverkort en integraal uit te voeren;

    3. de rekentoets in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs niet mee te laten tellen in de slaag/zakregeling en het cijfer niet te vermelden op de cijferlijst;

    4. in overleg te treden met de onderwijssector om de vraag te beantwoorden of het wenselijk is dat er voor "rekenintensieve" opleidingen in het hoger onderwijs aanvullende eisen met betrekking tot rekenvaardigheid moeten worden gesteld,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Jasper van Dijk en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 31 (31332).

    De heer Bisschop (SGP):
    Voorzitter. Blijkbaar is er toch iets aan de hand met die rekentoets. Wij hopen dat wij de Kamer tot diep nadenken kunnen brengen. Er liggen inmiddels twee moties en ik voeg er nog een derde aan toe.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het voor de schoolloopbaan van leerlingen in het havo en vwo van wezenlijk belang is dat zij reeds aan het einde van de onderbouw over de vereiste fundamentele rekenvaardigheden beschikken;

    constaterende dat de rekentoets als onderdeel van de kernvakkenregel een zwaar gewicht krijgt, terwijl de rekentoets niet de status van een kernvak heeft;

    verzoekt de regering, te verkennen welke mogelijkheden er zijn om de rekentoets af te nemen aan het einde van de onderbouw en in het kader van het eindexamen enkel een facultatieve toets op te nemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 32 (31332).

    Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
    Voorzitter. Ik heb twee moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    opmerkende dat het rapport van de commissie-Bosker stelt dat de huidige rekentoetsen en centraal ontwikkelde examens (ceo's) nog geen goede uitwerking van de referentieniveaus zijn;

    voorts opmerkende dat de commissie-Bosker ook aanbeveelt om de cesuur voor de rekentoetsen nog niet vast te leggen, maar dat de cesuur in de loop van de tijd geleidelijk moet toegroeien naar het gewenste niveau;

    constaterende dat de regering het advies van de commissie-Bosker onverkort overneemt en ook onderschrijft dat nog niet in alle gevallen jongeren goed zijn voorbereid op de rekentoets en de examens, en zij dus ook niet de dupe mogen worden hiervan;

    van mening dat bovenstaande aanpassingen eerst dienen te geschieden om er zorg voor te kunnen dragen dat de jongeren niet de dupe worden van gebrekkig rekenonderwijs en een niet-valide rekentoets;

    verzoekt de regering om voor 1 januari 2015 de Kamer te hebben geïnformeerd over de vorderingen bij het onderzoek naar de aanpassing van de cesuur en om de Kamer voor 1 juni 2015 te informeren over de implementatie van de adviezen van de commissie Bosker met betrekking tot de vorm en inhoud van de toets,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Jadnanansing en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 33 (31332).

    Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering naar aanleiding van de adviezen van de commissie-Bosker een commissie in zal stellen die haar zal adviseren over de manier waarop voorkomen kan worden dat leerlingen de dupe worden van de invoering van de rekentoets en het rekenexamen;

    constaterende dat de slagingspercentages uit de pilots met de rekentoets laten zien dat de resultaten voor de rekentoets op de verschillende onderwijsniveaus (zoals havo en vwo, maar ook vmbo) sterk uiteenlopen;

    van mening dat dit aanleiding zou moeten zijn om de externe deskundigen te vragen, bij hun advies rekening te houden met de verschillen tussen de prestaties in de onderwijsniveaus, met daarbij in ieder geval specifieke aandacht voor de onderkant van het vmbo en mbo;

    van mening dat er ook nadrukkelijk aandacht moet zijn voor de termijn waarbinnen, in samenhang met de voorgenomen verbetering van het rekenonderwijs, toegegroeid kan worden naar de beoogde eindsituatie;

    verzoekt de regering om aan de externe experts die zich zullen buigen over de uitwerking van aanbeveling 4 van de commissie-Bosker:

    • een open opdracht te geven, waarbij in ieder geval rekening gehouden dient te worden met de verschillen tussen prestaties in de onderwijsniveaus, met daarbij specifieke aandacht voor de onderkant van het vmbo en mbo;
    • en om ook inzichtelijk te maken hoe op een verantwoorde manier toegegroeid kan worden naar de beoogde eindsituatie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Jadnanansing en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 34 (31332).

    Dank u wel. U kunt weer ademhalen.

    Dan gaan we nu alsnog luisteren naar de eerste spreker, de heer Jasper van Dijk van de fractie van de SP.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Voorzitter. Ik ga u gelukkig maken. Mijn naam staat ook onder de motie van de heer Rog, dus ik zie af van mijn spreektijd.

    De voorzitter:
    Dat zou u vaker moeten doen.

    We gaan luisteren naar de staatssecretaris voor zijn becommentariëring van de moties.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Dekker:
    Voorzitter. Ik deel de ambitie die wordt uitgesproken in de motie-Van Meenen op stuk nr. 29. Ik vind alleen wel dat als je constateert dat in het vmbo-t en in het havo op dit moment grote groepen leerlingen überhaupt nog moeite hebben met het fundamentele niveau, dit wel iets is van de langere termijn. Als het dus de bedoeling is van de heer Van Meenen dat het gevraagde op heel korte termijn wordt gerealiseerd, moet ik hem helaas teleurstellen. Wij zijn voor het vwo aan het kijken of we het S-niveau kunnen toevoegen, omdat we zien dat daar grote groepen leerlingen al slagen voor 3F, het fundamentele niveau, het minimumniveau. Ik vind het interessant om te kijken of we ook voor de toekomst voor vmbo-t en voor havo die streefniveaus kunnen meenemen. Op de korte termijn, echter, ben ik al heel gelukkig als we erin slagen om daar de grote groepen naar het fundamentele niveau toe te brengen. Daar zijn we nog niet.

    Met andere woorden …

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 29 is ontraden.

    Staatssecretaris Dekker:
    … wil ik deze motie op dit moment ontraden.

    De voorzitter:
    Dan de motie op stuk nr. 30.

    Staatssecretaris Dekker:
    Over de motie-Van Meenen op stuk nr. 30 kan ik iets korter zijn. Deze motie wil ik namelijk sowieso ontraden, omdat voor het vervolgonderwijs niet het niveau halverwege of aan het einde van de onderbouw relevant is, maar het eindniveau.

    De voorzitter:
    Dan de motie op stuk nr. 31.

    Staatssecretaris Dekker:
    Ook de motie-Rog c.s. op stuk nr. 31 wil ik ontraden. De eerste twee punten gaan we al doen. Die zijn dus overbodig. Het derde punt raakt eigenlijk de kern. Zowel de commissie-Bosker als Steunpunt Taal & Rekenen VO geeft aan dat een toets die telt, nodig is om meters te maken. Het vierde punt gaat over de toegankelijkheid van ons vervolgonderwijs en het hoger onderwijs. Daar willen we nou juist zo graag aan vasthouden. Met andere woorden: ontraden.

    Dan de motie-Bisschop/Rog, op stuk nr. 32. Ook deze motie ontraad ik. Zij gaat uit van een toets halverwege het voortgezet onderwijs in plaats van aan het einde.

    Dan de motie op stuk nr. …

    De voorzitter:
    Stuk nr. 34, de motie-Jadnanansing/Straus.

    Staatssecretaris Dekker:
    Het gevraagde in deze motie lijkt mij een goed aanvullend punt. Ik wil het oordeel over deze motie aan de Kamer laten. Wij kunnen aan de commissie die we straks de opdracht gaan geven om te kijken naar een cesuur of een eventuele tijdelijke aanpassing van de zak/slaagregeling ook vragen om specifieke aandacht te besteden aan de onderkant van het vmbo en het mbo. Ik laat het oordeel daarom graag aan de Kamer.

    Ten slotte kom ik op de motie-Jadnanansing/Straus op stuk nr. 33. Ook het oordeel over deze motie kan ik aan de Kamer laten. Ik hoorde mevrouw Jadnanansing de datum 1 juni noemen. Dat moet haalbaar zijn om twee dingen te doen: aan te geven wat er gebeurd is met de aanbevelingen van de commissie-Bosker en een analyse te geven van de manier waarop de rekentoets in 2015 is gemaakt, dus de eerste analyse.

    De voorzitter:
    Er is een korte, verduidelijkende vraag van de heer Rog.

    De heer Rog (CDA):
    Dank u wel, voorzitter. Het is duidelijk dat de PvdA zwakke knieën heeft en …

    De voorzitter:
    Nee, nee, nee. Dat gaan we allemaal niet doen. We gaan niet het debat overdoen. U hebt gewoon een informerende vraag aan de staatssecretaris.

    De heer Rog (CDA):
    Ik heb een informerende vraag aan de staatssecretaris. Het vierde punt in mijn motie wordt door de staatssecretaris weggezet als zou het de toegankelijkheid van het hoger onderwijs raken. Dat is niet waar. Dat vierde punt doet de oproep: ga in gesprek met de sector om te kijken of het nodig is om extra aandacht te geven aan bepaalde opleidingen, zoals pabo, heao of de lerarenopleiding wiskunde. Waarom geeft de staatssecretaris daar een negatief oordeel over?

    Staatssecretaris Dekker:
    Dit punt gaat ervan uit dat wij niet alle leerlingen in het voortgezet onderwijs op een minimaal niveau brengen, maar slechts een deel daarvan. Dan zou je moeten gaan selecteren in het hoger onderwijs naar opleidingen waar rekenen zeer relevant voor is. Daar willen we op dit moment niet naartoe. We willen ernaartoe dat alle leerlingen een minimumniveau halen. Dat laat de heer Rog los in deze motie. Dat is de reden dat ik deze motie ontraad.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Tot zover dit VAO. Vannacht gaan we stemmen over de ingediende moties. We blijven bij het onderwijs en gaan meteen over naar het volgende VAO.

    Onderwijs en digitalisering

    Onderwijs en digitalisering

    Aan de orde is het VAO Onderwijs en digitalisering (AO d.d. 11/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Er zijn zes deelnemers aan dit debat. De eerste spreker is de heer Rog van de fractie van het CDA.

    De heer Rog (CDA):
    Voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat als leraren en leerlingen gebruikmaken van digitale leermiddelen dit de mogelijkheid biedt, het onderwijs te versterken en leerlingen meer gepersonaliseerd kunnen leren;

    van mening dat mobiele devices, zoals tablets, voor leraren een onmisbaar onderdeel zijn bij hun beroepsuitoefening, omdat bij steeds meer lessen leerlingen werken met digitale leermiddelen;

    verzoekt de regering om:

    1. nu tablets een onlosmakelijk onderdeel uitmaken van de uitrusting die leerkrachten nodig hebben, scholen in staat te stellen deze tablets onbelast ter beschikking te stellen aan hun docenten;

    2. te komen tot een uniforme toepassing van regels, zodat scholen in Nederland, ongeacht de vestigingsplaats, met dezelfde interpretaties door de Belastingdienst te maken hebben,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 317 (26643).

    De heer Duisenberg (VVD):
    Voorzitter. Ik wil meteen mijn motie indienen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat, in lijn met de EU BTW-Richtlijn, op conventionele schoolboeken het lage btw-tarief van toepassing is en op digitale leermiddelen het hoge btw-tarief;

    overwegende dat digitalisering van het onderwijs een enorme innovatie kan brengen in lesmethoden en meer differentiatie voor kind, leerling en student;

    van mening dat het verschil in btw-tarief, welke door scholen niet kan worden teruggevorderd, leidt tot een ongelijk speelveld in het nadeel van digitale leermiddelen en dat dit verschil in lijn met de motie-Peters in EU-verband structureel moet worden opgelost;

    verzoekt de regering, de mogelijkheden te verkennen voor een Nederlandse oplossing voor het ongelijk btw-speelveld voor digitale leermiddelen, en deze ook te betrekken bij haar overwegingen over een nieuw belastingstelsel;

    verzoekt de regering tevens, parallel hieraan, conform de motie-Peters uit 2012, dit ongelijke btw-speelveld ook in EU-verband te blijven agenderen en een oplossing te vinden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Duisenberg en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 318 (26643).

    Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
    Ik zie af van mijn spreektijd, voorzitter. Ik sta geheel achter de motie die zojuist is ingediend.

    De voorzitter:
    Dat is geweldig.

    Het woord is aan de heer Van Meenen, namens D66.

    De heer Van Meenen (D66):
    De motie die ik wilde indienen, mede namens de heer Rog, heeft exact de strekking van de motie die de heer Duisenberg zojuist heeft ingediend. Misschien mag mijn fractie er nog onder. Ik weet niet of dat kan.

    De voorzitter:
    Dat moet u onderling regelen.

    De heer Jasper van Dijk van de SP ziet ook af van zijn termijn. Dat wordt gewaardeerd. Dan kunnen we meteen gaan luisteren naar het commentaar van de staatssecretaris op de twee ingediende moties.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Dekker:
    Voorzitter. De motie-Rog/Van Meenen op stuk nr. 317 is in mijn ogen volstrekt overbodig geworden na de brief die vanochtend is gestuurd door staatssecretaris Wiebes. In deze brief wordt het onderscheid in fiscale behandeling tussen computers, smartphones en tablets weggenomen. De werkgever kan dus iPads in het onderwijs verstrekken zonder fiscaal rekening te hoeven houden met het privévoordeel van de werknemer. We kunnen zeggen dat het kabinet wat sneller is geweest dan de indieners van deze motie, maar dat moet hen gelukkig stemmen. Het resultaat telt.

    De voorzitter:
    Is het oordeel dus aan de Kamer of ontraadt u de motie?

    Staatssecretaris Dekker:
    Deze motie is dermate overbodig dat ik haar zou ontraden.

    Het oordeel over de motie-Duisenberg/Jadnanansing, op stuk nr. 138, wil ik aan de Kamer laten. Dit onderwerp hebben we uitvoerig bediscussieerd, maar het lijkt me zinnig om hier nog eens even goed naar te kijken met de staatssecretaris van Financiën.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Dat zijn de VAO's die we willen doen. Iedereen die kort en puntig is geweest: dat wordt gewaardeerd.

    Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

    Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

    Aan de orde is het VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht (AO d.d. 02/07).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    We blijven de staatssecretaris welkom heten. Fijn dat u er bent en blijft.

    Er zijn vijf sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste is de heer Van Meenen, van de fractie van D66. Het woord is aan hem.

    De heer Van Meenen (D66):
    Voorzitter. Ik heb een tweetal moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering het voornemen heeft om de kwaliteit van een school samen te vatten in één predicaat;

    overwegende dat de regering terecht het voornemen heeft, onderwijskwaliteit breed te beoordelen;

    overwegende dat één predicaat voor een gehele onderwijsinstelling onvoldoende recht doet aan de vele aspecten van kwaliteit en onvoldoende de verbeter- en kwaliteitscultuur bevordert en inzichtelijk maakt;

    verzoekt de regering, het voornemen tot één algemeen predicaat voor de onderwijskwaliteit te schrappen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Bisschop en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 2 (33905).

    De heer Van Meenen (D66):
    Dan de tweede motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het waarderingskader van de inspectie didactisch handelen van docenten is opgenomen als kwaliteitsaspect;

    overwegende dat het toezicht op en de beoordeling van het (vak)didactisch handelen van docenten geen taak van de Inspectie is, maar van een onderwijsinstelling en van docenten onderling, bijvoorbeeld door peer reviews en collegiale visitatie;

    verzoekt de regering, toezicht op en beoordeling van het (vak)didactisch handelen te schrappen uit het waarderingskader van de Inspectie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Bisschop en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 3 (33905).

    De heer Bisschop (SGP):
    Voorzitter. Op het terrein wetgeving met betrekking tot onderwijstoezicht is er van alles gaande. Daar refereert ook de volgende motie aan.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het kabinet een proefproject wil starten om ervaring op te doen met de voorgestelde inrichting van het gedifferentieerd toezicht;

    constaterende dat dit proefproject wezenlijke informatie oplevert ten behoeve van het wetsvoorstel dat is aangekondigd;

    verzoekt de regering, een wetsvoorstel dat ziet op de voorgestelde wijziging van het onderwijstoezicht pas ter advisering naar de Raad van State te sturen nadat de resultaten van het proefproject bekend zijn,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Rog en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 4 (33905).

    Mevrouw Straus (VVD):
    Voorzitter. Ik heb twee moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de staatssecretaris over een jaar tussentijds over de voortgang van de proefprojecten gedifferentieerd toezicht zal rapporteren;

    voorts constaterende dat om een meer dan "voldoende" school te kunnen worden het een voorwaarde is dat de school zichzelf voortdurend blijft ontwikkelen, in casu een verbetercultuur heeft;

    overwegende dat deze verbetercultuur nog nader gedefinieerd en gespecificeerd moet worden;

    overwegende dat in professionele organisaties de verbetercultuur vaak is vormgegeven via interne peer review en externe visitatie;

    verzoekt de regering om bij de tussenrapportage inhoudelijk verslag te doen aan de Kamer hoe de verbetercultuur is ingericht op die scholen die het predicaat "goed" gaan ontvangen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Straus en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 6 (33905).

    Mevrouw Straus (VVD):
    Mijn tweede motie luidt als volgt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het resultaat van inspectiebezoeken openbaar wordt gemaakt maar soms niet gevonden wordt door ouders;

    overwegende dat het brede oordeel van de inspectie, zoals verwoord in de kwaliteitskaart, van belang is voor de keuze van ouders voor een school;

    voorts overwegende dat transparantie en horizontale verantwoording onderdeel zijn van een gewenste verbetercultuur op scholen;

    verzoekt de regering, te zorgen dat scholen ook op hun eigen website de kwaliteitskaart openbaar maken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Straus en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 6 (33905).

    De heer Jasper van Dijk van de SP-fractie ziet af van zijn spreektijd. Mevrouw Jadnanansing van de fractie van de Partij van de Arbeid is de laatste spreker van de zijde van de Kamer.

    Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
    Ik heb maar één motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er de afgelopen jaren vanuit het onderwijsveld in toenemende mate kritiek klinkt op de validiteit van de centrale examens die het College voor Examens aan de examenkandidaten laat voorleggen;

    van oordeel dat het onverdiend de waarde van de diploma's die examenkandidaten behalen ondergraaft, of erger nog, dat leerlingen onverdiend kunnen zakken voor hun examen, indien de validiteit van examenvragen en/of correctievoorschriften niet op orde zijn;

    constaterende dat de onderwijsinspectie in haar weergave van de staat van het Nederlandse onderwijs in het Onderwijsverslag 2012-2013 zelfs in het geheel geen aandacht besteedde aan de commotie die vorig jaar ontstond rond bepaalde examens;

    van oordeel dat ook de validiteit van examens een relevante indicator is bij de staat van ons onderwijs en dat men hierbij niet enkel kan afgaan op het oordeel van het College voor Examens dat immers telkens de examens al voorafgaand aan de afname heeft goedgekeurd;

    verzoekt de regering om de onderwijsinspectie een uitdrukkelijke rol te geven bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens en dit aspect voortaan ook aan bod te laten komen in het Onderwijsverslag,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 7 (33905).


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Dekker:
    Voorzitter. Ik mis de vierde motie nog, maar ik vermoed dat die nog deze kant op zal komen. De motie-Van Meenen c.s. op stuk nr. 2 betreft de kern van het debat dat wij de vorige week hebben gevoerd. Ik ontraad deze motie omdat wij juist nu willen bekijken hoe dit in de praktijk uitwerkt. Ik zie dat er in de Kamer, bij zowel de heer Rog, de heer Van Meenen als de heer Bisschop zorgen over bestaan. De bewindslieden nemen die ook serieus. Wij willen bekijken of wij in de komende pilots kunnen komen tot categorieën die echt door het onderwijs worden gedragen. Dat laat onverlet dat ik deze motie moet ontraden, want daarmee geef je dit geen kans. Wij nemen dit echter in de pilots mee.

    De motie-Van Meenen c.s. op stuk nr. 3 moet ik dringend ontraden. De inspectie kijkt niet naar de keuze van het didactisch handelen, maar veel meer naar de effecten daarvan. Wij spreken dan over de kwaliteit van het leraarschap en over wat die in de klas betekent. Als wij die eruit zouden halen, ontneem je ook voor een groot deel het zicht op wat ze betekent, op de vraag in hoeverre de kwaliteit van leraren terugkomt in de klas en wat daarvan de effecten zijn. Ik denk dat dit juist voor het horizontaal toezicht, waarvan de heer Van Meenen zo'n groot voorstander is, en in de gesprekken in de mr, met ouders en met studenten erg belangrijk is.

    De voorzitter:
    Eén korte, verduidelijkende vraag, mijnheer Van Meenen.

    De heer Van Meenen (D66):
    Ik heb de staatssecretaris tijdens het algemeen overleg een aantal voorbeelden gegeven uit het waarderingskader van de inspectie. Is de staatssecretaris het met mij eens dat het puur, bijna voorschrijvende, didactiek was waarop het toezicht zich richtte?

    Staatssecretaris Dekker:
    Ik ben best bereid om mede op grond van de kritische opmerkingen van de heer Van Meenen nog eens goed met de inspectie te bekijken hoe dit wordt getoetst. Dit zal op onderdelen misschien nog wel voor verbetering vatbaar zijn. Maar het gaat me te ver om nu te zeggen: we halen het er helemaal uit. Dan zouden we echt het kind met het badwater weggooien. Misschien kan ik de heer Van Meenen dus enigszins tegemoetkomen door deze toezegging te doen. Het gaat mij echter echt te ver om nu een positief advies te geven over deze motie.

    Ook de motie op stuk nr. 4 wil ik ontraden, ook al om tempo te houden in het proces. Gedurende de pilotfase is het echt al relevant om die wijziging van de WOT voor te bereiden. Er vinden ook tussenevaluaties plaats die voldoende informatie opleveren voor een zorgvuldig wetstraject. Het zou volgens mij onverstandig zijn als wij alles op elkaar zouden laten wachten.

    De voorzitter:
    De heer Bisschop stelt één korte, verduidelijkende vraag.

    De heer Bisschop (SGP):
    Deze motie heeft twee motieven. In de eerste plaats is er een proeftraject. Het lijkt mij bestuurlijk gezien zorgvuldig om de uitkomsten van een pilot af te wachten en de conclusies daaruit te trekken alvorens stappen te zetten. Er kan heel veel worden voorbereid, maar het lijkt mij logisch dat de pilot moet zijn afgerond alvorens richting de formele adviesaanvraag te gaan. In de tweede plaats geef ik in alle openhartigheid toe dat er inmiddels een initiatiefwetsvoorstel aanhangig is gemaakt. Ik zou het …

    De voorzitter:
    Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

    De heer Bisschop (SGP):
    … een kwestie van hoffelijkheid vinden als dit traject dat in ieder geval niet zou doorkruisen.

    Staatssecretaris Dekker:
    De pilots gaan nu lopen. Om te beginnen is wetgeving voor het komend schooljaar niet voorzien. Het initiatiefvoorstel van de heer Bisschop ligt inmiddels bij de Kamer. Er is advies over gevraagd aan de Raad van State. Ik vermoed daarom dat wij over het initiatiefvoorstel van de heer Bisschop sowieso in de Kamer komen te spreken voordat wij de Kamer een wijziging van de WOT toesturen. Ik blijf daarom bij mijn advies over de motie: ik ontraad haar.

    De voorzitter:
    Wij komen bij de motie op stuk nr. 5.

    Staatssecretaris Dekker:
    Die motie krijg ik nu net binnen. Wat er in die motie wordt gevraagd, is voor mij geen punt. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    Ik kom op motie op stuk nr. 6. Wat er in de motie staat, vind ik een interessante gedachte. Hierin wordt ervan uitgegaan dat je ouders ook informeert over wat de inspectie in haar oordeel heeft meegewogen. Dat kan belangrijk zijn voor die horizontale verantwoording. Er wordt in de motie ook gevraagd om dat door de inspectie te laten toetsen voor alle scholen. Dat vraagt om wat wet- en regelgeving. Misschien mag ik de indieners vragen om deze motie aan te houden, want …

    De voorzitter:
    Wat is daarop uw antwoord, mevrouw Straus?

    Staatssecretaris Dekker:
    … er komt na de zomer een uitgebreide brief naar de Kamer over transparantie in het funderend onderwijs. Dat gaat over iets wat breder is dan alleen de oordelen van de inspectie. Daarbij wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar de doorontwikkeling van vensters. Er komt ook een brief over zwakke en zeer zwakke scholen. Ik vind het sowieso noodzakelijk dat ouders over die zwakke scholen goed worden geïnformeerd. Zij moeten weten wat er op zo'n school aan de hand is. Als de motie wordt aangehouden, kunnen we het iets meer integraal bespreken dan als de motie nu niet wordt aangehouden.

    Mevrouw Straus (VVD):
    Ik ben daartoe bereid, voorzitter.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Straus stel ik voor, haar motie (33905, nr. 6) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    Wij komen op de motie op stuk nr. 7.

    Staatssecretaris Dekker:
    In reactie op deze motie van mevrouw Jadnanansing zeg ik dat de onderwijsinspectie een rol speelt bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens. In deze motie wordt echter volgens mij net even wat extra's gevraagd, namelijk dat de onderwijsinspectie daarover ook in haar onderwijsverslag rapporteert. Dat lijkt mij geen probleem. Ik laat het oordeel over de motie over aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Dank u wel.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    Plan van aanpak tegen pesten

    Plan van aanpak tegen pesten

    Aan de orde is het VSO Plan van aanpak tegen pesten, een jaar later.


    Termijn inbreng

    Mevrouw Bergkamp (D66):
    Voorzitter. Ik begin direct met het voorlezen van de motie. Mevrouw Van der Burg gaat toelichten waarom we deze motie indienen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er jaarlijks vele leerlingen slachtoffer zijn van pesten op school en dat scholen een verantwoordelijkheid hebben voor een veilige omgeving van hun leerlingen en een effectieve aanpak van pesten;

    constaterende dat het essentieel is dat de inspectie toezicht kan houden op de wijze waarop individuele scholen aan die verantwoordelijkheid invulling geven;

    constaterende dat scholen vaak gebruikmaken van antipestmethodes, maar dat veel van deze methodes niet theoretisch onderbouwd zijn, laat staan empirisch getest zijn;

    constaterende dat de staatssecretaris voorbereidingen treft om vast te leggen dat scholen voor de aanpak van pesten gebruik moeten maken van bewezen effectieve antipestprogramma's;

    van mening dat van scholen zelf verwacht mag worden dat zij zorgen voor een effectieve aanpak van pesten;

    verzoekt de regering, de PO-Raad en VO-raad dringend aan te sporen om voor 1 oktober aanstaande samen met scholen te komen tot een aanpak voor de verbetering van de veilige omgeving op scholen en een effectievere bestrijding van pesten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Van der Burg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 65 (29240).

    Mevrouw Van der Burg (VVD):
    Voorzitter. Pesten is een maatschappelijk probleem dat grote consequenties kan hebben voor het gevoel van veiligheid van leerlingen op school en daarbuiten. De VVD heeft in het schriftelijk overleg aangegeven, het teleurstellend te vinden dat in elk geval een deel van de scholen niet zelf de handschoen oppakt. In een persbericht meldt de PO-Raad het heel belangrijk te vinden dat pesten wordt tegengegaan en dat leerlingen zich veilig voelen op school, maar dat de scholen de vrijheid moeten hebben om een eigen effectief programma te kiezen.

    Met deze motie wordt de PO-Raad en de VO-raad samen met de scholen de kans geboden om zelf een aanpak te kiezen voor verbetering van de veilige omgeving op scholen en voor een effectieve bescherming tegen pesten. Dit is hun kans om te laten zien dat zij de handschoen willen oppakken. Om die reden vragen wij de staatssecretaris indringend om met hen in gesprek te gaan.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Voorzitter. In de verlenging dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de voorliggende antipestprogramma's omstreden zijn;

    overwegende dat veel scholen werken met succesvolle methoden die niet zijn opgenomen in de beperkte set van antipestprogramma's;

    verzoekt de regering, af te zien van de verplichting om scholen uit een van de vijftien antipestprogramma's te laten kiezen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 66 (29240).

    Mevrouw Ypma (PvdA):
    Voorzitter. Kinderen die gepest worden, dragen levenslang de littekens met zich mee. Het probleem moet dus echt aangepakt worden en gelukkig wil iedereen dat in deze Kamer. Desondanks zijn wij geen voorstander van de motie die zojuist door D66 en de VVD is ingediend, omdat we graag willen dat met effectieve methodes wordt gewerkt. Wij geven in overweging om de op de website gepubliceerde effectieve methodes als uitgangspunt te nemen. Zij mogen door het primair of het voortgezet onderwijs wel aangevuld worden. Laten wij effectieve methodes als uitgangspunt nemen en aanvulling als mogelijkheid opnemen.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Dekker:
    Voorzitter. Volgens mij voelt iedereen dat pesten een groot maatschappelijk probleem is en dat scholen de verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat de school een veilige plek is voor kinderen. Er moet actief en effectief gewerkt worden aan het aanpakken van pesten. Volgens mij is iedereen het er ook over eens dat de inspectie daar toezicht op moet houden en ingrijpt als er wat aan de hand is. Dan gaat het om het "wat". Het wetsvoorstel dat nu in voorbereiding is, gaat nog een stap verder en beoogt dat scholen in hun aanpak van het pesten gebruikmaken van kennis die bijvoorbeeld bij het NJI beschikbaar is. Dat is weliswaar een controversieel onderdeel van het wetsvoorstel, maar dat is erin gekomen omdat ik de indruk heb dat er het afgelopen jaar weinig actie vanuit het onderwijs is gekomen, ook niet na bijvoorbeeld de publicatie van het kritische rapport van de NJi, om er vervolgens wat mee te doen. Daar hik ik bijzonder tegen aan. Het zou natuurlijk de schoonheidsprijs verdienen als vanuit het onderwijs gezegd wordt: wij pakken dit op, wij zien het probleem, wij gaan er werk van maken en wij gaan zelf aan de slag met de goed onderbouwde en, als we daar onderzoek naar doen, effectief bewezen methodes. Als de strekking van de motie is om de scholen daar nog een kans voor te geven, wil ik ze die best bieden. 1 oktober is te overzien. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Eén korte verduidelijkende vraag, mevrouw Bergkamp.

    Mevrouw Bergkamp (D66):
    De interpretatie die de staatssecretaris eraan geeft, is dezelfde als die van de indieners.

    De voorzitter:
    Heel goed. Oordeel Kamer dus.

    Staatssecretaris Dekker:
    De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 66 ontraad ik omdat zij veel verder gaat. Er staat namelijk in dat we er helemaal niet aan moeten beginnen en dat het allemaal niet zo vreselijk veel uitmaakt.

    De voorzitter:
    Kort.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    De staatssecretaris laat het oordeel over de eerste motie aan de Kamer, maar in die motie vervalt toch ook de plicht voor scholen om te kiezen uit de methodes die namens de staatssecretaris zijn geselecteerd?

    Staatssecretaris Dekker:
    Ja, maar er zit een groot verschil in. In de eerste motie wordt uitgegaan van een plan vanuit het onderwijs, waarbij het onderwijs laat zien dat het het een en ander zelf kan aanpakken en dat het komt met een geloofwaardig plan, waarbij scholen zelf het een en ander oppakken. Ik zie in uw motie niet zo'n oproep aan het onderwijs. U gaat er bij voorbaat van uit dat het zo wel goed is. Dat is de reden waarom uw motie veel verstrekkender is. Dit kan een conclusie zijn als het scholenveld met een goed en geloofwaardig plan komt en echt laat zien dat het wat geleerd heeft van de maatschappelijke onrust van de afgelopen jaren en van de in mijn ogen heel nuttige dingen die het NJi zegt over effectieve methodes en niet-effectieve methodes. Nu al vooruitlopen op die conclusie is mij echt te voorbarig.

    Mevrouw Ypma (PvdA):
    Begrijp ik goed dat de staatssecretaris zegt: wat het NJi heeft gedaan, is waardevol en nemen we als uitgangspunt, maar mag aangevuld worden vanuit het p.o. en het vo?

    Staatssecretaris Dekker:
    Wij hebben altijd gezegd dat wat het NJi naar buiten heeft gebracht, heel waardevol is. Het laat namelijk zien wat goed onderbouwd is en wat in die zin veelbelovende methodes zijn. Er wordt soms zelfs behoorlijk kritisch geschreven over methodes. Ik hoop dat het onderwijs daar lering uit trekt en er wat mee doet. We hebben bovendien steeds gezegd dat als er nieuwe of andere effectieve methodes zijn, men het vooral moet laten zien en dat het NJi ernaar kan kijken. Het is geen limitatieve lijst. Het gaat mij erom dat scholen pesten aanpakken op een manier waar we in ieder geval van kunnen verwachten dat die effect heeft in de praktijk. We weten daar nu het een en ander van, dus laat het onderwijs daar alsjeblieft iets mee doen.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    Passend Onderwijs

    Passend Onderwijs

    Aan de orde is het VAO Passend Onderwijs (AO d.d. 03/07).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Voor dit VAO hebben zich acht sprekers gemeld. De eerste zou mevrouw Siderius van de SP-fractie zijn, maar ik begrijp dat mevrouw Ypma begint. Zij staat op mijn lijstje als nummer 8 vermeld, maar dat geeft niet, dan doen we het achterstevoren.

    Mevrouw Ypma (PvdA):
    Voorzitter. Ik heb drie moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat per 1 augustus 2014 de zorgplicht voor scholen van kracht wordt en dat samenwerkingsverbanden het budget beheren;

    constaterende dat er nog veel leerbare getalenteerde leerlingen thuiszitten die vanwege een vrijstelling van leerplicht geen onderwijs hoeven te volgen;

    overwegende dat ouders noodgedwongen ontheffing van de leerplicht aanvragen omdat ze anders strafbaar zijn en omdat er zonder ontheffing geen AWBZ-dagvergoeding beschikbaar is;

    overwegende dat de zorgplicht ook de leerbare thuiszitters met een vrijstelling van de leerplicht betreft;

    overwegende dat de overheid ook verantwoordelijk blijft voor kwalitatief onderwijs van leerbare thuiszitters en dat deze verantwoordelijkheid via een vrijstelling van leerplicht niet afgeschoven mag worden op ouders;

    overwegende dat de ouders van leerbare thuiszitters invloed moeten hebben op het onderwijs van hun kinderen, omdat het onderwijs deels of volledig moet plaatsvinden bij de leerlingen thuis;

    overwegende dat naast zorgplicht een leerrecht moet gelden voor leerbare thuiszitters;

    verzoekt de regering om:

    • mogelijkheden te bieden voor het volgen van onderwijs in deeltijd aan kinderen met een medische verklaring dat ze niet voltijd naar school kunnen gaan;
    • de zorgplicht ook van toepassing te verklaren voor leerbare leerlingen die niet voltijd of geen onderwijs kunnen volgen op school en (ook) onderwijs thuis moeten krijgen en/of ontheffing van de leerplicht hebben gekregen;
    • te bevorderen dat gemeenten en samenwerkingsverbanden samenwerken aan maatwerkonderwijs (en zorg) aan deze leerlingen, zowel op school als thuis;
    • na de invoering van zorgplicht geen ontheffingen van leerplicht toe te staan voor leerbare thuiszitters;
    • de Kamer te informeren over de ondernomen acties en resultaten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 126 (31497).

    Mevrouw Ypma (PvdA):
    Dan mijn tweede motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat leerlingen in het reguliere onderwijs met een visuele, respectievelijk een auditieve of communicatieve beperking afhankelijk zijn van de ondersteuning van de instellingen (i.o.) cluster 1 en 2;

    constaterende dat deze instellingen zowel het belang van het speciaal onderwijs als van de ondersteuning binnen het reguliere onderwijs hebben te behartigen;

    constaterende dat voor deze ouders van leerlingen in regulier onderwijs met ondersteuning vanuit instelling cluster 1 of 2 nog geen medezeggenschap is geregeld;

    overwegende dat ook deze ouders medezeggenschap zouden moeten kunnen hebben op het beleid van deze instellingen en daarmee invloed hebben op de kwaliteit van het onderwijs aan hun kinderen;

    verzoekt de regering, medezeggenschap voor ouders van leerlingen in het reguliere onderwijs met ondersteuning (arrangement) van een instelling cluster 1 of 2 op het beleid van deze instelling in te stellen en dit binnen de Wet medezeggenschap school te borgen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma, Siderius en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 126 (31497).

    Ik heb slecht nieuws voor u: uw tijd is voorbij.

    Mevrouw Siderius (SP):
    Voorzitter. Dat wordt snel spreken. Ik heb een motie over kinderen met diabetes.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat scholen en docenten 2.000 kinderen met diabetes op de basisschool niet de nodige ondersteuning bieden uit angst voor aansprakelijkheid;

    van mening dat het meten van de bloedsuikerspiegel en het toedienen van insuline niet als medisch handelen moeten worden gedefinieerd;

    van mening dat bekende best practices uit landen zoals Zweden, zoals dagelijkse zelfzorg op maat, bijdragen aan betere ondersteuning aan kinderen met diabetes op school, zodat leerkrachten in staat worden gesteld om ook hun leerlingen met diabetes de juiste begeleiding te geven;

    verzoekt de staatsecretaris, in overleg met minister van VWS te verkennen in hoeverre de ondersteuning van onderwijspersoneel aan kinderen met diabetes uitgezonderd kan worden van de "medische handelingen", in navolging van andere landen;

    verzoekt de regering, de verkenning in samenspraak met scholen, leraren en ouders van kinderen met diabetes op te stellen en de Kamer voorafgaand aan het nieuwe schooljaar over de verkenning te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 128 (31497).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat leraren na de invoering van het passend onderwijs geconfronteerd kunnen worden met medische vraagstukken, zoals het toedienen van medicijnen, het geven van injecties en de uitvoering van de persoonlijke verzorging uit de AWBZ;

    overwegende dat leraren zijn aangesteld om te onderwijzen en niet om medische handelingen te verrichten;

    overwegende dat veel ouders van kinderen met een beperking, handicap of chronische ziekte zich zorgen maken over de medisch zorg voor hun kinderen in het reguliere onderwijs;

    overwegende dat door de overheveling van taken vanuit de AWBZ naar de Wmo en de Zorgverzekeringswet onduidelijk is hoe deze medische kennis en kunde geborgd worden op reguliere scholen;

    verzoekt de regering, te garanderen dat er op reguliere scholen — of binnen het samenwerkingsverband van het passend onderwijs — voldoende benodigde medische kennis aanwezig is om kinderen met een beperking, handicap of chronische ziekte te ondersteunen en de Kamer hierover voor 1 oktober 2014 te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 129 (31497).

    Mevrouw Straus (VVD):
    Voorzitter. Ik heb één motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er op diverse scholen in Nederland al veel ervaring is opgedaan met (aparte) onderwijsstromen voor hoogbegaafden;

    constaterende dat op deze scholen veel aandacht is voor doorlopende leerlijnen van po naar wo, omdat veel hoogbegaafden anders vast dreigen te lopen in de beperkingen van de onderwijsfase waarin ze zitten;

    overwegende dat het wenselijk is om van deze reeds opgedane ervaringen te leren en best practices te formuleren;

    overwegende dat deze scholen niet of weinig met elkaar samenwerken;

    verzoekt de regering, een pilot op te starten waarbij scholen die vooroplopen in het hoogbegaafdenonderwijs de gelegenheid krijgen dit onderwijs verder te ontwikkelen, de werkwijze en effecten daarvan te onderzoeken en hun bevindingen en expertise ter beschikking te stellen aan andere scholen die geïnteresseerd zijn om deze over te nemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Straus en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 130 (31497).

    De voorzitter:
    Is het echt uw eigen motie? U staat onder ede, dat weet u!

    De heer Rog (CDA):
    Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er grote regionale verschillen zijn in het aantal leerlingen met een indicatie in het autistische spectrum;

    overwegende dat ondanks strenge indicatie het aantal leerlingen met een autistische aandoening in verschillende regio's, waaronder de regio Eindhoven, gestegen is;

    overwegende dat niet duidelijk is of de huidige verdeelsleutel ook op termijn zorgt voor een eerlijke verdeling van de middelen;

    verzoekt de regering, nader onderzoek te doen naar de kwantitatieve verschillen tussen de regio's in leerlingen met een indicatie in het autistisch spectrum, daarbij te betrekken de wijze van indiceren en of de huidige verdeelsleutel ook zorgt voor een eerlijke verdeling van de middelen in de toekomst,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 134 (31497).

    De heer Van Meenen (D66):
    Voorzitter. Ik ga het heel snel doen, want ik heb drie moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat nog veel leerlingen met een zorgbehoefte geen passende school hebben gevonden;

    constaterende dat dit een zeer ongewenste situatie is die voorkomen dient te worden;

    overwegende dat de Geschillencommissie passend onderwijs een belangrijke rol dient te kunnen spelen in situaties waarbij een verschil van opvatting blijft bestaan over de juiste school;

    verzoekt de regering, per direct het maximale te doen om de geschillencommissie publiek bekend, toegankelijk en ontvankelijk te maken en de uitspraken van de commissie opgevolgd te doen worden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 131 (31497).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de indicatiestelling voor leerlingen met een visuele, respectievelijk een auditieve of communicatieve beperking (clusters 1 en 2) nu niet onafhankelijk plaatsvindt;

    constaterende dat hiermee de belangen van deze leerlingen en hun ouders niet optimaal gediend zijn;

    overwegende dat deze leerlingen recht hebben op een onafhankelijke indicatiestelling voor passend onderwijs;

    verzoekt de regering te zorgen voor een onafhankelijke indicatiestelling voor leerlingen in clusters 1 en 2 waarbij de ondersteuningsbehoefte van de leerling en de school uitgangspunt zijn en het overleg met de ouders geborgd is,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 132 (31497).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat leerlingen met diabetes uitstekend kunnen functioneren in het regulier onderwijs;

    overwegende dat onbekendheid met deze problematiek en ongefundeerde vrees voor aansprakelijkheden in te veel gevallen scholen weerhoudt om leerlingen met diabetes toe te laten;

    constaterende dat hiermee de belangen van deze leerlingen en hun ouders niet gediend zijn;

    verzoekt de regering, op zo kort mogelijk termijn te komen tot de verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten als zij aan de overige toelatingsvoorwaarden voldoen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 133 (31497).

    Keurig binnen de tijd, mijnheer Van Meenen.

    De heer Van Meenen (D66):
    Ja, ik heb nog twaalf seconden over!

    De voorzitter:
    U bent een voorbeeld voor menig Kamerlid.

    Het woord is aan de staatssecretaris.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Dekker:
    Voorzitter?

    De voorzitter:
    Mijnheer de staatssecretaris.

    Staatssecretaris Dekker:
    Ik zit nu nog echt te wachten op een aantal moties.

    De voorzitter:
    Het zijn er negen. Dan pauzeren we enkele seconden.

    Staatssecretaris Dekker:
    Voorzitter. Ik tel ze nog even na, maar ik meen dat ik ze nu alle negen heb.

    De motie op stuk nr. 126 is uitermate ingewikkeld. In die motie wordt behoorlijk wat gevraagd, bijvoorbeeld om het toepassen van de zorgplicht op leerlingen die ook een ontheffing hebben gekregen. Dat is een ingewikkeld construct. Ik heb wel een indruk van waar de zorg van mevrouw Ypma zit. We hebben dit vanochtend niet heel uitvoerig kunnen bediscussiëren. Mag ik daarom een voorstel doen, en mevrouw Ypma vragen om deze motie aan te houden? Ik zal de Kamer specifiek over dit onderwerp een brief sturen, over wat er mogelijk is. Ik denk namelijk dat er heel veel wel kan. Het gaat dan om een gedeeltelijke ontheffing, bijvoorbeeld voor kinderen met een zware vorm van autisme die niet de hele week naar school kunnen. We zijn het er volgens mij allen roerend over eens dat we in ieder geval voor hen een passende plek in het onderwijs moeten kunnen vinden. Wat mevrouw Ypma in deze motie vraagt, heeft echter nogal wat consequenties. Als ik die eerst uiteen mag zetten en als mevrouw Ypma haar motie aanhoudt, ga ik aan de slag.

    Mevrouw Ypma (PvdA):
    Dat is prima.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Ypma stel ik voor, haar motie (31497, nr. 126) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Dekker:
    Over de motie op stuk nr. 127 van mevrouw Ypma c.s. wil ik graag het oordeel aan de Kamer laten. Volgens mij is de vraag helder, in die zin dat het gaat om de zeggenschap van ouders en leerlingen over de ambulante hulp die zij krijgen, en niet per se over het schoolse deel. Dat kunnen we volgens mij gewoon goed regelen en, als daar behoefte aan is, ook wettelijk verankeren. Ik laat daarom het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    In de derde motie, op stuk nr. 128, vragen de leden Siderius en Ypma om een verkenning. Het gaat daarbij om een aantal verstrekkende dingen. Je hebt het dan bijvoorbeeld ook over medisch handelen en daarvoor moet er zijn overlegd met die sector, dus met VWS. Ik lees deze motie zo: als mij wordt gevraagd om die verkenning te doen en we niet op de conclusies gaan vooruitlopen, kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Ik heb wel één punt: dat "voorafgaand aan het nieuwe schooljaar" gaan we echt niet halen. Dit is een ingewikkelde kwestie en wij kunnen dit niet voorafgaand aan het nieuwe schooljaar doen. Ik wil die verkenning wel doen. Voor het einde van dit jaar vind ik prima, maar het gaat gewoon niet lukken om dit in de maanden juli en augustus te doen, als er heel veel mensen gewoon niet zijn.

    De voorzitter:
    Mevrouw Siderius stelt een korte vraag ter verduidelijking.

    Mevrouw Siderius (SP):
    Wij zouden dit spoedig willen. Het eind van het jaar vind ik wel weer heel ver weg, dus kunnen we een middenweg vinden? Ergens in oktober, misschien vóór het herfstreces?

    Staatssecretaris Dekker:
    Ik ga mijn best doen. Ik heb gezegd dat het wat mij betreft zo spoedig mogelijk komt. Zodra we wat weten, moeten we er ook wat aan doen, want de ouders en leerlingen hebben het recht om te weten waar zij aan toe zijn. Ik kan daar dus mee leven.

    De voorzitter:
    Nu de vierde motie.

    Staatssecretaris Dekker:
    In de motie op stuk nr. 129 gaat het echt om "garanderen". Ik moet die motie echt ontraden. De medische kennis op lokaal niveau organiseren, dat is uiteindelijk de essentie van passend onderwijs. Dat vraagt om een afstemming tussen het onderwijs en de gemeenten, die straks verantwoordelijk worden voor een deel van die zorg. De landelijke wetgever en de rijksoverheid dienen die garantie dan ook dáár neer te leggen, en dus niet meer naar zich toe te halen. Ik wil deze motie dus ontraden.

    In de motie op stuk nr. 130 van de leden Straus en Ypma wordt de regering gevraagd om een pilot te starten. Ik heb het de hele tijd gehad over een pilot en een platform. Een pilot vraagt weer om allerlei voorstellen, subsidies et cetera. Volgens mij gaat deze motie over het maken van een platform voor de uitwisseling van goede ideeën en initiatieven, waarbij actief wordt gewerkt aan de disseminatie daarvan. Als ik deze motie zo mag interpreteren, kan ik daar goed mee leven. Ik laat in dat geval het oordeel graag aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Een korte vraag. Het oordeel werd aan de Kamer gelaten, mevrouw Straus.

    Mevrouw Straus (VVD):
    Ja, en ik kan leven met de uitleg van de staatssecretaris.

    De voorzitter:
    De staatssecretaris gaat verder met de zesde motie.

    Staatssecretaris Dekker:
    De motie op stuk nr. 134 baart mij zorgen. Als wij dit nu gaan onderzoeken, zullen heel veel samenwerkingsverbanden achterover gaan leunen. Dit is de zorg die in één samenwerkingsverband bestaat, terwijl er ook weer andere zorgvragen leven in andere samenwerkingsverbanden. Het gaat hier om autisten, maar in andere samenwerkingsverbanden is er wellicht een oververtegenwoordiging van zwakbegaafden et cetera. Er is hier nu twee keer onderzoek naar gedaan. Wij moeten als het gaat om de budgettaire kaders ook een keer zekerheid kunnen geven. De samenwerkingsverbanden moeten weten waar ze aan toe zijn. Een nader onderzoek zaait in mijn ogen veel onrust. Ik wil de motie daarom ontraden.

    We hebben gediscussieerd over deze problematiek en ik heb bespeurd dat er wel iets van zorg bij de Kamer leeft. Ik vraag de heer Rog om de motie aan te houden en doe het volgende voorstel. Ik laat dit niet afhangen van het oordeel van één samenwerkingsverband, maar ik ga op stelselniveau, bij de PO-Raad en de VO-raad, na of zij het gevoel hebben dat nader onderzoek naar de evenredige verdeling nodig is. Dan doen wij in ieder geval niet op basis van signalen van één samenwerkingsverband heel empirisch onderzoek, maar dan kunnen we dat doen op basis van een eventueel gevoelde behoefte op stelselniveau.

    De voorzitter:
    Er is een vraag aan de heer Rog gesteld.

    De heer Rog (CDA):
    Ik houd mijn motie aan in afwachting van de reactie van de staatssecretaris.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Rog stel ik voor, zijn motie (31497, nr. 134) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Dekker:
    De motie op stuk nr. 131 vat ik op als een aanmoediging die ik van harte ondersteun. Ik wil het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

    De motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 132 betreft een heel ingewikkelde materie. Ik begrijp wat hij bedoelt. De essentie van passend onderwijs is dat er gebudgetteerd wordt. Dat betekent dat je niet meer voor iedere leerling die je indiceert, automatisch bekostiging vanuit een zorgbudget krijgt, zoals dat bijvoorbeeld in de normale samenwerkingsverbanden ook het geval is. Dan is dit eigenlijk een fremdkörper in het geheel, omdat je hiermee de beslissing over indicering en het beheer van het geld uit elkaar trekt. Daarmee kunnen we de scholen in cluster 1 en 2 ook ongelooflijk in de problemen brengen. Misschien wil de heer Van Meenen de motie aanhouden? Dan kan ik nagaan, ook bij de ouderorganisaties, waar nu precies de zorgen leven. Ik kan dan kijken of die wellicht ook op een andere manier kunnen worden opgelost. Vervolgens kan ik daarmee naar de Kamer terugkomen.

    De voorzitter:
    Dat is een vraag aan de heer Van Meenen.

    De heer Van Meenen (D66):
    Ik begrijp heel goed dat het budget uiteindelijk beperkend is, maar het gaat er hier om dat je dat nooit kunt betrekken op een individueel kind. Dat geldt ook voor de andere aspecten van het passend onderwijs.

    De voorzitter:
    Houdt u de motie aan?

    De heer Van Meenen (D66):
    Ik wil nog even met de staatssecretaris bekijken of we het eigenlijk toch niet eens zijn. Ik zie het risico, maar dat is uiteindelijk wat de besluitvorming in zo'n samenwerkingsverband en in die hele omgeving beperkt. Maar laten we nu toch beginnen met in ieder geval de indicatie voor dat kind te stellen als eerste uitgangspunt. Als er problemen zijn, dan ben ik ook weer graag bereid om, zo nodig, de staatssecretaris bij te staan. Maar laten we nu niet meteen zeggen dat men bij die indicatiestelling al op voorhand rekening moet houden met het budget. Dat gebeurt volgens mij op dit moment wel. Dus laten we het aandurven!

    Staatssecretaris Dekker:
    Dat gebeurt sowieso niet. Het gaat uiteindelijk om de noden van leerlingen. De indicatiestellingen worden nu gedaan door de clusters 1 en 2. Dat heeft ook te maken met de expertise. Daar zit heel veel expertise die het mogelijk maakt om die kinderen goed te onderzoeken, goed te indiceren en te kijken of ze beter een plek kunnen hebben op een school voor speciaal onderwijs dan wel op een reguliere school met ambulante hulp. Die afwegingen kunnen het best daar gemaakt worden. Mijn vrees is dat wij, als wij dat eruit halen en naar onafhankelijke indicatiestellingen gaan, in feite het passend onderwijs weer terughalen en het maatwerk voorzichtig weer beginnen in te leveren. Mijn aanbod ligt er. Ik wil in gesprek gaan om te bekijken wat precies de zorgen zijn en hoe wij daaraan tegemoet kunnen komen. Het gestelde in de motie gaat mij echter te ver.

    De voorzitter:
    Mijnheer Van Meenen, u houdt de motie op stuk nr. 132 aan?

    De heer Van Meenen (D66):
    In de huidige situatie is het budget leidend. Degene die het budget ontvangt, is ook degene die de indicatie stelt. Ik wil naar de situatie waarin de situatie van het kind leidend is. Uiteindelijk is het budget altijd beperkend. Volgens mij is de zorg van de staatssecretaris onterecht.

    De voorzitter:
    U houdt de motie dus niet aan?

    De heer Van Meenen (D66):
    Nee.

    De voorzitter:
    Ik stel vast dat de motie wordt gehandhaafd en, naar ik aanneem, wordt ontraden door de staatssecretaris.

    Staatssecretaris Dekker:
    Ik moet de motie echt ontraden.

    Mevrouw Ypma (PvdA):
    Is de staatssecretaris wel bereid om alsnog met de ouders in gesprek te gaan om te bekijken of het klopt dat de slager zijn eigen vlees keurt? Dat is het bezwaar dat veel ouders hebben.

    Staatssecretaris Dekker:
    Dat gesprek ga ik graag aan. Wat in het AO naar voren werd gebracht, was nieuw voor mij, dus ik wil graag bekijken welke zorgen er leven en op welke wijze wij daaraan tegemoet kunnen komen. Als wij er direct weer een onafhankelijk orgaan van maken, gaat het wringen, want dan halen wij indicatiestelling en zorg weer uit elkaar, terwijl de essentie van passend onderwijs juist is dat wij die dicht bij het onderwijs leggen. Dat heeft grote gevolgen en daarom zou ik het onverstandig vinden om daar nu mee in te stemmen.

    In de motie op stuk nr. 133, ingediend door de heer Van Meenen, wordt de regering verzocht scholen de verplichting op te leggen om leerlingen met diabetes toe te laten als zij aan de overige toelatingsvoorwaarden voldoen. Vanochtend heb ik al uitgesproken dat het mij zeer wenselijk lijkt dat leerlingen met diabetes grotendeels in het regulier onderwijs terechtkunnen. Ik constateer dat dit op heel veel plekken ook gebeurt. Echter, het ene kind met diabetes is het andere niet. De zorgvragen kunnen in intensiteit enorm verschillen. Ik vind dat wij dat niet hier in Den Haag kunnen beoordelen; dat zou op het lokale niveau moeten gebeuren. In die zin voel ik iets meer voor de motie die mevrouw Sibelius heeft ingediend.

    De voorzitter:
    Mevrouw Siderius.

    Staatssecretaris Dekker:
    Mevrouw Siderius. Excuses. Op grond van haar motie kunnen wij de mogelijkheden verkennen. Daarbij wil ik niets uitsluiten. De motie op stuk nr. 133 gaat mij echter iets te snel. Deze motie wordt derhalve door mij ontraden. Ik hoop dat de heer Van Meenen bereid is om de motie in te trekken of aan te houden, zodat wij het traject kunnen volgen dat ik zojuist heb toegezegd aan mevrouw Sedirius.

    Mevrouw Siderius (SP):
    Siderius.

    Staatssecretaris Dekker:
    Siderius. Ik moet het echt nog leren. Mijn excuses! Ik sta bij mevrouw Siderius in het krijt.

    De voorzitter:
    U heb het hele reces om op haar naam te oefenen.

    Ik zie geen reactie bij de heer Van Meenen. Dit betekent dat de motie op stuk nr. 133 wordt gehandhaafd.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Ik dank de staatssecretaris voor het grote aantal VAO's dat hij vandaag heeft bijgewoond. Wij wensen hem een prettig reces.

    Handhaving

    Handhaving

    Aan de orde is het VAO Handhaving (AO d.d. 25/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hartelijk welkom. Dit VAO kent zes deelnemers van de zijde van de Kamer, van wie er vier zullen spreken.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Voorzitter, ik hijg een beetje, maar ik moest rennen om op tijd in deze zaal te zijn. Mijn excuses.

    In het AO handhaving hebben wij onder meer besproken dat het aantal inspecties niet zo hoog is als steeds in de begrotingen wordt aangekondigd. Mijn eerste vraag aan de minister is of hij bereid is om de Kamer te informeren als het doel in de Begroting 2014 onverhoopt niet wordt gehaald. Ik zal twee moties indienen, terwijl ik weer op adem probeer te komen. Dat heb je als je komt aanrennen met een slechte conditie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het doel van toezicht en handhaving is fraude te voorkomen en te corrigeren;

    overwegende dat een effectieve aanpak van arbeidsmarktfraude gewenst is;

    verzoekt de regering, concrete outcome-doelstellingen te formuleren voor de aanpak van arbeidsmarktfraude en de Kamer hierover te informeren in de begroting 2015,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Schut-Welkzijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 480 (17050).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in de uitzendsector sprake is van zelfregulering voor het in beeld brengen van mogelijke tekortkomingen of misstanden bij gecertificeerde uitzendbureaus;

    overwegende dat deze zelfregulering aangevuld dient te worden met controles van de Inspectie SZW, die als enige boetes dan wel andere rechtsmaatregelen kan opleggen;

    overwegende dat het systeem van zelfregulering en de publieke aanpak van de malafiditeit pas sluitend is wanneer alle gedane meldingen hierin door de Inspectie SZW worden betrokken;

    verzoekt de regering, meldingen van Stichting Normering Arbeid voor te dragen voor actieve inzet van de Inspectie SZW en de Kamer periodiek te informeren over het aantal meldingen dat SNA aandraagt, en het aantal malen dat dit tot inzet van de Inspectie SZW leidt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 481 (17050).

    De voorzitter:
    U gaat het hele reces werken aan uw conditie, mijnheer Van Weyenberg. Morgenochtend om half zeven moet u zich melden bij mevrouw Van Miltenburg.

    De heer Ulenbelt (SP):
    Voorzitter. Het gaat om de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het keurmerk van de Stichting Normering Arbeid voor de uitzendbranche volstaat met het vaststellen van een procedure rond de brutobeloning om in aanmerking te komen voor het keurmerk;

    constaterende dat eventuele ontduiking van het cao-loon niet leidt tot verlies van het keurmerk;

    verzoekt de regering, het daadwerkelijk belonen conform de van toepassing zijnde cao als voorwaarde op te nemen voor het verkrijgen of behouden van het keurmerk,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 482 (17050).

    De heer Ulenbelt (SP):
    Tijdens het algemeen overleg bleek dat een uitzendbureau het keurmerk kan houden, ook al ontduikt het feitelijk de cao. Er wordt namelijk alleen gekeken naar de procedure en niet naar de uitkomst van de procedure. Daarom heb ik deze motie ingediend.

    Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
    Voorzitter. Er is geen motie van mijn hand, maar ik leg wel een verklaring af omdat ik een motie mede heb ondertekend.

    De VVD is voorstander van een effectieve Fraudewet. Dat is genoegzaam bekend. Om arbeidsmarktfraude aan te pakken, legt het kabinet nu een groot aantal regels op aan uitzendbureaus. De VVD wil graag zien of die aanpak werkt. We willen weten hoe vaak en hoe erg die overtredingen zijn, wat de ontwikkeling in de tijd is en met hoeveel inzet van inspecteurs de arbeidsmarktfraude wordt aangepakt. Het gaat de VVD hierbij uiteraard niet om het aantal inspecties of inspecteurs, maar wel om de effectiviteit daarvan. Wanneer doen de inspecteurs het goed? Dat willen wij van de minister weten. Nu ontbreken objectieve criteria waaraan de Kamer de effectiviteit van de aanpak van arbeidsmarktfraude kan afmeten. Daarom heeft de VVD de motie van collega van Weyenberg op stuk nr. 480 mede ondertekend, waarin wordt verzocht om bij de begroting voor 2015 concrete outcomedoelstellingen te formuleren voor de aanpak van arbeidsmarktfraude.

    De voorzitter:
    Tot zover de bijdragen van de Kamerleden. Ik kijk even of de minister alle moties heeft. Dat is niet het geval. Ik schors voor enkele minuten.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Asscher:
    Voorzitter. Tussen het reutelende gehijg van de heer Van Weyenberg ontwaarde ik een vraag over de begroting voor 2014 en de doelstelling rond het aantal inspecties. In het algemeen overleg had ik al beloofd om bij de aanbieding aan de Kamer van het wetsvoorstel inzake de aanpak van schijnconstructies een tussenstand te geven van het aantal inspecties. Als ik zou voorzien dat wij de doelstellingen niet halen, zou ik dat aan de Kamer melden.

    Er is een drietal moties ingediend. De eerste is de motie-Van Weyenberg/Schut-Welkzijn op stuk nr. 480. In aanmerking genomen de discussie die wij in het algemeen overleg hebben gevoerd over de kwestie hoe moeilijk het is om juiste outcomedoelstellingen te vinden, en mijn toezegging dat ik in het najaar met een brief daarover kom, beschouw ik deze motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel daarover aan de Kamer over.

    De motie-Weyenberg op stuk nr. 481 bevat een tweetal verschillende verzoeken. In de eerste plaats het verzoek om meldingen voor te dragen voor actieve inzet en vervolgens de Kamer periodiek te informeren over het aantal meldingen en het aantal malen dat dit tot inzet van de inspectie leidt. Uit het feit dat niet alleen het aantal meldingen, maar ook het aantal keren dat de inspectie wordt ingezet moeten worden gemeld, kan worden afgeleid dat niet alle meldingen tot inzet hoeven te leiden. Er zit dus een interne tegenstrijdigheid in het dictum. Ik zou de heer Van Weyenberg willen verzoeken om de motie zo aan te passen dat hij wat daarvóór staat in de overwegingen, namelijk dat het altijd betrokken wordt door de inspectie, in het dictum zet. Dan heb ik er geen bezwaar tegen. Als het altijd moet leiden tot actieve inzet, krijg je ook in het geval dat de onderneming is opgehouden te bestaan, overbodige inzet. Zo is het volgens mij niet bedoeld.

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Ik ben ook weer op adem. Het doel van deze motie is dat er altijd wordt bezien of inzet op de casus nodig is, en zo ja, dat die wordt gepleegd. Mijn beeld is dat de melding nu vaak alleen in de meer algemene risicoanalyse wordt geplaatst en er niet per geval wordt gekeken. Zo is deze motie bedoeld, en volgens mij sluit deze daarmee aan op wat de minister voorstelt, namelijk niet altijd meteen de inspecteurs op pad sturen, maar wel bij elke casus individueel wegen. Zo is de motie bedoeld.

    Minister Asscher:
    De bewoording zou dan kunnen worden dat alle gedane meldingen hierin door de inspectie worden betrokken, zoals in de overweging staat. Als u dat doorschuift naar het dictum, komt u volgens mij tegemoet aan het debat dat wij nu voeren.

    De voorzitter:
    Dat zou dan wel betekenen dat er een gewijzigde motie komt op stuk nr. 481.

    Minister Asscher:
    In dat geval laat ik het oordeel over aan de Kamer.

    In de motie-Ulenbelt op stuk nr. 482 wordt de regering verzocht, daadwerkelijk belonen conform de van toepassing zijnde cao als voorwaarde op te nemen. Ik ontraad die motie. Met partijen zijn negen elementen afgesproken. Daar staan alle partijen achter. Het is hun eigen voorstel. Wij stellen niet de voorwaarden voor dat keurmerk; dat doen partijen zelf. Het doel is juist, een indicatie te krijgen van het naleven van de cao. In het najaar gaan wij bezien wat dit heeft opgeleverd. Dat zat ook in het betoog van mevrouw Schut. Ik ontraad de motie.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    Integratieonderwerpen

    Integratieonderwerpen

    Aan de orde is het VAO Integratieonderwerpen (AO d.d. 24/06).


    Termijn inbreng

    De heer De Graaf (PVV):
    Voorzitter. Ik dien twee moties in naar aanleiding van het algemeen overleg.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de definiëring van het begrip "allochtoon" aan inflatie onderhevig is geraakt door slechts bij geboorte van beide ouders in het buitenland van allochtonen te spreken;

    overwegende dat specifieke derde en vierde generatie migrantengroepen oververtegenwoordigd zijn in schooluitval, criminaliteit en uitkeringsafhankelijkheid;

    overwegende dat een steeds groter deel van deze groepen door een eerdere aanpassing van de definitie nu verdwijnt in de statistieken aangaande de autochtone bevolking;

    overwegende dat het kunnen benoemen van problemen in diverse groepen de voorwaarde vormt om deze problemen aan te pakken;

    verzoekt de regering, de definitie van het begrip allochtoon zodanig aan te passen dat ook de derde en vierde generatie immigranten aangemerkt wordt als allochtoon,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 69 (32824).

    De heer De Graaf (PVV):
    De tweede motie is wat korter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat Nederland niet gebaat is bij het bestaan van politiek correcte instituten die de bevolking trachten op te voeden in het sprookje van de multiculturaliteit;

    overwegende dat de miljoenen aan belastinggeld die in het instituut FORUM zijn gestopt, tot niets hebben geleid;

    verzoekt de regering om de subsidierelatie met FORUM te beëindigen en deze subsidie niet over te hevelen naar andere instituten, waaronder een eventuele opvolger van FORUM,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 70 (32824).

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Voorzitter. De beëindiging van de subsidie aan FORUM, de wanprestaties van het bestuur en de manier waarop het ministerie daarmee is omgegaan: wij hebben daarover allemaal gedebatteerd. Kind van de rekening is het personeel dat niet op een fatsoenlijke manier bij deze besluitvorming is betrokken. Ook de kennis- en netwerkfunctie is heel belangrijk. De minister moet zijn huiswerk overdoen. Daarom dienen wij de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de subsidierelatie met FORUM per 1 januari 2015 te beëindigen;

    constaterende dat de belangrijke kennisfunctie van FORUM en het hiermee samenhangende netwerk dat in de loop der jaren is opgebouwd, niet is geborgd;

    verzoekt de regering, voor 1 december 2014 een voorstel te ontwikkelen ter borging van de kennis- en netwerkfunctie op het gebied van integratie en het besluit om de subsidierelatie met FORUM te beëindigen met een jaar uit te stellen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 71 (32824).

    De heer Pieter Heerma (CDA):
    Voorzitter. Vorige week is tijdens het algemeen overleg vanuit de Kamer breed zorg geuit maar ook ongenoegen uitgesproken over de manier waarop het hele proces rondom FORUM is gegaan, specifiek ten aanzien van de positie van het personeel. Ik dien de volgende motie in, die mede is ondertekend door de leden Van Weyenberg, Karabulut, Kerstens en Azmani.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voornemens is per 1 januari 2015 de subsidierelatie met FORUM te beëindigen, waarna FORUM zal eindigen te bestaan;

    voorts constaterende dat hierover al meer dan een jaar overleg plaatsvindt tussen het bestuur van FORUM en het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, eindigend in dit besluit;

    van mening dat het personeel van FORUM in die tijd onvoldoende is meegenomen in het proces;

    overwegende dat het borgen van taken, netwerk en expertise van FORUM van belang is voor het integratiebeleid én voor vroegsignalering van radicalisering en andere onderdelen van sociale stabiliteit;

    verzoekt de regering, de ontmanteling van FORUM en het borgen van waardevolle activiteiten, relevante netwerk en expertise vanuit FORUM continu in onderlinge samenhang te blijven behandelen;

    verzoekt de regering tevens, erop toe te zien dat waardevolle activiteiten, relevante netwerk en expertise van FORUM structureel en in samenhang worden geborgd binnen andere organisaties, waarbij wordt ingezet op zo veel mogelijk arbeidsplaatsen voor medewerkers van FORUM binnen deze organisaties en een goed sociaal plan,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma, Van Weyenberg, Karabulut, Kerstens en Azmani.

    Zij krijgt nr. 72 (32824).

    De heer Van Weyenberg (D66):
    Voorzitter. Het proces rondom FORUM verdient allerminst een schoonheidsprijs. De motie die de heer Heerma zojuist mede namens mij heeft ingediend, probeert ervoor te zorgen dat wij de kennis en expertise borgen, ook naar de toekomst toe. Wij moeten de kennis van bijvoorbeeld de migrantengemeenschappen borgen en oppassen voor overmatige versplintering. Ook de wijze waarop met het personeel van FORUM is omgegaan, verdient geen schoonheidsprijs. Het is goed dat dit in de motie is benoemd. Ik ben benieuwd welke lering de minister uit dit proces heeft getrokken. Ik heb de motie mede ingediend, maar ben ook benieuwd naar de reactie van de minister op de motie van mevrouw Karabulut. Het proces is dusdanig gelopen dat ik sympathie heb voor het door haar bepleite uitstel.

    De heer Azmani (VVD):
    Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn brief met een nadere motivatie die hij nog aan de Kamer heeft gestuurd. We hebben vanmorgen nog een brief ontvangen van de voorzitter van de ondernemingsraad. Het is in elk geval goed dat de minister het gesprek aangaat met de ondernemingsraad. Dat is volgens mij op 13 augustus gepland. Ik verzoek hem om de opmerkingen die de or heeft gemaakt daarin mee te nemen en te bespreken.

    De VVD vindt het heel erg belangrijk dat de component sociale stabiliteit — dat gaat om veiligheidsvraagstukken rondom radicalisering, de financiering van moskeeën en parallelle gemeenschappen in Nederland — wordt geborgd. Daar moet een netwerk omheen bestaan. Het gaat niet alleen om kennis uit een boek. Er moet een netwerk worden opgebouwd om de informatie op de juiste plek te krijgen. Dat moet geborgd zijn.

    Het is ook belangrijk dat er aandacht is voor het personeel van FORUM. Zoals anderen hebben gezegd, verdient de manier waarop dat proces is doorlopen geen schoonheidsprijs. Er ligt in dezen natuurlijk ook een verantwoordelijkheid bij de raad van bestuur en de raad van toezicht. Het personeel is eigenlijk onvoldoende betrokken bij de reorganisatie. Daarom heb ik de motie van de heer Heerma ondertekend.

    Hier wil ik het bij laten.

    De voorzitter:
    De heer Azmani was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. De minister geeft aan dat hij gelijk kan antwoorden.


    Termijn antwoord

    Minister Asscher:
    Voorzitter. De heer De Graaf verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 69 het begrip allochtoon zo aan te passen dat derde- en vierdegeneratiemigranten aangemerkt kunnen worden als allochtoon. Die motie ontraad ik. Mensen zijn Nederlanders. Het doel van de definitie is om integratie te volgen, niet om mensen tot in lengte van dagen allochtoon te kunnen blijven noemen.

    In zijn motie op stuk nr. 70 verzoekt de heer De Graaf de regering om de subsidierelatie te beëindigen en de subsidie niet over te brengen naar andere instituten, waaronder een eventuele opvolger van FORUM. Welnu, de subsidie wordt beëindigd en wordt ook niet als zodanig overgeheveld naar andere instituten. Ik ontraad de motie omdat die als doel heeft om helemaal geen geld meer uit te geven aan opbouw van kennis over radicalisering, integratie, kindhuwelijken, parallelle samenlevingen en wat dies meer zij, terwijl dat nodig is om goed beleid te kunnen voeren.

    Mevrouw Karabulut van de SP-fractie verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 71 om het besluit om de subsidierelatie te beëindigen met een jaar uit te stellen, een aantal andere dingen te doen en een voorstel te ontwikkelen ter borging. Zoals ik in het algemeen overleg van 24 juni heb gezegd en ik in mijn brief van 2 juli op papier heb gezet, ben ik bepaald niet over één nacht ijs gegaan bij het komen tot deze beslissing. Ik hoop inzichtelijk te hebben gemaakt dat het besluitvormingsproces rond FORUM in allerlei fases en stappen is opgezet. De stappen die nu voor ons liggen, wil ik even zorgvuldig doen. De subsidierelatie een jaar later stopzetten, levert niets op, behalve meer onzekerheid. Ik ontraad de motie.

    In hun motie op stuk nr. 72 verzoeken de leden Heerma, Van Weyenberg, Karabulut, Kerstens en Azmani de regering om erop toe te zien dat waardevolle activiteiten, relevante netwerken en expertise van FORUM structureel en in samenhang worden geborgd, waarbij wordt ingezet op zoveel mogelijk arbeidsplaatsen voor medewerkers van FORUM binnen deze organisaties en een goed sociaal plan. Ik heb de Kamer heel goed gehoord. Ik heb ook het debat dat wij op 24 juni hebben gevoerd heel intensief ervaren en beleefd. Ik begrijp dus heel goed wat de indieners hier beogen. Dat is wat ik ook beoog. Ik wil me ervoor gaan inzetten om dat zo goed mogelijk te doen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    D66 stelde nog een vraag over het proces. Ik moet constateren dat het personeel inderdaad niet goed lijkt te zijn meegenomen in het proces. Dat is betreurenswaardig, want het heeft een enorm effect voor de medewerkers. Daarom ben ik ook ingegaan op de suggestie om in gesprek te gaan met de ondernemingsraad. Dat gesprek staat gepland. Ik denk dat de stappen zoals ze vanuit SZW zijn gezet, die ik nog eens op papier heb gezet, op zichzelf zorgvuldig zijn en tot dit besluit leiden. Dat doet echter niets af aan het feit dat het voor het personeel per definitie heel triest is als er zoiets gebeurt, en al helemaal als het voor een deel of een groot deel van het personeel als een verrassing komt. Zo kijk ik daarop terug.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik wil nog een vraag stellen naar aanleiding van de advisering over mijn motie. De minister stelt dat hij het proces dat hierna volgt, namelijk de afhandeling en de borging van de kennisfunctie, en vooral ook het proces met het personeel, zorgvuldig wil doorlopen. Ik heb de minister niet horen ontkennen dat hetgeen hieraan vooraf is gegaan …

    De voorzitter:
    Wat is uw vraag?

    Mevrouw Karabulut (SP):
    … geen schoonheidsprijs verdient. Dan is toch juist een jaar uitstel nodig, wil je dat proces en al die zaken op een zorgvuldige wijze kunnen regelen?

    Minister Asscher:
    De verantwoordelijkheid voor het personeel berust bij de organisatie FORUM. Die heeft tot taak om dat netjes te doen. Daarom heb ik die ook gevraagd om zo snel mogelijk na mijn besluit met een voorstel voor de afbouw te komen, voorzien van informatie over de wijze waarop het sociaal plan zal worden vormgegeven. Ik begrijp heel goed de wens van een aantal Kamerleden, waaronder mevrouw Karabulut, om bij de borging van de kennisfunctie tijdens de overdracht naar nieuwe organisaties te bevorderen dat personeel van FORUM, indien geschikt, in dienst komt bij de nieuwe opdrachtnemers. Verder dan dat gaat de verantwoordelijkheid van het departement niet. De verantwoordelijkheid voor het personeel ligt echt bij de werkgever.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Tot zover dit VAO. Wij stemmen vanavond of vannacht nog over de moties. Ik dank de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor zijn aanwezigheid. Ik schors voor enkele ogenblikken in afwachting van de minister van Veiligheid en Justitie.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Beveiliging van Joodse instellingen

    Beveiliging van Joodse instellingen

    Aan de orde is het VAO Beveiliging van Joodse instellingen (AO d.d. 19/06).


    Termijn inbreng

    De heer De Graaf (PVV):
    Ik dien namens de PVV-fractie drie moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat met de toename van het islamitische antisemitisme in Europa en Nederland de veiligheid van Joodse instellingen onder zorgwekkende druk is komen te staan;

    overwegende dat de veiligheid van eenieder die zich in Nederland bevindt, gegarandeerd dient te zijn;

    verzoekt de regering, de beveiliging van Joodse instellingen per direct over te nemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Graaf en Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 246 (29754).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat steeds meer moslims vanuit Nederland naar Syrië en de Levant gaan om deel te nemen aan de gewapende jihad;

    overwegende dat een aantal van hen, bekwaamd in het uitoefenen van geweld, reeds terug is gekeerd naar Nederland, maar niet is opgepakt;

    overwegende dat verwacht wordt dat er meer jihadi's naar Nederland zullen terugkeren;

    overwegende dat naast Joodse instellingen alle niet-islamitische doelen in Nederland hierdoor gevaar lopen;

    overwegende dat de regering aangeeft dat ook Nederland gevaar loopt om getroffen te worden door een aanslag;

    verzoekt de regering, de administratieve detentie van Syrië- en Levantgangers met de hoogste spoed mogelijk te maken en uit te voeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Graaf en Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 247 (29754).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de islamisering van Nederland nog steeds doorgaat;

    overwegende dat 73% van de moslims in Nederland jihadgangers als helden bestempelt;

    overwegende dat antisemitisme een onwrikbaar onderdeel van de islam is;

    verzoekt de regering om antisemitisme voortvarend aan te pakken en daarbij de-islamisering met prioriteit tot doelstelling van het beleid te maken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 248 (29754).

    De voorzitter:
    De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Segers van de fractie van de ChristenUnie, die afziet van zijn termijn. De heer Dijkhoff zegt ook niets, begrijp ik. Dan gaan we meteen luisteren naar de minister van Veiligheid en Justitie nadat hij de drie moties heeft ontvangen.


    Termijn antwoord

    Minister Opstelten:
    Voorzitter. Ik dank de heer De Graaf voor zijn bijdrage. Ik loop de moties die zijn ingediend even langs en begin bij de motie op stuk nr. 246. We hebben uiteraard hierover een uitvoerig algemeen overleg gehouden. Ik kan zeggen dat de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen van Joodse objecten in ons land zijn genomen. We hebben daarover ook nadere afspraken gemaakt. Ik zal daarop terugkomen. De motie op stuk nr. 246 moet ik ontraden.

    Ook het punt dat wordt aangeroerd in de motie op stuk nr. 247 is gisteren tijdens het AO aan de orde geweest en is ook eerder al ingebracht. Administratieve detentie is als zodanig geen justitieel instrument dat wij kennen in ons land. Ik heb wel gezegd dat ik samen met mijn acht collega's zal bekijken op welke wijze er in andere landen instrumenten zijn die wij ook zouden kunnen gebruiken. Dit geldt natuurlijk breder, dus ook voor andere rechtsstelsels, juridische instrumenten en justitie-instrumenten. Daar past deze motie dus niet in. Ik moet haar dus ontraden.

    Over de motie op stuk nr. 248 kan ik het volgende zeggen. Wij pakken antisemitisme als zodanig voortvarend aan. Minister Asscher is daar druk mee bezig en laat er onderzoek naar doen. Ik noem als voorbeeld het onderzoek naar triggerfactoren van antisemitisme. Daarin zullen alle factoren worden meegenomen. De-islamisering is als zodanig volgens mij niet een prioriteit die daarin past. Ik moet daarom deze motie ontraden. Als zodanig wordt het antisemitisme actief opgepakt en onderzocht.

    Dat is mijn bijdrage, voorzitter.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Vanavond of vannacht stemmen wij nog over de drie ingediende moties.

    Politieonderwerpen

    Politieonderwerpen

    Aan de orde is het VAO Politieonderwerpen (AO d.d. 18/06).


    Termijn inbreng

    Mevrouw Helder (PVV):
    Voorzitter. In het algemeen overleg hebben we onder meer gesproken over het afnemen van handpalmafdrukken bij verdachten. Tegenwoordig gebeurt dat in de praktijk helaas alleen nog na een opdracht van de officier van justitie en als het in het belang van het onderzoek is, terwijl in het huidige HAVANK-computersysteem wel op handpalmsporen kan worden gezocht. De PVV wil de pakkans van criminelen vergroten en heeft daarom aan de minister gevraagd om dit mogelijk te maken. Aangezien het een topprioriteit van de minister is om woninginbraken tegen te gaan, dachten wij dat hij dit wel zou gaan omarmen. Dat deed hij helaas niet. Daarom dien ik de volgende motie in, zodat hij dit alsnog kan doen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat van verdachten na inverzekeringstelling alleen vingerafdrukken afgenomen mogen worden en geen handpalmafdrukken;

    constaterende dat handpalmafdrukken alleen nog gemaakt mogen worden na een opdracht van een officier van justitie als het in het belang van het onderzoek is;

    overwegende dat dit in de praktijk betekent dat er bijna geen handpalmafdrukken meer worden gemaakt, terwijl in de huidige HAVANK-computer sinds 2009 juist handpalmsporen kunnen worden gezocht en er bij onderzoeken op de plaats delict ook regelmatig handpalmsporen worden aangetroffen;

    overwegende dat de pakkans daalt doordat handpalmafdrukken bijna niet meer worden afgenomen;

    verzoekt de regering, te regelen dat de politie altijd handpalmafdrukken van iedere verdachte, dan wel van een bepaalde groep verdachten, zoals inbrekers, zal afnemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 461 (29628).


    Termijn antwoord

    Minister Opstelten:
    Voorzitter. Aan deze motie is veel voorafgegaan. Mevrouw Helder en ik verschillen wellicht van mening op het terrein van het opportuniteitsbeginsel. Niet alles kan altijd bij iedere situatie. Toch heb haar in het AO Politieonderwerpen het volgende toegezegd. Ik heb toegezegd dat ik de toepassing van het instrument van de handpalmafdrukken goed met politie en Openbaar Ministerie wil doornemen. Voor de aanvang van een nieuw optreden in dit huis zou ik Kamer daarover informeren. Dat was niet voldoende voor mevrouw Helder om van een VAO af te zien. Zij zei een motie te zullen indienen en als ik precies hetzelfde zou zeggen wat ik in het AO heb gezegd, zou zij de motie aanhouden. Ik heb daar nog eens over nagedacht en ben tot de conclusie gekomen dat ik een toezegging kan doen en dat mevrouw Helder de motie kan intrekken. Ik kan de motie ook ontraden, omdat ik het heb toegezegd. Zij mag ermee doen wat zij wil. Ik zal de brief gewoon schrijven, want dat is wat ik heb toegezegd.

    Mevrouw Helder (PVV):
    Tijdens het AO zei de minister het te zullen meenemen bij de herijking van het Wetboek van Strafvordering. De eerste twee wetsvoorstellen zijn kort geleden voor advies aan de Raad van State gestuurd en de andere zullen pas in 2017 die kant op gaan. Ik ben blij dat de minister nu zegt de Kamer per brief te zullen informeren. Dat is voor mij reden om de motie aan te houden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor, haar motie (29628, nr. 461) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Minister Opstelten:
    Dat is precies wat wij in het AO hadden afgesproken. Er gebeurt dus niets verrassends. De motie is aangehouden.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Bij dezen. Tot zover dit VAO. Vanavond, vannacht of morgenochtend zullen wij over de moties stemmen. O nee, wij gaan er niet over stemmen.

    Wij gaan door met het VAO Jaarwisseling zodra de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu binnenkomt

    Minister Opstelten:
    Ik haal haar wel even; dat is sneller.

    De voorzitter:
    Dat waardeer ik bijzonder. De minister helpt de staatssecretaris.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Jaarwisseling 2013-2014 en vuurwerk

    Jaarwisseling 2013-2014 en vuurwerk

    Aan de orde is het VAO Jaarwisseling 2013-2014 en vuurwerk (AO d.d. 03/07).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    De minister heeft de staatssecretaris gevonden! Ik zal niet zeggen waar, zo citeer ik de minister. Ik stel vast dat wij vuurwerk hebben, het VAO Jaarwisseling 2013-2014.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Voorzitter. Het kabinet heeft het licht gezien, maar het is nog maar een heel klein puntje. Het kabinet is er inmiddels ook van overtuigd dat de vuurwerktraditie uit de hand loopt en heeft maatregelen voorgesteld om dit in te perken. De PvdA en de VVD vonden dat alweer te ver gaan, terwijl het nog heel braaf was. Die maatregelen zijn echter in afstemming met onder andere de grote steden tot stand gekomen. Ik vind dat het kabinet op een van de andere punten meer moet doen als het naar de coalitie luistert en een van de maatregelen laat vallen. Om die reden heb ik de volgende motie voorbereid.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het kabinet vuurwerkoverlast wil aanpakken door onder meer de afsteektijden te beperken van 18.00 uur oudejaarsavond tot 02.00 uur nieuwjaarsochtend, met als reden dat de winkels vanaf 18.00 uur gesloten zijn en het aantal mensen dat per se naar buiten moet, beperkt wordt;

    overwegende dat de grote steden, de G4, hebben gepleit voor het beperken van de afsteektijden van 23.00 uur oudejaarsavond tot 01.00 uur nieuwjaarsochtend om schade en overlast van vuurwerk te verminderen;

    overwegende dat ook na 18.00 uur nog een groot aantal mensen veilig naar buiten moet kunnen gaan;

    verzoekt de regering, de afsteektijden verder te beperken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 94 (33750-XII).

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Ik kan mij zomaar voorstellen dat het kabinet voorstelt om een middenweg te zoeken en bijvoorbeeld 21.00 uur als tijdstip voor te stellen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het kabinet maatregelen neemt om de overlast en risico's van vuurwerk te beperken;

    overwegende dat de regels over de verkoophoeveelheid recentelijk nog zijn versoepeld waardoor de verkoophoeveelheid voor particulieren is verhoogd van 10 kilo naar 25 kilo;

    verzoekt de regering om deze versoepeling terug te draaien,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 95 (33750-XII).

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Ik heb nog een aangehouden motie over de behoefte die gemeenten kenbaar hebben gemaakt om zelf meer mogelijkheden te krijgen om gebieden vuurwerkvrij te verklaren, desnoods de hele gemeente. Ik wil die motie in stemming laten brengen, maar wijzig die vooraf enigszins. Zij wordt nu meeondertekend door de leden Dik-Faber, Van der Staaij en Van Tongeren.

    De voorzitter:
    De motie-Ouwehand c.s. (33400-VI, nr. 82) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Ouwehand, Dik-Faber, Van der Staaij en Van Tongeren, en luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat verschillende gemeenten de regering hebben gevraagd hen meer mogelijkheden te geven om vuurwerkoverlast aan te pakken;

    verzoekt de regering, gemeenten de bevoegdheid te geven om een gemeentelijk vuurwerkverbod in te stellen of specifieke afsteeklocaties aan te wijzen, al dan niet door middel van een aantal pilots,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 97 (33750-XII), was nr. 82 (33400-VI).

    De heer Dijkhoff van de VVD heeft geen spreektijd, mevrouw Kooiman ziet af van haar inbreng en mevrouw Van Tongeren staat wel op de lijst, maar is er niet. O, wacht, zij komt nu de zaal binnen. Mevrouw Van Tongeren, u bent de klap op de vuurpijl! Wat was u aan het doen?

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Excuses, voorzitter. Ik was de schepschotel naar binnen aan het werken!

    Voorzitter. Ik hoop niet dat ik een dubbele motie indien. Zo ja, dan kan ik haar altijd nog aanhouden of intrekken. Ik heb een aantal andere moties meeondertekend.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de APV op dit moment gemeenten onvoldoende mogelijkheden verschaft om, aan de hand van de plaatselijke omstandigheden en de in wijken levende opvattingen, maatwerk te leveren in het toestaan en verbieden van het afsteken van vuurwerk;

    verzoekt de regering om gemeenten toe te staan, hun eigen regels te stellen inzake de toelaatbaarheid van vuurwerk,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 96 (33750-XII).

    Tot zover de bijdrage van de Kamer. Het kabinet heeft de moties nog niet. We pauzeren daarom even.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    De voorzitter:
    Voordat de staatssecretaris het woord krijgt, deel ik mee dat mevrouw Van Tongeren haar motie heeft ingetrokken.

    Aangezien de motie-Van Tongeren (33750-XII, nr. 96) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    De voorzitter:
    Daarmee blijven de twee moties van mevrouw Ouwehand over.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Mansveld:
    Voorzitter. Kan het spreekgestoelte iets omlaag? Het voelt nu een beetje alsof ik voor het eerst in de schoolbanken zit.

    De voorzitter:
    Dat gaan we voor u regelen.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Dank u wel!

    Voorzitter. In de motie-Ouwehand/Van Tongeren op stuk nr. 94 gaat het om de mogelijkheid om vuurwerk af te steken na 18.00 uur. We hebben het AO net gehad, dus het debat is nog vers. Ik ga deze motie ontraden. We hebben aangegeven dat van 18.00 tot 2.00 uur de mogelijkheid geeft aan gezinnen om vuurwerk af te steken, van 18.00 tot 20.00 uur. Het zou bovendien ondoenlijk zijn om een verbod tot 23.00 uur te handhaven, dus ik ontraad deze motie.

    In de motie-Ouwehand/Van Tongeren (33750-XII, nr. 95) wordt gevraagd om de versoepeling terug te draaien. Ik had al betoogd in het AO dat een groot stuk vuurwerk tegenwoordig al 10 kg is. Met de verruiming tot 25 kg wordt het wel ruimer, maar niet onveiliger, dus ik ontraad deze motie.

    De voorzitter:
    Daarmee zijn beide moties ontraden.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Dan kom ik op de aangehouden motie-Van Tongeren (33750-XII, nr. 96). Daarin is sprake van specifieke afsteeklocaties. Zoals ik in het AO heb gezegd, hebben de gemeenten laten weten dat zij met de APV voldoende ruimte hebben. Zij hebben echt geen behoefte aan meer ruimte als het gaat om afsteeklocaties. Ik ontraad ook die motie.

    De voorzitter:
    Een korte, verduidelijkende vraag, mevrouw Ouwehand.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Ik had de motie iets gewijzigd door ook de mogelijkheid te creëren om dat door middel van pilots te doen, omdat een meerderheid van de gemeenten inderdaad zegt dat zij geen behoefte heeft aan die bevoegdheid. Een aantal gemeenten wil dat wel. Ziet het kabinet reden om zijn oordeel te wijzigen, als wij de mogelijkheid van een pilot creëren?

    Staatssecretaris Mansveld:
    Helaas niet. De gemeenten hebben die ruimte die zij op eigen wijze invullen, met professioneel vuurwerk, door in bepaalde gebieden, bijvoorbeeld rond ziekenhuizen, een afsteekverbod af te kondigen of door wel af te steken. Ik wil die ruimte ook aan de gemeenten laten. Op de vraag of zij behoefte hebben aan meer ruimte, is het antwoord nadrukkelijk nee, zowel bij de grote gemeenten als bij de VNG.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Vanavond, vanacht of morgenochtend gaan we hierover stemmen. Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie hartelijk welkom. Ik wens hem een prettig reces. Ik stel vast dat we inmiddels een half uur zijn ingelopen op het schema. Dat betekent dat de volgende VAO's ook naar voren worden gehaald. Ik raad iedereen aan om de beraadslagingen goed te volgen.

    MIRT

    MIRT

    Aan de orde is het VAO MIRT (AO d.d. 18/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu hartelijk welkom. De spreektijd is twee minuten.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Mijnheer de voorzitter. Ik begin met u. U hebt aardig het tempo erin. Heel goed.

    De voorzitter:
    Dat houden we vol, met uw steun.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Zo is het. Ik heb daarom maar twee moties.

    De voorzitter:
    Mooi.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Dat vind ik ook.

    De voorzitter:
    Uw tijd is voorbij.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Dan mijn moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de opwaardering van de sluizen bij Kornwerderzand erg belangrijk is voor de economische ontwikkeling;

    constaterende dat het Rijk hier een aanmerkelijk belang en verantwoordelijkheid heeft die verder strekken dan alleen waterveiligheid;

    verzoekt de regering, in overleg met de noordelijke provincies te zoeken naar een passende oplossing waarbij de zogenaamde Regiovariant uitgangspunt is;

    verzoekt de regering tevens om de Kamer over de resultaten van het overleg te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 73 (33750-A).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het Zuid-Hollandse en Zeeuwse deel van de N59 veel ongelukken kent;

    constaterende dat het benodigde budget voor aanpassing van de weg beperkt is terwijl de veiligheid aanmerkelijk kan toenemen;

    verzoekt de regering om in gezamenlijk overleg met beide provincies en betrokken gemeenten te zoeken naar een spoedige oplossing en de uitkomst hiervan bij de behandeling van het MIRT in het najaar aan de Kamer voor te leggen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 74 (33750-A).

    Mevrouw Van Veldhoven (D66):
    Voorzitter. Ik ga snel van start. Ik heb twee moties en een vraag. Ik begreep dat nog onduidelijk is hoe voorkomen kan worden dat het doortrekken van de Noord/Zuidlijn als metro naar Amstelveen in de marktvraag voor het Zuidasdok onmogelijk of onnodig duur wordt gemaakt. De staatssecretaris gaat daar in haar brief niet op in. Wordt hierbij bijvoorbeeld ook ruimte gehouden voor sobere bovengrondse opties? Kan zij toezeggen ons hierover op korte termijn schriftelijk nader te informeren?

    Dan dien ik de moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het recentelijk genomen besluit omtrent het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer staat dat de variant Noordtak voor het goederenvervoer in Oost-Nederland in beeld blijft;

    overwegende dat het belangrijk is om alle opties goed en volledig tegen elkaar af te kunnen wegen bij definitieve besluitvorming;

    verzoekt de regering om, alvorens een definitief besluit te nemen, een volwaardige vergelijking met de Noordtak uit te voeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 75 (33750-A).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het Centraal Planbureau in zijn second opinion op de MKBA van de Ring van Utrecht aangeeft dat het project pas rendeert als het fileprobleem rondom Utrecht aanzienlijk verergert en een aantal jaren uitstel relatief weinig kost terwijl het ons behoedt voor een maatschappelijk verlies bij lage groei;

    overwegende dat de opwaardering van de Noordelijke Randweg Utrecht acht tot tien jaar is vertraagd, terwijl deze van groot belang is voor de doorstroming op de Ring Utrecht;

    verzoekt de regering, de verbreding van de A27 bij Amelisweerd uit te stellen, en de financiële ruimte die hierdoor vrijkomt eerst in te zetten voor de opwaardering van de Noordelijke Randweg Utrecht,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 76 (33750-A).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat om redenen van natuurbehoud en leefbaarheid omwonenden en de plaatselijke politiek een andere variant voor de sluis bij Eefde willen dan de regering;

    van mening dat als het argument van kostenverschil wegvalt de keuze van de regering heroverwogen zou moeten worden;

    verzoekt de regering, de regio tot 1 september de kans te geven om met een voorstel voor financiering van de meerkosten van haar voorkeursvariant te komen, en indien de regio met een goed voorstel komt, de keuze voor de variant serieus te heroverwegen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 77 (33750-A).

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Voorzitter. Bij de Partij voor de Dieren vinden we dat er wel genoeg asfalt is in Nederland. Wij dienen daarom de volgende moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in de second opinion van het Centraal Planbureau wordt aanbevolen de verbreding van de A12 en A27 bij Utrecht enkele jaren uit te stellen;

    overwegende dat een investering van 1,12 miljard zonder nut en noodzaak niet te verantwoorden is;

    verzoekt de regering, de definitieve besluitvorming over de eventuele verbreding van de A27 bij Amelisweerd voor enkele jaren uit te stellen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 78 (33750-A).

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    In Groningen ligt een slecht plan voor, waar het Longfonds en kinderartsen voor waarschuwen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat zich in een straal van 300 meter van de aan te leggen Zuidelijke Ringweg Groningen zestien scholen, acht kinderdagverblijven en vier zorginstellingen bevinden;

    constaterende dat door het RIVM en de GGD als richtlijn wordt aangehouden dat geen school gebouwd mag worden binnen een straal van 300 meter van de snelweg;

    constaterende dat het Longfonds en kinderartsen ervoor waarschuwen dat veel kinderen rond de Zuidelijke Ringweg Groningen ernstige longziektes zullen oplopen door uitlaatgassen;

    verzoekt de regering, de huidige aanpak van de Zuidelijke Ringweg Groningen uit te stellen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 79 (33750-A).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het onwenselijk is kinderen bloot te stellen aan ongezonde concentraties vervuiling in de lucht;

    verzoekt de regering, te inventariseren hoeveel scholen in gebieden liggen die niet aan het gezondheidsadvies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over de luchtkwaliteit voldoen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 80 (33750-A).

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Voorzitter, u hebt twintig seconden gespaard!

    De voorzitter:
    Dat tellen we er weer bij op.

    De heer Madlener (PVV):
    Voorzitter. Het is een tijdje beter gegaan met de drukte op de Nederlandse weg, maar sinds de VVD de PvdA als coalitiepartner heeft gekozen, gaat het weer rap de verkeerde kant op met de files. Die nemen namelijk weer toe. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de files juist gestaag toenemen, terwijl de kennis daarover in de (decentrale) overheden juist afneemt;

    overwegende dat het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) waarschuwt voor te lage investeringen in het wegennet;

    overwegende dat het schrappen en uitstellen van infrastructurele projecten de bouwsector banen kost;

    verzoekt de regering om het aanleggen van wegen meer prioriteit te geven,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 81 (33750-A).

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het CPB aangeeft dat een verbreding van de Ring Utrecht van 2 x 6 rijstroken naar 2 x 7 rijstroken niet de beste oplossing is als je naar de MKBA kijkt;

    constaterende dat het CPB voorstelt de verbreding uit te stellen omdat van 1,12 miljard euro niet vaststaat dat deze het meest effectief wordt ingezet en het draagvlak voor de verbreding bij het stadsbestuur van Utrecht ontbreekt;

    verzoekt de regering, af te zien van verbreding van de Ring Utrecht en in te zetten op snelle uitvoering van de Noordelijke Randweg Utrecht zoals is overeengekomen met de regio,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 82 (33750-A).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de rechter het besluit voor de snelheidsverhoging op de A10 West en de A13 bij Rotterdam heeft vernietigd en de minister deze verhoging daarop heeft teruggedraaid;

    constaterende dat bebouwing bij beide ringwegen dicht op de snelweg staat en de milieudruk op deze woningen hoog zal blijven;

    van mening dat de bewoners zekerheid en duidelijkheid moet worden geboden;

    verzoekt de regering, af te zien van toekomstige verhoging van de snelheid op de Ring A10 West en A13 door deze te maximeren op 80 km/u,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 83 (33750-A).

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Ik heb zelfs 40 seconden over, voorzitter!

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Voorzitter. Ik dien drie moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering voor goederenroutering Oost-Nederland de voorkeur heeft voor de variant Kopmaken Deventer, maar besluitvorming over de tweede fase MER uitstelt tot 2020;

    overwegende dat de regio een grote voorkeur heeft voor de variant Noordtak, maar het meenemen van een Noordtak als volwaardige variant in de tweede fase MER kan betekenen dat een deel van de eerste fase MER overgedaan moet worden;

    verzoekt de regering, de beschikbare tijd de komende jaren goed te benutten en samen met de regio te onderzoeken of de Noordtak door optimalisatie en een financiële bijdrage van de regio haalbaar is en op basis van de uitkomsten van dit onderzoek en overleg tijdig te beslissen over het aanpassen van de eerste fase MER zodat de Noordtak in de tweede fase MER alsnog volwaardig kan worden meegenomen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 84 (33750-A).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het knooppunt A1-A30 niet is ontworpen voor de sterke toename van het verkeer en dat dit leidt tot verkeersonveilige omstandigheden;

    overwegende dat het effect van de verbetering van het knooppunt Hoevelaken deels teniet wordt gedaan als niet ook het knooppunt A1-A30 wordt aangepakt en de regio bereid is om een substantiële bijdrage te doen in de kosten van de aanpak;

    verzoekt de regering, samen met de regio onderzoek te doen naar de financiële mogelijkheden om het knooppunt A1-A30 robuust aan te pakken en te bezien of een eerste tranche no-regretmaatregelen aan de zuidzijde van het knooppunt op korte termijn kan worden genomen zodat de hinder tijdens de reconstructie van knooppunt Hoevelaken wordt beperkt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 85 (33750-A).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat op de realisatiekosten van een toekomstige spoorlijn Breda-Utrecht honderden miljoenen euro's kunnen worden bespaard als bij de verbreding van de A27 optimaal rekening wordt gehouden met de mogelijke komst van deze spoorlijn;

    overwegende dat de meerkosten van dit optimaal rekening houden met een spoorlijn volgens marktpartijen gering zijn;

    verzoekt de regering:

    • bij de aanbesteding van de A27 Houten-Hooipolder de markt via een EMVI-gunningscriterium uit te dagen in het ontwerp van de Merwedebrug en knooppunt Gorinchem zo veel mogelijk rekening te houden met een toekomstige spoorlijn Breda-Utrecht zodat een latere realisatie van deze spoorlijn niet onnodig duur wordt;
    • en in overleg te gaan met betrokken provincies of zij bereid zijn de meerkosten hiervan met een maximum van 10 miljoen euro te dragen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 86 (33750-A).

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Voorzitter. Gelet op de tijd, houd ik het kort.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de gemeenteraad van de gemeente Lochem zich na de gemeenteraadsverkiezingen heeft uitgesproken voor de midden-noord-variant;

    verzoekt de regering om de kosten van de midden-noord-variant nader te onderzoeken en met de gemeente Lochem en de provincie Overijssel in gesprek te gaan om te bezien of de door de gemeente gewenste midden-noord-variant kan worden gerealiseerd met een min of meer gelijkblijvende bijdrage van de Rijksoverheid,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 88 (33750-A).

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Daarbij zou ik het verzoek willen doen om met name discussie te voeren over de kosten van het nieuw te bouwen en het te slopen gemaal. Mijn verzoek is of die kosten beter inzichtelijk gemaakt kunnen worden, zodat ook de discussie over de wenselijkheid van de noord- dan wel middenvariant nog beter inzichtelijk gemaakt kan worden.

    Een tweede motie betreft Helhoek en de verlengde A15.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat door de plannen voor de verlengde A15 buurtschap Helhoek ernstig in de knel komt;

    constaterende dat de gemeenteraad van Zevenaar zich recentelijk unaniem heeft uitgesproken voor het (deels) openhouden van afslag de Giethse Poort op de A12 bij Zevenaar;

    verzoekt de regering, met de gemeenten Duiven en Zevenaar en de provincie Gelderland in gesprek te gaan indien zij met een gezamenlijk gedragen visie komen over de wensen ten aanzien van de inpassing van de A15, met ook daarbij als voorwaarde een gelijkblijvende bijdrage van de Rijksoverheid,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 88 (33750-A).

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Ik wil nog een laatste concluderende zin uitspreken. Het gaat er natuurlijk om dat de regio aangeeft wat zijn wensen zijn en dat vervolgens bekeken wordt of er in gesprek met het Rijk tot overeenstemming gekomen kan worden.

    Ik wil nog een allerlaatste opmerking maken.

    De voorzitter:
    Nee, want uw tijd is voorbij. U had maar twee minuten spreektijd. De heer Smaling van de SP ziet af van zijn spreektijd. Dank u wel. We gaan luisteren naar mevrouw De Boer van de VVD-fractie.

    Mevrouw De Boer (VVD):
    Voorzitter. Ik dien één motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat voor de korte termijn gekozen wordt voor de variant Kopmaken in Deventer voor de goederenroutering door Oost-Nederland, maar dat de provincies Overijssel, Gelderland en het Havenbedrijf Rotterdam in vergelijking met het gebruik van bestaand spoor een voorkeur hebben voor een nieuwe spoorlijn langs de N18;

    overwegende dat bij een aantrekkende economische groei er vanaf 2030 een capaciteitstekort kan ontstaan en het spoorgoederenvervoer overlast langs bestaand spoor veroorzaakt;

    overwegende dat de positie van de Nederlandse zeehavens en industrie versterkt kan worden door een tijdige realisatie van voldoende spoorcapaciteit naar Oost- en Midden-Europa;

    verzoekt de regering, naast het monitoren op groei van het spoorgoederenvervoer tevens het economisch perspectief van de havens, de spoorgoederenvervoerders en voor Nederland mee te wegen door een tijdige realisatie van voldoende spoorcapaciteit naar het Europese achterland, en dit najaar te onderzoeken wat de uiteindelijke kosten zijn van een eventuele spoorlijn voor goederenvervoer langs de N18, welke procedures gevolgd moeten worden en welk tijdsbestek nodig is voor besluitvormingsprocedures en realisatie,

    En gaat over tot de orde

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Boer en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 89 (33750-A).

    Tot zover de termijn van de Kamer. Ik kom tot zeventien moties. Die zijn nog niet allemaal gearriveerd. Ik schors de vergadering daarom voor enkele minuten.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    De voorzitter:
    Het woord is aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Mevrouw de minister, ik hoop dat uw beantwoording kort en puntig kan zijn. Het AO heeft zes uur geduurd, dus u kunt gewoon even puntsgewijs langs de moties gaan.


    Termijn antwoord

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Voorzitter. Het verzamelen van alle informatie vergt enige tijd, maar ik zal proberen snel door mijn beantwoording te gaan.

    In de motie op stuk nr. 73, ingediend door de heer De Rouwe, wordt de regering gevraagd in gesprek te gaan met de regio om te zoeken naar een passende oplossing voor de opwaardering van de sluizen bij Kornwerderzand, waarbij de zogenaamde Regiovariant het uitgangspunt is. In het AO heb ik al toegezegd dat ik gaarne met de regio in gesprek ga, zeker als de regio het verschil betaalt tussen wat wij willen en wat de regio wil. Ik wil dus wel aan die variant meewerken als dat mogelijk is, maar mijn uitgangspunt is niet om de Regiovariant als uitgangspunt te nemen, zoals in de motie wordt gesteld. Ik ontraad daarom de motie.

    De voorzitter:
    Een korte verduidelijkende vraag van de heer De Rouwe.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Altijd, voorzitter. Kan de minister de motie billijken als daarin wordt gesteld dat de Regiovariant uitgangspunt kan zijn? Er zijn meer varianten mogelijk. De regio heeft ook al aangegeven eventueel te willen meebetalen.

    De voorzitter:
    Helder.

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Als in de motie de woorden "uitgangspunt is" worden vervangen door "uitgangspunt kan zijn", dan lijkt mij dat prima. Volgens mij heb ik dat al toegezegd in het algemeen overleg.

    De voorzitter:
    Dan verwachten wij van de heer De Rouwe dat hij met een aangepaste motie op stuk nr. 73 komt.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Wat is dan het oordeel van de regering over de motie?

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Het oordeel over de motie laat ik aan de Kamer. In het algemeen overleg heb ik al toegezegd dat ik in gesprek ga met de regio.

    De voorzitter:
    Dan is de motie oordeel Kamer.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Dan houd ik de motie zoals zij is.

    De voorzitter:
    Nee, u komt toch met een gewijzigde motie?

    De heer De Rouwe (CDA):
    Voorzitter, ik hoor de minister zeggen dat de motie, indien zij wordt gewijzigd, overbodig is. U concludeert al dat de motie oordeel Kamer is. Ik wil dus weten wat nu de status van de motie is.

    De voorzitter:
    U wilt dus weten wat het oordeel van de minister over de motie is indien die wordt gewijzigd.

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Ik herhaal dat ik in het algemeen overleg al een toezegging heb gedaan. Volgens mij bestaat de term "overbodig" niet, dus ik gebruik de term "oordeel Kamer".

    De heer De Rouwe (CDA):
    Is de motie ook in haar huidige vorm overbodig?

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Ik heb gezegd dat ik de motie in haar huidige vorm ontraad, omdat daarin wordt gesteld dat de Regiovariant het uitgangpunt is. Ik heb altijd aangegeven dat wij het niet noodzakelijk vinden om voor die variant te kiezen, maar dat wij aan die variant wel willen meewerken als de regio zelf het verschil betaalt.

    De voorzitter:
    Mijnheer De Rouwe, komt u nu met een gewijzigde motie?

    De heer De Rouwe (CDA):
    Mogelijk.

    De voorzitter:
    Een stukje suspense.

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Ik kom bij de motie op stuk nr. 74, inzake de verkeersproblematiek rond het Zuid-Hollandse en Zeeuwse deel van de N59. Qua verkeersveiligheid behoren de N57 en de N59 niet tot de slechtste wegen van Nederland. Op basis van de RWS-gegevens is de veiligheid op deze wegen gemiddeld. Deze wegen vormen ook geen knelpunt voor de doorstroming. RWS heeft opdracht gekregen om deze wegen wat de verkeersveiligheid betreft uiterlijk in 2020 op het niveau van drie sterren volgens EuroRAP gebracht te hebben. Daarvoor is een bedrag van 18 miljoen beschikbaar. Daarover voeren wij een gesprek met de regio. Extra overleg is dus wat mij betreft niet nodig. Ik ontraad derhalve de motie.

    In de motie op stuk nr. 76, ingediend door mevrouw Van Veldhoven, wordt de regering verzocht de verbreding van de A27 bij Amelisweerd uit te stellen en de financiële ruimte die hierdoor vrijkomt, in te zetten voor de opwaardering van de Noordelijke Randweg Utrecht. Ik ontraad deze motie. In het algemeen overleg heb ik gezegd op grond waarvan ik het noodzakelijk vind om het besluit te nemen over de ring rond Utrecht, specifiek het deel van de A27 bij Amelisweerd. In het algemeen overleg heb ik tevens gezegd te zullen bekijken of ik voor het AO MIRT kan aangeven welke mogelijkheden er zijn om de aanleg van de Noordelijke Randweg Utrecht te versnellen. Nogmaals, ik ontraad de motie.

    In de motie op stuk nr. 77, van mevrouw Van Veldhoven, wordt de regering gevraagd om opnieuw te kijken naar de sluis bij Eefde. Als het argument van het kostenverschil zou wegvallen, zou de keuze van de regering heroverwogen moeten worden. De regering zou de regio de kans moeten geven om voor 1 september met een voorstel te komen waarin het gat gedicht wordt tussen hetgeen het Rijk wil inbrengen en hetgeen de regio zou moeten betalen voor een andere variant. Ik vind het goed om voor 1 september nog een keer met de regio in gesprek te gaan. Wel wijs ik erop dat het niet alleen gaat om een kostenverschil, maar ook om drie jaar vertraging. Ik vind dat dit moet meespelen en dat wij dit moeten meewegen in de uiteindelijke beslissing. Ik ga wel met de regio in gesprek, dus ik zie de motie als ondersteuning van beleid.

    De voorzitter:
    U laat de motie dus aan het oordeel van de Kamer?

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Ja.

    De voorzitter:
    Het is duidelijk.

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Dan kom ik bij de motie-Ouwehand op stuk nr. 78 over het uitstellen van de verbreding van de A27 bij Amelisweerd. Over die motie geef ik hetzelfde oordeel als over de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 76. Ik ontraad ook deze motie, omdat ik denk dat het noodzakelijk is dat de besluitvorming nu wordt afgehandeld.

    Ik kom op de motie-Ouwehand op stuk nr. 79 over de Zuidelijke Ringweg Groningen. De staatssecretaris zal zo in reactie op de motie-Ouwehand op stuk nr. 80 ingaan op de meer specifieke inhoud met betrekking tot de luchtkwaliteit. Maar in dit geval wordt gevraagd om de zuidelijke ringweg uit te stellen. Ik ontraad deze motie. Ik heb in een notaoverleg hierover ook een brief toegezegd. Ik verwacht dat de Kamer eerst hierop wacht, voordat deze motie gesteund zal worden. Volgens mij heeft de staatssecretaris ook een en ander toegezegd aan informatie, maar dat zal zo bij de volgende motie aan de orde komen.

    De voorzitter:
    Mevrouw Ouwehand heeft een korte vraag.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Ik was wel in de veronderstelling dat die brief voor het VAO zou komen. Ik ben dus wel bereid om deze motie even aan te houden. Maar kan het kabinet duidelijkheid geven over de informatie? Zijn we dan nog op tijd met deze motie?

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Ik heb al eerder gezegd dat het gaat om een provinciaal project waar wij een bijdrage aan leveren. Het is dus wat anders dan de MIRT-projecten, waarover wij beslissen. Dit AO MIRT was een tussentijds overleg. Bij het MIRT-overleg zal uiteindelijk worden besloten of budgetten gevoteerd worden, zoals ieder jaar gebeurt. Dat geldt ook hiervoor. Ik heb overigens begrepen dat er geen school mag worden gebouwd binnen de 300 meter bij normoverschrijding en dat daar, gezien de lage concentraties in Groningen, geen sprake van is. Ik ontraad de motie.

    De voorzitter:
    Houdt u uw motie aan, mevrouw Ouwehand?

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Ik zou de motie wel willen aanhouden, maar ik vind het ook vervelend dat het kabinet nu zo reageert, terwijl in het AO was afgesproken dat we nog voor het VAO informatie zouden ontvangen. Graag wil ik een nadere duiding: wanneer komt die informatie dan wel? Dan zal ik zo laten weten of ik de motie aanhoud of niet.

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Ik denk dat de staatssecretaris zo antwoord zal geven op de vraag wanneer er een brief zal komen, voor zover zij daar al van op de hoogte is. Anders zal die informatie zo snel mogelijk naar de Kamer worden gestuurd.

    Ik kom op de motie-Madlener op stuk nr. 81. De heer Madlener heeft gezegd dat het erg belangrijk is om in infrastructurele projecten te investeren. In deze motie wordt de regering verzocht om het aanleggen van wegen meer prioriteit te geven. Ik vind haar een heel charmante motie. Daar kan ik ook niet tegen zijn. Ik had wel even gedacht dat de heer Madlener het in de vorm van een amendement zou doen, omdat er natuurlijk ook geld bij moet als je meer prioriteit aan iets wilt geven, terwijl alles al belegd is. Zoals de motie nu is opgesteld, moet ik haar ontraden, maar ik leef mee in de geest van de heer Madlener, in die zin dat het belangrijk is om te investeren in infrastructuur.

    De voorzitter:
    Het is weer best, mijnheer Madlener.

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Hij leeft nog. Die geest heeft hij dus nog niet.

    Ik kom op de motie-Van Tongeren op stuk nr. 82. Daarin gaat het wederom om de vraag om af te zien van de verbreding van de Ring Utrecht en om in te zetten op snelle uitvoering van de Noordelijke Randweg Utrecht (NRU). Net zoals bij de moties op stukken nrs. 76 en 78, is mijn antwoord dat ik deze motie ontraad, omdat het belangrijk is om het besluit over de A27 Amelisweerd af te ronden en om door te gaan. Tegelijkertijd zal ik bekijken of ik de NRU kan versnellen, maar ik zie dat los daarvan.

    De motie-Van Tongeren op stuk nr. 83 gaat over de snelheid op de Ring A10 West en A13. Mevrouw Van Tongeren heeft mij gevraagd om die voortaan te maximeren op 80 km/u. Zoals u allen weet, rijden we sneller waar het kan en langzamer waar het moet. Op het moment dat we niet binnen de normen blijven, breng ik de snelheid ook weer omlaag. Maar op het moment dat de auto's schoner worden en er dus weer harder gereden kan worden, zullen we de snelheid ook weer omhoog brengen, mits dat past binnen de normen en de afspraken. Daarom ontraad ik de motie.

    Ik kom bij de motie-Dik-Faber op stuk nr. 85, waarin de regering wordt gevraagd om samen met de regio onderzoek te doen naar de financiële mogelijkheden om het knooppunt A1-A30 robuust aan te pakken en te bezien of een eerste tranche no-regretmaatregelen aan de zuidzijde van het knooppunt op korte termijn kan worden genomen, zodat de hinder tijdens de reconstructie van knooppunt Hoevelaken wordt beperkt. Ik ontraad de motie en de reden daarvoor is dat bij de A1/A30 wel files staan, maar dat er volgens de criteria uit de SVIR geen sprake is van een knelpunt in het laaggroeiscenario. In het kader van Beter Benutten hebben we een project uitgevoerd waarmee de doorstroming op de aansluiting is verbeterd. De aannemer bij Knooppunt Hoevelaken wordt mede geselecteerd op het beperken van de verkeershinder tijdens de bouw. RWS en de regiopartijen maken Minder Hinder-afspraken. Van de 10 miljoen die het voorstel volgens de regio kost, wil de regio 1 miljoen bijleggen. Zoals u weet, heb ik vorig jaar flink moeten bezuinigen op het Infrafonds. Ik heb prioriteiten moeten stellen en ik heb dus geen 9 miljoen beschikbaar voor een oplossing voor iets wat in mijn ogen geen knelpunt is. Ik vind het ook wel prijzig als het een van de maatregelen zou zijn die verkeershinder tijdens de bouw moeten beperken. Als de regio een en ander volledig financiert, wil ik wel meewerken, maar wegens de beperkte middelen in het Infrafonds verricht ik eigenlijk alleen maar studies naar zogenaamde "no regret"-knelpunten. Dat zijn knelpunten die optreden in het laaggroeiscenario. De A1/A30 hoort daar niet bij. Zoals ik al zei: ik ontraad de motie.

    Dan kom ik op de motie-Kuiken op stuk nr. 87 over de sluis in Eefde. Die motie lijkt heel veel op die van mevrouw Van Veldhoven. Mevrouw Kuiken vraagt mij ook om nogmaals met een nieuwe blik te kijken naar de sluis in Eefde en zij vraagt mij, nog eens met de gemeente Lochem en de provincie Overijssel in gesprek te gaan om te bezien hoe het staat met de andere variant en of dit ook kan binnen een gelijkblijvende bijdrage van de rijksoverheid. Daar wordt ook bij gezegd welke eventuele extra bijdrage dan uit de regio zou moeten komen. Evenals de motie van mevrouw Van Veldhoven, zie ik deze motie als ondersteuning van beleid. Ik zal in gesprek gaan met de regio. Ik wijs er wel op dat het niet alleen om de kosten gaat, maar ook uitstel met drie jaar. Ik zal daarbij voor de Kamer de kosten van het gemaal inzichtelijk maken.

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Dan kan ik de motie intrekken. Ik heb een heel duidelijke toezegging.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Kuiken (33750-A, nr. 88) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    In de motie-Kuiken op stuk nr. 88 over Helhoek wordt mij verzocht, met de regio om de tafel te gaan zitten op het moment dat de regio met een eenduidig plan komt. Ik heb in de zomer van 2012 een definitief standpunt ingenomen over het tracé van de A15. Ik heb daarover uitgebreid met de Kamer gesproken. Onderdeel van de afspraken is een pakket aan extra maatregelen van 55 miljoen voor een betere inpassing. Dit wordt betaald door de regio. De provincie heeft overleg gevoerd met de gemeenten en het geld verdeeld. Nu zien wij dat men alsnog tot een andere invulling wil komen. Mochten de gemeenten een andere invulling van de 55 miljoen wensen, stel ik voor dat zij eerst in gesprek gaan met de provincie. Onder voorwaarde dat de regio met een eenduidig plan komt voor een andere invulling, waarover consensus bestaat bij alle partijen in de regio, ben ik bereid om hierover met de regio om de tafel te gaan zitten. Ik heb overigens de tekst van de motie niet voor mij, maar het helpt wel als ik het dictum even kan noemen om definitief mijn oordeel over de motie te geven.

    De heer Madlener (PVV):
    Dan maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn motie op stuk nr. 81 aan te houden, omdat deze op zo'n enthousiaste reactie van de minister kon rekenen.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Madlener stel ik voor, zijn motie (33750-A, nr. 81) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    Welke motie gaat u aanhouden, mevrouw Ouwehand?

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Ik ga u meedelen dat de motie op stuk nr. 80 is meeondertekend door mevrouw Van Veldhoven. Dat heb ik per ongeluk niet gezegd.

    De voorzitter:
    Wij voegen mevrouw Van Veldhoven toe als medeondertekenaar van de motie op stuk nr. 80.

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Inmiddels heb ik de definitieve tekst van de motie op stuk nr. 88, dat maakt het wel zo gemakkelijk. Daarin wordt de regering verzocht, met de gemeenten Duiven en Zevenaar en de provincie Gelderland in gesprek te gaan indien zij met een gezamenlijk gedragen visie komen over de wensen ten aanzien van de inpassing van de A15 met als voorwaarde een nagenoeg gelijkblijvende bijdrage van de rijksoverheid. Ik wil met de gemeenten in gesprek, maar ik denk wel dat het belangrijk is dat zij ook zelf met zo'n eenduidig plan gaan komen. Ik geef ook hierbij wel weer mee dat een aanpassing betekent dat het standpunt uit 2012 en de bestuursovereenkomst uit 2013 moeten worden aangepast. Ik ben geen voorstander van deze wijziging, maar ben bereid om nog eenmaal te horen of men met een gelijkgestemd plan kan komen in de regio, dat ook nog binnen de prijzen blijft en redelijk binnen de tijd.

    De voorzitter:
    En wat is uw oordeel?

    Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
    Ik zeg dat ik het ga doen, dus dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 77 krijgt het oordeel Kamer.

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Dat ervaar ik als een goede toezegging en daarom trek ik de motie in.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Kuiken (33750-A, nr. 88) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    Er ligt een aantal moties voor de staatssecretaris. Het woord is aan staatssecretaris Mansveld.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik begin met de vraag van mevrouw Van Veldhoven of er een mogelijkheid blijft in het kader van de Zuidas. De hele situatie is een keuze van de gemeente, die zelf onderzoek kan doen naar de verlenging van de Noord/Zuidlijn en sobere opties. In het Zuidasproject is eventuele verlenging van de Noord/Zuidlijn niet onmogelijk gemaakt. Ik heb dat in mijn brief van 27 juni 2014 geschreven. Ook sobere opties blijven daarmee mogelijk.

    Mevrouw Van Veldhoven (D66):
    In de brief is alleen ingegaan op de ondergrondse variant, terwijl er bovengrondse varianten zijn die veelal heel andere kostenplaatjes hebben. De Kamer heeft een motie aangenomen waarin wordt gevraagd om het niet onmogelijk te maken. Wil de staatssecretaris checken of de bovengrondse optie mogelijk blijft?

    Staatssecretaris Mansveld:
    Volgens mij is het antwoord daarop: ja, dat klopt. Mocht dat niet zo zijn, dan zal ik een brief naar de Kamer sturen.

    Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 75 van mevrouw Van Veldhoven. Er zijn nog meer moties over de Noordtak. In de motie op stuk nr. 75 wordt de regering verzocht om, alvorens een definitief besluit te nemen, een volwaardige vergelijking met de variant Noordtak uit te voeren. Ik ben van mening dat, zodra er een capaciteitsprobleem ontstaat, op basis van de huidige inzichten de variant kopmaken in Deventer de meest effectieve oplossing is. Ik heb dat betoogd in de Kamer. Daartoe heb ik besloten en het lijkt overigens niet eerder dan in 2020 aan de orde om dan de tweede fase MER te onderzoeken. Gedurende deze periode wordt er gemonitord. Nu verder studeren op een variant Noordtak acht ik niet wenselijk en vind ik verspilling van heel veel geld. Ik ontraad dan ook deze motie.

    De motie op stuk nr. 79 is ontraden door de minister. De brief die ik heb toegezegd voor het algemeen overleg Leefomgeving kan voor het zomerreces aan de Kamer worden gestuurd.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Dank. Dan houd ik de motie tot die tijd aan.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (33750-A, nr. 79) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 80 over de vraag hoeveel scholen in gebieden liggen die niet aan het gezondheidsadvies van de WHO over luchtkwaliteit voldoen. Zoals mevrouw Ouwehand weet, ga ik uit van Europese normen en niet van de normen van de WHO. Eventuele aanscherpingen worden dan ook op Europees niveau bepaald. Ik zet mij in Europees verband ook in voor aanscherping. Ik ontraad deze motie.

    Dan kom ik bij de motie-Dik-Faber op stuk nr. 84. Ik heb zojuist al een tipje van de sluier opgelicht bij de motie van mevrouw Van Veldhoven. Er wordt gevraagd om samen met de regio te onderzoeken of de Noordtak door optimalisatie haalbaar is. Ik heb gezegd dat de prognoses daar op dit moment geen aanleiding toe geven. Ik heb ook toegezegd dat ik elke twee tot drie jaar monitor of de verwachtingen en prognoses veranderen. In 2020 start in principe de tweede fase MER voor kopmaken in Deventer. Voor die tijd stop ik de thermometer erin. Onderzoeken of de Noordtak kan, betekent dat wij de eerste fase MER opnieuw gaan doen. Ik heb gezegd dat, als wij de MER opnieuw gaan doen, er ook weer alternatieven aan de orde zijn en dat dan bijvoorbeeld ook de alternatieven van Bathmen weer aan de orde komen. Ik wil duidelijk zijn naar de Kamer, ik wil de procedures juist uitvoeren en ik wil duidelijk zijn naar de mensen in Bathmen.

    De voorzitter:
    Wat betekent dat voor de motie?

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik ontraad de motie.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik wil de motie graag verduidelijken. Er staat dat de staatssecretaris samen met de regio in gesprek blijft en kijkt naar de Noordtak, de financiële mogelijkheden, de financiële bijdrage uit de regio, verdere optimalisatie et cetera. Pas daarna wordt gesproken over het aanpassen van de eerste fase MER. Ik zou het goed vinden als de Tweede Kamer daarover tijdig wordt geïnformeerd. Het is dus niet een onderzoek waarbij gelijk de eerste fase MER opnieuw wordt gedaan.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Een onderzoek doen naar of de Noordtak door optimalisatie en een financiële bijdrage van de regio haalbaar is, betekent dat we moeten gaan kijken hoe die ingepast wordt. Ik heb al betoogd dat de eensporigheid zoals die nu wordt aangegeven, niet aan de orde is, omdat er dan nog steeds niet veel treinen overheen kunnen. Het zou dus een andere variant moeten zijn. Dan moet gekeken worden naar aan inpassing. Dat neemt de nodige tijd in beslag. Je moet dan ook kijken of er ook volwaardige andere alternatieven zijn. Ik kan het verhaal weer opnieuw afdraaien, maar dat wil ik liever niet doen. Ik denk dat het goed is om steeds te monitoren wat de prognoses zijn en of daar zaken in gaan veranderen. Als dat het geval is, kunnen we kijken of het nodig is om actie te ondernemen. Dat heb ik de Kamer toegezegd en daar sta ik voor.

    De voorzitter:
    Dan zijn wij nu toe aan de motie op stuk nr. 86.

    Staatssecretaris Mansveld:
    De motie op stuk nr. 86 gaat over de A27. Ik wil daar alles van vinden, maar ik denk dat er niet over ga.

    De voorzitter:
    Wat betekent dat voor het oordeel?

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik denk dat de minister nog even kijkt naar die motie.

    De voorzitter:
    Wij missen nog een oordeel over de motie op stuk nr. 86 en over de motie op stuk nr. 89.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik zie dat de motie op stuk nr. 86 over het parallelle spoor bij de A27 gaat. De vraag is of dat meegenomen kan worden in de aanbesteding van de weg. Ik denk dat daar de onduidelijkheid is ontstaan. Als ik heel langzaam praat, komt misschien op het juiste moment die motie mijn kant op.

    Ik zal dan eerst mijn oordeel geven over de motie op stuk nr. 89, om het tempo erin te houden. In deze motie wordt de regering verzocht naast het monitoren op groei van het spoorgoederenvervoer, tevens het economisch perspectief van de havens, de spoorgoederenvervoerders en voor Nederland mee te wegen, et cetera. Ik heb bij de andere moties over Kopmaken Deventer, namelijk de moties op de stukken nrs. 75 en 84, al betoogd dat onderzoeken wat de uiteindelijke kosten zijn van een eventuele spoorlijn betekent dat duidelijk moet zijn om welke variant het gaat. Dat moet je weten om te kunnen kijken wat de kosten zijn. Als ik die weg opga, kom ik in MER's terecht. Ik heb dat verhaal al eerder verteld. Ik begrijp heel goed dat de Kamer nieuwsgierig is. Ik heb ook gezegd dat als de prognoses zouden stijgen, wij opnieuw moeten gaan kijken wat er naast Kopmaken Deventer, die voor de groei zoals wij die nu voorzien voldoende is, nodig is. Ik heb al gezegd dat ik daar elke twee of drie jaar de thermometer in stop en dat ik de Kamer zal laten zien wat de prognoses zijn. Ik ontraad dus deze motie.

    Mevrouw De Boer (VVD):
    Om te voorkomen dat wij in een situatie geraken waarin het goederenvervoer toeneemt en het te laat is om deze variant om het goederenvervoer aan te kunnen leggen, willen we gewoon dat op korte termijn, in het najaar, twee dingen worden onderzocht. Het eerste is wat de werkelijke kosten zijn, ook van een dubbelbaansvariant. Het tweede is welke procedures nodig zijn. Dat lijkt mij niet te veel gevraagd, ook gezien de andere moties die er liggen. Dit onderzoek zou ik heel graag in het najaar willen hebben.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik wil hier graag twee dingen op zeggen. Het eerste is dat als wij ook gaan kijken naar een dubbelspoorvariant, wij ook naar inpassing moeten kijken. Dan moeten wij kijken wat überhaupt de mogelijke varianten zijn. Zoals mevrouw De Boer weet uit alle andere MER's en andere onderzoeken die zijn gedaan, is dat zeker niet binnen twee of drie maanden te doen, maar praten wij hier eerder over jaren. Het tweede is het volgende. Als ik kijk naar wat zo'n onderzoek zou kosten en de weg die wij opgaan, denk ik dat de kosten niet realistisch zijn. Wat ga je onderzoeken en ga je het MER-traject in of niet? Ik vind dat die miljoenen niet verspild moeten worden. Ik denk dat wij echt moeten kijken naar prognoses en naar aanleiding daarvan actie moeten ondernemen. Die prognoses breng ik naar de Kamer en daar ga ik ook over in debat met de Kamer.

    De voorzitter:
    Dan rest nog de motie op stuk nr. 86.

    Staatssecretaris Mansveld:
    De motie op stuk nr. 86 gaat over de aanbesteding over de A27 Houten-Hooipolder en verzoekt de regering om in overleg te gaan met de betrokken provincies om te bezien of zij bereid zijn om de meerkosten te betalen. Ik heb al eerder betoogd dat ik niet voornemens ben te investeren in deze spoorlijn. Die biedt onvoldoende oplossing voor het verbeteren van de bereikbaarheid op dit traject. Daarnaast heeft het project een zeer laag economisch rendement. De Kamer heeft echter wel de wens geuit de spoorlijn door de verbreding van de A27 niet onmogelijk te maken. Ik heb haar al eerder gezegd dat een zijligging van een nieuwe spoorlijn naast de A27 niet onmogelijk wordt gemaakt door de verbreding. Ik ben echter niet bereid om een voorinvestering te doen voor een toekomstige spoorlijn. Het project is niet geprogrammeerd. Zoals bekend hebben we geen geld meer, maar wel nog heel veel projecten. Dit project is daarbij niet in zicht. Het infrastructuurfonds laat daar ook geen ruimte voor. Bovendien heeft de regio aangegeven hier niet aan bij te willen dragen. Derhalve ontraad ik deze motie. Ook heeft de regio aangegeven hieraan niet te willen bijdragen. Ik ontraad de motie.

    De voorzitter:
    Nog een korte verduidelijkende vraag van mevrouw Dik.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik sta perplex. De provincies zijn bij mijn weten hierover nog niet benaderd. Het enige wat ik met deze motie vraag, is om in het hele aanbestedingstraject rekening te houden met een toekomstige spoorlijn. Laten we voorkomen dat we met elkaar aan de slag gaan met …

    De voorzitter:
    Het is duidelijk.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    … de aanpassingen en een toekomstige spoorlijn onmogelijk maken.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik heb aangegeven dat een zijligging van een nieuwe spoorlijn naast de A27 niet onmogelijk wordt gemaakt met de verbreding. Dat is het verzoek in de motie niet. Er wordt verzocht om bij de aanbesteding de markt via een EMVI-gunningscriterium uit te dagen. Het tweede verzoek is te overleggen met de betrokken provincies of zij bereid zijn de meerkosten te dragen. Ik ontraad de motie.

    De voorzitter:
    Dat lijkt mij helder en duidelijk. Tot zover dit VAO. Vanavond of vannacht gaan wij nog over deze moties stemmen. Mevrouw Van Veldhoven heeft nog een korte vraag.

    Mevrouw Van Veldhoven (D66):
    De motie op stuk nr. 76 wordt medeondertekend door mevrouw Dik-Faber en de motie op stuk nr. 77 trekken wij in na de heldere toezegging van de minister over de sluis bij Eefde.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Van Veldhoven (33750-A, nr. 77) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    De motie op stuk nr. 76 is nu ondertekend de leden Van Veldhoven en Dik-Faber.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Hartelijk dank. Vanavond of vannacht gaan wij stemmen over de overgebleven moties.

    ERTMS

    ERTMS

    Aan de orde is het VAO ERTMS (AO d.d. 24/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Wij hebben een zevental deelnemers van de zijde van de Kamer en de heer De Rouwe staat al te trappelen van ongeduld.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Voorzitter. Ik dien een aantal moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid binnenkort haar bevindingen uit zal brengen;

    verzoekt de regering, het proces rondom ERTMS zo in te richten dat de uitkomsten van de tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid volledig benut kunnen worden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 19 (33652).

    De heer De Rouwe (CDA):
    Ik keek even naar de voorzitter van de ICT-commissie, maar er waren voldoende mensen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat Zwolle in het verlengde ligt van de Hanzelijn;

    overwegende dat de spoorinfrastructuur tussen Zwolle en Lelystad al is uitgerust met ERTMS, maar het emplacement in Zwolle nog niet;

    constaterende dat naast veiligheid, ERTMS ook voor capaciteitsuitbreiding zorgt;

    verzoekt de regering, de voorrang te geven aan de invoering van ERTMS op het gehele traject tussen Lelystad en Zwolle (trein en spoor),

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 20 (33652).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het regeerakkoord spreekt over invoering van ERTMS per 2016;

    overwegende dat een zorgvuldige invoering van ERTMS niet gebaat is bij harde deadlines;

    verzoekt de regering, de invoering van ERTMS op het juiste moment te doen, hetgeen niet noodzakelijkerwijs in 2016 is,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 21 (33652).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de budgetruimte voor de invoering van ERTMS begrensd is tot 2 miljard tot 2028 terwijl voor de periode daarna omvangrijke vervangingsinvesteringen en onderhoudskosten noodzakelijk zijn;

    overwegende dat ERTMS verder gaat dan een boekhoudkundig einde van 2028;

    overwegende dat ERTMS beoogt het Nederlandse spoor veiliger en efficiënter te maken waarbij ook knelpunten in de regio's kunnen worden opgelost;

    voorts overwegende dat het voornemen bestaat om in eerste instantie "de brede Randstad" te voorzien van ERTMS;

    verzoekt de regering om:

    1. ook voor de periode na 2028 de nodige gelden te reserveren;

    2. plannen voor te bereiden waarin ERTMS wordt ingezet voor hele land, in plaats van alleen de brede Randstad,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 22 (33652).

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Voorzitter. Ik wil twee moties indienen. De eerste motie luidt als volgt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat ERTMS niet alleen kan bijdragen aan het oplossen van toekomstige capaciteitsknelpunten op de PHS-corridors, maar ook aan het oplossen van bestaande knelpunten elders op het spoorwegnet;

    overwegende dat zelfs na aanpak van de aansluiting Herfte de flessenhals Hattemerbroek-Zwolle-Meppel een veiligheids- en capaciteitsknelpunt is voor het bereiken van snelle en robuuste aansluitingen en kortere reistijden naar het landsdeel Noord;

    overwegende dat de meerkosten van ERTMS hier naar verwachting beperkt zullen zijn vanwege het project "Zwolle Spoort";

    overwegende dat de Spoordriehoek Zwolle-Groningen-Leeuwarden integraal onderdeel is van het PHS-budget;

    verzoekt de regering, Hattemerbroek-Zwolle-Meppel op te nemen in de voorkeursbeslissing ERTMS en de Kamer voor 1 januari 2015 te informeren over kosten en baten hiervan,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 23 (33652).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat ATB-Verbeterde versie minder impact heeft op het aantal roodseinpassages dan afgesproken en de Inspectie Leefomgeving en Transport stelt dat het effect uitgewerkt lijkt te zijn;

    overwegende dat de transitie naar ERTMS jaren gaat duren en er bij deskundigen zorgen zijn over de veiligheid op de resterende ATB-trajecten gedurende de transitie naar ERTMS;

    verzoekt de regering, te onderzoeken hoe kan worden voorkomen dat tijdens een langdurige transitie naar ERTMS de veiligheid op het spoor verslechtert en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 24 (33652).

    Ik zie dat de heer Hoogland van de fractie van de Partij van de Arbeid van zijn spreektijd afziet. Het woord is aan de heer Smaling.

    De heer Smaling (SP):
    Voorzitter. Ik dien twee korte moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering ERTMS primair ziet als een spoorbeveiligingssysteem;

    overwegende dat ERTMS ook veel voordelen biedt als verkeersmanagementsysteem, wat kan leiden tot capaciteitsverbetering door bijvoorbeeld korter volgen;

    verzoekt de regering, de voordelen van ERTMS als dynamisch verkeersmanagementsysteem volledig te benutten;

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 25 (33652).

    De heer Smaling (SP):
    De tweede motie luidt als volgt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er onder de kabinetten-Balkenende is besloten om 1000 meest gepasseerde seinen te voorzien van ATB-Vv;

    constaterende dat er inmiddels al ruim 2500 seinen zijn voorzien van ATB-Vv, zonder dat dit heeft geleid tot een significante daling van het aantal roodseinpassages;

    overwegende dat aan de vooravond van de invoering van ERTMS een investering van 121 miljoen euro voor de verdere uitrol van ATB-Vv een vorm van weggegooid geld is, als niet duidelijk is dat dit tot minder roodseinpassages zal leiden;

    verzoekt de regering, niet meer te investeren in ATB-Vv maar deze middelen aan te wenden voor het invoeren van ERTMS;

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 26 (33652).

    We hebben twee minuten de tijd nodig waarin de staatssecretaris de moties ontvangt.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Mansveld:
    Voorzitter. De heer De Rouwe verzoekt in zijn motie op stuk nr. 19 de uitkomsten van de tijdelijke commissie ICT-projecten volledig te benutten. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het beleid.

    De voorzitter:
    U laat het oordeel aan de Kamer?

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ja, dat is ook goed. Wie ben ik om met u in discussie te gaan?

    In hun motie op stuk nr. 20 verzoeken de heren De Rouwe en Van Hijum voorrang te geven aan de invoering van ERTMS op het gehele traject tussen Lelystad en Zwolle. Er wordt veel gedaan om de reistijd en de aansluiting bij Zwolle-Herfte te verbeteren. Dat is een flessenhals en daar moet iets aan gebeuren. Ik heb daar uitgebreid met de heer De Rouwe over gesproken. Er is in totaal 225 miljoen uitgetrokken om daar op korte termijn wat aan te doen. Ik trek daarbij samen op met de regio en daarmee zullen de wachttijden op Zwolle fors worden verminderd. Ik ontraad de motie.

    In zijn motie op stuk nr. 21 stelt de heer De Rouwe in het dictum dat ERTMS niet noodzakelijkerwijs in 2016 hoeft te worden ingevoerd. Het project loopt op schema en ik zie geen enkele reden om de huidige planning los te laten. Als er aanleiding bestaat om een deadline aan te passen, kunnen we daar op basis van de halfjaarlijkse voortgangsrapportages over spreken. Ik ontraad om die reden de motie.

    In zijn motie op stuk nr. 22 spreekt de heer De Rouwe over 2028. In het regeerakkoord is afgesproken dat ERTMS wordt ingevoerd met bestaande budgetten. Het Infrastructuurfonds reikt niet verder dan 2028. Er is nog geen budget voor de periode na 2028 en ik kan dus niet verder gaan, want ik kan daarvoor geen financiële verplichtingen aangaan. Om die reden schets ik ook geen eindbeeld, maar wel zeg ik graag toe om met het beschikbare budget van 2,57 miljard een zo groot mogelijk deel van Nederland met ERTMS uit te rusten, te beginnen bij materieel, de Europese corridors en de drukste lijnen. Ik ontraad deze motie.

    In hun motie op stuk nr. 23 verzoeken mevrouw Dik-Faber en de heer De Rouwe het traject Hattemerbroek-Zwolle-Meppel op te nemen in de voorkeursbeslissing ERTMS. Vanaf 2017 wordt geïnvesteerd in een groot en effectief pakket maatregelen om de reistijden en de aansluitingen op Zwolle-Herfte te verbeteren. Zoals ik zojuist al zei, gaat het om 225 miljoen, waarin ook de Koopmansgelden zijn begrepen. Ik wijs in dit verband op mijn brief van 17 december jl. Ik trek hierin samen met de regio op. Dit staat los van ERTMS en ik van mening dat dit pakket voldoende bijdraagt aan het verkorten van de wachttijden op Zwolle. Ik ontraad dan ook de motie.

    In de motie op stuk nr. 24 vraagt mevrouw Dik-Faber de regering, te onderzoeken hoe kan worden voorkomen dat tijdens een langdurige transitie naar ERTMS de veiligheid op het spoort verslechtert. Zij vraagt ook, de Kamer daarover te informeren. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    In de motie op stuk nr. 25 verzoekt de heer Smaling, de voordelen van ERTMS als dynamisch verkeersmanagementsysteem volledig te benutten. Ik wilde zeggen dat ik de motie als een ondersteuning van het beleid beschouw, maar dat vindt u niet goed, voorzitter. Ik laat het oordeel daarom aan de Kamer.

    In zijn motie op stuk nr. 26 verzoekt de heer Smaling de regering om niet meer te investeren in ATB-vv, maar deze middelen aan te wenden voor het invoeren van ERTMS. De heer Smaling weet wat mijn conclusie over deze motie is, maar ik wil die toch nog graag een keer onderbouwen. De voorkeursbeslissing ERTMS laat zien dat het nog de nodige jaren zal duren voordat ERTMS breed is uitgerold. Ik heb meermalen aangegeven dat het voor de veiligheid op het spoor van belang is om in ATB-Vv te blijven investeren voor de periode waarin ERTMS nog niet volledig operationeel is. Daarbij gaat het niet alleen om het aantal STS-passages, maar ook om de ernst en de effecten daarvan. We zien dat deze enorm afnemen. In mijn brief heb ik de vorige week aangegeven dat ik ATB-Vv de komende jaren gefaseerd zal uitrollen, dat wil zeggen in tranches. Deze aanpak geeft mij ook de gelegenheid, de verdere uitrol te monitoren en rekening te houden met de laatste inzichten in de invoering van ERTMS. Ik ontraad deze motie.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Tot zo ver dit VAO. Vanavond of vannacht gaan wij over de moties stemmen.

    Ontwerpbesluit beheer verpakkingen 2014

    Ontwerpbesluit beheer verpakkingen 2014

    Aan de orde is het VSO over het ontwerpbesluit beheer verpakkingen 2014 (28694, nrs. 115 en 116).


    Termijn inbreng

    Mevrouw Cegerek (PvdA):
    Voorzitter. Op dit moment wil de Partij van de Arbeid statiegeld niet afschaffen, omdat de prestatieafspraken in de raamovereenkomst niet zijn gehaald. Dit VSO gaat over het ontwerpbesluit beheer verpakkingen. Daarin staan een aantal artikelen met betrekking tot het statiegeld. Wij willen dat deze artikelen in het besluit teruggeplaatst worden en niet geschrapt worden. D66 zal namens ons een motie daarover indienen.

    De heer Van Gerven (SP):
    Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat een legal opinion, gedateerd 4 april 2014, is opgesteld — in opdracht van de Stichting Ons Statiegeld, de milieubeweging vertegenwoordigd door Recycling Nederland en een emballageproducent — betreffende de Raamovereenkomst Verpakkingen, die is gesloten door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, een meerderheid van het verpakkende bedrijfsleven en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

    constaterende dat een inhoudelijke reactie van de staatssecretaris op deze legal opinion ontbreekt;

    constaterende dat in de brief van 10 april 2014 gesteld is dat de afschaffing van statiegeld geen doorgang zou vinden als er één prestatiegarantie niet is nagekomen;

    constaterende dat met de Raamovereenkomst Verpakkingen een totaalpakket van afspraken is geformuleerd, waarmee gewaarborgd zou (moeten) worden dat het bedrijfsleven forse, afdwingbare stappen zou nemen ter zake van de verduurzaming van verpakkingen en hoogwaardige recycling;

    constaterende dat in de legal opinion is weergegeven dat er — naast de prestatieafspraken ex artikel 11, lid 1, van de Raamovereenkomst — nog veel meer afspraken zijn neergelegd in de Raamovereenkomst, welke in belangrijke mate niet zijn nagekomen;

    verzoekt de regering, te komen met een reactie op de in de legal opinion benoemde tekortkomingen en/of niet nakoming ter zake de Raamovereenkomst,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 119 (28694).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het inzamelresultaat voor plastic grote statiegeldflessen voor frisdranken en water met 95% hoog is;

    constaterende dat op kleine plastic flesjes in Nederland nog geen statiegeld zit, waardoor meer dan de helft van de flesjes niet apart worden ingezameld;

    constaterende dat honderden miljoenen flesjes nog "gewoon" de vuilnisbak ingaan en daarna worden verbrand en tientallen miljoenen flesjes op straat of in de natuur worden weggegooid;

    constaterende dat kleine plastic flesjes daarmee hoge opruimkosten voor gemeenten veroorzaken, dierenleed veroorzaken en veel plastic terechtkomt in de plastic soep in de oceanen;

    constaterende dat voor statiegeld groot maatschappelijk draagvlak bestaat;

    constaterende dat met een statiegeldsysteem alle kunststof wordt gerecycled en het recyclaat van hoge kwaliteit is, waardoor er veel milieuwinst is;

    verzoekt de regering, in het Verpakkingenbesluit een artikel op te nemen dat verplicht tot statiegeld op kleine plastic flesjes,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 120 (28694).

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Ik heb een soortgelijke motie voorbereid. Alleen, ik wil er ook blikjes onder brengen. Kan ik meedoen met de motie van de heer Van Gerven en het uitbreiden naar blikjes of zal ik mijn eigen motie indienen?

    De heer Van Gerven (SP):
    Ik stel voor dat u uw eigen motie indient en dat we hopen dat beide moties worden aangenomen.

    Mevrouw Van Veldhoven (D66):
    Voorzitter. In het verpakkingenakkoord staat een heel duidelijke als-danbepaling: als aan alle voorwaarden is voldaan, dan wordt statiegeld vrijgegeven. Op dit moment geeft het nog geen pas om die bepaling voor statiegeld alvast te schrappen, nog voordat aan alle voorwaarden is voldaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat niet volledig aan de prestatiegaranties uit de Raamovereenkomst is voldaan en dat daarom op dit moment statiegeld niet wordt vrijgegeven;

    verzoekt de regering, de procedure voor het ontwerpbesluit voort te zetten, en hierbij de artikelen 8 tot en met 11 (met betrekking tot statiegeld) terug te plaatsen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Cegerek, Dik-Faber, Van Tongeren en Ouwehand.

    Zij krijgt nr. 121 (28694).

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Voorzitter. Alle prachtige overwegingen die de SP zojuist verwoord heeft in haar motie, maar dan in een kortere versie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat flesjes en blikjes een groot deel van het zwerfafval uitmaken;

    verzoekt de regering, het statiegeldsysteem uit te breiden met kleine PET-flesjes en blikjes,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 122 (28694).

    Ik vond deze een stuk puntiger dan de motie van de heer Van Gerven. Misschien kunt u nog wat overleg plegen.

    De heer Remco Dijkstra (VVD):
    Voorzitter. De VVD gaat voor een aantal toezeggingen. Als de staatssecretaris kan knikken, hoef ik wellicht geen moties in te dienen. Ten eerste wil ik graag dat zij de toezegging doet dat het ontwerpbesluit inzake verpakkingen niet wordt vertraagd. Als zij daarop kan knikken, hoef ik geen motie in te dienen. Verder wil ik graag dat zij onderstreept dat de bepalingen die nu geschrapt worden, helemaal niets met statiegeld te maken hebben, want het statiegeld werd via een andere verordening geregeld. Misschien kan zij dat de rest van de Kamer ook vertellen. Dan wil ik graag de toezegging van de staatssecretaris dat de raamovereenkomst niet van tafel is, omdat deze de motor is van onze verduurzamingsagenda. Tot slot wil ik heel helder hebben van de staatssecretaris dat er wordt gezegd: afspraak is afspraak, als er wordt getoetst in 2015. Als dan wel is voldaan aan de verwachtingen en de eisen die destijds gesteld zijn, zou het statiegeld alsnog per 1 januari 2016 kunnen worden vrijgegeven.

    De voorzitter:
    Straks zal de staatssecretaris antwoorden.

    Staatssecretaris Mansveld:
    De tweede vraag van de heer Dijkstra ontging mij.

    De heer Remco Dijkstra (VVD):
    De tweede vraag betrof de raamovereenkomst die de motor is van onze verduurzamingsagenda. De staatssecretaris zou de afspraken die daarin staan, van overheidswege moeten respecteren. We moeten op de ingezette lijn doorgaan. De overheid moet de doelen stellen, terwijl het bedrijfsleven en de gemeenten de middelen mogen bepalen. Dat wil ik hier in de Kamer bekrachtigd zien.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat niet aan de voorwaarden is voldaan om over te gaan tot afschaffing van het statiegeld;

    overwegende dat het Verpakkingenbesluit per 1 januari aanstaande moet ingaan, maar dat het afschaffen van het statiegeld hiervan geen onderdeel uitmaakt;

    overwegende dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tijdens het algemeen overleg heeft aangegeven dat de borging van het statiegeld niet in het Verpakkingenbesluit 2015 zit en er daarmee geen sprake is van de mogelijkheid, het statiegeld af te schaffen;

    constaterende dat het Productschap Dranken dat de inzameling van statiegeldflessen bij Algemene Maatregel van Bestuur regelt, per 1 januari 2015 wordt opgeheven;

    constaterende dat de Stichting Afvalfonds Verpakkingen op grond van de raamovereenkomst privaatrechtelijk gehouden is om deze taak over te nemen van het productschap na opheffing;

    verzoekt de regering, voor 1 oktober 2014 met een uitwerking te komen op welke wijze de Stichting Afvalfonds Verpakkingen deze inzameling via statiegeld algemeen bindend kan afdwingen per 1 januari 2015,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 123 (28694).

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat gewerkt wordt aan het op korte termijn opheffen van de productschappen en dat daarmee de huidige statiegeldverordening voor bierflesjes komt te vervallen;

    overwegende dat een andere, niet-wettelijke borging van statiegeld op bierflesjes ongewenste risico's met zich brengt voor de kwaliteit en de kracht van deze statiegeldverplichting;

    verzoekt de regering, in het Besluit beheer verpakkingen 2014 een artikel op te nemen dat verplicht tot statiegeld op bierflesjes,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 124 (28694).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het eerste Verpakkingenbesluit dat in 2006 van kracht werd niet alleen hergebruiksverplichtingen waren opgenomen, maar ook inzamelverplichtingen voor bepaalde verpakkingen;

    overwegende dat zulke inzamelverplichtingen bruikbaar zijn om hoogwaardige inzameling en daarmee hoogwaardig hergebruik zeker te stellen;

    overwegende dat monitoring en handhaving van inzamelverplichtingen aanzienlijk eenvoudiger zijn dan monitoring en handhaving van verplichtingen in de vorm van hergebruikpercentages;

    verzoekt de regering, een artikel op te nemen in het Besluit beheer verpakkingen 2014 dat de regering de bevoegdheid geeft inzamelverplichtingen in te voeren voor nader te bepalen categorieën verpakkingen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 125 (28694).

    Tot zover de bijdragen van de leden van de Kamer. Ik las een pauze van enkele minuten in opdat de staatssecretaris de moties kan lezen.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Mansveld:
    Voorzitter. Ik ga in op de eerste motie van de heer Van Gerven, de motie op stuk nr. 119. Ik heb kennisgenomen van de legal opinion. Die is betrokken bij de besluitvorming. Volgend jaar wordt deze ook betrokken bij het bezien van de situatie voor het definitieve besluit. Ik ontraad de motie.

    In zijn motie op stuk nr. 120 verzoekt de heer Van Gerven de regering om in het Verpakkingenbesluit een artikel op te nemen dat verplicht tot statiegeld op kleine plastic flesjes. Ik betrek hierbij gelijk de motie op stuk nr. 122 van mevrouw Ouwehand over het statiegeld op petflesjes en blikjes. Ik heb al vaker gezegd dat ik stuur op doelen en niet op middelen. Statiegeld is voor mij een middel. De doelen zijn meer recyclen en zwerfafval bestrijden. Het voorstel om statiegeld op kleine flesjes en blikjes te heffen veronderstelt dat dit het beste middel is om het doel te halen. Over zwerfafval zijn afspraken gemaakt. Daar heb ik in het algemeen overleg ook toezeggingen over gedaan. Met de gemeenten en Natuur & Milieu neem ik nu ook het initiatief om het gebruik van kansrijke inzamelsystemen met een positieve prikkel op lokaal niveau te stimuleren. Ik verwacht daar veel van. Gescheiden inzamelgedrag willen wij stimuleren zonder een middel voor te schrijven. Om die reden ontraad ik beide moties.

    De voorzitter:
    Een korte verduidelijkende vraag van mevrouw Ouwehand.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Jammer dat de staatssecretaris minder overtuigd is van statiegeld dan wij, maar ik wilde zeggen dat mevrouw Dik-Faber mijn motie op stuk nr. 122 heeft medeondertekend …

    De voorzitter:
    Dat voegen wij toe.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    … en dat wij die motie in stemming brengen.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Dan ga ik in op de motie van mevrouw Van Veldhoven en vele anderen op stuk nr. 121. Met het ontwerpbesluit wordt uitvoering gegeven aan de gemaakte afspraken. In het ontwerpbesluit zijn geen artikelen over statiegeld meer opgenomen. Dit vloeit voort uit de gemaakte afspraken, zowel via de aangenomen motie-Leegte als in de door de Kamer gesteunde raamovereenkomst. In mijn brief van 16 juni heb ik de Kamer toegelicht hoe een en ander is geborgd. De Kamer vraagt mij nu niet in werking zijnde artikelen op te nemen. Ik zou hiermee de uitvoering op verzoek van de Kamer van de motie-Leegte verbreken en de gemaakte afspraken in de raamovereenkomst zouden daardoor niet worden nagekomen. Om die reden ontraad ik deze motie.

    Mevrouw Van Veldhoven (D66):
    De raamovereenkomst zegt: als ..., dan ... . De motie-Leegte kwam daaroverheen. Dit gaat inderdaad rechtstreeks in tegen de motie-Leegte, die daarmee dus ook van tafel is.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik weet niet of ik degene ben die beoordeelt of moties van tafel zijn. Ik heb de Kamer mijn argumentatie gegeven. Ik ontraad deze motie om de gegeven redenen.

    Nu de vijfde motie, op stuk nr. 123. Ik heb al in het AO aangegeven hoe een en ander is geborgd. De motie vraagt om met een uitwerking te komen van de wijze waarop de Stichting Afvalfonds Verpakkingen de inzameling via statiegeld algemeen bindend kan afdwingen per 1 januari 2015. Ik heb het toegelicht. Blijkbaar zijn er nog vragen over. Ik zal een en ander nogmaals opschrijven in een brief, maar ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    De motie op stuk nr. 124 verzoekt de regering een artikel op te nemen dat verplicht tot statiegeld op bierflesjes. Ik ontraad deze motie en ik heb daar twee redenen voor. Er is een positieve businesscase voor het systeem. Het huidige systeem voor bierflesjes is gericht op het hervullen van flesjes. Het werkt nu prima. Ik wil geen zaken gaan regelen die al goed zijn geregeld.

    De zevende motie, op stuk nr. 125, verzoekt de regering een artikel op te nemen in het Besluit beheer verpakkingen. Ik ontraad deze motie. We sturen op recycledoelen. De opname in het besluit leidt tot vertraging van de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit.

    Er zijn nog een aantal vragen van de heer Dijkstra. Ik sta achter de raamovereenkomst. De doelen die we als totaalpakket hebben afgesproken, zijn voor mij belangrijk. Ik heb dat ook steeds aangegeven. Ik wil op doelen sturen en ik wil graag op ambitieuze doelen sturen. Op de voorzet van mevrouw Cegerek heb ik gezegd dat ik opnieuw in gesprek zal gaan met de branche, want ook daar zie ik ambities. Ik zie dat de branche in het kader van de drankkartonnen zelf in gesprek is met de gemeenten en dat zij daarvoor middelen aan de gemeenten beschikbaar stelt. Dat vind ik goede ontwikkelingen. Er is ook ruimte in die branche. Ik stuur op doelen, ik stuur niet op middelen. Daarom is als onderdeel van de raamovereenkomst een afspraak gemaakt over het vrijgeven van statiegeld, onder voorwaarden. Ik blijf voor die afspraken staan. Mijn voorganger heeft daar een handtekening onder gezet en ik vind dat de overheid betrouwbaar moet zijn. Daarom vind ik dit een sympathieke gedachte. Tegelijker beluister ik dat een deel van de Kamer behoefte heeft aan aanvullende informatie. Daarom heb ik in het AO van 18 juni gezegd dat volgend jaar de prestatiegaranties opnieuw zullen worden getoetst en dat ik een onderzoek naar de milieueffecten van de raamovereenkomst zal doen. Volgend jaar rond de zomer, direct na het beschikbaar komen van alle relevante informatie en na consultatie van de raamovereenkomstpartijen, zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten en mijn conclusies. Ik hoop dat ik hiermee heel duidelijk ben geweest voor de heer Dijkstra.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Ik probeerde al enkele moties terug het woord te krijgen. Dat is nu dan toch gelukt.

    Het gaat over de vijfde motie, op stuk nr. 123. Ik hoorde van de staatssecretaris de toezegging dat wij een verheldering zullen krijgen. Ik wil deze motie daarom aanhouden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (28694, nr. 123) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    De staatssecretaris wil sturen op doelen. De zevende motie, op stuk nr. 125, doet dat ook, namelijk met een inzamelverplichting die heel eenvoudig is te monitoren en te handhaven. Ik begrijp niet waarom dat tot vertraging zou leiden. Volgens mij is dit precies wat de staatssecretaris nodig heeft en leidt dit niet tot vertraging.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Opname in het besluit leidt wel tot vertraging van de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit. Als dat voor mevrouw Dik-Faber heel onduidelijk is, wil ik dat met alle plezier schriftelijk toelichten, maar ik ontraad deze motie.

    De heer Remco Dijkstra (VVD):
    We kijken volgend jaar opnieuw naar de afspraken. Dan toetsen we opnieuw. Kunnen wij het statiegeld per 1 januari 2016 vrijgeven als aan de afspraken is voldaan?

    Staatssecretaris Mansveld:
    Die vraag is veelvuldig door de Kamer gesteld. Ik heb gezegd dat ik eerst wil weten hoe de prestatie-indicatoren uitpakken. Er is gevraagd naar het milieueffect van de raamovereenkomst. Voorts is gevraagd hoe de zaken in omringende landen gaan. Er is gevraagd om een heel pakket informatie. Ik heb toegezegd dat ik die informatie zal leveren. Ik heb gezegd dat ik dan ook mijn brede afweging zal maken. Ik vind het belangrijk dat we even alles verzamelen. Daarmee geef ik eigenlijk een half "ja" op uw vraag. Omdat er in het algemeen overleg om zoveel informatie is gevraagd, wil ik die gegevens eerst allemaal bij elkaar voegen. Dan zal ik ook kijken naar de prestatie-indicatoren en de stand van zaken met betrekking tot het vrijgeven van statiegeld.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Tot zover dit VSO. Vanavond of vannacht gaan we hierover stemmen. Wij gaan door met het VAO luchtvaart. De eerste spreker van de Kamer is de heer Graus van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

    Luchtvaart

    Luchtvaart

    Aan de orde is het VAO Luchtvaart (AO d.d. 26/06).


    Termijn inbreng

    De heer Graus (PVV):
    Voorzitter. De PVV wil al jarenlang dat Schiphol de grootste luchthaven van Europa wordt. En wat bleek tijdens een onlangs door mij met steun van de gehele Kamer georganiseerd rondetafelgesprek: dat Schiphol dat kan. Schiphol kan technisch groeien tot 600.000 vliegbewegingen per jaar. Dat werd gezegd door de intern deskundige Rutten van de Schipholgroep, maar ook de extern deskundige, de heer Alders — niet de eerste de beste — gaf dit toe. Er werd door de heer Rutten zelfs gesproken over minimaal 600.000 vliegbewegingen. Wij willen dat graag. Weg met Charles de Gaulle, weg met Heathrow! Wij kunnen de grootste luchthaven van Europa krijgen.

    Ik zal daartoe een motie indienen. Er moet rekening mee worden gehouden dat de vliegtuigen stiller zijn geworden. We hebben laatst gevlogen met de Dreamliner. Die maakt minder geluid dan de gemiddelde huismus. Er zijn zweefduiklandingen met vrijwel stationair draaiende motoren, nieuwe aanvliegprocedures en nieuwe landingstechnieken. Het kan dus allemaal. De Alderstafel van 2008 is volledig achterhaald. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat Luchthaven Schiphol een capaciteit kan waarborgen van 600.000 vliegbewegingen per jaar;

    verzoekt de regering, te onderzoeken op welke manier de capaciteit van Mainport Schiphol optimaal benut kan worden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 206 (31936).

    De heer Graus (PVV):
    Dan rest mij iedereen hier alvast een fijn zomerreces toe te wensen. Die kans krijg ik niet meer.

    De voorzitter:
    Dat wensen wij ook iedereen toe. Gaat u nog iets leuks doen?

    De heer Graus (PVV):
    Jazeker, ik ga leuke dingen doen.

    De voorzitter:
    Heel goed. Iets met dieren, neem ik aan.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Voorzitter. In de Kamer wordt regelmatig gesproken over vliegveiligheid. Dan krijgen ganzen de schuld als die vliegveiligheid in gevaar komt. En dan lijkt het ons niet erg verstandig om vliegvelden aan te leggen of uit te breiden in gebieden waar enorme populaties van die vogels leven. Vandaar de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat bij bestaande luchthavens ganzen massaal worden afgeschoten en vergast onder het mom van "vliegveiligheid";

    overwegende dat het beter is om problemen te voorkomen dan ze achteraf te bestrijden met methodes die ernstig ten koste gaan van dierenwelzijn;

    verzoekt de regering, geen luchthavens aan te leggen of uit te breiden in of grenzend aan vogelrijke gebieden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 207 (31936).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het kabinet inzet op forse uitbreiding van vliegveld Lelystad;

    overwegende dat nog verdere groei van de luchtvaart negatieve gevolgen heeft voor het klimaat en overlast zal veroorzaken voor omwonenden;

    constaterende dat Lelystad Airport op minder dan 20 kilometer afstand ligt van het vogelrijke Natura 2000-gebied de Oostvaardersplassen, wat kan leiden tot nieuwe massale doding van ganzen en het beheer en de doelen van de Oostvaardersplassen in gevaar brengt;

    verzoekt de regering, af te zien van uitbreiding van Lelystad Airport,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 208 (31936).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering het aantal burgervluchten op vliegveld Eindhoven wil uitbreiden;

    constaterende dat hierdoor de geluidsoverlast voor omwonenden ernstig toeneemt volgens de desbetreffende milieueffectrapportage;

    constaterende dat in het rapport dat ten grondslag ligt aan het ontwerpbesluit gewerkt is met de geluidmaat uit de militaire luchtvaart en dat de geluidhinder van burgervluchten veel groter blijkt te zijn;

    constaterende dat burgers zich grote zorgen maken over de geluidsoverlast die dit zal veroorzaken, vooral in de nachtelijke uren;

    verzoekt de regering, het ontwerpluchthavenbesluit aan te passen en geen reguliere vluchten toe te staan na 23.00 uur,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 209 (31936).

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de geluidsoverlast rond Schiphol niet of nauwelijks afgenomen blijkt te zijn;

    constaterende dat door de Vliegen Volgens Afspraak-aanpak de verwachting was dat de Buitenveldertbaan minder zou worden gebruikt, maar dat er juist een toename van het gebruik te zien is;

    overwegende dat hierover afspraken zijn gemaakt in het Aldersadvies Schiphol;

    verzoekt de regering, spoedig te komen tot een eenduidig gebruik van de start- en landingsbanen van Schiphol naar de Vliegen Volgens Afspraak-overeenkomst en de Kamer voor 1 oktober over de voortgang te berichten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 210 (31936).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er maar een gedeeltelijke maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) is gemaakt voor de ontwikkeling van de Luchthaven Lelystad;

    overwegende dat uit eerdere MKBA-berekeningen is gebleken dat Lelystad niet het beste maatschappelijke rendement oplevert;

    verzoekt de regering, een MKBA voor de Luchthaven Lelystad op te stellen die alle scenario's in beeld brengt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 211 (31936).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de RBML met twee jaar is verlengd;

    constaterende dat voor de militaire luchthavens Eindhoven, Deelen, Gilze-Rijen, Volkel, Woensdrecht, Leeuwarden en De Kooy het ministerie van Defensie het bevoegd gezag is;

    constaterende dat voor burgerluchthavens van nationale betekenis, zoals Lelystad, Rotterdam, Eelde en Maastricht het ministerie van Infrastructuur en Milieu het bevoegd gezag is;

    constaterende dat de initiatieven om op de Luchthaven Twente een commerciële burgerluchthaven te vestigen zijn ingetrokken;

    van mening dat daarmee geen sprake meer is van een luchthaven van nationaal belang in Twente;

    verzoekt de regering, de militaire aanwijzing van de Luchthaven Twente per 1 november 2014 te laten vervallen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 212 (31936).

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Ik had nog een motie die voor 95% overeenkomt met de motie van de PvdD over het Luchthavenbesluit Eindhoven. Ik voeg mij graag bij degenen die deze motie steunen.

    De heer Smaling (SP):
    Voorzitter. Ook ik dien een motie over Eindhoven in. De moties komen bij elkaar in de buurt, maar wij zien wel hoe dat uitpakt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het op voorhand opnemen van de mogelijkheid om acht slots beschikbaar te stellen tussen 23.00 uur en 24.00 uur in het Luchthavenbesluit van Eindhoven Airport de deur openzet om reguliere vluchten na 23.00 uur mogelijk te maken;

    overwegende dat het draagvlak in de regio voor het vliegveld aangetast wordt als er in het luchthavenbesluit iets anders staat dan in het Aldersadvies;

    verzoekt de regering om het luchthavenbesluit van Eindhoven Airport aan te passen in lijn met de afspraken gemaakt aan de Alderstafel, zodat maximaal vier landingen per dag tussen 23.00 uur en 24.00 uur zijn toegestaan,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 213 (31936).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het besluit om Lelystad Airport te ontwikkelen een grote impact heeft op omgeving, omwonenden en de toekomst van de leisure luchtvaart op Schiphol;

    overwegende dat zowel een "ja", een "straks" als een "nee" uitermate goed moet zijn onderbouwd;

    constaterende dat er op veel terreinen sprake is van een forse bandbreedte in prognoses, inschattingen en risicoanalyses;

    verzoekt de regering om nog geen onomkeerbare besluiten te nemen alvorens de uitgevoerde studies rond (1) de verwachte groei van vliegbewegingen op Schiphol, (2) de verwachte werkgelegenheidseffecten, (3) de verwachte geluidsoverlast en schade aan recreatie en landbouw, (4) de vluchtpatronen van relevante soorten vogels ter oordeel zijn voorgelegd aan een groep onafhankelijke en ter zake kundige wetenschappers,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling, Van Tongeren, Ouwehand en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 214 (31936).

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Voorzitter. Het nadeel van een VAO is dat je met moties moet werken en niet altijd met vragen. Deze motie gaat over het MER. De vraag is in hoeverre en met welke gegevens er is gerekend.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de Commissie voor de m.e.r. in het toetsingsadvies van het ontwerpluchthavenbesluit voor Eindhoven Airport d.d. 27 juni 2014 constateert dat de omvang en spreiding van de geluidhinder, die is berekend met de Lden als geluidsmaat, zich anders ontwikkelt dan in het MER is berekend met de Ke als geluidsmaat;

    overwegende dat het voor het draagvlak van de luchthaven in de regio en van de Alderstafel van belang is dat de juiste geluidsberekeningen worden gebruikt in het luchthavenbesluit;

    verzoekt de regering om aanvullend onderzoek te doen naar de meest optimale spreiding van de geluidhinder,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 215 (31936).

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    De volgende motie betreft Eindhoven. Het gaat er met name om dat een evaluatie straks ook echt een evaluatie kan zijn.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er in het ontwerpluchthavenbesluit voor Eindhoven Airport acht dagelijkse slots na 23.00 uur voor landende vluchten van home-carriers zijn opgenomen;

    verzoekt de regering, bij vaststelling van het aantal vluchten in de medegebruikregeling rekening te houden met de evaluatie en het advies van de Alderstafel;

    verzoekt de regering tevens, het vastgestelde luchthavenbesluit na afronding van de evaluatie en het advies van de Alderstafel te wijzigen conform het advies van de Alderstafel,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 216 (31936).

    De heer De Rouwe (CDA):
    Waarin verschilt deze motie van de toezegging van de staatssecretaris?

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Er is veel gewisseld, maar de medegebruikregeling is helder. Daarbij is er toegezegd dat er een vast aantal slots komt. Maar als de Alderstafel beslist dat het er niet acht maar zes moeten zijn, wil ik garanderen dat op basis daarvan ook het luchthavenbesluit uiteindelijk wordt aangepast.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Voorzitter. Dit is de laatste keer. Ik heb u vanavond vaker gezien dan … Maar goed, ik heb drie moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de exploitatie van vliegveld Lelystad nog vele jaren na de ingebruikname verlieslatend zal zijn;

    verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat deze verliezen (directe en indirecte kosten) niet afgewikkeld worden op de huidige gebruikers van Schiphol,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 217 (31936).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat na het bereiken van 510.000 vliegbewegingen per jaar op Schiphol, de milieuwinst 50/50 verdeeld wordt;

    verzoekt de regering, regels uit te werken op welke wijze die verdeling zal plaatsvinden, en de Kamer daarover begin 2017 te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 218 (31936).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het ontbreekt aan een visie op het gebruik en de spreiding van terreinen voor de kleine luchtvaart (general aviation);

    constaterende dat naast Lelystad ook verschillende andere terreinen voor kleine luchtvaart wellicht gesloten of verplaatst moeten worden;

    verzoekt de regering om coördinerend initiatief te nemen om met de provincies te komen tot een landelijk dekkende oplossing voor de kleine luchtvaart, en de Kamer daarover te informeren;

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 219 (31936).

    De heer Van Meenen (D66):
    Voorzitter. Ik dien een tweetal moties in, mede ondertekend door mijn teerbeminde collega Hachchi.

    De voorzitter:
    Kijk eens aan, zo hoor je nog eens wat.

    De heer Van Meenen (D66):
    Ja, je moet ergens je steun zoeken.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er onder betrokken partijen geen breed gedragen consensus is over het juiste moment van opening van Luchthaven Lelystad;

    van mening dat dit niet hoeft te leiden tot vertraging in het nemen van het gerelateerde luchtvaartbesluit, maar dat de capaciteitsuitrol nader bepaald moet worden;

    verzoekt de regering, de Alderstafel te vragen om met een gedragen plan voor de uitrol van Luchthaven Lelystad te komen, en het luchtvaartbesluit pas daarna te effectueren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 220 (31936).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het aan de Alderstafel is om de huidige afspraken rondom Luchthaven Eindhoven te evalueren, en aan de hand daarvan nieuwe afspraken te maken over vluchtbewegingen na 23.00 uur 's avonds;

    van mening dat de regering in afwachting daarvan geen nieuwe kaders moet stellen, maar hiermee moet wachten tot na de evaluatie;

    verzoekt de regering, in het nieuwe Luchthavenbesluit Eindhoven geen aantallen op te nemen voor het aantal vluchten buiten openingstijden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 221 (31936).

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Mansveld:
    Voorzitter. In de motie-Graus op stuk nr. 206 wordt de regering verzocht om te onderzoeken op welke manier de capaciteit van Mainport Schiphol optimaal kan worden benut. Alders heeft met de luchtvaartpartijen in de marktverkenning van mei dit jaar onderzocht welk verkeersvolume inpasbaar is binnen de milieugrenzen. Daarmee is deze motie overbodig. Ik ontraad de motie.

    De voorzitter:
    De heer Graus, kort en verduidelijkend.

    De heer Graus (PVV):
    Ik ben altijd kort, ook in mijn moties. Het klopt niet. Mijnheer Alders heeft tijdens een rondetafelgesprek zelf toegegeven dat bepaalde zaken achterhaald waren. Dat heeft de heer Alders zelf gezegd naar aanleiding van een vraag die ik heb gesteld.

    De voorzitter:
    Wat is uw vraag?

    De heer Graus (PVV):
    Het klopt niet, het is niet meer actueel. Wij kunnen nu uitgaan van wat in het rondetafelgesprek is gebleken. Toen pas bleek dat het om minimaal 600.000 vliegbewegingen gaat. Dat wisten wij nog niet, dat hebben wij daar pas te horen gekregen. Er is dus een nieuwe opening ontstaan.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik kan een heel lang betoog houden over 470.000 wanneer Lelystad ingeschakeld moet worden, 510.000 hoe ingewikkeld dat is. Het aantal van 600.000 is niet in beeld. Wij moeten maar zien dat wij op 470.000 en 510.000 komen met alles wat wij in ons hebben. Dat betekent zuinige vliegtuigen en optimalisering van piektijden et cetera. Ik ontraad de motie.

    In de motie-Ouwehand op stuk nr. 207 wordt de regering verzocht om geen luchthavens meer aan te leggen of uit te breiden. Ik ontraad die motie. Wij hebben jaren geleden al besloten tot uitbreiding van Lelystad en daaraan geven wij nu uitvoering.

    Dan kom ik bij de motie-Ouwehand op stuk nr. 208. Daarin wordt de regering verzocht om af te zien van uitbreiding van Lelystad Airport. Ik ontraad die motie.

    In de motie-Ouwehand op stuk nr. 209 wordt de regering verzocht om het ontwerp luchthavenbesluit aan te passen en geen reguliere vluchten toe te staan na 23.00 uur. Dat betreft Eindhoven. De cijfers over hinder als gevolg van civiel en militair verkeer, uitgedrukt in Lden, waren reeds bekend ten tijde van het opstellen van het overheidsadvies en deze zijn meegenomen in de MER. Het is onjuist dat er meer gehinderden zijn dan eerst was aangenomen. Ten aanzien van de reguliere vluchten is in het Aldersadvies onbenoemd gelaten hoeveel landingen in de tweede fase zijn toegestaan. Voor een home carrier is een openstelling van zeventien uur noodzakelijk om een rendabele exploitatie mogelijk te maken. Ik ontraad deze motie.

    Dan kom ik bij de motie-Van Tongeren op stuk nr. 210. Ik heb eerder gezegd dat ik het advies van de Alderstafel over het geluidsstelsel zal vertalen in een wetsvoorstel. Zo spoedig mogelijk na ommekomst van dit wetsvoorstel van de Raad van State zal ik de Kamer informeren. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

    In de motie-Van Tongeren op stuk nr. 211 wordt de regering verzocht een MKBA voor de luchthaven Lelystad op te stellen die alle scenario's in beeld brengt. Ik ontraad deze motie. Een volledige MKBA zal ongetwijfeld op meerdere onderdelen meer nauwkeurige cijfers opleveren, maar de conclusie zal daardoor niet anders worden. Daarvoor zijn juist gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. De resultaten blijven dan positief. Onder andere daarom ben ik van mening dat een aanvullende MKBA, een onafhankelijke beoordeling, geen toegevoegde waarde heeft. Ik ontraad de motie.

    In de motie-Van Tongeren/Smaling op stuk nr. 212 wordt de regering verzocht om de militaire aanwijzing van de luchthaven Twente per 1 november 2014 te laten vervallen. Voor luchthaven Twente geldt nog steeds dat de aanwijzing tot militair luchtvaartterrein Twente tot 1 november 2016 worden verlengd. Defensie is voornemens om de bestaande ontheffing voor burgermedegebruik, die loopt tot 1 november 2014, met een jaar te verlengen en mogelijk daarna met nog een jaar tot uiterlijk 1 november 2016. Met de voorgaande actie is het mogelijk om het huidige gebruik van de luchthaven voort te zetten. Voor eventueel additioneel gebruik van de luchthaven wacht ik het plan en de besluitvorming van de luchthaven af. Ik ontraad de motie. De motie op stuk nr. 213 van de heer Smaling gaat over Eindhoven Airport. Ik ontraad de motie. In het luchthavenbesluit geef ik een plafond aan voor het aantal vluchten. Dat daadwerkelijke aantal wordt vastgesteld op basis van de medegebruiksvergunning. Het plafond ligt dus in het luchthavenbesluit en het systeemplafond dat we daaronder hangen, is de medegebruiksvergunning. Ik ontraad dus deze motie.

    De hun motie op stuk nr. 2014 verzoeken de leden Smaling, Van Tongeren, Ouwehand en Dik-Faber om geen onomkeerbare besluiten te nemen. De onderzoeken zijn allemaal uitgevoerd en ook getoetst door de Commissie m.e.r. et cetera en belanghebbende partijen aan de Alderstafel. Wij hebben dit debat ook gevoerd in het algemeen overleg. Het voorleggen aan wetenschappelijk onderzoekers is wat mij betreft niet aan de orde. Ik ontraad deze motie.

    De heer Smaling (SP):
    Wij hebben het er inderdaad over gehad in het algemeen overleg. Bij sommige onderzoeken is echt sprake van een bandbreedte van een factor 10 tot een factor 100, als het aankomt op werkgelegenheidseffecten en ook groeicijfers van Schiphol. Er is gerekend vanaf 2009, wat een heel slecht jaar was. Daarmee krijg je kunstmatig het idee dat er 2% groei is per jaar en dat is gewoon niet zo. Ik zou er toch een vurig pleidooi voor willen houden om dit toch te doen. Anders loopt de staatssecretaris het risico dat zij helemaal nat gaat en dat wil toch niemand in deze zaal?

    Staatssecretaris Mansveld:
    De prognoses en de cijfers van Schiphol worden zeer nauwkeurig bekeken. Zoals het er nu uitziet, verwachten wij ook voor 2014 een groei. De onderzoeken die zijn gedaan en de cijfers zijn niet uit de lucht gegrepen. Die onderzoeken zijn ook grondig gedaan. Wat betreft werkgelegenheid, vind ik het ook heel belangrijk dat regionaal wordt gekeken wat de directe en indirecte werkgelegenheid zal zijn. De regio heeft dat onderzoek uit laten voeren. Dat is, zo meen ik, anderhalve week geleden gepresenteerd. Ik zie geen reden om al die onderzoeken opnieuw te laten bekijken door wetenschappers. Ik blijf de motie ontraden.

    De voorzitter:
    We gaan nu naar de motie op stuk nr. 215.

    Staatssecretaris Mansveld:
    In de motie op stuk nr. 215 van mevrouw Kuiken wordt gevraagd om aanvullend onderzoek naar de meest optimale spreiding van geluidshinder. Ik volg het advies van de Commissie m.e.r. Het nader onderzoek daarbij is vrijwel afgerond. Het resultaat daarvan ziet er goed uit. Ik zal de resultaten terugkoppelen naar de Commissie m.e.r. en de Alderstafel en neem deze mee in de nota van antwoord. Het luchthavenbesluit en de nota van antwoord worden ter advisering aan de Raad van State voorgelegd. Daarmee is wat mij betreft de motie ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel erover aan de Kamer.

    In haar motie op stuk nr. 216 verzoekt mevrouw Kuiken de regering om het luchtvaartbesluit na afronding van de evaluaties en het advies van de Alderstafel te wijzigen. Dit is overbodig omdat we dit met de medegebruiksvergunning borgen. Als ik de motie zo mag opvatten dat ik na de evaluatie de juridische borging met de Alderstafel bespreek en de Kamer daarover informeer, steun ik deze motie. Zo niet, dan ontraad ik haar.

    De voorzitter:
    U schrikt er zelf van, he?

    Staatssecretaris Mansveld:
    Nou, ik vroeg me even af of ik de voorwaarden die ik stel, juist had uitgesproken. Daar moest ik even over nadenken.

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Er is een gevaar, omdat we in een heel kort VAO zitten. Ik ben wel genegen om mijn motie aan te houden, maar dan komen we misschien weer in een ander tijdpad uit en kan de staatssecretaris per brief aangeven wat de voor- en de nadelen zijn. Het is wel mijn intentie dat het luchthavenbesluit uiteindelijk wordt aangepast als er een ander advies van de Alderstafel ligt.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik ben zeer genegen om dit even schriftelijk toe te lichten.

    De voorzitter:
    Wat betekent dit voor uw motie, mevrouw Kuiken?

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Dan houd ik de motie op stuk nr. 216 aan, denk ik. Op de motie op stuk nr. 215 heb ik een duidelijke toezegging gehad, dus die trek ik in.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Kuiken stel ik voor, haar motie (31936, nr. 216) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Kuiken (31936, nr. 215) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    De voorzitter:
    Wilt u wat zeggen, mijnheer Elias? Toch niet, zie ik. Dan vraag ik de staatssecretaris om haar beantwoording te vervolgen.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik kom nu op de motie op stuk nr. 217 van de heer De Rouwe.

    De voorzitter:
    De heer Elias wil toch nog iets zeggen.

    De heer Elias (VVD):
    Mijn excuses. Mevrouw Kuiken zegt: ik denk dat ik haar dan aanhoud. Daar kan ik niet mee uit de voeten. Daarom vraag ik wat zij nu wil, want anders kan ik geen advies aan mijn fractie geven.

    De voorzitter:
    Ik heb geconcludeerd, namelijk dat de ene motie is aangehouden en de andere is ingetrokken.

    De heer Elias (VVD):
    Ook bij het aanhouden moet er een advies worden gegeven. Volgt mevrouw Kuiken nu het advies van de staatssecretaris? Dat was heel helder. Er waren twee mogelijkheden. Is het de eerste of de tweede variant?

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    Ik krijg een brief. De eerste mogelijkheid die wij hebben om daarvan iets te vinden en ook de eerste gelegenheid om de motie die ik nu aanhoud weer in te dienen, is in september. Ik wacht die brief af en daarna beoordeel ik of ik mijn motie nog nuttig vind of desnoods moet wijzigen.

    De voorzitter:
    Helder. Dat zien wij tegen die tijd wel.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik kom op de motie-De Rouwe op stuk nr. 217. Als ik de motie zo mag interpreteren dat de heer De Rouwe verzoekt om luchtvaartmaatschappijen op Schiphol niet te laten betalen voor Lelystad, dan zie ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer. Als de interpretatie niet zo is, dan ontraad ik de motie.

    De voorzitter:
    Dan moeten wij even de heer De Rouwe naar de microfoon zien te verleiden, want hij moet even zijn eigen motie interpreteren.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Ik zweeg, dus daarmee stemde ik hierin toe. Ik vond de eerste uitleg …

    De voorzitter:
    Nee, de staatssecretaris gaf twee keuzen.

    De heer De Rouwe (CDA):
    Dat klopt. Ik hanteer de definitie die de staatssecretaris gaf, namelijk dat het niet ten koste mag gaan van de huidige gebruikers.

    De voorzitter:
    En dus?

    De heer De Rouwe (CDA):
    En dus was het oordeel aan de Kamer. Mijn advies aan de Kamer is om voor te stemmen.

    De voorzitter:
    Kijk eens aan. Spreekt u namens uw hele fractie?

    Staatssecretaris Mansveld:
    In de motie-De Rouwe op stuk nr. 218 wordt gevraagd regels uit te werken voor de wijze waarop de 50/50-verdeling plaatsvindt. De afspraak om de 50/50-verdeling uit te werken vormt een onderdeel van het Aldersakkoord. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel aan de Kamer.

    In de motie-De Rouwe op stuk nr. 219 wordt gevraagd om een coördinerend initiatief te nemen om met de provincies tot een oplossing te komen. Wij zijn hierover al wat langer in debat omdat de provincies hierbij de belangrijkste rol spelen en bevoegd gezag zijn. Ik heb de sector verzocht om een toekomstvaste visie te ontwikkelen voor general aviation in heel Nederland. Dit gebeurt onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. Ik verwacht deze visie medio 2015. De oplossingen die voor de uit te plaatsen "general aviation"-activiteiten worden uitgewerkt en de ontwikkelingen van de "general aviation"-activiteiten op Lelystad zullen onderdeel uitmaken van deze visie. Ik zal de Kamer daarover informeren. Ik zie de motie als ondersteuning van het beleid en laat het oordeel aan de Kamer.

    Mevrouw Kuiken (PvdA):
    De heer De Rouwe heeft nu drie keer een toezegging gehad. Is hij nog van plan om een motie in te trekken?

    De voorzitter:
    Daarvan is er geen enkel teken. Dat is niet het geval, anders merken wij het wel.

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ik kom op de motie-Van Meenen/Hachchi op stuk nr. 220. Ik gezegd dat de uitrol van de Luchthaven Lelystad een taak is van Schiphol en dat dit ook geldt voor het overleg om de ontwikkeling van de vluchtcijfers op Schiphol en het bouwen van Lelystad goed op elkaar te laten aansluiten, zodat de overloop daar ook heen kan. Ik vind dat een zaak van Schiphol en de Alderstafel ziet daarop in de regio toe. Ik zie daarop toe, maar de verantwoordelijkheid ligt bij Schiphol. Daarom ontraad ik deze motie.

    In de motie-Van Meenen/Hachchi op stuk nr. 221 wordt de regering verzocht om in het nieuwe luchthavenbesluit geen aantallen op te nemen voor het aantal vluchten buiten openingstijden. We leggen in het luchthavenbesluit het aantal vluchten niet definitief vast, maar leggen er een plafond in vast dat in de m.e.r. op zijn effecten wordt onderzocht. Het definitieve aantal leggen wij vast in de medegebruiksvergunning. Omdat het zo is geregeld dat daar de definitieve aantallen in komen, wil ik wel aantallen opnemen in het luchthavenbesluit om in ieder geval een plafond vast te stellen. Niets opnemen betekent geen plafond. Ik denk dat de indieners van de motie dat zeker niet willen. In de medegebruiksvergunning leg ik de definitieve aantallen vast. Mevrouw Hachchi kent de afspraken die ik heb gemaakt met de Kamer. Mevrouw Hachchi was daar niet bij, want zij had volgens mij op dat moment zeer dringende andere bezigheden. Ik heb ook gezegd dat de evaluatie en het advies van de Alderstafel naar de Kamer komt voordat de medegebruikersvergunning wordt vastgesteld door de minister van Defensie.

    De voorzitter:
    Wat is uw eindoordeel over de motie?

    Staatssecretaris Mansveld:
    Ontraden, voorzitter.

    De voorzitter:
    Ik dank de staatssecretaris voor de hele exercitie die wij samen mochten beleven. Fijn dat u er was.

    Is er iemand die wil raden hoeveel moties wij vandaag al hebben ingediend? Mijnheer Ten Broeke, wat zou u zeggen? U kunt iets winnen.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Zit er een prijsje op, voorzitter?

    De voorzitter:
    Ja, de winnaar kan een teddybeer afhalen in het ledenrestaurant.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Ik denk een kleine 200, voorzitter.

    De voorzitter:
    Nee, lager, lager, lager. Mijnheer Sjoerdsma?

    De heer Sjoerdsma (D66):
    137.

    De voorzitter:
    Dat komt in de richting.

    De heer Servaes (PvdA):
    156.

    De voorzitter:
    Nee, ik zal het vertellen. We zitten op 135 moties. Er zijn 124 reguliere moties ingediend en er zijn 11 moties gewijzigd. We zitten dus op 135 moties.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Wat is de prijs?

    De voorzitter:
    U kunt een teddybeer afhalen in het ledenrestaurant.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Als ik nu zeg: het waren er 134.

    De voorzitter:
    Dan zit u ernaast.

    Er is een beetje licht aan het einde van de tunnel, want we hebben nog twaalf VAO's te gaan.

    Mevrouw Hachchi (D66):
    Ik moest het heel even checken, voorzitter, maar ik wil nog even terugkomen op de laatste motie waar de staatssecretaris naar verwees, over het plafond van de aantallen. Het worden 134 moties tot nu toe, want ik trek die motie in.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Van Meenen/Hachchi (31936, nr. 221) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    Eigenlijk kan dat niet, want nu moet de heer Sjoerdsma zijn teddybeer weer inleveren.

    Wij hebben nog twaalf VAO's te gaan en er komt ook nog een regeling van werkzaamheden.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    Midden-Oosten Vredesproces

    Midden-Oosten Vredesproces

    Aan de orde is het VAO Midden-Oosten Vredesproces (AO d.d. 17/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Als ik het goed heb, wordt dit motie 136, voorzitter.

    De voorzitter:
    Motie 135, want er is er eentje ingetrokken.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Oké, dan zitten we weer op schema.

    Voorzitter. Ik wil een motie indienen over het Midden-Oosten-vredesbeleid. Het debat dat wij onlangs met de minister hebben gevoerd, ging onder andere over de nieuwe eenheidsregering, maar ook over het onderwerp dat ik heb aangesneden, namelijk het betalen van Palestijnse terroristen in Israëlische gevangenissen. Er is eerder al een motie daarover aangenomen van de heer Van der Staaij en mij. Daarin werd de minister gevraagd om dit aan te kaarten bij de Palestijnse Autoriteit, omdat hier een heel duidelijke perverse prikkel in zat. Ik heb nog een volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de Palestijnse Autoriteit sinds 2011 geld overmaakt aan veroordeelde Palestijnen in Israëlische gevangenissen;

    overwegende dat deze gelden tot een perverse prikkel kunnen leiden, waarbij criminaliteit en terrorisme worden beloond;

    verzoekt de regering, zich ook in EU-verband in te spannen voor de beëindiging van het Palestijnse beleid ten aanzien van betalingen aan Palestijnse gevangenen;

    verzoekt de regering voorts, de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 376 (23432).

    Voorzitter: Elias

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter. Ik heb slechts één motie naar aanleiding van het debat dat wij met minister Timmermans hebben gevoerd over de Europese rol in het Midden-Oosten Vredesproces.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende, dat de vredesbesprekingen tussen Israël en de Palestijnen onder leiding van Secretary of State Kerry helaas zijn mislukt;

    constaterende dat de Europese Unie het initiatief voor vredesbesprekingen en concrete maatregelen in het kader van het Midden-Oosten Vredesproces begrijpelijkerwijze lange tijd heeft overgelaten aan de Verenigde Staten;

    overwegende dat het wenselijk is dat de cruciale betrekkingen van de Europese Unie met Israël en met de Palestijnen optimaal moeten worden benut;

    verzoekt de regering, bij het aantreden van de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger het Midden-Oosten Vredesproces te laten benoemen tot prioriteit;

    verzoekt de regering tevens, bij het aantreden van de nieuwe Europese Commissie te pleiten voor een versterkte rol voor de EU in het Midden-Oosten Vredesproces,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 377 (23432).

    De heer Van der Staaij (SGP):
    Voorzitter. Hoe ernstiger het misdrijf, hoe groter de financiële beloning die de Palestijnse Autoriteit uitkeert aan veroordeelde Palestijnen in Israëlische gevangenissen. De absurditeit van dit beleid wordt duidelijk als je je in de actuele situatie realiseert dat de moordenaars van de Joodse tieners met zo'n systeem een kapitaal kunnen opbouwen als zij gepakt zouden worden. Daarom is het goed dat de Kamer al een halfjaar geleden bij motie op stuk nr. 35 (33750-V) de regering heeft gevraagd, er in haar bilaterale contacten met de Palestijnse Autoriteit op aan te dringen, af te zien van steunverlening die als aanmoediging van misdrijven kan worden opgevat. Deze motie kreeg destijds de steun van vrijwel de gehele Kamer. Afgezien van GroenLinks heeft de gehele Kamer uitgesproken dat het anders moet, ondanks de verschillende opvattingen over het MOVP. Helaas hebben de inspanningen van de minister tot nu toe tot onvoldoende resultaat geleid. Het is nu van belang om door te pakken en druk op de ketel houden. Om die reden heeft collega Voordewind mede namens mij een motie ingediend. In EU-verband moeten wij ons er sterk voor maken en het zou goed zijn als de minister ons voor de begrotingsbehandeling daarover rapporteert. Wij hopen dat hij succes heeft en dat dit beleid wordt beëindigd. Mocht dat niet het geval zijn, dan kunnen wij op dat moment spreken over de gevolgen die dat moet hebben.

    De heer De Roon (PVV):
    Voorzitter. Ik heb twee moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende, dat de Palestijnse Autoriteit, Fatah, Hamas en de Palestijnse samenleving in grote mate worden gekenmerkt door wijdverspreide corruptie en gebrek aan financiële transparantie;

    overwegende dat nog nooit is gebleken dat het weggeven van geld aan de Palestijnse Autoriteit ook maar in de geringste mate vrede in het Midden-Oosten dichterbij heeft gebracht;

    verzoekt de regering om te stoppen met het overmaken van geld van de Nederlandse belastingbetaler naar de Palestijnse Autoriteit,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 378 (23432).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het heilige boek van de islam vol staat met antisemitische teksten die aanzetten tot haat en geweld tegen Joden;

    overwegende dat de door de islamitische organisatie Fatah uitgesproken bereidheid om te onderhandelen over vrede met Israël met achterdocht bezien moet worden aangezien de islam leugenachtigheid tegenover niet-moslims toestaat (taqqiya);

    overwegende dat de Palestijnse eenheidsregering is gebaseerd op samenwerking tussen twee partijen (Hamas en Fatah) die beide in hun handvest nog steeds de vernietiging van de Joodse staat als doelstelling hebben staan en die beide daders van terreur verheerlijken;

    overwegende dat Hamas door de EU en veel landen, waaronder Nederland, is aangemerkt als een terroristische organisatie;

    overwegende dat het erkennen van die eenheidsregering moreel verwerpelijk is en kan leiden tot strijdigheid met het internationaal recht, gelet op de anti-Israëlische doelstellingen van de partijen waarop zij berust;

    verzoekt de regering om de Palestijnse eenheidsregering niet aan te merken als een partner waarmee Nederland kan samenwerken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden De Roon en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 379 (23432).

    De heer Servaes (PvdA):
    Voorzitter. Dit VAO is een vervolg op een AO dat we twee weken geleden voerden, maar dat bijna niet los kan worden gezien van de ontwikkelingen van de afgelopen dagen. In aanvulling op verklaringen van onder andere de EU dien ik volgende motie in, die een aantal extra elementen bevat.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat sinds het mislukken van de vredesbesprekingen tussen Israël en Palestina de spanningen tussen beide partijen zijn opgelopen;

    constaterende dat in de voorbije weken aan beide zijden mensen het slachtoffer zijn geworden van geweld, onder wie een aantal tieners die op gruwelijke wijze zijn vermoord;

    van mening dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan geweld snel opgespoord moeten worden en verantwoording moeten afleggen voor de rechter, maar dat afgezien moet worden van het uitvoeren van collectieve straffen;

    verzoekt de regering, in bilateraal en multilateraal verband, bij zowel de Israëlische regering als de Palestijnse Autoriteit aan te dringen op terughoudendheid, in woord en daad;

    verzoekt de regering tevens, er bij beide partijen op aan te dringen om spoedig zichtbare stappen te zetten die kunnen bijdragen aan de-escalatie en de hervatting van de vredesonderhandelingen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Servaes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 380 (23432).

    De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
    Voorzitter. Ik dien twee moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de nieuwe Palestijnse eenheidsregering gesteund wordt en mede samengesteld is door de antisemitische terreurorganisatie Hamas;

    verzoekt de regering, de Palestijnse Autoriteit te schrappen als partnerland en alle Nederlandse ontwikkelingshulp, ook via de internationale organisaties, zo snel mogelijk te stoppen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 381 (23432).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de nieuwe Palestijnse eenheidsregering gesteund wordt en mede samengesteld is door de antisemitische terreurorganisatie Hamas;

    verzoekt de regering, de nieuwe Palestijnse eenheidsregering niet te erkennen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 382 (23432).

    De heer Omtzigt (CDA):
    Voorzitter. Wij hebben de motie van D66 meeondertekend, die gaat over een grotere rol van de EU. We zullen de motie van de ChristenUnie en de SGP steunen omdat we vinden dat het geen pas geeft om veroordeelde terroristen rijkelijk te belonen voor hun schandelijke daden.

    Ik geloof niet dat het nog zinnig is om nog veel meer moties in te dienen om het conflict op te lossen. Het is zelden zo ernstig geweest als op dit moment. Het Midden-Oosten staat in brand. Je kunt bijna niet van een vredesproces spreken. Het is een gebied waarin pyromanen de overhand hebben over mensen die vrede willen hebben. Hetzelfde gebeurt bij Oekraïne. Mij rest eigenlijk niets meer dan de minister veel sterkte te wensen om ervoor te zorgen dat het deze zomer de andere kant op zou gaan in een vorm van internationale samenwerking.

    De voorzitter:
    De bedoeling is dat we bij het moordende tempo dat wij allen wensen aan te houden, alleen verduidelijkende vragen stellen bij het indienen van moties. Mij blijkt dat de minister onmiddellijk kan antwoorden. Ga uw gang


    Termijn antwoord

    Minister Timmermans:
    Voorzitter. Ik zal meteen op de ingediende moties reageren. Allereerst de motie van de leden Voordewind en Van der Staaij (stuk nr. 376) over de betalingen aan Palestijnse gevangenen. Ik ben de heer Van der Staaij dankbaar voor de toelichting op de motie. Hij zegt dat deze een herhaling is van de motie die de heren Van der Staaij en Voordewind hebben ingediend op 27 november vorig jaar. De wijziging die ik zie, is dat nu aan mij wordt gevraagd om dit ook in EU-verband te doen. Ik hecht eraan om aan de indieners te vragen of zij mij hetzelfde vragen. Het eerste dictum van de nieuwe motie luidt: verzoekt de regering zich ook in EU-verband in te spannen voor beëindiging van het Palestijnse beleid ten aanzien van betalingen aan Palestijnse gevangenen. In de vorige motie stond in het dictum het volgende over dat beleid: verzoekt de regering, in haar bilaterale contacten met de Palestijnse Autoriteit erop aan te dringen af te zien van steunverlening die als aanmoediging van misdrijven kan worden opgevat. De vraag die hieraan is toegevoegd, is om dat ook in EU-verband te doen. Als ik het zo correct lees, is de motie ondersteuning van beleid.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Zo mag de minister dat zien. Het gaat om het verlengen van de vorige motie in EU-verband. Het tweede verzoek is een deadline over de terugkoppeling die erin zit, en hopelijk resultaat, voor de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken. Dat is de tweede toevoeging in deze motie.

    Minister Timmermans:
    Ik zal in ieder geval voor de begrotingsbehandeling melden wat de voortgang is. Ik denk niet dat men in Ramallah erg onder de indruk is van de deadline van de Nederlandse begrotingsbehandeling. Maar ik zal er toch naar streven dat we tegen die tijd wat meer helderheid hebben.

    Dan kom ik op de motie-Sjoerdsma/Omtzigt op stuk nr. 377. Uiteraard zal ik met anderen uit het kabinet, zoals de minister-president, bij het aantreden van de nieuwe Europese Commissie over een aantal prioriteiten van ons buitenlands beleid met de nieuwe Commissie spreken, inclusief de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger. Dan zullen we inderdaad pleiten voor een versterkte EU-rol in het vredesproces in het Midden-Oosten. Ik wil niet dat dit wordt verstaan als een alternatieve rol voor die van de Amerikanen, want dat zou een hopeloze inzet zijn. Dat zou door zeker een van de partijen niet worden begrepen en door de andere partij kan het worden opgevat als alibi om in dat andere vredesproces geen voortgang te boeken. Ik hoop dat ik de motie zo mag lezen dat deze niet is bedoeld als alternatief voor het plan van John Kerry, want ik schrok er een beetje van dat in een van de overwegingen staat dat het plan helaas is mislukt. Zover zijn we nog niet. Als ik het zo mag uitleggen dat het bedoeld is om de rol van de EU te versterken, maar niet als concurrent van de Amerikanen, dan zie ik deze motie ook als ondersteuning van beleid.

    De voorzitter:
    Kort graag, want het wordt echt heel diep in de nacht, als we over alle moties zo lang gaan spreken.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    U hebt helemaal gelijk, maar de minister vraagt om uitleg. Uiteraard is er geen concurrerende rol, maar ik zie nadrukkelijk wel dat de Europese Unie, naast de Verenigde Staten, een meer eigenstandige rol in het proces kan spelen. Dat is complementair — ik zeg complementair en niet concurrerend — aan de rol die de Verenigde Staten spelen.

    Minister Timmermans:
    Ik vind het jammer dat dan weer het woord "eigenstandig" erin moet komen, want dat is echt in strijd met het beleid van het kabinet.

    De voorzitter:
    Uw oordeel over de motie, gehoord de toelichting van de heer Sjoerdsma.

    Minister Timmermans:
    Dan moet ik deze ontraden.

    De voorzitter:
    Prima. De tweede motie is ontraden.

    Minister Timmermans:
    Ik wilde heel constructief zijn, maar als er wordt gesuggereerd dat we hier eigenstandig moeten optreden, lijkt me dat niet verstandig.

    Dan kom ik op de motie op stuk nr. 378 van de heer De Roon. Het geld dat we aan de Palestijnse Autoriteit overmaken, leidt rechtstreeks tot een grotere veiligheidssamenwerking tussen de Palestijnse Autoriteit en Israël. Ik denk daarom dat dit verstandig is, ook in het licht van de huidige situatie. Deze motie moet ik dus ontraden.

    De motie op stuk nr. 379 van de heer De Roon en de heer Wilders gaat over samenwerking in de regio. De Kamer weet — dit is besproken in het algemeen overleg — dat wij de nieuwe Palestijnse regering op haar daden zullen beoordelen en daar ook heel kritisch naar zullen kijken. Wij wijzen samenwerking echter niet op voorhand al af. Ook deze motie moet ik daarom ontraden.

    De motie op stuk nr. 380 van de heer Servaes zie ik als ondersteuning van beleid. Waar in de motie om wordt gevraagd, is inderdaad wat wij op dit moment proberen te doen. In deze zeer ingewikkelde situatie willen wij dat de daders van deze gruweldaden worden gepakt en voor de rechter worden gebracht. Tegelijkertijd zijn wij uiteraard geen voorstander van collectieve straffen en van escalatie van het conflict. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van het beleid.

    Dan kom ik op de motie op stuk nr. 381 van de heer Van Klaveren. Onze bijdrage aan de ontwikkeling van de Palestijnse gebieden zie ik als positief. Ik wil deze motie daarom ontraden, want wij zullen doorgaan met de steun aan de Palestijnse Autoriteit.

    Op de motie op stuk nr. 382 van de heer Van Klaveren heb ik eigenlijk al een reactie gegeven. Wij zullen de nieuwe Palestijnse eenheidsregering op haar daden beoordelen. Ook deze motie moet ik dus ontraden.

    De voorzitter:
    Wil de heer Ten Broeke daar nog op reageren? Nee, dat is niet het geval.

    Ik dank de minister zeer voor de gegeven antwoorden.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    NH90-helikopter (AO d.d. 2/7)

    NH90-helikopter (AO d.d. 2/7)

    Aan de orde is het VAO NH90-helikopter (AO d.d. 2/7).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik heet de minister van Defensie van harte welkom.

    De heer Knops (CDA):
    Voorzitter. Het dossier NH90 is een aaneenschakeling van grote problemen. NH90 refereert aan 1990. We zijn nu ruim twintig jaar verder en het toestel kan nog niet vliegen zoals het oorspronkelijk bedoeld is. Dat gaat gepaard met grote kosten voor de Nederlandse overheid. Ik dien daarom de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de NH90 kampt met een groot aantal van ongeveer 100 tekortkomingen, variërend van ontwerpfouten tot assemblagefouten en verkeerde materiaalkeuzes;

    constaterende dat Defensie hierdoor geconfronteerd wordt met aanzienlijke extra kosten, zoals extra onderhoudslasten, meer benodigde reservedelen, alsmede inzet van extra Cougars, die bestemd waren voor verkoop;

    constaterende dat de regering de extra kosten van onderhoud en aanpassingen van de NH90 claimt bij de industrie, maar hierover nog geen overeenstemming heeft bereikt;

    verzoekt de regering, alle kosten van onderhoud en aanpassingen van de NH90 volledig te verhalen op de fabrikant,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Knops, Günal-Gezer en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 63 (25928).

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter. Omwille van de tijd begin ik maar meteen met het indienen van de motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het op dit moment onzeker is of de laatste zeven Nederlandse NH90-helikopters nog worden afgenomen;

    constaterende dat het niet duidelijk is wat de consequenties zijn indien de laatste zeven Nederlandse NH90-helikopters niet worden afgenomen, en wat specifiek de financiële consequenties, de gevolgen voor eventuele deelname aan militaire missies en de gevolgen voor opleiding van het personeel zijn;

    verzoekt de regering, inzichtelijk te maken wat de financiële, operationele en personele consequenties zijn indien de laatste zeven Nederlandse NH90-helikopters niet worden afgenomen en de Kamer daarover te informeren ruim voor de behandeling van de begroting 2015 van Defensie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 64 (25928).

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Voorzitter. De eerste motie op stuk nr. 63 van de heer Knops verzoekt de regering "alle kosten van onderhoud en aanpassingen van de NH-90 volledig te verhalen op de fabrikant". Ik heb de Kamer eerder deze week in het AO gezegd dat dit inderdaad de inzet is. Het wordt nu uitgewerkt. Ik ben voornemens om daar sluitende afspraken over te maken. Uiteindelijk geldt natuurlijk wel dat contracten leidend zijn en dat het juridisch ook allemaal mogelijk moet zijn. Als dat ook de geest van de motie is, laat ik het oordeel erover aan de Kamer, maar dan wel met die kanttekening erbij en de bevestiging hiervan van de heer Knops.

    De voorzitter:
    Meneer Knops, u wordt aangesproken door de minister met een vraag over de interpretatie die de minister geeft van uw motie.

    De heer Knops (CDA):
    Soms zijn dicta wat onduidelijk, maar in dit geval is het dictum volstrekt helder: volledig de kosten verhalen op de fabrikant. Dat staat er en volgens mij is dat volstrekt helder.

    De voorzitter:
    Dit leidt de minister niet tot een ander oordeel over de motie?

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Ik heb eerder gezegd dat dat de inzet is. Het is en het blijft de inzet. Het moet juridisch wel volledig sound en proof zijn. Daar maken we nu sluitende afspraken over. Met die kanttekening zeg ik: ik laat het oordeel aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Goed. Uw oordeel over de tweede motie graag.

    Minister Hennis-Plasschaert:
    De tweede motie op stuk nr. 64 van de heer Sjoerdsma verzoekt de regering om "inzichtelijk te maken wat de financiële, operationele en personele consequenties zijn". Ook het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer. Natuurlijk ben ik daartoe graag bereid. Wij hebben hier eerder deze week over gesproken. Als het betekent dat ik de Kamer verder inzicht moet verlenen in de verplichtingen die reeds zijn aangegaan, dan ben ik daartoe van harte bereid. Ik laat het oordeel dus aan de Kamer.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Ik dank de minister voor haar antwoorden.

    Ik stel voor om vanavond of vannacht over deze moties te stemmen.

    MIVD

    MIVD

    Aan de orde is het VAO MIVD (AO d.d. 2/7).


    Termijn inbreng

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Voorzitter. Ik heb twee moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de Kamer van mening is dat de regering expliciet als voorwaarde voor het delen van inlichtingen moet stellen dat deze niet gebruikt mogen worden voor illegale targeted killings;

    constaterende dat er aanwijzingen zijn dat Nederlandse inlichtingen mogelijk zijn gebruikt voor targeted killings door de VS, bijvoorbeeld door middel van aanvallen met bewapende drones;

    van mening dat het van groot belang is dat er duidelijkheid over komt of door Nederland gedeelde inlichtingen zijn gebruikt voor illegale targeted killings door de VS;

    verzoekt de regering, in contact te treden met de Amerikaanse autoriteiten om hier opheldering over te vragen en de Kamer hierover te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 109 (29924).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het veiligheidsonderzoek bij Defensie bijdraagt aan de nationale veiligheid, maar dat het ertoe kan leiden dat de verklaring van geen bezwaar (vvgb) van een militair wordt ingetrokken;

    van mening dat een rigide uitvoering van het vvgb-beleid tot onrechtvaardige en onbedoelde uitkomsten leidt waarbij militairen hun baan verliezen;

    constaterende dat de minister in de beleidsregel een aantal misdrijven benoemt die automatisch leiden tot intrekking van de vvgb en daarbij geen rekening houdt met verzachtende omstandigheden;

    constaterende dat de minister van Defensie gaat kijken of meer maatwerk mogelijk is in het vvgb-beleid;

    verzoekt de regering, als uitgangspunt te nemen dat een vvgb kán worden ingetrokken, in plaats van dat hij móét worden ingetrokken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 110 (29924).

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Voorzitter. De motie op stuk nr. 109 gaat over de targeted killings waarover we in dit huis al veel met elkaar hebben gesproken en uiteraard ook nog veel met elkaar zullen spreken. Ik heb eerder deze week en ook al daarvoor aangegeven dat we altijd in dialoog zijn met de Amerikanen, en dat we ook over de inzet van drones praten. Het probleem is alleen dat ik over de inhoud van deze vergelijkbare gesprekken in het openbaar niets kan zeggen. Dat is geen kwestie van onwil, maar gewoon een kwestie van niet kunnen. Daarom wil ik deze motie dan ook ontraden.

    In de motie op stuk nr. 110 wordt de regering verzocht, als uitgangspunt te nemen dat een verklaring van geen bezwaar (vvgb) kan worden ingetrokken in plaats van dat zij moet worden ingetrokken. Ik zou niet willen voorstellen om het principe te verlaten, maar ik stel wel voor om per geval naar dat maatwerk te kijken. Dat heb ik de Kamer toegezegd. Ik kom ook uitgebreid bij de Kamer terug met dat voorstel voor maatwerk. Dus helaas wil ik ook deze motie ten zeerste ontraden.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Ik stel voor, later deze dag of morgenochtend over deze moties te stemmen.

    Informatievoorziening en ICT bij Defensie (AO d.d. 02/07)

    Informatievoorziening en ICT bij Defensie (AO d.d. 02/07)

    Aan de orde is het VAO Informatievoorziening en ICT bij Defensie (AO d.d. 02/07).


    Termijn inbreng

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter. Deze week hadden wij een serie pittige debatten met minister Hennis over de serieuze problemen waar haar ministerie mee kampt. Het is een lawine aan problemen. Bij ICT is het alarmfase rood. Deze motie is een stevig signaal dat de minister met betrekking tot het ICT-debacle snel orde op zaken moet stellen. Anderhalf jaar lang wist de minister niet van dit probleem, terwijl het al jaren bestond. Mijn fractie wil dat de minister dit serieus neemt en snel weer in control komt. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er ernstige tekortkomingen zijn in de informatievoorziening en ICT bij het ministerie van Defensie, te weten een gebrekkige infrastructuur, onvoldoende reservecapaciteit, verouderde systemen en het ontbreken van een visie;

    constaterende dat er tevens sprake is van ernstige tekortkomingen in de aansturing, te weten een ineffectieve besturing en verstoorde verhoudingen;

    constaterende dat deze problematiek leidt tot grote risico's voor de bedrijfsvoering en operaties van het ministerie van Defensie;

    constaterende dat deze problematiek al vele jaren speelt, daarover ook signalen en indicaties zijn ontvangen, maar dat de minister pas na anderhalf jaar van ernst en omvang van deze problemen op de hoogte werd gesteld;

    verzoekt de regering, weer "in control" te komen door met een plan van aanpak inclusief een kostenoverzicht te komen om de problemen bij de informatievoorziening en ICT van het ministerie van Defensie op te lossen;

    verzoekt de regering tevens, dit voor Prinsjesdag 2014 aan de Kamer te doen toekomen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Eijsink, Knops en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 30 (31125).

    Mevrouw Eijsink (PvdA):
    Voorzitter. Naar aanleiding van het debat dat gisteravond is gevoerd over de ICT bij Defensie dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de defensie-IV/ICT-infrastructuur van vitaal en strategisch belang is voor het functioneren van de krijgsmacht en zijn ketenpartners en het goed functioneren van de IV/ICT essentieel is voor de veiligheid voor de mannen en vrouwen in militaire operaties;

    constaterende dat de continuïteit van de defensie-IV/ICT-infrastructuur op dit moment niet kan worden gegarandeerd door ernstige technische tekortkomingen en snelle actie nodig is om de defensie-IV/ICT-infrastructuur op orde te krijgen;

    constaterende dat een visie over de defensie-IV/ICT zo spoedig mogelijk nodig is om een duidelijk beeld te krijgen wat de IV/ICT-behoeftes zijn, hoe een innovatieve en stabiele IV/ICT in de toekomst wordt gegarandeerd en welke partijen daarbij een rol spelen;

    constaterende dat de kennis en expertise op het terrein van IV/ICT onvoldoende bij Defensie aanwezig zijn om zelf de problemen om dit terrein op te lossen en dat daarom de markt intensiever betrokken moet worden bij het oplossen van de continuïteitsproblemen en het opstellen van de visie;

    van mening dat in lopende aanbestedingen voor nieuw materieel met een hoog IV/ICT-gehalte zoals VOSS geen onomkeerbare stappen kunnen worden genomen totdat Defensie de IV/ICT-visie heeft afgerond;

    verzoekt de regering om voor november 2014 de defensie-IV/ICT-visie afgerond te hebben, tot die tijd geen onomkeerbare stappen te maken in lopende relevante aanbestedingen, met spoed de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de gehele IV/ICT te garanderen en de kennis en expertise van de markt zoveel mogelijk te gebruiken in alle hiervoor genoemde processen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Eijsink, Sjoerdsma en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 31 (31125).

    De heer Knops (CDA):
    Voorzitter. Ik begin met het indienen van de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de IV/ICT bij Defensie een puinhoop is;

    van mening dat de Kamer veel te laat geïnformeerd is over de problematiek, hetgeen ernstig is en niet voor herhaling vatbaar;

    overwegende dat Defensie de afgelopen tien jaar niet in staat is gebleken zelf adequaat grote ICT-trajecten te managen en te implementeren;

    constaterende dat Defensie voornemens is het huis van de IV/ICT op orde te brengen en dat wederom in eigen regie wenst te doen, voordat zij overgaat tot uitbesteding van de IV/ICT;

    overwegende dat voorkomen moet worden dat Defensie fouten uit het verleden herhaalt door opnieuw zelf de IV/ICT-problemen op te lossen en dat daarom de markt intensiever dan voorheen betrokken moet worden bij het oplossen van de continuïteitsproblemen, het opstellen van de visie en de herijking van het outsourcingstraject;

    overwegende dat zowel grootbedrijven als de Duitse Bundeswehr in vergelijkbare situaties dergelijke grote transitieprocessen uitbesteed hebben en in aanneming hebben gegeven, met goede resultaten binnen tijd en binnen budget;

    verzoekt de regering, naast de voorgestane aanpak, de mogelijkheden te onderzoeken om het transitieproces uit te besteden aan een marktpartij en de Kamer over de uitkomsten hiervan uiterlijk 1 oktober aanstaande te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Knops, Sjoerdsma en Eijsink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 32 (31125).

    U wilde ook nog iets zeggen, begrijp ik.

    De heer Knops (CDA):
    Ik wil de minister een vraag stellen die in het debat van gisteren niet aan de orde is gekomen. Is de minister bekend met enige vorm van fraude of malversaties rond de kostenoverschrijdingen van de IV/ICT-projecten van de afgelopen tijd?

    De vergadering wordt van 22.11 uur tot 22.15 uur geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Voorzitter. In de motie-Sjoerdsma c.s. op stuk nr. 30 wordt de regering verzocht om weer "in control" te komen. Dat heb ik inderdaad zelf ook voorgesteld, met een plan van aanpak inclusief een kostenoverzicht. Dat spreekt voor zich. Mede daarom heb ik gisteren gezegd dat ik graag bereid ben om eind september een rapportage naar de Kamer te sturen, waarin ik zo veel mogelijk de te nemen stappen zal schetsen. Daarbij zal ik ook zo veel mogelijk de kosten in kaart brengen. Ik heb wel het gevoel dat er nu overvraagd wordt. De vraag is namelijk het plan van aanpak voor Prinsjesdag aan de Kamer te doen toekomen. Ik vraag om ruimte om dingen zorgvuldig door te lopen en om zaken met marktpartijen te kunnen afstemmen. Daar is tijd voor nodig. Er wordt mij gevraagd om de druk op te voeren en tijdpaden in te laten krimpen. Ik snap de wens tot handelen. Ik snap ook de urgentie. Die opvatting deel ik, maar ik heb gisteren toegezegd om eind september een rapportage te sturen. Ik wil daar heel graag aan vasthouden, juist met het oog op de zorgvuldigheid. Gelet op de wijze waarop het nu wordt geformuleerd, zou ik op voorhand teleurstellingen creëren. Die tussenrapportage komt eraan. Daarin zullen de maatregelen worden geschetst en zullen zo veel mogelijk de kosten worden weergegeven. Ik moet de motie dus ontraden.

    De voorzitter:
    De heer Van Dijk is een van de ondertekenaars.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Ik heb een verhelderende vraag. Begrijp ik het goed dat de minister de motie ontraadt omdat er staat "voor Prinsjesdag", terwijl zij de voorkeur geeft aan eind september? Dat is dus het breekpunt?

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Ik heb gisteren al toegezegd om met een tussenrapportage te komen waarin zo veel mogelijk maatregelen worden geschetst. Ik zeg "zo veel mogelijk", want het zal ook een dynamisch proces zijn, waarbij maatregelen op een later moment in een bepaalde fasering aan de orde komen. Daarbij zal ik zo veel mogelijk de kosten aangeven. Dan heeft het niet veel zin om nu te gaan jagen en te zeggen dat het weer naar voren moet worden getrokken en dat het een totaal plan van aanpak moet zijn, inclusief de kosten. Als we het kunnen laten bij de toezegging die ik gisteren heb gedaan, dan zijn we het volledig met elkaar eens.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Maar het verschil zit hem er dus in dat de minister zegt "eind september", terwijl in de motie staat "voor Prinsjesdag"?

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Het verschil zit hem erin dat met de woorden "plan van aanpak" wordt gesuggereerd dat ik eind september, of voor Prinsjesdag zelfs, een volledig plan van aanpak heb. Daarmee wordt voorbijgegaan aan de realiteit dat er ook een fasering zit in het proces. Ik wil maatregelen en vervolgstappen schetsen. Als ik de motie zo mag lezen dat dit wordt bedoeld met een "plan van aanpak" en als "voor Prinsjesdag" kan worden losgelaten, dan zijn we het wellicht met elkaar eens.

    De voorzitter:
    Graag kort, mijnheer Sjoerdsma.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Ik houd het heel kort, omdat we nu dreigen in een semantische discussie terecht te komen.

    De voorzitter:
    Nee, we komen in een onderhandelingsproces terecht.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Ook dat voelt een beetje ongemakkelijk. Met "een plan van aanpak" bedoel ik een plan waarin de minister laat zien hoe zij dit probleem onder controle krijgt. Hoe zij dat vervolgens invult, met maatregelen of met kosten, laat ik graag aan de minister. Als zij iets langer nodig heeft, tot kort na Prinsjesdag, ben ik bereid iets meer tijd te geven. Maar ik wil echt dat het plan van aanpak ons ervan kan overtuigen dat dit probleem door deze minister kan worden opgelost.

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Dan zijn we terug bij de toezegging van gisteravond. Als ik de motie op die manier kan lezen en de strekking daarvan vergelijkbaar is met de toezegging van gisteravond, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Is het oordeel Kamer of zegt de heer Sjoerdsma: ik trek mijn motie in? Ik constateer dat hij de motie niet intrekt. Dan wordt het oordeel overgelaten aan de Kamer.

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Ik ben vanavond heel soepel, voorzitter.

    Ik kom op de motie-Eijsink c.s. op stuk nr. 31. Die motie is sympathiek. Daarin staat wel dat in lopende aanbestedingen voor nieuw materieel met een hoog IV/ICT-gehalte zoals VOSS geen onomkeerbare stappen kunnen worden genomen. Dat behelst zo ongeveer een verwervingsstop, althans gelet op de wijze zoals het nu is geformuleerd. Als we dat kunnen veranderen in "lopende aanbestedingen voor nieuwe ICT/IV-infrastructuur" en daarbij het thema waarover we gisteren een debat hebben gevoerd, kunnen uitsluiten, kan ik de motie aan het oordeel van de Kamer overlaten.

    Mevrouw Eijsink (PvdA):
    Het tekstvoorstel gaat mij iets te snel. Ik zou het graag nog een keer van de minister willen horen. Zij stelt voor om het VOSS-project hier niet in op te nemen, als ik haar goed beluister. Ik vraag de minister om dit verder uitgewerkt mee te nemen in de brief die de Kamer nog krijgt, want het VOSS-project moet nog naar de Kamer toe. Ik zou de minister nog een keer daarover willen horen. Dan kan ik bezien of ik de motie wil aanpassen.

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Ik heb gisteren al gezegd dat ik een separate brief zal sturen over VOSS. De brief laat nog even op zich wachten. Eerst komt die separate brief. Ik ben bereid om te zeggen dat ik ten aanzien van VOSS nu geen onomkeerbare stappen wil zetten. Als het nu in de motie blijft staan, betekent dat in feite een verwervingsstop, omdat in bijna alle materieelprojecten een grote IV/ICT-component is terug te vinden. Ik zou de motie dus zo willen aanpassen dat de woorden "voor nieuw materieel met een hoog IV/ICT gehalte zoals VOSS" worden vervangen door "van IV/ICT-infrastructuur".

    Mevrouw Eijsink (PvdA):
    Met de toezegging dat hierop in de aparte brief over VOSS verder wordt ingegaan, zal ik overwegen om de motie aan te passen.

    De voorzitter:
    Wij zien in de loop van de avond nog wel hoe dat loopt.

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Over de aangepaste motie laat ik het oordeel aan de Kamer, maar ik ontraad de aanneming van de niet-aangepaste motie, omdat ik daarmee echt een verwervingsstop tegemoet kan zien. Dat kan Defensie zich niet veroorloven.

    Dan kom ik op de motie-Knops c.s. op stuk nr. 32. Wij kijken naar alles, dus ook naar het uitbesteden van het transitieproces. Het is niet voor niets dat wij de HDBV in die positie hebben gebracht. Ik ben graag bereid om daarnaar te kijken en de Kamer daarover te informeren. Ik doe mijn best om dat al mee te nemen in de voortgangsrapportage, maar ik zou ook tegen de heer Knops willen zeggen dat het van belang is dat het zorgvuldig gebeurt en dat wij het met marktpartijen interdepartementaal doen. Dat kan tijd kosten en daarmee kan de deadline worden overschreden die hier wordt genoemd. Maar nogmaals, het is de bedoeling om dat als spec mee te nemen in de voortgangsrapportage waarover wij net spraken en die ik u eind september zal doen toekomen. Als de heer Knops daarmee kan leven, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. Er werd een vraag gesteld die ik niet helemaal kan plaatsen. Fraude is een breed begrip, dus ik wil ook weten in relatie waartoe precies.

    De voorzitter:
    De minister stelt eigenlijk twee vragen aan de heer Knops. Dat is een beetje gevaarlijk. Wij gaan hier niet opnieuw het debat voeren, maar ga uw gang.

    De heer Knops (CDA):
    Zojuist, in reactie op een eerdere motie, wilde de minister een week respijt. Nu heb ik al een datum van 1 oktober opgenomen. Dat lijkt mij buitengewoon redelijk. Die datum ligt namelijk na de toegezegde voortgangsrapportage.

    Wat de fraude betreft was mijn vraag of de minister bekend is met enige vorm van fraude of malversatie rond het uitbesteden van IV/ICT-projecten die de afgelopen jaren hebben gespeeld, en dat in relatie tot de grote kostenoverschrijdingen. Ik kijk naar de voorzitter, want die weet precies hoe dat de afgelopen tijd bij ICT-projecten is gegaan.

    De voorzitter:
    De voorzitter zit alleen maar voor.

    De heer Knops (CDA):
    Nou, die weet dat ook.

    Minister Hennis-Plasschaert:
    De afgelopen vijf jaar is er van grote investeringen geen sprake geweest op het gebied van de IV/ICT waarover wij het nu hebben. Signalen over fraude heb ik ook niet gekregen. Dat is nu precies waarom wij problemen hebben: er is groot gebrek geweest aan moderniseringsinvesteringen. Ik ben nog steeds op zoek naar wat de heer Knops precies bedoelt, maar als hij zegt "zoek uit of er iets mis is in het departement ten aanzien van fraude", ben ik daartoe natuurlijk meer dan bereid, want ik vermoed dat het ergens vandaan komt.

    De heer Knops (CDA):
    De minister doet nu een toezegging waarom ik niet gevraagd heb. Ik heb de minister gevraagd of zij op de hoogte is van, c.q. bekend is met fraude rondom de uitgaven die de afgelopen tijd gedaan zijn voor IV/ICT, bij het inhuren van derden. Die zijn wel aanzienlijk

    Minister Hennis-Plasschaert:
    Nee, maar uw vraag geeft mij aanleiding om daar navraag naar te doen.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van dit VAO. Ik dank de minister van Defensie, niet alleen voor haar aanwezigheid, maar ook voor de gegeven antwoorden.

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    Mevrouw Leijten (SP):
    Voorzitter. Ik heb verzuimd hier een signaal te geven dat de commissie VWS gistermiddag heeft besloten om een schriftelijk overleg te voeren. Er zijn snel vragen ingediend en het ministerie heeft heel hard gewerkt om vandaag met antwoorden te komen. Wij hebben afgesproken om zo mogelijk een VSO te houden voor het sluiten van ons vergaderjaar. Het gaat immers over inkoopregels voor langdurige zorg. Dat gaat nu starten en dat kunnen wij niet in september afdoen. Daarom wil ik graag het verslag van het schriftelijk overleg agenderen om een motie in te kunnen dienen.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat geen der leden bezwaar heeft tegen dit voorstel. Dan is aldus besloten. Het VSO wordt toegevoegd aan de agenda.

    Stelselherziening/Transitie jeugdzorg

    Stelselherziening/Transitie jeugdzorg

    Aan de orde is het VAO Stelselherziening/Transitie jeugdzorg (AO d.d. 25/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik heet de bewindslieden van harte welkom.

    Mevrouw Siderius (SP):
    Voorzitter. Wij hebben met elkaar gesproken over de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten. De SP heeft aandacht gevraagd voor de positie van de GGD. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij aan de gemeenten een handreiking functioneel ontwerp heeft gegeven voor de toegangsfunctie voor de jeugdzorg. Daarin zit echter geen verplichting voor gemeenten om de GGD in te schakelen. Daarom dient de SP de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd het opvallend vindt dat — ondanks de sterke positie van de GGD in het gemeentelijk veld — de samenwerking met de GGD niet overal deel uitmaakt van de inrichting van de toegangsfunctie tot de jeugdzorg en de relatie met de jeugdgezondheidszorg niet overal is gelegd, terwijl het hier gaat om een bestaande gemeentelijke verantwoordelijkheid;

    overwegende dat juist de jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen van de GGD van groot belang zijn bij het in beeld brengen van kinderen en gezinnen die ondersteuning nodig hebben en tevens van groot belang zijn bij vroegtijdige signalering, het in behandeling nemen van meldingen en doorverwijzingen te regelen waar nodig;

    verzoekt de regering om de gemeenten te verplichten om de GGD te betrekken bij de inrichting en uitvoering van de toegangsfunctie tot de jeugdzorg,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 394 (31839).

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat jeugdzorgcliënten tijdig geïnformeerd moeten worden over het verwerken van hun persoonsgegevens willen zij succesvol gebruik kunnen maken van hun recht om hier verzet tegen aan te tekenen;

    constaterende dat de huidige jeugdzorgcliënten momenteel nog niet zijn geïnformeerd over de op handen zijnde decentralisatie van de jeugdzorg en de daarmee gepaard gaande eenmalige gegevensoverdracht;

    verzoekt de regering om de huidige jeugdzorgcliënten uiterlijk voor 1 augustus 2014 te informeren over de decentralisatie van de jeugdzorg in het algemeen en de daarmee gepaard gaande eenmalige gegevensoverdracht in het bijzonder,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 395 (31839).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de verwijsindex risicojongeren inclusief de nieuwe gezinsfunctionaliteit inbreuk maakt op de privacy van jeugdzorgcliënten én hun families;

    overwegende dat een melding in de verwijsindex risicojongeren daarom altijd een doel moet dienen dat proportioneel is aan deze inbreuk op de privacy;

    constaterende dat bij sommige jeugdzorgaanbieders de praktijk ontstaat om cliënten bij registratie automatisch te verzoeken om toestemming voor een melding bij de verwijsindex risicojongeren, ongeacht de toegevoegde waarde hiervan voor de behandeling van de individuele cliënt;

    verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de frequentie waarmee het voorkomt dat jeugdzorgcliënten generiek om toestemming wordt gevraagd door jeugdzorgaanbieders voor een melding in de verwijsindex risicojongeren, de toegevoegde waarde en proportionaliteit hiervan, en de Tweede Kamer voor de ingangsdatum van de Jeugdwet over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 396 (31839).

    Mevrouw Bergkamp (D66):
    Voorzitter. Ik heb twee moties, voor iedere bewindspersoon één.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het kader van de transitie jeugdzorg regiotafels zullen worden georganiseerd om op regionaal niveau knopen door te hakken en besluiten te nemen om de voortgang van de voorbereiding op de transitie te bespoedigen;

    van mening dat ouders nauw betrokken moeten worden bij de decentralisatie van de jeugdzorg;

    verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat bij de regiotafels jeugdzorg ook ouderorganisaties worden uitgenodigd,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 397 (31839).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat met ingang van 1 januari 2015 gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg en dat zij in dat kader veel privacygevoelige informatie moeten verwerken;

    overwegende dat het volgens het College bescherming persoonsgegevens niet wenselijk is dat het opslaan van deze gegevens onderdeel is van een lerende praktijk;

    constaterende dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten thans vijf of zes dominante modellen voor gegevensverwerking in de Jeugdwet ontwikkelt;

    verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat de modellen voor gegevensverwerking uiterlijk voor 1 september 2015 zijn getoetst door het CBP,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, Schouw en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 398 (31839).

    De heer Voordewind van de fractie van de ChristenUnie staat ook op de lijst, maar is niet aanwezig. Dan is hiermee een einde gekomen aan de inbreng van de Kamer. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Van Rijn:
    Voorzitter, ik geef van mijn kant een duiding van de motie-Siderius op stuk nr. 394 en de motie-Bergkamp/Ypma op stuk nr. 397. De motie van mevrouw Siderius gaat over de GGD's. Ik heb tijdens het debat al aangegeven dat ik het belang onderschrijf van een goede aansluiting van de GGD's bij de hele ontwikkeling van de jeugdzorg en de jeugdhulp.De jeugdgezondheidszorg wordt alle kinderen en jongeren op verschillende leeftijden aangeboden. Men heeft er dus een goed beeld van wat er speelt in stad, wijk en buurt. Dit is informatie die onmisbaar is voor een integrale aanpak. In de brief die ik binnenkort hoop te schrijven over de positie van de GGD's, wil ik aangeven dat het belangrijk is om de GGD een belangrijke rol te geven bij de hele ontwikkeling van het jeugdbeleid.

    De motie van mevrouw Siderius gaat mij net een stapje te ver, want daarin wordt de regering gevraagd om de gemeenten te verplichten om de GGD te betrekken bij de inrichting en de uitvoering van de toegangsfunctie. Ik denk dat elke gemeente nu bezig is met nadenken over de manier waarop die toegangsfunctie wordt vormgegeven. Ik vind het heel belangrijk dat de gemeenten daarbij ook de kennis en kunde van de GGD betrekken, maar het gaat mij een stapje te ver om de gemeenten te verplichten om hun eigen gemeentelijk dienst — want de GGD is een eigen gemeentelijke dienst — te betrekken bij de inrichting en de uitvoering van de toegangsfunctie tot de jeugdzorg. Ik onderschrijf de bedoelingen van de motie. Ik zal in de brief die ik aan de gemeenten zal schrijven over de positie van de GGD, dit punt ook nog eens extra benadrukken. Die brief gaat uit voor de zomer. Voor het zomerreces zal het bijna niet meer lukken. Deze motie gaat mij echter een stapje te ver. Om die reden ontraad ik haar.

    De motie-Bergkamp/Ypma op stuk nr. 397 gaat over het betrekken van ouders bij de decentralisatie van de jeugdzorg. Ik heb tijdens het debat aangegeven hoe belangrijk het is om ouders te betrekken bij de ontwikkeling van het beleid. Ik vind het goed dat niet wordt geregeld op welk niveau dat plaatsvindt. Soms gebeurt dit namelijk op regionaal niveau en soms op gemeentelijk niveau. De regering wordt echter verzocht om zich ervoor in te zetten dat bij de regiotafels voor de jeugdzorg ook ouderorganisaties worden uitgenodigd. Als ik mag uitleggen dat dit niet alleen bij de regiotafels mogelijk is, maar ook bij de vormen die de gemeente kiest, dan wil ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

    De voorzitter:
    U geeft een interpretatie waarin de indieners zich moeten vinden. Is dat het geval, mevrouw Bergkamp?

    Mevrouw Bergkamp (D66):
    Ik kan mij vinden in de interpretatie die de staatssecretaris geeft.

    De voorzitter:
    Prima.

    Staatssecretaris Teeven:
    Voorzitter. Ik begin met de motie-Van Tongeren/Bergkamp op stuk nr. 395. Die motie moet ik ontraden. Het is al geregeld dat het informeren van de cliënten via de branches gebeurt. De staatssecretaris van VWS en ik hebben die gegevens lang niet allemaal. Wij zullen er in onze contacten wel op aandringen om dat zo snel mogelijk te laten gebeuren via de branches. Maar 1 augustus is een zeer ambitieuze datum om dat op die manier te doen. Het gebeurt op dit moment al wel, maar het is niet haalbaar om dit allemaal op 1 augustus gereed te hebben. Om die reden moet ik deze motie ontraden.

    De voorzitter:
    Mevrouw Van Tongeren, alleen een toelichtende vraag graag.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Ik wil aankondigen dat wij de motie gaan aanhouden, nu de staatssecretaris een driekwart toezegging doet. Wij zullen bekijken of dit inderdaad voldoende is. Dan kunnen wij op een later moment besluiten deze motie alsnog in stemming te brengen.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (31839, nr. 395) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Teeven:
    In de motie-Van Tongeren op stuk nr. 396 wordt de regering verzocht een onderzoek in te stellen naar de frequentie met betrekking tot de verwijsindex risicojongeren. Uiterlijk 1 januari zal de Kamer een evaluatie ontvangen van de verwijsindex risicojongeren. Het meenemen van die vraag in de evaluatie is overigens al toegezegd tijdens het algemeen overleg van 25 juni jongstleden. Een toevoeging vóór 1 januari, zoals in deze motie wordt gevraagd, gaat niet lukken, maar het gaat wel gebeuren. Dat is conform de toezegging tijdens het algemeen overleg van 25 juni. Wellicht dat mijn toelichting op dit punt voor mevrouw Van Tongeren ook aanleiding is voor een nader oordeel.

    De voorzitter:
    Ik zie mevrouw Van Tongeren al ja knikken.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (31839, nr. 396) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 397 was reeds van een advies voorzien. We komen bij de motie op stuk nr. 398.

    Staatssecretaris Teeven:
    Die motie is van mevrouw Bergkamp en anderen. Daarin wordt de regering verzocht, zich ervoor in te zetten dat de modellen voor gegevensverwerking uiterlijk voor 1 september 2014 zijn getoetst door het CBP. Het oordeel over deze motie laat het kabinet graag aan de Kamer. Wij zullen met de VNG in gesprek gaan over de vraag of de genoemde datum haalbaar is. Het feit dat toetsing plaatsvindt door het College bescherming persoonsgegevens stuit bij ons niet op verzet. De genoemde datum is dus wel problematisch. Als mevrouw Bergkamp, mij gehoord hebbend, iets kan zeggen over de datum, dan laten we het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    Mevrouw Bergkamp (D66):
    Zal ik er 1 oktober van maken, om iets meer ruimte te geven?

    Staatssecretaris Teeven:
    Dat is een beetje "zunig". Laten we er 15 oktober 2014 van maken.

    De voorzitter:
    Ik zei al eerder dat we vanavond midden in de onderhandelingen zitten.

    Mevrouw Bergkamp (D66):
    Deal, 15 oktober.

    De voorzitter:
    Eenmaal, andermaal, geregeld.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Ik dank de bewindslieden voor de gegeven antwoorden. Ik stel voor, vanavond dan wel vannacht over de ingediende moties te stemmen.

    Verspilling in de zorg

    Verspilling in de zorg

    Aan de orde is het VAO Verspilling in de zorg (AO d.d. 05/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik heet de minister van VWS van harte welkom.

    Het woord is aan de heer Van Gerven. Gaat u uw gang.

    De heer Van Gerven (SP):
    Dat zullen we doen, voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de werkloosheid onder medisch specialisten toeneemt;

    van mening dat het verspilling van kennis, kunde, expertise en opleiding is dat afgestuurde medisch specialisten niet aan een baan kunnen komen;

    verzoekt de regering, samen met ziekenhuizen een actieplan te ontwikkelen, waarin voorwaarden gesteld worden om afgestudeerde medisch specialisten van een baangarantie te voorzien,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 8 (33654).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de invoering van de dbc's en DOT's in de ziekenhuizen geleid heeft tot upcoding, fraude en wanstaltige controlebureaucratie;

    verzoekt de regering, een verzoek te doen aan ziekenhuizen om een experiment ziekenhuisbekostiging te starten waarvan het verrichtingenstelsel geen deel uitmaakt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 9 (33654).

    Mevrouw Klever (PVV):
    Voorzitter. Ik wil de volgende motie indienen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat verspilling in de zorg gekwantificeerd kan worden tot 8 miljard euro;

    constaterende dat noch in het Kunduzakkoord, noch in het regeerakkoord-Rutte II, het eerste zorgakkoord, het herfstakkoord, het zorgconvenant of het tweede zorgakkoord verspilling wordt opgevoerd als dekking in de financiële bijlagen, hoewel er vaak wel in de teksten over gesproken wordt;

    verzoekt de regering, een bedrag voor verspilling in te boeken en andere zorgbezuinigingen navenant te schrappen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Klever en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 10 (33654).

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Schippers:
    Voorzitter. In de motie-Van Gerven … er gaat iets mis met dit apparaat.

    De voorzitter:
    U hebt hier een vorige keer al een licht traumatische ervaring opgedaan, begrijp ik.

    Minister Schippers:
    Ja, ik heb iets met de apparaten in dit gebouw.

    De voorzitter:
    Maar volgens mij gaat het nu goed.

    Minister Schippers:
    In zijn motie op stuk nr. 9 verzoekt de heer Van Gerven de regering, de ziekenhuizen te vragen om een experiment ziekenhuisbekostiging te starten waar het verrichtingenstelsel geen deel van uitmaakt. Qua bekostiging is echter al heel veel mogelijk. In sommige ziekenhuizen worden met individuele verzekeraars al lumpsumafspraken gemaakt op basis van de populatie die wordt verwacht. Het veld zoekt daarin een eigen weg en het bekostigingssysteem maakt dat mogelijk. Er kan dus al heel veel. In de praktijk is het gevraagde al mogelijk en daarom wil ik deze motie ontraden.

    In de motie op stuk nr. 10 vragen mevrouw Klever en mevrouw Agema een bedrag voor verspillingen in te boeken. Wij willen ook graag minder bureaucreatie en hebben daarom bureaucratie, verspilling en fraude onder één titel gebracht. Daar hebben we akkoorden over gesloten en daar zijn bedragen aan gekoppeld. Het lijkt mij dat wij deze motie niet moeten willen. Ik ontraad haar dan ook.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Wij zullen vanavond of vannacht over de moties stemmen.

    Bekostiging langdurige intramurale ggz

    Bekostiging langdurige intramurale ggz

    Aan de orde is het VSO over de voorgenomen aanwijzing over bekostiging langdurige intramurale op behandeling gerichte ggz en de toepasbaarheid van het macrobeheersinstrument (30597, nr. 450).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik zie dat mevrouw Leijten het woord zal voeren en niet de heer Van Gerven.

    Mevrouw Leijten (SP):
    Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de langdurige geestelijke gezondheidszorg naar de Zorgverzekeringswet wordt overgeheveld met als doel deze risicodragend te laten uitvoeren door zorgverzekeraars;

    van mening dat de zeer kwetsbare doelgroep die langdurige geestelijke gezondheidszorg nodig heeft zich niet leent voor de schadelastprincipes van de zorgverzekeraars;

    verzoekt de regering, de langdurige geestelijke gezondheidszorg niet over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 455 (30597).

    Mevrouw Bruins Slot (CDA):
    Voorzitter. Het CDA is geen voorstander van de overheveling van langdurige geestelijke gezondheidszorg naar de Zorgverzekeringswet. Nu dit wel gebeurt, is het CDA van mening dat dit zo zorgvuldig mogelijk moet gebeuren. De groep cliënten in de geestelijke gezondheidszorg is extra kwetsbaar voor veranderingen en de regering voert op korte termijn twee grote wijzigingen door. Eerst wordt een driejaarstermijn ingevoerd en vervolgens worden objectieve en onafhankelijke criteria ontwikkeld. Het CDA wil dat er gelijk objectieve en onafhankelijke criteria worden ontwikkeld, waarna de zorg kan worden overgeheveld. Daarom dienen wij de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat cliënten in de langdurige geestelijke gezondheidszorg een kwetsbare groep vormen;

    overwegende dat wijzigingen in de langdurige geestelijke gezondheidszorg op basis van onafhankelijke en geoperationaliseerde criteria dient plaats te vinden;

    van mening dat de tijdelijke oplossing van een driejaarsgrens een te arbitraire grens is;

    verzoekt de minister, de langdurige geestelijke gezondheidszorg pas over te hevelen nadat objectieve inhoudelijke criteria ontwikkeld en geoperationaliseerd zijn,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 456 (30597).

    De voorzitter:
    Mevrouw Bergkamp ziet af van haar inbreng.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Schippers:
    Voorzitter. De motie-Leijten op stuk nr. 455 ontraad ik. Hierin wordt de suggestie gewekt dat het nu heel goed geregeld is, maar momenteel houdt de verkeerdebeddenproblematiek heel veel gewenste ontwikkelingen tegen. Daarom ontraad ik de motie.

    In de motie-Bruins Slot/Keijzer op stuk nr. 456 wordt de regering verzocht, de langdurige ggz pas over te hevelen nadat objectieve inhoudelijke criteria ontwikkeld en geoperationaliseerd zijn. De huidige obstakels gelden al een tijd. In al die tijd is dat niet gebeurd. Ik denk dat het onverstandig is om dit zo te formuleren, want dan gebeurt het namelijk met sint-juttemis. Daarom ontraad ik deze motie.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Ik stel voor, vanavond of vannacht over de ingediende moties te stemmen.

    Daartoe wordt besloten.

    Pakketmaatregelen

    Pakketmaatregelen

    Aan de orde is het VAO Pakketmaatregelen (AO d.d. 02/07).


    Termijn inbreng

    Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
    Voorzitter. Bij het AO over de pakketmaatregelen is aan de orde gekomen dat delen vanuit de langdurige zorg naar de zorgverzekeraars overgaan. Ik dien de volgende motie in over de ggz.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het cruciaal is, de besluitvorming rond de overheveling van de langdurige ggz voor het einde van de zomer af te ronden om zodoende cliënten tijdig duidelijkheid te geven en partijen voldoende tijd te geven om de inkoop voor 2015 vorm te geven;

    overwegende dat dient te worden voorkomen dat in korte tijd meerdere malen met kwetsbare cliënten wordt geschoven;

    verzoekt de regering, de driejaarsgrens niet te laten gelden voor mensen die op 31 december 2014 al een zzp GGZ-B hebben in de AWBZ, maar deze mensen op 1 januari 2015 rechtstreeks over te laten gaan naar de Wlz,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 525 (29689).

    Mevrouw Bruins Slot heeft een toelichtende vraag.

    Mevrouw Bruins Slot (CDA):
    Inderdaad. Deze motie ziet op ggz-patiënten die behandeling krijgen, maar er is ook een zeer kwetsbare groep chronische ggz-patiënten: de C-categorie. Met die patiënten gaat nu ook geschoven worden. Zij gaan van de AWBZ naar de Wmo en kunnen daarna weer terug naar de Wet langdurige zorg. Waarom kan dat gejojo voor die groep wel en voor de groep die mevrouw Dijkstra in de motie aanstipt, niet?

    Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
    De GGZ-C is een groep die vanaf 1 januari 2015 valt onder verantwoordelijkheid van de centrumgemeenten. We gaan ervan uit dat die heel goed gaan letten op deze specifieke groep. Organisaties zoals de Federatie Opvang hebben al aangegeven dat ze dit heel goed in de gaten zullen houden. Dat zullen wij uiteraard ook doen.

    Mevrouw Bruins Slot (CDA):
    De motie van mevrouw Dijkstra gaat in de kern over het schuiven van cliënten van de ene vorm van zorg naar de andere; het gejojo.

    De voorzitter:
    En uw vraag is?

    Mevrouw Bruins Slot (CDA):
    Er gaat ook geschoven worden met ggz-patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen, van de AWBZ naar de Wmo en weer naar de Wet langdurige zorg. Waarom kijkt mevrouw Dijkstra daar anders tegenaan? Het is hetzelfde gejojo en geschuif.

    Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
    Ik heb al gezegd dat deze groep naar de Wmo gaat. Deze valt dus onder die centrumgemeenten. Dat is een andere positie dan van de patiënten in de ggz-b.

    De heer Van Gerven (SP):
    Voorzitter. Ik ga even tempo maken.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat vanwege het hoge eigen risico mensen afzien van medisch noodzakelijke zorg;

    van mening dat financiële drempels er niet toe mogen leiden dat mensen van medisch noodzakelijke zorg afzien, omdat hiermee een grens wordt overschreden die zorgwekkend is;

    constaterende dat volgens het RIVM de sociaaleconomische gezondheidsverschillen mogelijk zelfs gaan toenemen;

    spreekt uit dat chronisch zieken en gehandicapten dienen te worden ontzien bij het eigen risico;

    spreekt uit dat de regering hiervoor plannen dient te presenteren op Prinsjesdag,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 526 (29689).

    Hoeveel moties hebt u nog?

    De heer Van Gerven (SP):
    Nog twee moties. Ik ga gauw verder.

    De voorzitter:
    Daar hebt u één minuut en vier seconden voor.

    De heer Van Gerven (SP):
    Ja, maar we hebben ook wat gebabbeld.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de kosten van dure kankergeneesmiddelen bij ongewijzigd beleid de komende jaren explosief zullen stijgen;

    van mening dat inkoop van geneesmiddelen beter en efficiënter kan door dit centraal en in samenwerking met zorgverzekeraars te organiseren;

    van mening dat kankergeneesmiddelen zonder onderscheid des persoons beschikbaar moeten blijven;

    van mening dat met het centraal inkopen van geneesmiddelen postcodegeneeskunde en rechtsongelijkheid voor patiënten per ziekenhuis voorkomen wordt;

    roept de regering op, onafhankelijk onderzoek te doen naar de reële kostprijs van dergelijke geneesmiddelen en naar efficiëntere inkoop van medicijnen door dit centraal en in samenwerking met zorgverzekeraars te organiseren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 527 (29689).

    En uw laatste motie?

    De heer Van Gerven (SP):
    Die luidt als volgt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat toegang tot de geriatrische revalidatiezorg slechts kan plaatsvinden via een ziekenhuisbezoek;

    constaterende dat dit niet in lijn is met de aangenomen motie 29689, nr. 460 die bepleit om in de veldnorm op te nemen dat direct doorverwijzing via de huisarts, eventueel met tussenkomst van de geriatrisch specialist, kan plaatsvinden als ziekenhuisopname evident overbodig is;

    van mening dat het niet nodig is om kwetsbare ouderen onnodig het ziekenhuis te laten bezoeken als een specialist ouderengeneeskunde uit de eerste lijn de indicatie stelt en dat dit ook tot lagere zorgkosten kan leiden;

    spreekt uit dat als een specialist ouderengeneeskunde geriatrische revalidatiezorg noodzakelijk acht, deze zorg dient te worden vergoed,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 528 (29689).

    U hebt het eind zonder geriatrische hulp gehaald.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Schippers:
    Voorzitter. In de motie op stuk nr. 525 van mevrouw Dijkstra en mevrouw Bergkamp wordt de regering verzocht om de "driejaarsgrens niet te laten gelden voor mensen die op 31 december 2014 al een zzp GGZ B hebben in de AWBZ, maar deze mensen op 1 januari 2015 rechtstreeks over te laten gaan naar de Wlz". Wij hebben dit in het algemeen overleg besproken. In deze motie wordt een gefaseerde invoering bepleit. Ik heb al aangegeven dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laat.

    Mevrouw Bruins Slot (CDA):
    De minister heeft in het debat ook aangegeven dat zij het oordeel aan de Kamer laat omdat zij wil voorkomen dat er gejojo met cliënten plaatsvindt. Maar hetzelfde dreigt natuurlijk voor de cliënten met zzp C-pakketten, dus voor chronische patiënten. Ik vraag de minister waarom wij het voor hen ook niet zo zouden kunnen regelen.

    Minister Schippers:
    Ik reageer nu op een motie van de Kamer en die vraagt dat niet. Deze motie vraagt wel hierom, en daarover laat ik het oordeel aan de Kamer, zoals we dat hebben besproken.

    De voorzitter:
    Nu graag uw oordeel over de tweede motie.

    Minister Schippers:
    De tweede motie op stuk nr. 526 is van de heer Van Gerven. Deze spreekt uit dat het kabinet plannen dient te presenteren op Prinsjesdag. Het gaat over chronisch zieken en gehandicapten die dienen te worden ontzien bij het eigen risico. Wij gaan er in het beleid steeds verder mee dat wij zaken niet meer volledig uit het pakket halen. We laten dan bijvoorbeeld voor chronisch zieken bepaalde zaken wel in het pakket en halen die voor anderen eruit; een gedifferentieerd pakketbeleid dus. Er is ook de reparatie in de zorgtoeslag voor het eigen risico. Ik wil daarom deze motie ontraden.

    In zijn motie op stuk nr. 527 vraagt de heer Van Gerven om onafhankelijk onderzoek te doen naar de reële kostprijs. Wij hebben het daar in het debat uitgebreid over gehad. Dat is niet te achterhalen, je kunt dat onderzoeken tot je een ons weegt. Ik heb wel aangegeven dat ik het in ieder geval erg goed vind dat universiteiten dat initiatief hebben genomen en ook initiatieven hebben genomen om zelf medicijnen op de markt te brengen. Maar momenteel zie ik geen toegevoegde waarde van dergelijk onderzoek. We zijn begonnen met de centrale inkoop. Die weg zijn wij nu aan het uitproberen. Laten we eerst bekijken wat de resultaten daarvan zijn, voordat we besluiten om op die weg verder te gaan.

    De heer Van Gerven (SP):
    Is de minister bereid om voor het segment waarover we het hadden, zeg maar de dure kankergeneesmiddelen, met de zorgverzekeraars rond de tafel te gaan zitten om te bekijken of er niet toch een soort plan is te ontwikkelen? Dat gaat iets verder dan wat de minister nu doet. Zij doet nu de inkoop van een aantal medicijnen, maar ik wil haar vragen om dit toch iets te verbreden. Ik denk namelijk dat we heel snel een goede slag kunnen maken. We hebben gezien dat de kosten in dat segment in de laatste zeven à tien jaar zijn verdrievoudigd, dus we moeten wel iets doen.

    Minister Schippers:
    Ik ben dat met de heer Van Gerven eens. En direct na de zomer zit ik ook weer met hen rond de tafel over dit onderwerp. Maar eigenlijk wil ik wachten. We zijn nu een weg ingeslagen met de overheidsinkoop van dure medicijnen. Ondertussen zijn we bezig met het bedenken van maatregelen, zodat dit ook in de toekomst betaalbaar blijft. Dit is ook onderdeel van dat gesprek.

    De vierde motie op stuk nr. 528 spreekt uit dat "als een specialist ouderengeneeskunde geriatrische revalidatiezorg noodzakelijk acht, deze zorg dient te worden vergoed". Ik wil hiervoor echt verwijzen naar het advies dat ik heb gekregen van het Zorginstituut Nederland. Dat heeft aangegeven dat de zorgpaden nog niet goed genoeg zijn, dat de richtlijnen nog niet goed genoeg zijn om dit te willen, en dat dit een enorm risico op kostenoverschrijdingen zou geven. Dus zolang het nog niet goed genoeg is, wil ik dit via de nu voorgestelde weg regelen, anders dreigt er echt een financieel risico. Als die zorgpaden en die richtlijn zijn ontwikkeld, ontstaat er een nieuwe situatie.

    De heer Van Gerven (SP):
    Ik denk dat het juist andersom is. Als wij die specialist ouderengeneeskunde weer in de eerste lijn zijn of haar werk laten doen, is dat én goed voor de Nederlandse schatkist omdat we een consult dan wel opname vermijden en een opening van een dbc of DOT in het ziekenhuis, én worden die mensen direct goed geholpen.

    De voorzitter:
    Wat is uw vraag aan de minister in relatie tot de motie?

    De heer Van Gerven (SP):
    In de motie wordt gevraagd om de motie van de leden Leijten en Bruins Slot die vorig jaar is aangenomen, gewoon uit te voeren.

    Minister Schippers:
    Daar heb ik advies over gevraagd. Wij hebben daar in het debat uitgebreid over gesproken. Daar is een jaar op gestudeerd door Zorginstituut Nederland. Dat heeft gezegd dat de motie uitgevoerd zou kunnen worden, maar dat daar voorwaarden aan zijn verbonden. Dat is de ontwikkeling van zorgpaden en de ontwikkeling van richtlijnen. Om toch tegemoet te komen aan die wens van de Kamer, hebben wij het nu uitgebreid via de geriatrische medisch specialisten in het ziekenhuis. Dat betekent dat je geen opname hoeft. Je moet alleen langs die geriater. En je kunt ook nog zeggen dat hij bij jou langskomt, in de buurt. Daar hebben we het ook in het debat over gehad. Ik zal deze motie op basis van het advies dat ik aan onze deskundige pakketbeheerders heb gevraagd, toch moeten ontraden.

    De heer Van Gerven (SP):
    Mag ik nog een slotopmerking maken?

    De voorzitter:
    Nee, er mogen geen opmerkingen meer worden gemaakt. Het is gewisseld en het oordeel is gegeven.

    Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
    Wij vinden de strekking van de motie heel positief. De minister maakt het punt dat zonder richtlijnen en zonder een goed zorgpad, het risico dreigt dat de kosten te hoog worden. Dat vinden wij ook reëel. De vraag is dan: op welke manier kan ervoor worden gezorgd dat die zorgpaden en die richtlijnen versneld worden ingevoerd? Dan kunnen we immers ook snel de discussie voeren over de wijze waarop we dit goed kunnen organiseren. Welke rol heeft Zorginstituut Nederland hierin?

    Minister Schippers:
    Zorginstituut Nederland heeft daar in die zin geen rol in, het Kwaliteitsinstituut wel. Het gaat om een onderdeel ervan. Het moet echt door het veld zelf worden ontwikkeld. Daar hebben deze specialisten ouderengeneeskunde een belangrijke rol in. Het zijn hun richtlijnen. Zij zitten ook in de zorgpaden. Ik vind het van groot belang dat we dat zo snel mogelijk ontwikkelen. Maar tot die tijd zou ik het toch via deze weg willen regelen.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    We zullen vannacht over de ingediende moties stemmen. Dat kunnen we immers inmiddels wel gaan zeggen.

    Eerstelijnszorg

    Eerstelijnszorg

    Aan de orde is het VAO Eerstelijnszorg (AO d.d. 03/07).


    Termijn inbreng

    Mevrouw Klever (PVV):
    Voorzitter. Ik wil de volgende motie indienen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering voornemens is om de wijkverpleging en wijkziekenverzorging op 1 januari 2015 over te hevelen van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet;

    constaterende dat in recente jaren 60% van de wijkverpleegkundigen bij Buurtzorg Nederland is gaan werken, zij tweemaal werkgever van het jaar werden en de klanttevredenheid hoog is;

    verzoekt de regering, niet over te gaan tot het overhevelen maar eerst de deelname van Buurtzorg Nederland met hun plan (1 product - 1 prijs - 1 doorlooptijd) aan het project regelarm werken in de langdurige zorg (ERAI) te evalueren en pas daarna een besluit tot een besluit te komen om al dan niet over te hevelen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Klever en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 7 (33578).

    De heer Van Gerven (SP):
    Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de wijkverpleging per 2015 onder enerzijds de Zorgverzekeringswet en anderzijds de gemeente zal vallen;

    van mening dat de nieuwe wijkverpleging niet ten onder mag gaan aan bureaucratie;

    verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat er geen nieuwe minutenregistraties en stopwatchzorg zullen ontstaan,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 8 (33578).

    Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
    Voorzitter. In het debat over de eerstelijnszorg hebben wij ook nog even gesproken over de communicatie over alle veranderingen door de hervormingen in de langdurige zorg. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er voor cliënten veel gaat veranderen als gevolg van de hervormingen in de langdurige zorg;

    overwegende dat verschillende veldpartijen hierbij betrokken zijn en cliënten hierover moeten gaan informeren;

    overwegende dat moet worden voorkomen dat dit tot onduidelijkheid gaat leiden;

    verzoekt de regering, de regie te nemen over een zorgvuldige, tijdige en cliëntgerichte communicatie over alle onderdelen van de hervormingen langdurige zorg,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 9 (33578).

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Van Rijn:
    Voorzitter. In de motie op stuk nr. 7, ingediend door mevrouw Klever en mevrouw Agema, wordt de regering verzocht niet over te gaan tot het overhevelen van de wijkverpleging naar de Zorgverzekeringswet. Ik ontraad deze motie. Wij achten goede redenen aanwezig om de wijkverpleging wel over te hevelen, om daarmee, in samenhang met de huisartsenbekostiging, een goede en sterke eerste lijn te krijgen met goede verbindingen naar het sociale domein. Overigens wijs ik erop dat ik tijdens het debat heb toegezegd het project "Regelarm werken in de zorg" te evalueren. Binnenkort zal ik de Kamer die evaluatie doen toekomen. Om die redenen ontraad ik de motie.

    De voorzitter:
    Ik verzoek de leden om ofwel op de gang te overleggen, ofwel enige aandacht te hebben voor het antwoord van de staatssecretaris.

    Staatssecretaris Van Rijn:
    Dit wordt juist een heel leuk antwoord! In de motie op stuk nr. 8, ingediend door de heer Van Gerven en mevrouw Leijten, wordt de regering verzocht te bewerkstelligen dat er geen nieuwe minutenregistraties en stopwatchzorg zullen ontstaan. Deze motie beschouw ik als een ondersteuning van beleid. Het oordeel over de motie laat ik aan de Kamer.

    In de motie op stuk nr. 9, ingediend door mevrouw Dijkstra en mevrouw Bergkamp, wordt de regering verzocht de regie te nemen over een zorgvuldige, tijdige en cliëntgerichte communicatie over alle onderdelen van de hervormingen langdurige zorg. In het debat heb ik aangegeven dat wij samen met gemeenten, zorgaanbieders en verzekeraars proberen te bewerkstelligen dat wij niet alleen in het algemeen over de hele linie communiceren over de hervormingen in de langdurige zorg, maar ook meer specifiek in de richting van de cliënten van zorgaanbieders en zorgverzekeraars, en dat wij in dat kader een gezamenlijke projectgroep samenstellen. Ik beschouw de motie dan ook als ondersteuning van beleid en laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. De stemming over de ingediende moties zal vannacht plaatsvinden.

    Langdurige zorg

    Langdurige zorg

    Aan de orde is het VSO Langdurige zorg.


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Dit verslag van een schriftelijk overleg is hedenavond toegevoegd aan de agenda.

    Mevrouw Leijten (SP):
    Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering 510 miljoen euro kort op de contracteerruimte 2015 vanwege de extramuralisering, wat grote gevolgen zal hebben voor verzorgingshuizen;

    constaterende dat veel kleinschalige en/of standalone verzorgingshuizen niet de middelen of de schaal hebben voor alternatieven en door deze maatregel gedwongen kunnen worden te sluiten;

    van mening dat kleinschalige en/of standalone verzorgingshuizen vaak een belangrijke functie vervullen in het voorzieningenniveau binnen de gemeenschap;

    van mening dat de sluiting van kleinschalige en/of standalone verzorgingshuizen grote gevolgen heeft voor de gemeenschap, de banen van personeel en de zorg aan ouderen;

    verzoekt de regering, de zorgkantoren te verzoeken in hun inkoopbeleid maximaal rekening te houden met het voortbestaan van kleinschalige en/of standalone verzorgingshuizen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 15 (33891).

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Van Rijn:
    Voorzitter. Over de motie-Leijten/Keijzer op stuk nr. 15 inzake de extramuralisering merk ik op dat het inderdaad klopt dat er een verschuiving plaatsvindt van intramuraal naar extramuraal als gevolg van de extramuralisering van zzp 1, 2 en 3. De zorgkantoren dienen er bij hun zorginkoopbeleid maximaal rekening mee te houden dat zij de wensen van de cliënt honoreren. Zij zullen daarbij ook oog hebben voor de positie van kleinschalige zorginstellingen. Dat is de reden waarom ik samen met collega Blok een brief naar de Kamer heb gestuurd waarin is aangegeven dat wij er met een aanjaagteam voor willen zorgen dat wij niet alleen kijken naar de extramuralisering, maar ook naar de functies in de wijk. Om de zorgkantoren nu te verzoeken om maximaal rekening te houden met het voortbestaan van kleinschalige of standalone verzorgingshuizen; het gaat mij niet om het verzorgingshuis, maar om de zorg voor de cliënt. Daar moeten de zorgkantoren maximaal rekening mee houden. Het kan consequenties hebben voor de vraag hoeveel zorginstellingen er zullen zijn. Ik doe al twee dingen. Wij zorgen ervoor dat wij met name naar de functie van verzorgingshuizen in wijken en buurten gaan kijken. Samen met collega Blok heb ik daarover een brief gestuurd. Wij zullen de zorgkantoren vragen en blijven vragen om maximaal rekening te houden met de wensen van de cliënt. Ik wil echter niet "up front" de uitspraak doen dat er zorginstellingen alleen om die reden moeten voortbestaan. Om die reden wil ik de motie ontraden.

    Mevrouw Leijten (SP):
    Is het niet heel erg gek, vraag ik aan de staatssecretaris, dat hij aan de ene kant met een team komt om te kijken hoe het met de ouderenzorg en met ouderen en wonen moet, terwijl aan de andere kant nu de inkoop plaatsvindt, waardoor dergelijke kleinschalige voorzieningen, in een dorp of in een gemeenschap, echt de deuren zullen moeten sluiten, omdat het te snel gaat, te hard gaat en de bezuiniging te hoog is? Dan kan een zorgkantoor toch zeker rekening houden met die voorziening? Anders gaat de werkgroep die de staatssecretaris net heeft ingesteld, over een halfjaar constateren dat de verzorgingshuizen heel waardevol zijn. Maar dan zijn ze wel al dicht, door het contracteerbeleid dat nu in gang is gezet.

    Staatssecretaris Van Rijn:
    Het gaat niet om het voortbestaan van een instelling, hoewel dat in sommige gevallen heel goed, nuttig en nodig kan zijn. Het gaat om de zorgplicht die zorgkantoren hebben om goede zorg te regelen voor degenen voor wie zij zorg inkopen. Dat kan met de bestaande instellingen, maar het kan ook met nieuwe instellingen en nieuwe aanbieders. In zijn algemeenheid moeten wij dus geen uitspraken doen over de bestaande zorginstellingen, hoewel met name de aanjaaggroep erop gericht is om lokaal en regionaal te bezien wat de functie van verzorgingshuizen in relatie met wonen en zorginstellingen zal zijn.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. Wij zullen vannacht stemmen over de ingediende motie.

    Rijksdienst

    Rijksdienst

    Aan de orde is het VAO Rijksdienst (AO d.d. 26/06).


    Termijn inbreng

    De heer Geurts (CDA):
    Voorzitter. Ik dien twee moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het kabinet voornemens is, de privaatrechtelijk georganiseerde agrarische keuringsdiensten samen te voegen tot twee publiekrechtelijke zbo's en onder het publiek domein te brengen;

    constaterende dat om de exportpositie van de Nederlandse land- en tuinbouwsector te bevorderen een kwalitatief goede vorm van aansturing en toezicht bij de keuringsdiensten noodzakelijk is;

    verzoekt de regering, te komen tot een publiekrechtelijke zbo in de governancestructuur waarbij de huidige uitvoering van de privaatrechtelijke taken en werkzaamheden in stand blijft,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 150 (31490).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het kabinet voornemens is, schoonmaakwerkzaamheden niet langer uit te besteden;

    overwegende dat inbesteding van werkzaamheden leidt tot verdringing van private bedrijven die deze werkzaamheden ook uitvoeren;

    overwegende dat verbetering van arbeidsvoorwaarden betrekking dient te hebben op alle medewerkers in de schoonmaakbranche;

    overwegende dat inbesteding van schoonmaakwerkzaamheden in strijd is met het streven naar een kleinere en slagvaardige overheid;

    verzoekt de regering, niet over te gaan tot het inrichten van een rijksschoonmaakorganisatie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 151 (31490).

    De heer Albert de Vries (PvdA):
    Voorzitter. Voor de PvdA was nou juist de brief van het kabinet waarin stond dat de schoonmakers weer in dienst zouden komen, het hoogtepunt van dit algemeen overleg. Dat facilitair personeel weer in dienst komt, betekent dat ze weer collega's worden en dezelfde rechtspositie krijgen als de andere ambtenaren. De PvdA knokt voor goed en eerlijk werk en wij zijn blij dat dit kabinet met deze stap het goede voorbeeld geeft.

    De voorzitter:
    U bent mij bijna te snel af! Ik geef het woord aan mevrouw Kooiman van de SP.

    Mevrouw Kooiman (SP):
    Voorzitter. Ik heb een heel duidelijke motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies voor het personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met een SB-functie is gerepareerd en de sbf'ers die tussen 2010 en 2012 gestopt zijn met werken gedeeltelijk worden gecompenseerd voor hun schade;

    overwegende dat er ondanks deze nieuwe sbf-regeling geen oplossing is geboden aan de groep sbf'ers die tussen 1 januari 2013 en 1 oktober 2014 noodgedwongen moest stoppen met werken;

    overwegende dat wordt gesteld dat sbf-medewerkers vanaf 1 januari 2013 door konden werken als zij dit wilden, maar dat in de praktijk is gebleken dat doorwerken niet altijd mogelijk was wegens het ontbreken van werk of het bestaan van medische belemmeringen;

    verzoekt de regering, een oplossing te zoeken voor de sbf'ers die tussen 1 januari 2013 en 1 oktober 2014 noodgedwongen moesten stoppen met werken en de Kamer hierover te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 152 (31490).

    Mevrouw Kooiman (SP):
    Ik wil hierbij gezegd hebben dat dit niet het openbreken is van een akkoord tussen de bonden. Het is een heel kleine reparatie waar de bonden echt achter staan.

    Deze motie zou overbodig zijn geweest als de twee jaar geleden aangenomen motie gewoon direct was uitgevoerd. Mijn motie is dus eigenlijk een herstel van een fout van het kabinet.

    De heer Schouw (D66):
    Voorzitter. Ik heb twee moties, waarvan één uiteraard met de heer Geurts van het CDA.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering naar een kleinere, efficiëntere en effectievere overheid streeft;

    constaterende dat de regering het uitgangspunt hanteert dat diensten die worden uitgevoerd in de lagere loonschalen worden uitbesteed als de markt deze onder dezelfde arbeidsvoorwaarden en met dezelfde kwaliteit goedkoper kan uitvoeren;

    constaterende dat de regering voor het inbesteden van schoonmaakwerkzaamheden kiest, ondanks de verwachtingen dat hierdoor de totale schoonmaakkosten zullen stijgen;

    verzoekt de regering, zich aan het aangegeven kostenverschil inbesteding/uitbesteding van 0,4 miljoen euro als maximum te houden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 153 (31490).

    De heer Schouw (D66):
    Dit legt precies vast wat dit kabinet met zichzelf heeft afgesproken.

    De voorzitter:
    U had er nog een.

    De heer Schouw (D66):
    Dank u wel, voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering naar een kleinere, efficiëntere en effectievere overheid streeft;

    constaterende dat er steeds meer rijksacademies zijn ontstaan waarin de overheid zelf opleidingen aanbiedt;

    constaterende dat het risico bestaat dat deze rijksacademies op ongelijke voorwaarden concurreren met de private opleidingsaanbieders;

    verzoekt de regering, het aanbieden van opleidingen zo veel mogelijk aan de markt te laten en de rijksacademies te beperken tot specialistische opleidingen of opleidingen waarbij sprake is van beleidsintimiteit,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 154 (31490).

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Minister Blok:
    Voorzitter. De leden Geurts en Schouw verzoeken in hun motie op stuk nr. 150 de regering om te komen tot een publiekrechtelijk zbo in de governancestructuur, waarbij de huidige uitvoering van de privaatrechtelijke taken en werkzaamheden in stand blijft. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik, naast het eindbeeld in de motie, ook andere opties aan de Kamer kan laten zien, laat ik het oordeel over aan de Kamer.

    De heer Geurts (CDA):
    Op deze mooie avond kan ik leven met de uitleg van de minister.

    De voorzitter:
    Handhaaft u de motie, houdt u die aan of trekt u die in?

    De heer Geurts (CDA):
    Ik laat de motie vanavond in stemming komen.

    Minister Blok:
    De tweede motie van de leden Geurts en Schouw op stuk nr. 151 gaat over schoonmaakwerkzaamheden. Daarin wordt de regering verzocht om niet over te gaan tot de inrichting van een rijksschoonmaakorganisatie. In het regeerakkoord is bewust de afspraak gemaakt om mensen in de schoonmaak echt onderdeel te laten zijn van de rijksorganisatie, gewoon als collega's. Deze motie is daar strijdig mee. Ik moet de motie dus ontraden.

    Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 152 van mevrouw Kooiman en mevrouw Van Toorenburg over de substantieel bezwarende functies. Daarin wordt de regering verzocht om een oplossing te zoeken voor sbf'ers die tussen 1 januari 2013 en 1 oktober 2014 noodgedwongen moesten stoppen en om de Kamer hierover te informeren. Wij hebben als werkgevers overeenstemming bereikt met de bonden over een aanpassing van de sbf-regeling. Daarbij zijn alle voors en tegens overwogen. De regeling is voorgelegd aan de leden van de bonden. In de verhouding tussen bonden en het Rijk als werkgever vind ik het onjuist om een gesloten akkoord in de Kamer weer open te breken. De motie richt zich niet alleen op de regering maar ook op de bonden. Daarnaast is het een ongedekte motie. Alleen voor de Dienst Justitiële Inrichtingen zou dat al 3,5 miljoen kosten. Dat is een extra reden om deze motie te ontraden.

    Mevrouw Kooiman (SP):
    Het gaat hier echt niet om het openbreken van een akkoord met de bonden. Het is een fout van het ministerie zelf, dat geweigerd heeft om een motie uit te voeren die al twee jaar bij het kabinet lag. Nu ben ik zo vriendelijk om een fout van het kabinet middels een motie te herstellen. Ik vraag alleen maar om te kijken naar een oplossing voor enkele tientallen mensen die dit is overkomen. Dat is geen grote groep. Ik vraag echt alleen maar om een oplossing. Het is een heel vriendelijke motie.

    De voorzitter:
    Dat zit al in de motie. Wat is uw vraag aan de minister?

    Mevrouw Kooiman (SP):
    Als de minister in overleg wil treden met deze groep om te kijken wat de mogelijkheden zijn, ben ik bereid om de motie aan te houden. Zo niet, dan laat ik de motie in stemming komen.

    Minister Blok:
    Ik vind zonder meer dat mevrouw Kooiman het heel vriendelijk brengt, evenals mevrouw Van Toorenburg, maar ik kan het niet anders maken. Er is een akkoord gesloten, alle voors en tegens zijn afgewogen en het is aan de leden voorgelegd. Deze motie kost alleen al voor de Dienst Justitiële Inrichtingen 3,5 miljoen en de motie is ongedekt.

    De motie op stuk nr. 153 van de heren Schouw en Geurts gaat ook over de schoonmaak. Ik neem aan dat die is ingediend voor het geval dat de eerste motie wordt afgewezen, want ze kunnen niet allebei waar zijn. In de motie wordt een kostenverschil van 0,4 miljoen euro genoemd. Dat is maar een deel van de businesscase. Ik ben ook ingegaan op de eenmalige transitiekosten. Deze motie moet ik ook ontraden.

    De voorzitter:
    De heer Schouw, graag alleen een toelichtende vraag op dit tijdstip.

    De heer Schouw (D66):
    De motie gaat niet over de transitiekosten. Wij hebben dat besproken in het algemeen overleg. De motie gaat over de structurele extra last. Het kabinet heeft zich toch voorgenomen om die op een maximum van 0,4 miljoen euro per jaar te stellen?

    Minister Blok:
    Zeker. Ik heb gezegd dat ik er alles op zal zetten om dat resultaat te bereiken. In de motie staat echter niet dat het met uitzondering van andere kosten is. Deze motie moet ik echt ontraden. De motie op stuk nr. 154 van de heer Schouw gaat over de rijksacademies en verzoekt de regering om het aanbieden van opleidingen zo veel mogelijk aan de markt over te laten en rijksacademies te beperken tot specialistische opleidingen of opleidingen waarbij sprake is van beleidsintimiteit. Dat vind ik overigens een mooi woord. Ik denk ook het woord "beleidsintimiteit" goed te kunnen interpreteren en kan het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaten. Ik meen dat ik het ook zo gebracht heb in het algemeen overleg. Hiermee heb ik alle moties van een advies voorzien.

    De voorzitter:
    Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Over de ingediende moties zal vannacht worden gestemd.

    Justitiële jeugdinrichtingen

    Justitiële jeugdinrichtingen

    Aan de orde is het VAO Justitiële jeugdinrichtingen (AO d.d. 02/07).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Ik heet wederom van harte welkom de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die onze hekkensluiter is in de vandaag gelopen marathon.

    Mevrouw Helder (PVV):
    Voorzitter. De staatssecretaris heeft gisteren tijdens het algemeen overleg toegezegd om eind dit jaar een overzicht naar de Kamer te sturen van het aantal onttrekkingen in verhouding tot het aantal jeugdige gedetineerden in plaats van in verhouding tot het aantal verlofbewegingen. Dit wacht mijn fractie natuurlijk af. De motie die ik hiervoor had klaarliggen, hoef ik niet in te dienen. Ik heb wel twee andere moties, omdat mijn fractie niet tevreden was met het antwoord van de staatssecretaris.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in justitiële jeugdinrichtingen een verbod geldt op het bezit, het in- dan wel uitvoeren van contrabande;

    constaterende dat de maatregelen die thans genomen worden niet afdoende zijn om te voorkomen dat verboden middelen buiten justitiële jeugdinrichtingen kunnen worden gehouden;

    constaterende dat de onaangekondigde inzet van drugshonden en de aanwezigheid van metaaldetectoren effectieve middelen zijn gebleken om verboden middelen buiten een justitiële jeugdinrichting te houden;

    verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat minimaal één keer per week, op onaangekondigde momenten, drugshonden in elke justitiële jeugdinrichtingen ingezet worden;

    verzoekt de regering tevens, te bewerkstelligen dat gedetineerden, bezoekers en personeel standaard bij elk binnentreden in een justitiële jeugdinrichting door een metaaldetector moeten lopen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 589 (24587).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat een justitiële jeugdinrichting een plek is waar jongeren zich bevinden op basis van een strafrechtelijke titel;

    constaterende dat in het huidige klimaat van justitiële inrichtingen het welzijn van de veroordeelde jongeren centraal staat;

    overwegende dat de strafdoelen vergelding, herstel van de rechtsorde en de generale preventie in een justitiële jeugdinrichting ook centraal dienen te staan;

    verzoekt de regering, in het leefklimaat van justitiële jeugdinrichtingen de strafdoelen vergelding, herstel van de rechtsorde en de generale preventie ook centraal te zetten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 590 (24587).

    Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
    Voorzitter. Misschien ben ik wel de laatste van vandaag, en heb ik nog de meest opbouwende motie. De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg genereus gereageerd, maar ik denk dat het soms goed kan zijn om hem net een steuntje in de rug te geven. Daarom dien ik een motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voornemens is om per 1 januari 2016 justitiële jeugdinrichting Amsterbaken te sluiten;

    overwegende dat Amsterbaken in de justitiële jeugdzorgketen van Amsterdam een belangrijke rol speelt;

    constaterende dat de staatssecretaris de sector de mogelijkheid biedt om voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie voor 2015 met een alternatief te komen om in te spelen op de veronderstelde verminderde capaciteitsbehoefte;

    overwegende dat de insteek van dit alternatief niet is het sluiten van een justitiële jeugdinrichting elders in het land;

    verzoekt de regering, actief en constructief deel te nemen in het sectoroverleg om te werken aan een alternatief voor sluiting van opnieuw een jji en de Kamer over de uitkomst hiervan zo spoedig mogelijk doch voor de begrotingsbehandeling V en J 2015 te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg, Kooiman, Segers en Berndsen-Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 591 (24587).

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Teeven:
    Voorzitter. Ik begin met de motie-Helder op stuk nr. 589. Er wordt in verzocht om minimaal eenmaal per week op onaangekondigde momenten drugshonden in te zetten en verder te bewerkstelligen dat gedetineerden, bezoekers en personeel standaard bij elk binnentreden in een jeugdinrichting door een metaaldetector lopen. Dat laatste is al nagenoeg altijd het geval. Dat deel waarom in de motie wordt gevraagd, gebeurt al. Over het eerste onderdeel, de drugshond, hebben wij tijdens het algemeen overleg uitgebreid met elkaar gesproken. Ik heb aangekondigd dat het, los van de kosten, ook belangrijk is dat dit ad random gebeurt en niet minimaal een keer per week, maar soms na drie weken, dan weer eens twee keer in een week en dan weer eens een maand niet. We hebben daarover gesproken. Om deze reden moet ik de motie ontraden.

    In de motie-Helder op stuk nr. 590 wordt verzocht in het leefklimaat van justitiële jeugdinrichtingen de strafdoelen vergelding, herstel van de rechtsorde en de generale preventie centraal te zetten. Vergelding krijgt al vorm via de duur van de opsluiting. Herstel is een onderdeel van de reeds gehanteerde YOUTURN methode. Aan de speciale preventie is in de behandeling ook vormgegeven. Die behandeling slaat beter aan bij een goed leefklimaat. Naar dat leefklimaat wordt door de Hogeschool Leiden, UVA en Windesheim Hogeschool gezamenlijk onderzoek verricht. Dat hebben wij tijdens het algemeen overleg met elkaar besproken. Ik zie deze motie als ondersteuning van het beleid, want hiermee zijn wij al bezig. Dit gebeurt al langs de lijnen waarom in deze motie wordt gevraagd. Al de zaken die hier worden gevraagd, namelijk strafdoelen, vergelding, herstel en generale preventie, komen terug. De motie vraagt die ook centraal te zetten. Het woord "ook" is aan de motie toegevoegd. Al die zaken vormen al een belangrijk deel van wat er in justitiële jeugdinrichtingen gebeurt. Al die zaken komen ook terug op de wijze die ik heb verwoord. Ik laat daarom het oordeel over de motie aan de Kamer.

    Ik kom op de motie-Van Toorenburg c.s. op stuk nr. 591. Zoals mevrouw Van Toorenburg al enigszins zei, was ik al heel constructief en heel actief. Althans, zo zag ik het zelf een beetje. Deze motie roept op tot nog meer activiteit. Ook de heer Segers kwam tijdens het algemeen overleg met een berekening die ik niet helemaal snapte. Als zaken een besparing opleveren van 16 miljoen structureel vanaf 2016, als de inhoud van een plan waarover wij hebben gesproken, wordt gedragen door de directeuren in de sector en als dat voldoende recht doet aan de motie-Heijnen/Van Raak en de motie-Segers/Schouw over de regionale werkgelegenheid; als met een nieuw plan aan al die voorwaarden wordt voldaan, dan zullen de medewerkers van mijn ministerie en ikzelf zeker bekijken of dat vorm kan krijgen. Wij zullen daaraan ook ondersteuning geven, maar wel binnen die randvoorwaarden. Dat lijkt mij wel een beetje lastig, maar dat hebben wij al besproken tijdens het algemeen overleg. De randvoorwaarden die ik heb geschetst en die ik nu weer schets, zijn wel een beetje lastig. Ik zeg niet dat het onmogelijk is, maar vooralsnog zie ik nog niet het begin daarvan.

    De voorzitter:
    Ik heb nog niet gehoord wat uw oordeel over deze motie is.

    Staatssecretaris Teeven:
    De motie roept ertoe op dat ik actief en constructief deelneem aan het bekijken van die alternatieven. Dat zal ik graag doen. Wellicht dat dit aanleiding is voor mevrouw Van Toorenburg om de motie aan te houden, want die bereidheid heb ik, met de voorwaarden die ik net heb genoemd.

    De voorzitter:
    Maar ik heb nog steeds geen oordeel over de motie gehoord.

    Staatssecretaris Teeven:
    Het lijkt mij een overbodige motie, want ik heb al gezegd dat ik dat allemaal ga doen onder die voorwaarden.

    De voorzitter:
    Dat noemen wij doorgaans "oordeel Kamer".

    Staatssecretaris Teeven:
    Nou ja, oordeel Kamer.

    De voorzitter:
    Ik moet hier vaststellen wat uw oordeel is.

    Staatssecretaris Teeven:
    Ja. Dit is ook de laatste motie, dus de vermoeidheid slaat wellicht wat toe.

    De voorzitter:
    En dat is ook niet zo raar, want er zijn vandaag 178 moties ingediend. Alleen vandaag. Laat iedereen dat even goed tot zich laten doordringen.

    Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
    Ook al is het laat, ik hoor dat de staatssecretaris echt snapt dat het lastig is en dat het daarom ook belangrijk is dat het ministerie meedenkt. Ik hoor de staatssecretaris op een constructieve manier iets zeggen wat ik graag wil horen. Daarom zal ik de motie aanhouden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg stel ik voor, haar motie (24587, nr. 591) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Op verzoek van vele fracties, die zich willen voorbereiden op de stemmingen en een en ander willen bespreken, schors ik de vergadering tot 00.40 uur.

    De vergadering wordt van 23.50 uur tot 00.47 uur geschorst.

    Voorzitter: Van Miltenburg

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter. Onder nr. 47 van de stemmingslijst wil ik graag mijn motie op stuk nr. 185 aanhouden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Sjoerdsma stel ik voor, zijn motie (26485, nr. 185) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De heer Geurts (CDA):
    Onder punt 38 van de stemmingslijst, VAO Rijksdiensten, wil ik de motie op stuk nr. 150 aanhouden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (31490, nr. 150) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Voorzitter. Onder nr. 31 op de lijst wil ik graag de motie op stuk nr. 210 aanhouden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (31936, nr. 210) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Stemmingen

    Stemmingen


    Stemmingen over Afstemming tussen NZa en OM bij groot fraudeonderzoek

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de afstemming tussen de NZa en het OM bij een groot fraudeonderzoek,

    te weten:

    • de motie-Pia Dijkstra c.s. over vastlegging en naleving van het protocol (28828, nr. 64);
    • de motie-Leijten over de handelwijze van de NZa (28828, nr. 65);
    • de motie-Bruins Slot/Pia Dijkstra over terugbetalen van het onterecht betaalde eigen risico (28828, nr. 66);
    • de motie-Klever over afstemming door NZa met OM in alle fraudezaken (28828, nr. 67);
    • de motie-Bouwmeester/Rutte over actualiseren en actueel houden van het samenwerkingsprotocol (28828, nr. 68).

    (Zie vergadering van 1 juli 2014.)

    De voorzitter:
    De motie-Pia Dijkstra (28828, nr. 64) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de minister voor het debat heeft aangegeven dat de afhandeling van de zaak rond het St. Antonius Ziekenhuis volgens het boekje is gegaan;

    constaterende dat de minister heeft aangegeven dat door gegroeide praktijk de invulling van de werkafspraken uit het samenwerkingsprotocol buiten het boekje om is gewijzigd;

    constaterende dat het samenwerkingsprotocol niet jaarlijks is geëvalueerd, ondanks dat dit in artikel 11, eerste en tweede lid, wel is vastgelegd;

    van mening dat hiermee de zaak rond het St. Antonius Ziekenhuis op een slordige manier is afgehandeld;

    van mening dat het protocol actueel en glashelder moet zijn en op papier gezet;

    verzoekt de regering om erop toe te zien dat het protocol wordt vastgelegd, dat de werkafspraken in het protocol worden nageleefd en gemonitord en dat er geëvalueerd wordt;

    verzoekt de regering voorts, de Kamer hierover voor 1 oktober 2014 te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 69, was nr. 64 (28828).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Pia Dijkstra (28828, nr. 69, was nr. 64).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Leijten (28828, nr. 65).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Bruins Slot/Pia Dijkstra (28828, nr. 66).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Klever (28828, nr. 67).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Bouwmeester/Rutte (28828, nr. 68).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen Wet op de bedrijveninvesteringszones

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Regels voor bedrijveninvesteringszones (Wet op de bedrijveninvesteringszones) (33917).

    (Zie vergadering van 2 juli 2014.)

    De voorzitter:
    Het amendement-Öztürk (stuk nr. 14) is ingetrokken.

    Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

    In stemming komt het amendement-Agnes Mulder (stuk nr. 13, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en 50PLUS/Klein voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 13 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Verhoeven (stuk nr. 20, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en GroenLinks voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 20 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Öztürk (stuk nr. 15).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Ziengs (stuk nr. 9, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en GroenLinks voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 9 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Verhoeven (stuk nr. 7).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks en de PvdA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Verhoeven (stuk nr. 8).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein en D66 voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Verhoeven (stuk nr. 12).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman en D66 voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Ziengs (stuk nr. 10).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Öztürk (stuk nr. 16).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

    De heer Ziengs (VVD):
    Voorzitter. Onze fractie heeft met een zeer positieve grondhouding het wetsvoorstel behandeld en bekeken. Uiteindelijk zijn we tot de conclusie gekomen dat met een minderheid een grote meerderheid gedwongen kan worden een verplichte heffing op te leggen. Daartoe hebben wij een tweetal amendementen ingediend, waarvan een het gehaald heeft, maar niet datgene dat uiteindelijk dat verschil goedmaakt. Om die reden zal onze fractie tegen het wetsvoorstel stemmen.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Verhoeven (stuk nr. 7), het amendement-Ziengs (stuk nr. 10) en het amendement-Öztürk (stuk nr. 16).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen moties Wet op de bedrijveninvesteringszones

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet op de bedrijveninvesteringszones,

    te weten:

    • de motie-Graus over niet afschuiven van het waarborgen van veiligheid en bereikbaarheid van ondernemers (33917, nr. 18);
    • de motie-Graus over onderzoek naar de effectiviteit en doelmatigheid van belastinginstrumentaria (33917, nr. 19).

    (Zie vergadering van 2 juli 2014.)

    In stemming komt de motie-Graus (33917, nr. 18).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Graus (33917, nr. 19).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Voorjaarsnota 2014

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Voorjaarsnota 2014,

    te weten:

    • de motie-Van Hijum over verlagen van de uitgavenkaders (33940, nr. 3);
    • de motie-Van Hijum/De Rouwe over alsnog benutten van de beschikbare investeringsruimte (33940, nr. 4);
    • de motie-Van Hijum/Rog over onderzoek naar de gevolgen van de invoering van het leenstelsel (33940, nr. 5).

    (Zie vergadering van 2 juli 2014.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor, zijn motie (33940, nr. 3) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Van Hijum/De Rouwe (33940, nr. 4).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Hijum/Rog (33940, nr. 5).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen Voorjaarsnota 2014

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Voorjaarsnota 2014 (33940).

    (Zie vergadering van 2 juli 2014.)

    De voorzitter:
    Ik stel voor, Kamerstukken 33940, hoofdstuk I tot en met X, XII, XIII, XV tot en met XVIII en de fondsen A tot en met C, F, H en J zonder stemming aan te nemen.

    Daartoe wordt besloten.


    Stemmingen moties Uitwerking directe betalingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Uitwerking directe betalingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB),

    te weten:

    • de motie-Dik-Faber c.s. over toestaan van vanggewassen op de generieke lijst (28625, nr. 195);
    • de motie-Dik-Faber over de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen als vergroeningsoptie (28625, nr. 196);
    • de motie-Dik-Faber/Jacobi over een apart equivalent pakket voor het concept "vogelakkers" (28625, nr. 197);
    • de motie-Lodders c.s. over overnemen van de longlist van de Europese Commissie (28625, nr. 198);
    • de motie-Lodders c.s. over de invloed van het GLB op het inkomen van ondernemers in kwetsbare sectoren (28625, nr. 199);
    • de motie-Jacobi/Dik-Faber over het jaar 2015 gebruiken als overgangsjaar (28625, nr. 200);
    • de motie-Jacobi over monitoren van het voortbestaan van landschapselementen (28625, nr. 201);
    • de motie-Ouwehand over omzetten van ambities in meetbare en afrekenbare doelen (28625, nr. 202);
    • de motie-Ouwehand over de teelt van vanggewassen niet onder te subsidiëren vergroeningsmaatregelen laten vallen (28625, nr. 203);
    • de motie-Geurts c.s. over bevorderen van systeeminnovaties in de kalverhouderij (28625, nr. 204);
    • de motie-Geurts c.s. over de invulling van het ecologisch aandachtsgebied (28625, nr. 205);
    • de motie-Geurts over de weegfactor voor de teelt van vlas in combinatie met een vanggewas (28625, nr. 206);
    • de motie-Van Gerven over landschapselementen als ecologisch focusgebied (28625, nr. 207);
    • de motie-Van Gerven over een hogere doelstelling voor beheerde akkerranden (28625, nr. 208);
    • de motie-Van Gerven over niet toestaan van lupine, veldbonen en vanggewassen in ecologische focusgebieden (28625, nr. 209);
    • de motie-Dijkgraaf c.s. over de teelt van boekweit, winterkoolzaad, zonnebloem en olievlas (28625, nr. 210).

    (Zie vergadering van 2 juli 2014.)

    De voorzitter:
    De motie-Jacobi/Dik-Faber (28625, nr. 200) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de vergroening van de eerste pijler van het GLB in 2015 wordt ingevoerd, terwijl het nieuwe stelsel van agrarisch natuurbeheer in de tweede pijler pas in 2016 van kracht wordt;

    overwegende dat een goede aansluiting tussen de vergroening van de directe betalingen en het agrarisch natuurbeheer van groot belang is om te zorgen dat het GLB een meerwaarde heeft voor biodiversiteit en milieu en om te zorgen dat boeren bereid zijn om door te gaan met agrarisch natuurbeheer;

    verzoekt de regering, het jaar 2015 te gebruiken als een overgangsjaar en dit jaar te benutten voor het uittesten van het equivalente pakket, afstemming met provincies over complementariteit van de eerste en tweede pijler en afstemming over invulling van de voorwaarden voor collectieven,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 213, was nr. 200 (28625).

    De motie-Jacobi (28625, nr. 201) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat landschapselementen een belangrijke bijdrage leveren aan ons cultuurlandschap en aan de biodiversiteit;

    overwegende dat dat niet alleen geldt voor de landschapselementen die op dit moment via agrarisch natuurbeheer onderhouden worden;

    overwegende dat voor het voorbestaan van landschapselementen van belang is dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid is over het al dan niet meetellen in de invulling van de vergroening;

    overwegende dat het voor het behoud en beheer van landschapselementen van belang is dat vergroening en agrarisch natuurbeheer in samenhang worden uitgevoerd;

    verzoekt de regering, het voortbestaan van landschapselementen te monitoren, eveneens te monitoren hoe het aantal landschapselementen dat gemeld wordt als ecologisch aandachtsgebied zich ontwikkelt, en de Kamer daarover te informeren;

    verzoekt de regering tevens, in overleg te treden met natuurorganisaties, organisaties voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, agrarische organisaties, provincies en RVO om te komen tot een ingroeimodel van het toestaan van beheer van landschapselementen als vergroeningsmaatregel en de Kamer daar zo spoedig mogelijk over te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 214, was nr. 201 (28625).

    Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde moties kunnen stemmen.

    Mevrouw Lodders verzoekt om eerst te stemmen over de motie-Lodders c.s. (28625, nr. 198) alvorens te stemmen over de overige moties.

    In stemming komt de motie-Lodders c.s. (28625, nr. 198).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, de VVD, Van Vliet en 50PLUS/Baay-Timmerman voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (28625, nr. 195).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD en 50PLUS/Baay-Timmerman voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber (28625, nr. 196).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber/Jacobi (28625, nr. 197).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Lodders c.s. (28625, nr. 199).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Jacobi/Dik-Faber (28625, nr. 213, was nr. 200).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    Mevrouw Vermeij (PvdA):
    Voorzitter. Wij worden geacht voor de motie op stuk nr. 199 te hebben gestemd.

    De voorzitter:
    Die was aangenomen en die blijft aangenomen. Het wordt wel genoteerd in de Handelingen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Jacobi (28625, nr. 214, was nr. 201).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand (28625, nr. 202).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand (28625, nr. 203).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Geurts c.s. (28625, nr. 204).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman en 50PLUS/Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Geurts c.s. (28625, nr. 205).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet en 50PLUS/Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Geurts (28625, nr. 206).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven (28625, nr. 207).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven (28625, nr. 208).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven (28625, nr. 209).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dijkgraaf c.s. (28625, nr. 210).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, de VVD, Van Vliet en 50PLUS/Baay-Timmerman voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Participatiesamenleving

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over een nadere uitwerking van het begrip participatiesamenleving,

    te weten:

    • de motie-Slob c.s. over een verdere invulling van het begrip "participatiesamenleving" (33750-VII, nr. 60);
    • de motie-Karabulut over werken voor iedereen lonend maken (33750-VII, nr. 61);
    • de motie-Bontes over fors verkleinen van de overheid (33750-VII, nr. 62).

    (Zie vergadering van 2 juli 2014.)

    In stemming komt de motie-Slob c.s. (33750-VII, nr. 60).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (33750-VII, nr. 61).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Bontes (33750-VII, nr. 62).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties WWB-onderwerpen en Participatiewet

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO WWB-onderwerpen en Participatiewet,

    te weten:

    • de motie-Karabulut over intrekken van het conceptschattingsbesluit Wajong (, nr. 530);
    • de motie-Karabulut over uitzonderen van herkeuring van een groep Wajongers en mensen van 50 jaar en ouder (, nr. 531);
    • de motie-Karabulut over wijzigen van het duurzaamheidscriterium van het conceptschattingsbesluit (, nr. 532);
    • de motie-Karabulut over een noodfonds voor de sociale werkvoorziening (, nr. 533);
    • de motie-Karabulut over voorstellen voor het voorkómen van misstanden bij re-integratiebedrijven en gemeentelijke sociale diensten (, nr. 534);
    • de motie-Karabulut over gemeenten verbeteringen laten aandragen alvorens een keuze voor een verdeelmodel te maken (, nr. 535);
    • de motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over monitoren van de mate waarin een specifieke groep Wajongers na herbeoordeling een baan vindt (, nr. 536);
    • de motie-Kerstens over monitoren van de nieuwe grens van belastbaarheid van ten minste twee uur per dag (, nr. 537);
    • de motie-Kerstens over bijdragen aan het welslagen van het initiatief "Pact voor Oost-Groningen" (, nr. 538).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma (, nr. 536) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

    De motie-Kerstens (, nr. 537) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten voor de Wajong een nieuwe grens wordt geïntroduceerd voor belastbaarheid van ten minste twee uur per dag tegen WML;

    overwegende dat het percentage Wajongers met een belastbaarheid van twee uur per dag lager dan 0,9 is;

    overwegende dat het onduidelijk is of de betreffende jonggehandicapten hierdoor een grotere kans op de arbeidsmarkt krijgen;

    verzoekt de regering om de nieuwe grens van belastbaarheid van ten minste twee uur per dag in de Wajong uiterlijk 1 januari 2017 te monitoren en specifiek te bezien of deze groep jonggehandicapten een reële kans heeft op participatie, om te bezien of ten aanzien van deze specifieke groep het beleid het beoogde effect heeft en of wijziging van het beleid gewenst is,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 542, was nr. 537 ().

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    Op verzoek van de heer Kerstens stel ik voor, zijn motie (29544/30545, nr. 538) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Karabulut (, nr. 530).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (, nr. 531).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (, nr. 532).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (, nr. 533).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (, nr. 534).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS/Baay-Timmerman, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (, nr. 535).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Kerstens (, nr. 542, was nr. 537).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Armoede- en schuldenbeleid

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Armoede- en schuldenbeleid,

    te weten:

    • de motie-Schouten c.s. over meteen deelnemen aan de pilot landelijk beslagregister (24515, nr. 283);
    • de motie-Schouten c.s. over respecteren van de beslagvrije voet (24515, nr. 284);
    • de motie-Karabulut over inzetten van het budget uit het EFMB voor het kindpakket (24515, nr. 285);
    • de motie-Kuzu/Karabulut over oormerken van de extra middelen uit het regeerakkoord voor armoedebestrijding (24515, nr. 286).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Schouten c.s. (24515, nr. 283) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat na de zomer de pilot van het landelijk beslagregister van start gaat, maar dat de overheid hier nog niet aan deelneemt;

    overwegende dat inzage in de incassoregelingen van debiteuren, juist ook met overheidsorganisaties, eraan bijdraagt dat schuldeisers beter zicht krijgen op de financiële positie van hun debiteuren en incassoregelingen;

    van mening dat de effectiviteit van het beslagregister wordt beperkt wanneer de overheid hier niet aan deelneemt;

    verzoekt de regering om de overheid meteen deel te laten nemen aan de pilot landelijk beslagregister en mogelijke belemmeringen daartoe zo snel mogelijk weg te nemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 287, was nr. 283 (24515).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    Op verzoek van de heer Kuzu stel ik voor, zijn motie (24515, nr. 286) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Schouten c.s. (24515, nr. 287, was nr. 283).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Schouten c.s. (24515, nr. 284).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (24515, nr. 285).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen Wijziging AOW-tweewoningenregel

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (33853).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Omtzigt c.s. (stuk nr. 12, II).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 12 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Wijziging AOW tweewoningenregel

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet,

    te weten:

    • de motie-Baay-Timmerman/Omtzigt over monitoren van het gebruik van de tweewoningenregel (33853, nr. 8);
    • de motie-Omtzigt over de gevolgen in de sociale zekerheid en belastingen van het verlenen van intensieve mantelzorg (33853, nr. 9);
    • de motie-Klein over permanent bewoonde recreatiewoningen onder de tweewoningenregel brengen (33853, nr. 10);
    • de motie-Klein over een eenduidige regeling van de kostendelersnorm (33853, nr. 11);
    • de motie-Schouten/Ulenbelt over een onderzoek naar de consequenties van de tweewoningenregel in de Anw (33853, nr. 13).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Baay-Timmerman/Omtzigt (33853, nr. 8) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat onderhavige wijziging van de Algemene Ouderdomswet een versoepeling inhoudt van het samenwooncriterium, hetgeen gunstig is voor de verlening van mantelzorg, en daarmee bijdraagt aan een belangrijke doelstelling van het regeringsbeleid;

    overwegende dat eventueel oneigenlijk gebruik van de tweewoningenregeling de houdbaarheid van deze regeling in gevaar kan brengen;

    verzoekt de regering, het gebruik en mogelijk oneigenlijke gebruik van de regeling strikt te monitoren, en de Kamer hierover uiterlijk binnen twee jaar te rapporteren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 15, was nr. 8 (33853).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn motie (33853, nr. 11) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Baay-Timmerman/Omtzigt (33853, nr. 15, was nr. 8).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Omtzigt (33853, nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Klein (33853, nr. 10).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Klein en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Schouten/Ulenbelt (33853, nr. 13).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen Verzamelwet pensioenen 2014

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten en in verband met enkele andere wijzigingen (Verzamelwet pensioenen 2014) (33863).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Weyenberg (stuk nr. 26, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 26 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Lodders (stuk nr. 18, I) tot het invoegen onderdelen Ca en Cb.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de PvdA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 18 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Omtzigt (stuk nr. 27, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 27 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Omtzigt (stuk nr. 17, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 17 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Lodders (stuk nr. 16, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, de VVD, Van Vliet en 50PLUS/Baay-Timmerman voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 16 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Lodders (stuk nr. 21, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, de PvdA en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Van Weyenberg (stuk nrs. 26, I en II), de amendementen-Lodders (stuk nrs. 18, I en II), de gewijzigde amendementen-Omtzigt (stuk nrs. 27, I tot en met VI) en de amendementen-Lodders (stuk nrs. 21, I en II).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, D66, GroenLinks en de PvdA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen moties Verzamelwet pensioenen 2014

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014,

    te weten:

    • de motie-Omtzigt over regelen dat pensioenafkoop alleen plaatsvindt na de AOW-leeftijd (33863, nr. 22);
    • de motie-Omtzigt over een oplossing voor het probleem van het niet samenvallen van verschillende data (33863, nr. 23);
    • de motie-Lodders/Van Weyenberg over waarborgen dat het percentage van 1,875% kan worden gerealiseerd (33863, nr. 24);
    • de motie-Lodders over duidelijkheid creëren over de 10% werkgeversbijdrage (33863, nr. 25).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Omtzigt (33863, nr. 23) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    van mening dat de ontslagdatum, ingang AOW en de ingangsdatum van de pensioenuitkering allemaal samen dienen te vallen;

    constaterende dat dat niet het geval is op dit moment, indien bijvoorbeeld de pensioenuitkering ingaat op een ander moment dan de AOW-uitkering;

    verzoekt de regering, in overleg te treden met de sociale partners en pensioenuitvoerders en voor het kerstreces 2014 de Kamer hierover te informeren en zo mogelijk gezamenlijk concrete voorstellen te doen om het geconstateerde probleem op te lossen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 28, was nr. 23 (33863).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Omtzigt (33863, nr. 22).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Omtzigt (33863, nr. 28, was nr. 23).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

    De heer Klaver (GroenLinks):
    Voorzitter. De fractie van GroenLinks wordt geacht voor de motie op stuk nr. 22 te hebben gestemd.

    De voorzitter:
    De motie blijft verworpen, maar het is wel aangetekend in de Handelingen.

    In stemming komt de motie-Lodders/Van Weyenberg (33863, nr. 24).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Lodders (33863, nr. 25).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen Afschaffing plusregio’s

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio’s (33659).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Segers (stuk nr. 19, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 19 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Schouw/Van Raak (stuk nr. 14).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Segers (stuk nr. 12).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Schouw/Van Toorenburg (stuk nr. 13).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Segers (stuk nr. 16) tot het invoegen onderdelen Ea en Eb.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Segers (stuk nr. 15) tot het invoegen artikel XXVIIIa.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Segers (stuk nr. 12).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman en de PvdA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemming motie Afschaffing van de plusregio’s

    Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio’s,

    te weten:

    • de motie-Schouw/Van Toorenburg over grondig evalueren van vervoersregio’s (33659, nr. 18).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Schouw/Van Toorenburg (33659, nr. 18).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Initiatiefnota-Ypma over samenwerkingsscholen

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota-Ypma over samenwerkingsscholen,

    te weten:

    • de motie-Rog/Straus over starten van een nevenvestiging in een ander RPO-gebied (33893, nr. 3);
    • de motie-Bisschop over de informele samenwerkingsschool (33893, nr. 4);
    • de motie-Jadnanansing over versoepeling van artikel 48 WPO (33893, nr. 6);
    • de motie-Jasper van Dijk/Van Meenen over de criteria voor het oprichten van een samenwerkingsschool (33893, nr. 7);
    • de motie-Jasper van Dijk over het wetsvoorstel inzake de vorming van het samenwerkingsbestuur (33893, nr. 8).

    (Zie notaoverleg van 30 juni 2014.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Rog stel ik voor, zijn motie (33893, nr. 3) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Bisschop (33893, nr. 4) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

    In stemming komt de motie-Jadnanansing (33893, nr. 6).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Jasper van Dijk/Van Meenen (33893, nr. 7).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (33893, nr. 8).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Mensenrechtenbeleid

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over mensenrechtenbeleid,

    te weten:

    • de motie-Van Bommel over tegengaan van straffeloosheid voor genocide in Guatemala (32735, nr. 111);
    • de motie-Van Bommel over niet overgaan tot het terugdraaien van de maatregelen tegen Egypte (32735, nr. 112);
    • de motie-Omtzigt c.s. over een VN-onderzoek naar de bedreiging van christenen in het Midden-Oosten (32735, nr. 113);
    • de motie-Omtzigt over een onderzoek naar repressie tegen straatkinderen door de Braziliaanse autoriteiten (32735, nr. 114);
    • de motie-Omtzigt c.s. over aanwezigheid bij de 100-jarige herdenking van de Armeense genocide (32735, nr. 115);
    • de motie-Sjoerdsma over toevoegen van een medewerker mensenrechten aan de post in Myanmar/Birma (32735, nr. 116).

    (Zie notaoverleg van 30 juni 2014.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor, zijn motie (32735, nr. 115) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    De motie-Van Bommel (32735, nr. 112) is in die zin gewijzigd (32735, nr. 119) en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de mensenrechtensituatie in Egypte sinds de machtsovername door het leger in juli vorig jaar ernstig is verslechterd en mensenrechtenorganisaties hun grote zorgen hierover uitspreken;

    constaterende dat in het kader van het more for more, less for less principe de EU in augustus vorig jaar een aantal maatregelen hiertegen nam, specifiek het opschorten van de export naar Egypte van goederen die kunnen worden gebruikt voor interne repressie en het opnieuw beoordelen van exportvergunningen voor militaire goederen;

    van mening dat het van groot belang is deze maatregelen niet worden teruggedraaid zolang de mensenrechtensituatie niet significant verbetert;

    verzoekt de regering, voorlopig niet over te gaan tot het terugdraaien van deze maatregelen en in EU-verband voor dit standpunt te pleiten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 120, was nr. 119 (32735)

    De motie-Sjoerdsma (32735, nr. 116) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat Nederland nu slechts een economische missie heeft in Myanmar/Birma;

    overwegende dat de mensenrechtensituatie in Myanmar/Birma zorgwekkend is;

    verzoekt de regering, een medewerker mensenrechten toe te voegen aan de post in Myanmar/Birma op het moment dat er tot uitbreiding overgegaan wordt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 121, was nr. 116 (32735).

    Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde moties kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Van Bommel (32735, nr. 111).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de nader gewijzigde motie-Van Bommel (32735, nr. 120, was nr. 119).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Omtzigt c.s. (32735, nr. 113).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP en Van Vliet voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Omtzigt (32735, nr. 114).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Sjoerdsma (32735, nr. 121, was nr. 116).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Voorzitter, excuus. Wij willen ook geacht worden voor de motie-Omtzigt op stuk nr. 114 te hebben gestemd.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 114 blijft verworpen.


    Stemming motie Aanbesteding twee spoorlijnen Limburg

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO over de stand van zaken omtrent het beschikbaar stellen van relevante informatie over de twee spoorlijnen in Limburg die voor decentralisatie en aanbesteding in aanmerking komen,

    te weten:

    • de motie-De Rouwe/Van Veldhoven over een quickscan door de ACM van de ov-aanbesteding in Limburg (29984, nr. 487).

    (Zie vergadering van 10 juni 2014.)

    De voorzitter:
    De motie-De Rouwe/Van Veldhoven (29984, nr. 487) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat een onderling gelijk speelveld bij aanbesteding nodig is;

    constaterende dat er onduidelijkheid is over een gelijk speelveld bij de regionale ov-aanbesteding in Limburg (zoals aansluitingen van regionale lijnen op het hoofdrailnet, de kennisvoorsprong, kruissubsidiëring en eigendom van stations) en dat de Autoriteit Consument & Markt heeft uitgesproken dat van een gelijk speelveld geen sprake is;

    verzoekt de regering, de ACM te vragen om uiterlijk binnen tien dagen een quickscan aan te leveren waaruit blijkt op welke punten geen sprake is van een ongelijk speelveld, alsmede welke oplossingen beschikbaar zijn;

    verzoekt de regering tevens om binnen uiterlijk vier weken daarna in samenspraak met de ACM, de provincie, de NS en de regionale vervoerders, die oplossingen toe te passen, zodat alsnog een gelijk speelveld ontstaat,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 523, was nr. 487 (29984).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-De Rouwe/Van Veldhoven (29984, nr. 523, was nr. 487).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie Vreemdelingen- en asielbeleid

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid,

    te weten:

    • de motie-Voortman c.s. over een verblijfsvergunning voor kinderen die bekend waren bij de gemeente waar zij verbleven (19637, nr. 1835).

    (Zie vergadering van 10 juni 2014.)

    De voorzitter:
    De motie-Voortman c.s. is in die zin gewijzigd (19637, nr. 1864) en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Voortman, Gesthuizen en Schouw, en luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering in het huidige kinderpardon als voorwaarde voor het verlenen van een verblijfsvergunning stelt dat de kinderen zich niet mogen hebben onttrokken aan het rijkstoezicht van een van de ketenpartners in de vreemdelingenketen;

    constaterende dat de meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem op 1 juli 2014 heeft gesteld dat de woorden uit de Kinderpardonregeling "hebben onttrokken" veronderstellen dat een vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden van de Kinderpardonregeling indien hij of zij zich door eigen handelen actief heeft onttrokken aan het uitgeoefende toezicht van de rijksoverheid en daarmee een bewuste keuze heeft gemaakt om niet uit Nederland te vertrekken maar hier illegaal te verblijven;

    constaterende dat bij de meeste ouders van kinderen geen sprake is geweest van "eigen handelen" of een "eigen keuze" om zich actief aan toezicht te onttrekken, maar dat zij uit beeld van de rijksoverheid raakten omdat de rijksoverheid de opvang beëindigde of omdat de rijksoverheid anderszins een einde aan het contact maakte of aankondigde dit te zullen doen vanwege het einde van een verblijfsprocedure;

    constaterende dat deze kinderen naar school gingen of anderszins in beeld waren bij de lokale overheid;

    verzoekt de regering, in de toetsing van het criterium rijkstoezicht ook kinderen een verblijfsvergunning te verlenen die bekend waren bij de gemeente(n) waar zij verbleven,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 1865, was nr. 1864 (19637).

    In stemming komt de nader gewijzigde motie-Voortman c.s. (19637, nr. 1865, was nr. 1864).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Nieuwe definitie van ontwikkelingssamenwerking (ODA)

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Nieuwe definitie van ontwikkelingssamenwerking (ODA),

    te weten:

    • de motie-Van Ojik over de uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking aanpassen aan de hoogte van het herberekende bbp (32605, nr. 141);
    • de motie-Bosma over het verzoek aan de minister of zij niet langer wil doen alsof zij de bodemloze putten in Afrika uit eigen salaris betaalt (32605, nr. 142);
    • de motie-Voordewind over een ODA-definitie die militaire hulp uitsluit (32605, nr. 143);
    • de motie-Agnes Mulder over een goede internationale werkwijze om garanties en verzekeringen mee te laten tellen in de ODA-presentatie (32605, nr. 144);
    • de motie-Smaling over nieuwe kaders voor de ODA-norm (32605, nr. 145);
    • de motie-Smaling over onderscheid tussen de kortetermijn- en de langetermijndoelstellling voor de ODA-norm (32605, nr. 146).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Van Ojik stel ik voor, zijn motie (32605, nr. 141) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Bosma (32605, nr. 142).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Voordewind (32605, nr. 143).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Agnes Mulder (32605, nr. 144).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Smaling (32605, nr. 145).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Smaling (32605, nr. 146).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Referentieniveaus taal en rekenen

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Referentieniveaus taal en rekenen,

    te weten:

    • de motie-Van Meenen over de referentieniveaus 2S en 3S verwerken in het onderwijs van vmbo-t en havo/vwo (31332, nr. 29);
    • de motie-Van Meenen over het toetsen van de referentieniveaus rekenen voor havo/vwo (31332, nr. 30);
    • de motie-Rog c.s. over alles in het werk stellen om het rekenonderwijs in alle sectoren te verbeteren (31332, nr. 31);
    • de motie-Bisschop/Rog over verkennen van mogelijkheden om de rekentoets af te nemen aan het eind van de onderbouw (31332, nr. 32);
    • de motie-Jadnanansing/Straus over de implementatie van de adviezen van de commissie-Bosker (31332, nr. 33);
    • de motie-Jadnanansing/Straus over de uitwerking van aanbeveling 4 van de commissie-Bosker (31332, nr. 34).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Van Meenen (31332, nr. 29).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
    Voorzitter. Het CDA wenst geacht te worden tegen de motie-Smaling op stuk (32605, nr. 146) te hebben gestemd.

    De voorzitter:
    De motie blijft verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Meenen (31332, nr. 30).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Rog c.s. (31332, nr. 31).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Bisschop/Rog (31332, nr. 32).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Jadnanansing/Straus (31332, nr. 33).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Jadnanansing/Straus (31332, nr. 34).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Onderwijs en digitalisering

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Onderwijs en digitalisering,

    te weten:

    • de motie-Rog/Van Meenen over werken met digitale leermiddelen (26643, nr. 317);
    • de motie-Duisenberg/Jadnanansing over een Nederlandse oplossing voor het ongelijke btw-speelveld voor digitale leermiddelen (26643, nr. 318).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Rog stel ik voor, zijn motie (26643, nr. 317) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Duisenberg/Jadnanansing (26643, nr. 318).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht,

    te weten:

    • de motie-Van Meenen c.s. over schrappen van het voornemen tot één algemeen predicaat voor de onderwijskwaliteit (33905, nr. 2);
    • de motie-Van Meenen c.s. over schrappen van toezicht op en beoordeling van het (, nr. 3);
    • de motie-Bisschop c.s. over een proefproject over de inrichting van het gedifferentieerd toezicht (33905, nr. 4);
    • de motie-Straus/Jadnanansing over inzicht in de verbetercultuur bij scholen die het predicaat "goed" ontvangen (33905, nr. 5);
    • de motie-Jadnanansing over een rol voor de onderwijsinspectie bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens (33905, nr. 7).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Van Meenen c.s. (33905, nr. 2).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Meenen c.s. (33905, nr. 3).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Bisschop c.s. (33905, nr. 4).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Straus/Jadnanansing (33905, nr. 5).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Jadnanansing (33905, nr. 7).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Handhaving

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Handhaving,

    te weten:

    • de motie-Van Weyenberg/Schut-Welkzijn over concrete outcome-doelstellingen voor de aanpak van arbeidsmarktfraude (17050, nr. 480);
    • de motie-Van Weyenberg over meldingen van de Stichting Normering Arbeid (17050, nr. 481);
    • de motie-Ulenbelt over in aanmerking komen voor het keurmerk van de Stichting Normering Arbeid (17050, nr. 482).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Van Weyenberg (17050, nr. 481) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in de uitzendsector sprake is van zelfregulering voor het in beeld brengen van mogelijke tekortkomingen of misstanden bij gecertificeerde uitzendbureaus;

    overwegende dat deze zelfregulering aangevuld dient te worden met controles van de Inspectie SZW, die als enige boetes dan wel andere rechtsmaatregelen kan opleggen;

    overwegende dat het systeem van zelfregulering en de publieke aanpak van de malafiditeit pas sluitend is wanneer alle gedane meldingen hierin door de Inspectie SZW worden betrokken;

    verzoekt de regering, alle gedane meldingen van Stichting Normering Arbeid door de Inspectie SZW te laten beoordelen en de Kamer periodiek te informeren over het aantal meldingen dat SNA aandraagt, en het aantal maal dat dit tot inzet van de Inspectie SZW leidt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 483, was nr. 481 (17050).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Schut-Welkzijn (17050, nr. 480).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Van Weyenberg (17050, nr. 483, was nr. 481).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt (17050, nr. 482).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Integratieonderwerpen

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Integratieonderwerpen,

    te weten:

    • de motie-De Graaf over aanpassen van de definitie van het begrip allochtoon (32824, nr. 69);
    • de motie-De Graaf over de subsidierelatie met FORUM beëindigen (32824, nr. 70);
    • de motie-Karabulut over borging van de kennis- en netwerkfunctie op het gebied van integratie van FORUM (32824, nr. 71);
    • de motie-Pieter Heerma c.s. over het structureel waarborgen van de waardevolle activiteiten van FORUM binnen andere organisaties (32824, nr. 72).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

    De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
    Voorzitter. Ondanks het feit dat de constatering bij de motie op stuk nr. 69 niet klopt, net als een van de overwegingen, begrijpen wij de intentie. Wij zullen voor deze motie stemmen.

    In stemming komt de motie-De Graaf (32824, nr. 69).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Graaf (32824, nr. 70).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (32824, nr. 71).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Pieter Heerma c.s. (32824, nr. 72).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Beveiliging van Joodse instellingen

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Beveiliging van Joodse instellingen,

    te weten:

    • de motie-De Graaf/Helder over per direct overnemen van de beveiliging van Joodse instellingen (29754, nr. 246);
    • de motie-De Graaf/Helder over met de hoogste spoed mogelijk maken van de administratieve detentie van Syrië- en Levantgangers (29754, nr. 247);
    • de motie-De Graaf over een voortvarende aanpak van anti-semitisme (29754, nr. 248).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-De Graaf/Helder (29754, nr. 246).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Graaf/Helder (29754, nr. 247).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Graaf (29754, nr. 248).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties MIRT

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO MIRT,

    te weten:

    • de motie-De Rouwe/Dik-Faber over een passende oplossing waarbij de zogenaamde regiovariant uitgangspunt is (33750-A, nr. 73);
    • de motie-De Rouwe/Rog over een spoedige oplossing voor het Zuid-Hollandse en Zeeuwse deel van de N59 (33750-A, nr. 74);
    • de motie-Van Veldhoven over een volwaardige vergelijking met de variant Noordtak (33750-A, nr. 75);
    • de motie-Van Veldhoven/Dik-Faber over uitstellen van de verbreding van de A27 bij Amelisweerd (33750-A, nr. 76);
    • de motie-Ouwehand over uitstellen van de definitieve besluitvorming over de eventuele verbreding van de A27 bij Amelisweerd (33750-A, nr. 78);
    • de motie-Ouwehand/Van Veldhoven over inventariseren hoeveel scholen in gebieden liggen die niet aan het gezondheidsadvies van de WHO over luchtkwaliteit voldoen (33750-A, nr. 80);
    • de motie-Van Tongeren over afzien van de verbreding van de Ring Utrecht (33750-A, nr. 82);
    • de motie-Van Tongeren over afzien van de toekomstige verhoging van de snelheid op de Ring A10 West en A13 (33750-A, nr. 83);
    • de motie-Dik-Faber over onderzoek of de Noordtak door optimalisatie en een financiële bijdrage van de regio haalbaar is (33750-A, nr. 84);
    • de motie-Dik-Faber/Geurts over onderzoek naar de financiële mogelijkheden om het knooppunt A1-A30 robuust aan te pakken (33750-A, nr. 85);
    • de motie-Dik-Faber over een toekomstige spoorlijn Breda-Utrecht (33750-A, nr. 86);
    • de motie-De Boer/Van Veldhoven over een tijdige realisatie van voldoende spoorcapaciteit (33750-A, nr. 89).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (33750-A, nr. 86) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    De motie-De Boer/Van Veldhoven (33750-A, nr. 89) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat voor de korte termijn gekozen wordt voor de variant "kop maken in Deventer" voor de goederenroutering door Oost-Nederland maar dat de provincies Overijssel, Gelderland en het Havenbedrijf Rotterdam in vergelijking met het gebruik van bestaand spoor een voorkeur hebben voor een nieuwe spoorlijn langs de N18;

    overwegende dat bij een aantrekkende economische groei er vanaf 2030 een capaciteitstekort kan ontstaan en het spoorgoederenvervoer overlast langs bestaand spoor veroorzaakt;

    overwegende dat de positie van de Nederlandse zeehavens en industrie versterkt kan worden door een tijdige realisatie van voldoende spoorcapaciteit naar Oost- en Midden Europa;

    verzoekt de regering, naast het monitoren op groei van het spoorgoederenvervoer, tevens het economisch perspectief van de havens, de spoorgoederenvervoerders voor Nederland mee te wegen door een tijdige realisatie van voldoende spoorcapaciteit naar het Europese achterland, en dit najaar te onderzoeken in samenwerking met provincies Overijssel en Gelderland en het Havenbedrijf Rotterdam wat de uiteindelijke kosten zijn van een eventuele spoorlijn voor goederenvervoer langs de N18, welke procedures gevolgd moeten worden en welk tijdsbestek nodig is voor besluitvormingsprocedures en realisatie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 90, was nr. 89 (33750-A).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-De Rouwe/Dik-Faber (33750-A, nr. 73).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Rouwe/Rog (33750-A, nr. 74).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Veldhoven (33750-A, nr. 75).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Veldhoven/Dik-Faber (33750-A, nr. 76).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand (33750-A, nr. 78).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand/Van Veldhoven (33750-A, nr. 80).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Tongeren (33750-A, nr. 82).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Tongeren (33750-A, nr. 83).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber (33750-A, nr. 84).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber/Geurts (33750-A, nr. 85).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-De Boer/Van Veldhoven (33750-A, nr. 90, was nr. 89).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties ERTMS

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO ERTMS,

    te weten:

    • de motie-De Rouwe/Van Veldhoven over volledig benutten van de uitkomsten van de tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid (33652, nr. 19);
    • de motie-De Rouwe/Van Hijum over voorrang geven aan de invoering van ERTMS op het gehele traject tussen Lelystad en Zwolle (33652, nr. 20);
    • de motie-De Rouwe/Van Veldhoven over invoering van ERTMS op het juiste moment (33652, nr. 21);
    • de motie-De Rouwe over de budgetruimte voor de invoering van ERTMS (33652, nr. 22);
    • de motie-Dik-Faber over opnemen van Hattemerbroek-Zwolle-Meppel in de voorkeursbeslissing ERTMS (33652, nr. 23);
    • de motie-Dik-Faber over de veiligheid op het spoor tijdens een langdurige transitie naar ERTMS (33652, nr. 24);
    • de motie-Smaling over volledig benutten van de voordelen van ERTMS als dynamisch verkeersmanagementsysteem (33652, nr. 25);
    • de motie-Smaling over niet meer investeren in Atb-vv (33652, nr. 26).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-De Rouwe/Van Veldhoven (33652, nr. 19).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Rouwe/Van Hijum (33652, nr. 20).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Rouwe/Van Veldhoven (33652, nr. 21).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Rouwe (33652, nr. 22).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber (33652, nr. 23).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber (33652, nr. 24).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Smaling (33652, nr. 25).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Smaling (33652, nr. 26).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Ontwerpbesluit beheer verpakkingen 2014

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Ontwerpbesluit beheer verpakkingen 2014,

    te weten:

    • de motie-Van Gerven over een reactie op de in de Legal Opinion benoemde tekortkomingen (28694, nr. 119);
    • de motie-Van Gerven over statiegeld op kleine plastic flesjes (28694, nr. 120);
    • de motie-Van Veldhoven c.s. over voortzetten van de procedure voor het Ontwerpbesluit (28694, nr. 121);
    • de motie-Ouwehand over uitbreiden van het statiegeldsysteem met kleine PET-flesjes en blikjes (28694, nr. 122);
    • de motie-Dik-Faber over een artikel dat verplicht tot statiegeld op bierflesjes (28694, nr. 124);
    • de motie-Dik-Faber over inzamelverplichtingen invoeren voor nader te bepalen categorieën verpakkingen (28694, nr. 125).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Van Gerven (28694, nr. 119).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven (28694, nr. 120).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Veldhoven c.s. (28694, nr. 121).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand (28694, nr. 122).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber (28694, nr. 124).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber (28694, nr. 125).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Luchtvaart

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Luchtvaart,

    te weten:

    • de motie-Graus over onderzoek op welke manier de capaciteit van Mainport Schiphol optimaal benut kan worden (31936, nr. 206);
    • de motie-Ouwehand over geen luchthavens aanleggen of uitbreiden in of grenzend aan vogelrijke gebieden (31936, nr. 207);
    • de motie-Ouwehand over afzien van uitbreiding van Lelystad Airport (31936, nr. 208);
    • de motie-Ouwehand over niet toestaan van reguliere vluchten na 23.00 uur op vliegveld Eindhoven (31936, nr. 209);
    • de motie-Van Tongeren over opstellen van een maatschappelijke kosten-batenanalyse voor luchthaven Lelystad (31936, nr. 211);
    • de motie-Van Tongeren/Smaling over laten vervallen van de militaire aanwijzing van de Luchthaven Twente per 1 november 2014 (31936, nr. 212);
    • de motie-Smaling over aanpassen van het luchthavenbesluit van Eindhoven Airport in lijn met de afspraken gemaakt aan de Alderstafel (31936, nr. 213);
    • de motie-Smaling c.s. over geen onomkeerbare besluiten nemen over Lelystad Airport (31936, nr. 214);
    • de motie-De Rouwe over niet afwikkelen van de verliezen van vliegveld Lelystad op de huidige gebruikers van Schiphol (31936, nr. 217);
    • de motie-De Rouwe over uitwerken van de regels voor de verdeling van de milieuwinst 50/50 (31936, nr. 218);
    • de motie-De Rouwe over met de provincies komen tot een landelijk dekkende oplossing voor de kleine luchtvaart (31936, nr. 219);
    • de motie-Van Meenen/Hachchi over een gedragen plan voor de uitrol van luchthaven Lelystad (31936, nr. 220).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (31936, nr. 207) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Graus (31936, nr. 206).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand (31936, nr. 208).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand (31936, nr. 209).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Tongeren (31936, nr. 211).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Tongeren/Smaling (31936, nr. 212).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Smaling (31936, nr. 213).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Smaling c.s. (31936, nr. 214).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Rouwe (31936, nr. 217).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Rouwe (31936, nr. 218).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Rouwe (31936, nr. 219).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Meenen/Hachchi (31936, nr. 220).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, 50PLUS/Klein, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Midden-Oosten Vredesproces

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Midden-Oosten Vredesproces,

    te weten:

    • de motie-Voordewind/Van der Staaij over zich in EU-verband inspannen voor beëindiging van het Palestijnse beleid ten aanzien van betalingen aan Palestijnse gevangen (23432, nr. 376);
    • de motie-Sjoerdsma/Omtzigt over het Midden-Oostenvredesproces tot prioriteit laten benoemen bij het aantreden van de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger (23432, nr. 377);
    • de motie-De Roon over stoppen met het overmaken van geld van de Nederlandse belastingbetaler naar de Palestijnse autoriteit (23432, nr. 378);
    • de motie-De Roon/Wilders over niet aanmerken van de Palestijnse eenheidsregering als samenwerkingspartner van Nederland (23432, nr. 379);
    • de motie-Servaes over aandringen op terughoudendheid bij zowel de Israëlische regering als de Palestijnse autoriteit (23432, nr. 380);
    • de motie-Van Klaveren over schrappen van de Palestijnse autoriteit als partnerland (23432, nr. 381);
    • de motie-Van Klaveren over niet erkennen van de nieuwe Palestijnse eenheidsregering (23432, nr. 382).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Voordewind/Van der Staaij (23432, nr. 376).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Sjoerdsma/Omtzigt (23432, nr. 377).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter. Nu mijn motie is aangenomen, zou ik graag een brief van het kabinet ontvangen over de uitvoering daarvan.

    De voorzitter:
    Ik zal het stenogram over dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

    In stemming komt de motie-De Roon (23432, nr. 378).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Roon/Wilders (23432, nr. 379).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Servaes (23432, nr. 380).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van Klaveren (23432, nr. 381).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Klaveren (23432, nr. 382).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Justitiële jeugdinrichtingen

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Justitiële jeugdinrichtingen,

    te weten:

    • de motie-Helder over bewerkstelligen dat gedetineerden, bezoekers en personeel standaard bij elk binnentreden door een metaaldetector moeten lopen (24587, nr. 589);
    • de motie-Helder over de strafdoelen vergelding, herstel van de rechtsorde en de generale preventie (24587, nr. 590).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Helder (24587, nr. 589).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren en 50PLUS/Baay-Timmerman voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Helder (24587, nr. 590).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Stelselherziening/Transitie Jeugdzorg

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Stelselherziening/Transitie Jeugdzorg,

    te weten:

    • de motie-Siderius over verplichten van gemeenten om de GGD te betrekken bij de inrichting en uitvoering van de toegangsfunctie tot de jeugdzorg (31839, nr. 394);
    • de motie-Bergkamp/Ypma over ouderorganisaties ook uitnodigen bij de regiotafels jeugdzorg (31839, nr. 397);
    • de motie-Bergkamp c.s. over toetsen van de modellen voor gegevensverwerking door het CBP (31839, nr. 398).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Bergkamp c.s. (31839, nr. 398) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat met ingang van 1 januari 2015 gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg en dat zij in dat kader veel privacygevoelige informatie moeten verwerken;

    overwegende dat het volgens het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) niet wenselijk is dat het opslaan van deze gegevens onderdeel is van een lerende praktijk;

    constaterende dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) thans vijf of zes dominante modellen voor gegevensverwerking in de Jeugdwet ontwikkelt;

    verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat de modellen voor gegevensverwerking uiterlijk voor 15 oktober 2014 zijn getoetst door het CBP,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 399, was nr. 398 (31839).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Siderius (31839, nr. 394).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Bergkamp/Ypma (31839, nr. 397).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Bergkamp c.s. (31839, nr. 399, was nr. 398).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Verspilling in de zorg

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Verspilling in de zorg,

    te weten:

    • de motie-Van Gerven over een actieplan om afgestudeerde medisch specialisten van een baangarantie te voorzien (33654, nr. 8);
    • de motie-Van Gerven over een experiment ziekenhuisbekostiging waar het verrichtingenstelsel geen deel van uitmaakt (33654, nr. 9);
    • de motie-Klever/Agema over een bedrag voor verspilling inboeken in de financiële bijlagen (33654, nr. 10).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Van Gerven (33654, nr. 8).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven (33654, nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Klever/Agema (33654, nr. 10).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Bekostiging langdurige intramurale ggz

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Voorgenomen aanwijzing over bekostiging langdurige intramurale op behandeling gerichte ggz en de toepasbaarheid van het macrobeheersinstrument,

    te weten:

    • de motie-Leijten over niet overhevelen van de langdurige geestelijke gezondheidszorg naar de zorgverzekeringswet (30597, nr. 455);
    • de motie-Bruins Slot/Keijzer over pas overhevelen van de langdurige geestelijke gezondheidszorg nadat objectieve inhoudelijke criteria ontwikkeld en geoperationaliseerd zijn (30597, nr. 456).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Leijten (30597, nr. 455).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Bruins Slot/Keijzer (30597, nr. 456).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Pakketmaatregelen

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Pakketmaatregelen,

    te weten:

    • de motie-Pia Dijkstra/Bergkamp over niet laten gelden van de driejaarsgrens voor mensen die op 31 december 2014 al een zzp GGZ-B hebben (29689, nr. 525);
    • de motie-Van Gerven over ontzien van chronisch zieken en gehandicapten bij het eigen risico (29689, nr. 526);
    • de motie-Van Gerven over onafhankelijk onderzoek naar de reële kostprijs van kankergeneesmiddelen (29689, nr. 527);
    • de motie-Van Gerven/Bruins Slot over vergoeden van geriatrische revalidatiezorg als een specialist ouderengeneeskunde dit noodzakelijk acht (29689, nr. 528).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Pia Dijkstra/Bergkamp (29689, nr. 525).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven (29689, nr. 526).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven (29689, nr. 527).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven/Bruins Slot (29689, nr. 528).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Rijksdienst

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Rijksdienst,

    te weten:

    • de motie-Geurts/Schouw over niet overgaan tot het inrichten van een rijksschoonmaakorganisatie (31490, nr. 151);
    • de motie-Kooiman/Van Toorenburg over een oplossing voor de SFB-ers die tussen 1 januari 2013 en 1 oktober 2014 noodgedwongen moesten stoppen met werken (31490, nr. 152);
    • de motie-Schouw/Geurts over het aangegeven kostenverschil inbesteden/uitbesteden van 0,4 miljoen euro als maximum (31490, nr. 153);
    • de motie-Schouw over het aanbieden van opleidingen zo veel mogelijk aan de markt laten (31490, nr. 154).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Geurts/Schouw (31490, nr. 151).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kooiman/Van Toorenburg (31490, nr. 152).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Schouw/Geurts (31490, nr. 153).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS/Baay-Timmerman en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Schouw (31490, nr. 154).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Er is enige verwarring over de stemming over de motie op stuk nr. 151. De fractie van GroenLinks moet geacht worden tegen die motie te hebben gestemd.

    De voorzitter:
    De motie was verworpen en blijft verworpen, maar we hebben hiervan wel aantekening gemaakt in de Handelingen.


    Stemmingen moties NH90-helikopter

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO NH90-helikopter,

    te weten:

    • de motie-Knops c.s. over volledig verhalen van alle kosten van onderhoud en aanpassingen van de NH90 op de fabrikant (25928, nr. 63);
    • de motie-Sjoerdsma/Knops over inzichtelijk maken van de consequenties indien de laatste zeven Nederlandse NH90-helikopters niet worden afgenomen (25928, nr. 64).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Knops c.s. (25928, nr. 63).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Sjoerdsma/Knops (25928, nr. 64).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen MIVD

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO MIVD,

    te weten:

    • de motie-Jasper van Dijk over duidelijkheid of door Nederlandse gedeelde inlichtingen gebruikt zijn voor illegale targeted killings door de VS (29924, nr. 109);
    • de motie-Jasper van Dijk over als uitgangspunt nemen dat een VGB kan worden ingetrokken (29924, nr. 110).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Jasper van Dijk stel ik voor, zijn motie (29924, nr. 109) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (29924, nr. 110).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie Landbouw- en Visserijraad

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Landbouw- en Visserijraad,

    te weten:

    • de motie-Ouwehand over zorgen dat de Nederlandse uitwerking van het GLB niet ten koste gaat van bestaande vergroening (21501-32, nr. 786).

    (Zie vergadering van 14 mei 2014.)

    De voorzitter:
    De motie-Ouwehand (21501-32, nr. 786) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat wetenschappers waarschuwen dat de "vergroeningscomponent" van het Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) ernstige averechtse gevolgen kan hebben voor de biodiversiteit en natuur in Nederland vanwege het verdwijnen van waardevolle akkerbiotopen en akkerranden;

    verzoekt de regering, zich in te zetten om deze akkerbiotopen en akkerranden te behouden en ervoor te zorgen dat de Nederlandse uitwerking van het GLB niet ten koste gaat van bestaande vergroening,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 793, was nr. 786 (21501-32).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (21501-32, nr. 793, was nr. 786).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie Nadere informatie ontwerpbesluit Wijziging Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

    Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VSO Nadere informatie ontwerpbesluit Wijziging Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet,

    te weten:

    • de motie-Dijkgraaf c.s. over vrijstelling voor schapen, geiten en niet voor zuivel gehouden runderen (33037, nr. 127).

    (Zie vergadering van 2 juli 2014.)

    In stemming komt de motie-Dijkgraaf c.s. (33037, nr. 127).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD en Van Vliet voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Verantwoordingsdebat 2013

    Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het Verantwoordingsdebat 2013,

    te weten:

    - de motie-Merkies over gerealiseerde koopkrachtcijfers in de jaarverslagen (33930, nr. 3);
    - de motie-Schouten/Van Veldhoven over onderzoek naar de stand van zaken met betrekking tot de reikwijdte van het budgetrecht (33930, nr. 13).

    (Zie vergadering van 3 juni 2014.)

    In stemming komt de motie-Merkies (33930, nr. 3).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Schouten/Van Veldhoven (33930, nr. 13).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemming Brief commissie voor de Rijksuitgaven inzake de decharge van de jaarverslagen

    Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de commissie voor de Rijksuitgaven inzake de decharge van de jaarverslagen voor het gevoerde financieel beheer door de ministers in het jaar 2013 (33930, nr. 20).

    De voorzitter:
    Ik stel voor, de slotwetten over het jaar 2013 (Kamerstukken 33930, hoofdstuk I tot en met X, XII, XIII, XV en XVI en de fondsen A tot en met C, F, H en J) zonder stemming aan te nemen en conform het voorstel van de commissie voor de Rijksuitgaven te besluiten en de betreffende ministers, met inachtneming van de diverse toezeggingen ter verbetering van het financieel beheer, decharge te verlenen voor het gevoerde beleid.

    Daartoe wordt besloten.


    Stemmingen Brief over de focusonderwerpen verantwoording over 2014

    Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de commissie voor de Rijksuitgaven over de focusonderwerpen voor de verantwoording over 2014 (31865, nr. 62).

    De voorzitter:
    Ik stel voor, conform het voorstel van de commissie voor de Rijksuitgaven te besluiten en de onderwerpen fraude en decentralisatie ook voor de verantwoording over het jaar 2014 als focusonderwerpen aan te merken.

    Daartoe wordt besloten.


    Stemmingen moties IVD-aangelegenheden

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO IVD-aangelegenheden,

    te weten:

    • de motie-Schouw/Van Toorenburg over de effecten van de bezuinigingsvoorstellen op het werk van de AIVD (30977, nr. 99);
    • de motie-Bosma/Wilders over het weer instellen van grenscontroles (30977, nr. 100);
    • de motie-Van Klaveren over een nationaal jihad-alert (30977, nr. 101);
    • de motie-Van Klaveren over het schrappen van de resterende bezuinigingen op de AIVD (30977, nr. 102);
    • de motie-Van Toorenburg/Schouw over schrappen van de bezuinigingsopgave voor de AIVD (30977, nr. 103).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Schouw/Van Toorenburg (30977, nr. 99) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat zowel de begroting als de meerjarencijfers voor de AIVD sinds de aanbieding van de begroting voor 2013 driemaal tussentijds zijn gewijzigd;

    overwegende dat de jaarlijkse cyclus van begroting en verantwoording de Kamer niet in staat stelt de consequenties te overzien van de voorgenomen, de gerealiseerde en de voor een deel teruggedraaide bezuinigingen op de AIVD;

    verzoekt de regering, de Algemene Rekenkamer te verzoeken onderzoek te doen naar de effecten van de opeenvolgende bezuinigingsvoorstellen op de organisatie en het werk van de AIVD,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 105, was nr. 99 (30977).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Schouw/Van Toorenburg (30977, nr. 105, was nr. 99).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Bosma/Wilders (30977, nr. 100).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Klaveren (30977, nr. 101).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Klaveren (30977, nr. 102).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Schouw (30977, nr. 103).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Imvo

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Imvo,

    te weten:

    • de motie-Jan Vos c.s. over inzicht in de herkomst van door de energiebedrijven gebruikte steenkolen (26485, nr. 180);
    • de motie-Jasper van Dijk over niet-vrijblijvende afspraken om landroof tegen te gaan (26485, nr. 183);
    • de motie-Sjoerdsma over genoegdoening van slachtoffers als doel opnemen in het convenant met energiebedrijven (26485, nr. 184).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Jasper van Dijk (26485, nr. 183) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat Nederlandse banken en pensioenfondsen op grote schaal investeren in levensmiddelenbedrijven en voedselhandelaren;

    constaterende dat landrechten bij de grootschalige verbouw van gewassen zoals suikerriet, soja en palmolie regelmatig worden geschonden;

    constaterende dat de minister voor BuHa-OS een dialoog voert met de financiële sector, maar daar nog geen concrete resultaten uit zijn voortgekomen;

    verzoekt de regering, na haar gesprekken met de financiële sector, een voorstel te doen voor niet-vrijblijvende afspraken met betrokken partijen om landroof tegen te gaan, en hierbij de CFS-guidelines als richtlijn te nemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 188, was nr. 183 (26485).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Jan Vos c.s. (26485, nr. 180).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Jasper van Dijk (26485, nr. 188, was nr. 183).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Sjoerdsma (26485, nr. 184).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Plan van aanpak tegen pesten, een jaar later

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Plan van aanpak tegen pesten, een jaar later,

    te weten:

    • de motie-Bergkamp/Van der Burg over een aanpak voor de verbetering van de veilige omgeving op scholen (29240, nr. 65);
    • de motie-Jasper van Dijk over afzien van de verplichting om scholen uit een van de vijftien antipestprogramma's te laten kiezen (29240, nr. 66).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Bergkamp/Van der Burg (29240, nr. 65).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (29240, nr. 66).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Informatievoorziening en ICT bij Defensie

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Informatievoorziening en ICT bij Defensie,

    te weten:

    • de motie-Sjoerdsma c.s. over een plan van aanpak inclusief een kostenoverzicht om de problemen bij de informatievoorziening en ICT bij het ministerie van Defensie op te lossen (31125, nr. 30);
    • de motie-Eijsink c.s. over geen onomkeerbare stappen nemen totdat de IV/ICT-visie is afgerond (31125, nr. 31);
    • de motie-Knops c.s. over onderzoeken van de mogelijkheden om het transitieproces uit te besteden aan een marktpartij (31125, nr. 32).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Eijsink (31125, nr. 31) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Eijsink, Sjoerdsma en Knops, en luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de defensie IV/ICT-infrastructuur van vitaal en strategisch belang is voor het functioneren van de krijgsmacht en haar ketenpartners en het goed functioneren van de IV/ICT essentieel is voor de veiligheid voor de mannen en vrouwen in militaire operaties;

    constaterende dat de continuïteit van de defensie IV/ICT-infrastructuur op dit moment niet kan worden gegarandeerd door ernstige technische tekortkomingen en snelle actie nodig is om de defensie IV/ICT-infrastructuur op orde te krijgen;

    constaterende dat een visie over de defensie IV/ICT zo spoedig mogelijk nodig is om een duidelijk beeld te krijgen wat de IV/ICT-behoeftes zijn, hoe een innovatieve en stabiele IV/ICT in de toekomst wordt gegarandeerd en welke partijen daarbij een rol spelen;

    constaterende dat de kennis en expertise op het terrein van IV/ICT onvoldoende bij defensie aanwezig zijn om zelf de problemen om dit terrein op te lossen en daarom de markt intensiever betrokken moet worden bij het oplossen van de continuïteitsproblemen en het opstellen van de visie;

    van mening dat in lopende aanbestedingen van IV/ICT-infrastructuur geen onomkeerbare stappen kunnen worden genomen totdat defensie de IV/ICT-visie heeft afgerond;

    verzoekt de regering om voor november 2014 de defensie IV/ICT-visie afgerond te hebben, tot die tijd geen onomkeerbare stappen te maken in lopende relevante aanbestedingen, met spoed de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de gehele IV/ICT te garanderen en de kennis en expertise van de markt zo veel mogelijk te gebruiken in alle hiervoor genoemde processen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 33, was nr. 31 (31125).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Sjoerdsma c.s. (31125, nr. 30).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Eijsink c.s. (31125, nr. 33, was nr. 31).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Knops c.s. (31125, nr. 32).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Passend onderwijs

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Passend onderwijs,

    te weten:

    • de motie-Ypma c.s. over medezeggenschap voor ouders van leerlingen in het reguliere onderwijs met ondersteuning van een instelling (31497, nr. 126);
    • de motie-Siderius/Ypma over de ondersteuning van onderwijspersoneel aan kinderen met diabetes (31497, nr. 128);
    • de motie-Siderius over voldoende medische kennis op reguliere scholen om kinderen met een beperking te ondersteunen (31497, nr. 129);
    • de motie-Straus/Ypma over een pilot voor scholen die vooroplopen in het hoogbegaafdenonderwijs (31497, nr. 130);
    • de motie-Van Meenen over de belangrijke rol van de Geschillencommissie passend onderwijs (31497, nr. 131);
    • de motie-Van Meenen over een onafhankelijke indicatiestelling voor leerlingen in cluster 1 en 2 (31497, nr. 132);
    • de motie-Van Meenen over de verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten (31497, nr. 133).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor, zijn motie (31497, nr. 132) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Ypma c.s. (31497, nr. 126).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Siderius/Ypma (31497, nr. 128).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Siderius (31497, nr. 129).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Straus/Ypma (31497, nr. 130).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van Meenen (31497, nr. 131).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van Meenen (31497, nr. 133).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Eerstelijnszorg

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Eerstelijnszorg,

    te weten:

    • de motie-Klever/Agema over niet overhevelen van de wijkverpleging en wijkziekenverzorging naar de zorgverzekeringswet (33578, nr. 7);
    • de motie-Van Gerven/Leijten over geen nieuwe minutenregistraties en stopwatchzorg (33578, nr. 8);
    • de motie-Pia Dijkstra/Bergkamp over regie nemen over de communicatie over de hervormingen langdurige zorg (33578, nr. 9).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Klever/Agema (33578, nr. 7).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS/Baay-Timmerman, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Gerven/Leijten (33578, nr. 8).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Pia Dijkstra/Bergkamp (33578, nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Jaarwisseling 2013-2014 en vuurwerk

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Jaarwisseling 2013-2014 en vuurwerk,

    te weten:

    • de motie-Ouwehand/Van Tongeren over verder beperken van de afsteektijden van vuurwerk (33750-XII, nr. 94);
    • de motie-Ouwehand/Van Tongeren over terugdraaien van de versoepeling van de verkoophoeveelheid voor particulieren (33750-XII, nr. 95);
    • de gewijzigde motie-Ouwehand c.s. over instellen van een gemeentelijk vuurwerkverbod (33750-XII, , , nr. 82).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Ouwehand/Van Tongeren (33750-XII, nr. 94).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand/Van Tongeren (33750-XII, nr. 95).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand c.s. (33750-XII, , , nr. 82).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie Nationale implementatie GLB

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Nationale implementatie GLB,

    te weten:

    • de motie-Ouwehand over bestrijdingsmiddelen in ecologische aandachtsgebieden (28625, nr. 178).

    (Zie vergadering van 18 december 2013.)

    In stemming komt de motie-Ouwehand (28625, nr. 178).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie Langdurige zorg

    Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Langdurige zorg,

    te weten:

    • de motie-Leijten/Keijzer over zorgkantoren verzoeken rekening te houden met het voortbestaan van kleinschalige en/of standalone verzorgingshuizen (33891, nr. 15).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Leijten/Keijzer (33891, nr. 15).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    Mededelingen

    Mededelingen

    Mededelingen

    De voorzitter:
    Boven mijn blaadje staat: toespraak van de Voorzitter van de Tweede Kamer, tijdens de laatste vergadering voor het zomerreces.

    Beste collega's,

    We hebben weer geen nieuw record weten te vestigen. Het leek er heel even op, aan het begin van de middag, maar het is niet gelukt. Maar voor we het reces ingaan, wil ik traditiegetrouw nog wel een paar woorden tot u richten.

    In mijn werkkamer hangt een schilderij van dichter en schilder Lucebert, uit de nationale collectie. Het heet Indian Spaceman. Sommige mensen vinden het te surrealistisch of te confronterend en ze gaan zelfs met hun rug ernaartoe zitten. Maar ik vind het prachtig en ga altijd zo zitten dat ik het goed kan zien. Ik zag de heer Zijlstra al raar kijken en de wenkbrauwen fronsen, en anderen misschien ook, want ik ben niet echt een kunstkenner.

    Maar waarom ik het noem, is omdat ik in het schilderij parallellen zie met hoe wij in de Tweede Kamer werken. Lucebert schilderde grove lijnen en duidelijke figuren, met tegelijkertijd veel details. Ook in de Kamer weten we het grote met het kleine te combineren. Enerzijds houden we ons bezig met de lange lijnen, met de grote figuren, in de vorm van wetten die invloed hebben op het dagelijks leven van heel veel mensen. In de afgelopen maanden hebben we hier gedebatteerd en besloten over grote hervormingen in de sociale zekerheid, de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg, het wonen en het onderwijs. We hebben veel gesproken over de vraag welke overheidslaag verantwoordelijk is voor welke taken. Het ging en het gaat om forse veranderingen, die soms diep ingrijpen in onze samenleving. Anderzijds is er ook stilgestaan bij kleine krantenberichtjes, over kwesties die misschien minder zichtbaar of omvangrijk zijn, maar net zo goed van betekenis. Onze samenleving bestaat uit grote structuren en persoonlijke verhalen. De Kamer heeft, gelukkig, aandacht voor allebei.

    Als ik terugblik op het jaar dat achter ons ligt, zijn er een paar dingen die mij in het bijzonder zijn opgevallen en die ik met u wil delen. Laat ik beginnen met de kwaliteit en de werklust van ons parlement. De Kamer wordt gevormd door noeste werkers en betrokken personen. Als ik naar de debatten kijk, heb ik het gevoel dat de 150 Kamerleden samen de breedte van de hele samenleving beslaan. Veel van de onderwerpen die leven op straat, worden hier geagendeerd. Dat wordt ook herkend, in binnen- en buitenland. Wat ik van veel buitenlandse collega's hoor, is dat zij onder de indruk zijn van de effectiviteit van ons parlement. Ook onze transparantie wordt geroemd. Bijna alles wat we hier doen, is openbaar. Daar komt bij dat in de Kamer 322 geaccrediteerde redacteuren en journalisten rondlopen. 322 op 150 Kamerleden! Deze journalisten hebben dag en nacht toegang tot de Kamer en kunnen Kamerleden aanspreken wanneer zij dat willen. Dat is een goede zaak. Het hoort bij het ambt van volksvertegenwoordiger om jezelf publiekelijk te verantwoorden. Maar transparantie is niet de kern. De kern van het Kamerwerk bestaat uit het controleren van de regering en het mede maken van wetten. Daar ligt het brandpunt. De Tweede Kamer heeft de verantwoordelijkheid om het kunstwerk te maken en om te bepalen wat er binnen of buiten het frame valt.

    Wat mij ook is opgevallen, is dat de instrumenten waarover Kamerleden beschikken, steeds vaker parallel aan elkaar worden ingezet. Op dit moment zijn er zelfs meer meerderheidsdebatten dan dertigledendebatten in portefeuille. Het gaat bij elkaar om zo'n 50 debatten die nog moeten worden ingepland. Ik weet zeker dat er na het reces nieuwe debatten bij zullen komen. Afgezet tegen de 35 vergaderweken die een heel parlementair jaar telt, is het duidelijk dat ook volgend jaar weer een heel druk jaar zal worden. We vragen veel van het kabinet. Dat mag, nee, dat móét ook. Het doet me deugd om te zien dat we elkaar daar scherp op houden. Dat geeft blijk van een zelfbewust parlement, waarin men elkaar ook durft aan te spreken op het gebruik van procedures en op de inzet van instrumenten. Die procedures zal de commissie voor de Werkwijze overigens na de zomer kritisch tegen het licht houden. Ik hoop nog in de loop van het komend jaar op uw verzoek een aantal grote wijzigingen in het Reglement van Orde te kunnen doorvoeren.

    We vragen ook veel van ons personeel, van de medewerkers van de Kamer en van de fracties. Wat voor de buitenwereld misschien niet altijd zichtbaar is, is dat zij ervoor zorgen dat wij ons werk hier kunnen doen. Van griffiers tot bodes, van beveiligers tot wetgevingsjuristen en informatiespecialisten, leggen zij de fundamenten voor het Kamerwerk, soms tot diep in de nacht. De werkdruk is groot, maar hun inzet en enthousiasme is nog vele malen groter. Ik wil hen daar graag expliciet voor bedanken.

    (Geroffel op de bankjes)

    De voorzitter:
    Tot slot. De toekomst laat zich niet voorspellen, maar de verwachting is dat er rustiger weken aankomen dan degene die achter ons liggen, met ruimte voor een werkbezoek, gesprekken met uw achterban, misschien wel gesprekken met de achterban van iemand anders. Of wellicht is er tijd om eens te beginnen aan dat rapport dat al zolang op uw bureau ligt of dat u al zolang had willen schrijven.

    Ik hoop dat u wel uitrust van de intensieve periode die achter ons ligt, waarin wij ons iedere dag opnieuw en vol overgave hebben beziggehouden met het grote en met het kleine. En of u nu kiest voor een vakantie in een huisje op Vlieland, met de caravan naar Frankrijk of een all-inclusive in Turkije, ik wens u veel rust en bovenal een mooie tijd met uw familie en dierbaren. Misschien wel in uw juichpak! Ik zie u in september graag in goede gezondheid terug. Maar nu eerst slapen

    (Geroffel op de bankjes)

    Sluiting

    Sluiting 02.09 uur.