Plenair verslag Tweede Kamer, 104e vergadering
Donderdag 4 juli 2013

  • Aanvang
    10:15 uur
  • Sluiting
    22:46 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Bosma

Aanwezig zijn 149 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Azmani, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Heerma, Heijnen, Helder, Van Hijum, Hilkens, Hoogland, Houwers, Huizing, Jacobi, Jadnanansing, Paulus Jansen, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Venrooy-van Ark, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, De Wit, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en mevrouw Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Dijsselbloem, minister van Financiën, mevrouw Klijnsma, staatssecetaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Timmermans, minister van Buitenlandse Zaken.


Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hamerstukken

Hamerstukken

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met een nieuwe titel 2D (regels met betrekking tot pandbeleningen (33334);
  • het wetsvoorstel Regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie) (33527);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet zeevarenden, de Scheepvaartverkeerswet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning (33442);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht (33537).

Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Krimp in het onderwijs

Krimp in het onderwijs

Aan de orde is het VAO Krimp in het onderwijs (AO d.d. 27/6).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We hebben een aantal gekrompen Kamerleden. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. Het zal vandaag een komen en gaan worden van bewindspersonen; dit is de eerste. Er zijn acht deelnemers aan dit debat, van wie er zeven zullen spreken. De heer Voordewind bijt het spits af op dit vroege tijdstip en er staan heel veel mensen in de rij om hem na te volgen. Hij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd en geen seconde meer.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit Kamerlid is nog niet gekrompen, maar misschien gebeurt er nog iets bijzonders op deze lange dag.

We kijken terug op een debat met de staatssecretaris over de kleinescholentoeslag. Het mag duidelijk zijn — dat hebben we in dat debat ook helder gemaakt — dat de ChristenUnie tegen afschaffing van de kleinescholentoeslag is. De schoolbesturen zijn volgens de ChristenUnie prima in staat om, als het onverantwoord is om locaties open te houden, zelf die locaties te sluiten. Wij zien deze reorganisatie dan ook als niets anders dan een pure samenwerkingsbonus, waardoor de pluriformiteit en dus ook de onderwijsvrijheid onder druk komen te staan.

Om nog aandacht te vragen voor twee zaken dien ik twee moties in. De eerste motie gaat over de kleine richtingen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de uitwerking van het beleid over krimp in het onderwijs pluriformiteit en keuzevrijheid een groot goed en wettelijk verankerd recht zijn;

overwegende dat onder meer de kleine richtingen van het bijzonder onderwijs in hun positie worden getroffen door de afschaffing van de kleine scholentoeslag;

overwegende dat deze scholen van de kleine richtingen nu vaak al bovenregionaal zijn georganiseerd;

verzoekt de regering, de consequenties van de uitwerking van de plannen over krimp in het onderwijs voor de kleine richtingen in kaart te brengen en daarover bij de uitwerking van het beleid nader te rapporteren;

verzoekt de regering tevens, met deze richtingen in overleg te treden over de specifieke effecten en de positie van deze bovenregionaal georganiseerde schoolbesturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Rog en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 169 (31293).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Een ander schrijnend probleem dat zich de komende tijd voordoet, is de werkloosheid van leraren. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkloosheid onder leraren is gestegen, maar dat het onderwijs vanaf 2015 juist kampt met een tekort aan leraren door vergrijzing;

van mening dat talenten voor het onderwijs behouden moeten blijven en dat de positie van startende docenten moet worden versterkt;

verzoekt de regering, binnen het lerarenbudget de komende twee jaar geld te reserveren voor een overbruggingsregeling voor afgestudeerde leerkrachten basisonderwijs die werkloos zijn;

verzoekt de regering tevens, het budget via de arbeidsmarktplatforms primair onderwijs, gericht en regionaal in te zetten in regio's waar lerarentekorten optreden vanaf 2015,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 170 (31293).

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Krimp maakt de kwaliteit van kleine scholen kwetsbaar. Dat vraagt om regionaal maatwerk en dat is ook het plan van de staatssecretaris. Daar steunen wij hem in, maar ik wil bij deze gelegenheid nog wijzen op twee zaken. Ten eerste: de criteria waaraan een regionaal plan moet voldoen, moeten glashelder zijn en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar en moeten gericht zijn op het behoud van de kwaliteit en op samenwerking. Samenwerking is daarbij iets anders dan een afgedwongen fusie.

Wat was het tweede punt ook alweer? Ik heb nog een minuut en twintig seconden om daarover na te denken. Het was zo'n mooi punt! Ja, ik weet het weer. Als er een regionaal plan is, dan moet het geld ook daar terechtkomen waarvoor het bedoeld is. Als in een regionaal plan kleine scholen overeind worden gehouden, dan — ik druk het de staatssecretaris nogmaals op het hart — moet het systeem dat de staatssecretaris ontwerpt, verzekeren dat het geld dat dan beschikbaar komt, ook bij die kleine scholen terechtkomt.

Ik dank u zeer en excuses voor de vertraging.

De voorzitter:
Dat geeft niks. Dat hebben we allemaal weleens.

Het woord is aan de heer Beertema. Hij heeft zijn tekst wel op papier.

De heer Beertema (PVV):
Ik meen dat ik iets ouder ben dan de heer Van Meenen, maar ik heb dat soort dingen nou nooit!

Voorzitter. De kleinescholentoeslag wordt omgezet in een beloning, een prikkel om samenwerking te zoeken. Wij ondersteunen dat van harte. Wij maken ons echter wel zorgen over dat allerlaatste schooltje in het dorp. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het laatste schooltje in het dorp van groot belang is voor de sociale cohesie en de leefbaarheid van de gemeenschap;

verzoekt de regering, de kleinescholentoeslag in zijn huidige vorm te behouden voor de laatste kleine school in het dorp, waarvoor geen ander alternatief is dan sluiting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 171 (31293).

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het algemeen overleg over krimp in het onderwijs leverde een stevig debat op. Dan vraag je je af hoe het komt dat het zo stevig wordt. Ik denk dat het te maken heeft met een zeker verschil in perceptie tussen enerzijds de beleidsstukken en de reactie van de staatssecretaris en anderzijds de manier waarop je er zelf in zit. Naar de overtuiging van de SGP worden de problemen van kleine scholen in krimpgebieden, die reëel zijn, te gemakkelijk verbreed tot die van alle kleine scholen. Dat is naar onze mening absoluut onterecht. Er zijn honderden kleine scholen in Nederland waar geen problemen zijn. Natuurlijk, ze hebben een zekere kwetsbaarheid vanwege hun omvang, maar ze vragen een andere benadering dan kleine scholen in krimpgebieden. Ik hoop dat het beleid op dat punt nog eens goed heroverwogen kan worden.

Wij hebben een tweetal moties. De eerste luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het toevoegen van specifieke factoren aan de risicoanalyse voor een bepaalde groep scholen tot een vergrote kans op extra toezicht leidt;

constaterende dat enkel naar aanleiding van concrete onderwerpen die zich aandienen, zoals financieel wanbeheer en krimp, wijzigingen van het risicotoezicht worden aangekondigd, maar dat een integrale beoordeling van risicofactoren achterwege blijft;

verzoekt de regering, bij de herziening van het risicogerichte toezicht een integrale afweging te maken over prospectieve factoren die noodzakelijk zijn om de risico's bij alle scholen en voor alle relevante problemen op juiste wijze te detecteren, zodat aan het uitgangspunt van proportioneel toezicht voor alle scholen in gelijke mate recht wordt gedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 172 (31293).

Ik stel verder vast dat uw tijd op is, mijnheer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
Ik heb nog maar een heel korte motie.

De voorzitter:
Dat gaat niet lukken.

De heer Bisschop (SGP):
Gaat dat niet lukken? Dat is spijtig.

De voorzitter:
We gaan nu luisteren naar de heer Rog van het CDA.

De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Het CDA is blij dat de staatssecretaris het advies van de Onderwijsraad heeft overgenomen om alle scholen met minder dan 100 leerlingen te sluiten. We zijn ook blij dat de staatssecretaris de belemmeringen tot samenwerking tussen scholen wil wegnemen. Hij krijgt daarvoor de volle steun van het CDA. Tegelijkertijd maken we ons wel zorgen over het afschaffen van de kleinescholentoeslag, omdat deze erop is gericht om kleine scholen te ondersteunen met het oog op de hoge vaste lasten. Ik dien daarom twee moties in. De eerste luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering aankondigt de kleinescholentoeslag af te schaffen en deze middelen toe te bedelen aan de "samenwerkende partijen" in de regio;

overwegende dat dit betekent dat het bevoegd gezag van een kleine school niet meer zelf kan beschikken over de haar rechtens toekomende middelen;

overwegende dat de kleinescholentoeslag juist ter beschikking wordt gesteld om kleine scholen te compenseren voor relatief zware vaste lasten;

tevens overwegende dat het de plicht van de overheid is, een school voldoende middelen ter beschikking te stellen zodat het onderwijs op een adequate wijze kan worden ingericht;

verzoekt de regering, af te zien van het afschaffen van de kleinescholentoeslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Bisschop en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 173 (31293).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de kleinescholentoeslag af te schaffen en deze middelen toe te bedelen aan de "samenwerkende partijen" in de regio;

overwegende dat dit betekent dat het bevoegd gezag van een kleine school niet meer zelf kan beschikken over de haar rechtens toekomende middelen;

verzoekt de regering, over het voornemen de kleinescholentoeslag af te schaffen, advies in te winnen bij de Raad van State en de Tweede Kamer over de uitkomst van die consultatie te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Bisschop en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 174 (31293).

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Als dit Kamerlid zou krimpen, zou hij alsnog in militaire dienst moeten. Ik weet niet of ik die consequentie wel voor mijn rekening wil nemen. We hebben een goed debat gehad met de staatssecretaris. Krimp is natuurlijk een feit. Het is ook voor een deel natuurlijk een autonoom proces in grote delen van het land. Dat dat impact heeft op schoolgrootte is duidelijk. Toch zijn we van mening dat we ergens een streep moeten trekken. Ik heb daarvoor een motie, die erg lijkt op de motie van de heer Beertema. We kunnen kijken, afhankelijk van het antwoord van de staatssecretaris, hoe we eventueel zaken in elkaar kunnen schuiven. Die motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het verdwijnen van de kleinescholentoeslag zal leiden tot fusies en het verdwijnen van scholen;

overwegende dat er dan in sommige dorpen of buurten nog maar een school binnen een redelijk bereikbare afstand zal liggen;

overwegende dat zo'n school meestal van groot belang is voor de sociale cohesie binnen de dorps- of buurtgemeenschap;

verzoekt de regering, op korte termijn met een voorstel te komen om deze laatste scholen in dorpen en buurten overeind te houden wanneer bewoners en andere betrokkenen uitdrukkelijk te kennen geven dit te wensen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 175 (31293).

Mevrouw Ypma (PvdA):
Voorzitter. Ieder kind heeft recht op goed onderwijs, dicht bij huis. Per regio is de situatie verschillend: soms gaat het om de laatste school in een dorp die we graag open zouden willen houden, elders staan een christelijke en een openbare school naast elkaar die we juist graag zouden willen laten samenwerken. We dienen daarom een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat teruglopende leerlingenaantallen in het onderwijs een feit zijn;

constaterende dat samenwerkingsscholen een oplossing kunnen zijn om verschraling van het onderwijsaanbod tegen te gaan;

constaterende dat de huidige regels en bekostiging samenwerking soms eerder in de weg staan dan bevorderen;

verzoekt de regering, de bekostiging van kleine scholen binnen de volgende uitgangspunten uit te werken:

- de onderwijskwaliteit dient te allen tijde voorop te staan;

- de bekostiging en denominaties dienen samenwerking tussen scholen niet in de weg te staan, maar toch voldoende diversiteit te waarborgen;

- de bekostiging dient rekening te houden met de regiospecifieke kenmerken zoals leerlingen(bevolkings)dichtheid, het aantal plaatsen in een regio en het gemiddelde aantal inwoners van een plaats;

- de bekostiging dient oog te hebben voor het behoud van de laatste school in een straal van 3 kilometer;

- bij de inrichting van de nieuwe bekostigingssystematiek zoveel mogelijk wordt aangesloten bij huidige structuren waardoor bureaucratie wordt voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 176 (31293).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb een vraag ter verheldering. Dit zijn duidelijke eisen van de coalitie aan de staatssecretaris en de minister. Stel dat de staatssecretaris de motie ontraadt, wat gaan de coalitiepartijen dan doen? Zullen ze dan het beleid met betrekking tot de kleinescholentoeslag niet meer steunen?

Mevrouw Ypma (PvdA):
Bedankt voor deze mooie vraag. Het is onze rol om kaders te stellen. Wij gaan er in vol vertrouwen van uit dat de staatssecretaris dit heel serieus neemt, en anders beluisteren wij graag zijn reactie.

De voorzitter:
De staatssecretaris ontvangt op dit moment de moties. Als hij die heeft, gaan we verder.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Ik dank u dat ik het debat over krimp en dalende leerlingenaantallen in de plenaire zaal kan afronden. De heer Van Meenen heeft enkele zaken benoemd die voor hem en zijn partij belangrijk zijn. Ik kan die onmiddellijk omarmen. Ik ben het op dit punt met hem eens.

Nu ga ik in op de moties. Ik begin met de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 169. Daarin verzoekt hij de regering om in overleg te treden met besturen van kleine richtingen. Ik heb daar geen bezwaar tegen en daarom laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De motie-Voordewind/Ypma op stuk nr. 170 moet ik echt ten zeerste ontraden. In die motie wordt gevraagd om een soort overbruggingskrediet voor leraren die anders ontslagen zouden kunnen worden. Ik zie echter niet waar de dekking vandaan moet komen. In de motie wordt verwezen naar het lerarenbudget, maar dat geld is allemaal al ingezet en belegd. Daar kun je natuurlijk keuzes in maken, maar dan hoor ik wel graag welke keuzes dat zouden moeten zijn. Moeten wij dan minder geld voor lerarenbeurzen uittrekken of anderszins? Dit soort vragen bespreken wij steeds goed met schoolbesturen en met de Stichting van het Onderwijs in het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord. Daarnaast is er 100 miljoen uitgetrokken waarvan een klein deel onder andere wordt bestemd voor mobiliteitscentra. Dat gebeurt allemaal. Ik kan echter niet meegaan in het verzoek om nu een extra budget uit te trekken voor een overbruggingskrediet zonder dat daar een deugdelijke dekking aan vastzit.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb een opmerking ter verduidelijking. Het gaat niet om extra budget, maar om financiering vanuit het lopende lerarenbudget om ervoor te zorgen dat je de leraren die je in 2015 zo hard nodig hebt, op de een of andere manier binnen het onderwijs kunt halen. Dat zou voor een deel opgelost kunnen worden door het mobiliteitsfonds, maar ik vraag de staatssecretaris om hier iets breder naar te kijken.

Staatssecretaris Dekker:
Ik gaf net al aan dat het geld ons niet op de rug groeit. Binnen het onderwijsbudget en het lerarenbudget kan er natuurlijk geschoven worden, maar dan moet de heer Voordewind wel aangeven waar het geld vandaan moet komen. De heer Voordewind is van mening dat er een overbruggingskrediet moet komen. Als wij mensen aan het werk moeten houden voor wie er geen geld meer is, gaat de tikker natuurlijk al gauw lopen. Dan loopt de rekening al snel op. Als de heer Voordewind niet specifiek zegt waar het geld vandaan moet komen, moet ik de motie helaas ontraden.

De aanneming van de motie-Beertema op stuk nr. 171 moet ik ook ontraden. Ik zal straks nog iets zeggen over de bereikbaarheid van het onderwijs. Het is nu al zo dat er in 600 dorpen in Nederland geen school is. Als je reëel bent en de sterke leerlingendaling in sommige gebieden bekijkt, stel je vast dat in de toekomst niet ieder dorp de laatste school overeind zal kunnen houden. Ik gaf het voorbeeld van de gemeente Loppersum met, naar ik meen, zestien dorpskernen. Twee kleine scholen in twee kleine dorpen hebben nu gezegd dat ze alleen maar verder kunnen als ze kiezen. Dit betekent dat één school openblijft en dat één vestiging dichtgaat. Op die manier blijft er in die buurt wel goed onderwijs over. Dat is net een andere benadering dan de heer Beertema in zijn motie voorstaat. Daarom moet ik die motie ontraden.

De motie-Bisschop op stuk nr. 172 moet ik helaas ook ontraden. Het gaat in die motie over risicofactoren die meespelen. Wij gaven al de schaal aan. Zeker de kleine scholen zijn kwetsbaar. Dit betekent dat er een risico is. Ik vind dat dit zeker ook in het risicogerichte toezicht van de inspectie moet meewegen.

Ik kom nu op de motie-Rog c.s. op stuk nr. 173 waarin de regering verzocht wordt om af te zien van het afschaffen van de kleinescholentoeslag. In het debat ging het hier eigenlijk om. Dat is de kern van het voorstel en daarom ontraad ik deze motie. De kleinescholentoeslag is nu een prikkel om juist klein te blijven en soms om kleiner te worden. De toeslag is een boete op samenwerking, want als scholen gaan samenwerken of zelfs fuseren, raken zij hun toeslag kwijt en gaan ze er nu financieel op achteruit. Daar moet echt een eind aan komen. Ook de motie op stuk nr. 174 over de adviesaanvraag bij de Raad van State wil ik ontraden. Heel veel van wat er in dit plan van aanpak staat, zal uitmonden in wetgeving. Alle wetgeving gaat regulier gewoon langs de Raad van State. Het gaat niet om een specifiek vraagstuk of om een bijzondere omstandigheid. Ik zie dus geen aanleiding om van de standaardprocedure af te wijken.

De motie op stuk nr. 175 lijkt zeer op die van de heer Beertema. Om dezelfde reden wil ik die ontraden.

Tot slot. In de motie op stuk nr. 176 van de leden Ypma en Straus wordt een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten gegeven. Ik wil even bekijken of ik de motie goed begrijp. We hebben een lange discussie gevoerd over het anders inzetten van de kleinescholentoeslag, waarbij juist meer ruimte zou ontstaan voor overleg en samenwerking, en voor maatwerk daarbinnen. Ik denk dat we het eens zijn over de vraag of er in die gesprekken en in die regionale aanpak oog moet zijn voor dit soort uitgangspunten. Het gaat daarbij om de kwaliteit van het onderwijs, om het behoud van diversiteit en ook om het behoud van de bereikbaarheid van goed onderwijs, los van de vraag of dat binnen een straal van een, twee of drie kilometer moet zijn of in bepaalde gevallen iets meer. Sterker nog, in bepaalde uithoeken van Nederland is dat nu al meer dan drie kilometer, maar dat zijn de uitzonderingen. Als ik deze motie zo kan interpreteren dat bij die regionale aanpak met dit soort factoren rekening moet worden gehouden, zou ik ermee kunnen leven. We moeten voorkomen dat we naar een bekostigingssystematiek gaan die een soort kerstboom wordt met allerlei heel ingewikkelde indicatoren, want dan maken we het alleen maar ingewikkelder dan het al is. Als die ruimte er is, denk ik dat de motie aansluit bij het beleid en wil ik het oordeel aan de Kamer laten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Tot zover dit VAO. Wij stemmen vandaag nog over de ingediende moties. Ik ga graag snel door met het volgende VAO.

Toekomstverkenning publieke omroep

Toekomstverkenning publieke omroep

Aan de orde is het VAO Toekomstverkenning publieke omroep (AO d.d. 26/6).


Termijn inbreng

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Ik heb twee minuten, dus twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering de rijksbijdrage voor de publieke omroep vanaf 2016 wil verlagen met nog eens 100 miljoen;

overwegende dat de publieke omroep door de staatssecretaris wordt uitgenodigd de eigen inkomsten uit te breiden om deze bezuinigingen te kunnen opvangen, en dat de staatssecretaris heeft aangekondigd dat daartoe "eventuele barrières zullen worden weggenomen";

van oordeel dat het wetsvoorstel 33664, waarin onder meer de structurele verlaging van de rijksbijdrage voor de publieke omroep met 100 miljoen wordt geregeld, niet door de Kamer kan worden beoordeeld, zonder dat vooraf duidelijk is hoe en in hoeverre de eigen inkomsten voor de regionale en landelijke publieke omroep kan worden uitgebreid;

verzoekt de regering, de Kamer voor de plenaire behandeling van bedoeld wetsvoorstel duidelijkheid te bieden over de wettelijke mogelijkheden voor de omroepen, om de eigen inkomsten uit te breiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klein en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (32827).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met het aannemen van de wijzigingen in de Mediawet 2008 met betrekking tot de modernisering van de extern gelegitimeerde publieke omroep een basis voor de toekomst van de publieke omroep is gelegd;

overwegende dat als vervolg op deze modernisering een toekomstverkenning uitgevoerd zal worden uitgaande van de vastgestelde uitgangspunten voor deze modernisering;

overwegende dat de Raad voor Cultuur een adviescommissie gaat samenstellen inzake de Toekomstverkenning Publieke Omroep;

overwegende dat de acceptatie van het uit te brengen advies afhankelijk is van de aansluiting van het advies op de ingezette modernisering van de publieke omroep;

van mening dat het van belang is dat deze commissie qua samenstelling en taakopdracht evenwichtig is;

verzoekt de regering, de samenstelling van en de taakopdracht aan deze commissie voor te leggen aan de Tweede Kamer, voordat de commissie haar werkzaamheden aanvangt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klein en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (32827).

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Een week geleden hebben we gesproken over de toekomstverkenning en eigenlijk was daar maar één onderwerp dat steeds terugkwam, namelijk het idee van dit kabinet om de publieke omroep de ruimte te geven of aan te zetten tot het verdienen van meer eigen geld om de bezuinigingen van het kabinet te compenseren. D66 maakt zich over die plannen zorgen vanwege meer marktverstoring en extra kosten voor de belastingbetaler. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij daarop zal gaan letten maar in het debat kwam nog een ander aspect naar voren, namelijk de positie van de kleine producenten, de kleine makers, doordat de VVD van mening was dat er ook maar eens naar het auteursecht zou moeten worden gekeken. Toen kwam bij mij de gedachte op dat het wellicht goed zou zijn om, teneinde alle verwarring te voorkomen, een motie in te dienen die ervoor zorgt dat er echt een helder inzicht is in de gevolgen voor alle groepen die om die publieke omroep heen staan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naast de extra bezuinigingen op de publieke omroep er ook een onderzoek komt naar de mogelijkheden van het vergroten van de eigen inkomsten van de publieke omroep;

overwegende dat hierbij het gevaar van lastenverzwaring of marktverstoring op de loer ligt;

verzoekt de regering, bij het onderzoek naar het vergroten van de eigen inkomsten van de publieke omroep de gevolgen voor de belastingbetaler, commerciële partijen en makers en producenten inzichtelijk in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (32827).

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben een goed overleg gehad en we zien uit naar de bevindingen en het rapport van de commissie die naar de verkenningen gaat kijken van de Raad voor Cultuur. Daarbij willen wij graag de volgende motie meegeven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een toekomstverkenning komt naar de functies en taken van de publieke omroep binnen een veranderend medialandschap;

constaterende dat binnen de toekomstverkenning brede waarden van de publieke omroep worden veiliggesteld; onafhankelijkheid, pluriformiteit, kwaliteit en toegankelijkheid van aanbod;

verzoekt de regering, de opdracht zo te formuleren dat ook de waarde van een extern pluriform bestel in de toekomstverkenning zal worden betrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Klein en Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (32827).

De heer Van Dam ziet af van zijn spreektijd. De heer Jasper van Dijk is niet aanwezig. De heer Heema ziet ook af van zijn spreektijd, zodat we de laatste spreker van de zijde van de Kamer hebben beluisterd. Ik schors voor enkele minuten zodat de staatssecretaris even naar de moties kan kijken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Ik geef een korte reactie op de vier moties die zijn ingediend ter afronding van het debat dat we eerder in de commissie voerden.

De motie-Klein/Segers op stuk nr. 50 over de eigen inkomsten bevat het verzoek om er vóór de plenaire behandeling duidelijkheid over te geven. Volgens mij heb ik dat in de inbreng al diverse malen bevestigd. Deze motie wordt dus gekenmerkt door een grote mate van overbodigheid.

De motie op stuk nr. 51 gaat over het vooraf voorleggen van de samenstelling van de commissie en de opdracht aan deze commissie.

De heer Klein (50PLUS):
Ik kom even terug op het al dan niet overbodig zijn van mijn eerste motie en op de toezegging. De toezegging is dat het gelijk met het wetsvoorstel komt. Mijn fractie zou het juist graag iets daarvoor hebben. Het gaat dus om de volgtijdelijkheid: eerst duidelijkheid over de wettelijke mogelijkheden voor de vergroting van de eigen inkomsten en vervolgens de afronding van de andere wetten. In de toezegging zat daarin een verschilletje. De facto komt het wel op hetzelfde neer. Dat is voor ons alleen maar een bevestiging dat we met elkaar tot een goede afronding van het traject kunnen komen.

Staatssecretaris Dekker:
Ik zal mijn toezegging dan verduidelijken. Wellicht is dat aanleiding voor de heer Klein om zijn motie in te trekken. Mij gaat het erom dat wij, wanneer wij de wet van de 100 miljoen behandelen, in dezelfde discussie de inventarisatie van de eigen inkomsten kunnen meenemen. Ik zorg er dan voor dat de Kamer de stukken vooraf krijgt, zodat zij die kan bestuderen en we het debat in zijn geheel op een nette manier kunnen voeren.

Ik ontraad de motie op stuk nr. 51. We hebben een debat gehad over de onafhankelijke positie van de Raad voor Cultuur. Ik wil niet de indruk wekken dat we de samenstelling van de commissie voorleggen. Aan de hand van het debat dat we hebben gevoerd, geven we een opdracht aan de Raad voor Cultuur. Daarin zal ik natuurlijk de beraadslagingen meenemen, dus dat gebeurt allemaal netjes. Ik wil ook dat de Raad voor Cultuur deze zomer gewoon aan de slag kan gaan zodat we geen tijd verloren laten gaan. De samenstelling van de commissie is evenwel echt de verantwoordelijkheid van de Raad voor Cultuur.

Ook de motie op stuk nr. 52 kent toch enige mate van overbodigheid. Volgens mij is dit ruim toegezegd en staat de toezegging zelfs in de brief als het gaat om het inzichtelijk maken van mogelijke risico's, lastenverzwaring en marktverstorende effecten. Als ik dat anders zie dan de heer Verhoeven, hoor ik dat graag van hem.

De voorzitter:
Daarmee wordt de motie ontraden, neem ik aan.

De heer Verhoeven (D66):
Nou, ik hoor graag even wat het oordeel van de staatssecretaris is.

De voorzitter:
Dat is mijn vraag aan de staatssecretaris. Wordt de motie daarmee ontraden, staatssecretaris?

Staatssecretaris Dekker:
Ik weet niet hoe zinvol het is om overbodige moties aan te nemen in dit huis, dus dan zou ik haar willen ontraden.

De voorzitter:
Heel goed; helder.

De heer Verhoeven (D66):
De staatssecretaris zegt dat het overbodig is omdat hij het al heeft toegezegd. Ten eerste is in het debat echter gebleken dat iedereen wat anders verstaat onder de termen lastenverzwaring en marktverstoring. Ten tweede dien ik nooit overbodige moties in. De VVD-fractie begon nota bene in het debat over de mogelijkheid om nog even naar auteursrechten te kijken en daar ook nog even wat uit te halen. Dat zou echt invloed kunnen hebben op de positie van kleine makers en producenten. Die drie groepen, dus bedrijven, kleine makers en producten en de belastingbetalers, kunnen worden geraakt door dit voornemen van het kabinet. Ik vond dat de staatssecretaris in het debat heel helder was over zijn intentie om er duidelijk over te zijn, alleen kwam dit punt er ineens nog bij. Daarom doe ik dit per motie. Ik vind haar dus niet zo overbodig.

Staatssecretaris Dekker:
Ik gaf het al aan: volgens mij zit het er allemaal goed in. Als de heer Verhoeven behoefte heeft aan een nadere specificering, heb ik er echter geen bezwaar tegen als de Kamer er een oordeel over geeft. Volgens mij heb ik het echter ruimhartig toegezegd in de commissie.

De heer Verhoeven (D66):
Ik vraag wat het oordeel van de staatssecretaris is.

De voorzitter:
Staatssecretaris, u moet wel een helder oordeel uitspreken.

Staatssecretaris Dekker:
Als de heer Verhoeven daar zeer grote waarde aan hecht, vind ik het geen probleem om het oordeel aan de Kamer te laten.

De voorzitter:
Oordeel Kamer, volgende motie.

De heer Van Dam (PvdA):
Ik heb daar toch een vraag bij. Het verzoek snap ik, maar in de overweging staat dat het gevaar van lastenverzwaring of marktverstoring op de loer ligt. De staatssecretaris heeft in het debat overduidelijk gemaakt dat dat niet de bedoeling is en dat dat gevaar dus ook niet op de loer ligt. Ik vind het verzoek prima, maar de overweging vind ik een beetje gek.

Staatssecretaris Dekker:
Ik ben dat wel met de heer Van Dam eens. De constatering is enigszins suggestief geformuleerd. Er zijn echter wel varianten en opties waarbij lastenverzwaring wel degelijk een risico is. Als dat niet het geval zou zijn, zouden wij dit ook niet meenemen in onze verkenning. Dan hadden wij die toets achterwege kunnen laten. Waar het mij om gaat, is dat wij neutraal kijken wat de verschillende alternatieven betekenen als het gaat om het risico op lastenverzwaring of marktverstoring.

De voorzitter:
De volgende motie graag. Ik wil echt een beetje vaart maken.

De heer Van Dam (PvdA):
Voor alle helderheid, van lastenverzwaring is sprake als het kabinet een maatregel neemt waarmee het burgers of bedrijven via een belasting of een heffing verplicht om een bijdrage te leveren. Dat kan altijd, maar dat zijn niet de plannen waarover hier gesproken is. Daarom vind ik dat het gevaar van lastenverzwaring hier niet op de loer ligt.

Staatssecretaris Dekker:
We hebben er nu juist over gesproken dat alle opties op tafel liggen. Daar kunnen ook varianten bij zitten waarin de mensen verplicht iets opgelegd wordt. Dan is er dus een risico van lastenverzwaring. Ook als je iets niet verplicht oplegt, kan dat leiden tot meer lastenverzwaring. Iemand moet de rekening betalen. Die 45 miljoen moet ergens vandaan komen. Laten wij elkaar niet voor de gek houden. Het is goed om inzichtelijk te maken waar de rekening landt bij bepaalde keuzes. Vervolgens moeten wij een politiek debat voeren over de wenselijkheid.

De heer Verhoeven (D66):
Ik snap de zorg van de heer Van Dam, maar ik ben het eens met de uitleg van de staatssecretaris. Ik kan de overweging veranderen in: "overwegende dat voorkomen moet worden dat lastenverzwaring of marktverstoring optreedt". Dan lossen wij het probleem op. Ik kan de motie op die manier wijzigen. Dan is zij niet overbodig, omdat er duidelijke kaders worden gesteld aan de doelgroepen die misschien geraakt worden door dit kabinetsvoorstel. Dan kunnen wij allemaal op een open manier naar die toekomstverkenning kijken.

Staatssecretaris Dekker:
Daarmee neemt de heer Verhoeven nu juist weer een voorschot op het politieke debat dat wij moeten voeren.

De heer Verhoeven (D66):
Dan laat ik de motie zo.

Staatssecretaris Dekker:
Als de heer Verhoeven bereid is om zijn overweging iets neutraler te formuleren in de trant van "overwegende dat er een mogelijk risico is op …", dan is de motie in lijn met ons beleid waarin wij de risico's in kaart willen brengen.

De voorzitter:
De heer Verhoeven komt met een gewijzigde motie.

Staatssecretaris Dekker:
Ik kom op de motie op stuk nr. 53 van de leden Segers en Klein. Als ik de motie zo mag interpreteren dat wij niet in de taakopdracht aan de Raad voor Cultuur allerlei dingen meegeven in de zin van harde uitgangspunten of verboden om er een uitspraak over te doen, maar dat het meer gaat om een overweging, dan zit de motie impliciet al in de vraag die wij stellen. Ik kan in dat geval het oordeel aan de Kamer laten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid.

Natuur- en milieueducatie

Natuur- en milieueducatie

Aan de orde is het VAO Natuur- en milieueducatie (AO d.d. 03/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken van harte welkom.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Wij hadden gisteren al een stevig debat, maar dat zijn wij gewend bij onderwerpen als natuur- en milieueducatie. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er de komende drie jaar in totaal 3 miljoen euro wordt bezuinigd op natuur- en milieueducatie rond nationale parken;

constaterende dat de staatssecretaris in overleg met de provincie een inspanningsverplichting aangaat om de gelden voor plattelandsontwikkeling in te zetten voor natuur- en milieueducatie;

overwegende dat vanwege het belang dat de Kamer hecht aan natuur- en milieueducatie die zekerheid van financiering wel gewenst is;

overwegende dat er in de begroting van Economische Zaken dekking voor die 3 miljoen ruimschoots te vinden is in bijvoorbeeld de 6%, van de budgetten voor groen onderwijs van hoge kwaliteit, artikel 17, dat nog niet juridisch gebonden is of de in de jaarrekening van 2012 opgenomen eindejaarsmarge;

verzoekt de regering, wanneer het niet lukt de tekorten voor uitvoering van educatieactiviteiten in nationale parken uit POP-gelden te dekken, zich tot het uiterste in te spannen binnen haar eigen begroting te zoeken naar overbrugging van de financiering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (20487).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur adviseert om natuureducatie in het basisonderwijs nieuw leven in te blazen en dat additionele investeringen daarvoor noodzakelijk zijn;

overwegende dat onderzoek aantoont dat natuur- en milieueducatie de betrokkenheid bij natuur vergroot en zorgt voor duurzamer gedrag op latere leeftijd, waarmee het een belangrijke bijdrage levert aan verschillende doelstellingen van het kabinet op het gebied van een duurzame leefstijl, een gezonde leefomgeving en draagvlak voor natuur of natuurbeleid;

verzoekt de regering, in de begroting voor 2014 tegemoet te komen aan het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur om extra te investeren in natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (20487).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zeg erbij dat het wat ons betreft niet uit de begroting van OCW hoeft te komen. Wij zien nadrukkelijk een verantwoordelijkheid bij het ministerie van EZ, maar ik kan mij ook voorstellen dat vanuit VWS in het kader van preventie een kleine bijdrage kan worden verwacht. Ik zeg er ook bij dat wij behoorlijk wat posten hebben waar iets soberder begroot kan worden, bijvoorbeeld bij het inhuren van entertainment op de Grüne Woche. Ik noem maar wat. Ook zit bij het groene onderwijs, artikel 17 op de begroting van de staatssecretaris van EZ, misschien nog wel wat ruimte. Ik laat het dus echter aan het kabinet.

Ik dien mijn tweede motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel kinderen nauwelijks weten waar het voedsel dat zij eten vandaan komt;

overwegende dat eigen ervaring met het zaaien en oogsten van voedselgewassen bijdraagt aan een bewuste houding tegenover voedsel en aan waardering voor boeren en tuinders;

gunt ieder kind de mogelijkheid om ten minste eenmaal in de basisschooltijd de ervaring van het zelf zaaien en oogsten van eigen voedsel op te doen;

verzoekt de regering, (in de begroting voor 2014) een aanpak te presenteren om deze ambitie een impuls te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (20487).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de bijdrage aan het IVN-programma Voorlichting en Educatie Nationale Parken vanaf 2014 wil verminderen en alleen nog de coördinerende rol van IVN wil financieren;

overwegende dat vanaf 2015 0,5 miljoen beschikbaar is voor de coördinerende rol van IVN, terwijl hiervoor minimaal 1 miljoen nodig is;

overwegende dat IVN zeer succesvol is geweest in het genereren van cofinanciering voor Voorlichting en Educatie Nationale Parken;

spreekt uit dat natuur- en milieueducatie belangrijk is voor de bewustwording van de waarde van natuur, milieu en duurzaamheid en zorgt voor meer draagvlak voor natuurbeleid;

verzoekt de regering, structureel 1 miljoen beschikbaar te stellen voor de coördinerende rol van IVN en het benodigde budget te zoeken in het programma Duurzaam Door, bijvoorbeeld door het budget voor kennisinfrastructuur met 0,5 miljoen te verminderen en hier ook cofinanciering verplicht te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (20487).

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Ter variatie dien ik geen motie in. Ik wil wel een paar statements maken. Wij hebben gisteren een goed debat gevoerd over natuur- en milieueducatie. De staatssecretaris van Economische Zaken en de staatssecretaris van Onderwijs hebben dit onderwerp omarmd. Er zijn absoluut problemen met de financiën voor natuur- en milieueducatie vanuit de nationale parken. Daar is net door onder andere de ChristenUnie een motie over ingediend. Wij hebben daar zeker zorgen over, maar door de toezegging van de staatssecretaris om met provincies te overleggen en naar groenfondsen en de POP-gelden te kijken, staat de deur wat ons betreft nog op een kier. Daarom dien ik geen motie in. Mocht de zaak er in het najaar echter nog zo voor staan, voorzien wij amendementen in de richting van steun voor coördinatie en natuur- en milieueducatie.

De integrale benadering kan wat ons betreft ook nog strakker en beter, maar daarvoor roepen wij de staatssecretarissen op om er in het overleg met de provincies, en waar mogelijk ook in het overleg met andere departementen, een schepje bovenop te doen. Het hoeft niet meer geld te zijn, maar wel een versterking van integraliteit en doelmatigheid.

De voorzitter:
De staatssecretaris is in staat om de moties meteen te becommentariëren.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik neem aan dat de tekst van de laatste motie zo bij mij langs wordt gebracht. Ik begin alvast met praten, en vooral met antwoorden.

De voorzitter:
Kijk, zo zien wij het vandaag graag.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik zal de moties behandelen die door leden Van Gerven en Dik-Faber zijn ingediend. Staatssecretaris Dekker neemt de moties van mevrouw Ouwehand voor zijn rekening.

Zowel in de motie van het lid Van Gerven op stuk nr. 42 als in die van mevrouw Dik-Faber op stuk nr. 45 wordt een poging gedaan om het een en ander te regelen voor de mensen van IVN. Ik heb gisteren al gezegd dat ik mij tot het uiterste wil inspannen om het voor elkaar te krijgen. Mevrouw Jacobi refereerde daar ook aan. Ik moet dus beide moties ontraden, omdat ikzelf nadrukkelijk heb aangekondigd dat ik ernaar zal kijken. Ik heb die moties dus niet nodig om aangespoord te worden. Ik heb van mevrouw Jacobi zo begrepen dat wij elkaar tijdens de begrotingsbehandeling wel weer spreken als de Kamer niet tevreden is. Beide moties lopen vooruit op de zoektocht. Mevrouw Dik-Faber wil ook oormerken binnen het programma Duurzaam Door, maar dat zou ik heel jammer vinden. Op die manier moeten wij het niet doen.

De heer Van Gerven (SP):
Als ik het debat en de inhoud van mijn bescheiden motie goed interpreteer — ik heb het voor mijn doen tamelijk rustig gehouden; ik vermoed dat de staatssecretaris dit ook vindt — is de motie dan niet gewoon een ondersteuning van beleid? Ik wijs ook op de lijn in het debat van gisteren. Ik wil dat er een uiterste inspanning wordt gedaan. Ik heb ook dekkingssuggesties gedaan, maar het is eigenlijk een aansporing. Ik begrijp daarom niet dat de staatssecretaris de motie ontraadt.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik snap wel wat de heer Van Gerven zegt; hij heeft voor zijn doen een tamelijk bescheiden motie ingediend. Desalniettemin is de motie helaas nog net iets te vergaand. Dat heeft ermee te maken dat hij op voorhand al zegt dat binnen de eigen begroting middelen moeten worden gereserveerd. De suggesties voor dekking die hij doet, vind ik ook echt niet verstandig. Die zijn niet goed. Ik probeerde juist te zeggen dat de aansporing ook gisteren luid en duidelijk is overgekomen — die is goed gehoord — maar timmer het nu dan niet dicht met een motie die ik helaas niet verstandig vind.

De voorzitter:
De heer Van Gerven mag nog heel kort reageren.

De heer Van Gerven (SP):
Volgens mij is mijn dekkingsvoorstel valide. Er is namelijk 6% niet juridisch verplichte ruimte op artikel 17. Wil de staatssecretaris nog ingaan op de vraag of het technisch wel of niet mogelijk is, even los van het politieke oordeel?

Staatssecretaris Dijksma:
Technisch is alles mogelijk, maar ik vind het politiek zeer onwenselijk. Ik wil niet het hele debat over groen onderwijs met u voeren, maar dat krijgen wij ook nog. Dan staat u mij op precies dezelfde plek te vertellen dat daar meer geld naartoe moet. In mijn hart ben ik het daar misschien ook wel mee eens. Volgens mij moeten wij het dus echt niet zo doen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik waardeer de inspanningen van de staatssecretaris om op zoek te gaan, bijvoorbeeld binnen de POP-gelden, maar ook daar zit cofinanciering bij. Zou de staatssecretaris de motie wellicht anders beoordelen als wij het IVN vragen om zelf voor cofinanciering te zorgen?

Staatssecretaris Dijksma:
Nee, want u wilt toch op voorhand geld vastleggen binnen het programma Duurzaam Door? Zoals ik gisteren heb uitgelegd, moet je dit doen op basis van de kwaliteit van de plannen en niet op basis van sympathie voor een organisatie, die ik overigens deel.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Duurzaam Door moet zich nog gaan bewijzen. IVN is een organisatie die staat, die bewezen heeft veel draagvlak te kunnen genereren voor natuurbeleid en veel bewustwording te kunnen realiseren. Duurzaam Door staat nog in de kinderschoenen. Het zal duidelijk zijn dat wij niet moeten weggooien wat wij met elkaar hebben opgebouwd.

Staatssecretaris Dijksma:
Volgens mij heb ik dat gisteren ook gezegd. Als de redenering van mevrouw Dik-Faber klopt, betekent dit dat IVN op basis van kwaliteit zeker kwalificeert binnen het programma, maar ook IVN zal dat moeten bewijzen.

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Er resteren twee moties van de hand van mevrouw Ouwehand. De motie op stuk nr. 43 gaat over extra investeringen in natuur- en milieueducatie. Ik ontraad die motie. Er wordt op dit moment al geïnvesteerd in natuur- en milieueducatie. Dit is een van de basistaken voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Het staat in de kerndoelen. Mijn collega heeft daarnaast al iets gezegd over het programma Duurzaam Door. Deze educatie is dus al geborgd. Wij moeten bovendien reëel zijn. In deze financieel ingewikkelde tijden is er daarbovenop geen ruimte voor extra investeringen.

Met de motie op stuk nr. 44 vraagt mevrouw Ouwehand om een plan van aanpak om meer te doen om kinderen kennis te laten maken met en zaken te leren over voedsel. Ik heb gisteren wat gezegd over de ruimte die scholen daarin hebben. Wij stellen de kerndoelen op en scholen kunnen daaraan een invulling geven. Er zijn heel veel scholen die dit al doen, maar je kunt het ook op een andere manier doen. Ik wil die vrijheid van scholen niet aantasten. Het zou ook raar zijn als wij voor alles wat wij kinderen graag gunnen, zoals mevrouw Ouwehand het in haar motie noemt, plannen van aanpak zouden gaan formuleren en scholen verplichtingen zouden gaan opleggen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De staatssecretaris is een slimmerik, want hij heeft het voortdurend over verplicht opleggen terwijl ik dat helemaal niet bedoeld heb. Volgens mij weet hij dat best goed.

Ik ben een beetje verbaasd dat de staatssecretaris van EZ de beantwoording naar de staatssecretaris van OCW heeft geschoven, want ik kan mij juist voorstellen dat het de waardering voor boeren vergroot als kinderen weten waar hun voedsel vandaan komt. Ik kan mij voorstellen dat de voedselvisie van het kabinet, die er nog aankomt, enorm gebaat zal zijn met een betere kennis bij kinderen over waar hun voedsel vandaan komt. Ik zou het kabinet willen aanraden om die ambitie wat serieuzer te bekijken, maar ik begrijp dat daarvoor vandaag geen ruimte is. Wij komen hierop terug door middel van amendementen.

De voorzitter:
Dank u. Ik zie de heer Van Gerven naar mij zwaaien. Wat wilt u van mij, mijnheer Van Gerven?

De heer Van Gerven (SP):
Ik wil de motie op stuk nr. 42 graag aanhouden. Ik acht de creativiteit en innovativiteit van de staatssecretaris dermate hoog dat er vast een mooie oplossing komt.

De voorzitter:
Nu krijgen wij een keer een rustige motie van u en dan houdt u hem aan!

Staatssecretaris Dijksma:
Ik ben de heer Van Gerven daarvoor erkentelijk.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (20487, nr. 42) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook ik zal mijn motie aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (20487, nr. 45) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij gaan vandaag nog over de twee overige moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voortgang aanpak problematische jeugdgroepen

Voortgang aanpak problematische jeugdgroepen

Aan de orde is het VAO Voortgang aanpak problematische jeugdgroepen (AO d.d. 26/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Er zijn twee deelnemers aan dit debat, van wie er een gaat spreken, namelijk mevrouw Helder van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Terwijl zij hiernaartoe komt, heet ik de minister van Veiligheid en Justitie hartelijk welkom.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Ik ga snel van start, want twee minuten spreektijd zijn zo om.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de isd-maatregel niet kan worden opgelegd aan personen in de leeftijd van 12 tot 16 jaar;

overwegende dat de isd-maatregel een nuttige maatregel is die het veelplegers letterlijk onmogelijk maakt om criminaliteit te plegen en zo de maatschappij aanzienlijke kosten bespaart;

overwegende dat onder veelplegers helaas ook jeugdigen vallen van 12 tot 16 jaar;

verzoekt de regering, mogelijk te maken dat de isd-maatregel ook kan worden opgelegd aan jeugdigen vanaf 12 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 385 (28684).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onacceptabel is dat criminele jeugdbendes nog steeds de Nederlandse straten terroriseren;

overwegende dat deze straatterroristen de Nederlandse samenleving ernstig verzieken en vele burgers confronteren met (herhaalde) criminaliteit;

constaterende dat uit de Evaluatie aanpak criminele jeugdgroepen (Van Montfoort/Bureau Alpha, januari 2013, pagina 14) blijkt dat de helft van de groepen grotendeels of geheel bestaat uit leden van Marokkaans-Nederlandse afkomst;

verzoekt de regering, het mogelijk te maken dat wanneer sprake is van meerderjarige criminelen zij na veroordeling en na afloop van de straf worden gedenaturaliseerd en worden teruggestuurd naar het land van de overgebleven nationaliteit en wanneer sprake is van minderjarige criminelen, zij na veroordeling en afloop van de straf worden gedenaturaliseerd en worden teruggestuurd naar het land van de overgebleven nationaliteit, samen met hun ouders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 386 (28684).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Helder. In haar motie op stuk nr. 385 stelt zij voor de isd-maatregel ook van toepassing te kunnen laten zijn op minderjarigen. Ik vind deze motie overbodig en ontraad die. Het jeugdstrafrecht kent verschillende straffen en maatregelen voor de 12- tot 18-jarigen. Specifiek voor de groep van de jonge veelplegers waarop mevrouw Helder doelt, zijn er de gedragsbeïnvloedende maatregel, de jeugddetentie en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Bij de jeugddetentie en de maatregel van plaatsing in een jeugdinrichting worden de jeugdigen in een jeugdinrichting geplaatst en daar behandeld en heropgevoed. Bij de gedragsmaatregel worden de jeugdigen met gedragsinterventies onder scherp toezicht behandeld. Met name de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen vertoont grote gelijkenis met de isd-maatregel. Beide worden voor de duur van twee jaar opgelegd. Gedurende de tenuitvoerlegging wordt aan gedragsverandering gewerkt. In zoverre zie ik dan ook niet de noodzaak van een wetgevingstraject om de isd-maatregel in het jeugdstrafrecht te introduceren. Ik acht de motie dus overbodig en wil haar ontraden. Verder heb ik in het AO het nodige gezegd over de isd-maatregel. Onder het Project adolescentenstrafrecht starten deze maand pilots die scherp gaan krijgen wat er qua toeleiding naar de isd en de behandeling in een isd-inrichting nodig is voor de groep volwassenen vanaf 18 jaar. Tegen het eind van het jaar levert dit ons kennis op over wat ons te doen staat. Hiermee geef ik ook uitvoering aan de motie-Marcouch op dit punt. Ik verwijs naar het VAO over jeugdgroepen op 26 april. Ik ontraad de motie op stuk nr. 385 derhalve.

Over de motie op stuk nr. 386 herhaal ik wat ik in het AO heb gezegd: wat de jeugdbendes betreft zijn wij op koers. We hebben niet helemaal het resultaat gehaald waarop ik had gehoopt, maar we zijn zoals gezegd wel op koers. Ik denk dat we daar met brede steun van de Kamer aan werken. Ik kan constateren dat de criminele jeugdgroepen veelal bestaan uit jeugdigen met een van origine Nederlandse achtergrond. Ik denk dat wij de situatie zo aanpakken dat, als er een Marokkaanse, een Turkse of een andere achtergrond is, wij voor de normale aanpak kiezen die bij die groep hoort, zonder aanzien des persoons. Verder hebben we voor denaturalisering de maatregelen die daarvoor staan, of die daarvoor in voorbereiding zijn. Wat dat betreft is deze motie dus niet relevant, zodat ik haar ontraad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij gaan vandaag nog over beide moties stemmen.

Regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden

Regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden (33352).


Termijn inbreng

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Dijkhoff (VVD):
Voorzitter. Ik ben het echt, maar dat zou ik ook zeggen als ik het niet was. Identiteitsfraude is een groot probleem. Over het wetsvoorstel zelf dat de minister naar de Kamer heeft gestuurd, heb ik eigenlijk niets te zeggen. Alleen ontbreekt er volgens ons nog een element, namelijk de identiteitsfraude die niet met officiële documenten plaatsvindt. Dat is een groot probleem en het aantal gevallen stijgt nog steeds heel explosief. De cijfers die het kabinet zelf stuurt, geven dit ook aan. Tussen 2007 en 2010 was 5,6% van de Nederlanders slachtoffer en tussen 2010 en 2012 was dat al 13,2% van de Nederlanders. Alleen al in 2012 waren er meer dan een half miljoen slachtoffers. Er is geen enkele reden om te verwachten dat deze stijgende trend stagneert of keert. Ook uit het Cybersecuritybeeld Nederland dat we gisteren van de minister mochten ontvangen, blijkt dat op dat gebied identiteitsfraude een van de twee grootste problemen voor Nederlanders is. Onze wetgeving is op veel terreinen nog niet aangepast en op onze moderne tijd ingericht. Vandaar dat ik samen met de collega's Oosenbrug, Oskam en Gesthuizen een amendement heb ingediend om de identiteit van Nederlanders adequaat te kunnen beschermen, ook in moderne, vaak online omgevingen. Ik licht dat amendement graag toe, ook om de reikwijdte nader te verklaren. Het principe dat iemands identiteit tegen misbruik beschermd moet worden, is in onze wet al bekend. In de uitwerking van dat principe is vooral aandacht voor officiële identiteitsbewijzen die door de overheid worden verstrekt. We zien echter dat in het sociale en economische verkeer de identiteit van een persoon steeds minder wordt herkend middels persoonlijk contact of zulke officiële overheidsdocumenten. Steeds vaker wordt identiteit afgeleid uit andere, voor een persoon identificerende gegevens. Dat kunnen accounts zijn, profielen van social media of gegevens die zijn doorgegeven via telefoon, e-mail, app of website. Ook telefoonnummers, nicknames, namen, adressen, accounts of combinaties hiervan kunnen identificerende persoonsgegevens zijn. Dit is niet bedoeld als een limitatieve opsomming, omdat er ongetwijfeld nog innovaties komen waarbij nieuwe vormen van identificatie belangrijk gaan worden. De bedoeling van dit amendement is uitdrukkelijk om de wetgeving toekomstbestendig te maken.

Het aantal gevallen waarin gefraudeerd wordt met zulke identificerende gegevens van een ander, neemt de afgelopen jaren dus explosief toe. Gezien het karakter van de economie en de sociale ontwikkelingen zal die trend zich voortzetten. Men kan op relatief eenvoudige wijze ten opzichte van een derde doen alsof men iemand anders is, en deze derde daadwerkelijk doen geloven dat men iemand anders is. Hij denkt dan dat hij te maken heeft met degene van wie de identiteit valselijk is aangenomen. Het aannemen van andermans identiteit en het frauderen met iemands identiteit kan voor de betrokken persoon aanzienlijk nadeel opleveren. Dit nadeel kan ook vele vormen aannemen, zoals direct financieel nadeel, reputatieschade of het opbouwen van een set aan valse gegevens in databases die aan een persoon worden gelinkt. Dit kan uiteindelijk zelfs in het opsporings- en veiligheidsdomein gevaar en nadeel opleveren. Stel je voor: ik koop allerlei zaken, die ik contant afreken, dan licht ik dus niemand op, maar geef ik wel steevast de naam van een andere persoon op. Als ik met die zaken vervolgens een aanslag ga plegen, dan zal de persoon wiens naam is opgegeven, in het begin behoorlijk wat uit te leggen hebben als men er aan de hand van allerlei databases achter komt dat die informatie gelinkt is aan die persoon.

Er is ook geen enkele gerechtvaardigde grond om te accepteren dat men de identiteit van een ander aanneemt en zich ten opzichte van derden voordoet als degene wiens identiteit men op frauduleuze wijze heeft aangenomen. Het moet in dit soort zaken wel gaan om gevallen waarbij men derden echt het idee geeft — of men redelijkerwijs zou moeten verwachten dat deze het idee krijgen — dat zij te maken hebben met de persoon van wie de identiteit onterecht is aangenomen. Ter illustratie: gevallen van parodie of satire vallen hier niet onder. Daarbij is namelijk duidelijk dat men niet het oogmerk heeft om daadwerkelijk andermans identiteit aan te nemen, maar dat men via de gespeelde identiteit van een ander iets aan de kaak wil stellen of komisch theater beoefent.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik wil even terugkomen op het voorbeeld dat de heer Dijkhoff noemde. Stel iemand neemt de identiteit van een ander aan en gaat vervolgens een aanslag plegen met de spullen die hij gekocht heeft, dan valt dat gewoon onder de definitie die het WODC hanteert waar de minister in antwoord op schriftelijke vragen eerder ook naar heeft verwezen. Het aannemen van een identiteit sec is niet strafbaar, maar het in combinatie daarmee plegen van strafbare feiten wel. Het amendement van de heer Dijkhoff beoogt echter iets heel anders. Dan klopt dit voorbeeld toch niet?

De heer Dijkhoff (VVD):
Het is fijn dat u die vraag stelt. Ten eerste vind ik het een rare redenering om te zeggen: als je twee strafbare feiten pleegt, bijvoorbeeld inbraak en diefstal, is het wel genoeg als je er eentje bestraft. Dat zou hetzelfde zijn als zeggen: inbraak hoeft niet strafbaar te zijn, want diefstal is het al. Het gaat erom dat de aanname van de identiteit van een ander op zich al fout moet zijn. Als je er nog iets mee doet wat ook strafbaar is, is iets anders. Mevrouw Helder, stelt u zich voor dat ik op uw naam allerlei dingen heb gekocht en dat de opsporingsdiensten die zaak gaan onderzoeken, dan komen ze steeds bij u terecht en dan hebt u wel wat uit te leggen. De persoon die dat gefingeerd heeft, zou op dat punt dan niet aan te pakken zijn.

Mevrouw Helder (PVV):
De heer Dijkhoff vliegt nog steeds uit de bocht. Hij zegt dat twee strafbare feiten allebei strafbaar zouden moeten zijn. Daar is de PVV al jaren mee bezig. Dat heet de "meerdaadse samenloop". De heer Dijkhoff wil echter een feit dat nog niet strafbaar is, ook strafbaar maken. Pas dan heb je een combinatie van twee. Hij gebruikt dit voorbeeld om zijn amendement te ondersteunen, maar hij neemt daar een verkeerd voorbeeld voor. De heer Dijkhoff mag het verder zelf uitleggen. Aan het eind van zijn betoog zal ik nog een nieuwe interruptie plegen.

De heer Dijkhoff (VVD):
Als het al strafbaar was, had ik natuurlijk geen amendement hoeven in te dienen om het strafbaar te maken. Van de twee verwerpelijke zaken die in het voorbeeld genoemd worden en die strafbaar moeten zijn, is nu slechts één zaak strafbaar. Dat worden er straks twee. Dat is inderdaad correct. Ik dien geen amendement in om iets in het wetboek te zetten wat er al in staat.

Tot slot is het goed om te onderstrepen dat het gebruik van schuilnamen, nicknames of een geanonimiseerde identiteit door dit amendement niet wordt geraakt. Het is niet zo dat wij hier wettelijk altijd een "real name policy", zoals dat heet, afdwingen. Men mag een pseudoniem voeren en hoeft de eigen identiteit niet prijs te geven, zolang men niet probeert om die van een ander aan te nemen. Als een schuilnaam zo sterk aan een persoon hangt dat het voor die persoon zelfs een identificerend kenmerk wordt, is die persoon juist beschermd tegen misbruik van die schuilnaam door een ander.

Mevrouw Helder (PVV):
Dat ging sneller dan gedacht. In de toelichting van het amendement verwijzen de heer Dijkhoff en de medeondertekenaars naar "identificerende persoonsgegevens", want dat begrip bestaat niet in de Wet bescherming persoonsgegevens en ook niet in de Richtlijn bescherming persoonsgegevens. De indieners bedoelen hiermee: alle gegevens waarmee een persoon kan worden geïdentificeerd. Dan komt er een hele opsomming. Zelfs het adres van iemand staat erbij. Ik vraag mij echt in eerlijkheid af hoe dat "een identificerend persoonsgegeven" kan zijn. Ik verwijs naar de wijze waarop dit begrip is omschreven in de Wet bescherming persoonsgegevens en in de richtlijn. In artikel 2, waaraan de indieners volgens mij voorbijgaan, staat dat "persoonsgegevens" onder andere bestaan uit "een identificatienummer of een of meer specifieke elementen die kenmerkend zijn voor zijn of haar fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit". Vindt de heer Dijkhoff niet dat hij de vrijheid van meningsuiting uiteindelijk aantast als hij de strafbaarstelling baseert op het opnemen van een heleboel gegevens die niet onder "identificeerbare persoonsgegevens" vallen en als hij aan de toelichting ook nog "et cetera" toevoegt, waaruit blijkt dat het geen limitatieve opsomming is?

De heer Dijkhoff (VVD):
Nee, dat vind ik niet. Ik waardeer het dat mevrouw Helder zo diep in de elementen is gedoken dat zij ook ingaat op de definitiekwesties. Dat geeft mij de gelegenheid om met betrekking tot de door mevrouw Helder vermelde definitie aan te geven dat het bij de "sociale en culturele identiteit" gaat om de dingen waaraan wij elkaar herkennen. In de toelichting staat een niet-limitatief lijstje en daarbij staat ook "combinaties van". Je ziet in het sociale en economische verkeer echter wel dat dit identificerende gegevens zijn. Ik heb vanochtend zelf nog gebeld met mijn bank. Dan vragen ze ter controle de naamgegevens, maar ook de geboortedatum, het huisadres, de postcode en het huisnummer. Die gegevens worden gebruikt om mij te identificeren. Als ik die gegevens van mevrouw Helder ken en net doe alsof ik haar ben — dat wordt lastig, want dan moet ik als man een andere stem gebruiken — neem ik haar identiteit aan. In die combinatie is dat zo. We hebben het zo breed geformuleerd omdat we geen wet willen maken die volgend jaar alweer achterhaald is door het voortschrijden van de techniek. Het gaat bij het identificeren in het maatschappelijk verkeer dus om een levend geheel.

Mevrouw Helder (PVV):
Afrondend, het strafrecht is een ultimum remedium en de PVV is ook voor het strafbaar stellen van dingen, maar vanwege het ontbreken van een juiste definitie en van een limitatieve opsomming gaat dit wat de PVV betreft erg ver. Het lijkt mij in beginsel te ver gaan. Zo zie ik het nu; we moeten het er natuurlijk nog over hebben. Je zou veel beter kunnen gebruiken wat je nu al hebt, waarbij het slachtoffer de schade via de civiele weg kan verhalen.

De heer Dijkhoff (VVD):
Dat zien we verschillend. Het kan natuurlijk zijn dat de PVV een andere weging maakt van de mate waarin dit middel zou kunnen helpen voorkomen dat nog meer slachtoffers hieronder moeten lijden en van de mate waarin hiertegen kan worden opgetreden. Er zijn genoeg praktijkvoorbeelden en er zijn ook hoogleraren die het parlement al eerder ertoe hebben aangespoord om identiteitsfraude strafbaar te stellen. Ik ben blij dat in ieder geval een groot deel van de Kamer het wel met mij eens is. Ik hoop dat ook mevrouw Helder tussen nu en de nachtelijke stemming dat inzicht nog krijgt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Ik begin met een compliment voor de heer Dijkhoff. Hij heeft ervoor gezorgd dat dit wetsvoorstel werd "onthamerd", zoals we dat noemen. Anders was het gewoon als hamerstuk aangenomen. Hij heeft met een amendement, waar ik met plezier en met alle soorten van genoegen mijn handtekening onder heb gezet, het wetsvoorstel op een zeer essentieel punt zeer verbeterd, als het amendement althans wordt aangenomen, maar gelet op de ondertekening is dat niet geheel onwaarschijnlijk. Ik zie enorm uit naar het commentaar van de minister op dit amendement. Ik roep namelijk in herinnering — ik wil niet flauw zijn — de vragen die we begin 2012 aan de minister hebben gesteld. We meenden daarin een richting te moeten meegeven. Die weg, van strafbaarstelling van identiteitsfraude, is nu ingeslagen door de heer Dijkhoff, en ik volg hem daarin. De minister heeft destijds gezegd dat hij daartoe geen noodzaak zag. Ik ben dus heel benieuwd naar het commentaar van de minister. Ik hoop uiteraard dat er sprake zal zijn van voortschrijdend inzicht. Daar is ook alle reden toe, want de minister schrijft zelf in het commentaar bij het wetsvoorstel — dat mogen we met zijn allen constateren — dat er sprake is van een toenemende problematiek en dat de wet op dit punt momenteel te weinig handvatten biedt voor mensen om zelf hun recht te halen.

Was het maar niet zo dat ik dit kon illustreren met een voorbeeld dat zeker ook bij de minister bekend zal zijn. Het is het voorbeeld van mijnheer Kowsoleea, een van de beroemdste slachtoffers van identiteitsfraude. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om de minister toch nog eens te vragen hoe het met deze mijnheer gaat. Heeft de overheid al besloten om deze mijnheer te compenseren voor alles wat hem is aangedaan? Dit is toch een van de beroemdste slachtoffers die we in Nederland kennen. Hij is een voorbeeld van de manier waarop je kunt worden geruïneerd als iemand anders, gewoon een boef, iemand die zeer vaak voor drugsdelicten is gepakt, steeds maar jouw identiteit aanneemt. Het wordt onmogelijk om zaken te doen. Je wordt gezien als verdachte. Je bouwt een strafblad op. Zeker omdat de SP, in de persoon van mijn voorganger Arda Gerkens, samen met toen nog Kamerlid Teeven van de VVD, er aandacht voor heeft gevraagd, neem ik geen genoegen met het antwoord van de regering, die zegt: mijnheer heeft zelf niet snel en adequaat genoeg opgetreden toen er sprake was van die problemen, en daarnaast heeft hij zelf de media opgezocht, wat heeft bijgedragen aan de escalatie. Dat is niet waar. Ik neem daarmee geen genoegen. Ik wil heel graag nog een heldere reactie van de minister op mijn vraag hoe de Staat er op dit moment over denkt om dit slachtoffer van identiteitsfraude te compenseren.

Ik kom nader tot de inhoud van het wetsvoorstel. Het doel ervan is de bestrijding van fraude met identiteitsbewijzen en de verbetering van de regeling voor de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden. Meer vormen van fraude met ID-bewijzen worden strafbaar, bijvoorbeeld ook de fraude met toegangspasjes van de Tweede Kamer of fraude met pasjes om Schiphol binnen te komen. Daarbij gaat het om, zoals geformuleerd, diensten of organisaties van vitaal of nationaal belang. Strafbaar is voortaan degene die zijn ID-bewijs als vermist opgeeft, maar het vervolgens toch gebruikt. Fraude met biometrische identiteitsbewijzen wordt afzonderlijk strafbaar gesteld, bijvoorbeeld het doelbewust vervalsen van lichaamskenmerken, zoals het verminken van de vingertoppen. Partijen in de strafrechtsketen die geen overheidsorgaan zijn, mogen het bsn gebruiken. Daarnaast zijn er nog een aantal aanvullende, deels technische wijzigingen.

Het lijkt me goed dat dit wetsvoorstel er is. Er worden terechte wijzigingen voorgesteld. Onze vragen in het verslag zijn naar behoren beantwoord. De enkele zorgen die we hadden, zijn weggenomen. Naar aanleiding van onze vraag over problemen met de uitwisseling van informatie door de belangrijke organisatie Slachtoffer in Beeld, de organisatie van de slachtoffer-dadergesprekken, zijn knelpunten aangepakt. Dat is goed om te horen. Dank daarvoor. Nogmaals zeg ik: door de toenemende digitalisering — het is allemaal mooi en we plukken er allemaal de vruchten van — nemen ook de mogelijkheden voor fraudeurs toe. De minister zegt dat de omvang niet te meten is, maar de schattingen zijn dat zo'n 600.000 Nederlanders per jaar, althans in het afgelopen jaar, slachtoffer waren en dat de schade op 350 miljoen geschat wordt.

Ik heb, meer in den brede, nog een vraag. Dit wetsvoorstel is er nu. Dat is heel goed, maar het kabinet zegt ook: we komen met een heel brede aanpak van identiteitsfraude. Mag ik daarover alvast iets meer weten? Kan daarvan een tipje van de sluier worden opgelicht? Mijn fractie heeft eerder speciaal aandacht gevraagd voor de positie van slachtoffers. Ik heb net heel specifiek één voorbeeld genoemd. Ik deed dat vandaag opnieuw. De gevolgen zijn immers regelrecht dramatisch. De heer Dijkhoff heeft dat in eigen woorden ook al geïllustreerd. Eigenlijk wordt je hele leven overgenomen: je wordt geconfronteerd met boetes op jouw naam, je rekening wordt geplunderd en je wordt zelfs onterecht aangehouden of vervolgd. Vervolgens word je echter van het kastje naar de muur gestuurd. Vaak weet je niet meer waar je het moet zoeken. Daarom hecht mijn fractie juist ook aan de strafbaarstelling, zodat je er als slachtoffer niet helemaal alleen voor staat en je allerlei zaken zelf maar civiel moet gaan regelen.

Ik heb nog wel een opmerking over het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude. Het is op dit moment zo dat je daar terecht kunt voor advies. Dat is hartstikke mooi, maar mijn indruk is dat dat niet genoeg is. Zeker als het gaat om overheidsinstanties, dan zou dat meldpunt eigenlijk de bevoegdheid moeten hebben om, bijvoorbeeld tegen het Centraal Justitieel Incassobureau, te zeggen dat een slachtoffer met rust moet worden gelaten omdat sprake is van identiteitsfraude, dat dat eerst zorgvuldig moet worden uitgezocht maar dat tot die tijd die persoon niet moet worden opgejaagd. Is de minister dat met mij eens?

Ik vraag speciaal aandacht voor de problemen met de Rijksdienst voor het Wegverkeer, de RDW. Ik krijg hierover veel klachten, met name met als strekking dat het onmogelijk is om de tenaamstelling van auto's te corrigeren, ook al ben je ernstig slachtoffer van identiteitsfraude. Kan de minister hier met bijzondere aandacht naar kijken en daarover met de RDW in gesprek gaan?

Ik sluit af met de afrondende opmerking dat het heel erg belangrijk is dat we dit stukje doen maar dat ik enorm uitzie naar die brede aanpak van identiteitsfraude. Ik vraag de minister nogmaals om daar vandaag alvast enig inzicht in te geven.

De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. De bijdrage van de CDA-fractie aan dit debat kan kort zijn. Het CDA is tegen profiteurs, tegen mensen die vooral aan zichzelf denken en van de samenleving profiteren zonder een wezenlijke bijdrage te leveren. Ze lappen de regels aan hun laars en ondermijnen door hun gedrag het vertrouwen in de samenleving en de economie. De Engelsen hebben daar een mooi woord voor: freeriders. Fraudeurs behoren tot deze categorie. Ze ondermijnen onze cultuur van fatsoen en van normen en waarden. De CDA-fractie kan dan ook volledig instemmen met dit wetsvoorstel. We verwelkomen de uitbreiding van mogelijkheden tot bestrijding van fraude met identiteitsbewijzen en de verbetering van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden. Door het strafbaar stellen van meer frauduleuze gedragingen met identiteitsbewijzen kan beter worden opgetreden tegen personen die zich wederrechtelijk proberen te identificeren en wordt de juistheid van identiteitsbewijzen beter gewaarborgd. Het is goed om te constateren dat er een breed draagvlak voor het wetsvoorstel bestaat.

We hebben ook nog gekeken naar het amendement van de heer Dijkhoff. In eerste instantie deelde ik wat mevrouw Helder opmerkte, namelijk dat er al genoeg is geregeld met oplichting en met artikel 2.31, over het gebruik of het bezit van valse en vervalste identiteitsbewijzen. Ik heb echter nog eens doorgezocht en ben nu van mening dat dat vaak heel lastig is te bewijzen. Dat geldt zeker voor oplichting. Het vertrouwen in het economisch verkeer rechtvaardigt dat dit amendement wordt aangenomen. We hebben het daarom mede ondertekend.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Op de laatste vergaderdag van het parlementaire jaar spreken we op de valreep nog over identiteitsfraude. De PVV is voorstander van de door de regering voorgestelde wetswijzigingen en is dus ook voor het wetsvoorstel. Het is een goede ontwikkeling dat naast fraude met reisdocumenten ook fraude met andere identiteitsbewijzen strafbaar wordt gesteld. Zo zijn de betreffende wetsartikelen ook weer bij de tijd.

Ik heb nog wel een vraag of opmerking over een punt dat in de schriftelijke vragenronde naar voren is gebracht. In de memorie van toelichting geeft de minister aan dat naarmate in het maatschappelijk verkeer meer gebruik zal worden gemaakt van biometrische identiteitsbewijzen, de verwachting is gerechtvaardigd dat ook de fraude met deze identiteitsbewijzen toeneemt. Vervolgens zegt de minister: "Ook is er binnen de overheid oog voor het voorkomen van fraude met biometrische identiteitsbewijzen." Wat de PVV betreft is enkel het "oog hebben voor" absoluut niet voldoende voor zulk soort fraude. Criminele organisaties zijn tegenwoordig prima in staat om bijvoorbeeld door chirurgische ingrepen vingertoppen te laten veranderen, waardoor als het ware nieuwe vingertoppen ontstaan. Daarom heeft de PVV ook aan de minister gevraagd of de opsporingsdiensten wel voldoende voorgelicht, opgeleid en in staat zijn om deze vorm van fraude op te sporen. Als je iets strafbaar gaat stellen, moeten politie en Openbaar Ministerie wel in staat zijn om een dergelijke zaak tot een succes te maken, anders hebben we een vrijwel nutteloos artikel in het Wetboek van Strafrecht staan. Dan heeft het alleen symbolische werking. Het antwoord van de minister hierop is: "De opsporingsdiensten volgen de nieuwe ontwikkelingen en passen hun werkwijzen en opleiding daaraan aan". Dat was het einde van het antwoord op onze vraag. Ik stel dus een vervolgvraag, want de PVV wil ook van de minister weten wat de te verwachten veranderingen in de opsporing zijn ten opzichte van de huidige situatie. In hoeverre zijn opsporingsdiensten in staat om met dit soort fraude om te gaan? Kan de minister hiervan een concreet voorbeeld of liefst meerdere voorbeelden noemen?

De reden voor dit uitdrukkelijke verzoek is het feit dat dit type fraude vaak de opstap is tot het plegen van andere misdrijven, zoals mensenhandel, witwassen en drugsgerelateerde misdrijven. De minister erkent dit in de memorie van toelichting, maar daar blijft het vervolgens bij. De PVV wil dat ook de daaraan voorafgaande identiteits- en documentfraude makkelijker door de politie en het Openbaar Ministerie kunnen worden opgespoord en vervolgd. De minister is dit, gezien de memorie van toelichting, blijkbaar eens met de PVV, maar welke concrete maatregelen gaat hij hiertoe nemen? Ik rond af. Naar aanleiding van het interruptiedebatje en ten aanzien van het ingediende amendement deel ik het volgende mede. De PVV ontkent niet dat het amendement zeer sympathiek is. Collega Elissen heeft in het verleden ook vragen over het amendement gesteld. De toelichting heeft mijn fractie echter niet overtuigd, integendeel. De heer Dijkhoff zegt dat hij een toekomstbestendig artikel wil. De PVV wil graag een juridisch juist artikel dat echt de lading dekt, de juiste slachtoffers helpt en nieuwe slachtoffers voorkomt. Met zo'n ruim amendement en een zo ruime omschrijving gaat dat waarschijnlijk niet lukken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun inbreng. Het wetsvoorstel gaat om de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen. Ik zie een groot draagvlak voor dit wetsvoorstel. Ik hoef het waarom ervan niet meer aan te geven. Dat is al behandeld. De cijfers hoef ik ook niet toe te lichten. Die zijn net herhaald.

Aan het eind kom ik te spreken over het amendement-Dijkhoff c.s. Ik zal eerst reageren op de gestelde vragen. Aan de cijfers zie je dat het aantal in de laatste tijd ongelooflijk is toegenomen. Mevrouw Gesthuizen zei dat al. Zij vroeg hoe het gaat met de heel gevoelige en nare kwestie van de heer Kowsoleea. Ik wil daarover zeggen dat er goede gesprekken zijn met de advocaat van de heer Kowsoleea. Ik wil het daarbij laten en hoop dat de Kamer dat respecteert.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik begrijp de gevoeligheid van de zaak. Wij vangen er ook wel eens wat over op. Wellicht is het een goed idee als de minister de Kamer vertrouwelijk informeert als er in de zaak beslissingen worden genomen.

Minister Opstelten:
Jazeker. Ik wil dit zo met de Kamer afspreken. Gaande het gesprek zal ik de Kamer niet informeren, want dat is niet goed voor dat gesprek. Als er conclusies zijn getrokken, zal ik de Kamer informeren. Dat lijkt mij de goede volgorde. Het gesprek kan dan zijn gang gaan.

Mevrouw Gesthuizen had nog twee interessante vragen. Moet het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude geen bevoegdheden krijgen? Ik wil niks wegschuiven, maar ik moet natuurlijk wel denken aan de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het kabinet. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van collega Plasterk. Ik zal dit punt bij mijn ambtsgenoot onder de aandacht brengen.

Ook was er de vraag over de brede aanpak van de identiteitsfraude. Daarover ben ik natuurlijk ook in gesprek met collega Plasterk. Ik zal de punten van vandaag daarbij betrekken. In het najaar wordt de Kamer hierover bericht. Ik wil hierbij ook even verwijzen naar de brief die ik namens mijn collega's gisteren heb mogen sturen over de opbrengsten van de fraudeaanpak en het terugnemen van illegaal verkregen middelen. Daarin staat ook hoe ieder van ons in het kabinet bezig is met die aanpak. We moeten ook even kijken naar het voorportaal. Geeft de wet- en regelgeving aanleiding voor extra fraudegevoeligheid en moet je die dan wegnemen? Het toezicht erop is het tweede punt; hoe functioneert dat? Het derde punt, dat met name valt onder mijn verantwoordelijkheid, betreft het optimum remedium in dezen: het strafrecht. Ik spreek daarmee het College van p-g's na. Wij komen in het najaar met een brede aanpak naar de Kamer. Wij zullen die situatie met betrekking tot de identiteitsfraude daarbij meenemen.

De punten die verder zijn genoemd met betrekking tot de RDW zal ik meenemen. Ook de heer Oskam dank ik voor zijn opmerkingen waar het gaat om het brede draagvlak.

Mevrouw Helder heeft mij geciteerd in relatie tot het hele wetgevingstraject. Daar herken ik mij ook in, maar als ik het zou zeggen, zou ik het misschien iets steviger zeggen. Daarom ben ik blij met haar vraag. Natuurlijk moeten de opsporingsdiensten niet alleen volgen maar ook inspelen op de situatie die zich voordoet. Gisteren heb ik een Cyber Security Assessment naar buiten gebracht, dat ook een duidelijk beeld geeft van waar we het hierbij over hebben. Daar moeten de opsporingsdiensten zich op instellen. Dat leidt tot ontwikkeling, kennisvermeerdering, training, internationale oriëntatie en hier en daar reallocatie in organisaties. Mijn collega's en ik zitten daar natuurlijk bovenop, want het gaat niet alleen om het OM en de politie maar ook om andere opsporingsdiensten. Het is een ongelofelijke uitdaging voor de opsporingsdiensten.

Dan kom ik op het amendement. De vraag van mevrouw Gesthuizen op dat punt is zeker relevant. Ik ga nu onthullen wat ik van dat amendement vind. Dus ik moet de spanning wat dat betreft ook een beetje opbouwen, zelfs op een dag als vandaag. De recente cijfers zoals die door mijn collega van Binnenlandse Zaken zijn gepresenteerd, maken duidelijk dat identiteitsfraude in Nederland helaas niet slechts fictie is maar harde realiteit en zichtbaar is. Aanpak van identiteitsfraude is daarom ook een prioriteit van het kabinet. Het is van belang dat er adequate instrumenten zijn om de dader van identiteitsfraude te kunnen aanpakken indien iemand ondanks alle getroffen voorzorgsmaatregelen slachtoffer daarvan is geworden. Het voorliggende wetsvoorstel is daar een uitdrukking van en dat maakt het mogelijk om strafrechtelijk op te treden tegen verschillende vormen van identiteitsfraude met identiteitsbewijzen. Fraude met iemands identificerende persoonsgegevens, zoals iemands personalia of een computeraccount, is, zoals de heer Dijkhoff in het kader van zijn amendement aangeeft, op dit moment niet afzonderlijk strafbaar gesteld. De reden daarvan is dat fraude met identificerende persoonsgegevens onderdeel vormt van meer algemene delictsomschrijvingen. Ik noem oplichting (artikel 326, WvSr), flessentrekkerij (artikel 326a, WvSr) en bedreiging (artikel 284, WvSr). Met behulp van die bepalingen kan op dit moment strafrechtelijk tegen deze vorm van identiteitsfraude worden opgetreden. Voorts kent het Wetboek van Strafrecht specifieke strafbaarstellingen voor de aanpak van misdrijven waartoe fraude met identificerende persoonsgegevens vaak de opstap vormt. Bij die misdrijven gaat het bijvoorbeeld om mensensmokkel, witwassen, bank- of uitkeringsfraude, terrorisme of drugs- en wapengerelateerde misdrijven. Met behulp van deze strafbepalingen kan reeds tegen daders van fraude met identificerende persoonsgegevens worden opgetreden. Om die reden was ik, zoals in de gewisselde stukken is te lezen, aanvankelijk lange tijd de mening toegedaan dat er onvoldoende aanleiding bestond om deze vorm van identiteitsfraude afzonderlijk strafbaar te stellen. Dat heb ik begin 2012 aangegeven in reactie op Kamervragen over het nepaccount van mevrouw Ficq, zo zeg ik terwijl ik mevrouw Gesthuizen recht in de ogen kijk. Meer recent heb ik dit aangegeven in de brief over het zelfstandig strafbaar stellen van identiteitsfraude die ik mede namens collega Plasterk op 15 april aan uw Kamer heb gestuurd. De aanleiding vormde een toezegging tijdens het algemeen overleg op 10 april over de toekomstbestendigheid van de identiteitsinfrastructuur. De recente publiciteit en ontwikkelingen en het voortschrijdend inzicht rondom de omvang van identiteitsfraude hebben ertoe geleid dat ik er nog eens over ben gaan nadenken. Ik deed dat niet alleen gisteren, omdat er toen een amendement lag. We zijn hier natuurlijk continu mee bezig.

Dat geldt ook voor de ontwikkelingen die de heer Oskam heeft gesignaleerd. Hoe staat het ervoor met de politie? Is zij geholpen met een dergelijk artikel? Voor mij is dat heel belangrijk, evenals voor het Openbaar Ministerie. Ik heb me laten overtuigen dat dit wel het geval is. In het wetboek is het mogelijk. Dat is ook heel goed. Je moet heel voorzichtig zijn om telkens heel concrete, specifieke strafbaarstellingen op te nemen. Als daartoe echter aanleiding is en men het daardoor in het politiewerk makkelijker, beter en gerichter kan doen, moet je daarnaar kijken. Gisteren heb ik gezegd dat hacken gevaarlijker wordt dan diefstal. Je moet daar open voor staan.

Dit alles heeft ertoe geleid dat ik nog eens ben gaan nadenken. De uitkomst is dat ik wel gevoelig ben voor de afzonderlijke strafbaarstelling van misbruik van identificerende persoonsgegevens, zoals in het amendement wordt voorgesteld. De strafbaarstelling stelt de strafwaardigheid van juist dat misbruik centraal en scherpt het aan. Dat is niet overbodig.

In dit verband heeft mevrouw Helder punten aan de orde gesteld. Daar heb ik goed naar geluisterd. Juridisch klopt het amendement natuurlijk helemaal. "Identificerende persoonsgegevens" is een term die ook elders in het Wetboek van Strafrecht wordt gehanteerd. Identificerende persoonsgegevens vormen een onderdeel van het begrip "persoonsgegevens" zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens: elk gegeven betreffende een identificeerbare natuurlijke persoon. Dat geef ik mevrouw Helder nog even mee. Het amendement leidt er daardoor ook toe dat het misbruik van identificerende persoonsgegevens meer op een lijn wordt gesteld met misbruik van reisdocumenten en identiteitsbewijzen, waarvoor artikel 2.31 van het Wetboek van Strafrecht wel een aparte strafbaarstelling kent. Ik sta daar positief tegenover. Ik kan dus leven met het amendement. Sterker nog, ik kan het ondersteunen. Daarom laat ik het oordeel erover graag aan de Kamer.

Voorzitter, dit was mijn bijdrage.

De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Helder nog wil interrumperen.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik ben altijd blij als de minister het Wetboek van Strafrecht erop naslaat en zegt dat "identificeerbare persoonsgegevens" daarin worden genoemd. Ik erken dat graag, maar ik wijs de minister wel op de totstandkomingsgeschiedenis. Die staat onder "Tekst en commentaar". Daarin staat beslist, maar dan ook beslist niet: et cetera et cetera. Strafrecht is een ultimum remedium. Het moet juridisch juist omschreven zijn. Daar valt "et cetera" niet onder.

Minister Opstelten:
Daar zou ik het volgende over willen zeggen. Ik heb dit natuurlijk getoetst aan het begrip "persoonsgegeven" als genoemd in artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Het kan de juridische toets in alle opzichten doorstaan. Ik kan er nog veel aan toevoegen, maar dat zou inderdaad leiden tot een discussie van et cetera, et cetera, enzovoorts, enzovoorts. Het is voor de buitenwereld mooi als een duidelijke eenheid kan worden gehanteerd bij de totstandkoming van deze wet.

De voorzitter:
Ik constateer dat er geen behoefte bestaat aan een tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn bijdrage aan dit debat. Na de schorsing houden wij de regeling van werkzaamheden, nemen wij afscheid van collega Pierre Heijnen en gaan wij stemmen. Wij stemmen ook over dit wetsvoorstel, maar ik weet niet of dat vanmiddag of vanavond gebeurt.

De vergadering wordt van 12.12 uur tot 13.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik benoem in de tijdelijke commissie Fyra het lid Van Gerven.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

  • maandag 30 september 2013 van 10.00 uur tot 17.00 uur van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de nota mensenrechten;
  • maandag 18 november 2013 van 10.00 uur tot 16.00 uur van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderdeel Sport en bewegen van de begroting VWS 2014;
  • maandag 25 november 2013 van 10.00 uur tot 16.00 uur van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderdeel Jeugdzorg en aanverwante zaken van de begrotingen VWS en V&J 2014.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, enkele door hen ingediende moties opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor de volgende moties opnieuw gaat lopen: 31793, nr. 72; 33400-XII, nr. 36; 31239, nr. 158; 33625, nr. 12 en 33400-VIII, nr. 73. Tevens deel ik mee dat de volgende moties zijn vervallen: 27923, nr. 155; 29544, nr. 442; 30950, nr. 54; 31322, nr. 210; 33538, nr. 15; 29683, nr. 148; 29683, nr. 150; 29683, nr. 153; 29683, nr. 157 en 33566, nr. 18.

Ik stel voor, vanmiddag ook te stemmen over de aangehouden moties-Thieme (33551, nr. 16 en 33605-XIII, nrs. 16 t/m 18, de motie-Kooiman (33177, nr. 4), de motie-Venrooy-Van Ark (32641, nr. 17), de motie-Van Gerven/Paulus Jansen (33441, nr. 8), de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber (33612, nr. 13) en de motie-Paulus Jansen (32847, nr. 69).

Voorts stel ik voor, te stemmen over de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken over een nadere reactie inzake het EU-voorstel: wetgevingsvoorstellen voor harmonisatie en uitbreiding van periodieke (technische) controles op rijwaardigheid en veiligheid van motorvoertuigen en aanhangers (33431, nr. 3).

Tot slot stel ik voor, hedenavond te stemmen over de brief van de voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven inzake de dechargeverlening van de jaarverslagen 2012 (33605, nr. 20).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Wapenexportbeleid naar aanleiding van een algemeen overleg, gehouden op 3 juli, met als eerste spreker de heer Jasper van Dijk van de SP;
  • het VAO Passend onderwijs naar aanleiding van een algemeen overleg, gehouden op 3 juli, met als eerste spreker de heer Bisschop van de SGP.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Leijten van de fractie van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Donderdagnacht hebben we de bespreking van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg afgerond. Op dit moment gaat mijn laatste aangepaste amendement rond. Daarom wil ik vragen om de stemmingen onder de punten 9 en 10 van de stemmingslijst uit te stellen tot vanavond.

De voorzitter:
Ik neem aan dat daartegen geen bezwaar bestaat. Dat is het geval en we gaan het dus op die manier doen.

Het woord is aan mevrouw Kooiman van de SP-fractie.

Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Ik doe een vooraankondiging voor een VAO Voortgangsrapportage kinderpornografie en kindersekstoerisme. Graag vandaag nog.

De voorzitter:
Vandaag nog te houden. Oké! Dank u wel. We zullen er rekening mee houden.

Afscheid van het lid Heijnen

Afscheid van het lid Heijnen

Aan de orde is afscheid van het lid Heijnen.

De voorzitter:
Ingekomen is een brief van onze collega Pierre Heijnen en die ga ik u nu voorlezen:

"Mevrouw de Voorzitter, Beste Anouchka,

Zoals inmiddels bekend verlaat ik per 1 september a.s. de Tweede Kamer. Vanaf die datum mag ik het Regionaal Opleidingscentrum Mondriaan leiden. Mondriaan verzorgt het beroepsonderwijs en educatie in de Haagse regio.

Per 1 september aanstaande ben ik 6,5 jaar lid van uw Kamer. De laatste verkiezingen werden minder dan een jaar geleden gehouden. Best een snel vertrek. Ter rechtvaardiging daarvan: ik bekleed met slechts een korte onderbreking sinds 1986 een gekozen of benoemde politieke functie voor de Partij van de Arbeid en zo'n baan als deze komt — zeker op mijn leeftijd — maar een keer langs. Overigens heb ik het mijn voorkeurskiezers, die ik bijna allemaal persoonlijk ken, gevraagd. Zij vonden het oké."

U zult wel hees geweest zijn.

"Velen van u zijn op de hoogte van mijn liefde voor mijn stad Den Haag. Ik ben ervan overtuigd dat het organiserend vermogen in steden en regio's cruciaal is voor het welzijn en de economische ontwikkeling ervan. Ik heb daar als raadslid en wethouder twintig jaar aan kunnen bijdragen en mag dit weer gaan doen, zij het in een andere rol. Ik zie daarnaar uit. Daar ligt mijn passie.

Het middelbaar beroepsonderwijs voor circa de helft van alle jongeren en de educatie zijn daarbij van doorslaggevend belang. Meer dan ooit zelfs, gegeven de verscheidenheid van de bevolking en het nog immer toenemend belang van het opleidingsniveau. Is het beroepsonderwijs voor elkaar, met goede, gemotiveerde docenten, voldoende stages, overdracht van basisvaardigheden en vakmanschap, arbeidsmarktrelevante opleidingen en met het investeren in gedeelde waarden en normen voor jongeren, dan ziet ook de toekomst in de Haagse regio er zonnig uit. Dan kómt het voor elkaar!

Vaak gaat de aandacht uit naar universiteit en hogeschool, ook hier in de Kamer. Minder aandacht gaat uit naar het middelbaar beroepsonderwijs. Ten onrechte. Tenslotte zorgen mbo'ers ervoor dat u hier per fiets, auto of openbaar vervoer straks naar huis kunt, dat u uw koffie hebt gekregen, het binnenklimaat dragelijk is, u beveiligd wordt, de geluidsinstallatie en beeldregistratie het doen, u uw pc, laptop, iPad en mobiel kunt gebruiken, in een van de Kamerrestaurants hebt kunnen eten en u er in het algemeen goed gekleed en verzorgd uitziet. En dat is nog maar een beperkte selectie. Kortom, zonder het mbo zijn wij helemaal nergens.

Ik heb de afgelopen jaren in verschillende rollen mijn bijdrage proberen te leveren in het parlement. Met heel veel genoegen zal ik hierop terugkijken, ook op de jarenlange samenwerking, met alle verschillen, met de huidige en voormalige collega's.

Meer in het bijzonder kijk ik met genoegen terug op het mogen leiden van het eerste toekomstonderzoek na de parlementaire zelfreflectie, dat naar de jeugdzorg. Het eindrapport, Jeugdzorg dichterbij van mei 2010, dat Kamerbreed werd onderschreven, van SP tot VVD en van PVV tot PvdA, is tot de dag van vandaag richtinggevend. Het werd omarmd in het coalitieakkoord van Rutte I en maakt nog steeds deel uit van het fundament voor de huidige transitie van het stelsel van jeugdzorg.

Ik vond en vind dat iedere jongere voor de kiesgerechtigde leeftijd op bezoek moet bij de Tweede Kamer. Dat betekent circa 200.000 jongeren per jaar die kennisnemen van onze parlementaire democratie. Eerst het Huis voor democratie en rechtsstaat, nu ProDemos, organiseert dat. Een groot succes, want circa een derde van alle jongeren krijgt nu les over onze instituties en komt daadwerkelijk op bezoek. Samen met Jan Schinkelshoek heb ik me daarvoor ingespannen. Ik hoop dat u deze erfenis koestert en de mogelijkheden verschaft om zich verder te ontwikkelen. Niet voor Jan of mij, maar om daadwerkelijk ten minste alle jongeren te bereiken en daarmee te investeren in een duurzaam draagvlak onder onze democratie.

Ten slotte wil ik alle medewerkers van de Kamer hartelijk bedanken voor hun zorg en ondersteuning de afgelopen jaren. We komen elkaar vast nog eens tegen in deze prachtige stad, op het Plein, in de Koninklijke Schouwburg of in het stadion, bij ADO Den Haag. En misschien wel bij het ROC Mondriaan. Tot ziens.

Met vriendelijke groet,

Pierre Heijnen."

(Applaus)

De voorzitter:
Van dit ontslag is mededeling gedaan aan de voorzitter van het centraal stembureau en aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik stel voor, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Geachte heer Heijnen, beste Pierre,

Vandaag neem je afscheid en op 1 september ben je echt weg als Kamerlid en begin je in je nieuwe functie van voorzitter van het college van bestuur van het ROC Mondriaan hier in Den Haag. Toen je in maart 2007 als Kamerlid begon had je al ruim twintig jaar ervaring in de Haagse gemeentepolitiek, waarvan ruim acht jaar als wethouder. Alles voor de stad die je aan het hart ligt: Den Haag. Want voor alles ben je een Hagenees.

De directe betrokkenheid bij burgers met hun concrete en alledaagse problemen is voor jou altijd de belangrijkste drijfveer geweest voor je politieke handelen. In je maidenspeech in mei 2007 stond het jaarverslag van de Nationale ombudsman centraal en daarmee wel heel pregnant het contact tussen overheid en burger.

Je was woordvoerder voor binnenlands bestuur en voor Koninkrijksrelaties, voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin, fractiesecretaris en lid van het Presidium. Veel, misschien wel het meest, heb je gedaan in de commissie Binnenlandse Zaken, waar het contact tussen overheid en burger in zijn grondvorm gestalte krijgt. Je hebt je krachtig geroerd telkens zodra het onderwerp integriteit aan bod kwam, en dat was vaak: niet alleen in de discussie over de normering van topinkomens, maar bijvoorbeeld ook in de discussie over de financiering van politieke partijen. Naast integriteit heb je geprobeerd ook het onderwerp burgerschap de aandacht te geven die het verdient.

De bestuurlijke organisatie, de organisatie van de rijksdienst, de bescherming van persoonsgegevens, de vormgeving van democratische betrokkenheid en ook het reilen en zeilen van de Kamer zelf — zoals nog onlangs bij de behandeling van de Raming voor 2014 — zijn even zovele onderwerpen die jouw voortdurende aandacht hadden. Gedurende je lidmaatschap van de Kamer heb je laten zien dat je je idealen concreet vorm weet te geven. Dat blijkt zeker ook uit het grote aantal initiatiefwetten dat je alleen of samen met anderen hebt ingediend: initiatieven om een raadgevend en een correctief referendum mogelijk te maken, een voorstel tot grondwetswijziging om handicap en hetero- of homoseksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond aan de Grondwet toe te voegen, een voorstel om het aantal gemeenteraadsleden weer tot het niveau van voor de dualisering van het gemeentebestuur terug te brengen, een voorstel om spookraadsleden, die het aanzien van de politiek schaden, te weren en het voorstel om een huis voor klokkenluiders op te richten. Over dit laatste voorstel hebben wij afgelopen week nog plenair gesproken.

Wat ik in het bijzonder nog wil noemen is je voorzitterschap van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg. Je noemde dit zelf ook in je brief. Dit was het eerste onderzoek dat voor de toekomst- en onderzoeksagenda van de Tweede Kamer is uitgevoerd. In mei 2010 presenteerde de werkgroep haar rapport. Hierin werd voorgesteld de jeugdzorg flink op de schop te nemen. Dit rapport was succesvol. Het was namelijk aanleiding om in het regeerakkoord belangrijke beleidswijzigingen in de jeugdzorg op te nemen, waaronder de decentralisatie van de jeugdzorg.

Kortom, je hebt niet stilgezeten. Nu ga je de Kamer na de zomer verlaten. Wij wensen je succes in je nieuwe functie. Ik waarschuw het Mondriaancollege en sluit af met een uitroep die slechts een oude trouwe ADO Den Haag-supporter zal kunnen begrijpen: Heijnen zet aan voor nog een sprint … Zet het hek open!

Pierre, het ga je goed!

(Geroffel op de bankjes)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Voordat wij gaan stemmen, willen een aantal leden nog een wijziging aankondigen.

Het woord is aan mevrouw Dijkstra.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Ik wil mijn motie op stuk 29689, nr. 462 aanhouden wegens een wijziging en vanavond in stemming brengen.

De voorzitter:
Het laatste zullen wij zien.

Op verzoek van mevrouw Pia Dijkstra stel ik voor, haar motie (29689, nr. 462) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Mijn eerste punt betreft de stemming over de aangehouden motie van mevrouw Thieme op stuk 33551, nr. 16, ingediend bij het debat over de Staat van de Europese Unie. Mevrouw Thieme wil nog een wijziging aanbrengen. Wij houden de motie daarom aan en verzoeken om er vanavond over te stemmen.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie (33551, nr. 16) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mijn tweede punt betreft de stemmingen over de moties ingediend bij het VAO Visserij. In mijn motie op stuk 29675, nr. 153 wordt gevraagd om onderzoek naar de omvang van het probleem van dumpen van vis op zee. De staatssecretaris heeft dat onderzoek toegezegd. Daarom trek ik deze motie in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Ouwehand (29675, nr. 153) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Het woord is aan de heer Anne Mulder.

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter. Ik zou graag mijn motie op stuk 31016, nr. 53 aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Anne Mulder stel ik voor, zijn motie (31016, nr. 53) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Omdat er een nieuwe stemmingslijst moet komen, die u nog niet kent, stel ik voor om de stemmingen over de wijziging van de Wet verplicht schatkistbankieren en de stemming over de daarbij ingediende motie uit te stellen tot vanavond. De stemmingen duren vanavond wel iets langer, maar u beschikt dan wel over de juiste stemmingslijst. Dat lijkt mij net iets belangrijker.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen Wijziging Mediawet, verspreiding televisie- en radioprogrammakanalen

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio- programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen (33426).

(Zie vergadering van 11 juni 2013.)

De voorzitter:
Het amendement-Klein (stuk nr. 17) is ingetrokken.

In stemming komt het amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 30, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 30 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Klein (stuk nr. 20, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 20 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Dam/Huizing (stuk nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Klein (stuk nr. 31, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de PvdD en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 31 voorkomende nader gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 26, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 26 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Segers (stuk nr. 11, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 11 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 35, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 35 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jasper van Dijk/Van Dam (stuk nr. 41, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 41 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 29, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 29 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Van Dam/Huizing (stuk nr. 40), de nader gewijzigde amendementen-Jasper van Dijk (stuk nrs. 26, I en II) en de gewijzigde amendementen-Jasper van Dijk/Van Dam (stuk nrs. 41, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de fractie van 50PLUS ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Wijziging Mediawet, verspreiding televisie- en radioprogrammakanalen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008,

te weten:

  • de motie-Segers/Huizing over het verkennen van de mogelijkheid van een à la cartemenu (33426, nr. 24);
  • de motie-Klein over ondertiteling uitsluiten van bezuinigingen (33426, nr. 25);
  • de motie-Van Dam/Huizing over de doorgifte van interactieve diensten (33426, nr. 36);
  • de motie-Klein/Jasper van Dijk over het themakanaal Politiek 24 in het standaardzenderpakket (33426, nr. 37).

(Zie vergadering van 11 juni 2013.)

De voorzitter:
De motie-Segers/Huizing (33426, nr. 24) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Segers/Huizing (33426, nr. 42, was nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klein (33426, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Dam/Huizing (33426, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klein/Jasper van Dijk (33426, nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie JBZ-Raad

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO JBZ-Raad van 6 en 7 juni,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Gesthuizen/Schouw over het uitnodigen van 250 Syrische vluchtelingen (32317, nr. 180, was nr. 176).

(Zie vergadering van 6 juni 2013.)

In stemming komt de gewijzigde motie-Gesthuizen/Schouw (32317, nr. 180, was nr. 176).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Wet dieren

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over aanhangige ontwerpbesluiten inzake de Wet dieren,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Van Gerven over richtlijnen voor dieren op de positieflijst (31389, nr. 127, was nr. 122).

(Zie notaoverleg van 1 juli 2013.)

De voorzitter:
De gewijzigde motie-Van Gerven (31389, nr. 127, was nr. 122) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatssecretaris van Economische Zaken de Raad voor Dierenaangelegenheden verzoekt, de voorwaarden waaronder dieren van de paarse lijst (bijlage 1c; dieren die kenners mogen houden) gehouden mogen worden nader uit te werken;

overwegende dat er zes diersoorten staan op de positieflijst (bijlage 1a; dieren die iedereen mag houden) en dat het opstellen van concrete huisvestings- en verzorgingsrichtlijnen per diersoort daarmee zeer doenbaar lijkt;

verzoekt de regering, de Raad voor Dierenaangelegenheden te vragen om tevens per diersoort huisvestings- en verzorgingsrichtlijnen te onderzoeken voor de zes dieren op de positieflijst (bijlage 1a ; dieren die iedereen mag houden), en deze te betrekken bij zijn zienswijze,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131, was nr. 127 (31389).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Van Gerven (31389, nr. 131, was nr. 127).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Europese top

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over het verslag van de Europese top,

te weten:

  • de motie-Van Haersma Buma over directe herkapitalisatie van banken via het ESM (21501-20, nr. 806).

(Zie vergadering van 2 juli 2013.)

In stemming komt de motie-Van Haersma Buma (21501-20, nr. 806).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties duurzame Gewasbescherming

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over duurzame Gewasbescherming,

te weten:

  • de motie-Lodders over een alternatief voor het gewasbeschermingsplan (27858, nr. 162);
  • de motie-Lodders/Dijkgraaf over het systeem van de gefractioneerde toepassing op etiketten (27858, nr. 163);
  • de motie-Ouwehand/Schouw over een verbod op het gebruik van glyfosaat door particulieren (27858, nr. 164);
  • de motie-Ouwehand/Schouw over een verbod op het professioneel gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen (27858, nr. 165);
  • de motie-Ouwehand/Schouw over het uitbreiden van het verbod op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen (27858, nr. 166);
  • de motie-Ouwehand over een verbod op de verkoop van chemische bestrijdingsmiddelen voor particulieren (27858, nr. 167);
  • de motie-Ouwehand over het profylactisch gebruik van bestrijdingsmiddelen (27858, nr. 168);
  • de motie-Ouwehand over het niet toelaten van de teelt van herbicideresistente gewassen (27858, nr. 169);
  • de motie-Ouwehand over aanpassen van de gebruiksvoorschriften van alle toegelaten middelen (27858, nr. 170);
  • de motie-Ouwehand over effecten van bestrijdingsmiddelen op de menselijke gezondheid (27858, nr. 171);
  • de motie-Ouwehand over bevoegdheid voor het Ctbg om lopende toelatingen te wijzigen danwel in te trekken (27858, nr. 172);
  • de motie-Ouwehand over de effecten van bestrijdingsmiddelen op de hersenen van ongeboren kinderen (27858, nr. 173);
  • de motie-Ouwehand over een plan van aanpak voor het gebruik van azolen (27858, nr. 174);
  • de motie-Ouwehand over een heffing op chemische bestrijdingsmiddelen (27858, nr. 175);
  • de motie-Geurts over een risicoanalyse bij het invoeren van een verbod van alle gewasbeschermingsmiddelen (27858, nr. 177);
  • de motie-Geurts over het gebruik van de ruimte die de Kaderrichtlijn Water biedt (27858, nr. 178);
  • de motie-Geurts over alleen in Europees verband een totaalverbod afkondigen op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (27858, nr. 179);
  • de motie-Schouw/Jacobi over het verplicht stellen van een emissiereductieplan (27858, nr. 180);
  • de motie-Schouw/Jacobi over de inzet van huis-, tuin- en keukenmiddelen (27858, nr. 181);
  • de motie-Schouw over natuur- en milieuorganisaties actief betrekken bij monitoring en handhaving (27858, nr. 182);
  • de motie-Jacobi/Dik-Faber over een verbod op het gebruik van Roundup voor particulieren (27858, nr. 183);
  • de motie-Jacobi/Schouw over een doelstelling voor normoverschrijding (27858, nr. 184);
  • de motie-Dik-Faber over een spoedige aanpassing van de toelatingsprocedure van gewasbeschermingsmiddelen (27858, nr. 185);
  • de motie-Dik-Faber over een verbod op particulier gebruik van chemische middelen (27858, nr. 186);
  • de motie-Dik-Faber over het meewegen van belangen van omwonenden en passanten (27858, nr. 187);
  • de motie-Dik-Faber over afstemming van de toelatingsbeoordeling op de Kaderrichtlijn Water (27858, nr. 188);
  • de motie-Van Gerven over de definitie van Integrated Pest Management (27858, nr. 189);
  • de motie-Van Gerven over verbetering van de werkwijze van het Ctbg (27858, nr. 190);
  • de motie-Van Gerven over de normstelling voor residuen (27858, nr. 191);
  • de motie-Ouwehand over het per direct van de markt halen van een aantal bestrijdingsmiddelen (27858, nr. 192);
  • de gewijzigde motie-Geurts over verbreding van de minimum teeltvrije zone (27858, nr. 205, was nr. 176).

(Zie notaoverleg van 1 juli 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn moties (27858, nr. 163, 177 en 190) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Ouwehand/Schouw (27858, nr. 164) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand/Schouw (27858, nr. 165) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand/Schouw (27858, nr. 166) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 167) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar moties (27858, nr. 193, 194, 195 en 196) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Ouwehand (27858, nr. 168) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 169) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 170) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 171) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 172) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 173) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 174) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 175) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Ouwehand (27858, nr. 192) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (27858, nr. 208) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Schouw/Jacobi (27858, nr. 180) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Schouw/Jacobi (27858, nr. 181) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De gewijzigde motie-Geurts (27858, nr. 205, was nr. 176) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de motie-Lodders (27858, nr. 162).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 197, was nr. 168).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 198, was nr. 169).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 199, was nr. 170).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 200, was nr. 171).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 201, was nr. 172).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 202, was nr. 173).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 203, was nr. 174).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 204, was nr. 175).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Geurts (27858, nr. 205, was nr. 176).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de VVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts (27858, nr. 178).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts (27858, nr. 179).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Schouw/Jacobi (27858, nr. 206, was nr. 180).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Schouw/Jacobi (27858, nr. 207, was nr. 181).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouw (27858, nr. 182).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jacobi/Schouw (27858, nr. 184).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (27858, nr. 185).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (27858, nr. 187).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (27858, nr. 188).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (27858, nr. 189).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (27858, nr. 191).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen motie Naleving Handboek voor aantredende bewindspersonen

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over naleving van het Handboek voor aantredende bewindspersonen door de minister van Infrastructuur en Milieu,

te weten:

  • de motie-Van Tongeren over het openbaar maken van alle zakelijke belangen van beoogde bewindspersonen (33688, nr. 2).

(Zie vergadering van 2 juli 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (33688, nr. 2) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties GGZ

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO GGZ,

te weten:

  • de motie-Leijten over een landelijke beleidsvisie over sociale inclusie (25424, nr. 218);
  • de motie-Kuzu over het meenemen van de POH-GGZ in de evaluatie (25424, nr. 219);
  • de motie-Pia Dijkstra over het niet meer scheiden van diagnosefase en hoofdbehandelaarschap (25424, nr. 220).

(Zie vergadering van 2 juli 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Pia Dijkstra stel ik voor, haar motie (25424, nr. 220) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Leijten (25424, nr. 218).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (25424, nr. 219).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Biotechnologie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Biotechnologie,

te weten:

  • de motie-Dikkers c.s. over kippen met een kwallengen (27428, nr. 248);
  • de motie-Van Gerven over bescherming van biologische gewassen tegen ggo's (27428, nr. 249);
  • de motie-Van Gerven over cisgenese-vrije producten en gewassen (27428, nr. 250);
  • de motie-Dik-Faber over versnelde toelating van cisgenese gewassen (27428, nr. 251);
  • de motie-Dik-Faber over een maatschappelijke discussie over het huidige dominante productiesysteem (27428, nr. 252);
  • de motie-De Liefde over implementatie van het Nagoya Protocol (27428, nr. 253);
  • de motie-Klaver over overleg met de Kamer over herbicideresistente gewassen (27428, nr. 254);
  • de motie-Geurts/Dik-Faber over vrijstelling van cisgenese-technieken van de GMO-wetgeving (27428, nr. 255);
  • de motie-Ouwehand over een etiketteringsplicht voor cisgenese-ingrediënten (27428, nr. 256);
  • de motie-Ouwehand over 100% controle op illegale ggo's door de NVWA (27428, nr. 257).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar moties (27428, nr. 248 en 251) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Van Gerven (27428, nr. 249).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (27428, nr. 250).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (27428, nr. 252).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Liefde (27428, nr. 253).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klaver (27428, nr. 254).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts/Dik-Faber (27428, nr. 255).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (27428, nr. 256).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (27428, nr. 257).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Visserij

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Visserij,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over een actualisering van de vissenwelzijnsnota uit 2003 (29675, nr. 154);
  • de motie-Graus/Dijkgraaf over het op naam van de schipper zetten van opgelegde strafpunten (29675, nr. 155);
  • de motie-Graus/Dijkgraaf over de Kaderrichtlijn Maritieme Strategie (29675, nr. 156);
  • de motie-Graus/Dijkgraaf over nationale koppen die een ongelijk speelveld veroorzaken (29675, nr. 157);
  • de motie-Graus/Dijkgraaf over een financieel haalbare en inpasbare oplossing voor uitfaseren (29675, nr. 158);
  • de motie-Graus over bepalen welke regels in de praktijk onuitvoerbaar zijn (29675, nr. 159).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (29675, nr. 154) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Graus/Dijkgraaf (29675, nr. 155).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus/Dijkgraaf (29675, nr. 156).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus/Dijkgraaf (29675, nr. 157).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus/Dijkgraaf (29675, nr. 158).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (29675, nr. 159).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Ganzenbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ganzenbeleid,

te weten:

  • de motie-Thieme over schrappen van de vos uit de vrijstellingslijst (28286, nr. 632);
  • de motie-Thieme over het starten van twee pilots (28286, nr. 633);
  • de motie-Thieme over wijziging van de Luchtvaartwet en het LIB (28286, nr. 634);
  • de motie-Graus over minder aantrekkelijk maken van de leefgebieden op en rond Schiphol (28286, nr. 635);
  • de motie-Houwers/Geurts over een ganzenveilige situatie rond Schiphol (28286, nr. 636);
  • de motie-Van Gerven over diervriendelijke alternatieven voor de ganzenjacht (28286, nr. 637);
  • de motie-Van Gerven over een 13 km-zone rond Schiphol (28286, nr. 638).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 632).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 633).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 634).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (28286, nr. 635).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Houwers/Geurts (28286, nr. 636).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (28286, nr. 637).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
GroenLinks wenst geacht te worden tegen motie op stuk nr. 636 te hebben gestemd.

De voorzitter:
Die motie blijft echter aangenomen. Het zal in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (28286, nr. 638).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Invulling subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Invulling subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek,

te weten:

  • de motie-Van Meenen over geld vinden voor onderwijs (33650, nr. 4);
  • de motie-Voordewind c.s. over humanistisch vormingsonderwijs en godsdienstvormingsonderwijs in het openbaar basisonderwijs (33650, nr. 5);
  • de motie-Bisschop/Voordewind over de plicht voor openbare scholen om leerlingen kennis bij te brengen over geestelijke stromingen (33650, nr. 6);
  • de motie-Lucas/Mohandis over een subsidie voor NOB (33650, nr. 7);
  • de motie-Jasper van Dijk over heroverwegen van de korting van 200 miljoen (33650, nr. 8);
  • de motie-Rog/Jasper van Dijk over de regionale aanpak van laaggeletterdheid (33650, nr. 9);
  • de motie-Rog over behoud van het budget voor NOB (33650, nr. 10);
  • de motie-Rog/Jasper van Dijk over behoud van het budget voor ouderenorganisaties (33650, nr. 11);
  • de motie-Rog c.s. over het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (33650, nr. 12);
  • de motie-Mohandis/Lucas over één centrale ouderorganisatie (33650, nr. 13).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

De voorzitter:
De motie-Rog/Jasper van Dijk (33650, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

overwegende dat taalles aan laaggeletterden onderdeel is van het primaire onderwijsproces;

constaterende dat voor deze vorm van onderwijs niet alleen goede les- en wervingsmethoden, materialen en toetsen, maar ook deskundige trainers en taalbegeleiders nodig zijn;

overwegende dat volwassen laaggeletterden vaak lastig te bereiken en te motiveren zijn en de klassieke onderwijsbenadering eerder vaak niet of onvoldoende gewerkt heeft;

verzoekt de regering om in de evaluatie van het Actieplan Laaggeletterdheid, inclusief de pilots Taal voor het Leven, te onderzoeken welke landelijke taken en welke budgetten nodig zijn om de regionale aanpak van laaggeletterdheid efficiënt en effectief uit te voeren,

gehoord de beraadslaging,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is ondertekend door de leden Rog, Jasper van Dijk en Mohandis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20, was nr. 9 (33650).

De voorzitter:
De motie-Rog c.s. (33650, nr. 12) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) een voor Nederland unieke en internationaal hoog aangeschreven instelling is, die een essentiële schakel vormt in de kennisverzameling en beschrijving van de naoorlogse politieke geschiedenis;

voorts overwegende dat het wetenschappelijk onderzoek en de expertise van het CPG van grote waarde zijn voor het institutionele geheugen en daarmee voor de kwaliteit van onze parlementaire democratie;

van oordeel dat geborgd moet worden dat het belangrijke werk van het CPG wordt voortgezet en dat daartoe zo nodig beperkte middelen kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld uit de begrotingen van de Hoge Colleges van Staat;

constaterende dat het CPG een bijzondere relatie heeft met de Radboud Universiteit Nijmegen en ook onderzoeksmiddelen kan verwerven uit de NWO-middelen en via contractonderzoek (bijvoorbeeld in opdracht van en bekostigd door de Hoge Colleges van Staat);

verzoekt de regering om in overleg met alle betrokkenen een oplossing voor de continuïteit van het CPG te bevorderen en de Kamer hierover te informeren voor de behandeling van de Miljoenennota,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21, was nr. 12 (33650).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (33650, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (33650, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop/Voordewind (33650, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Lucas/Mohandis (33650, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (33650, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Rog c.s. (33650, nr. 20, was nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rog (33650, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog/Jasper van Dijk (33650, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Rog c.s. (33650, nr. 21, was nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mohandis/Lucas (33650, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de VVD, 50PLUS, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Zorgverzekeringswet, pakketmaatregelen en Ruwaard van Putten ziekenhuis

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Zorgverzekeringswet, pakketmaatregelen en Ruwaard van Putten ziekenhuis,

te weten:

  • de motie-Voortman over medische specialistische verpleging thuis (29689, nr. 456);
  • de motie-Van der Staaij over belonen van verzekerden voor het melden van onjuiste declaraties (29689, nr. 457);
  • de motie-Leijten over een volwaardig ziekenhuis op Voorne-Putten (31016, nr. 45);
  • de motie-Leijten/Voortman over een sociaal plan voor het Ruwaard van Putten Ziekenhuis (31016, nr. 46);
  • de motie-Pia Dijkstra over een actieplan no show (31016, nr. 47);
  • de motie-Klever over behoud van spoedeisende hulp op Voorne-Putten (31016, nr. 48);
  • de motie-Van der Staaij/Bruins Slot over toetsing van het definitieve plan aan de 45 minutennorm (31016, nr. 49);
  • de motie-Wolbert over spreiding van de spoedeisende hulp en acute verloskunde (31016, nr. 50);
  • de motie-Bruins Slot c.s. over berekening van de bereikbaarheidsnormen (31016, nr. 51);
  • de motie-Bruins Slot over onderzoek naar de aanrijdtijden, beschikbaarheid en bereikbaarheid (31016, nr. 52);
  • de motie-Anne Mulder over een effectief instrumentarium voor ziekenhuizen (31016, nr. 53).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

In stemming komt de motie-Leijten (31016, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten/Voortman (31016, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra (31016, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klever (31016, nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman (29689, nr. 456).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij (29689, nr. 457).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Bruins Slot (31016, nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wolbert (31016, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot c.s. (31016, nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot (31016, nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Besluit Zorgverzekering

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Zorgverzekering en de Uitkomsten van het onderzoeksprogramma risicoverevening en de voorgenomen vormgeving van het ex ante risicovereveningsmodel 2014,

te weten:

- de motie-Leijten over niet afschaffen van het ex-postcompensatiebeginsel somatische zorg (29689, nr. 458);
- de motie-Leijten over niet afschaffen van het ex-postcompensatiebeginsel ggz (29689, nr. 459);
- de motie-Leijten/Bruins Slot over problemen met de verwijzing in de geriatrische revalidatiezorg (29689, nr. 460);
- de motie-Bruins Slot over de besteding van de winst van zorgverzekeraars (29689, nr. 461).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

De voorzitter:
De motie-Leijten/Bruins Slot (29689, nr. 460) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Er was bij ons in de fractie wat verwarring. Bij het vorige punt staan een aantal nummers door elkaar. Bij de motie-Pia Dijkstra (31016, nr. 47) willen wij geacht worden tegengestemd te hebben.

De voorzitter:
Volgens mij is dat ook zo geregistreerd. Ik zag u namelijk wijzen. De motie blijft aangenomen.

In stemming komt de motie-Leijten (29689, nr. 458).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (29689, nr. 459).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Leijten/Bruins Slot (29689, nr. 465, was nr. 460).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot (29689, nr. 461).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Omzetting afdrachtvermindering onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling,

te weten:

  • de motie-Van Meenen over monitoring van de subsidieregeling (33650, nr. 14);
  • de motie-Van Meenen over de nieuwe subsidieregeling ook toepassen op vmbo-leerlingen die een leerwerktraject volgen (33650, nr. 16);
  • de motie-Straus over mogelijkheden voor een overgangsregeling (33650, nr. 17);
  • de motie-Straus over aanpassing van de doelgroepenbepaling (33650, nr. 18);
  • de motie-Jadnanansing over de formulering van de subsidieregeling (33650, nr. 19).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

De voorzitter:
De motie-Van Meenen (33650, nr. 14) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Straus (33650, nr. 17) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Straus (33650, nr. 18) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Meenen (33650, nr. 22, was nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van 50PLUS ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (33650, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Straus (33650, nr. 23, was nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Straus (33650, nr. 24, was nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jadnanansing (33650, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Cultuuronderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Cultuuronderwerpen,

te weten:

  • de motie-Bergkamp/Monasch over het formeren van een interdepartementale werkgroep (32820, nr. 79);
  • de motie-Bergkamp/Keijzer over bijeenhouden van de collectie van het Geldmuseum (32820, nr. 80);
  • de motie-Bergkamp over een gelijk speelveld voor culturele instellingen (32820, nr. 81);
  • de motie-Jasper van Dijk/Van Dekken over een vergelijking met het popbeleid van Canada (32820, nr. 82);
  • de motie-Venrooy-Van Ark over overname van instellingen van andere begrotingen (32820, nr. 83);
  • de motie-Venrooy-Van Ark over de risico's van de nieuwe BIS (32820, nr. 84);
  • de motie-Keijzer/Bergkamp over overleg tussen de ministers van OCW en Financiën (32820, nr. 86).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

De voorzitter:
De motie-Bergkamp (32820, nr. 81) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De motie-Venrooy-Van Ark (32820, nr. 83) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de motie-Bergkamp/Monasch (32820, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp/Keijzer (32820, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bergkamp (32820, nr. 89, was nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk/Van Dekken (32820, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Venrooy-Van Ark (32820, nr. 90, was nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD en 50PLUS voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Venrooy-Van Ark (32820, nr. 84).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Bergkamp (32820, nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Het is echt belangrijk dat iedereen goed oplet, want het is voor mij heel moeilijk te zien als halve fracties iets anders aan het doen zijn en niet hun arm omhoog steken als ze voor zijn. Dan denk ik dat zij tegen zijn.


Stemmingen moties Online betalingsverkeer

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Online betalingsverkeer,

te weten:

  • de motie-Nijboer c.s. over de normen van DNB voor het veiligheidsniveau (27863, nr. 46);
  • de motie-Nijboer/Merkies over vergoedingsnormen voor schade bij online fraude (27863, nr. 47);
  • de motie-Nijboer c.s. over een schaderegeling voor langdurige uitval van het girale betalingsverkeer (27863, nr. 48).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (27863, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer/Merkies (27863, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (27863, nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Voorjaarsnota

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Voorjaarsnota,

te weten:

  • de motie-Merkies over het niet toerekenen van de kosten van de redding van SNS aan het EMU-saldo (33640, nr. 3);
  • de motie-Koolmees/Van Hijum over het hoofdbesluitvormingsmoment voor de begroting (33640, nr. 4);
  • de motie-Klaver over niet terugdraaien van  investeringen in natuur (33640, nr. 5);
  • de motie-Klein over vrijwaren van gepensioneerden met een klein aanvullend pensioen (33640, nr. 6).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

In stemming komt de motie-Merkies (33640, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koolmees/Van Hijum (33640, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klaver (33640, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (33640, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie WWB-onderwerpen

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO WWB-onderwerpen,

te weten:

  • de motie-Van Weyenberg/Karabulut over de rol van de Inspectie SZW bij de uitvoering van de maatschappelijke tegenprestatie (30545, nr. 123).

(Zie vergadering van 13 juni 2013.)

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Karabulut (30545, nr. 123).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Richtlijn uitoefening van rechten in het vrije verkeer van werknemers

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake de beëindiging van het parlementair behandelvoorbehoud bij het EU-voorstel: Richtlijn uitoefening van rechten in het vrije verkeer van werknemers COM (2013) 236 (33635, nr. 3).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het advies van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten en het parlementair behandelvoorbehoud formeel te beëindigen onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen Brief EU periodieke controles rijwaardigheid

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken over een nadere reactie inzake het EU-voorstel: wetgevingsvoorstellen voor harmonisatie en uitbreiding van periodieke (technische) controles op rijwaardigheid en veiligheid van motorvoertuigen en aanhangers (waaronder APK-keuringen)(33431, nr. 3)).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten en in te stemmen met de brief aan de Voorzitter van de Europese Commissie.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie initiatiefnota "Maak van een onschuldig kind geen slachtoffer"

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de Initiatiefnota "Maak van een onschuldig kind geen slachtoffer",

te weten:

  • de motie-Kooiman over gedetineerden e-mails laten ontvangen via de postkamer (33177, nr. 4).

(Zie notaoverleg van 8 april 2013.)

In stemming komt de motie-Kooiman (33177, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties jaarverslag ministerie van Economische Zaken

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel het jaarverslag van het ministerie van Economische Zaken over het jaar 2012,

te weten:

- de motie-Ouwehand/Thieme over een verbod op diertransporten op zeer warme dagen (33605-XIII, nr. 16);
- de motie-Ouwehand/Thieme over beschutting in weilanden (33605-XIII, nr. 17);
- de motie-Ouwehand/Thieme over extra controles op temperatuur en luchtkwaliteit in stallen (33605-XIII, nr. 18).

(Zie vergadering van 26 juni 2013.)

De voorzitter:
De motie-Ouwehand/Thieme (33605-XIII, nr. 16) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de zomermaanden diertransporten in tropische temperaturen kunnen plaatsvinden;

constaterende dat de Europese Verordening (EG nr. 1/2005) bepaalt dat de temperatuur in de wagen maximaal 30˚C mag zijn, maar dat uit onderzoek blijkt dat de temperatuur in de wagens op warme dagen vaak veel hoger is;

constaterende dat uit onderzoek is gebleken dat dieren bij een binnentemperatuur van 25˚C hittestress oplopen, waardoor veel dieren benauwd en uitgeput raken;

verzoekt de regering, een uitrijverbod voor diertransporten in te stellen wanneer een buitentemperatuur 30˚C is bereikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20, was nr. 16 (33605-XIII).

De motie-Ouwehand/Thieme (33605-XIII, nr. 17) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Graus (PVV):
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 16 (33605) wordt min of meer gevraagd dat Piet Paulusma dadelijk gaat bepalen of er nog dieren mogen worden getransporteerd, terwijl hij er met zijn voorspellingen altijd naast zit. Vandaar dat wij tegen zullen stemmen, want je kunt natuurlijk niet op weersvoorspellingen afgaan om te bepalen of je dieren mag transporteren. Ik wil graag de pony uit de wei kunnen halen. Die kun je daar vandaag de dag 's nachts niet meer laten staan, want dan gebeuren er allerlei nare dingen. Dat bleek gisteren weer, dus ik wil zelfs op warme dagen mijn pony uit de wei kunnen halen.

We zullen ook tegen motie op stuk nr. 17 (33605) stemmen. Er worden in de Kamer heel vaak moties ingediend over punten waar eigenlijk al een toezegging op is gedaan, of waarover een ander lid al een aangenomen motie heeft liggen. Ik vind dat niet kies. Het kan, maar ik vind dat niet kies. Ik heb dat ook bilateraal laten weten aan de Partij voor de Dieren, maar daar is niets mee gedaan.

De voorzitter:
Ik moet u wel verzoeken om anderen niet uit te lokken tijdens een stemverklaring.

De heer Graus (PVV):
Dat zal ik niet doen, op de laatste dag. Ik heb al een toezegging van de regering over beschutting tegen warmte. Ik heb er zelfs voor gepleit dat er een Nationale Boomplantdag moet komen bij boeren in de wei, op basis van vrijwilligheid. Dat ligt er al allemaal. Bovendien ligt er een aangenomen motie-Graus over beschutting, ook in natuurgebieden, tegen koude. Dus vandaar dat wij tegen de moties op de stukken nrs. 16 en 17 (33605) zullen stemmen.

De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Graus.

Dan gaan wij nu verder met stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Ouwehand/Thieme (33605-XIII, nr. 20, was nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand/Thieme (33605-XIII, nr. 21, was nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Thieme (33605-XIII, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De Kamer heeft zojuist een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om deze zomer extra te controleren in stallen. Dieren kunnen namelijk sterven als de ventilatie uitvalt. Ik zou heel graag van het kabinet weten hoe het de motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemming motie Vaste boekenprijs

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Vaste boekenprijs,

te weten:

- de motie-Venrooy-Van Ark over een onderzoek naar het functioneren van de boekenmarkt (32641, nr. 17).

(Zie vergadering van 20 juni 2013.)

In stemming komt de motie-Venrooy-Van Ark (32641, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Wet inrichting landelijk gebied

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied,

te weten:

  • de motie-Van Gerven/Paulus Jansen over financiering van de systeemtaken van het Landelijk Fietsplatform en Wandelnet (33441, nr. 8).

(Zie vergadering van 23 mei 2013.)

De voorzitter:
De motie-Van Gerven/Paulus Jansen (33441, nr. 8) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (33441, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Windenergie op land

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Windenergie op land,

te weten:

  • de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber over een verplicht participatiemodel (33612, nr. 13).

(Zie vergadering van 25 juni 2013.)

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber (33612, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Problematiek koopwoningmarkt

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Problematiek koopwoningmarkt,

te weten:

  • de motie-Paulus Jansen over onderzoek naar de mogelijkheden van bouwsparen (32847, nr. 69).

(Zie vergadering van 28 mei 2013.)

De voorzitter:
De motie-Paulus Jansen (32847, nr. 69) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Paulus Jansen (32847, nr. 80, was nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De vergadering wordt van 14.00 uur tot 14.15 uur geschorst.

Voorzitter: Bosma

Opheffing Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie

Opheffing Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie

Aan de orde is het VSO De opheffing van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (32615, nrs. 9 en 10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Nu de minister in blakende welstand is gearriveerd, heropen ik deze vergadering. Wij heten hem en de staatssecretaris van harte welkom.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Vanwege de twee minuten, ga ik snel van start.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat opheffing van de product- en bedrijfschappen, conform de motie-Aptroot, zou moeten leiden tot een forse lastenverlichting;

overwegende dat er ook daadwerkelijk sprake zou moeten zijn van lagere lasten op individueel bedrijfsniveau;

verzoekt de regering voor wat betreft toekomstige heffingen, retributies of belastingen ten behoeve van het uitvoeren van publieke en medebewindstaken, deze derhalve dan ook lager uit te laten vallen dan in de referentiejaren 2011-2013,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (32615).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productschappen in verschillende sectoren reserves hebben opgebouwd;

overwegende dat deze reserves opgebouwd zijn met de heffingen van de betreffende landbouwers en tuinders;

overwegende dat deze reserves ten goede moeten komen aan de doelen waarvoor de productschappen zijn opgericht;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de reserves van de productschappen geheel terechtkomen in de nieuw op te richten plant- en diergezondheidsfondsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (32615).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het opheffingsproces van de product- en bedrijfschappen niet op verzoek van de schappen ingezet is;

constaterende dat in de voortgangsbrief staat dat de kosten van de opheffing voor rekening van de schappen komen;

overwegende dat de kosten van de opheffing nu voor rekening van de ondernemers komen;

verzoekt de regering, alle kosten te dragen die voortkomen uit de opheffing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32615).

De heer Verhoeven (D66):
De laatste motie van de heer Geurts verbaast mij wat. Wij zijn nu met zijn allen bezig om de opheffing van de schappen te versnellen, zodat ze ondernemers geen geld meer kosten, met zo'n onnodige heffing voor de schappen die allang afgeschaft had moeten zijn. Nu zegt de heer Geurts: wij willen die opheffing voor rekening van de ondernemers laten komen.

De heer Geurts (CDA):
Dat laatste heb ik niet helemaal goed gehoord.

De heer Verhoeven (D66):
Juist niet.

De heer Geurts (CDA):
Precies, ik denk dat dat juist de kern van onze motie is. Ondernemers hebben geld opgebracht voor de taken die zij belangrijk vinden. Dan is het toch onvoorstelbaar dat de politiek vindt dat de productschappen moeten worden opgeheven en dat de ondernemers daar ook nog voor mogen betalen? Als u echt voor de ondernemers staat, zou u deze motie juist moeten steunen.

De heer Verhoeven (D66):
Ik zal deze motie steunen, als u zo dadelijk mijn motie steunt om de heffing vanaf 2014 te schrappen en die ondernemers die rekening niet meer te laten betalen. In dat geval kunnen we samen optrekken. Het CDA wil kennelijk de schappen behouden. Als de schappen zouden verdwijnen, willen de ondernemers daar best eenmalig voor betalen en hoeven ze niet meer elk jaar te betalen. Wat vindt het CDA daarvan?

De heer Geurts (CDA):
Als u onze schriftelijke inbreng goed had gelezen, had u kunnen weten dat het CDA voor het behoud van de schappen is, mits daarvoor draagvlak is bij de heffingbetalers. Er is een heel aantal schappen waarvoor gewoon draagvlak is bij de heffingbetalers. Ik hoop dat D66 dat ook in zijn overwegingen meeneemt.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Daar staan we weer, om te praten over de productschappen. Een van de soort instituten in dit land waarvan een ruime meerderheid van de Kamer al heel lang zegt dat ze kunnen worden opgeheven en dat ze zouden kunnen verdwijnen, mits hun taken worden overgedragen. Dat laatste gaat nu wel gebeuren: er zullen taken worden overgedragen. Maar wie schetste onze verbazing? Ook komend jaar zal door deze schappen weer een verplichte heffing aan de ondernemers worden opgelegd. Een Kamerbrede meerderheid van PVV, SP, VVD en D66 — zoiets zie je niet vaak — heeft gezegd dat deze schappen zo snel mogelijk moeten worden afgebouwd, omdat daarvoor gewoon geen draagvlak bestaat. Ondernemers willen niet verplicht voor iets betalen. En als zij dat wel doen, laten zij dat dan vrijwillig doen.

Ik kan maar één ding doen en dat is de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat reeds op 20 december 2011 een Kamermeerderheid stemde voor de gewijzigde motie-Aptroot c.s. (33000-XV, nr. 61);

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat er in 2014 geen verplichte heffing voor ondernemers meer zal worden opgelegd vanuit de product- dan wel bedrijfschappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven, Klever en Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32615).

De heer Verhoeven (D66):
Ik hoop echt dat de VVD-fractie mee zal blijven doen in de groep partijen die zegt: laat ondernemers nou ondernemen en laat ze niet verplicht heffingen betalen. Dus ik hoop echt dat de VVD-fractie zal zeggen: wij durven de motie niet te ondertekenen maar we gaan die wel volmondig steunen.

De heer Geurts (CDA):
Bent u er ook van op de hoogte dat een aantal van de productschappen hun heffingen voor dit jaar verhoogd hebben om het probleem dat u schetst te voorkomen?

De heer Verhoeven (D66):
Het verhogen van de heffingen lijkt mij geen goed signaal. Het is heel simpel en helder. Ondernemers zijn in groten getale geen voorstander van het verplicht betalen van heffingen aan organisaties die geen meerwaarde voor ze hebben. Wij willen van die verplichting af. Dat is een heel groot deel van deze Kamer allang met D66 eens. Dus lijkt het mij geen goed geluid dat de schappen meer gaan heffen om het probleem op te lossen. Er is maar één oplossing en dat is dat de schappen stoppen met heffen van geld van ondernemers.

De heer Geurts (CDA):
Ik merk dat D66 het met het CDA eens is dat de heffingbetalers niet mogen opdraaien voor dit politiek besluit.

De heer Verhoeven (D66):
We zijn het met het CDA eens dat de lasten voor ondernemers wel wat minder kunnen en dat daaraan gewerkt moet worden. We zijn er wel zeer teleurgesteld over dat het CDA weliswaar zegt er voor ondernemers te zijn maar dat het in de afgelopen week voor de heffing van de Kamer van Koophandel heeft gestemd en het nu weer voor de heffing van de schappen stemt. Kortom, het CDA zegt ''lasten verlichten" maar het doet "lasten verzwaren". En dat is geen zuivere koffie.

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Zoals de heer Verhoeven aangaf, is mijn fractie al langer voor het afschaffen van de PBO's. Een ruime meerderheid van de Kamer is voor die afschaffing, zo bleek onder andere uit de brede steun voor de motie van mijn oud-collega Aptroot uit 2011, waaraan zojuist is gerefereerd. De minister heeft aangegeven dat hij die opheffing zorgvuldig wil vormgeven. Dat betekent dat de inhoudelijke discussie hierover uitgebreid met de Kamer zal worden gevoerd. Dat gebeurt dan bij de behandeling van het wetsvoorstel, zoals gebruikelijk en zoals het hoort. Wel moet de minister nu alvast een aantal stappen zetten. Het gaat dan om de overdracht van een aantal publieke taken van de PBO's naar de overheid. Hiervoor bestaat al een wettelijk kader. Mijn fractie vindt het belangrijk dat dit alvast gebeurt. Deze publieke taken gaan over diergezondheid, plantgezondheid, voedselveiligheid en crisismanagement. Dit zijn stuk voor stuk belangrijke zaken en ik wil niet dat we hierop onnodige risico's gaan lopen. Wat als er de volgende maand een veeziekte uitbreekt maar er niet adequaat kan worden ingegrepen omdat de schappen reeds bezig zijn met hun opheffing en de overheid de taken nog niet heeft kunnen overnemen? Mijn fractie wil gaan onnodige risico's. Daarom steun voor de minister in deze aanpak

De heer Verhoeven (D66):
Is mevrouw Lodders van de VVD-fractie het met mij eens dat het tempo van de minister wel heel erg laag is en dat we nu al een hele tijd aan het wachten zijn? Zouden we de consultatie over iets wat we allang weten, namelijk dat een Kamermeerderheid dit niet wil, niet kunnen overslaan?

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik denk dat de minister voortvarend aan de slag is gegaan met dit wetsvoorstel. Het moet zorgvuldig gebeuren. Ik denk dat we wat dat aangaat het tempo er in moeten houden, maar of het te versnellen valt, durf ik op dit moment niet te zeggen. Dat zou een goede vraag aan de bewindspersonen zijn.

De heer Verhoeven (D66):
Maar is de VVD-fractie van mening dat we zo snel mogelijk van die schappen af moeten? Of is het eigenlijk een soort van lippendienst aan de heer Aptroot, die inmiddels helaas niet meer in deze Kamer zit maar burgemeester is van een middelgrote stad en die wel echt knokte voor dit belang terwijl de VVD-fractie het nu toch een beetje laat lopen?

Mevrouw Lodders (VVD):
Dat ben ik absoluut niet eens met de heer Verhoeven. De VVD is altijd voorstander geweest van het opheffen van de schappen. We zijn dat nog steeds. Het is niet voor niets ook opgenomen in het regeerakkoord. We kijken uit naar een voortvarende aanpak van het kabinet en we steunen die van harte.


Termijn antwoord

Minister Kamp:
Voorzitter. In zijn eerste motie komt de heer Geurts tot het inzicht dat de regering ervoor moet zorgen dat de heffingen, retributies en belastingen ten behoeve van publieke en medebewindstaken ook op individueel bedrijfsniveau lager uitpakken. Macro gezien zullen de lasten zeker lager uitpakken. De nieuwe opzet die nu wordt ingevuld, leidt ertoe dat voor het bedrijfsleven als geheel de lasten lager zullen zijn. Dat begrijpt iedereen. Micro, per individueel bedrijf, kan ik daar echter geen harde garantie voor geven. Ik weet bijvoorbeeld niet hoe de ontwikkeling naar het kostendekkend maken van retributies precies zal uitpakken voor ieder individueel bedrijf. Ik weet ook niet welke invulling de branches er precies aan zullen geven als zij sommige taken van schappen wensen over te nemen en ook gebruik wensen te maken van de door de EU gecreëerde mogelijkheden voor heffingen. Ik kan dat per bedrijf dus niet overzien. Daarom kan ik per individueel bedrijf geen garantie geven. Om die reden moet ik deze motie van de heer Geurts ontraden.

De heer Geurts (CDA):
Mag ik concluderen dat de minister geen garantie geeft aan individuele ondernemers dat ze goedkoper af zijn in een nieuw systeem dan in het oude systeem?

Minister Kamp:
Zeker, dat mag de heer Geurts concluderen. Ik weet alleen niet welke suggestie hij daaraan wenst te verbinden. Voor het geheel van alle ondernemingen, voor een groot deel van de ondernemingen in ons land, waren schappen actief. Die schappen verdwijnen. Een heel klein deel van hun publieke taken wordt overgenomen door de overheid, door de ministeries van EZ en van VWS. Die twee ministeries gaan dat doen. Daarnaast kunnen branches, als zij dat wensen en als daarvoor voldoende draagvlak is, een aantal van de taken overnemen. Vervolgens kunnen ze gebruikmaken van mogelijkheden die de Europese Unie heeft geboden. Dat gehele beeld zal ertoe leiden dat het geheel van de lasten macro gezien flink lager zal zijn. Het is echter niet mogelijk om dit nu, vanachter dit katheder, per individueel bedrijf te garanderen. Als dat hetgeen is wat de heer Geurts zonet probeerde over te brengen, kan ik dat laatste beamen.

De heer Geurts (CDA):
Ik concludeer dat zo'n beetje de laatste belofte die de VVD heeft gedaan over lastenverlichting voor ondernemers, op deze manier ook gebroken wordt.

Minister Kamp:
Ik hoop dat het op deze laatste dag voor het reces prettig is voor de heer Geurts om dit te zeggen, maar het heeft natuurlijk nergens wat mee te maken. De Kamer heeft een besluit genomen, overigens tegen mijn zin, want ik vond dat beter een andere constructie had kunnen worden gekozen voor de schappen. De Kamer heeft er echter in grote meerderheid — een meerderheid waarvan de fractie van de VVD deel uitmaakte — voor gekozen om de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie op te heffen. Ik geef nu uitvoering aan deze opvatting van de Kamer. Ik doe dat zo snel mogelijk, maar wel op een verantwoorde manier. Uiteindelijk leidt het ook op dit punt tot verlaging van de lasten voor ondernemingen. Eerder zijn de lasten voor ondernemingen voor de Kamer van Koophandel al verlaagd. Nu worden de lasten hier weer verlaagd. Als ik dan zeg dat ik het alleen per individueel bedrijf niet kan garanderen, komt de heer Geurts met zo'n opmerking. Met alle waardering die mijn collega, mevrouw Dijksma, en ik hebben voor de heer Geurts, moet ik zeggen dat die waardering niet deze opmerking van hem betreft.

De voorzitter:
We gaan niet het hele AO overdoen, mijnheer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):
Er was ook geen sprake van een AO, voorzitter, maar van een schriftelijk overleg dat we voortzetten in de plenaire zaal. We hebben alles dus al schriftelijk gedaan en willen er nu kort wat over zeggen. Het lijkt me goed als u dat even toestaat.

Ik heb veel waardering voor de minister, maar merk op dat zijn opmerking dat het kabinet de lasten voor de Kamer van Koophandel heeft verlaagd, niet waar is, want er is de heffing voor starters, waarover we al genoeg hebben gezegd. Ik hoop dat de minister wel wil toezeggen dat hij hier echt tempo mee maakt. Ik kan me namelijk niet aan de indruk onttrekken, ook omdat hij hier toegeeft dat hij het liever anders had gezien, dat hij toch wat traag te werk gaat met het opheffen van de schappen en het schrappen van de heffing. Kan hij dus toch even aangeven waarom het allemaal zo lang moet duren?

Minister Kamp:
Het klopt niet wat de heer Verhoeven zegt over de Kamers van Koophandel. Bedrijven moesten ieder jaar een heffing betalen bij de Kamer van Koophandel, die nu helemaal wordt geschrapt. De kosten voor de Kamer van Koophandel worden, nadat ze drastisch zijn verlaagd, voor rekening van het Rijk genomen. Het enige wat overblijft is dat je, als je een bedrijf laat inschrijven, eenmalig een vergoeding voor te maken kosten moet betalen. Net zoals je de kosten voor het krijgen van een rijbewijs of een paspoort moet vergoeden, moet je ook de kosten vergoeden voor inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Een bedrijf dat al is ingeschreven, hoeft zich echter niet opnieuw in te schrijven en hoeft ook geen heffingen te betalen, dus betaalt helemaal niets. Die suggestie van de heer Verhoeven klopt dus niet.

Vervolgens zegt hij dat ik er zo traag mee zou zijn. Ik ben er helemaal niet traag mee. Die publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie bestaat al vele tientallen jaren. Er werken honderden mensen die zeer belangrijke taken uitvoeren. De heer Verhoeven zegt: ze hebben geen meerwaarde. Ze hebben wél meerwaarde. De discussie ging over de vraag hoeveel meerwaarde ze hebben. Is dat het geld waard of kunnen wij dat misschien op een andere manier organiseren? Het is een lang gevestigd waardevol onderdeel van onze samenleving, vooral actief in de agrarische sector. Die sector is de meest succesvolle agrarische sector van de hele wereld. Het kleine land Nederland is nummer twee exportland van agrarische producten. Dat grote succes van de sector is mede tot stand gekomen door de inzet van de mensen die in het verband van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie actief zijn. Ik ben nu bezig met de opheffing en doe dat in overeenstemming met de mensen die actief zijn in de sectoren. Ik ben bezig met een wetsvoorstel, dat eerst naar de ministerraad moet, daarna naar de Raad van State en dan naar de Tweede en Eerste Kamer. Een motie van de Kamer is van het grootste belang, maar een zorgvuldige uitvoering daarna door de regering is ook van belang. Daar zijn de staatssecretaris en ik mee bezig.

Ik kom op de motie van de heer Geurts op stuk nr. 12. Daarin staat dat de regering er zorg voor moet dragen dat de reserves van de productschappen in hun geheel terechtkomen in de nieuw op te richten plant- en diergezondheidsfondsen. De heer Geurts moet zich realiseren dat het niet aan ons is om te beslissen wat de schappen met hun reserves gaan doen. Die schappen zijn rechtspersoonlijkheden die hun ding kunnen doen. Het zijn hun reserves. De mensen in hun sectoren hebben dat opgebracht. Zolang de schappen bestaan, mogen ze beslissingen nemen om reserves te voeden en te benutten. Die bevoegdheid kunnen wij hen niet ontnemen. Zij hebben die reserves ook nodig voor de afbouwkosten. Wij hebben bepaad dat zij moeten gaan afbouwen. Ze moeten het personeel laten afvloeien. Er moeten andere dingen gebeuren. Die kosten willen wij niet vergoeden. Die moeten ze zelf betalen en daar kunnen ze hun reserves voor gebruiken. Ik zal komen met een intrekkingswet waarin geregeld wordt wat er met de dan nog eventueel resterende reserves moet gebeuren. Eerst moeten alle kosten eraf. Over datgene wat er overblijft, moet beslist worden wat ermee moet gebeuren. Het is mijn bedoeling dat dat ten goede komt aan de sectoren die de middelen oorspronkelijk hebben opgebracht. Ik weet dat dat in lijn is met wat de heer Geurts wil. Als binnen de sectoren besloten wordt om het geld voor de doelen die hij noemt te besteden, dan lijkt mij dat prima, maar het is niet prima om het te formuleren zoals het in de motie geformuleerd is. Vandaar dat ik de motie van de heer Geurts ontraad.

De heer Geurts heeft op stuk nr. 13 een motie ingediend waarin staat dat de regering alle kosten moet dragen voor de opheffing van de schappen. Dat zal de regering niet gaan doen. De schappen zullen uit hun reserves zelf hun kosten moeten dragen. Misschien dat daar nog iets met heffingen moet gebeuren. Dat laten wij graag aan de schappen zelf over. Wij gaan het niet allemaal voor rekening van de regering nemen. Vandaar dat ik ook deze motie ontraad.

De heer Verhoeven heeft op stuk nr. 14 een motie ingediend. Daarin staat dat de regering ervoor moet zorgen dat in 2014 door de product- en bedrijfsschappen geen verplichte heffing meer wordt opgelegd. De bevoegdheid om dat te doen ligt nog steeds bij de schappen. De schappen hebben hun eigen wettelijke regeling. Als zij iets mogen, dan kunnen wij niet zomaar zeggen: je mag het niet. Dan zou het in Nederland een wilde boel worden. De schappen bestaan nog. De wet om de opheffing ervan te regelen, moet nog behandeld worden. De heffingen in het jaar 2014 kunnen noodzakelijk zijn voor de afbouwkosten. Daar heb ik het daarnet al over gehad. Die kosten moeten de schappen onder andere maken voor de afvloeiing van personeel. Wij willen de schappen de mogelijkheid om dat te financieren niet ontnemen door te zeggen dat zij geen heffing mogen opleggen. Dat lijkt mij niet verstandig. Om die reden ontraad ik de motie van de heer Verhoeven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij zullen vanavond en wellicht vannacht stemmen over de ingediende moties. Ik dank de staatssecretaris van Economische Zaken voor haar dragende rol in deze discussie.

Bedrijfslevenbeleid

Bedrijfslevenbeleid

Aan de orde is het VAO Bedrijfslevenbeleid (AO d.d. 27/6).


Termijn inbreng

Mevrouw Lucas (VVD):
Voorzitter. Het stimuleren van de samenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven is van groot belang voor het innovatieve vermogen van Nederland en daarom is het belangrijk dat we een goed functionerend topsectorenbeleid hebben.

De VVD bedankt de minister voor de toezegging die hij reeds in het algemeen overleg heeft gedaan om die goede werking te garanderen. Op twee punten blijven er bij mijn fractie zorgen bestaan, respectievelijk over de betrokkenheid van het mkb en over een goede voorbereiding op Horizon 2020. Over die twee punten dien ik dan ook graag een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een goed functionerend topsectorenbeleid van belang is voor het innovatieve vermogen van de Nederlandse economie;

constaterende dat veel innovaties bij start-ups en het mkb vandaan komen. maar dat het mkb nog onvoldoende aansluiting vindt bij het topsectorenbeleid;

verzoekt de regering, in de voortgangsbrief van dit najaar in te gaan op de volgende punten die de betrokkenheid van het mkb bij het topsectorenbeleid verder kunnen versterken:
- mogelijkheden voor een "in kind"-bijdrage, in plaats van een cashbijdrage van mkb'ers en universitaire spin-offs;
- mogelijkheden voor versnelling van besluitvormingsprocedures binnen de topsectoren over onderzoeksaanvragen, om zo beter aan te sluiten op de bedrijfsvoering van het mkb;
- de verdeling van MIT-middelen tussen de verschillende topsectoren, waarbij niet alleen gekeken wordt naar de grootte van de sector, maar ook naar de verhouding innovatieve mkb-bedrijven die actief zijn in de sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lucas en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (32637).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen zeer succesvol zijn in hun deelname aan het Europese programma voor onderzoek en innovatie (KP7), met een jaarlijks return die 40% hoger is dan dat Nederland als lidstaat bijdraagt aan dit programma;

constaterende dat de focus in het topsectorenbeleid de afgelopen jaren op de sectoren heeft gelegen en minder op de doorsnijdende thema's;

constaterende dat Horizon 2020 werkt met zogenoemde "grand challenges", die juist aansluiten op deze doorsnijdende thema's;

overwegende dat een goede aansluiting van het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid op Horizon 2020 van belang is voor een hoge "return rate";

verzoekt de regering, de Kamer dit najaar te informeren op welke wijze een goede aansluiting van het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid op Horizon 2020 geborgd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lucas en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (32637).

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er elke werkdag 50 bedrijven in Nederland failliet gaan;

constaterende dat huishoudens steeds minder te besteden hebben;

overwegende dat de enige manier om verdere economische krimp tegen te gaan is de lasten voor burgers en bedrijven te verlagen;

verzoekt de regering, de belastingen voor burgers en bedrijven te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klever. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (32637).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Zoals zojuist door mevrouw Lucas aangegeven, steun ik de moties die door haar namens de VVD-fractie zijn ingediend. Er waren inderdaad een paar punten blijven liggen.

Er is nog een ander punt waar ik graag meer aandacht voor zou vragen. Dat doe ik in de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een gelijk speelveld en keuzevrijheid van ondernemers van groot belang is;

overwegende dat aanbieders van veiligheidsmateriaal die aan de gestelde criteria voldoen, de kans moeten hebben met elkaar te concurreren;

constaterende dat de regering geen oneerlijke concurrentie wil toepassen;

constaterende dat de keuzevrijheid van ondernemers en de concurrentiemogelijkheden voor aanbieders rondom de subsidieregeling Veiligheid Kleine Bedrijven in het geding is;

verzoekt de regering, de subsidieregeling Veiligheid Kleine Bedrijven per direct te evalueren;

verzoekt de regering tevens, daarbij de keuzevrijheid van ondernemers en een gelijk speelveld voor aanbieders van beveiligingsmateriaal te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (32637).

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. We hebben in twee delen over het bedrijfslevenbeleid gesproken. D66 is daarbij met name ingegaan op de situatie van het midden- en kleinbedrijf. We hebben geconstateerd dat het midden- en kleinbedrijf voortdurend tegen vijf muren oploopt, waaronder de situatie en het benutten van kansen op het gebied van export, innovatie, lasten, regeldruk en een gelijk, eerlijk speelveld waarbij ook kleine ondernemers een goede kans hebben om toe te treden en niet worden weggedrukt door de gevestigde orde.

Op al die punten zijn we ingegaan. Het is prettig dat de minister heeft toegezegd, met een aantal punten aan de slag te gaan. Eén ding is helder geworden. Er wordt in dit land heel veel over het midden- en kleinbedrijf gesproken. Er wordt heel vaak gezegd dat het midden- en kleinbedrijf zal worden gestimuleerd, maar als het erop aankomt, gebeurt het vaak niet. Om ervoor te zorgen dat daar verandering in komt, dien ik een algemene motie in. Die motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het mkb de motor van de economie is;

overwegende dat in het regeerakkoord het mkb veelvuldig wordt genoemd;

overwegende dat het mkb het zwaar heeft;

verzoekt de regering, meer werk te maken van het stimuleren van het midden- en kleinbedrijf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (32637).

De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over het bedrijfslevenbeleid heeft de Partij van de Arbeid de regering verzocht om vier maatregelen te onderzoeken die een fundamentele verschuiving in de Nederlandse economie teweeg moeten brengen. Ik noem investeringen van pensioenfondsen in de Nederlandse economie, ondersteuning van het Nederlandse mkb, investeringen in onze infrastructuur en meer focus op groene groei. De minister heeft op deze punten toezeggingen gedaan. Ik ben dan ook niet voornemens om moties in te dienen, mede in het licht van het uitstekende pleidooi dat de fractievoorzitter van de VVD onlangs in een groot landelijk dagblad hield.

De voorzitter:
U laat ons een beetje raden waar die laatste opmerking precies over gaat, maar u hoeft dat niet nader toe te lichten.

De heer Jan Vos (PvdA):
Dit is een uitnodiging. Het ging over de tsunami van moties.

De voorzitter:
Oké, nu snap ik het. De minister is in staat om meteen te antwoorden.


Termijn antwoord

Minister Kamp:
Mijnheer de voorzitter. De motie van mevrouw Lucas op stuk nr. 62 bevat een aantal punten over de relatie van het mkb met het topsectorbeleid. Mevrouw Lucas maakte duidelijk dat zij van mening is dat het innovatieve mkb goed aangehaakt moet worden op het topsectorenbeleid. Ik ben dat zeer met haar eens. Ik ben dan ook blij dat het aantal aangehaakte mkb'ers als gevolg van het nieuwe topsectorenbeleid inmiddels is gestegen van 750 naar 1.500. Wij hebben de ambitie om dit aantal verder te verhogen. Wij zijn het dus zeer met mevrouw Lucas eens dat dit belangrijk is. Ik heb de Kamer toegezegd om in het najaar een voortgangsrapportage over dit punt te sturen. Daarin ga ik graag in op de ontwikkelingen in de aansluiting van het mkb op het topsectorenbeleid.

Ik ga in op drie concrete punten die mevrouw Lucas in de motie heeft gemaakt. Allereerst vindt zij dat er meer mogelijkheden moeten zijn voor een zogenoemde "in kind"-bijdrage. Dat is een bijdrage die een bedrijf aan innovatie levert, niet in de vorm van geld dat bijvoorbeeld aan een onderzoeksinstituut ter beschikking wordt gesteld, maar in de vorm van het beschikbaar stellen van mensen die onderzoekswerk kunnen doen of van andere "fysieke middelen" die je voor onderzoek kunt gebruiken. Ik zeg graag toe dat ik het verruimen en creëren van de mogelijkheden voor het leveren van "in kind"-bijdragen door het mkb zal bekijken. Wij moeten ons wel realiseren dat dit niet heel gemakkelijk is. Het leveren van cash bijdragen kun je heel gemakkelijk controleren. Het betreft namelijk een betaling van een bedrijf aan een onderzoeksinstituut. Als je echter moet controleren of een bedrijf een "in kind"-bijdrage heeft geleverd, moet je bekijken hoe die precies is vormgegeven, of die voldoende inhoud heeft en of de waarde klopt die ertegenover staat. Het kan dus tot nogal hoge administratieve lasten leiden. Dat is niet de bedoeling. Wij moeten de voor- en nadelen dus goed afwegen. Ik kom daarop terug in de voortgangsreportage.

Het tweede punt dat Mevrouw Lucas heeft aangedragen, is dat de besluitvormingsprocedures binnen het topsectorenbeleid moeten worden versneld. Het is goed om hieraan aandacht te besteden. Het topsectorenbeleid is pas net opgestart. Wij hebben niet de indruk dat alles wat wij doen, perfect is. Wij zullen graag bekijken of er inderdaad versnelling mogelijk is op het punt van de besluitvorming, zoals mevrouw Lucas stelt. In de voortgangsrapportage zullen wij daarop terugkomen.

In het derde punt stelt mevrouw Lucas dat in sommige topsectoren niet zo veel mkb-bedrijven actief zijn, maar dat die evenveel geld ontvangen als topsectoren waarbinnen veel mkb-bedrijven actief zijn. Zij doelt met name op de MIT-regeling. Met uitzondering van de topsector hightechsystemen en -materialen en de topsector chemie, die wat extra krijgen, hebben alle topsectoren eenzelfde bedrag van 2 miljoen gekregen voor het stimuleren van de betrokkenheid van het midden- en kleinbedrijf. Dit is een eenvoudige regeling die voor de verschillende topsectoren goed toepasbaar is. Als wij willen weten hoeveel innovatieve mkb'ers in een sector actief zijn, moeten wij eerst vaststellen wat een innovatieve mkb'er is. Iedere mkb'er vindt zichzelf innovatief, maar het gaat om de vraag of hij objectief innovatief is. Dat moet dan weer beoordeeld worden. Daaraan zitten nogal wat haken en ogen. De gedachte van mevrouw Lucas dat er evenwicht moet zijn tussen de mkb-activiteiten in een bepaalde sector en het bedrag dat wij daarvoor beschikbaar stellen, kan ik wel delen. Wij zullen in de voortgangsrapportage bekijken wat wij kunnen doen om enige nuancering aan te brengen in de geldverdeling in dezen. Met die kanttekeningen laat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.

Ook de tweede motie van mevrouw Lucas is medeondertekend door mevrouw Mulder. Hierin wordt ingegaan op Horizon 2020, het stimuleringsprogramma voor wetenschappelijk en toegepast onderzoek van de Europese Unie. Net als mevrouw Lucas vind ik de aansluiting van ons topsectorenbeleid op Horizon 2020 van groot belang. Ik ben wat positiever over de kansen die wij hebben om hierop goed aan te sluiten en de mogelijkheden hiervan te benutten. In de topsectoren zijn wij inmiddels heel goed georganiseerd om hierop in te spelen. De raakvlakken tussen de topsectoren en de maatschappelijke uitdagingen — de grand challenges, zoals het in Horizon 2020 heet — hebben wij goed in beeld gebracht. Wij moeten ons echter realiseren dat Horizon 2020 meer betreft dan alleen de grand challenges. Het grootste deel van het budget is niet aan dit doel, maar aan twee andere doelstellingen gerelateerd.

Desondanks is het goed om aandacht te besteden aan de aansluiting van de topsectoren op dit onderdeel van het Europese stimuleringsprogramma. Mevrouw Lucas vraagt om een plan van aanpak daarvoor. In de voortgangsrapportage waarmee ik in het najaar naar de Kamer kom, zal ik ingaan op de vraag hoe wij dit analyseren en verder uitwerken. Als het de bedoeling van mevrouw Lucas en mevrouw Mulder is dat ik hieraan aandacht besteed in het rapport, kom ik graag aan die wens tegemoet. Dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Mevrouw Klever verzoekt ons met haar motie om de belastingen voor bedrijven en burgers te verlagen. Tegenover deze motie staat geen dekking. Daarom moet ik die motie ontraden.

De heer Verhoeven heeft ook een motie ingediend. Hij zegt dat is toegezegd dat de regering nu aan de slag gaat voor het mkb. Dat is geen goede weergave, dat weet de heer Verhoeven ook. De regering is natuurlijk volop op alle fronten aan de slag voor het mkb. Het mkb maakt meer dan de helft van ons bedrijfsleven uit. Het bedrijfsleven is de drager van onze welvaart. Wij zijn met man en macht op alle fronten bezig om het mkb te ondersteunen, ook vanuit de overheid. Wij doen van alles en nog wat op het punt van export, innovatie, vermindering van de regeldruk, lastenverlichting en stimuleren van innovatie. Dus dat gebeurt allemaal al volop. Dat hoeven wij niet toe te zeggen, want dat doen wij al. Wij gaan eerder meer dan minder doen, omdat het op dit moment niet goed gaat in het bedrijfsleven. Ons gezamenlijke belang is dat het bedrijfsleven als geheel, en zeker het mbk, het wel goed gaat doen. Met respect voor de heer Verhoeven, maar zijn motie is toch overbodig. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Verhoeven (D66):
Ik had elk oordeel van de minister over deze motie aanvaard, behalve dit. Als er wordt gevraagd om meer te doen, kun je onmogelijk zeggen dat het overbodig is, dat het al gebeurt en dat je nooit meer kunt doen dan je al doet. Het is nogal raar om te zeggen dat deze motie overbodig is. Als de minister zegt dat hij niets meer wil doen voor het mkb en er helder over is, accepteer ik dat oordeel en zal ik zien wat de Kamer zegt. Je kunt echter niet zeggen dat deze motie overbodig is, want je kunt altijd meer doen dan er nu gebeurt. Daartoe wordt ook opgeroepen in de motie.

Minister Kamp:
Dan is de vraag wat de meerwaarde daarvan is. Ik heb per week vier AO's met de Kamer. Bij ieder AO kan de Kamer tegen mij zeggen dat ik meer moet doen. Vervolgens komt er een VAO en wordt een motie ingediend waarin de Kamer zegt dat de regering meer moet doen. Wat schieten wij daarmee op? De heer Verhoeven leek te suggereren dat wij niet van plan zijn om aan de slag te gaan voor het mkb. Ik heb gezegd dat wij al volop, op alle fronten, zeer gemotiveerd aan de slag zijn. Wij begrijpen ook heel goed dat er meer moet gebeuren, omdat het op dit moment slecht gaat in de economie. Wij moeten alle krachten verzamelen en alle creativiteit gebruiken om het mkb en het bedrijfsleven in brede zin te ondersteunen. Nog een motie waarin de Kamer aangeeft dat ik meer moet doen, heeft echter geen meerwaarde. Om die reden ontraad ik deze motie.

De heer Verhoeven (D66):
Dat kan de minister in politiek-technische zin prima zeggen, maar de woorden waarmee hij begon, vond ik het meest zorgwekkend. Dat meen ik serieus. Hij zegt dat het eigenlijk niet zo veel zin heeft als de regering meer zou doen. Het zou heel veel zin hebben als de regering meer doet, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf. Ik heb deze motie juist ingediend om de minister op dit belangrijke punt een beetje in beweging te krijgen.

Minister Kamp:
Ik heb niet gezegd dat het geen zin heeft dat de regering meer gaat doen. Ik heb gezegd dat ik per week vier AO's met de Kamer heb en dat de Kamer vier keer over alle onderwerpen tegen mij zegt dat ik meer moet gaan doen, vervolgens vraagt om een VAO en bij motie zegt dat de regering meer moet doen. Dat heeft geen enkele zin. Wij spreken hier over de inhoud, wij nemen elkaar serieus en wij diepen onderwerpen uit. Het is heel goed mogelijk dat er over bepaalde onderwerpen verschillen van inzicht zijn tussen de Kamer en de regering. Dan is het waardevol dat de Kamer in een motie uitspreekt hoe zij vindt dat iets moet gebeuren. Dan is het aan de regering om daaraan uitvoering te geven. Ik zie er echter de meerwaarde niet van in, als de Kamer mij hier laat komen en vervolgens zegt dat ik meer moet gaan doen. Ik blijf de motie dan ook ontraden.

In haar motie op stuk nr. 65 spreekt mevrouw Mulder over de keuzevrijheid van ondernemers en een gelijk speelveld voor aanbieders van veiligheidsmateriaal. Ik heb niet de indruk dat dit onderdeel was van het algemeen overleg over het bedrijfslevenbeleid. Mijn collega van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor dit onderwerp. Als een subsidieregeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie genaamd Veiligheid kleine bedrijven geëvalueerd moet worden, zal mijn collega van Veiligheid en Justitie daarover moeten beslissen. De Kamer kan dan daarover met hem van gedachten wisselen. Ik schat in dat een even actieve woordvoerder van de fractie van het CDA zich met Veiligheid en Justitie bezighoudt. Die zou dit onderwerp met mijn collega kunnen bespreken. Op dit moment zou de motie niet aan de orde moeten zijn en daarom ontraad ik die.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij hebben de minister van Economische Zaken gezien als een minister van ondernemers. Ondernemers komen bij het CDA om aan te geven dat deze subsidieregeling in hun ogen niet werkt en dat er geen gelijk speelveld is. Wij zouden het mooi vinden als de minister toch met zijn collega hierover in beraad wil gaan en wil bekijken of deze motie alsnog kan worden aangeraden. Ondernemers zitten hierop te wachten.

Minister Kamp:
Waar ik toe bereid ben, is om mijn collega van Veiligheid en Justitie mee te delen dat mevrouw Mulder dit met nadruk naar voren heeft gebracht. Ik beveel hem aan om daaraan aandacht te besteden. Ik vraag mevrouw Mulder dan om de motie zolang aan te houden. Dan kan ze kijken hoe mijn collega daarop reageert. Mevrouw Mulder moet begrijpen dat, als een collega verantwoordelijk is voor een regeling, het gek is als ik toezeg dat die regeling geëvalueerd zal worden. Daarmee creëer je alleen maar problemen in het kabinet, wat naar mijn inschatting het laatste is wat mevrouw Mulder wil. Nogmaals, ik zal het onder de aandacht van mijn collega brengen en mevrouw Mulder zal overwegen of zij de motie aanhoudt. Dan kan zij zien hoe mijn collega reageert en of zij daarover toch nog een Kameruitspraak wenst te vragen. Die afweging laat ik graag aan mevrouw Mulder.

Ik dank de Kamer voor de gelegenheid om te reageren op wat zij naar voren heeft gebracht.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij danken u voor uw aanwezigheid en voor uw bijdrage aan dit debat. Wij stemmen vanavond over de vier ingediende moties.

De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Voorstel van wet van het lid Schouw

Voorstel van wet van het lid Schouw

Aan de orde is de behandeling van:

  • Voorstel van wet van het lid Schouw houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester (33239).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de initiatiefnemer, zijn rechterhand in dezen, de heer Sneller, en de minister van Binnenlandse Zaken, die hierbij als toehoorder aanwezig is, van harte welkom. Wij zullen ons vandaag beperken tot de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik wil graag beginnen de heer Schouw voor de, naar ik meen, derde keer geluk te wensen met zijn wetgevende arbeid en het resultaat dat nu op tafel ligt, waarover wij vandaag de eerste termijn hebben. De heer Schouw heeft zich ingezet voor een theoretische exercitie met als centrale vraag of de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester in de Grondwet of in de gewone wet geregeld moet worden. Hij wil die discussie volledig loskoppelen van de discussie over de vraag wat de meest gewenste aanstellingswijze is. Het blijft daarmee dus een abstracte discussie waarin niet daadwerkelijk wordt ingegaan op eventuele problemen rond de aanstelling van burgemeesters c.q. CvdK's. Het is een gemis dat de indiener die vragen in zijn antwoord eigenlijk gewoon uit de weg gaat.

Voor de SGP is het dan ook erg lastig om dit wetsvoorstel los te zien van de politieke wensen van D66, zogezegd een kroonjuweel of een van de kroonjuwelen, om eenvoudig de weg vrij te maken voor een andere benoemingsprocedure. Intussen weet natuurlijk iedereen, ook wie een leek is in de politieke verhoudingen, dat D66 de kroonbenoeming wil afschaffen. Dat is een positie waarvoor je kunt kiezen, maar dan moet je daarover ook de discussie voeren en niet krampachtig scheiden wat niet echt te scheiden valt. Daarvoor hoef je alleen maar kennis te nemen van de parlementaire geschiedenis bij eerdere voorstellen over dit thema.

Zelfs als je toch probeert om die twee zaken te scheiden, zijn er echter zeker zinvolle argumenten voor het in de Grondwet opnemen van de benoeming van de aanstellingswijze van de burgemeester en van de commissaris van de Koning. De Grondwet is het juridisch-staatsrechtelijke basisdocument voor Nederland en voor de Nederlandse staatsinrichting. Daarin zijn de grondcontouren vastgelegd van ons staatkundig bestel. In een gewone wet kan er dan een nadere invulling aan gegeven worden. De heer Schouw kiest er nu eigenlijk voor om de wijze van aanstelling van de burgemeester, die een aparte en zelfstandige bevoegdheid heeft, niet langer in de Grondwet te regelen. Daarmee ontstaat de situatie dat voor de gemeenteraad en Provinciale Staten precies bepaald wordt dat zij eens in de vier jaar gekozen worden. Voor de burgemeester en de commissarissen wordt dan alleen gesproken over hun bestaan, zonder dat duidelijk wordt hoe zij tot hun functie komen, door verkiezing, benoeming of anderszins.

De aanstellingswijze is ook niet los te zien van de andere lokale, provinciale organen. Het gaat dus om meer dan alleen de enkele vraag of benoeming of verkiezing wenselijk is. Verandering van de benoemingswijze heeft hoe dan ook invloed op de lokale en provinciale politieke en bestuurlijke verhoudingen. Daar komt naar het oordeel van de SGP nog bij dat de burgemeester en de commissaris gebaat zijn bij een stevige positie, verankerd in de Grondwet. Zij hebben ook hun taken ten opzichte van het Rijk. Het is een goede zaak dat er dan ook niet te gemakkelijk gesleuteld kan worden aan de wijze van benoeming. Daar vraagt ook de Afdeling advisering van de Raad van State aandacht voor. Ik onderstreep dat nog maar eens. Naar onze mening is dit thema een wezenlijk onderdeel van het constitutionele recht dat het als zodanig waard is om grondwettelijk beschermd te blijven. De koninklijke weg om te bereiken wat D66 wil, is om in de Grondwet een nieuwe aanstellingswijze voor burgemeesters en commissarissen der Koning vast te leggen. Concluderend: de SGP heeft geen goede argumenten kunnen ontdekken die noodzaken tot het deconstitutionaliseren van commissarissen van de Koning en de burgemeester. Omdat wij ook geen inhoudelijk goede argumenten zien voor een andere aanstellingswijze van de burgemeester, zullen wij geen steun verlenen aan dit voorstel. Eerlijk gezegd bekroop me bij bestudering van dit dossier af en toe het gevoel dat ik een bepaalde roman zat te lezen, de roman van Miguel de Cervantes met de titel "Don Quichot". Met name de episode waarin Don Quichot zijn knecht Sancho Panza ertoe oproept om krachtdadig tegen de windmolens ten strijde te trekken, doemde voortdurend voor mijn geestesoog op.

De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Ook ik complimenteer de heer Schouw voor het indienen van dit wetsvoorstel en voor de volhardendheid waarmee hij dit voor D66 aangelegen punt aan de orde stelt en in het debat inbrengt. Dat betekent niet dat wij het eens zijn met de inhoud van het voorstel.

Je kunt dit wetsvoorstel als droge procedure zien: de benoeming van de burgemeester en van de commissaris van de Koning wordt op dit moment in de Grondwet geregeld en wel zo dat die benoeming bij Koninklijk Besluit dient plaats te vinden. Het voorstel van de heer Schouw haalt de benoemingswijze uit de Grondwet: hij wil dit voortaan door regels bij wet regelen. Daarmee is dit niet zomaar een wijziging. Het is uiteindelijk dus geen procedurele kwestie, maar een zaak van waardering van zowel de Grondwet als van de taken van de burgemeester en de commissaris. Eigenlijk benoem ik daarmee ook mijn hoofdvraag in dit debat: wat is volgens de indiener het belangrijkste doel van de wijziging van deze wet?

In het vervolg zal, na aanneming van dit voorstel, de benoemingswijze bij eenvoudige meerderheid te wijzigen zijn. Dat kan de ChristenUnie om meerdere redenen niet steunen, allereerst vanwege de taken van de burgemeester en de commissaris van de Koning. Zij hebben een eigen onafhankelijke functie in ons staatsbestel. Zij zijn ook een rijksorgaan. De burgemeester kan bijvoorbeeld besluiten van de gemeente die in strijd zijn met de wet, voordragen voor schorsing of vernietiging. Die eigenstandige positie verdient in lijn met andere ambten een eigen plek in de Grondwet. Naast de staatsrechtelijke betekenis van het ambt vindt de ChristenUnie dat het niet past om juist bij deze ambten een situatie te creëren waardoor de wijze van aanstelling met enige regelmaat wisselt. Deze wijziging heeft dit tot gevolg, maar die consequenties zijn verder geen onderwerp van de beraadslaging en dat wringt.

Ik heb bovendien vragen over de onderbouwing door de indiener om juist dit punt uit de Grondwet te kiezen. Hij wijst naar het sobere karakter van de Grondwet, maar geeft vervolgens niet echt thuis als hem door fracties naar andere artikelen in de Grondwet wordt gevraagd die eveneens in aanmerking zouden kunnen komen om uit de Grondwet gehaald te worden. Kersenplukken uit grondwetartikelen is niet de gewenste manier om de gewenste versobering dichterbij te brengen.

Bovendien is het huidige wetsartikel eigenlijk uiterst sober. Wijziging ligt alleen voor de hand als je het ermee oneens bent. In het verkiezingsprogramma van D66 is klip-en-klaar te lezen dat de partij van de heer Schouw voor gekozen bestuurders is. Dan kan ik niets anders concluderen dan dat op het verlanglijstje van de heer Schouw ook steeds de gekozen burgemeester en commissaris staat en dat deconstitutionalisering van deze benoemingen daartoe de eerste stap is. Of neemt hij afstand van zijn partijprogramma? In alle stukken bij dit wetsvoorstel wil hij de procedure en de voorkeur voor de wijze van benoeming los zien van elkaar, maar ik denk dat wij geen verstoppertje moeten spelen. Het uiteindelijke doel van deze exercitie lijkt mij ook helder. De politieke agenda van de indiener is duidelijk; daar heeft hij het volle recht op, maar het is wel zo transparant om daar in dit stadium helder over te zijn.

Ik zie uit naar de beantwoording, maar de inzet van onze fractie mag helder zijn.

De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Toen ik dit voorstel bestudeerde, moest ik terugdenken aan maart 2005. Ik was toen lid van de Eerste Kamer. Daar hebben we toen een soortgelijk voorstel tegengehouden, samen met de heer Platvoet van GroenLinks en de heer Van Thijn van de Partij van de Arbeid, in wat later "de nacht van Van Thijn" is genoemd. De reden was niet dat de SP per se de benoemingswijze van de burgemeester en de commissaris in de Grondwet wil. Integendeel, wij sluiten ons aan bij de bedenkingen die ook Thorbecke destijds had: is dit een constitutionele aangelegenheid? We hadden toen echter heel grote bezwaren tegen de in het regeerakkoord van D66, het CDA en de VVD opgenomen koppelverkoop met de rechtstreeks gekozen burgemeester. We vonden dat de benoemingswijze van de burgemeester geen onderwerp moest zijn van uitruil en koppelverkoop. Ik heb die avond ook veel CDA- en VVD-senatoren gesproken, maar bijzonder weinig senatoren waren voor de rechtstreeks gekozen burgemeester. We hebben dus tegengestemd, omdat de deconstitutionalisering van de benoemingswijze van de burgemeester toen in rechtstreeks verband stond met de rechtstreeks gekozen burgemeester.

Ik ben tegen een rechtstreeks gekozen burgemeester, omdat ik voor één kapitein op een schip ben. En als ik voor een kapitein ben, dan ben ik voor het parlement en niet voor de persoon. Ik ben daarom heel blij dat de heer Schouw het voorstel nu opnieuw op tafel legt. Ik dank hem daarvoor hartelijk. Hij zegt nadrukkelijk dat de deconstitutionalisering van de benoeming van de burgemeester en de commissaris geen onderdeel is van een koppelverkoop of uitruil, maar de start van een serieuze discussie. Die discussie zullen we dan ook aangaan met de heer Schouw en met al die anderen.

Volgens mij is het goed om wat dit betreft aan te sluiten bij een praktijk die organisch is gegroeid: ooit werd de burgemeester benoemd door de Kroon, om van rijkswege wat grip te houden op de gemeentes, maar nu zijn de gemeenteraden veel meer geëmancipeerd en hebben we het binnen de huidige grenzen van de Grondwet zo geregeld dat de gemeenteraad een voorstel doet aan de minister, aan de Kroon, en dat de desbetreffende persoon in principe altijd wordt benoemd. Dat is een wijze manier van doen, die aansluit bij de huidige bestuurlijke verhoudingen. Het is echter ook een manier van doen die de grenzen van onze Grondwet opzoekt, omdat de grondwetgever het volgens mij niet zo heeft bedoeld. We kunnen het niet allemaal navragen, maar zo had de grondwetgever het niet bedoeld. Daarom vind ik het ook heel netjes dat de heer Schouw zegt: laten we het goed regelen, laten we nu de benoemingswijze van de burgemeester en de commissaris uit de Grondwet halen en laten we het debat daarover voeren. De inzet van de SP zal zijn om de huidige praktijk, waarbij de gemeenteraad de burgemeester kiest, constitutioneel te verankeren.

De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Ik merk al dat iedereen zo zijn persoonlijke herinneringen heeft aan de geschiedenis van dit wetsvoorstel. De nacht waarover de heer Van Raak sprak, leverde mij een week later een ministerschap op en een eerste bezoek aan de koningin. Hoe symbolisch dat ik vanochtend mijn eerste bezoek aan de koning bracht!

Ik begin met complimenten aan de heer Schouw. Het is altijd bijzonder als een fractiegenoot een belangwekkend voorstel verdedigt. De vraag die vandaag voorligt, is de volgende: hoort de aanstellingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koning thuis in de Grondwet of in een gewone wet? Dat lijkt op het eerste gezicht niet al te spannend, misschien zelfs eerder een recept voor staatsrechtelijke haarkloverij. Toch heeft dit onderwerp de afgelopen 165 jaar de gemoederen in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer meermaals hoog laten oplopen. Het was de liberaal Thorbecke die in 1848 al vond dat de aanstelling van burgemeesters niet in de Grondwet thuishoorde, maar de regering besloot anders. Staatscommissies, in 1887, 1922, 1971, 1993 en 2000 stelden voor deze regeling in een gewone wet te plaatsen. Staatsrechtgeleerden en bekende figuren van alle politieke gezindten steunden deze opvatting, maar er veranderde nooit iets. Tot er in 2005 in de Tweede Kamer brede overeenstemming leek bereikt. Een voorstel, vergelijkbaar met dat van collega Schouw, lag in de Eerste Kamer voor de tweede lezing, de laatste horde om de Grondwet te kunnen wijzigen. Op het allerlaatste moment sneuvelde het voorstel omdat enkele partijen die eigenlijk voor waren, toch tegenstemden. U ziet, voorzitter, ook toen al was die Eerste Kamer gewoon een politieke Kamer.

De positie van D66 is duidelijk. Wat ons betreft hoort de aanstellingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koning in een gewone wet. Drie argumenten zijn hierbij doorslaggevend. Het zijn de argumenten die mijn voorgangers Scheltema-de Nie en Van der Ham ook al onder de aandacht hebben gebracht. Het eerste is de overtuiging dat de Grondwet een sober karakter moet hebben. Alleen principiële en beschermingswaardige zaken, zoals onze grondrechten, horen erin te staan. De aanstellingswijze van de burgemeester valt daar wat ons betreft niet onder. Ten tweede is vrijwel de gehele organisatie van provincies en gemeenten in een gewone wet geregeld. Dan hoort wat ons betreft ook de aanstelling van de belangrijkste functionarissen daar thuis. Zeker nu de burgemeester en de commissaris van de Koning steeds minder rijksorgaan zijn en steeds meer vertegenwoordiger van gemeente en provincie. Het derde argument is de noodzaak in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen. De kroonbenoeming werd ingevoerd door Napoleon en zijn broer Lodewijk Napoleon. Zij wilden een steviger vinger in de pap houden bij de benoeming van de burgemeesters. Toen Nederland een koninkrijk werd, besloot koning Willem I de regeling te handhaven en uit te breiden naar alle gemeenten.

De afgelopen 200 jaar is er het nodige veranderd: het werk van burgemeesters en commissarissen, de taken van gemeenten en provincies, denk bijvoorbeeld aan alle decentralisaties, en, niet te vergeten, de wereld om ons heen. Maar de bestaande regeling blijkt elke keer opnieuw een blokkade om in te kunnen spelen op die veranderende omstandigheden. Dat moet anders.Een van die veranderingen is het dualisme. Kan de indiener aangeven hoe zijn voorstel past in het licht van de ervaringen met dat dualisme? De geschiedenis van het openbaar bestuur in Nederland leert ons in ieder geval een ding: het heeft de opmerkelijke eigenschap dat het zelden de eigen systeemfouten weet te corrigeren. Mijn fractie is ervan overtuigd dat we die traditie ditmaal wel kunnen en zullen doorbreken.

De indiener wenst zich niet uit te spreken over een toekomstperspectief. Dat is begrijpelijk. Ik doe dat echter wel. De D66-fractie ziet de deconstitutionalisering als een eerste stap naar de direct gekozen burgemeester en de direct gekozen commissaris van de Koning. Dat zou de kroon zijn op de gemeentelijke en provinciale democratie, en dat zullen we dan ook van harte steunen.

Tot slot. Het kabinet heeft dit voorstel omarmd in het regeerakkoord, maar opnieuw is de oppositie nodig om het regeerakkoord uit te voeren. U zult begrijpen dat wij in dit geval graag helpen. Nu de investeringen in het onderwijs nog.

De heer Klein (50PLUS):
Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank ik de initiatiefnemer voor het initiatief. Ik complimenteer hem graag met zijn inbreng. Ook moet ik onze excuses aanbieden voor het feit dat wij geen inbreng hebben kunnen leveren bij het schriftelijk verslag. Dat had een capaciteitsachtergrond; het lag niet aan het belang van het onderwerp.

Een tussenstap. Zo zou de fractie van 50PLUS deze grondwetswijziging willen aanduiden. Het is een tussenstap om te komen tot een democratisering van de historisch verklaarbare maar democratisch merkwaardige figuur van de benoemde burgemeester en commissaris van de Koning. Door straks de aanstelling volgens regels bij wet te laten plaatsvinden, wordt het mogelijk om op een zorgvuldig en bijdetijdse wijze het democratiseringsproces te realiseren.

De wijze van benoeming van de burgemeester en de commissaris van de Koning is al vele jaren onderwerp van discussie. Ook tijdens mijn studie staatsrecht was het al een levendig onderwerp van discussie, en niet ten onrechte. In het dagelijks bestuur van een gemeente of provincie is de burgemeester of de CvdK zonder democratische legitimatie wel stemgerechtigd in het college van B en W en het college van GS. Bestaande praktijken om voor de benoeming allerlei niet-bindende consultatierondes te verzinnen, zijn wat ons betreft schijnoplossingen, omdat de benoeming door de Kroon ten principale blijft bestaan. De parlementaire geschiedenis over het al dan niet benoemen bij Koninklijk Besluit leert ons evenwel dat de stap om de democratisering van beide ambtsdragers grondwettelijk te regelen een brug te ver is. Voorstellen daartoe zijn immers vaak vroegtijdig gestrand. Daarom is dit voorstel in onze visie een goede tussenstap.

Mijn fractie heeft nog een tweetal vragen aan de indiener. Ten eerste is het de vraag of artikel 131 van de Grondwet überhaupt nodig is. Ons openbaar bestuur kent in de Grondwet naast de provincie en de gemeente ook het waterschap in artikel 133. Over de benoemingsprocedure van de voorzitter van een waterschap regelt de Grondwet helemaal niets. Dit is in de Waterschapswet geregeld. In artikel 46 van de Waterschapswet staat dat de voorzitter bij Koninklijk Besluit wordt benoemd. Dezelfde soort bepaling staat ook in artikel 61 van de Provinciewet en artikel 61 van de Gemeentewet. Daarin wordt op dezelfde wijze aangegeven dat de benoeming van de voorzitter plaatsvindt bij Koninklijk Besluit. Aan de huidige praktijk zal ook de momentele grondwetswijziging niets afdoen, totdat de Provinciewet en de Gemeentewet gewijzigd worden en analoog daaraan allicht ook de Waterschapswet. Waarom kan de wettelijke regeling van de burgemeester en de CvdK voor de provincies en de gemeenten niet analoog aan de waterschappen geregeld worden? Zou een voorstel tot het schrappen van het onderhavige grondwetsartikel niet méér in de rede liggen? Kan de indiener hier nader op ingaan?

Ten tweede zijn de door de indiener genoemde argumenten verschillend van aard. Hiervoor verwijs ik naar de memorie van toelichting. De argumenten zijn namelijk staatsrechtelijk en al dan niet vermeend maatschappelijk van aard. De Raad van State heeft hier ook op gewezen. Het zou goed zijn om een zelfstandig dragende motivering, met name op het staatsrechtelijk deel, te geven. Kan de indiener hier nader op ingaan om het draagvlak te vergroten?

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Graag maak ik namens de leden van de fractie van de VVD collega Schouw complimenten voor het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Dit is een wetsvoorstel ter wijziging van de Grondwet, dus het is extra belangrijk en gewichtig. Het feit dat in het debat tot nu toe niet alleen door de vertegenwoordiger van de fractie van D66, maar ook door de vertegenwoordiger van de fractie van de Socialistische Partij aan Thorbecke is gerefereerd, onderstreept het belang van het onderwerp.

Het uit de Grondwet verwijderen van de wijze van aanstelling van de commissaris van de Koning en de burgemeester kent een lange geschiedenis. Dat is al eerder gezegd. Zoals de indiener van het voorstel waarover wij vandaag spreken in de memorie van toelichting terecht opmerkt, gaat die geschiedenis terug tot 1848. In die geschiedenis leek er met regelmaat overeenstemming te bestaan over het feit dat het niet nodig is om de precieze wijze waarop de commissaris van de Koning en de burgemeester worden benoemd, in de Grondwet te laten staan. Desondanks is het in de geschiedenis nooit tot een voorstel tot grondwetswijziging gekomen dat de eindstreep haalde.

De VVD-fractie spreekt de hoop en de verwachting uit dat het voorliggende voorstel een ander lot beschoren zal zijn. De VVD-fractie is van mening dat de door de indiener van het voorliggende wetsvoorstel gemaakte keuze, inhoudende dat de positie van de commissaris van de Koning en de burgemeester in de Grondwet verankerd blijven, maar dat over de wijze van benoeming door de gewone wetgever kan worden besloten, juist is. Om die reden zal mijn fractie het wetsvoorstel steunen.

De heer Heijnen (PvdA):
Voorzitter. Ook namens de fractie van de Partij van de Arbeid dank aan het adres van de initiatiefnemer. Aan het rijtje persoonlijke herinneringen aan maart 2005 voeg ik graag iets toe. Nadat het misging in de Eerste Kamer, kon ik stoppen met nadenken over wie het in april 2006 namens de Partij van de Arbeid zou moeten gaan opnemen tegen de zeer gewaardeerde burgemeester Deetman. Dat was namelijk de consequentie geweest als dat wetsvoorstel in maart 2005 wél was aangenomen. Men zal begrijpen dat dit ook voor mij een hele opluchting was.

Ik ben de initiatiefnemer dankbaar voor het releveren van de geschiedenis van de discussie over de aanstellingswijze van de burgemeester en van de CvdK. Ik wil onderstrepen dat het ambt van burgemeester zeker in de laatste 20 à 25 jaar ingrijpend is veranderd. Dat staat niet in het voorstel, maar het is onder andere door de heer Pechtold naar voren gebracht. Het belang van de functie is toegenomen. Ook de dualisering heeft in de afgelopen jaren een belangrijke rol gespeeld. Hij is voorzitter van de raad, voorzitter van het college, een apart bestuursorgaan. Hij heeft heel veel taken op het gebied van de openbare orde en veiligheid en bevoegdheden op basis van uiteenlopende wetgeving erbij gekregen. In een tijdsgewricht waarin politiek meer wordt gepersonaliseerd, is hij echt de belangrijkste politicus en bestuurder voor lokale gemeenschappen.

Gelet op de veranderingen in de functie van de burgemeester moet de aanstellingswijze van de burgemeester tegen het licht kunnen worden gehouden. Die functie is sinds Thorbecke dus niet constant gebleven. De aanstellingswijze zoals deze nu in de Grondwet is opgenomen, beperkt de mogelijkheden om haar meer in overeenstemming te brengen met de ontwikkelingen van het burgemeestersambt. Daarom zijn wij vóór deconstitutionaliseren.

Daarmee zijn we er echter niet. Hoe richten we het proces in na de — hopelijke — aanvaarding van dit wetsvoorstel door de Staten-Generaal? Mijn vraag aan de initiatiefnemer is daarop gericht: hoe stelt de initiatiefnemer zich dat voor? Ik heb ook een vraag aan de minister: is de minister, nadat dit voorstel is aanvaard door de Staten-Generaal, bereid om, iets meer gefundeerd dan ik in deze korte tijd kan doen, de ontwikkeling van het burgemeestersambt te bekijken? Kan hij ook bekijken hoe het weleens misgaat, bijvoorbeeld bij herbenoemingen? En hoe het zit met de match tussen de verwachtingen van gemeenteraden en burgers, en de positie van de burgemeesters? Kan hij bezien in hoeverre daaruit aanbevelingen zijn af te leiden voor een andere aanstellingswijze dan nu in de praktijk geldt? Het is mogelijk, het hoeft niet, maar de PvdA vindt dat de wenselijkheid en noodzaak moeten worden onderzocht. Dat waren mijn vragen, respectievelijk aan de initiatiefnemer en aan de minister.

De heer Van Raak (SP):
Wat is eigenlijk de opvatting van de PvdA over de aanstellingswijze van de burgemeester?

De heer Heijnen (PvdA):
Zoals wij daar nu tegen aankijken — en zo is het, meen ik, ook in achtereenvolgende programma's opgenomen — kiest de gemeenteraad tegelijkertijd met of onmiddellijk volgend op de gemeenteraadsverkiezingen uit zijn midden de burgemeester. Dat is dus het uitgangspunt. Maar als ik anderen oproep om na te denken over de positie van de burgemeester in het licht van de ontwikkelingen, moet ik dat ook voor mijzelf en mijn partij ter harte nemen. Wij zullen dat ook doen. Wij gaan die discussie dus open in. Wij zouden bijvoorbeeld willen dat een werkgroep van de Staten-Generaal, dus de Eerste en de Tweede Kamer samen, na ommekomst van dit wetsvoorstel eens onderzoekt of er een verbetering mogelijk is van de aanstellingswijze, om vervolgens de wetgeving daarop aan te passen.

De heer Van Raak (SP):
Zullen we eerst afspreken dat de politieke partijen zich uitspreken? Ik ben blij dat de heer Heijnen zich uitspreekt en ik ben ook blij met de voorlopige uitkomst, maar laten we toch eerst als politieke partijen zelf een standpunt bepalen in plaats van dat we weer allemaal commissies instellen.

De heer Heijnen (PvdA):
Het probleem is nu juist dat politieke partijen hun standpunt al heel lang op dit onderwerp redelijk stevig hebben. Waar we naar op zoeken moeten, is het overbruggen van die standpunten teneinde een tweederde meerderheid te krijgen voor bijvoorbeeld het deconstitutionaliseren van de burgemeestersaanstelling in tweede termijn. Om dat mogelijk te maken is het naar mijn mening wijs om min of meer objectief te laten kijken naar de ontwikkelingen van de functie van het burgemeesterschap en een proces in te richten waarin je bij voorbaat de Eerste Kamer en de Tweede kamer meeneemt in het nadenken over hoe het anders zou kunnen of moeten.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Op deze laatste vergaderdag is het toch wel heerlijk dat we nu een soort rust hebben om over dit onderwerp te spreken. Meestal is zo'n laatste dag een dag van allerlei haastige gekkigheid maar ineens bespreken we hier een voorstel dat al voor 2001 speelde. Dus wat hebben we nu een wezenlijk onderwerp te pakken dat we vandaag zomaar eens even rustig gaan bediscussiëren.

De CDA-fractie onderkent dat binnen de wettelijke kaders van de kroonbenoeming al wel een aantal veranderingen zijn doorgevoerd in de procedure van de benoeming van de commissaris van de Koning en van de burgemeester. Op beperkte schaal is daar ook al mee geëxperimenteerd. Die discussie over het ambt van de burgemeester en van de commissaris van de Koning is eigenlijk beperkt gebleven tot de aanstellingswijze. Wij zouden eigenlijk van de initiatiefnemer willen weten hoe hij er nu aan wil bijdragen dat dit de discussie over die aanstellingswijze overstijgt en we echt serieus verder kunnen spreken over de verbreding en de verdieping van de discussie over het ambt, de taken en de bevoegdheden van de burgemeester en van de commissaris van de Koning. Want iedere keer spreken we over de vraag hoe die aantreedt, maar het gaat er eigenlijk om wat hij doet en hoe hij het doet.

De regeling van aanstelling bij gewone wet zal uiteindelijk wel een aantal experimenten uitlokken en mogelijkheden geven. In het verslag hebben we daarover ook vragen gesteld, zoals de vraag hoe de ruimte voor experimenten zich nu verhoudt tot die gewenste bestendigheid in het openbaar bestuur. De initiatiefnemers stellen zich voor dat er niet in één keer een alomvattende nieuwe regeling zal komen maar dat er eerst in beperkte mate ruimte wordt geschapen voor een andere aanstellingswijze dan die kroonbenoeming. Daar laat de initiatiefnemer zich weer zien als een optimist. Want hij zegt: het is zeer wel mogelijk dat die discussie dan zal leiden tot een brede consensus over de aanstellingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koning die vele jaren stand zal houden. Dan zouden wij natuurlijk wel graag willen weten waarop die blijmoedigheid is gebaseerd. Wij zijn van mening dat de aanstellingswijze van de burgemeester onderdeel is van een brede visie op het ambt. Hoe verhoudt dat zich nu tot de experimenteerruimte die de initiatiefnemer zich voorstelt?

De initiatiefnemer suggereert dat het voorliggende wetsvoorstel niet meer is dan een voorstel over de staatsrechtelijk zuivere taakverdeling tussen de grondwetgever en de gewone wetgever. Daar wordt deze eenvoudige jurist natuurlijk al helemaal blij van. Maar onderkent hij als verklaarde voorstander van de rechtstreeks gekozen burgemeester dat hij op dat punt niet een beetje de schijn tegen heeft? Was het daarom niet nog overtuigender geweest als hij het voorstel gezamenlijk had ingediend met een voorstander van de kroonbenoeming? Die vraag willen wij graag beantwoord zien.

De voorzitter:
U gaat het horen na het reces. Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De initiatiefnemer heeft aangegeven een tijdje te willen nadenken over de antwoorden die hij wil geven. Daarom schors ik de beraadslaging tot een nader te bepalen moment.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot 16.30 uur. Ik zal daarvoor een verklaring geven. Het is niet anders mogelijk, want er zijn VAO's gepland waarvan de AO's nu nog gaande zijn. Het is toch wel handig dat ze afgelopen zijn voordat hier een derde termijn begint; vandaar dat we moeten schorsen tot 16.30 uur. U had vandaag dus veel uitgebreider van stof mogen zijn!

De vergadering wordt van 15.37 uur tot 16.30 uur geschorst.

Transitie Jeugdzorg

Transitie Jeugdzorg

Aan de orde is het VAO Transitie Jeugdzorg (AO d.d. 27/6).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Als het verkeerslicht op rood staat of op oranje, dan minder je vaart en stop je. Oranje is ook het signaal dat je moet gaan stoppen. Maar dat geldt niet voor deze staatssecretarissen. De transitiecommissie heeft oranje en rode lichten geformuleerd als het gaat om de vraag of gemeenten klaar zullen zijn om de taken in de jeugdzorg te organiseren. Maar wat doen deze staatssecretarissen? Ze geven gas. Ik vind dat onverstandig. Dat weten zij van mij.

In het debat heb ik gevraagd of zij wilden bekijken of de uitkomsten van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg wel in de wet zitten. Vanmiddag is er nog over gesproken. Ik had daar een motie over voorbereid, maar we hebben net in de procedurevergadering besloten om ons Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven die vergelijking te laten maken. Ik hoef er dus geen motie over in te dienen. We kunnen er allemaal over oordelen als we dat onderzoek krijgen.

De vaart gaat te snel, maar ik ben ook bang voor de positie van de medewerkers in de jeugdzorg. In de thuiszorg werden mensen geconfronteerd met loondumping, slechtere arbeidsvoorwaarden en soms zelfs met ontslag en dan weer aan het werk voor behoud van hun uitkering. Dat mag niet gebeuren in de jeugdzorg en bij de overheveling van de jeugdzorg. Wij willen immers een goede jeugdzorg. Deze taken worden overgeheveld naar de gemeenten, maar dat mag geen operatie van uitholling van professionaliteit zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de jeugdzorg sprake is van dreigende loondumping en gedwongen ontslagen;

verzoekt de regering, bij de overheveling van jeugdzorgtaken naar gemeenten ervoor te zorgen dat er geen loondumping en gedwongen ontslagen in de jeugdzorg zullen ontstaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 299 (31839).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Tussen de datum van het algemeen overleg en vandaag hebben wij inmiddels de wet ontvangen. Ik dank de bewindslieden daarvoor. Ik heb al snel even kunnen zien wat de doelstellingen van de stelselwijziging zijn, namelijk: gerichte preventie, demedicalisering, eerder de juiste hulp op maat bieden, integrale hulp aan gezinnen en meer ruimte voor professionals. Dat klinkt ons in eerste instantie als muziek in de oren. We zullen nog uitgebreid een hoorzitting hierover houden om precies te weten wat de mensen in het veld hiervan vinden.

Maar om ook in 2014, het overgangsjaar, de gemeenten zo veel mogelijk ruimte te geven om al te kunnen experimenteren, heb ik in het vorige overleg een pleidooi daarvoor gehouden. Ik heb ook heel goed gehoord dat de staatssecretaris heeft toegezegd om gemeenten zo veel mogelijk de ruimte te geven om te experimenteren in 2014, als zijnde het jaar 2015. Daar heb ik verder geen motie over. Ik wacht de hoorzitting met belangstelling af. Dan gaan we met elkaar het debat aan over de wet.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. De komende maanden worden cruciaal. Dat heeft de staatssecretaris ook aangegeven in zijn brief. We vinden het heel erg belangrijk dat er nog een hoorzitting plaatsvindt over dit onderwerp. We hebben nog veel vragen, maar in het algemeen overleg zijn een aantal vragen goed beantwoord. Er blijven nog wel een aantal zorgen over. Maar goed, we gaan met elkaar het proces in. Ik heb het dan over de hoorzitting en de behandeling van de wet.

Door middel van de volgende motie wil ik graag aandacht vragen voor de positie van de mensen die werken in de jeugdzorg. Deze motie dien ik ook in namens mevrouw Ypma.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg te decentraliseren naar gemeenten;

constaterende dat de arbeidsvoorwaarden in de jeugdzorg de uitkomst zijn van onderhandelingen tussen organisaties van werknemers en werkgevers in de jeugdzorg;

overwegende dat goede arbeidsvoorwaarden randvoorwaardelijk zijn voor het leveren van kwalitatief hoogstaande jeugdzorg;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over de wijze waarop gemeenten bij hun inkoopbeleid oog zullen hebben voor het behouden van specifieke kennis en de arbeidsmarkteffecten, en de Kamer hierover ter gelegenheid van het bespreken van de transitieplannen te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 300 (31839).

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Ook mijn fractie is voorstander van de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten. Dat is nodig, omdat wij deze zorg nu vanuit vijf financieringsbronnen financieren. Waar echter in de Jeugdwet geen rekening mee wordt gehouden, is dat straks de gemeenten op zes verschillende niveaus opnieuw met de jeugdzorg aan de gang gaan. Wij zien grote problemen maar geen oplossingen.

De analogie met het stoplicht wordt in dit kader vaak gebruikt, ook in de stelselmeter die wij bij de rapportage van de Transitiecommissie voor het algemeen overleg hebben meegekregen. Slechts 7 van 40 stoplichten staan op groen. Natuurlijk zou je een keer door oranje kunnen rijden, maar 33 keer is wat al te onverantwoord.

Ik heb gevraagd naar twee "go/no go"-momenten. Verantwoord besturen doe je met "go/no go"-momenten: ga je door, ga je niet door? Die zijn er niet en dat vind ik onverantwoordelijk. Wij pleiten voor uitstel en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugdzorg in haar tweede rapportage concludeert dat de risico’s voor het decentralisatieproces nog groter zijn geworden;

overwegende dat de decentralisatie van de jeugdzorg, in het belang van de kinderen, zorgvuldig moet verlopen;

van mening dat de kinderen te allen tijde belangrijker zijn dan de centen;

verzoekt de regering, de decentralisatie van de jeugdzorg uit te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301 (31839).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zal mij beperken tot het indienen van twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de transitie jeugdzorg voor kinderen en hun ouders veel veranderingen en onzekerheid met zich meebrengt;

overwegende dat regionale monitoring vanuit een cliëntenperspectief kan bijdragen aan een geslaagde transitie door goede voorbeelden en eventuele knelpunten op lokaal en bovenlokaal niveau tijdig te signaleren;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor regionale monitoring vanuit een cliëntenperspectief, waarbij eventuele onbedoelde gevolgen van de transitie jeugdzorg worden opgemerkt en zo spoedig mogelijk worden verholpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 302 (31839).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kwetsbare jongeren tussen de 18 en 23 jaar een andere zorgvraag kunnen hebben dan beschikbaar is in de volwassenenzorg;

overwegende dat het voor deze kwetsbare jongeren van groot belang is dat zij de opgebouwde vertrouwensband met hun zorgverlener kunnen behouden wanneer zij de leeftijd van achttien jaar bereiken;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen jeugd- en volwassenenzorg en zo veel als mogelijk de continuïteit van zorg voor deze jongeren te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 303 (31839).

Mevrouw Ypma (PvdA):
Voorzitter. Iedere maandag en vrijdag bezoek ik, net als veel collega's, veel scholen, instellingen en gemeenten om te zien wat er in de jeugdzorg gebeurt. Ik zie heel veel supergemotiveerde professionals, die steeds meer wijkgericht werken en de zorg dichter bij de kwetsbare kinderen brengen. Er worden, kortom, veel stappen gezet door alle partijen. Het succes is afhankelijk van deze transformatie. Wij hebben daarom gevraagd om drie dingen. Wij hebben daarover ook toezeggingen gekregen.

In de eerste plaats hebben wij gevraagd, gemeenten de ruimte te geven om te experimenteren en daarbij ook de belemmeringen weg te halen. In de tweede plaats willen wij dat in 2014 de gemeenten zelf de zorg kunnen inkopen en dat ook de zorgverzekeraars wordt gevraagd om dat te gaan organiseren. Sterker nog, in het laatste kwartaal van 2013 moeten zij daarmee beginnen wat ons betreft. Wij hebben daarover een toezegging gekregen. Ten derde heb ik gevraagd of er in het professionaliseren ook ruimte komt voor het integraal werken en voor het "Eigen Kracht"-denken. Ook op dat derde punt hebben wij een toezegging gekregen. Ik hoef dus geen motie in te dienen.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Tijdens het AO heeft de CDA-fractie met name aandacht gevraagd voor de jeugdpsychiatrie, de psychiatrische zorg voor kinderen die dat nodig hebben. Het wetsvoorstel ligt er inmiddels en we zullen dat ook gaan beoordelen.

Voor het overige dien ik twee moties in. De eerste dien ik in samen met mevrouw Bergkamp.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de komst van het wetsvoorstel Jeugd gemeenten zich pas een beeld kunnen vormen van de verplichtingen die dit wettelijk kader hen biedt;

overwegende dat de gemeenteraden uiterlijk in december 2013 moeten instemmen met de uitgewerkte voorstellen door de colleges van burgemeester en wethouders;

constaterende dat de bestuurlijke partners tegelijkertijd hebben afgesproken dat al uiterlijk 31 oktober 2013 regionale transitiearrangementen tot stand moeten zijn gebracht;

constaterende dat de Transitiecommissie Jeugd opmerkt dat deze twee trajecten in combinatie met het beschikbare tijdpad een aanmerkelijk risico in zich dragen;

verzoekt de regering, in overleg met de VNG kritische succesfactoren te formuleren die per 1 januari 2014 gehaald moeten zijn, zodat de transitie per 1 januari 2015 kan plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 304 (31839).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Het is in het AO ook gegaan over de innovatieve nieuwe kleine zorgverleners. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat innovatieve, nieuwe, kleine zorgverleners — zoals de opvoedpoli — belangrijk zijn om vernieuwing in de zorg te bewerkstelligen;

van mening dat een aanjaagfunctie/regiefunctie voor vernieuwing in zorg en vernieuwende zorgconcepten momenteel ontbreekt;

van mening dat bij transitie van de jeugdzorg gemeenten behoefte kunnen hebben aan vernieuwende zorgverleners en kleinschalige zorgprojecten;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de zorgkantoren en zorgverzekeraars, en hen uit te nodigen een actief beleid te voeren ten aanzien van vernieuwende zorgverleners en kleinschalige zorgprojecten en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 305 (31839).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Als de laatste motie wordt aangenomen, hebben wij het beeld dat de staatssecretaris vriendelijk doch beslist het gesprek aangaat. Hem inmiddels kennende, weten wij dat hij dat ook zal doen.

De voorzitter:
Waarmee er een einde gekomen is aan de termijn van de Kamer. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aangegeven, vrijwel direct over te kunnen gaan tot het beantwoorden van de vragen en het beoordelen van de ingediende moties. Er zijn geen vragen gesteld aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die dus het woord niet hoeft te voeren.

Wij wachten heel even tot de staatssecretaris van VWS ook de laatste motie heeft ontvangen en gaan dan luisteren naar zijn beantwoording.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. De heer Voordewind en mevrouw Ypma hebben een bevestiging gevraagd dat wij in de aanloop naar 2015 al zo veel mogelijk willen doen aan experimenten en vernieuwing, en dat wij deze ook willen bevorderen. Dat wil ik graag doen. Ik bevestig dan ook wat ik in het debat al heb gezegd. Ik ben daarover reeds in overleg met de zorgverzekeraars, met gemeenten en met zorgaanbieders, om te bezien hoe we dat verder kunnen bevorderen.

Dan ga ik in op de ingediende moties. Mevrouw Leijten vroeg mij om geen loondumping en gedwongen ontslagen te accepteren en om deze te voorkomen. Wij staan voor een ingrijpende hervorming van de jeugdzorg. We gaan — het is net al aan de orde geweest in de bijdrage van mevrouw Keijzer — misschien ook samenwerken met andere organisaties, of op een andere manier werken of het werk anders organiseren. Dat zal werkgelegenheidseffecten met zich meebrengen. Gedwongen ontslagen kun je niet voorkomen in termen van garanties. Wij kunnen er wel voor zorgen dat die werkgelegenheidseffecten zo goed mogelijk in beeld worden gebracht, dat er sprake is om-, her- en bijscholing waar dat nodig is, dat er transitieplannen worden gemaakt waarin iedereen kan zien wat er in de loop van de tijd gaat gebeuren en dat werkgevers en werknemers met een sectorplan voor de zorg komen om de arbeidsmarkteffecten zo goed mogelijk in kaart te brengen. Garanties kun je niet geven, maar je kunt het wel zo netjes mogelijk proberen te regelen. Om die reden ontraad ik deze motie.

In de motie-Bergkamp/Ypma op stuk nr. 300 wordt de regering verzocht om in gesprek te gaan met de VNG over de wijze waarop gemeenten bij hun inkoopbeleid oog zullen hebben voor het behouden van kennis en voor arbeidsmarkteffecten, en de Kamer de gelegenheid te geven om hierover te spreken. Ik ben in overleg met de VNG en met zorgaanbieders over het ontwikkelen van de arbeidsmarkteffectrapportage en de sectorplannen. Ik begrijp de vraag om dat bij de VNG onder de aandacht te brengen, want hiervoor moet oog zijn in het inkoopbeleid. Ik vind dat de motie aansluit bij de plannen die ik zelf heb, dus ik laat het oordeel erover aan de Kamer.

In haar motie op stuk nr. 301 verzoekt mevrouw Agema de regering, de decentralisatie van de jeugdzorg uit te stellen. Zij verwijst naar het rapport van de Transitiecommissie Stelselwijziging Jeugd, die nu juist zegt dat je niet moet uitstellen. Mevrouw Agema wijst op een aantal risico's en een aantal zaken dat moet plaatsvinden. Zij wijst op de stoplichten die nog niet op groen staan. Zij had het over 7 van de 40. Ik heb nog even geteld. Ongeveer 25 ervan zijn stoplichten die in de toekomst liggen, dus het zou merkwaardig zijn als die al op groen staan. Wij hebben afspraken met alle betrokkenen over de transitieplannen. Iedereen is op stoom aan het komen om ervoor te zorgen dat het op 1 januari 2015 gerealiseerd is. Uitstel brengt de oplossing van de problematiek niet dichterbij, maar alleen maar verderaf. Om die reden ontraad ik de motie.

Mevrouw Agema (PVV):
Dit is een wel heel creatieve interpretatie van de voortgangsrapportage van de transitiecommissie. Als de staatssecretaris echt zegt dat het allemaal wel goed komt en positief is, heeft hij dat stuk echt niet gelezen. Op elke pagina van die rapportage worden de risico's van doorgaan genoemd. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om gezien de risico's die op al die pagina's worden geformuleerd aan te geven wat het "go/no go"-moment is. Wanneer ga je door en wanneer niet? Daar kan hij geen antwoord op geven. Dat heeft hij tot op de dag van vandaag niet gedaan. Het is echt grote onzin om te stellen dat de rapportage positief was.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat er best kritische elementen in zitten. Mevrouw Agema haalde het rapport van de transitiecommissie aan en stelde dat daaruit naar voren komt dat het proces moet worden uitgesteld. Dat lees ik niet in het rapport. Ik heb mij natuurlijk ook even verstaan met de voorzitter van de commissie, want anders ga je immers interpreteren. De conclusie van dat onderhoud is ook dat het advies is om juist niet uit te stellen, maar om door te gaan en de risico's met elkaar te beheersen en te tackelen. Daar baseer ik mijn oordeel op. Daarom ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 302 van mevrouw Voortman en mevrouw Ypma wordt de regering verzocht om zorg te dragen voor een regionale monitoring vanuit het cliëntenperspectief, zodat onbedoelde gevolgen van de transitie jeugdzorg kunnen worden opgemerkt en zo spoedig kunnen worden verholpen. Dat acht ik een belangrijke ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Mevrouw Voortman verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 303 zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen jeugdzorg en volwassenenzorg en zo veel mogelijk de continuïteit van zorg voor jongeren te waarborgen. Dat is een belangrijk aandachtspunt, ook in mijn beleid en mijn gesprekken met de gemeenten en de verzekeraars. Ik ben gaarne bereid om daar nader overleg over te voeren met de VNG. Ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid en laat het oordeel erover aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 304 verzoeken mevrouw Keijzer en mevrouw Bergkamp de regering om met de VNG kritische succesfactoren te formuleren die per 1 januari 2014 gehaald moeten zijn, zodat de transitie per 1 januari 2015 kan plaatsvinden. Ik ben blij met het oordeel van mevrouw Keijzer ten aanzien van 1 januari 2015. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel erover aan de Kamer. Ik kom op de motie-Keijzer op stuk nr. 305. Daarin wordt de regering verzocht, in gesprek te gaan met de zorgkantoren en zorgverzekeraars, en hen uit te nodigen om een actief beleid te voeren ten aanzien van vernieuwende zorgverleners en kleinschalige zorgprojecten. Ook wordt de regering verzocht, de Kamer hierover te informeren. Volgens mij is het zeer van belang dat we niet alleen de transitie rond de jeugdzorg bewerkstelligen, maar ook de transformatie. Daarbij horen twee dingen. Enerzijds moeten we in gesprek gaan met bestaande zorgaanbieders om te onderzoeken of de vernieuwende werkwijze ook door bestaande zorgaanbieders tot stand kan worden gebracht. Anderzijds moeten we zeker ook in gesprek gaan met nieuwe en vernieuwende zorgverleners. Er zijn nu al zulke zorgverleners en er komen er misschien nog bij. Ik ga graag in gesprek met de zorgkantoren, om ervoor te zorgen dat de vernieuwing daadwerkelijk tot stand komt. Dat sluit volgens mij ook aan bij wat mevrouw Van der Burg hierover tijdens het debat heeft opgemerkt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik heb een paar debatten geleden een motie ingediend over precies dit punt. Die motie heb ik aangehouden met het oog op dit gesprek. Ik ben daarom nu heel benieuwd wanneer de Kamer een verslag krijgt van dit gesprek. Welke stappen worden er gezet? Dit is immers wel een concreet probleem. Met het oog op het feit dat de staatssecretaris tijd nodig had voor dit gesprek met deze partijen heb ik de motie aangehouden. Wanneer krijgen wij te horen wat de uitkomsten zijn?

Staatssecretaris Van Rijn:
Het liefst zou ik dit willen koppelen aan het proces van totstandkoming van de transitieplannen. Daarbij moet namelijk iedereen gaan nadenken over de voornemens voor contractering in het komende jaar. Hierop krijgen wij wat zicht in oktober van dit jaar. Ik denk dat wij dit dan kunnen meenemen in de gesprekken die wij met de zorgkantoren zullen hebben. Dan is er een integraal inzicht in de transitie en hoe die zich zal voltrekken. Dan weten we ook in welke mate er daarbij vernieuwing zou kunnen worden gerealiseerd. Wat mij betreft doen wij dit dus in oktober van dit jaar.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik merk op dat zorgkantoren op dit moment hun inkoopvoorwaarden aan het formuleren zijn. Dit is volgens mij een belangrijke wens die breed wordt gedragen in de Kamer. Daarom had de staatssecretaris gisteren al moeten bellen met de zorgkantoren en moet hij ons niet in oktober pas een brief sturen.

Staatssecretaris Van Rijn:
De Kamer heeft eigenlijk de volgende wensen, die ikzelf overigens ook heb. De Kamer vraagt hoeveel vernieuwing zorgkantoren in het algemeen aanbrengen in hun inkoopbeleid, dus niet alleen ten aanzien van de jeugd, maar ook ten aanzien van de langdurige zorg. Ik heb al eerder met de Kamer afgesproken dat ik daarvoor de aandacht van de zorgkantoren zou willen vragen. Ik meen zelfs dat ik de Kamer daarover een berichtje heb gestuurd. Dit is dus een specifieke vraag op het gebied van de vernieuwing van de jeugdzorg. Ik wil daarvoor dus nogmaals specifiek de aandacht van de zorgkantoren vragen. Daarom is wat er in de motie wordt gevraagd volgens mij ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel over de motie van mevrouw Keijzer aan de Kamer.

Ik meen dat mijn reactie mede namens mijn collega van Veiligheid en Justitie is gegeven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij zullen vanavond aan het einde van de vergadering stemmen over de ingediende moties.

Beëdigde tolken en vertalers

Beëdigde tolken en vertalers

Aan de orde is het VAO Beëdigde tolken en vertalers (AO d.d. 27/6).


Termijn inbreng

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Een paar weken geleden heeft de heer Van Gerven mij vervangen omdat ik helaas een droevige bijeenkomst moest bijwonen. Daardoor kon ik niet zelf het woord voeren tijdens het algemeen overleg over tolken en vertalers. Ik heb goede hoop dat we wel een eind op de goede weg zijn. De staatssecretaris komt de branche op een aantal punten tegemoet. Toch wil ik nog één keer van de gelegenheid gebruikmaken om een punt te maken van de opschoning van het register. Krijgen wij van de staatssecretaris de garantie dat er vanaf begin 2014 een register is waarin alleen tolken en vertalers zijn opgenomen die voldoen aan de in de wet gestelde eisen, bijvoorbeeld over de opleiding? Is de staatssecretaris bereid om de Kamer te informeren over de voortgang van de opschoning? Ik ontvang daarover graag in het eerste kwartaal van 2014 een brief.

Tot slot dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Aanbestedingswet 2012 voorschrijft dat een aanbestedende dienst niet onnodig opdrachten mag samenvoegen;

overwegende dat de wet daarnaast voorschrijft dat een aanbestedende dienst opdrachten waarvan door de omvang van de opdracht een deel van de markt voor inschrijving wordt uitgesloten, dient op te delen in meerdere percelen, tenzij hij dit niet passend acht, in welk geval de aanbestedende dienst dit motiveert in de aanbestedingsstukken;

van mening dat het creëren van een gelijk speelveld bij aanbestedingen van tolk- en vertaaldiensten juist in economisch moeilijke tijden van groot belang is voor het midden- en kleinbedrijf;

verzoekt de regering om de aanbestedingssystematiek van tolk- en vertaaldiensten door het ministerie van Veiligheid en Justitie zo in te richten dat als richtlijn geldt dat inschrijvende organisaties maximaal twee percelen gegund kunnen krijgen, daarbij van mening dat de dienst de mogelijkheid krijgt om middels het "comply or explain"-principe uitleg te geven over het (niet) voldoen aan deze richtlijn, waarbij de voorwaarden die gesteld zijn aan de hoofdaannemer ook gelden voor eventuele onderaannemers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (29936).

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Ik heb nog …

De voorzitter:
Uw tijd is echt op.

De heer Van der Steur (VVD):
Voorzitter. Wij hebben een goed debat gehad met de staatssecretaris over het belangrijke werk dat tolken en vertalers in Nederland doen. Hierin zijn ook alle onderwerpen aan de orde geweest die van belang zijn voor tolken en vertalers: ten eerste het opschonen van het register — ik sluit mij op dit punt aan bij de woorden van mevrouw Gesthuizen — en ten tweede de wens van de Kamer om bij de aanbesteding van diensten ook de mogelijkheid te creëren dat kleinere samenwerkende bureaus van tolken en vertalers de mogelijkheid hebben om op die aanbesteding in te schrijven.

Op deze en andere punten heeft de staatssecretaris duidelijke toezeggingen gedaan. Hij heeft ook toegezegd dat hij de Kamer hierover zal informeren. Daar zijn wij blij mee. Dat betekent dat tolken en vertalers hun werk in Nederland goed kunnen blijven doen, op een goede en moderne manier, en dat zij in staat zijn om zelf, zonder gebruik te moeten maken van bemiddelingsbureaus, in aanmerking te komen voor contracten. De VVD-fractie is daar erg blij mee. Wij hebben dan ook geen reden gezien om een motie in te dienen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik wil de heer Van der Steur alvast vragen — dit is de laatste kans die ik hiertoe heb — hoe hij denkt over de motie die ik zojuist heb ingediend. Ik heb zo letterlijk mogelijk aangesloten bij een dictum uit een motie van collega Ziengs van zo'n anderhalf jaar geleden naar aanleiding van de Aanbestedingswet. Hiervoor is een soortgelijke richtlijn, een soort richtpercentage, opgesteld om het mkb minstens 30% van de opdrachten te gunnen.

De heer Van der Steur (VVD):
Het uitgangspunt van de motie wordt door de VVD onderschreven; ik heb dat net eigenlijk ook al gezegd. Waarom is dat zo belangrijk? Omdat wij het van groot belang achten dat kleinere samenwerkende organisaties van tolken en vertalers in staat moeten om, als zij dat willen, in te schrijven op delen van de totale opdracht die er is. Tegelijkertijd heb ik in het algemeen overleg gezegd dat ik mij ook goed kan voorstellen — deze uitspraak is ook niet weersproken in het algemeen overleg — dat een grote organisatie nog steeds inschrijft voor het totaal. Dan is het vervolgens aan de aanbestedende dienst om een keuze te maken. Dat hangt af van de prijs, van de kwaliteit en van een heleboel andere factoren die vooral niet aan de wetgever zijn maar aan de aanbestedende dienst zelf. Het uitgangspunt van de motie wordt dus onderschreven. Ik zal samen met mijn collega Ziengs nog nader bezien, mede op basis van het advies van de staatssecretaris, wat dit betekent voor de motie: kunnen wij deze wel of niet steunen, of is zij eigenlijk overbodig? Het uitgangspunt van de motie is immers al expliciet onderschreven door de staatssecretaris.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Mijn fractie heeft van harte voor de motie-Ziengs gestemd. Is er een reden om anders naar de motie-Ziengs te kijken dan naar mijn motie?

De heer Van der Steur (VVD):
De VVD-fractie volgt de bestendige lijn dat zij nooit voor moties stemt waarvan de inhoud al is toegezegd door een staatssecretaris of een minister. Een motie waarvan kan worden vastgesteld dat er geen reden is om haar aan te nemen omdat de staatssecretaris al expliciet heeft toegezegd dat hij zorg zal dragen voor het uitgangspunt, kan over het algemeen niet rekenen op onze steun. Collega Gesthuizen zegt expliciet ook al dat deze motie gelijkluidend is aan die van Ziengs en Van Bemmel. Het aardige is dat er ook verschillen in staan. Die verschillen zijn nu juist onderwerp van gesprek in mijn fractie. Ik neem er dan ook nog geen standpunt over in. Ik zal daarover met mijn collega spreken en wacht met interesse het standpunt van de staatssecretaris af.

De voorzitter:
Ik constateer dat mevrouw Vos geen gebruik maakt van haar spreekrecht. Ik begrijp van de staatssecretaris dat hij meteen kan overgaan tot zijn reactie op de ingediende moties.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen heeft allereerst de vraag gesteld wanneer ik de Kamer kan informeren over het opschonen van het register. We hebben dat in het algemeen overleg met collega Van Gerven en anderen ook gedeeld. Ik zal dat inderdaad in het eerste kwartaal van 2014 doen. Dat is daarvoor ook een natuurlijk moment, omdat er een verlenging moet plaatsvinden per 1 januari 2014. Het gaat om in de wet gestelde eisen. In het algemeen overleg heb ik ook gezegd dat er consequenties volgen voor mensen die daar niet aan voldoen.

Over de motie-Gesthuizen op stuk nr. 33 wil ik opmerken dat in 2009 de betrokken organisaties al tegemoet zijn gekomen door bij aanbesteding ervoor te kiezen de aanbesteding zo veel mogelijk op te knippen. We hebben nu twee aanbestedingen op de rails staan. Het gaat om de aanbesteding van de vertaaldiensten voor de rechtsbijstand met een volume van ongeveer 1 miljoen en de aanbesteding van tolkdiensten voor de Raad voor de Kinderbescherming, het LBO, het Schadefonds Geweldsmisdrijven en het Nidos, voor 0,5 miljoen. De omvang van die percelen maakt het ook voor nieuwe en kleine aanbieders goed mogelijk een bod uit te brengen. We hebben dat ook in het algemeen overleg gewisseld. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft zich ervoor ingespannen om een gelijk speelveld te creëren en dus ook kleinere aanbieders in de gelegenheid te stellen om mee te dingen. De motie strekt ertoe dat een aanbieder maximaal twee percelen gegund kan worden. Indien aan een aanbieder meer dan twee percelen worden gegund, zou een aanbestedende dienst middels het "comply or explain"-principe uitleg moeten geven. Ik ben van dat laatste principe geen voorstander. Dat heeft een tweetal redenen.

Allereerst verzet het gelijkheidsprincipe zich tegen het op voorhand uitsluiten van deelname van een specifieke ondernemer aan een aanbesteding. Ik denk dat dat ingewikkeld is. Een aanbesteding moet volgens de spelregels van het aanbestedings- en mededingingsrecht verlopen en niet via ingewikkelde constructies die feitelijk een goede werking van de markt belemmeren. Mevrouw Vos weet dat als geen ander hier in de zaal. De tweede reden is dat het ook praktisch lastig uitvoerbaar is. Aanbestedingen vinden in de tijd op wisselende momenten plaats. Je zou dus de situatie kunnen krijgen van een aanbieder aan wie twee percelen zijn gegund en van wie een contract binnen afzienbare tijd afloopt. Hij heeft er belang bij om opnieuw te kunnen meedingen. Op de voorgestelde wijze zou je dat onmogelijk maken. Ook leidt het tot hogere kosten, wat in deze tijd ook niet een onbelangrijk argument is. Het feit dat aanbieders op meerdere percelen kunnen intekenen en ook meerdere percelen gegund kunnen krijgen, leidt er ook toe dat zij synergie en schaalvoordeel kunnen realiseren. Het maakt nogal wat uit of je een callcenter voor telefonisch tolken in de lucht moet houden voor 10.000 opdrachten of voor 35.000 opdrachten. Dat geldt ook voor de overheadkosten. Bij meerdere percelen kan men die kosten spreiden. Per saldo leidt het gunnen van meerdere percelen aan één aanbieder tot lagere kosten, wat ook in het belang is van de belastingbetaler.

Ik heb begrepen dat de tolkenorganisaties bij de Autoriteit Consument & Markt enige tijd geleden een klacht over de vermeende marktmacht van een aanbieder hebben neergelegd. Die klacht vormde toen voor de toezichthouder geen aanleiding om in te grijpen. Ik ben best bereid om, als dat de strekking van de motie is, nogmaals de vraag aan de Autoriteit Consument & Markt voor te leggen of er een gelijk speelveld is voor de aanbieders. Ik heb die bereidheid ook in het algemeen overleg uitgesproken en ik doe dat hier nogmaals. Ik heb daar geen bezwaar tegen. Ik moet echter de motie in deze vorm ontraden om de redenen die ik net heb aangegeven.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat lost allereerst het dilemma waarvoor de heer Van der Steur zich gesteld ziet op, want dat betekent dat de motie zeer zeker niet dubbelop is. De staatssecretaris onderschrijft namelijk niet het uitgangspunt van de motie. Daarnaast is het niet waar dat dat per se tot meer kosten zou leiden. Het punt is nu alleen dat er heel veel organisaties tussen zitten die een deel van de winst opstrijken. Ten derde vraag ik me af of de staatssecretaris wel afdoende op de hoogte is van de letter van de Aanbestedingswet. Wat wij hier voorstellen is niet in strijd met een eerlijk en een gelijk speelveld en met gelijke kansen voor iedereen. De Kamer had anders ook niet de motie-Ziengs/Van Bemmel kunnen aannemen waarin eveneens wordt gevraagd om 30% van de aanbestedingsopdrachten middels een richtpercentage te gunnen, met de mogelijkheid om daarvan gemotiveerd vanaf te wijken, zoals ik ook in mijn motie heb verwoord.

Staatssecretaris Teeven:
Ik heb ook niet gezegd dat de motie in strijd is met de wet. Dat heeft mevrouw Gesthuizen mij niet horen zeggen. Ik heb twee argumenten genoemd waarom de Kamer de motie niet zou moeten aannemen. Ik heb niet gezegd dat de motie in strijd is met de wet. Ik heb gezegd dat je geen ingewikkelde constructies moet kiezen, waardoor een goede marktwerking zou worden belemmerd. Ik heb ook de hogere kosten aangestipt, omdat je ook kostenreductie kunt bereiken. Wat mevrouw Gesthuizen zegt, klopt. De motie-Ziengs is op zichzelf niet in strijd met de Mededingingswet, maar ik heb andere argumenten genoemd.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
De motie-Ziengs is niet in strijd met de wet en de motie-Gesthuizen dus ook niet. Het is dus een kwestie van smaak. Het zou mij echter bijzonder teleurstellen als niet zou gelden als de naam Gesthuizen eronder staat wat wel geldt als een motie door de VVD-fractie wordt ingediend. Dat zeg ik via u, voorzitter, tegen de staatssecretaris en ook een beetje tegen de wijze vertegenwoordiger van de VVD-fractie achter mij.

Staatssecretaris Teeven:
Dat kan natuurlijk nooit de reden zijn om een motie te ontraden, maar dat weet mevrouw Gesthuizen wel uit de tijd van Rutte I, toen wij nog heel veel moties van de SP-fractie als een ondersteuning van het beleid zagen. Dat hoeft dus geen verrassing voor mevrouw Gesthuizen te zijn.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
We hebben het in het AO gehad over de noodzaak om een breekijzer in de aanbesteding te zetten. Om die reden vond ik de motie sympathiek, omdat er nog een uitleg bij zat, dat wil zeggen comply or explain. Ik had het idee dat de staatssecretaris het met ons eens was dat het wel nuttig was om meerdere partijen uit te nodigen, bijvoorbeeld ook de coöperaties. Dit leek mij nu zo'n mooi signaal, ook aan de dienst, om dat in ieder geval te proberen. Het is dus niet onwettig, maar wel in de geest van wat wij met zijn allen hebben besproken.

Staatssecretaris Teeven:
Het is nog een beetje in de geest, maar er staat wel "maximaal twee" in. Dat is niet in de geest van wat in het algemeen overleg is besproken. Ik heb de bereidheid uitgesproken om te doen wat in de motie gevraagd wordt, maar ik wil mij niet vastleggen op maximaal twee percelen. Daar hangt het een beetje op.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Er staat "maximaal twee" en daarnaast staat er "comply or explain". Dat doen wij wel vaker. "Maximaal twee" is de richtlijn. Laten we dat proberen en als het niet lukt om alle redenen die de staatssecretaris aangeeft of die zijn buitengewoon slimme ambtenaren kunnen verzinnen, horen wij dat graag. Dat is het mooie ervan, omdat wij daaruit lessen kunnen trekken voor volgende aanbestedingen in een markt, waarin dingen vastzitten.

Staatssecretaris Teeven:
Ik heb mevrouw Vos goed gehoord. Ik heb ook de wijze woorden van de heer Van der Steur in de eerste termijn goed gehoord. Ik heb daar argumenten tegenover gezet die wij in het algemeen overleg met elkaar hebben gedeeld. Ik moet afwachten hoe de Kamer erover beslist.

De heer Van der Steur (VVD):
Ik heb de motie-Ziengs/Van Bemmel er nog even bij gepakt. Wij krijgen nu de heel interessante situatie dat een aanbestedende dienst misschien wel veel meer dan twee percelen zou moeten gunnen aan het mkb als de motie-Ziengs/Van Bemmel wordt aangenomen en dat het er maar maximaal twee mogen zijn als de motie van mevrouw Gesthuizen wordt aangenomen. De motie-Ziengs/Van Bemmel spreekt over 30% van een nog nader te bepalen totaal. Is het niet heel onhandig om de motie van mevrouw Gesthuizen aan te nemen als die boven op een al bestaande komt, ook al zou je het ermee eens zijn?

Staatssecretaris Teeven:
Het is misschien veel handiger als mevrouw Gesthuizen deze motie, waar overigens dingen in staan waar ik wel achter kan staan, aanhoudt en eerst kijkt wat ik met die aanbesteding ga doen. Als dat niet de goede kant opgaat en wij de Kamer niet op zodanige wijze informeren dat de meerderheid van de Kamer daarmee tevreden is, kan zij de motie alsnog in stemming brengen. Ik onderschrijf namelijk wel de intentie van deze motie. Die hebben wij in het algemeen overleg ook met elkaar gedeeld. Mevrouw Vos heeft daar gelijk in, maar het is niet alleen slim van de betreffende ambtenaren om die argumenten te bedenken, maar het is ook slim om hier naar elkaar te luisteren, waardoor het misschien verstandig is om de motie aan te houden.

De heer Van der Steur (VVD):
Het lijkt de VVD-fractie in ieder geval vrij onpraktisch om ten aanzien van tolken en vertalers een bepaald maximum aan te nemen, terwijl daarvoor in het landelijk beleid weer een heel ander maximum geldt dat misschien wel totaal anders uitwerkt. Naar mijn mening raakt iedereen hierdoor in verwarring. Misschien is het een goed idee dat mevrouw Gesthuizen de motie aanhoudt, maar dat zal zij zelf moeten beslissen.

Staatssecretaris Teeven:
We gaan kijken wat mevrouw Gesthuizen doet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemming over de ingediende motie zal hedenavond aan het einde van de vergadering plaatsvinden.

Diverse fiscale onderwerpen

Diverse fiscale onderwerpen

Aan de orde is het VAO Diverse fiscale onderwerpen (AO d.d.25/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Als eerste spreker had zich gemeld de heer Omtzigt, maar hij is nog niet aanwezig, dus ik geeft de heer Van Vliet het woord.

De heer Van Vliet (PVV):
Voorzitter. Bij het AO over diverse fiscale onderwerpen kwamen verschillende thema's aan de orde. Ik benut deze gelegenheid om even wat te zeggen over de fraude met de rest-bpm bij de import van jonge gebruikte auto's. Dat is een thema dat prima past onder het kopje "diverse fiscale onderwerpen". Het was vorige week heel actueel, want toen kwamen de cijfers van een onderzoek over fraude naar buiten. Sinds de mogelijkheid bestaat dat importeurs van jonge gebruikte auto's zelf die waarde taxeren, wordt daar gigantisch mee gesjoemeld en loopt de fiscus tientallen miljoenen mis, ten koste van alle belastingbetalers die wel netjes hun auto kopen en gewoon vastzitten aan de bpm. Ik vind het ook geen leuke belasting, maar zolang deze er is, moet deze wel netjes geheven worden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overheid er alles aan moet doen om belastingfraude te bestrijden;

overwegende dat bpm-fraude bij import van gebruikte auto's mogelijk is door eigen taxatie van importeurs en ook daadwerkelijk leidt tot tientallen miljoenen euro's belastingderving;

overwegende dat hierdoor ook nog eens ernstige concurrentievervalsing optreedt ten opzichte van importeurs die gewoon de wettelijke, forfaitaire staffel of de koerslijst toepassen;

verzoekt de regering, de eigen taxatie bij import van gebruikte auto's bij wet af te schaffen dan wel taxatie alleen toe te staan door gecertificeerde taxateurs gekoppeld aan de RDW-keuring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (31213).

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Er zijn nog twee puntjes blijven liggen. Het eerste gaat over de registratie van anbi's. Dat anbi-register komt er en daar zijn wij zeer content mee, maar er was nog een vraag over de namen van bestuurders. Met deze motie doe ik een compromisvoorstel, om te kijken of wij dat kunnen doen. Een aantal anbi's is verplicht om zich te registreren in het handelsregister, inclusief de namen. Die anbi's die daartoe verplicht zijn, kun je volgens de CDA-fractie ook verplichten om de namen gewoon in het anbi-register te zetten, want zij moeten zich toch al registreren. Hoe dat gebeurt, via automatische koppeling of door dat er apart bovenop te zetten, dat maakt ons niet zo veel uit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de motie Omtzigt/Van Vliet (33 003, nr. 52) over anbi's niet volledig uitvoert door de namen van de bestuurders van goede doelen niet in het register op te nemen;

constaterende dat de meeste anbi's wel verplicht openbaarheid moeten geven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, dat echter wat minder toegankelijk is dan het anbi-register;

verzoekt de regering, de regeling zo aan te passen dat die anbi's die de namen van hun bestuurders openbaar moeten maken in het handelsregister, de namen (zonder adressen) ook moeten publiceren in het anbi-register,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (31213).

De heer Omtzigt (CDA):
Ik denk dat er zo nog een motie komt van collega Mei Li Vos over zzp'ers en daar kan ik mij van harte in vinden. Ik heb hierover ook een motie, namelijk over de administratieve lasten bij de invoering van de webmodule.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nieuwe webmodule VAR kan leiden tot een onnodige stijging van administratieve lasten;

verzoekt de regering, tijdig om advies te vragen bij Actal over de webmodule en het advies aan de Kamer doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (31213).

De heer Bashir heeft aangegeven geen gebruik te maken van zijn spreektijd, dus dan geef ik het woord aan mevrouw Mei Li Vos.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Voorzitter. Een aantal dingen zijn nog blijven liggen. Daarover horen wij graag een uitspraak van de Kamer. Ook horen wij daar graag een reactie van de staatssecretaris op. Het gaat hierbij met name om de VAR-webmodule. Hierover dien ik samen met mevrouw Neppérus een motie in die lijkt op de motie van de heer Omtzigt, die ik net pas heb gehoord. Wij maken ons zorgen over de ontwikkeling van de VAR-webmodule, over de administratieve lasten en over de invoering van de webmodule. Ik zal de motie nu voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoering van de VAR-webmodule met een kalenderjaar is uitgesteld omdat de uitwerking daarvan complexer bleek dan aanvankelijk gedacht;

overwegende dat het ontbreken van eenduidig inzicht in de arbeidsmarkteffecten, de administratieve lasten en de nalevingskosten van het invoeren van de webmodule tot onnodige financiële en maatschappelijke effecten kan leiden;

overwegende dat het aanvragen van een VAR voor zzp'ers via de webmodule extra administratieve lasten met zich mee kan brengen;

overwegende dat de administratievelastendruk voor zzp'ers en hun opdrachtgevers zo mogelijk moet worden verminderd;

verzoekt de regering, met spoed de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek naar de arbeidsmarkteffecten, de administratieve lasten en de nalevingskosten naar de Kamer te zenden;

verzoekt de regering tevens, Actal advies te vragen over de administratieve lasten van invoering van de webmodule en daar binnen drie maanden verslag van uit te brengen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mei Li Vos en Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (31213).

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Voor zzp'ers in de zorg is het niet duidelijk of zij wel of niet btw moeten betalen; mijn laatste motie gaat hierover. Dit bleef toch een beetje liggen. De staatssecretaris was zeer stellig over de bestendige lijn. Dat willen wij graag in een motie benadrukken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diensten van BIG-geregistreerde zzp'ers en zorgverleners zijn vrijgesteld van btw-plicht als er sprake is van gezondheidskundige verzorging van de mens;

constaterende dat onder zzp'ers in de zorg onduidelijkheid bestaat of zij al dan niet btw-plichtig zijn;

constaterende dat sommige zzp'ers in de zorg de sector daardoor de rug toekeren;

overwegende dat de bestendige lijn die de Belastingdienst hanteert, niet tot de gewenste duidelijkheid leidt over de btw-plicht voor zzp'ers in de zorg;

overwegende dat een herhaling van problemen voor zzp'ers met bijvoorbeeld de startersregeling als gevolg van onduidelijkheid over de interpretatie van de regels voorkomen moet worden;

verzoekt de regering om vanaf volgende week te garanderen dat zzp'ers die over de btw-plicht met de Belastingdienst contact opnemen, binnen vijf werkdagen uitsluitsel krijgen over hun btw-plicht, en de Kamer nog voor het einde van het zomerreces te informeren over de voortgang;

verzoekt de regering tevens, direct na het hoger beroep dat in het najaar plaatsvindt een heldere beslisboom te publiceren van de bestendige lijn zoals de Belastingdienst die toepast over de btw-plicht van zelfstandigen in de zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Mei Li Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (31213).

Hiermee is een einde gekomen aan de termijn van de Kamer. De staatssecretaris wil twee minuten ruggenspraak. Ik schors de vergadering twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Ik loop de moties even langs. Ik ben het overigens zeer eens met de woorden die de heer Van Vliet heeft gewijd aan fraude met bpm en gesjoemel met taxaties. Dat kan niet. Ik kan echter ook niet de mogelijkheid van een taxatierapport volledig uitsluiten en een en ander alleen baseren op de lijsten van afschrijving op bpm. Dat komt door een uitspraak van de Europese rechter een aantal jaren geleden.

Wat ik wel kan en wil doen — daar ben ik ook mee bezig — is bekijken of we enige vorm van certificering kunnen introduceren. Zo kunnen we in ieder geval wat meer het kaf van het koren scheiden. Dat deel wil ik toezeggen aan de Kamer. Misschien hoeft de motie op stuk nr. 13 dan niet in stemming worden gebracht. Als de heer Van Vliet de motie wel graag in stemming wil brengen, verzoek ik hem in ieder geval het eerste deel van het verzoek te schrappen, omdat ik dit niet kan doen.

De heer Van Vliet (PVV):
Ik kwam zelf met die kwestie. Ik heb de staatssecretaris gehoord en ik zal het eerste deel schrappen. Dan gaat het dus alleen om gecertificeerde taxatie. Ik zal het deel over verbieden bij wet eruit halen en zo een gewijzigde motie indienen.

De voorzitter:
Wij zien haar tegemoet.

Staatssecretaris Weekers:
Als de uitleg daarvan is dat ik wel de ruimte heb om de beste weg te kiezen en dat het niet op een bepaalde manier wordt voorgeschreven, laat ik het oordeel aan de Kamer. Ik zie dat de heer Van Vliet en ik elkaar begrijpen.

Dan kom ik bij de motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 14, over de anbi's. Ik stel het op prijs dat de heer Omtzigt in ieder geval een aantal argumenten tot zich heeft laten komen en dat hij nu met een compromistekst is gekomen. Eerder wilde hij eigenlijk veel meer. Toen heb ik aangegeven dat dit vooral tot problemen zou leiden bij kerken en geloofsgemeenschappen. Die angel is eruit. De angel die er nog in zit, betreft de bezwaren van vermogensfondsen. Zij geven aan dat er een verhoogd risico op kidnapping bestaat.

Ik heb afspraken gemaakt met de filantropische koepels. Volgende week zit ik aan tafel met de koepels, samen met collega Teeven. Laten we het anders zo doen. Vorige week heb ik in de Kamer gezegd dat ik mij zal neerleggen bij datgene wat de Kamer uitspreekt. Als de Kamer in meerderheid vindt dat dit moet gebeuren, zal ik dit uitwerken. De heer Omtzigt kan ook zeggen dat ik die ferme wens volgende week eerst op tafel moet leggen en dat ik moet proberen om er met de koepels uit te komen. Er bestaat echter al een verplichting om een en ander in het handelsregister in te schrijven. Dit is tegen betaling van een bepaalde leges ook raadpleegbaar. Er is dus al een zekere openbaarheid. Je kunt je afvragen waarom je dat niet wat gemakkelijker zou maken.

De voorzitter:
Wat is dan het oordeel over deze motie?

Staatssecretaris Weekers:
Gelet op de afspraken die ik heb gemaakt met de koepels, moet ik de motie ontraden. Ik geef echter wel aan in de richting van de heer Omtzigt dat ik het zeer op prijs stel dat hij toch een compromistekst heeft voorgesteld. Ik kan de heer Omtzigt ook nog vragen om de motie aan te houden en mij eerst volgende week dat gesprek te laten aangaan. Dan zal ik hem daarover rapporteren. Het kan zijn dat hij het toch in stemming gebracht wil hebben omdat hij vindt dat dit geregeld moet worden. Als hij er een Kamermeerderheid voor heeft, zal ik het ook regelen.

Ik ga in op de tweede motie van de heer Omtzigt. Ik kan het gevraagde toezeggen. Ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer, als zij in stemming wordt gebracht. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid. Ik wil het in elk geval aan Actal voorleggen, want ik vind het zelf ook van groot belang dat administratieve lasten in beeld worden gebracht.

De heer Omtzigt (CDA):
Dan trek ik mijn motie in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Omtzigt (31213, nr. 15) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Weekers:
Dat stel ik zeer op prijs.

In de motie op stuk nr. 16, van de leden Vos en Neppérus wordt de regering gevraagd om de arbeidsmarkteffecten, de administratieve lasten en de nalevingskosten in beeld te brengen en om Actal om advies te vragen over de beslisboom. In een brief aan de Kamer heb ik aangegeven dat ik dit van plan ben, maar wel pas als de testversie van de beslisboom en de webmodule klaar zijn. Voor die tijd heeft het geen zin om dit soort toetsen uit te voeren. Mij wordt gevraagd om nu advies aan Actal te vragen en daarover binnen drie maanden verslag uit te brengen. Ik zal dan echter niets kunnen melden. Het antwoord van Actal zal zijn dat het de concrete testversie, de beslisboom, nodig heeft om de administratieve lasten in beeld te brengen. Misschien kunnen de leden Vos en Neppérus de tijdsbepaling achterwege laten; dan krijgen zij volgend voorjaar de informatie die zij graag willen hebben.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Het gaat ons er vooral om dat er ergens een beslismoment is, zodat wij kunnen zien of het wel goed gaat. Als de boel eerst helemaal ontwikkeld wordt en er dan pas een test komt, vraag ik mij af of die niet veel te laat is. Het gaat ons erom dat Actal kan meekijken met deze ontwikkelfase.

Staatssecretaris Weekers:
Mijn ervaring met Actal is dat men dan geen oordeel kan vellen, omdat men wil weten wat concreet de voorstellen zijn. Er komt wel een moment waarop ook de Kamer nog kan zeggen dat zij dit niet wil. Ik houd mevrouw Vos het volgende voor. Laten wij ervoor zorgen dat wij eerst ons huiswerk doen. De zaken waar mevrouw Vos om vraagt, zal ik zeker leveren aan de Kamer. Vervolgens kunnen wij daarover het gesprek met elkaar aangaan. Dan kunnen wij met elkaar vaststellen of het wijs is om daarmee verder te gaan op de datum die wij in gedachten hebben, dan wel dat er hier of daar nog aan gesleuteld moet worden.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Daar kan ik mij wel in vinden. Het gaat ons er vooral om dat er ergens een moment is waarop wij kunnen zeggen: dit doen wij niet. Het gaat wel vaker zo met ICT-projecten: je zit erin en je rolt eruit en er is geen moment om op tijd "stop" te zeggen. Zegt de staatssecretaris nu dat eerst de testversie ontwikkeld moet worden en dat wij daarna een serieus gesprek kunnen voeren over de vraag of wij dit nog moeten doen?

Staatssecretaris Weekers:
Ja. Het parlement heeft natuurlijk altijd het laatste woord. Er zal ook nog wat in de wetgeving aangepast moeten worden door de collega van Sociale Zaken om een zekere verantwoordelijkheid bij de inlener te leggen. Ik wijs erop, misschien voor sommigen ten overvloede, dat de VAR zoals wij die thans kennen, behoorlijk fraudegevoelig is. Wij zullen toch iets moeten! Ik zou niet graag met de Kamer het debat aangaan over de fraudegevoeligheid van de VAR zonder dat ik zicht kan bieden op verbetering. Wij kennen natuurlijk ook heel wat schijnzelfstandigen die nu met een eenvoudige VAR te maken hebben met uitgebreide rechtsgevolgen. De aansprakelijkheid van de inlener is er namelijk totaal niet. Dat zal toch echt aangepast moeten worden om daar weer balans in te krijgen.

Mijn verzoek aan de indieners is het volgende. Ik heb het inhoudelijke punt toegezegd. Mevrouw Vos en mevrouw Neppérus zouden in overweging kunnen nemen om de motie in te trekken. Mochten zij persisteren bij de motie, omdat zij dit expliciet als Kamer zo willen uitspreken, dan verzoek ik hun om in elk geval de termijn open te laten en mij daar wat ruimte te geven. Dan laat ik het oordeel van de motie aan de Kamer over.

De motie op stuk nr. 17 van mevrouw Vos gaat over de toepassing van de btw-plicht van zelfstandigen in de zorg. Ik kan niet beloven dat de Belastingdienst binnen vijf werkdagen met een standpunt komt. De Belastingdienst kan geen garantie geven. Als mevrouw Vos daarin persisteert, moet ik de motie ontraden, simpelweg omdat zij niet uitvoerbaar is. Ik ga de Belastingdienst niet opzadelen met opdrachten die niet uitvoerbaar zijn. Dan krijgen we hier ook weer allerlei debatten in de Kamer, en terecht. Ik kan de Belastingdienst wel vragen om zijn best te doen om, wanneer een standpunt wordt gevraagd, dat binnen twee weken te leveren. Ik begrijp dat zzp'ers graag die duidelijkheid willen hebben. Dat zou ik dus wel kunnen toezeggen naar aanleiding van deze motie. Laat mij op de btw-plicht van zelfstandigen in de zorg terugkomen zodra de Hoge Raad arrest heeft gewezen. We verwachten dat dit arrest binnen een paar maanden wordt gewezen. Dan kunnen we dat in het najaar, ook aan de hand van de jurisprudentie en de wat breder uitgelichte problematiek, met elkaar bespreken.

Als de motie blijft luiden zoals die nu luidt, moet ik haar ontraden. Ik wil wel graag toezeggen dat, indien de Belastingdienst wordt gevraagd naar een standpunt, er ook binnen twee weken een antwoord volgt.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Ik begrijp dat tien werkdagen wel een redelijke termijn is. Ik wil die arme mensen van de Belastingdienst niet opjagen. Mijn tweede verzoek is dat er na die uitspraak gewoon een heldere beslisboom komt, waardoor er voor eens en altijd duidelijkheid komt voor zelfstandigen. De staatssecretaris heeft dat eigenlijk al gezegd in het algemeen overleg. Die beslisboom wordt dus na het arrest gepubliceerd?

Staatssecretaris Weekers:
Er is nu duidelijkheid. Die wordt gegeven in een brief van mijn ambtsvoorganger uit 2009. Er is rechtspraak uit de jaren negentig. Die wordt op dit moment toegepast. Er ligt nu echter een concrete casus voor bij de Hoge Raad, waarover de advocaat-generaal inmiddels advies heeft uitgebracht. Ik heb aangegeven dat ik de Kamer zal informeren na de uitspraak van de Hoge Raad. Het zou kunnen dat de bestendige gedragslijn van de Belastingdienst als gevolg van die uitspraak veranderd moet worden, maar ik kan natuurlijk niet op die uitspraak vooruitlopen. Ik kom er dus uitvoerig op terug. Wat het zal zijn, zal de Kamer dan ook in een brief van mij kunnen lezen. Dan kunnen we het gesprek verder aangaan.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Ik begrijp dat de staatssecretaris eigenlijk zegt dat hij nu al zo'n beslisboompje kan maken, en dat het dan eventueel aangepast moet worden na de uitspraak.

Staatssecretaris Weekers:
De uitspraak komt over een paar maanden. Laten we elkaar niet opzadelen met werk voor deze komende maanden dat later misschien nutteloos blijkt te zijn. Ik verwijs naar eerdere brieven die de Kamer heeft gekregen van mijn ambtsvoorganger De Jager en van de heer Klink, de minister van Volksgezondheid in datzelfde kabinet. Dat is helder. Ik kom erop terug nadat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan.

De heer Omtzigt (CDA):
Is de staatssecretaris, nu er een advies ligt van de advocaat-generaal, bereid om naar dat advies voorlopig te handelen, of is hij van plan om zijn gedragslijn voort te zetten, met de kans dat wij met terugwerkende kracht een enorm groot aantal revisieverzoeken, bezwaren en beroepen krijgen?

De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.

Staatssecretaris Weekers:
De vraag is duidelijk. Nee, ik kan mij nu niet neerleggen bij het advies van de advocaat-generaal. Ik zal toch echt even het arrest van de Hoge Raad moeten afwachten, want niet altijd wordt het advies van de advocaat-generaal gevolgd. Dat weet de heer Omtzigt ook.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik weet dat dat advies niet altijd wordt gevolgd. Als dat advies wel wordt gevolgd, wat in de meeste gevallen gebeurt en wat de lagere rechtbank ook al heeft besloten, betekent dat in dit geval dat met terugwerkende kracht een heleboel mensen worden vrijgesteld van btw. Mijn vraag is: zorg ervoor dat je soepel bent, zorg ervoor dat als het advies wordt gevolgd die vrijstelling ook onmiddellijk met terugwerkende kracht op juiste wijze wordt afgehandeld. Voor mijn part denkt u nu al aan een massaal bezwaarschrift, want anders krijgt u ook nog uitvoeringsproblemen.

Staatssecretaris Weekers:
Er wordt uiteraard altijd nagedacht over diverse scenario's, maar wij moeten toch eerst echt het oordeel van de Hoge Raad hebben. Ik zal zeker ook rekening houden met de uitvoering. Dat kan ik wel aangeven in de richting van de heer Omtzigt.

Ik wijs er overigens op dat als de conclusie van de advocaat-generaal wordt gevolgd, dat ook enorme budgettaire consequenties heeft. Dus dat zullen wij dan ook weer van een antwoord moeten voorzien.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Stemming over de moties zal plaatshebben hedenavond aan het einde van de vergadering.

Woningcorporaties

Woningcorporaties

Aan de orde is het VAO Woningcorporaties (AO d.d. 26/06).


Termijn inbreng

De heer Paulus Jansen (SP):
Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat huurders met een huur onder de liberalisatiegrens die tot en met 2012 een huishoudinkomen boven de €33.614, dan wel €43.000 hadden, per 1 juli 2013 een huurverhoging krijgen tot 4,5% respectievelijk 6,5%;

overwegende dat deze huurverhoging ook zal gelden wanneer zij in 2013 fors in inkomen achteruit zijn gegaan en daarmee onder de €43.000- of €33.614-grens zijn gedaald, bijvoorbeeld vanwege ontslag of het ontvangen van AOW;

van mening dat een hoge huurverhoging voor deze groep huurders in het jaar 2013 niet in lijn is met de uitgangspunten van de wet op de inkomensafhankelijke huurverhoging;

verzoekt de regering, een regeling uit te werken waarbij een inkomensdaling in het lopende jaar, net als bij het voorgaande jaar, het recht geeft op een lage huurverhoging, met een correctie op de huurprijs achteraf wanneer blijkt dat het huishoudinkomen alsnog is gestegen boven een van beide grenswaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 320 (29453).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel verpleeghuizen vragen de verpleegde ouder in te schrijven op het woonadres van een van de kinderen zodat dat adres het correspondentieadres van de verpleegde ouder is;

constaterende dat het inkomen van deze ouder hierdoor wordt opgeteld bij het verzamelinkomen van het kind, waardoor mogelijk het huishoudinkomen stijgt boven de grens van de €43.000 of €33.614 en een hoge huurverhoging kan worden gevraagd;

constaterende dat de minister dit probleem erkent en voor de toekomst met een praktische oplossing is gekomen, maar dat deze geen soelaas biedt voor huurders die dit jaar te maken hebben met deze situatie;

verzoekt de regering, de voorgestelde oplossing — huis van de huurder als correspondentieadres en niet als woonadres doorgeven — met terugwerkende kracht mogelijk te maken voor de getroffen huurders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 321 (29453).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het uitgangspunt bij alle zeven varianten voor een verhuurderheffing een opbrengst van 1,7 miljard euro voor de staatskas is;

overwegende dat een dusdanig hoge verhuurderheffing de ambitie bij woningcorporaties wegneemt om hun woningvoorraad te verduurzamen;

overwegende dat het verduurzamen van woningen arbeid oplevert en de energielasten terugdringt;

verzoekt de regering om woningcorporaties te belonen voor investeringen in verduurzaming door elke duurzaam geïnvesteerde euro in mindering te brengen op de hoogte van de verhuurderheffing zonder dat van andere verhuurders gevraagd wordt dit bedrag te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 322 (29453).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik dien de volgende motie in om de hardheidsclausule voor chronisch zieken en gehandicapten te verruimen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige hardheidsclausule betreffende vrijstelling van de inkomensafhankelijke huurverhoging niet van toepassing is op mensen met een ernstige visuele handicap, mensen met een verstandelijke beperking, mensen met een psychische beperking, huishoudens met mantelzorgers en mensen in aangepaste woningen;

overwegende dat dit kabinet streeft naar een inclusieve samenleving waarin hulpbehoevende mensen zo lang mogelijk thuis blijven wonen;

verzoekt de regering, de reikwijdte van de hardheidsclausule te herzien zodat meer chronisch zieken, gehandicapten en mantelzorgers gebruik kunnen maken van deze regeling en de Kamer daar voor Prinsjesdag over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 323 (29453).

De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter. We hebben een goed AO gehad. We hebben stevig met elkaar van gedachten gewisseld en onze meningen gegeven. Het is een roerig jaar geweest rond de woningcorporaties. De Partij van de Arbeid hoopt dat er een duidelijk investeringspakket komt te liggen bij de begroting, waarbij corporaties mee kunnen doen, opdat er kan worden geïnvesteerd in verduurzaming en de andere opgaven die er liggen. Wij hopen dat dit roerige jaar ertoe zal leiden dat we straks in augustus en september aan een jaar beginnen waarin het kabinet en de corporaties weer samen een duidelijke agenda hebben als het gaat om de vraag hoe bij te dragen aan nieuwbouw maar ook aan verduurzaming van de woningbouw in Nederland.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb één motie, over mantelzorgers. We hebben daar in het AO een hele discussie over gehad. Daarom wil ik graag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet de inzet van mantelzorgers in den brede stimuleert;

overwegende dat het daarom niet de bedoeling kan zijn dat een huishouden waar een mantelzorger inwoont, "bestraft" wordt met een (extra) huurverhoging omdat het inkomen van die mantelzorger meetelt in het huishoudinkomen;

constaterende dat de huidige regeling voor gehandicapten en chronisch zieken niet volledig voorziet in het ontzien van huishoudens met een inwonende mantelzorger;

verzoekt de regering, aan te sluiten bij de criteria voor het mantelzorgcompliment en de al aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten die bezwaar kan maken tegen de inkomensafhankelijke huurverhoging, per 2014 uit te breiden met meerpersoonshuishoudens waar een van de leden van het huishouden beschikt over een langdurige zorgindicatie voor extramurale zorg, zodat het inkomen van een inwonende mantelzorger niet wordt meegeteld in het huishoudinkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Bisschop, Monasch en Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 324 (29453).

De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Ik wil graag één motie indienen, waarvan de inhoud voor zich spreekt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering zeven varianten heeft uitgewerkt met betrekking tot de invoering van een verhuurderheffing;

overwegende dat alle voorgestelde varianten onacceptabele huurverhogingen met zich meebrengen en bovendien desastreus uitpakken voor de investeringscapaciteit van woningcorporaties;

verzoekt de regering om een nog ontbrekende variant van de verhuurderheffing uit te werken, te weten de variant waarbij in het geheel wordt afgezien van de verhuurderheffing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 325 (29453).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Blok:
Voorzitter. Kortheidshalve zal ik direct ingaan op de ingediende moties. Allereerst de motie-Paulus Jansen/Voortman op stuk nr. 320. Daarin wordt de regering verzocht om bij een inkomensdaling in het lopende jaar, parallel aan de situatie die wij wettelijk hebben gecreëerd bij een inkomensdaling in het voorgaande jaar, het recht te geven op een lagere huurverhoging, met eventueel een correctie op de huurprijs achteraf. Op deze manier is dit niet redelijkerwijs uitvoerbaar. In de loop van een jaar is er geen zekerheid over de inkomenssituatie. Sowieso niet omdat onbekend is wat het inkomen is over de rest van het jaar, maar ook omdat er geen enkele objectieve bron beschikbaar is over een lopend jaar. Om die reden moet ik deze motie onraden.

De motie-Paulus Jansen/Voortman op stuk nr. 321 gaat in op de situatie waarbij, wanneer mensen zijn opgenomen in een verpleeghuis, het adres in ieder geval voor de post bij een ander is. Die ander kan dan bewoner van een huurwoning zijn. Wanneer de registratie van een persoon die is opgenomen in een verpleeghuis niet is vormgegeven als een postadres maar als een woonadres, wordt het inkomen opgeteld. Het is sowieso een vermijdbare situatie, want het is heel goed mogelijk om uitsluitend het postadres te gebruiken voor de persoon die verpleegd wordt in een verpleeghuis. Dat is eigenlijk ook de logische keuze. Over het algemeen is dat ook de vingerwijzing die verpleeghuizen meegeven aan de familie. Daar waar dat onverhoopt niet is gebeurd, kunnen wij dat niet corrigeren voor de mensen voor wie dit in het lopende jaar het geval is. Wij kunnen niet achteraf een registratie in de Gemeentelijke Basisadministratie corrigeren. Ik heb daarvoor geen wettelijke mogelijkheid. Het is natuurlijk wel zo dat mensen zelf naar de verhuurder kunnen stappen en kunnen laten zien dat er sprake is van een feitelijk niet-inwonen en dus een beroep doen op de verhuurder om om die reden niet de inkomensafhankelijke huurverhoging toe te passen. Ik kan er geen wettelijke grondslag voor bieden, maar in de praktijk zal dit vaak een goedwerkende oplossing kunnen zijn. Op deze manier moet ik de motie echter ontraden.

In haar motie op stuk nr. 322 vraagt mevrouw Voortman om bij woningcorporaties die investeren in verduurzaming elke geïnvesteerde euro in mindering te brengen op de hoogte van de verhuurdersheffing, zonder dat deze wordt gecompenseerd door elders de verhuurdersheffing met hetzelfde bedrag te verhogen. Op deze manier is de motie ongedekt en slaat deze een gat in de overheidsfinanciën. Hoewel ik het doel van verduurzaming sympathiek vind, kan ik de motie om die reden niet steunen en moet ik de aanneming ervan ontraden.

In de motie op stuk nr. 323 gaat mevrouw Voortman in op de hardheidsclausule voor chronisch zieken en gehandicapten. Die heb ik naar de Kamer gestuurd. Deze is per 1 juli van kracht geworden. Mevrouw Voortman vraagt om deze te verruimen, zodat een grotere groep hiervan gebruik kan maken. Dat is een zeer ruime formulering. Alvorens ik op deze motie inga, ga ik door naar de motie-Schouten c.s. op stuk nr. 324, waarin sprake is van een scherp afgebakende verruiming van dezelfde regeling voor chronisch zieken en gehandicapten. Mevrouw Schouten verzoekt, met haar medeondertekenaars, de regeling zo uit te breiden dat, wanneer een van de leden van een meerpersoonshuishouden beschikt over een langdurige zorgindicatie voor extramurale zorg — in die situatie zal er over het algemeen sprake zijn van langdurige mantelzorg — wettelijk de mogelijkheid wordt gecreëerd om de inkomensafhankelijke huurverhoging niet toe te passen. Op deze manier is de afbakening goed en kan ik de motie van mevrouw Schouten uitvoeren, met ingang van 2014 als wettelijke regeling. Voor het lopende jaar kan ik het niet meer wettelijk regelen. Wel kunnen de mensen zelf met dit criterium een beroep doen op de welwillendheid van hun verhuurder. Vanaf volgend jaar ben ik bereid om de motie op de gevraagde manier uit te voeren. Dat is voor een belangrijk deel ook een invulling van de wens van mevrouw Voortman. Misschien kan ik haar verleiden om haar motie in te trekken, gezien mijn bereidheid om de motie van mevrouw Schouten uit te voeren. Mocht dat niet zo zijn, dan moet ik de motie van mevrouw Voortman ontraden, omdat die te breed is geformuleerd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Nu de minister zo ruimhartig heeft aangegeven de motie te zullen gaan uitvoeren, trek ik mijn motie op stuk nr. 324 hierbij in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Schouten c.s. (29453, nr. 324) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Blok:
Dank u wel. Ik zal de Kamer snel informeren over de uitvoering.

De heer Monasch heeft geen motie ingediend, maar vroeg mij wel om te werken, na een inderdaad roerig jaar, aan een goede verstandhouding met de woningcorporaties, op weg naar een in ieder geval vruchtbaar, maar waarschijnlijk politiek ook weer interessant jaar. Ook in het zomerreces heb ik nog de nodige overleggen gepland met woningcorporaties en met andere partijen. Mijn inzet is en blijft om zo veel mogelijk alles in overleg te doen. Ik hoop van harte dat het op die manier gaat lukken. Ik zet daar echt mijn volle energie voor in.

De laatste motie is ingediend door de heer Fritsma. De heer Fritsma vraagt om af te zien van de verhuurdersheffing. Dat verzoek is ongedekt en om die reden moet ik de motie ontraden. Dat zal de heer Fritsma niet verrassen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Waarmee er een eind gekomen is aan de beraadslaging. Dank voor uw reactie. De stemming over de moties zal vanavond aan het einde van de vergadering plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Elias

Inburgering

Inburgering

Aan de orde is het VAO Inburgering (AO d.d. 27/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik mag als eerste het woord geven aan de heer Van Klaveren van de fractie van de PVV. De spreektijd is twee minuten, zoals bekend, inclusief het indienen van moties. En we zijn scherp vandaag.

De heer Van Klaveren (PVV):
Voorzitter. We hebben tijdens het algemeen overleg Inburgering gewezen op de noodzaak om de inburgeringseisen flink aan te scherpen. Dit VVD/PvdA-kabinet gaf aan dat niet te willen. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat immigranten drie jaar de tijd hebben om het inburgeringsexamen te halen en dat het vereiste taalniveau op A2 ligt;

overwegende dat de Nederlandse samenleving beter af is wanneer er sneller wordt ingeburgerd en immigranten het Nederlands minimaal beheersen op niveau B1;

verzoekt de regering, de termijn waarbinnen het inburgeringsexamen gehaald moet worden te verkorten van drie naar één jaar en het taalniveau van het inburgeringsexamen te verhogen naar B1,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (32824).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verblijfsvergunning niet per definitie ingetrokken zal worden wanneer het inburgeringsexamen niet wordt gehaald;

overwegende dat Nederland al te veel kansloze immigranten kent;

verzoekt de regering, de verblijfsvergunning van inburgeringsplichtige immigranten die het inburgeringsexamen niet halen altijd in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (32824).

De heer Van Klaveren (PVV):
En dan de laatste prachtige motie van de PVV.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds ontheffing verleend kan worden voor het inburgeringsexamen op grond van "het leveren van voldoende inspanningen";

overwegende dat hiermee de maatregel dat de verblijfsvergunning ingetrokken kan worden bij het niet halen van het inburgeringsexamen wordt uitgehold;

verzoekt de regering, de mogelijkheid om ontheffing te verlenen voor het inburgeringsexamen op basis van "het leveren van voldoende inspanningen" te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (32824).

Mevrouw Yücel (PvdA):
Voorzitter. Ik zal in dit VAO geen motie indienen, maar ik vind het wel belangrijk om nog eens te vermelden waar de PvdA staat waar het gaat om inburgering.

De voorzitter:
Dat moet dan wel in twee minuten.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Dat ga ik proberen, voorzitter.

Voor ons is inburgering een belangrijke voorwaarde voor een goede start en een volwaardige deelname aan de Nederlandse samenleving. De PvdA vindt het cruciaal dat nieuwkomers zo snel mogelijk meedoen, participeren en zich thuis voelen in ons land. Taal is daarbij essentieel.

Ook vinden wij het belangrijk dat in de kennismaking met Nederland veel nadruk wordt gelegd op de kernwaarden die in onze samenleving gelden. Daar heb ik namens de PvdA vele malen aandacht voor gevraagd. Ook bij inburgering spelen zij een belangrijke rol. Nederland is een democratische rechtsstaat. Wij hebben een vrije samenleving. In Nederland zijn mannen en vrouw, en homo's en hetero's gelijk. In Nederland discrimineren wij niet. In Nederland is er vrijheid van godsdienst, en ook de vrijheid om kritiek te uiten op religie. Wij hebben een vrijheid van meningsuiting.

Het is van groot belang voor de integratie van de vele nieuwkomers in ons land dat deze waarden gekend en onderschreven worden, zodat op dit fundament van gedeelde waarden de pluriformiteit in onze samenleving een gezonde basis krijgt en houdt. Wij hebben de indruk dat de minister hier goed oog voor heeft en hier prioriteit aan geeft. Ook zijn wij zeer tevreden met de verbeteringen die zijn aangebracht in de inburgeringstoetsen. Hierdoor krijgen meer mensen een reële en eerlijke kans om het examen te halen en dat moet ook, want dan kan de deelname aan de Nederlandse samenleving zo snel mogelijk beginnen.

Zowel de nieuwkomer als onze samenleving verdient een goede inburgering. Wij zien uit naar verdere verbeteringen van de inburgering door deze minister.

De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Ik houd het kort. Het regeerakkoord kent naast een strenge immigratieparagraaf ook een strenge integratieparagraaf. Daar zijn wij als VVD trots op. Zo worden onder andere de inburgeringseisen zowel in Nederland als in het buitenland verder aangescherpt. Ik ben tevreden over de toezeggingen die de minister heeft gedaan in het algemeen overleg over het voorstel van de VVD om in het kader van de aanscherping te bezien of een conversatiemodule en een participatiemodule kunnen worden opgenomen in het inburgeringstraject. Het gaat niet alleen om kennis en vaardigheden. Je moet ook laten zien dat je wilt meedoen in de samenleving. Ik hoef hierover dan ook geen moties in te dienen.

Nieuwkomers moeten meedoen, midden in de samenleving. Ze moeten niet aan de kant blijven staan. Als ze voor het laatste kiezen, hoewel ze wel kunnen meedoen, moeten wij duidelijk zijn: ze zijn niet langer welkom.

De voorzitter:
De heer Van Klaveren wil interrumperen. Ik wijs erop dat wij streng zijn qua spreektijden, maar dat interrupties wel zijn toegestaan. Het helpt als u ze kort en helder houdt.

De heer Van Klaveren (PVV):
Ik zal het kort en helder houden. In de vorige periode was de VVD nog een voorstander van een verhoging van het taalniveau van het inburgeringsexamen naar B1. Vindt zij dat nog steeds?

De heer Azmani (VVD):
Ja, dat vinden wij nog steeds.

De heer Van Klaveren (PVV):
Dan neem ik aan dat u onze motie steunt. Als u onze motie niet steunt, neem ik aan dat u zelf nog komt met een voorstel hiertoe. Nu gebeurt het namelijk niet, met dit regeerakkoord.

De heer Azmani (VVD):
Volgens mij staan hierover geen concrete afspraken in het regeerakkoord. Er staat wel in dat een en ander wordt aangescherpt. Ik heb de minister goed gehoord. Hij is voornemens om B1 op te nemen, ook in het kader van autorisatie.


Termijn antwoord

Minister Asscher:
Voorzitter. Ik beperk mij tot commentaar op de moties. In zijn motie op stuk nr. 27 verzoekt de heer Van Klaveren, de termijn te veranderen en het taalniveau te verhogen naar B1. Deze motie moet ik ontraden. Wij hebben de inburgeringseisen reeds aangescherpt en ik ben bezig ze nog verder aan te scherpen. De Kamer kan voorstellen hiertoe binnenkort tegemoetzien. Dit doorkruist deze voorstellen.

In de motie op stuk nr. 28 wordt de regering verzocht, de verblijfsvergunning van inburgeringsplichtige immigranten die het inburgeringsexamen niet halen, altijd in te trekken. Deze motie moet ik ontraden. Wij hebben immers ook mogelijkheden tot ontheffing — ik denk dat dit terecht is — als mensen bijvoorbeeld om psychische of lichamelijke redenen niet in staat zijn om het examen te halen, maar voor het overige recht hebben om hier te verblijven. In dat geval moet je de verblijfsvergunning niet intrekken.

In de motie op stuk nr. 29 wordt de regering verzocht, de mogelijkheid te schrappen om ontheffing te verlenen voor het inburgeringsexamen op basis van "het leveren van voldoende inspanningen". Ik wil deze motie ontraden. In het algemeen overleg heb ik met de heer Van Klaveren uitgewisseld wat die inspanningen behelzen, dat dit voorwaar niet niets is. Wij denken dat er een redelijke balans gevonden is.

De heer Van Klaveren (PVV):
Ik heb net namens de PVV een motie ingediend om de termijn te verkorten. Ziet de minister wat in een verkorting van de termijn? Nu staat die op drie jaar. Kan die termijn teruggebracht worden naar twee of, nog mooier, één jaar? Zo nee, waarom niet?

Minister Asscher:
De regering is bezig met de voorbereiding van verdere aanscherpingen. De heer Van Klaveren weet heel goed dat wij komen met nadere voorstellen. Tegen de tijd dat die voorstellen er zijn, wil ik graag met hem de discussie aangaan over de vraag of termijnverkorting aan de orde moet zijn. Op dit moment vind ik dat te voorbarig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van dit VAO. Ik dank de minister van SZW voor zijn aanwezigheid en voor zijn antwoorden. De stemmingen over de ingediende moties vinden vanavond plaats.

De vergadering wordt van 18.04 uur tot 18.10 uur geschorst.

Waterkwaliteit

Waterkwaliteit

Aan de orde is het VAO Waterkwaliteit (AO d.d. 27/6).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik geef allereerst het woord aan mevrouw Ouwehand. Ik zeg nog even dat de spreektijd twee minuten bedraagt, inclusief het indienen van moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving voorspelt dat met het huidige beleid ten hoogste 40% van de doelen van de Kaderrichtlijn Water gehaald zal worden in 2027;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 293 (27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het het Planbureau voor de Leefomgeving een kennisleemte signaleert over de ecologische effecten van niet-prioritaire stoffen;

verzoekt de regering, onderzoek uit te voeren naar de effecten van niet-prioritaire stoffen op de ecologische criteria voor waterkwaliteit voor de Kaderrichtlijn Water,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 294 (27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens het Planbureau voor de Leefomgeving de financiële bijdrage die de landbouw levert aan het waterbeheer in geen verhouding staat tot de aanzienlijke milieubelasting door deze sector;

overwegende dat huishoudens minder dan de helft van de nutriëntenbelasting veroorzaken ten opzichte van de landbouw maar veel meer zuiveringsheffing betalen;

van mening dat een eerlijkere verdeling van lasten tussen huishoudens en landbouw wenselijk is;

verzoekt de regering, bij de uitvoering en ontwikkeling van beleid voor de Kaderrichtlijn Water geen sector bij voorbaat uit te zonderen voor het leveren van een bijdrage aan het halen van de doelen en in te zetten op een verlaging van de zuiveringsheffing van huishoudens door de kosten evenrediger te verdelen over huishoudens en landbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 295 (27625).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Verder willen wij ook de duingebieden strategisch beschermen en dat vastleggen. Mevrouw Jacobi dient daarover nog een motie in die ik van harte ondersteun en die ik heb meeondertekend.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse maatlatten van de Kaderrichtlijn Water in 2012 zijn aangepast aan de hand van onderzoek;

overwegende dat de aanpassing aangrijpend is voor de uitvoering van de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water, onder andere de aanscherping voor stikstof van 4,0 milligram per liter naar 2,3 milligram per liter;

overwegende dat deze "actualisatie" voor natuurlijke wateren alle aanliggende wateren sterk beïnvloedt;

overwegende dat de aanpassingen van de ecologische maatlatten onder de noemer actualisatie nauwelijks bekend zijn;

overwegende dat Nederland terughoudend dient te zijn met nationale koppen op Europees beleid;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de aanleiding, het proces, de inhoud, en de effecten van deze actualisatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 296 (27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister niet bereid is om schotten aan te brengen in het Deltafonds tussen budgetten voor waterveiligheid en waterkwaliteit;

overwegende dat de middelen gericht op waterveiligheid niet moeten concurreren met de middelen voor waterkwaliteit;

overwegende dat projecten ter verbetering van de waterkwaliteit projecten betreffen ter uitvoering van de Kaderrichtlijn Water die bovendien nauwelijks of geen verband hebben met projecten ten behoeve van onze waterveiligheid;

overwegende dat er nog geen financiering is gevonden voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water;

verzoekt de regering, vaste schotten aan te brengen in het Deltafonds tussen middelen bestemd voor waterveiligheid en middelen bestemd voor waterkwaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 297 (27625).

Hoeveel moties hebt u nog, mijnheer Geurts?

De heer Geurts (CDA):
Nog één. Ik was nog niet begonnen of ik had al geen spreektijd meer.

De voorzitter:
Soms pesten we de mensen een beetje. Gaat uw gang.

De heer Geurts (CDA):
Ja, maar ik heb me niet van de wijs laten brengen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer kennis behoeft ten behoeve van waterbeheer;

overwegende dat het belangrijk is dat de sector samen met het ministerie en de waterschappen werkt aan een goede waterkwaliteit;

verzoekt de regering, "waterambassadeurs" aan te stellen bij de waterschappen om met kennis en kunde de projectleiders van onder andere LTO Nederland te ondersteunen in het ontwerpen van waterbeheer projecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 298 (27625).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat humane geneesmiddelen en hun afbraakproducten in het oppervlaktewater en grondwater komen;

overwegende dat er door de waterketenpartijen signaleringswaarden en streefwaarden zijn geformuleerd voor de concentratie geneesmiddelenresiduen in oppervlaktewater;

overwegende dat deze waarden regelmatig worden overschreden en niet wettelijk zijn vastgelegd waardoor er weinig prikkels van uitgaan om maatregelen te nemen;

overwegende dat voor gewasbeschermingsmiddelen een generieke norm geldt voor de maximale concentratie per middel in oppervlaktewater en grondwater;

verzoekt de regering, in samenwerking met de partijen uit de waterketen te onderzoeken of er een wettelijk toetsingskader voor de concentratie van geneesmiddelenresiduen in oppervlaktewater en grondwater kan worden opgesteld en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 299 (27625).

Mevrouw Dik-Faber, u wilde direct verder gaan, maar ik moest eerst even vaststellen of de motie voldoende zou worden ondersteund. Dat was het geval.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Deze motie dien ik nu in, omdat ik het een belangrijke motie vind met een goede denkrichting. Mijn collega en ik organiseren nog een rondetafelgesprek en ik zal de motie dan ook aanhouden tot na de ronde tafel.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (27625, nr. 299) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering doelmatige maatregelen verkent, gericht op de verwijdering van geneesmiddelen en andere microverontreinigingen in de afvalfase;

verzoekt de regering, bij de verkenning naar doelmatige maatregelen het onderzoek tevens te richten op:

- een financiële prikkeling van de verkoper en/of gebruiker van medicijnen voor het inleveren van overgebleven medicijnen;

- verbeterde afbreekbaarheid en verwijderbaarheid van geneesmiddelen (Green pharmacy) en hiervoor een plan van aanpak van de farmaceutische sector te vragen;

verzoekt de regering tevens, de Kamer binnen een jaar te informeren over de resultaten van de verkenning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 300 (27625).

Deze motie wordt niet aangehouden en gaat gewoon door. Mooi! Dat is genoteerd.

Het woord is aan de heer Bosman.

De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over de waterkwaliteit werd ik overvallen door collega Ouwehand met cijfers over de verdeling van de heffingen voor de waterzuivering. Ik wil daar graag nog even op terugkomen. De door de PvdD genoemde getallen zijn namelijk onjuist. De heffingen voor de huishoudens zijn geen 1,2 miljard maar 0,8 miljard. Ook is de huidige bijdrage van land- en tuinbouw aan de nutriëntenbelasting geen 60%. De belasting wordt voor een belangrijk deel ook veroorzaakt door de natuur. Bekend is dat vallend blad, afstervend groen, broedvogelkolonies en — jazeker — de ganzenpopulaties een aanzienlijke nutriëntenbelasting veroorzaken. Het afvoerdebiet van de Oostvaardersplassen bevat meer nutriënten dan het landbouwgebied in Flevoland. Bovendien wordt de nutriëntenbelasting voor de landbouw voor minder dan de helft veroorzaakt door de huidige grondgebruikers. Er zijn ruim 7 miljoen huishoudens en maar 68.000 boerenbedrijven. Dat laatste is 1% van het totaal. Bovendien betalen boeren per jaar gemiddeld 70 maal meer waterschapsbelasting dan een gemiddeld huishouden. En deze groep betaalt volgens de PvdD te weinig.

Om een goede vergelijking te kunnen maken, moeten de private milieumaatregelen van de landbouwsector ook in beeld worden gebracht. De sector investeert jaarlijks al snel €250 per hectare in extra opslag, opwerking, bemonstering, analyse, transport en emissiearme aanwending van meststoffen. Dat is minimaal 500 miljoen in totaliteit.

De heffingen voor de waterzuivering zijn in overleg met alle betrokken partijen tot stand gekomen. De eenzijdige negatieve weergave van de PvdD doet daar afbreuk aan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik ben zeer gecharmeerd dat de VVD de moeite neemt om de stellingen die in het AO zijn geponeerd nog eens uitgebreid te bespreken, maar feit blijft dat de huishoudens meer betalen aan zuiveringsheffing dan de landbouw. De vraag is wel of de VVD dat eerlijk vindt voor hardwerkende Nederlanders. Ik wacht ook nog op een voorstel van de VVD om bomen een zuiveringsheffing te laten betalen vanwege hun vallende blaadjes.

De heer Bosman (VVD):
Ik vind het jammer dat mevrouw Ouwehand even niet goed geluisterd heeft. Er zijn 7 miljoen huishoudens en 68.000 boerenbedrijven. 68.000 van 7 miljoen is 1% van het totaal, maar die groep betaalt wel 30%. Als mevrouw Ouwehand dat een eerlijke verdeling vindt, mis ik hem even en moet zij mij daarbij misschien even helpen. Misschien moet zij mij daar even bij helpen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb het over de absolute aantallen. Als de VVD niet 1,2 miljard van de huishoudens wil aanhouden maar 800 miljoen, is dat altijd nog veel meer dan de landbouw in totaliteit betaalt. Dat betekent dus dat we de huishoudens in totaal zwaarder belasten dan degenen die een grotere vervuiling veroorzaken. Ik vind dat niet heel eerlijk voor hardwerkende Nederlanders.

De heer Bosman (VVD):
Mevrouw Ouwehand mist het hier even, want dat zijn 68.000 harde werkers, mensen die zich enorm inzetten voor de Nederlandse samenleving en 75 miljard aan onze export toevoegen. Het zijn mensen die zich inzetten voor de Nederlandse samenleving, die werkgelegenheid creëren en die niet alleen ons — dat is nog veel belangrijker — maar heel veel mensen in de wereld van voedsel voorzien, waardoor we in populatie van 7 miljard naar 9 miljard zullen gaan. De verdeling is in overleg met alle partijen gedaan en is dus eerlijk en goed.

De voorzitter:
Dan mag ik nu met vertraging het woord geven aan mevrouw Jacobi.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Ik heb twee moties over waterveiligheid. De eerste gaat over het Deltaprogramma Kust.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • de drinkwaterbedrijven voor de drinkwatervoorziening circa 60% van de duinen, ruim 15.000 hectare beheren. Voor de Nederlandse kust heeft de synergie van waterwinning en natuur grote meerwaarde;
  • de duinen en de beschermde grondwatervoorraden in de kuststreek en op de Waddeneilanden belangrijk zijn voor de leveringszekerheid voor ruim zes miljoen burgers en bedrijven;
  • planologische ontwikkelingen de duinen en drinkwatervoorziening kunnen bedreigen;
  • de drinkwatervoorziening onderdeel is van de vitale infrastructuur en een dwingende reden van groot openbaar belang, zodat de overheid verantwoordelijk is voor de duurzame veiligstelling;

constaterende dat het Deltaprogramma Kust de bescherming van de drinkwatervoorziening in de kuststreek en op de Waddeneilanden onvoldoende heeft vastgelegd;

verzoekt de regering, de duin- en grondwatergebieden voor de drinkwatervoorziening geografisch vast te leggen in de Nationale Visie Kust zodat zij duurzaam zijn veiliggesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301 (27625).

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Dan heb ik nog een motie over de stroomgebiedbeheerplannen en het grondwater.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende:

- dat in de Stroomgebiedbeheerplannen 2010-2015 geen doelstellingen zijn opgenomen voor het ondiepe grondwater;

- dat het Planbureau voor de Leefomgeving in zijn rapportage Kwaliteit voor Later-2 constateert dat juist het ondiepe grondwater cruciaal is voor de condities van de Nederlandse ecosystemen en natuurgebieden en dat, gezien de ernst van de verdroging van die natuurgebieden, juist in deze bovenste grondwaterlaag doelen en maatregelen geformuleerd dienen te worden;

- dat de Kaderrichtlijn Water in zijn voorschriften voor het beleid ten aanzien van grondwaterlichamen geen onderscheid maakt tussen ondiep en diep grondwater;

overwegende:

- dat verdroging nog steeds een van de meest urgente bedreigingen is van de biodiversiteit in de Nederlandse natuurgebieden;

- dat de uitwisseling tussen grond- en oppervlaktewater cruciaal is in het toekomstige beleid voor zoetwatervoorziening (Deltaprogramma);

verzoekt de regering om in de Stroomgebiedbeheerplannen 2016-2021 ook doelen en maatregelen te formuleren voor het ondiepe grondwater,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 302 (27625).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in tegenstelling tot drinkwater voor grondwater nog geen normering is vastgesteld voor geneesmiddelen;

constaterende dat grondwater in veel provincies wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater;

overwegende dat de Vereniging van waterbedrijven in Nederland erop aandringt een normering van 0,1 µ/l op te nemen voor grondwater en een preventieve aanpak van medicijnresten bij de bron;

verzoekt de regering, het normvoorstel van 0,1 µ/l voor geneesmiddelen in het grondwater over te nemen en te komen met een preventieve aanpak van medicijnresten bij de bron,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 303 (27625).

De heer Bosman (VVD):
Ik heb toch nog wel wat meer informatie nodig. U spreekt over grondwater. Tot hoe diep gaat dat? Is dat 100 meter of 200 meter? Is dat één kilometer of vijf kilometer? Tot hoe diep gaat dat grondwater? Als we constateren dat het grondwater niet voldoet, is er dan een verplichting tot zuivering? Hoe werkt dat?

De heer Van Gerven (SP):
Als die norm overschreden wordt, betekent het dat het vervuild is en dat je wat moet ondernemen. Nu hebben we geen norm, dus als die stof gevonden wordt, hoeven er geen maatregelen genomen te worden. Als je die norm overschrijdt in het grondwater en als je het grondwater toch gebruikt, betekent dat in principe dat die stof eruit gehaald moet worden.

De heer Bosman (VVD):
Dat lijkt mij niet meer dan logisch. Mag grondwater dat niet wordt gebruikt wel vervuild zijn, of mag dat ook niet? Als wij het grondwater niet gebruiken, moeten wij dat dan oppompen, zuiveren en weer terugstoppen? Als er een norm is, moet je je er immers aan houden. De heer Van Gerven zegt het net zelf. Als niet voldaan wordt aan de norm, dan moet er dus iets gebeuren. Als de heer Van Gerven zegt dat de norm is overschreden en dat er iets met het grondwater moet gebeuren, dan verwacht ik dat wij dat gaan oppompen, zuiveren en weer terugstoppen.

De heer Van Gerven (SP):
Nee. Ik neem aan dat de heer Bosman bij het desbetreffende debat aanwezig was en de brief heeft gelezen van de Vereniging van waterbedrijven, de Vewin.

De voorzitter:
Het gebeurt vaker dat mensen bij hetzelfde debat aanwezig zijn, maar andere dingen horen.

De heer Van Gerven (SP):
Oké. Het gaat om grondwater dat je onderzoekt en gebruikt om drinkwater van te maken. We gaan niet overal al het grondwater meten. Het gaat om grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening en waar de drinkwaterbedrijven mee te maken hebben. Als bij dat water de norm wordt overschreden, moeten maatregelen worden genomen en moet de vervuiling worden teruggedrongen. Dat water moet natuurlijk gezuiverd worden, of je moet besluiten om dat water niet meer te gebruiken. Veel provincies zijn echter afhankelijk van het grondwater. Je moet er dus voor zorgen dat die norm niet wordt overschreden. Als er echter geen norm is, valt er ook niks te handhaven en kunnen de vervuilers, wie dat dan ook mogen zijn, gewoon hun gang gaan.

De voorzitter:
Mijnheer Bosman, stelt u alleen een vraag die gericht is op een toelichting op de motie, zodat u een stemadvies aan uw fractie kunt geven. U moet hier niet stiekem het debat overdoen.

De heer Bosman (VVD):
Ik ben er nog niet uit. Een norm is een norm. De heer Van Gerven vraagt het kabinet om een norm. Als een norm wordt gesteld, geldt die voor het grondwater. De heer Van Gerven doet een generiek verzoek. Als je het grondwater aan een norm laat voldoen, geldt deze norm voor al het grondwater. Er was net al een heel kleine schuif naar alleen drinkwater.

De voorzitter:
Alleen een vraag stellen.

De heer Bosman (VVD):
Als de norm geldt voor al het grondwater, dan moet al het grondwater aan de norm voldoen. Als het daaraan niet voldoet, wat doe je dan?

De voorzitter:
Een kort antwoord.

De heer Van Gerven (SP):
Het gaat om grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Het mag duidelijk zijn dat dit voorstel daarvoor bedoeld is. Dat is gebaseerd op een verzoek van de Vewin. Dat heeft de heer Bosman gehoord.

De voorzitter:
Uw volgende motie, mijnheer Van Gerven. De klok gaat weer lopen.

De heer Van Gerven (SP):
Ja, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat grondwater in veel provincies wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater;

constaterende dat de normen in de Wet bodembescherming niet zijn afgestemd op de eisen in de drinkwaterregelgeving;

overwegende dat er meer aandacht nodig is voor oplossen en voorkomen van kwaliteitsproblemen bij grondwaterwinningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening;

verzoekt de regering, het normenkader voor probleemstoffen in het grondwater te verbeteren en op te nemen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 304 (27625).

De heer Van Gerven (SP):
Ik hoop dat bij de heer Bosman na het horen van deze tweede motie het kwartje al wat meer gevallen is.

De voorzitter:
Wij gaan zo schorsen. Misschien kunt u dan buiten deze zaal de kwartjes laten rollen.

Mevrouw Hachchi van D66 ziet af van het woord. De minister vraagt om twee minuten schorsing. Dat gaan we doen. We gaan over twee minuten verder.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 293 van de Partij voor de Dieren. Hierin wordt de regering verzocht, zorg te dragen voor het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Het is ook mijn bedoeling om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen. Ik heb aangegeven dat wij daar langer de tijd voor willen nemen en in ieder geval uitstel zullen vragen tot en met 2027. Dat laat echter onverlet dat ik de doelen van de Kaderrichtlijn Water wil halen en daarom zie ik de motie als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 294, van mevrouw Ouwehand, wordt de regering verzocht, onderzoek uit te voeren naar de effecten van niet-prioritaire stoffen op de ecologische criteria voor waterkwaliteit voor de Kaderrichtlijn Water. Ik beschouw de motie wederom als ondersteuning van beleid, omdat wij in het kader van de monitoring van de waterkwaliteit voortdurend onderzoek plaats laten vinden, ook naar de niet-prioritaire stoffen. Ik laat het oordeel dus aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 295 van mevrouw Ouwehand wordt de regering verzocht, bij de uitvoering en ontwikkeling van beleid voor de Kaderrichtlijn Water geen sector bij voorbaat uit te zonderen voor het leveren van een bijdrage aan het halen van de doelen en in te zetten op een verlaging van de zuiveringsheffing van huishoudens door de kosten evenrediger te verdelen over huishoudens en landbouw. Allereerst sluit ik geen sector uit bij het halen van de doelen. Op dit moment heeft ook de bekostiging van het waterbeheer mijn aandacht. Dit is relevant voor de waterkwaliteit, maar bijvoorbeeld ook voor de zoetwatervoorziening. Ik ben ook met de Europese Commissie in gesprek over dit onderwerp, maar het vergt een zorgvuldig proces. De Kamer heeft bijvoorbeeld eerder gepleit voor een verlaging van de bijdrage vanuit de categorie "ongebouwd" aan de heffing van de waterschappen. Om die reden verken ik ook of er prijsmechanismen zijn die de gewenste prikkels geven en eventueel de benodigde middelen kunnen genereren. Ik kom daar volgend jaar bij de Kamer op terug. De lijn van de motie is dus niet contrair aan mijn beleid, maar een motie die mij oproept om nu al de bekostiging te wijzigen, moet ik ontraden.

In de motie op stuk nr. 296, van de heer Geurts, wordt de regering verzocht, de Kamer te informeren over de aanleiding, het proces, de inhoud, en de effecten van de actualisatie die plaatsvindt voor natuurlijke wateren. Ik zal de Kamer hierover getrapt informeren. In de stroomgebiedbeheerplannen krijgen die actualisaties namelijk hun plek. In de bijlage bij het waterplan dat uiteindelijk naar de Kamer gaat, zal dit ook een plek krijgen. Ik ben er dus niet voor om een apart stuk naar de Kamer te sturen. Het behoort namelijk al tot ons beleid. Ik acht deze motie dus overbodig en laat haar daarmee volgens mij over aan het oordeel van de Kamer. Ik weet nooit zo goed hoe dat precies werkt.

De voorzitter:
U mag kiezen tussen overbodig en oordeel Kamer.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik ontraad de motie, want ik wil geen apart stuk hierover maken. Ik heb aangegeven dat ik de Kamer getrapt zal informeren.

In de motie op stuk nr. 297 van de heer Geurts wordt geconstateerd dat de minister niet bereid is om schotten aan te brengen in het Deltafonds tussen budgetten voor waterveiligheid en waterkwaliteit. Volgens mij heb ik al meerdere keren aangegeven dat ik, gehoord de commissie, van plan ben om een zorgvuldige scheiding aan te brengen, maar dat ik nog niet precies weet hoe ik dat zal vormgeven. Ik vroeg me dus al af waar dit vandaan kwam. In de motie wordt in ieder geval bij voorbaat al verzocht om die vaste schotten aan te brengen in het Deltafonds. Aangezien ik aangegeven heb dat ik er bij de begrotingsbehandeling op terug zal komen — dan zal ik ook aangeven hoe ik het wil financieren — vind ik deze motie overbodig. Ik ontraad haar, omdat ik de ruimte wil hebben om te bekijken wat de beste techniek is om dit te doen.

In de motie op stuk nr. 298 van de heer Geurts wordt de regering verzocht, waterambassadeurs aan te stellen bij de waterschappen. Zij zullen uiteindelijk LTO-Nederland ondersteunen. Ik heb in de commissievergadering al aangegeven dat ik geen extra subsidie beschikbaar ga stellen voor initiatieven van de sector. Ik ben heel blij met die initiatieven en we werken ook samen. Waar we samen dingen kunnen financieren, moeten we dat ook zeker doen. Ik wil echter geen extra kosten maken om waterambassadeurs in het leven te roepen. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan kom ik bij de motie van de leden Dik-Faber en Hachchi op stuk nr. 299. Hierin wordt de regering verzocht, in samenwerking met de partijen uit de waterketen te onderzoeken of er een wettelijke toetsingskader voor de concentratie van geneesmiddelenresiduen in oppervlaktewater en grondwater kan worden opgesteld en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren. Voordat ik mijn antwoord geef, heb ik een vraag, mijnheer de voorzitter. De motie is aangehouden, maar ik neem aan dat ik wel mijn oordeel moet geven?

De voorzitter:
Ik zat dit net met de Griffier te bespreken. De vrije vertaling daarvan is: voor je kunt niet weten. Dus ik zou het maar doen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dan ontraad ik deze motie. Ik ben benieuwd naar wat er uit de hoorzitting komt en hoe dat vervolgens door de partijen zal worden opgepakt. De reden dat ik de motie ontraad, is dat ik inzet op bronbeleid. De staatssecretaris heeft hierover net een brief aan de Kamer gestuurd. Volgens mij moet je het bronbeleid uitwerken voordat je er end of pipe aan gaat sleutelen. Je moet eerst kijken wat de mogelijkheden zijn van de bronkant en niet al een kader maken voor end of pipe, want als je aan het einde van het traject nog maatregelen neemt, is dat altijd minder aantrekkelijk dan als je dat aan het begin van het traject doet. Ik ontraad de motie dus.

In haar motie op stuk nr. 300 vraagt mevrouw Dik-Faber om een financiële prikkeling van de verkoper en/of gebruiker van medicijnen voor het inleveren van overgebleven medicijnen, om een verbeterde afbreekbaarheid en verwijderbaarheid van geneesmiddelen en om een plan van aanpak van de farmaceutische sector. Tevens verzoekt zij de regering, de Kamer hierover binnen een jaar te informeren. Ook deze motie ontraad ik. Met deze motie loopt mevrouw Dik-Faber vooruit op het bronbeleid waaraan nu nader wordt vormgegeven en waarover de staatssecretaris net, twee weken geleden, een brief aan de Kamer heeft gestuurd. Ik wil de staatssecretaris de ruimte geven om daaraan vorm te geven. Wellicht komen er zulke zaken uit, maar ik wil mij daar niet bij voorbaat op vastleggen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb uiteraard kennisgenomen van de brief. Daarin worden maatregelen voorgesteld, maar de twee maatregelen die in de motie staan, komen in de brief niet naar voren, terwijl hiervoor volgens mij wel expliciete aandacht zou moeten zijn. Het zou jammer zijn als er nu een heel onderzoekstraject in gang wordt gezet zonder dat deze twee punten worden meegenomen. Daarom dienen wij nu deze motie in en willen wij niet wachten tot het resultaat van het onderzoek er ligt.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik zal bij de staatssecretaris aangeven dat u er belangstelling voor heeft om ook langs twee andere lijnen nader onderzoek te laten doen. Het is dan aan haar om te bepalen of zij die twee lijnen wel of niet bij het onderzoek betrekt. In deze motie schrijft u echter dat het sowieso moet gebeuren en dat de Kamer binnen een jaar geïnformeerd moet worden. Dat wil ik niet. Ik wil de staatssecretaris de ruimte geven om het bronbeleid vorm te geven en de Kamer daarover te informeren. U kunt dan ook het gesprek met haar aangaan. Ik blijf dus bij mijn oordeel en ontraad de motie.

In de motie-Jacobi/Ouwehand op stuk nr. 301 wordt de regering verzocht, de duin- en grondwatergebieden voor de drinkwatervoorziening geografisch vast te leggen in de Nationale Visie Kust zodat zij duurzaam zijn veiliggesteld. Ik had al aangegeven dat ook ik graag naar een beschermingsvorm wil kijken, maar de kustvisie is een visie van de gezamenlijke kustoverheden in het Deltaprogramma. Het Rijk is er daar één van. Planologische en juridische bescherming van drinkwatergebieden vindt plaats overeenkomstig de provinciale structuurvisies, de gemeentelijke bestemmingsplannen en de provinciale milieuverordeningen. De Nationale Visie Kust vormt dus niet het juridisch kader voor ruimtelijke afwegingen. Wat mevrouw Jacobi beoogt met haar motie kan niet, omdat de Nationale Visie Kust hiervoor geen wettelijk kader vormt. Nogmaals: wat mevrouw Jacobi wil, wordt vastgelegd in de beleidsinstrumenten die ik net noemde. Ik kan dus niet anders dan de motie ontraden omdat zij geen juridisch effect heeft. Ik zeg wel toe dat ik bij de provincies en de gemeenten zal benadrukken dat zij dit in hun wel wettelijk geldende instrumentarium moeten opnemen.

De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Jacobi een toelichtende vraag heeft. Of wil zij haar motie intrekken of aanhouden?

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik stel voor dat wij de motie aanhouden en er te zijner tijd in gewijzigde vorm mee terugkomen.

De voorzitter:
Dat zullen wij dan zien, tegen die tijd.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dat wacht ik af.

In haar motie op stuk nr. 302 verzoekt mevrouw Jacobi de regering om in de stroomgebiedbeheerplannen voor 2016-2021 ook doelen en maatregelen te formuleren voor het ondiepe grondwater. Ik ontraad deze motie. Grondwater en oppervlaktewater vallen onder de Kaderrichtlijn Water, maar de provincies gaan over het grondwater. Voor de doelen en de maatregelen staan de provincies dus aan de lat. Om deze in te brengen staan ook de provincies aan de lat. Ik wil hen stimuleren om dit aan te pakken. Ik weet niet of dit antwoord er ook toe leidt dat mevrouw Jacobi haar motie wil aanhouden, maar ik ontraad de motie zoals die nu is geformuleerd. In de motie op stuk nr. 303 van de heer Van Gerven wordt de regering verzocht, een normvoorstel van 0,1 µg/l voor geneesmiddelen in het grondwater over te nemen en te komen met een preventieve aanpak van medicijnresten bij de bron. Ik ontraad de motie. Het bronbeleid staat voorop. We willen nu geen nieuwe normen. De huidige normen of de EU-eisen zijn voor ons van belang. Het beleid is nu al gericht op risicoanalyse. Het is gericht op kwaliteitsbeheer. Drinkwaterbedrijven voeren al metingen uit en het RIVM analyseert. Ik ontraad dus de motie.

In de motie op stuk nr. 304 van de heer Van Gerven wordt de regering verzocht, het normenkader voor probleemstoffen in het grondwater te verbeteren en op te nemen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water. Ik ontraad ook deze motie, want het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water kent voor een aantal stoffen reeds normen voor grondwater, bijvoorbeeld in relatie tot het bereiden van drinkwater. Dat geldt bijvoorbeeld voor bestrijdingsmiddelen en nitraat. Ik wil niet nu al besluiten tot opname van aanvullende drinkwater gerelateerde normen voor grondwater in het Bkmw, ook omdat dit financiële gevolgen kan hebben. Dat moet je weten voordat je aan die normen kunt gaan voldoen. Ik wil de heer Van Gerven wel toezeggen dat ik zal nagaan of de afstemming van de drinkwaternormen en de normen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water en de Wet bodembescherming kan worden verbeterd. In de Nota Drinkwater die ik ook heb toegezegd, die volgens de huidige planning in 2014 zal verschijnen, zal ik daarop ingaan.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik wil graag de motie op stuk nr. 297 over het aanbrengen van schotten aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (27625, nr. 297) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik twijfel over het aanhouden van de motie op stuk nr. 295. Ik zal dat heel snel aan de Griffie laten weten. Dat doe ik binnen een kwartiertje.

De heer Van Gerven (SP):
Ik wil nog even ingaan op de motie op stuk nr. 304. Ik heb de minister goed verstaan dat zij bij de Nota Drinkwater van 2014 op dit vraagstuk terugkomt. Dan wil ik de motie intrekken.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Gerven (27625, nr. 304) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Hoeveel zijn er nog over?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil mijn motie op stuk nr. 295 aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (27625, nr. 295) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden. Hedenavond zal worden gestemd over de moties die nog wel overeind zijn gebleven.

De vergadering wordt van 18.46 uur tot 19.20 uur geschorst.

Vessel Protection Detachments

Vessel Protection Detachments

Aan de orde is het VAO Vessel Protection Detachments (VPD's) (AO d.d. 04/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Het staat onder deze naam op de agenda, dus ik heb het zo voorgelezen. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Hachchi. Wij hanteren spreektijden van twee minuten, voor alles wat u te zeggen hebt, inclusief het indienen van moties. Ik wens u veel succes.

Mevrouw Hachchi (D66):
Voorzitter, ik begin meteen met de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet overweegt de wet te wijzigen om private beveiligers toe te staan in aanvulling op de marine-inzet ter bescherming van de koopvaardij voor de kust van Afrika;

overwegende dat Defensie in 2013 de beleidsdoorlichting "Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië" zal uitvoeren, met als doel te onderzoeken in hoeverre het beleid van Defensie ter bescherming van de scheepvaart tegen piraterij nabij Somalië doeltreffend en doelmatig is geweest;

verzoekt de regering, te wachten met het voorbereiden van een wetsvoorstel om private beveiligers toe te staan, totdat de beleidsdoorlichting uitgevoerd is en de Kamer met de regering daarover van gedachten heeft kunnen wisselen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (32706).

Mevrouw Hachchi (D66):
Ik lig op schema. Ik kom bij mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet overweegt de wet te wijzigen om private beveiligers toe te staan in aanvulling op de marine-inzet ter bescherming van de koopvaardij voor de kust van Afrika;

verzoekt de regering, te wachten met het voorbereiden van een wetsvoorstel om private beveiligers toe te staan, totdat een degelijke juridische verkenning uitgevoerd is over de daarbij te maken keuzes, en de Kamer met de regering daarover van gedachten heeft kunnen wisselen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (32706).

Dank u zeer. Ik geef het woord aan de heer Knops. Voor hem gelden dezelfde restricties inzake de tijd.

De heer Knops (CDA):
Voorzitter, ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Defensie met succes Vessel Protection Detachments (VPD's) inzet ter beveiliging van koopvaardijschepen in de wateren bij Somalië;

overwegende dat op het gebied van flexibiliteit nog verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn, om zo meer en beter te voorzien in de behoefte aan beveiliging bij de koopvaardij;

constaterende dat landen als Frankrijk en Italië ook VPD's inzetten;

overwegende dat permanente stationering van mariniers in de regio van de Golf van Aden mogelijk kan bijdragen aan een snellere en flexibeler inzet van VPD's;

overwegende dat Frankrijk een grote militaire basis heeft in Djibouti, een land dat grenst aan de Golf van Aden;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor het stationeren van mariniers in de regio van de Golf van Aden, om ingezet te worden in het kader van VPD's, en daarbij ook mogelijkheden van Europese samenwerking te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Knops en Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (32706).

Er zijn geen verdere sprekers. Ik zag de minister fronsend luisteren naar de heer Knops. Mede daaruit leid ik af dat zij enige tijd nodig heeft om de moties te beoordelen. Daarom schors ik de vergadering voor drie minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter, ik zal in sneltreinvaart antwoorden.

Over wat in de motie op stuk nr. 52 wordt gevraagd, hebben wij vanmiddag uitgebreid met elkaar gesproken. Ik heb toen al aangegeven dat de aard en oorsprong van de beleidsdoorlichting en de wetsvoorbereiding verschillen. In de beleidsdoorlichting wordt gekeken naar het verleden, als onderdeel van de beleidsverantwoording over álle instrumenten ter bestrijding van de piraterij. De wetsvoorbereiding betreft één instrument en is gericht op verbetering van de nu reeds bekende tekortkomingen. Het kabinet neemt daarvoor dan ook graag de verantwoordelijkheid. Wanneer er een incident plaatsvindt zoals op 1 juli en we kunnen geen VPD inzetten, dan zou ik heel wat uit te leggen hebben in de Kamer. Daarom wil ik hierbij niet vertragen.

De voorzitter:
En wat is uw oordeel over de motie?

Minister Hennis-Plasschaert:
Stellig ontraden.

De motie op stuk nr. 53 gaat over de juridische verkenning. Ook daarover hebben wij vanmiddag gesproken. Ik heb toen uitgelegd dat de wetsverkenning, of juridische verkenning, deel uitmaakt van het wetgevingstraject. De voorwaarden waaronder gewapende particuliere beveiligers zullen worden toegestaan op koopvaardijschepen, zijn onderdeel van het onderzoek in het gestarte wetgevingstraject. Ook heb ik gezegd dat van onomkeerbare stappen geen sprake zal zijn. Bovendien is de Kamer medewetgever; we gaan er nog uitgebreid met elkaar over spreken. Dan zal blijken of de Kamer zich voldoende bediend voelt bij het wegnemen van de zorgen en het invullen van de voorwaarden, zoals die vanmiddag aan de orde zijn gesteld.

De voorzitter:
En wat is uw oordeel over deze motie?

Minister Hennis-Plasschaert:
Ontraden.

Op wat mij wordt gevraagd in de motie op stuk nr. 54, heb ik in feite al vanmiddag gereageerd. Hierover heb ik ook een toezegging gedaan. De overwegingen in de motie zijn iets te stellig geformuleerd. Daarom stel ik voor om "wellicht" toe te voegen voor "verbeteringen mogelijk". Als de indieners van de motie daarmee instemmen, kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
De minister stelt voor om de motie te wijzigen. Kan de indiener zich daarin vinden? En als dat zo is: waar gebeurt dat precies in de motie? Er luisteren en kijken namelijk ook nog een aantal mensen mee.

De heer Knops (CDA):
De indiener kan zich daarin "wellicht" vinden. De formulering wordt dan: "overwegende dat op het gebied van flexibiliteit wellicht nog verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn". Ik kan daarmee akkoord gaan.

De voorzitter:
De motie wordt dan aldus op dit moment gewijzigd.

De motie-Knops/Hachchi (32706, nr. 54) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Wat is dan het oordeel van de minister?

Minister Hennis-Plasschaert:
Oordeel Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de beantwoording door de minister. Ik sluit de beraadslaging over dit onderwerp. Wij zullen hedenavond nog over de ingediende moties stemmen.

Aangezien we eigenlijk met hetzelfde gezelschap voortgaan bij het volgende verslag, schors ik slechts enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Europese Defensiesamenwerking

Europese Defensiesamenwerking

Aan de orde is het VAO Europese Defensiesamenwerking (AO d.d. 03/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik mag het woord geven aan mevrouw Hachchi. De spreektijden zijn twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties.

Mevrouw Hachchi (D66):
Voorzitter. Ik heb één motie, dus dat gaat lukken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Defensie deelneemt aan verschillende internationale samenwerkingsverbanden en dat het Europees Defensieagentschap (EDA) samenwerking op het gebied van materieel, research- en technologieprojecten en aanschaf bevordert;

verzoekt de regering, bij de GVDB-herziening, in lijn met het AlV-advies in Europees verband ervoor te pleiten om één Europees onderzoeksbudget voor interne en externe veiligheid in het leven te roepen, teneinde meer synergie in het onderzoek naar interne en externe veiligheid te stimuleren en daarover afspraken te maken tussen de Europese Commissie en het EDA,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Eijsink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33279).

Ik kijk even naar de minister, die zo te zien meteen kan antwoorden.

Nee, nee, nee, nee, nee. Wacht even, dit gaan we niet doen.


Termijn antwoord

Minister Hennis-Plasschaert:
Sorry voorzitter. Ik refereerde bij mevrouw Hachchi even aan het debat van vorige week. Ik vroeg me af of het over hetzelfde thema gaat. Voorzitter, niet zo zenuwachtig.

De voorzitter:
Nee, ik doe helemaal niet zenuwachtig. Ik zal het u uitleggen. Wat we niet willen, is dat hier de indruk ontstaat dat een lid van de Kamer snel even iets met de minister bespreekt, terwijl de mensen thuis het niet kunnen volgen.

Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter, ik begrijp u goed: excuses. Maar geloof me: mevrouw Hachchi ritselt helemaal niets met mij, ik moet er hard voor werken.

De voorzitter:
Niettemin moet er vanuit deze stoel voor worden gewaakt dat de verkeerde indruk ontstaat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter. Over wat mevrouw Hachchi in haar motie op stuk nr. 7 vraagt, hebben we gisteravond met elkaar gesproken. Toen heb ik gezegd niet onwelwillend tegenover deze motie te staan. Ik vraag de Kamer, in het bijzonder de indieners, wel om de motie even aan te houden. Wij zijn namelijk nog in afwachting van een mededeling van de Europese Commissie. Deze werd eind juni verwacht, maar ik verwacht haar nu eind juli. Aan de hand van de mededeling van de Commissie kunnen we dan verder kijken naar nut en noodzaak van de motie en naar hoe we daaraan invulling kunnen geven.

Mevrouw Hachchi (D66):
Ik wil de motie best aanhouden in afwachting van de brief. Die zal op korte termijn komen. Ik houd de motie aan.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Hachchi stel ik voor, haar motie (33279, nr. 7) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Hennis-Plasschaert:
Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor de gegeven informatie. Ik kan dus niet zeggen dat we hedenavond nog over deze motie zullen stemmen.

De vergadering wordt van 19.37 uur tot 19.50 uur geschorst.

Arbeidsmarktbeleid/topinkomens

Arbeidsmarktbeleid/topinkomens

Aan de orde is het VAO Arbeidsmarktbeleid/topinkomens (AO d.d. 2/7).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik wijs er nog even op dat de spreektijden zijn bepaald op twee minuten, inclusief het indienen van moties. Mevrouw Karabulut, veel succes.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Dan zal ik maar rap beginnen. Ik heb twee moties om de zelfverrijking in de top van het grote Nederlandse bedrijfsleven aan te pakken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verhouding tussen het inkomen van bestuurders van grote ondernemingen en mensen op de werkvloer uit balans is;

overwegende dat door de salarissen van bestuurders van grote ondernemingen onder de cao te brengen er een natuurlijke balans kan ontstaan tussen de salarissen van de bestuurders en de mensen op de werkvloer;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de sociale partners over het onder de cao brengen van de lonen van bestuurders van grote ondernemingen, alsmede wettelijke mogelijkheden hiertoe te onderzoeken en de Kamer te informeren over de resultaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 463 (29544).

Mevrouw Karabulut (SP):
De tweede motie gaat over het versterken van de positie van ondernemingsraden. Op het moment dat je werknemers meer inspraak geeft, geef je de topbestuurders die daar soms gewoon niet mee kunnen omgaan minder ruimte om zichzelf te verrijken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verhouding tussen het inkomen van bestuurders van grote ondernemingen en mensen op de werkvloer uit balans is;

overwegende dat het recht van spreken van ondernemingsraden tijdens de aandeelhoudersvergadering niet genoeg mogelijkheden biedt voor ondernemingsraden om excessen in de beloningen van bestuurders tegen te houden;

verzoekt de regering, ondernemingsraden instemmingsrecht te geven waar het gaat om het beloningsbeleid van een bedrijf en hiertoe een voorstel naar de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 464 (29544).

De voorzitter:
Voor de heer Van Weyenberg gelden dezelfde beperkingen aan spreektijd.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording tijdens het AO en voor zijn toezegging om ook in de adviesaanvrage aan de Sociaal Economische Raad een aantal van de suggesties van mijn fractie op te nemen. Over de financiering van prepensioen zijn wij het niet eens geworden. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de deur heeft opengezet voor cofinanciering van vervroegd uittreden in de sectorplannen;

overwegende dat het financieren van vervroegd uittreden geen structurele werkgelegenheid oplevert;

van mening dat belastinggeld niet besteed moeten worden aan het stimuleren van eerder stoppen met werken, maar dat de inzet juist moet zijn om meer mensen de kans te geven op werk en langer doorwerken;

verzoekt de regering, vervroegd uittreden niet te cofinancieren met belastinggeld;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 465 (29544).

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Ook mijn dank aan de minister. Ik dien één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de FNV in april 2013 een "generatiepact ter bestrijding van de crisis" heeft gepresenteerd;

constaterende dat de in het generatiepact voorgestelde maatregel van deeltijdpensioen zowel de jeugd- als de ouderenwerkloosheid beoogt te bestrijden omdat er een controleerbare een-op-eenregeling komt waarbij er voor elke oudere die er gedeeltelijk uitgaat een jongeren of werkzoekende in dienst komt;

constaterende dat het kabinet heeft aangegeven zeer terughoudend te staan tegenover financiering van deze plannen;

overwegende dat dergelijke regelingen mogelijk budgetneutraal kunnen worden ingevoerd omdat zij onder andere een besparend effect kunnen hebben op de kosten voor werkloosheidsuitkeringen;

overwegende dat dergelijke regelingen voor oudere werknemers, die het wat kalmer aan willen doen, een manier kan zijn om toch langer aan de slag te blijven, waardoor de effectieve pensioenleeftijd daadwerkelijk kan stijgen;

verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre deze maatregel budgetneutraal kan worden uitgevoerd en de Kamer hierover de informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 466 (29544).

Ik zie aan de beweeglijkheid van de minister dat hij in staat en bereid is om onmiddellijk te antwoorden.


Termijn antwoord

Minister Asscher:
Voorzitter. Dat doe ik met genoegen. Ik dank de Kamerleden voor dit toetje na ons prettige AO over deze onderwerpen.

Ik kom op de motie-Karabulut op stuk nr. 463. Mevrouw Karabulut vraagt om in gesprek te gaan. Dat heb ik reeds toegezegd. Sterker nog, dat gesprek vindt reeds plaats. Mevrouw Karabulut verzoekt ook om de wettelijke mogelijkheden voor het onder de cao brengen te onderzoeken. Dat ben ik niet van plan. Het lijkt mij ook niet goed voor de positie van de cao-partners als dit onder de wet wordt gebracht. Daarom wil ik die motie ontraden.

De voorzitter:
Mevrouw Karabulut heeft wellicht een vraag naar aanleiding van dit advies. Gaat uw gang, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik wil graag weten waarom het niet goed zou zijn. In de motie staat niet dat er wettelijke mogelijkheden moeten worden gecreëerd, maar dat onderzocht moet worden of er wettelijke mogelijkheden voor zijn en of die gewenst zijn. Ik kan mij voorstellen dat de minister met de sociale partners het gesprek aangaat over dit specifieke onderwerp en vervolgens met hen bestudeert of er nog instrumenten zijn die wij wettelijk zouden kunnen inzetten. Is de minister daartoe bereid?

Minister Asscher:
Die mogelijkheden zijn er nu niet. Het lijkt ons ook niet gewenst om die te introduceren. Daarom ontraad ik de motie.

Mevrouw Karabulut (SP):
Maar voorzitter …

De voorzitter:
Dat is een antwoord op uw vraag, mevrouw Karabulut. Hebt u nog een vraag? Vraagt u om een toelichting? We gaan namelijk geen debatten overdoen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb zeker nog een vraag. Daarom sta ik hier.

De voorzitter:
Gaat uw gang.

Mevrouw Karabulut (SP):
Als ik het goed begrijp, zegt de minister: ik ben hier gewoon niet voor. Hoe verhoudt dit advies zich dan tot de wens van de minister om werknemers meer inspraak te geven en meer mogelijkheden te bieden?

Minister Asscher:
Het gaat om twee verschillende dingen. In mijn brief heb ik aangegeven dat het goed zou zijn als cao-partners ook de hogere inkomens onder de cao zouden brengen, maar dat moeten zij zelf doen. Dat is de vrijheid van contractvorming tussen cao-partijen. Daarnaast is het goed als bijvoorbeeld via de ondernemingsraad kan worden meegesproken, niet alleen over het beloningsbeleid maar ook over de beloningsverschillen. Daarover ging een andere passage in mijn brief. Die twee dingen hebben niet met elkaar te maken. Ik heb in het AO al aangegeven dat ik het, om heel andere redenen, niet goed zou vinden om het opnemen van de topinkomens in de cao wettelijk af te dwingen. Die mogelijkheid is er nu niet. Die zou je moeten introduceren. Dat lijkt mij niet verstandig, omdat dit afbreuk doet aan de vrijheid van de partijen ...

De voorzitter:
Dank u zeer. We hebben het hier over uw oordeel over de motie en uw advies, maar we gaan het algemeen overleg niet overdoen. Graag willen we uw reactie op de motie-Karabulut op stuk nr. 464.

Minister Asscher:
De motie-Karabulut op stuk nr. 464 gaat over het instemmingsrecht voor ondernemingsraden. Ik heb in het debat toegezegd daarnaar te willen kijken, maar ik heb ook gezegd dat ik daar nog geen keuzes in wil maken. Ik verzoek de indiener om de motie aan te houden. Als zij daar niet toe bereid is, moet ik de motie op dit moment ontraden.

De voorzitter:
Ik kijk even wat de reactie is van de indienster op uw vraag.

Mevrouw Karabulut (SP):
Als de minister bereid is om hiernaar te kijken, zou hij de motie ook als ondersteuning van het beleid kunnen zien, om vervolgens te rapporteren wat de uitkomst is van dat onderzoek.

De voorzitter:
Wij zijn in de onderhandelingsfase beland.

Minister Asscher:
Dat klopt toch echt niet. In de motie wordt verzocht instemmingsrecht te geven. Dan hoef je er ook niet meer naar te kijken. Ik heb aangegeven dat ik er in het najaar op terugkom naar aanleiding van mijn brief. Nu maakt mevrouw Karabulut de keuze al. Daar ben ik niet voor. Ik vraag mevrouw Karabulut om de motie aan te houden, zodat misschien op het moment dat wij er echt over gaan spreken, alsnog deze wens van de Kamer tot uiting kan worden gebracht. Als mevrouw Karabulut daar niet toe bereid is, dan ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, houdt u de motie aan?

Mevrouw Karabulut (SP):
Nee.

De voorzitter:
Dan is het oordeel duidelijk.

Minister Asscher:
Ik kom op de motie-Van Weyenberg/Heerma op stuk nr. 465. Die heb ik niet bij de hand, maar ik heb die motie wel goed verstaan. Hier is ze. Er zitten een aantal overwegingen in. Ik heb in het debat omstandig aangegeven welke voorwaarden en clausules gelden op grond van het sociaal akkoord, alsmede op basis van mijn brief naar aanleiding van het sociaal akkoord, ter introductie van de sectorplannen. Onder die voorwaarden is cofinanciering mogelijk. Met deze motie wordt beoogd dat onmogelijk te maken. Daarom ontraad ik de motie.

In de motie-Krol op stuk nr. 466 wordt verzocht te onderzoeken in hoeverre deze maatregel budgetneutraal kan worden uitgevoerd en de Kamer hierover de informeren. Die maatregel kan budgetneutraal worden uitgevoerd als partijen het zelf doen. Het gaat daarbij om afspraken tussen werkgevers en werknemers. Op het moment dat er financiering van de overheid noodzakelijk is, kan het niet budgettair neutraal. Het feit dat er mogelijke inverdieneffecten zijn omdat er besparingen zijn op de uitkeringslasten, mogen wij niet op deze manier als budgetneutraal beschouwen en boeken. Het onderzoek wil ik dus niet doen, want het is eigenlijk al gedaan. Op de ene manier ben ik er voorstander van; laten partijen dit vooral met elkaar afspreken. Maar de schaarse ruimte die wij hebben, moeten wij niet daarvoor inzetten. Daarom ontraad ik de aanneming van de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij gaan vanavond nog over de ingediende moties stemmen.

Vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn

Vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn

Aan de orde is het VSO Vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn (33037, nr. 67),
en van de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Beantwoording vragen commissie over het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn (33037).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatsecretaris van Economische Zaken van harte welkom.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik zal meteen een motie indienen. De voorgeschiedenis is de deelnemers uiteraard bekend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, alsnog vrijstelling te verlenen voor het bovengronds aanwenden van mest, aan maximaal honderd gecertificeerde kringboeren van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VBBM) en de Noordelijke Friese Wouden (NFW), voor een periode van vijf jaar teneinde deze periode te gebruiken voor vervolgonderzoek en doorontwikkeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven, Dijkgraaf, Graus, Ouwehand, Dik-Faber, Geurts, Schouw, Klaver en Klein.

Zij krijgt nr. 68 (33037).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ons landje stikt van de mest. In plaats van daaraan iets te veranderen, probeert Nederland uitzonderingen te krijgen op afspraken die wij hebben gemaakt over de mate waarin die mest ons water mag vervuilen. De Partij voor de Dieren is het daar niet mee eens, dat zal u niet verbazen.

Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland onverminderd kampt met een mestoverschot en niet aan de waterkwaliteitsnormen voldoet vanwege de aanhoudende uitspoeling van mest;

overwegende het belang van gezonde bodems en een goede oppervlaktewaterkwaliteit;

verzoekt de regering, het verzoek tot derogatie van de Nitraatrichtlijn in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland er al in een vroeg stadium door de Eurocommissaris van Milieu op is gewezen dat het nemen van bronmaatregelen in het mestbeleid een essentieel onderdeel is waarop de goedkeuring van het actieprogramma Nitraatrichtlijn door de Europese Commissie gebaseerd zal zijn;

constaterende dat de Nederlandse inzet tot nu toe enkel inzet op be- en verwerking van mest;

verzoekt de regering, in het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn gerichte bronmaatregelen op te nemen, waaronder een krimp van de veestapel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (33037).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Allereerst een reactie op de motie-Van Gerven c.s. Ondanks de indrukwekkende lijst van geachte afgevaardigden die de heer Van Gerven voor deze motie heeft weten te verzamelen, moet ik de motie ontraden. Ik leg graag uit waarom en wil vervolgens ook nog een voorstel doen aan de Kamer.

Op dit moment ben ik bezig om opnieuw een derogatie op de Nitraatrichtlijn te bevechten. Dat geeft meteen al een klein stemadvies over de moties die door mevrouw Ouwehand zijn ingediend. Daarvoor moet Nederland echt serieus laten zien dat het zijn mestprobleem oplost. Een van de punten waarop ook de Commissie kritisch is ten opzichte van Nederland, zijn onze zogenaamde experimenten met mest. Ik heb de praktijkproef van de bewuste boeren, die nu vrijstelling willen, eerder laten beoordelen door de Technische commissie bodem. Die commissie heeft weinig heel gelaten van de effecten van die proef. Ik zie dus geen reden om op basis van wat die proef heeft opgeleverd tot een dergelijke vrijstelling te komen. Er ligt ook nog geen voorstel voor onderzoek. Dat zou een route kunnen zijn die we kunnen bewandelen om toch nog eens opnieuw te kijken. Dan moet men echter een serieus voorstel doen, dat wetenschappelijk gevalideerd kan worden en waaruit kan blijken dat je, als je doet wat zij doen, ook echt een goede bijdrage levert. Om die reden zou ik de heer Van Gerven en zijn kompanen willen vragen om deze motie aan te houden. Laten we de vereniging vragen om met een serieus voorstel te komen en laten we dat dan beoordelen. Als de Kamer het nu echter op de manier van deze motie wil doen, dan heb ik geen goede tekst in Brussel en dat loopt mogelijk ook onze onderhandelingen over het verkrijgen van de derogatie in de weg. Ik vind dat de Kamer dat risico niet moet nemen. Daarom moet ik deze motie op dit moment ontraden.

De voorzitter:
Maar u hebt een vraag gesteld aan de heer Van Gerven en uw terminologie overnemend, vraag ik de heer Van Gerven of hij, zonder dat hij zijn kompanen daartoe hoeft te raadplegen, daarop een antwoord kan geven.

De heer Van Gerven (SP):
Het antwoord van de staatssecretaris is niet nieuw. Dat heeft zij al eerder betoogd. Alleen is de Kamer in grote meerderheid voor voortzetting van het experiment, omdat zij niet overtuigd is van de wetenschappelijke discussie — laat ik het zo maar formuleren — die daarover gaande is.

De voorzitter:
Laten we de discussie niet opnieuw voeren. Het gaat hier vanavond om het volgende. Er zijn moties ingediend. De bewindslieden vinden daar iets van, en vervolgens hebt u daar nog vragen over of geeft u antwoord op een nadere vraag van de zijde van het kabinet.

De heer Van Gerven (SP):
Maar...

De voorzitter:
Ik was nog niet uitgesproken!

De heer Van Gerven (SP):
Ik ook niet, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, maar ik bewaak hier de orde en we willen een beetje op tijd klaar zijn met zijn allen, hebben we afgesproken. De staatssecretaris heeft aan u gevraagd of u die motie wilt aanhouden. Ik heb aan u gevraagd wat daarop uw antwoord is. Dan moet u niet een betoog beginnen. Dat heeft geen zin. We zijn hier dingen aan het afkaarten. Gaat uw gang.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Het is gebruikelijk bij het bespreken van moties dat we de mogelijkheid hebben om toch enige ideeën uit te wisselen. Het is niet alleen maar aanhouden ja of nee. Anders zouden we het schriftelijk kunnen afdoen.

De voorzitter:
Wilt u gewoon kort en krachtig antwoorden, eventueel met inhoudelijke redegeving, op de vraag van de staatssecretaris?

De heer Van Gerven (SP):
De Kamer wil graag dat experiment voortzetten. En de Kamer is er ook niet van overtuigd dat dit de derogatiediscussie zal schaden en verzoekt dus de staatssecretaris om ruimte voor dat experiment te creëren. Het verzoek is of de staatssecretaris die motie wil overnemen.

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Dat zal ik niet doen. Als de indieners die motie in stemming brengen, dan zeg ik... De heer Van Gerven zegt: wij zijn er niet van overtuigd dat die motie ons in Brussel in de problemen brengt. Ik mag de heer Van Gerven er misschien aan helpen herinneren dat hij in Brussel niet aan tafel zit, en ik wel.

De voorzitter:
Nee, nu gaan we echt de discussie opnieuw openen. Heel kort graag uw antwoord.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik blijf de motie ontraden. Ik wil de Kamer een aanbod doen, onder het voorbehoud dat de motie wordt aangenomen. Als de Kamer dat niet wil, dan is mijn stemadvies volgens mij klip-en-klaar.

De voorzitter:
En dat luidt ontraden. Heb ik dat goed samengevat?

Staatssecretaris Dijksma:
Zeker, voorzitter.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 69, van mevrouw Ouwehand. Zij verzoekt de regering om niet om derogatie te verzoeken. Ik denk dat ik net uitgebreid heb uitgelegd dat wij dat wel gaan doen. Ook deze motie moet ik dus ontraden.

In haar motie op stuk nr. 70 verzoekt mevrouw Ouwehand om maatregelen te nemen, waaronder een krimp van de veestapel. Die ontraad ik ook. Dat is namelijk niet wat het beleid beoogt. Het beleid beoogt om de mestproblematiek binnen de milieunormen te krijgen en daar werken wij aan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij gaan hedenavond stemmen over de moties, voor zover die niet aangehouden zijn.

Ik stel vast dat de woordvoerders en de bewindspersoon voor het volgende agendapunt al aanwezig zijn, dus gaan wij maar meteen door.

VAO Rijkshuisvesting (AO d.d. 03/07)

VAO Rijkshuisvesting (AO d.d. 03/07)

Aan de orde is het VAO Rijkshuisvesting (AO d.d. 03/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wederom gelden restricties van tijd, namelijk twee minuten voor zowel de moties als hetgeen de woordvoerder te zeggen heeft.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Wij hebben een goed debat gehad, dus ik kan kort zijn. De minister heeft een goede toezegging gedaan ten aanzien van de provincie Friesland. Wat betreft Drenthe hebben wij nog zorgen. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat daling van de werkgelegenheid bij het Rijk in de provincie Drenthe in de voorliggende kabinetsplannen bovengemiddeld is;

overwegende dat de werkloosheid in de provincie Drenthe hoog is en in de afgelopen periode explosief is gestegen;

verzoekt de regering, concrete maatregelen te nemen om de gevolgen van de verkleining van de rijksdienst voor de provincie Drenthe te beperken en de Kamer daarover uiterlijk op Prinsjesdag te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123 (31490).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst merk ik op dat er straks nog moties zullen worden ingediend waar mijn naam ook onder staat, door de fracties van de PvdA en de VVD. De indieners zullen daar ongetwijfeld de motivatie bij geven. Voor Friesland is er inderdaad wel enige toenadering gekomen, al had dat wat ons betreft meer mogen zijn. Dat geldt zeker voor Drenthe. Gelukkig is er een motie die daartoe oproept.

Ik heb zelf nog een punt ten aanzien van de Belastingdienst in Emmen. De minister wilde niet heel veel bewegen. Hij heeft een brief gestuurd, maar die was ook niet bevredigend. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een extra intensivering komt voor de Belastingdienst ten behoeve van het versterken van het belastingtoezicht;

verzoekt de regering, bij de verdeling van de fte's voor de extra intensivering van de Belastingdienst voorrang te geven aan de krimpregio's en specifiek Emmen in de geest van de motie-Van Vliet c.s. (31066, nr. 124) en de motie-Albert de Vries c.s. (31490, nr. 111) en de Kamer hierover voor de behandeling van de begroting Wonen en Rijksdienst 2014 te informeren

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 124 (31490).

Dan geef ik het woord aan de heer Albert de Vries van de PvdA-fractie. Ook hij heeft twee minuten. Ik zeg "Albert" er niet bij om populair te doen, maar omdat meer mensen in de Kamer "De Vries" heten.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Voorzitter. Het is een voorrecht om met je voornaam aangesproken te worden in deze Kamer.

Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voor Wonen en Rijksdienst zich heeft ingespannen om uitvoering te geven aan de met algemene stemmen aangenomen motie-Albert de Vries c.s. (31490, nr. 108);

constaterende dat dit voor de provincies Friesland en Drenthe nog tot onvoldoende resultaat heeft geleid;

verzoekt de regering, uiterlijk 1 oktober aanvullende voorstellen te doen om het verlies aan werkgelegenheid bij de brede rijksoverheid in de provincies Friesland en Drenthe alsnog substantieel te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries, Van der Linde, Paulus Jansen en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125 (31490).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij afslanking van de rijksoverheid (inclusief defensie, justitie, politie en zbo's) provincies als Friesland, Drenthe, Limburg en Zeeland zonder coördinatie veelal onevenredig worden getroffen;

verzoekt de regering, bij de invulling van de komende afslanking vanaf 2016 die coördinatie al op voorhand op zich te nemen en aan de betreffende rijksdiensten de inspanningsverplichting mee te geven dat de provincies Friesland, Drenthe , Limburg en Zeeland bij deze nieuwe operatie per saldo niet meer dan gemiddeld werkgelegenheid mogen verliezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries, Paulus Jansen en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126 (31490).

De heer Van der Linde (VVD):
Voorzitter. Wij spreken over rijksgebouwen in kwetsbare regio's. De VVD realiseert zich dat er pijnlijke beslissingen worden genomen. Voor zover wij dat nog niet wisten, hebben lokale bestuurders er wel voor gezorgd dat wij ons dat nu realiseren, door hun zorgen met ons te delen. Deze regio's hebben oprechte belangen, zowel op economisch als op sociaal gebied. Voor die belangen is hartstochtelijk gepleit. De Kamer heeft eind 2012 de minister voor Wonen en Rijksdienst gevraagd, de regie voor de rijkshuisvesting dicht naar zich toe te trekken. Dat is gebeurd. Niet iedere regio is blij met de uitkomst, maar het proces was goed, zakelijk en zorgvuldig. De VVD wil vasthouden aan deze zorgvuldige aanpak.

We maken een cruciale fout als we denken dat we kantoren en mensen heen en weer kunnen schuiven als huizen en pionnen in een monopolyspel. Niet alleen gaat elke verschuiving ten kosten van een andere regio, maar we trekken bij dat schuiven ook stenen uit een zorgvuldig ontworpen bouwwerk. De minister noemt zelf een duidelijke onbalans in het geheel, namelijk de positie van Friesland. De VVD vindt het van belang om daarover duidelijkheid te krijgen, al was het maar om te voorkomen dat we over dit onderwerp vier keer per jaar moeten spreken, met alle onzekerheid die daarbij hoort. Daarom heeft mijn fractie de motie-De Vries op stuk nr. 125, over Friesland en Drenthe, medeondertekend.

De heer Paulus Jansen (SP):
Voorzitter. Ik heb aan de twee moties van de heer Albert De Vries, die ik medeondertekend heb, nog één motie toe te voegen. Die gaat over de facilitering van de controlerende taak van de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderzoeken door Roland Berger, en eerder door het Sociaal en Cultureel Planbureau, concluderen dat de productiviteitsontwikkeling in een aantal overheidsdiensten achterblijft of zelfs terugloopt;

overwegende dat er de laatste decennia bij vele overheidsdiensten is ingezet op schaalvergroting en concentratie als middel om de productiviteit te verhogen;

overwegende dat er nauwelijks inzicht bestaat in de bepalende factoren voor de productiviteitsontwikkeling van overheidsdiensten, noch in de effecten van schaalvergroting en bundeling;

overwegende dat de regering in het kader van de Hervormingsagenda Rijksdienst een bezuiniging van 3 miljard euro per jaar wil combineren met een hogere productiviteit en een hogere waardering van de geleverde diensten;

verzoekt de regering, om te beginnen bij de jaarverslagen over 2013, de Kamer meer inzicht te geven in de productiviteitsontwikkeling, en tevens bij de jaarlijkse indiening van de begrotingen voor alle relevante diensten en producten productiviteitsdoelstellingen te formuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127 (31490).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Blok:
Voorzitter. Gezien de volle agenda vanavond ga ik direct in op de ingediende moties. Ik begin bij de motie van mevrouw Van Toorenburg. Hierin wordt, net als in de motie van mevrouw Schouten en in de motie van de heren De Vries, Van der Linde, Jansen en mevrouw Schouten op stuk nr. 125, aandacht gevraagd voor de positie van Drenthe. Ik zal alle moties afzonderlijk behandelen, maar ik begin met een toelichting die op alle drie betrekking heeft. Overigens dank ik de Kamerleden voor de waardering die zij ook nu weer hebben uitgesproken voor de inzet om het leed gelijk te verdelen. Het is lastig om als er al een slag gemaakt is, nog eens stappen te zetten. Ik heb ook aangegeven dat ik voor Friesland echt perspectief zie, hoe lastig het ook is. Ik heb de grote zorgen over Drenthe heel goed gehoord. Ik ga mijn best doen, maar voor Drenthe wordt het nog veel moeilijker dan voor Friesland.

Dat is de achtergrond. Mevrouw Van Toorenburg verzoekt de regering in haar motie om concrete maatregelen te nemen om de gevolgen van de verkleining van de rijksdienst voor de provincie Drenthe te beperken. Dat is zo scherp geformuleerd dat ik deze motie moet ontraden.

Ik kom op de motie van mevrouw Schouten op stuk nr. 124, over Emmen. Mevrouw Schouten gaat specifiek in op de positie van één gemeente, die inderdaad stevig belast wordt. Zij maakt het zo specifiek dat het om die reden eigenlijk niet is in te vullen binnen de operatie die wij moeten uitvoeren. Om die reden moet ik de motie ontraden.

Ik kom op de motie op stuk nr. 125 van de heer De Vries en anderen. Hierin wordt verzocht, aanvullende voorstellen te doen om het verlies aan werkgelegenheid bij de brede rijksoverheid in de provincies Friesland en Drenthe alsnog substantieel te verminderen. Ik zei net dat ik voor Friesland, hoe lastig het ook is, heel reële mogelijkheden zie en dat ik voor Drenthe ontzettend mijn best ga doen. Tegen die achtergrond laat ik het oordeel over deze motie aan het oordeel van de Kamer.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil aangeven hoe flauw het is wat hier gebeurt. De minister heeft in zijn …

De voorzitter:
Alleen een toelichting op de motie, graag.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik licht het toe. De minister heeft in het algemeen overleg ruiterlijk erkend dat hij in Friesland aan de slag gaat. Ik vond het niet sportief om aan te geven dat ik het niet vertrouwde dat hij hiermee aan de slag ging, vandaar dat ik het heb beperkt tot Drenthe. De minister zegt dat hij mijn vraag om de gevolgen van de verkleining voor Drenthe te beperken te scherp geformuleerd vindt. Maar in de motie van de coalitie wordt verzocht om het verlies "substantieel te verminderen", en dat kan ineens wel. De minister moet mij echt uitleggen wat het verschil is.

De voorzitter:
Dat is goed, want daarvoor is hij hier.

Minister Blok:
Ik zeg niets anders dan wat ik in het algemeen overleg heb gezegd. Het is überhaupt heel lastig om nog stappen te zetten. Voor Friesland heb ik reële hoop dat het me gaat lukken. Voor Drenthe ga ik ontzettend mijn best doen. De formulering in de motie van mevrouw Van Toorenburg luidt: verzoekt de regering, concrete maatregelen te nemen. Zo scherp kan ik het niet toezeggen, vandaar dat ik deze motie moet ontraden. Ik hoop van harte dat ik resultaten ga boeken, vandaar dat ik de andere motie aan het oordeel van de Kamer kan overlaten.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Ik ben blij met de toezegging van de minister. Ik ga ervan uit dat hij ook met de Drentse bestuurders om de tafel gaat zitten, die hem heel graag willen helpen om zijn pogingen te doen slagen. Ik heb daar vertrouwen in, dus wacht ik af waarmee hij terugkomt.

Minister Blok:
Dit zal in overleg gebeuren met de bestuurders van Friesland, Drenthe en mogelijk ook andere provincies — dit wordt weer een schuif — die hierbij worden betrokken.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 126 van de heer De Vries c.s. over de verdere afslanking van de rijksoverheid. De motie vraagt de regering om bij de afslanking vanaf 2016 — waarvoor de plannen nog ontwikkeld moeten worden — de coördinatie op voorhand op zich te nemen en aan de betreffende rijksdiensten mee te geven dat de provincies Friesland, Drenthe, Limburg en Zeeland bij deze nieuwe operatie per saldo niet meer dan gemiddeld werkgelegenheid mogen verliezen. In de motie wordt ook gesproken over de zbo's. In de huidige wetgeving heeft de minister geen rechtstreekse sturingsmogelijkheden op de zbo's. Dat is een keuze die de wetgever heeft gemaakt. Er komt aanpassingswetgeving over zbo's aan, maar zolang die wetgeving er niet is, bestaat er geen sturingsmogelijkheid. Zo hebben wij dat besloten. Ik zou het waarderen als de zbo's uit de motie werden gehaald, omdat daarvoor geen wettelijk instrumentarium bestaat.

De voorzitter:
Ik stel voor dat de minister het hele verhaal over de motie afmaakt en dat de leden in één keer bestaande, al dan niet cumulatieve vragen stellen.

Minister Blok:
We hebben het over een periode van drie jaar vanaf heden waarin er nog heel veel kan gebeuren. De inspanningsverplichting om, met de kennis van nu, de genoemde provincies te ontzien, neem ik graag op mij. Langs deze lijn, dus zonder zbo's, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Ik ken de verhouding met de zbo's en ik snap dat de minister niet rechtstreeks kan sturen. Hij kan echter wel een afspraak met zbo's maken op het moment dat zij verhuisplannen hebben en via een gesprek de consequenties bij hen onder de aandacht brengen. Veel meer vraag ik niet in deze motie. Vindt de minister zbo's dan wel overkomelijk?

Minister Blok:
Ik ga dat overleg graag aan. Ik versta de heer De Vries goed dat hij met mij constateert dat hier geen rechtstreekse sturingsmogelijkheden zijn.

Dan kom ik ten slotte bij de motie op stuk nr. 127 van de heer Jansen, die verwijst naar het rapport van Roland Berger en die vraagt om in de jaarverslagen op een soortgelijke manier de productiviteitsontwikkeling te meten. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat het rapport van Roland Berger een veel bredere analyse maakt dan de rijksdienst en dat een heel groot deel van het onderzoek gaat over onderwijs en gezondheidszorg. De ontwikkelingen daar zijn over het algemeen bewuste politieke keuzes voor meer handen aan het bed en meer leraren voor de klas. Waar de politiek zo'n keuze maakt, is het niet logisch om vervolgens, om in consultantstermen te spreken, te constateren dat de productiviteit is achteruitgegaan. Wat betreft de rijksdienst zelf zijn er al afspraken gemaakt over de rapportage. Die afspraken zijn ook met de commissie voor de Rijksuitgaven gemaakt over de indicatoren rond de apparaatsuitgaven en de kengetallen die daarbij horen. Die afspraken zijn recentelijk en bewust gemaakt. Daarom vind ik het, ook omdat we de overheid kleiner willen maken, geen logische opgave om daar bovenop een nieuwe rapportageslag te maken. Wel zal er een update komen van het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat op die productiviteitsvraag ingaat. De Kamer krijgt dat rapport natuurlijk ook. Deze extra slag moet ik echter ontraden.

Daarmee heb ik alle moties van commentaar voorzien.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank u voor de uitgebreide reactie. Hedenavond zal er nog over de ingediende moties worden gestemd. Ik zie dat alle participanten voor het volgende onderwerp ook al in de startblokken staan, dus we gaan meteen door.

Passend onderwijs

Passend onderwijs

Aan de orde is het VAO Passend onderwijs (AO d.d. 03/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom.

Ik geeft als eerste het woord aan de heer Bisschop van de SGP. Wederom gelden restricties van tijd, namelijk twee minuten voor zowel de moties als hetgeen de woordvoerder te zeggen heeft.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Vanmorgen is het mislukt, want toen was ik te laat om de tweede motie in te dienen. Dat zal mij nu niet overkomen. Dank voor het overleg over het passend onderwijs. Ik wil daarover twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landelijk het budget beschikbaar blijft voor de bekostiging van ongeveer 70.000 plekken in het (voortgezet) speciaal onderwijs, op grond van het feit dat het wetsvoorstel passend onderwijs niet als doelstelling heeft gehanteerd dat het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs zou moeten worden verminderd;

overwegende dat het uitgangspunt van passend onderwijs is om de keuzes voor speciaal of regulier onderwijs over te laten aan de samenwerkingsverbanden en de schoolbesturen, daarbij rekening houdend met de gevolgen van de verevening;

verzoekt de regering, scholen en samenwerkingsverbanden op korte termijn over genoemde uitgangspunten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (31497).

Ik zie daar allemaal papieren liggen. Hoeveel had u er nog?

De heer Bisschop (SGP):
Eén! Ik vind het leuk om een stapel papier op mijn desk te hebben. Ik lees nu de tweede motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van passend onderwijs de komende jaren bijzonder veel inzet vraagt van leraren en scholen;

verzoekt de regering, uiterste terughoudendheid te betrachten met nieuwe plannen en verplichtingen die niet direct aan de wettelijke kern en de kwaliteit van het onderwijs raken, teneinde voldoende ruimte te bieden om het passend onderwijs op verantwoorde wijze in te kunnen voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (31497).

De heer Bisschop (SGP):
En ik zeg u dank voor de leiding, voorzitter!

De voorzitter:
Dank u zeer. Ik geef het woord aan de heer Smaling.

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. U bent streng en daarom zal ik het retorische geleuter achterwege laten en meteen overgaan tot het indienen van de moties. De eerste motie dien ik mede namens mevrouw Ypma in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het beeld bestaat dat de kwaliteit van scholen voornamelijk wordt vastgesteld op basis van Cito-scores en andere indicatoren van leeropbrengsten;

overwegende dat scholen hierdoor terughoudend zouden kunnen zijn bij het aannemen van leerlingen met een extra zorg- of ondersteuningsbehoefte in het kader van passend onderwijs;

verzoekt de regering, een gedifferentieerd toezichtmodel te ontwikkelen dat herkenbaar rekening houdt met de specifieke leerlingpopulatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (31497).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voortgangsrapportage Passend Onderwijs nog steeds een zwaar accent legt bij de bestuurlijke vormgeving;

constaterende dat een recent onderzoek van het CNV laat zien dat leraren zich over het algemeen zwaar overbelast voelen;

constaterende dat TNO en het CBS recentelijk bekendmaakten dat het onderwijs met een burnoutpercentage van ongeveer 20 heeft te kampen;

constaterende dat leraren zich zorgen maken over de instroom van kinderen met een extra zorg- en ondersteuningsbehoefte;

overwegende dat de aandacht die aan deze kinderen geschonken moet worden ten koste kan gaan van andere leerlingen, wat tot verveling en pestgedrag kan leiden;

overwegende dat het basisonderwijs vanwege krimp en lagere bekostiging geneigd zal zijn eigen leraren in dienst te houden en daardoor niet de voor passend onderwijs meer geschikte ambulante medewerkers aan te stellen;

verzoekt de regering, een representatieve steekproef te houden onder leraren om een goede momentopname te krijgen van kansen en bedreigingen bij de invoering van het passend onderwijs in het klaslokaal en daarvan verslag te doen tijdens de eerstvolgende voortgangsrapportage,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (31497).

Mevrouw Ypma (PvdA):
Voorzitter. Ieder kind moet de kans krijgen om het beste uit zichzelf te halen. Elke leerkracht moet in staat zijn om leer- en opgroeiproblemen tijdig te signaleren en zelf over de vaardigheden beschikken om kinderen daarbij te ondersteunen. Dat moet gebeuren in zowel het reguliere onderwijs als in het speciaal onderwijs. Dat is de reden waarom wij de eerste motie van de heer Bisschop ondersteunen. Daarnaast moeten de inspanningen die reguliere scholen doen voor passend onderwijs, beloond worden, oftewel het toezicht moet niet alleen gericht zijn op de Citoscores, maar ook op de inspanningen op een school om kinderen die wat kwetsbaarder zijn, mee te laten doen. Dat is de reden waarom wij de tweede motie, van de heer Smaling, ondersteunen.

Verder willen wij graag dat scholen en leerkrachten, maar ook ouders, invloed en inzicht krijgen in de richting die het samenwerkingsverband opgaat met passend onderwijs. Daarop hebben wij een mooie toezegging gekregen van de staatssecretaris, dus daar is geen motie voor nodig.

De voorzitter:
Ik geef nog heel even het woord aan de heer Bisschop, om een ingewikkelde procedure om eventueel een motie te wijzigen te vermijden. Ga uw gang.

De heer Bisschop (SGP):
Er blijkt een communicatiestoornis te zijn, maar op een dag als deze zal dat niet de enige zijn. Onder de tweede motie die ik heb ingediend, heb ik met vrijmoedigheid de naam van collega Straus genoemd, maar dat blijkt niet helemaal terecht te zijn. Dat was te vrijmoedig. Ik verzoek u om haar naam te schrappen.

De voorzitter:
De onderhandelingen waren nog niet afgerond. Oké, we zullen dat aanpassen. Ik zie dat de staatsecretaris in staat is om onmiddellijk te antwoorden.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Ik zal de moties successievelijk langslopen, te beginnen met de motie-Bisschop op stuk nr. 102, die gaat over het informeren van …

De voorzitter:
Dit is ongebruikelijk, maar u mag iets zeggen.

De heer Bisschop (SGP):
Dit is zeer ongebruikelijk, maar mijn collega Voordewind verzocht mij om zijn naam ervoor in de plaats te zetten. Dat leek me een mooie actie.

De voorzitter:
Als het daarmee zo’n beetje klaar is, vind ik het akkoord.

De voorzitter:
De motie-Bisschop/Voordewind (31497, nr. 103) is ondertekend door de leden Bisschop en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij houdt nr. 103 (31497).

De heer Bisschop (SGP):
Ik beloof dat ik niet meer terugkom op deze motie.

De voorzitter:
Ook bij de volgende keer zou enige terughoudendheid … Ga uw gang.

Staatssecretaris Dekker:
Over de eerste motie, over de balans tussen het uitgangspunt "regulier waar het kan" en "speciaal waar het moet", hebben wij een debat gehad, maar ook over het uitgangspunt dat het uiteindelijk aan de samenwerkingsverbanden en de schoolbesturen is om daarin een juiste afweging te maken. Dat is iets wat aan de basis van dit wetsvoorstel ligt. Wat mij betreft is het oordeel over deze motie aan de Kamer. Als wij daar uitvoering aan zouden geven, wijs ik erop dat wij dit in het verleden ook steeds hebben aangegeven en dat onze accounthouders dat ook in de toekomst zullen doen.

De motie-Bisschop op stuk nr. 103 vind ik ingewikkelder, ook nu deze mede is ondertekend door de heer Voordewind. Deze vraagt eigenlijk om een soort moratorium als het gaat om beleid. Dat veronderstelt dat als wij hier beleid naar de Kamer brengen, dat niet zou raken aan de kern van de kwaliteit van het onderwijs. Ik zou haast zeggen dat alles wat wij hier bespreken, over dat soort fundamentele dingen gaat. Als wij dat constateren, is het onverstandig om een motie als deze aan te nemen, dus ik zou deze willen ontraden.

De motie op stuk nr. 104 van de heer Smaling en mevrouw Ypma gaat over het inzichtelijk maken van de inspanningen die scholen leveren om leerlingen die wat extra aandacht en soms wat extra zorg nodig hebben, en die soms misschien ook wat meer moeite hebben met leren, toch goed op te vangen in het regulier onderwijs en over de vraag of daar dan voldoende waardering voor is. In de eerste considerans staat de constatering dat het beeld soms bestaat bij scholen dat de Citotoets daarbij leidend is. Ik hecht eraan om nog even te onderstrepen dat dit beeld niet klopt. De inspectie kijkt naar veel meer dan alleen naar de Citoscores. Tegelijkertijd wordt het verzoek gedaan om in de inspectiekaders meer ruimte te bieden voor differentiatie, voor de verschillen tussen leerlingen en scholen daarvoor te waarderen. Dat is iets waar ik ook vanuit wil gaan, dus ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Tot slot ga ik in op de motie van de heer Smaling op stuk nr. 105, over een representatieve steekproef onder leraren om een goede momentopname te krijgen van kansen en bedreigingen bij de invoering van passend onderwijs. De desbetreffende wet is vorig jaar aangenomen. Overal in dit land wordt nu hard gewerkt om daaraan uitvoering te geven. In de commissie heb ik al toegezegd dat ik bij de volgende voortgangsrapportage graag in kaart breng of leraren bij de uitwerking van dit beleid en bij het opstellen van ontwikkelingsplannen voldoende worden betrokken. Het gaat mij echt een stap te ver om nu een heel nieuwe steekproef, een soort enquête onder leraren, te houden. Ik wil deze motie daarom ontraden.

De heer Smaling (SP):
Het is jammer dat de staatssecretaris deze motie ontraadt. Zij biedt hem namelijk een buitenkansje om bij het hele lerarenkorps ineens een stuk populairder te worden. Dat is toch een zaak die nog ontbreekt bij de invoering van het passend onderwijs. Hij heeft ook sociale vaardigheden om dat lerarenkorps aan zich te binden. Heeft de staatssecretaris wellicht nog een suggestie voor een wijziging van deze motie, waardoor hij daarvan toch kan profiteren mocht de motie worden aangenomen?

Staatssecretaris Dekker:
Ik weet niet of ik een suggestie heb voor een wijziging van deze motie. Het is immers een lange motie, met daarin consideransen waar wij dan ook nader naar zouden moeten kijken. Misschien kan ik wel een toezegging doen gericht op het enthousiasmeren van leraren voor het passend onderwijs en de kansen die dat biedt. Ik weet overigens niet of ik mezelf veel populairder maak met een enquête, maar ik kan natuurlijk wel het land in gaan om op scholen en bijeenkomsten te vertellen waarom dit zo belangrijk is en waarom het zo belangrijk is dat leraren daarbij betrokken zijn. Wellicht dat ik de heer Smaling met deze toezegging enigszins gerust kan stellen.

De voorzitter:
Ik zie de heer Smaling enigszins aarzelen, maar dat lijkt het geval te zijn.

Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hedenavond zullen wij nog stemmen over de ingediende moties.

Ik zie dat de spelers voor het volgende agendapunt al aanwezig zijn.

Wapenexportbeleid

Wapenexportbeleid

Aan de orde is het VAO Wapenexportbeleid (AO d.d. 03/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. Zij zal ook antwoorden namens de minister van Buitenlandse Zaken.

Ik geeft als eerste het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP. Er zijn meer Kamerleden met een gelijkluidende achternaam, vandaar dat ik zijn voornaam erbij noem. Ook voor de heer Jasper van Dijk geldt de restrictie dat hij twee minuten heeft voor zowel zijn verhaal als het indienen van eventuele moties.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, is dit alweer het laatste debat vanavond? Dan krijg ik afkickverschijnselen. Voorzitter, ik spreek tegen u.

De voorzitter:
Ja, maar de griffier ook. Een seconde. Wij hebben ons uiterste best gedaan om u deze afkickverschijnselen om die reden te bezorgen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Kijk! Dat wilde ik even horen. Dank u wel.

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Defensie met Jordanië onderhandelt over de verkoop van defensiematerieel waaronder circa vijftien F-16's;

van mening dat export van F-16's naar Jordanië in het licht van de enorme onrust in deze regio onverantwoord is;

van mening dat het op een later moment annuleren van de verkoopovereenkomst schadelijk is voor koper en verkoper;

verzoekt de regering, de onderhandelingen met Jordanië over de verkoop van defensiematerieel (waaronder F-16's) op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 225 (22054).

Dan mag ik het woord geven aan de heer Leegte, die spreekt namens de fractie van de VVD. Ook voor hem geldt: twee minuten.

De heer Leegte (VVD):
Voorzitter. Naar aanleiding van het interruptiedebatje tijdens het algemeen overleg met de minister dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een gelijk speelveld in Europa met betrekking tot de exportcontrole van dual-use goederen cruciaal is voor de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven;

van mening dat een actieve inzet op het no-undercut beginsel en de consultatieverplichting bij afgewezen vergunningen minder vrijblijvend moeten zijn;

constaterende dat daarvoor een actieve inzet om het delen van informatie de norm moet zijn, in plaats van de uitzondering;

bevestigende dat voor de export naar India van goederen voor tweeërlei gebruik alleen bij materiële of bewezen risico's een afwijzing van export zal volgen;

verzoekt de regering om een periodieke update over de voortgang van de onderhandelingen over het gelijke speelveld in Europa,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leegte en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 226 (22054).

De heer Leegte (VVD):
Omdat schepen meer goederen tegen een lagere prijs kunnen vervoeren, zijn zeeroutes altijd belangrijker geweest dan landroutes. Zo was in de middeleeuwen de overzeese zijderoute van Venetië naar Japan even belangrijk als de eigenlijke zijderoute door Centraal-Azië. Uit deze tijd kennen we dan ook de uitspraak: wie de Straat van Malakka beheerst, heeft Venetië bij de keel.

Nog steeds gaat 90% van het goederentransport en drie kwart van het olietransport over zee. De mondialisering van de wereldhandel vindt plaats met zeecontainers. Ruim de helft daarvan gaat over de Indische Oceaan. De koopvaardijschepen die daar varen, hebben, net als op andere zeeroutes, te maken met moderne vormen van piraterij. Dankzij de Nederlandse export van schepen en datacommunicatieapparatuur kunnen landen een bijdrage leveren aan de kustbewaking. Hierdoor worden de vaarroutes veiliger.

Met de Nederlandse wapenexport verdienen wij niet alleen geld, wij helpen ook de kosten van de wereldhandel te verlagen. De wereldwijde welvaartsgroei die hierop volgt, is gunstig voor iedereen. Wapenexport levert dus een belangrijke bijdrage, zoals in het AO aan bod kwam.

De voorzitter:
Dank u zeer. Ik begrijp dat mevrouw Agnes Mulder afziet van het woord. Dit geldt ook voor de heer Sjoerdsma. Zij hebben wel ingetekend.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik dank de leden voor de indiening van de moties naar aanleiding van het debat dat wij hadden in het AO gisteren. De motie van de heer Van Dijk, meeondertekend door de heer Van Ojik, op stuk nr. 225 gaat over het opschorten van de onderhandelingen met Jordanië over de verkoop van defensiemateriaal. Daar wil ik het volgende over zeggen. Jordanië speelt een positieve en verantwoordelijke rol in een inderdaad instabiele regio. Jordanië vangt sinds het begin van de crisis, maar ook nu nog, veel vluchtelingen uit Syrië op en speelt een constructieve rol in de regio. Het land heeft een vredesverdrag met Israël. De stabiliteit van Jordanië is van belang voor de stabiliteit in die regio.

De procedure voor de verkoop van defensiemateriaal is dat er bij het voornemen om onderhandelingen te starten een sondage wordt gedaan. Op grond van die sondage wordt getoetst aan de acht EU-criteria in de dan geldende situatie. Die sondage heeft plaatsgevonden in januari 2012. Voor het geval de koper en de verkoper tot een vergelijk komen, staat er een ontbindende voorwaarde in het contract. Deze houdt in dat er een finale toetsing moet plaatsvinden aan de hand van diezelfde acht criteria, maar dan op dat moment. De situatie kan immers zomaar veranderen. De minister van Buitenlandse Zaken doet de toetsing. Op basis daarvan wordt het contract ofwel ontbonden ofwel uitgevoerd. Dat is de gebruikelijke procedure en die is niet uniek voor Nederland. Dat doen wij al langer. Wij volgen gewoon de procedure. Ik ontraad de motie dus.

De voorzitter:
Ik zeg dit niet om de minister te corrigeren, maar ik zeg dit voor de zekerheid. Het lemma "sondage" staat niet in Van Dale; het is "sondering".

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, dat had u gisteren even moeten zeggen, want toen is het woord honderdtachtig keer gebruikt.

De voorzitter:
Daar was ik niet bij.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Goed, dat terzijde. Zo leren wij nog eens wat.

Ik was er al bang voor dat de minister de motie zou ontraden. Dat is uiteraard haar goed recht. Ik wil echter nog twee opmerkingen maken. Ten eerste: de finale toetsing moet aan het eind plaatsvinden, mocht er tot een transactie besloten worden. Om op dat moment zo'n transactie nog eens te annuleren is buitengewoon pijnlijk; dat staat in de een-na-laatste considerans. Het is pijnlijk om op het allerlaatst te moeten zeggen: Jordanië, wij doen het toch niet. Daarom dien ik deze motie in, want ik wil op tijd zijn.

Ten tweede: de minister suggereert dat het allemaal zo goed gaat in Jordanië, maar het gaat om een explosieve regio. Kijk naar Egypte, kijk naar Syrië. Wij spreken over F-16's. Die zijn niet alleen voor binnenlands gebruik.

De voorzitter:
Dit is meer een herhaling van het debat dan dat u vragen stelt over het oordeel over de motie.

Minister Ploumen:
Ik dank de heer Van Dijk voor deze nadere toelichting op de motie. Ik heb de motie zorgvuldig gelezen en herhaal kort dat de procedure die wij volgen, een gebruikelijke procedure is. Er zijn geen procedurele verrassingen, niet voor de koper en niet voor de verkoper. Iedereen weet hoe het werkt. Dat is van tevoren aangekondigd. Ik blijf dus bij mijn oordeel om de motie te ontraden.

Ik kom op de motie-Leegte/Agnes Mulder op stuk nr. 226. Een gelijk speelveld is een belangrijk uitgangspunt bij exportcontrolebeleid. Ik heb geconstateerd dat het speelveld in Europa nog niet op alle onderdelen gelijk is. Ik zet mij actief in en zal mij ook actief blijven inzetten voor het verkrijgen van een gelijk speelveld. Vanzelfsprekend informeer ik de Kamer graag over de wijze waarop die inzet zich materialiseert. Ik zie de motie dus als ondersteuning van beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hedenavond nog zullen wij stemmen over de ingediende moties.

Mij is gebleken dat de fracties een schorsing van een uur wensen.

De vergadering wordt van 20.55 uur tot 21.55 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Mijn excuses, niet voor alles maar wel voor het feit dat ik nu de Kamer moet ophouden. Ik wens mijn motie op stuk 29936, nr. 33 te wijzigen.

De voorzitter:
De motie-Gesthuizen (29936, nr. 33) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Omdat dit een heel ongebruikelijke manier is om een gewijzigde motie in te dienen — namelijk live tijdens de stemmingen — vraag ik de Kamer of daarover nog hedenavond kan worden gestemd. Ik zie instemmend knikken vanuit de Kamer, dus dat gaan wij doen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Ik wil een motie aanhouden. Mag dat via deze route?

De voorzitter:
Dat mag, als u mij duidelijk het punt in de stemmingen kunt aangeven.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Dat is de motie op stuk 27625, nr. 302.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (27625, nr. 302) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Elias (VVD):
Voorzitter. Wij kunnen de wijziging van de motie van mevrouw Gesthuizen zo snel niet beoordelen. Het is dus misschien verstandig als de indienster de gewijzigde motie aanhoudt. We kunnen het gewoon echt niet beoordelen op deze manier. We vinden het ook geen goede gang van zaken.

De voorzitter:
Dat is een verzoek aan mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
De VVD brengt mij vandaag voor de tweede keer in een lastig parket, in de eerste plaats door haar halsstarrigheid tijdens het hele debat en nu omdat ik dan mijn motie toch maar zal moeten aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Gesthuizen stel ik voor, haar motie (29936, nr. 34) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Daarmee vervalt de stemming onder punt 8.

We gaan beginnen met de stemmingen. Als we allemaal proberen om zo stil mogelijk te zijn, dan ga ik proberen om het zo snel mogelijk te doen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Krimp in het onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Krimp in het onderwijs,

te weten:

  • de motie-Voordewind c.s. over de consequenties van de plannen voor kleine richtingen (31293, nr. 169);
  • de motie-Voordewind/Ypma over het aanstaande lerarentekort en de werkloosheid onder leraren (31293, nr. 170);
  • de motie-Beertema over behoud van de kleinescholentoeslag in zijn huidige vorm (31293, nr. 171);
  • de motie-Bisschop over een integrale afweging van prospectieve factoren bij de herziening van het risicogerichte toezicht (31293, nr. 172);
  • de motie-Rog c.s. over afzien van het afschaffen van de kleinescholentoeslag (31293, nr. 173);
  • de motie-Rog c.s. over een advies van de Raad van State over de kleinescholentoeslag (31293, nr. 174);
  • de motie-Smaling over behoud van de laatste scholen in dorpen en buurten (31293, nr. 175);
  • de motie-Ypma/Straus over de bekostiging van kleine scholen (31293, nr. 176).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Voordewind/Ypma (31293, nr. 170) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Mijnheer Knops, ik zag een propje door de zaal vliegen!

In stemming komt de motie-Voordewind (31293, nr. 169).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voordewind/Ypma (31293, nr. 178, was nr. 170).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beertema (31293, nr. 171).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop (31293, nr. 172).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog c.s. (31293, nr. 173).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog c.s. (31293, nr. 174).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling (31293, nr. 175).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ypma/Straus (31293, nr. 176).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Toekomstverkenning publieke omroep

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Toekomstverkenning publieke omroep,

te weten:

  • de motie-Klein/Segers over de mogelijkheden voor omroepen om hun inkomsten uit te breiden (32827, nr. 50);
  • de motie-Klein/Jasper van Dijk over de adviescommissie inzake de toekomstverkenning publieke omroep (32827, nr. 51);
  • de motie-Verhoeven over de gevolgen van het vergroten van de eigen inkomsten van de publieke omroep (32827, nr. 52);
  • de motie-Segers/Klein over de formulering van de opdracht voor de toekomstverkenning (32827, nr. 53).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Verhoeven (32827, nr. 52) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de motie-Klein/Segers (32827, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klein/Jasper van Dijk (32827, nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Verhoeven (32827, nr. 54, was nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Segers/Klein (32827, nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Natuur- en Milieueducatie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Natuur- en Milieueducatie,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over extra investeringen in natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs (20487, nr. 43);
  • de motie-Ouwehand over de mogelijkheid van zelf zaaien en oogsten (20487, nr. 44).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Ouwehand (20487, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (20487, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Voortgang aanpak problematische jeugdgroepen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Voortgang aanpak problematische jeugdgroepen,

te weten:

  • de motie-Helder over het opleggen van de ISD-maatregel aan jeugdigen vanaf 12 jaar (28684, nr. 385);
  • de motie-Helder over denaturaliseren en terugsturen van criminelen (28684, nr. 386).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Helder (28684, nr. 385).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Helder (28684, nr. 386).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Opheffing van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO de opheffing van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie,

te weten:

  • de motie-Geurts over lagere heffingen, retributies of belastingen (32615, nr. 11);
  • de motie-Geurts over de opgebouwde reserves (32615, nr. 12);
  • de motie-Geurts over de kosten van de opheffing (32615, nr. 13);
  • de motie-Verhoeven c.s. over niet opleggen van een verplichte heffing in 2014 (32615, nr. 14).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Geurts (32615, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts (32615, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts (32615, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Verhoeven (32615, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Bedrijfslevenbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Bedrijfslevenbeleid,

te weten:

  • de motie-Lucas/Agnes Mulder over de betrokkenheid van het mkb bij het topsectorenbeleid (32637, nr. 62);
  • de motie-Lucas/Agnes Mulder over een goede aansluiting op Horizon 2020 (32637, nr. 63);
  • de motie-Klever over verlagen van de belastingen voor burgers en bedrijven (32637, nr. 64);
  • de motie-Agnes Mulder over de subsidieregeling Veiligheid Kleine Bedrijven (32637, nr. 65);
  • de motie-Verhoeven over het meer stimuleren van het midden- en kleinbedrijf (32637, nr. 66).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Agnes Mulder stel ik voor, haar motie (32637, nr. 65) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Lucas/Agnes Mulder (32637, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Lucas/Agnes Mulder (32637, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klever (32637, nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Verhoeven (32637, nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Transitie Jeugdzorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Transitie Jeugdzorg,

te weten:

  • de motie-Leijten/Kooiman over voorkomen van loondumping en gedwongen ontslagen (31839, nr. 299);
  • de motie-Bergkamp/Ypma over overleg met de VNG over behoud van specifieke kennis (31839, nr. 300);
  • de motie-Agema over uitstel van de decentralisatie van de jeugdzorg (31839, nr. 301);
  • de motie-Voortman/Ypma over regionale monitoring (31839, nr. 302);
  • de motie-Voortman over een goede aansluiting tussen jeugd- en volwassenenzorg (31839, nr. 303);
  • de motie-Keijzer/Bergkamp over het formuleren van kritische succesfactoren (31839, nr. 304);
  • de motie-Keijzer over overleg met zorgkantoren en zorgverzekeraars (31839, nr. 305).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Leijten/Kooiman (31839, nr. 299).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bergkamp/Ypma (31839, nr. 300).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agema (31839, nr. 301).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman/Ypma (31839, nr. 302).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voortman (31839, nr. 303).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Bergkamp (31839, nr. 304).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer (31839, nr. 305).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Diverse fiscale onderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Diverse fiscale onderwerpen,

te weten:

  • de motie-Van Vliet over tegengaan van bpm-fraude (31213, nr. 13);
  • de motie-Omtzigt over aanpassing van de verplichte openbaarheid voor anbi's (31213, nr. 14);
  • de motie-Mei Li Vos/Neppérus over het onderzoek naar de arbeidsmarkteffecten (31213, nr. 16);
  • de motie-Mei Li Vos over duidelijkheid over de btw-plicht van zzp'ers (31213, nr. 17).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Van Vliet (31213, nr. 13) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De voorzitter:
De motie-Mei Li Vos/Neppérus (31213, nr. 16) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De voorzitter:
De motie-Mei Li Vos (31213, nr. 17) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Vliet (31213, nr. 18, was nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (31213, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Mei Li Vos c.s. (31213, nr. 19, was nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Mei Li Vos (31213, nr. 20, was nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Van Vliet (PVV):
De motie op stuk nr. 13 is met algemene stemmen aangenomen. Volgens mij was die helemaal niet zo slecht. Maar ik wil toch graag een brief van het kabinet over hoe het die motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Dat is een conclusie die je kunt trekken als een motie met algemene stemmen is aangenomen. Ik zal dit deel van het stenogram naar het kabinet doorgeleiden.


Stemmingen moties Woningcorporaties

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Woningcorporaties,

te weten:

  • de motie-Paulus Jansen/Voortman over huurders met een inkomensdaling in het lopende jaar (29453, nr. 320);
  • de motie-Paulus Jansen/Voortman over gebruik van het huis als correspondentieadres (29453, nr. 321);
  • de motie-Voortman over belonen van investeringen in verduurzaming (29453, nr. 322);
  • de motie-Voortman over de reikwijdte van de hardheidsclausule (29453, nr. 323);
  • de motie-Fritsma over afzien van de verhuurdersheffing (29453, nr. 325).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Paulus Jansen/Voortman (29453, nr. 320).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Paulus Jansen/Voortman (29453, nr. 321).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman (29453, nr. 322).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman (29453, nr. 323).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Fritsma (29453, nr. 325).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Inburgering

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Inburgering,

te weten:

  • de motie-Van Klaveren over verkorten van de termijn voor het halen van het inburgeringsexamen (32824, nr. 27);
  • de motie-Van Klaveren over intrekken van de verblijfsvergunning bij het niet halen van het inburgeringsexamen (32824, nr. 28);
  • de motie-Van Klaveren over schrappen van de ontheffing bij "het leveren van voldoende inspanningen" (32824, nr. 29).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Klaveren (32824, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (32824, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (32824, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Waterkwaliteit

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Waterkwaliteit,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (27625, nr. 293);
  • de motie-Ouwehand over onderzoek naar de effecten van niet-prioritaire stoffen op de ecologische criteria (27625, nr. 294);
  • de motie-Geurts over informeren van de Kamer over de actualisatie van de Kaderrichtlijn water (27625, nr. 296);
  • de motie-Dik-Faber over de verkenning naar doelmatige maatregelen (27625, nr. 300);
  • de motie-Jacobi over formuleren van doelen en maatregelen voor het ondiepe grondwater (27625, nr. 302);
  • de motie-Van Gerven over overnemen van het normvoorstel voor geneesmiddelen in het grondwater (27625, nr. 303).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (27625, nr. 300) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Ouwehand (27625, nr. 293).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (27625, nr. 294).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts (27625, nr. 296).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts (27625, nr. 298).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (27625, nr. 303).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Vessel Protection Detachments

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Vessel Protection Detachments (VPD’s),

te weten:

  • de motie-Hachchi/Jasper van Dijk over wachten met het wetsvoorstel totdat de beleidsdoorlichting is uitgevoerd (32706, nr. 52);
  • de motie-Hachchi/Jasper van Dijk over wachten met het wetsvoorstel totdat een degelijke juridische verkenning is uitgevoerd (32706, nr. 53);
  • de gewijzigde motie-Knops/Hachchi over onderzoek naar mogelijkheden voor het stationeren van mariniers in de regio van de Golf van Aden (32706, nr. 55, was nr. 54).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Hachchi/Jasper van Dijk (32706, nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Hachchi/Jasper van Dijk (32706, nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Knops/Hachchi (32706, nr. 55, was nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Arbeidsmarktbeleid/topinkomens

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Arbeidsmarktbeleid/topinkomens,

te weten:

  • de motie-Karabulut over het onder de cao brengen van de lonen van bestuurders van grote ondernemingen (29554, nr. 463);
  • de motie-Karabulut over instemmingsrecht voor ondernemingsraden inzake beloningsbeleid (29554, nr. 464);
  • de motie-Van Weyenberg/Heerma over niet co-financieren met belastinggeld van vervroegd uittreden (29554, nr. 465);
  • de motie-Krol over onderzoek naar budgettair neutraal uitvoeren van de maatregel van deeltijdpensioen (29554, nr. 466).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Karabulut (29554, nr. 463).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (29554, nr. 464).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Heerma (29554, nr. 465).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (29554, nr. 466).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn,

te weten:

  • de motie-Van Gerven c.s. over alsnog vrijstelling verlenen voor het bovengronds aanwenden van mest (33037, nr. 68);
  • de motie-Ouwehand over intrekken van het verzoek tot derogatie van de Nitraatrichtlijn (33037, nr. 69);
  • de motie-Ouwehand over opnemen van gerichte bronmaatregelen (33037, nr. 70).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Gerven (33037, nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33037, nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Bij de vorige motie, op stuk nr. 68, toen u de Partij van de Arbeid nogal moest aanmoedigen om de handen op te steken, hadden wij ze wel opgestoken.

De voorzitter:
U bent ook genoemd. De motie was aangenomen en blijft aangenomen. Er verandert dus niks.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33037, nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Rijkshuisvesting

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Rijkshuisvesting,

te weten:

  • de motie-Van Toorenburg over concrete maatregelen om de gevolgen van de verkleining van de rijksdienst voor de provincie Drenthe te beperken (31490, nr. 123);
  • de motie-Schouten over voorrang geven aan de krimpregio’s bij verdeling van Fte’s (31490, nr. 124);
  • de motie-Albert de Vries c.s. over aanvullende voorstellen om het verlies aan werkgelegenheid substantieel te verminderen (31490, nr. 125);
  • de motie-Albert de Vries c.s. over een inspanningsverplichting dat bepaalde provincies niet meer dan gemiddeld werkgelegenheid mogen verliezen (31490, nr. 126);
  • de motie-Paulus Jansen over meer inzicht in de productiviteitsontwikkeling (31490, nr. 127).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Toorenburg (31490, nr. 123).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouten (31490, nr. 124).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Albert de Vries (31490, nr. 125).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Albert de Vries (31490, nr. 126).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paulus Jansen (31490, nr. 127).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Passend onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Passend onderwijs,

te weten:

  • de motie-Bisschop/Ypma over informeren van scholen en samenwerkingsverbanden (31497, nr. 102);
  • de motie-Bisschop/Voordewind over betrachten van terughoudendheid met nieuwe plannen en verplichtingen (31497, nr. 103);
  • de motie-Smaling/Ypma over ontwikkelen van een gedifferentieerd toezichtsmodel (31497, nr. 104);
  • de motie-Smaling over een representatieve steekproef onder leraren (31497, nr. 105).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Bisschop/Ypma (31497, nr. 102).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop/Voordewind (31497, nr. 103).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling/Ypma (31497, nr. 104).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling (31497, nr. 105).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Wapenexportbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Wapenexportbeleid,

te weten:

  • de motie-Jasper van Dijk/Van Ojik over opschorten van de onderhandeling met Jordanië over de verkoop van defensiematerieel (22054, nr. 225);
  • de motie-Leegte/Agnes Mulder over een periodieke update over de voortgang van de onderhandelingen over het gelijke speelveld in Europa (22054, nr. 226).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk/Van Ojik (22054, nr. 225).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leegte/Agnes Mulder (22054, nr. 226).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden (33352).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt het amendement-Dijkhoff c.s. (stuk nr. 7, I) tot het invoegen van onderdeel Ca.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 7 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Dijkhoff c.s. (stuk nrs. 7, I tot en met IV).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen begroting Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) en van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (33640-V).

In stemming komt het amendement-Dijkgraaf (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, de ChristenUnie, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Hijum (stuk nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (33640-XV).

In stemming komt het amendement-Schouten (stuk nr. 4, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie en GroenLinks voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 4 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen in verband met Voorjaarsnota 2013

Aan de orde is de stemming in verband met de Voorjaarsnota 2013.

De voorzitter:
Ik stel voor, de stukken 33640, hoofdstuk I t/m IV, VI t/m X, XII, XIII en XVI en de fondsen A t/m C, F, H en J zonder stemming aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen decharge van de jaarverslagen voor het gevoerde financieel beheer

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de commissie voor de Rijksuitgaven inzake de decharge van de jaarverslagen voor het gevoerde financieel beheer door de ministers in het jaar 2012.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Is de Tweede Kamer lam of leeuw? Jaarverslagen zijn altijd hamerstukken, terwijl daarmee juist de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van overheidsmiddelen wordt vastgesteld. Het ministerie van Veiligheid en Justitie voldoet niet aan de normen; lees het vernietigende rapport van de Algemene Rekenkamer. Daarom moet de Tweede Kamer zich als leeuw gedragen en niet als lam. Mijn fractie is van mening dat eerst het vervolgonderzoek van de Algemene Rekenkamer gereed moet zijn, voordat decharge kan worden verleend. Daarom stemt mijn fractie tegen het jaarverslag van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Vorige week heeft de commissie voor Veiligheid en Justitie het debat gevoerd over het jaarverslag en de Slotwet van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De Algemene Rekenkamer heeft bezwaar aangetekend tegen het financieel beleid. Vorige week bleek ook dat de pakkans in Nederland tot een schamele 1,8% is gedaald. Ook is tijdens debatten over het Masterplan DJI gebleken dat er ineens in de spelonken van het ministerie een geldpotje van 69 miljoen euro was gevonden. In elk geval was er voldoende de twijfel bij de Kamer over het gevoerde financiële beleid. De Algemene Rekenkamer heeft zelfs gezegd dat de Kamer onvoldoende in staat is om het beleid van het ministerie te controleren. De PVV kan maar tot één conclusie komen, namelijk dat er geen decharge verleend kan worden. De PVV zal dan ook tegen het jaarverslag en de slotwet stemmen.

De heer De Wit (SP):
Voorzitter. Ook mijn stemverklaring gaat over het jaarverslag 2012 van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De Rekenkamer heeft zes ernstige tekortkomingen geconstateerd in de jaarrekening 2012, wel zodanig dat er bezwaar is gemaakt tegen deze jaarrekening. Dat bezwaar werd ingetrokken nadat een verbeterplan was aangeboden. Mijn fractie had het beter gevonden als de dechargeverlening pas aan de orde zou zijn gekomen nadat het nu ingestelde vervolgonderzoek van de Rekenkamer was afgerond en wij de conclusies daarvan hadden kunnen zien. Dat idee is afgelopen dinsdag verworpen, doordat bij de stemmingen de motie van D66 en de SP werd verworpen. Nu rest ons niets anders dan tegen de dechargeverlening met betrekking tot de jaarrekening 2012 van het genoemde ministerie te stemmen

De voorzitter:
Ik stel voor, de slotwetten over het jaar 2012 (33605, hoofdstuk I t/m X, XII, XIII, XV, XVI en de fondsen A tot en met C en F en H) zonder stemming aan te nemen en conform het voorstel van de commissie voor de Rijksuitgaven te besluiten de desbetreffende ministers met inachtneming van de diverse toezeggingen ter verbetering van het financieel beheer, decharge te verlenen voor het gevoerde beleid, onder de aantekening dat de fracties van de PVV, D66 en de SP geacht wensen te worden tegen de slotwet begrotingshoofdstuk VI te hebben gestemd en niet instemmen met de dechargeverlening op dat hoofdstuk.

Daartoe wordt besloten.


Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Regels ter bevordering van de kwaliteit van zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) (32402).

(Zie vergadering van 2 juli 2013.)

In stemming komt het amendement-Leijten (stuk nr. 57, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 57 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Leijten (stuk nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van D66 ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Staaij (stuk nr. 61, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 61 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Klever (stuk nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de ChristenUnie ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Kuzu (stuk nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Staaij (stuk nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Leijten (stuk nr. 48, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 48 voorkomende nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Pia Dijkstra (stuk nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Kuzu (stuk nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Leijten (stuk nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Klever (stuk nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Pia Dijkstra (stuk nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Leijten (stuk nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Leijten (stuk nr. 19, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 19 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Veen/Bruins Slot (stuk nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van D66 ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Leijten (stuk nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Staaij (stuk nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Pia Dijkstra (stuk nr. 44) tot het invoegen van hoofdstuk 4a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Leijten (stuk nr. 40), het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 16), de gewijzigde amendementen-Van der Staaij (stuk nrs. 61, I tot en met IV), het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 18), het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 30), het gewijzigde amendement-Klever (stuk nr. 25), het amendement-Kuzu (stuk nr. 28), het gewijzigde amendement-Van der Staaij (stuk nr. 60), het amendement-Kuzu (stuk nr. 29), het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 13), het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 17), het amendement-Van Veen/Bruins Slot (stuk nr. 38), het gewijzigde amendement-Van der Staaij (stuk nr. 58) en het gewijzigde amendement-Pia Dijkstra (stuk nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg,

te weten:

  • de motie-Leijten over een inventarisatie van bezoekregelingen voor familieleden (32402, nr. 50);
  • de motie-Van der Staaij over inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen na duidelijkheid over de reikwijdte (32402, nr. 51);
  • de motie-Bruins Slot/Leijten over het niet belemmeren van een eerste open gesprek (32402, nr. 53);
  • de motie-Kuzu over een beschrijving van de taken van het Zorgloket (32402, nr. 54);
  • de motie-Van Veen/Kuzu over het geven van aanwijzing aan beroepsbeoefenaren door de IGZ (32402, nr. 55);
  • de motie-Pia Dijkstra over een pilot voor een evaluatiemoment na afhandeling van de klacht (32402, nr. 56).

(Zie vergadering van 2 juli 2013.)

De voorzitter:
De motie-Kuzu (32402, nr. 54) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de motie-Leijten (32402, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij (32402, nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot/Leijten (32402, nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuzu (32402, nr. 64, was nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veen/Kuzu (32402, nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra (32402, nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Besluit Zorgverzekering en onderzoeksprogramma risicoverevening

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Zorgverzekering en de Uitkomsten van het onderzoeksprogramma risicoverevening en de voorgenomen vormgeving van het ex ante risicovereveningsmodel 2014,

te weten:

- de motie-Pia Dijkstra over formuleren van toetsingscriteria door de NZa (29689, nr. 462).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

De voorzitter:
De motie-Pia Dijkstra (29689, nr. 462) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is de ex-post mechanismen voor de ggz met ingang van 2017 volledig af te schaffen en met ingang van 2015 de langdurige ggz over te hevelen van de AWBZ naar de zorgverzekeringswet;

overwegende dat de commissie-Don in 2012 het ex-ante model voor de ggz "nog niet toereikend" achtte "om betrouwbaar te kunnen compenseren voor gezondheidsverschillen";

overwegende dat kleine zorgverzekeraars en nieuwe toetreders volgens de NZa monitor Toetredingsdrempels Zorgverzekeringsmarkt uit 2012 "relatief nadeel" ondervinden van het afschaffen van de ex-postmechanismen;

overwegende dat het zelfstandig voortbestaan van kleine zorgverzekeraars van groot belang is voor de concurrentie op de zorgverzekeringsmarkt en daarmee voor het functioneren van het zorgstelsel;

verzoekt de regering, door de NZa toetsingscriteria te laten formuleren voor het meten van de kwaliteit van het ex-antemodel voor de ggz en deze jaarlijks te evalueren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 467, was nr. 462 (29689).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Pia Dijkstra (29689, nr. 467, was nr. 462).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Fyra

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de Fyra,

te weten:

  • de motie-De Rouwe/Van Veldhoven over een onafhankelijk onderzoek naar mogelijke alternatieven (22026, nr. 423).

(Zie vergadering van 19 juni 2013.)

In stemming komt de motie-De Rouwe/Van Veldhoven (22026, nr. 423).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Staat van de Europese Unie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de Staat van de Europese Unie,

te weten:

  • de motie-Thieme over geen landbouwsubsidies voor de stierenvechtsector (33551, nr. 16).

(Zie vergadering van 7 maart 2013.)

In stemming komt de motie-Thieme (33551, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Verplicht schatkistbankieren

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in 's Rijks schatkist (verplicht schatkistbankieren) (33540).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

In stemming komt het amendement-Dijkgraaf/Klein (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Klein c.s. (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Hijum (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Dijkgraaf/Van Hijum (stuk nr. 11, II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 11 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Verplicht schatkistbankieren

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in 's Rijks schatkist (verplicht schatkistbankieren),

te weten:

  • de motie-Van Hijum over onderzoek naar een vrijstelling voor streekfondsen (33540, nr. 14).

(Zie vergadering van 3 juli 2013.)

In stemming komt de motie-Van Hijum (33540, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Deltaplan Dementie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Deltaplan Dementie,

te weten:

  • de motie-Bruins Slot c.s. over de consequenties van wijzigingen in de AWBZ voor mensen met dementie en hun mantelzorgers (25424, nr. 209).

(Zie vergadering van 28 mei 2013.)

De voorzitter:
De motie-Bruins Slot (25424, nr. 209) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Bruins Slot (25424, nr. 222, was nr. 209).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Onderzoek dataverzameling door AIVD en MIVD

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over een onderzoek door de CTIVD naar dataverzameling door de AIVD en MIVD.

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken te besluiten en de CTIVD te verzoeken een onderzoek te verrichten naar de dataverzameling door de AIVD en de MIVD.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting

De voorzitter:
Voordat ik de laatste vergadering voor het zomerreces sluit heb ik nog een stichtelijk woord. Beste medeleden. Nog even, en dan begint het zomerreces. Achter ons ligt een bewogen jaar vol bijzondere momenten en gebeurtenissen. Het vorige zomerreces ging als vanzelf over in een verkiezingsreces en na de verkiezingen op 12 september nam de Kamer voor het eerst zelf de verantwoordelijkheid voor de formatie van een nieuw kabinet. De dag na Prinsjesdag was de eerste en tevens laatste werkdag van de oude Kamer. Een week later, op 19 september, trad de nieuwe Kamer aan. Het debat over de regeringsverklaring viel samen met de algemene politieke beschouwingen. In januari kondigde koningin Beatrix haar abdicatie aan. Op 30 april huldigden wij in Amsterdam de koning in. De meesten van u legden toen voor de tweede keer in één parlementair jaar de eed of de belofte af.

Ook binnen de Tweede Kamer passeerden bijzondere en soms ook indrukwekkende momenten. Twee keer stonden we in deze zaal gezamenlijk stil bij het overlijden van een medewerker. Voor de betrokken familieleden en collega's zijn deze herdenkingen kostbare herinneringen. Ze onderstrepen dat de bewoners van het Binnenhof ondanks soms onoverbrugbare verschillen ook behoren tot een warme gemeenschap. Er zijn mensen getrouwd, er werden baby's geboren en twee van onze collega-Kamerleden, mevrouw Karabulut en mevrouw Cegerek, zijn na het zomerreces met zwangerschapsverlof. Ik moet in het algemeen vaststellen dat de zwangerschapsverlofregeling voor Kamerleden een groot succes is. Ik wil vanaf deze plek collega Manja Smits van harte beterschap toewensen. Ik hoop heel erg dat zij na het reces weer helemaal gezond in ons midden kan plaatsnemen.

Ook in dit jaar koos u mij uit uw midden tot uw Voorzitter. Ik ben u daar nog steeds dankbaar voor. Dat wil ik hier graag nog een keer gezegd hebben. Ik zie terug op een goed jaar, al verheel ik niet te zeggen dat daarin ook spanningen optraden. We gaan het reces in met nog een aantal debatten op de wachtlijst: 20 dertigledendebatten en 27 meerderheidsdebatten. Van die in totaal nog 47 te voeren debatten wachten er 5 al meer dan een jaar op behandeling. Wij vinden allemaal dat de samenhang tussen een actueel maatschappelijk vraagstuk en het daarover te voeren debat niet te ver uiteen mogen liggen. Ondanks de goede wil van ons allemaal gebeurt dat toch. Uit uw midden verneem ik inmiddels geluiden die kunnen leiden tot een onderlinge discussie hierover. Dat moedig ik van harte aan.

Ik sprak eerder van spanningen. Als je kijkt naar de berg werk die wij hier de afgelopen negen maanden hebben verzet, is dat ook niet heel vreemd. Alleen al tijdens het kabinet-Rutte/Asscher zijn hier 394 plenaire debatten gehouden, 1.216 commissievergaderingen en 60 rondetafelgesprekken en hoorzittingen. Ik noem in dit kader met nadruk ook nog tien initiatiefwetsvoorstellen van leden, waarvan er zeven werden behandeld. Vanmiddag nog werd een eerste termijn gehouden van een debat over een initiatiefwetsvoorstel. Het recht om zelf wetten te initiëren is lang niet aan alle parlementen gegeven. U waardeert en materialiseert dat recht. Het vergt tijd, inzet en doorzettingsvermogen om zelf een wetsvoorstel te maken. Ik heb daar grote waardering en bewondering voor.

Naast het gebruikelijke werk, dat ik net heb opgenoemd, lopen er ook voortdurend parlementaire onderzoeken en enquêtes. Het afgelopen jaar betroffen dat het inmiddels afgeronde onderzoek naar de huizenprijzen, het nog lopende onderzoek naar ICT-projecten bij de overheid en de onlangs opgestarte parlementaire enquête naar de woningcorporaties. Nog vanmiddag installeerde ik een commissie die de enquête naar de Fyra voorbereidt. Onvermeld in dit rijtje mag niet blijven de enquêtecommissie-De Wit, waaraan onlangs door de Kamer decharge is verleend en die ondanks verkiezingen zo'n knap rapport heeft gemaakt. Ik wil de nog zittende leden, de heer De Wit, mevrouw Neppérus en mevrouw Vermeij, nogmaals bedanken voor hun tomeloze inzet.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dat was zeer verdiend.

In de samenleving zijn er steeds weer nieuwe zaken die de nadrukkelijke aandacht van het parlement vragen. Ik wil graag met u mijn zorg delen. Zijn ook de kleinere fracties in onze Kamer in staat om aan alle door u gewenste activiteiten voldoende deel te nemen? Kan de Kamer al het werk dat zij wil doen, goed en zorgvuldig blijven doen? Neemt zij niet te veel hooi op haar vork?

Geachte medewerkers, werkzaam bij de Kamer en bij de fracties; bodes, beveiligers, gastvrouwen, restaurantmedewerkers, griffiers en iedereen die ik hier dan weer vergeten ben op te noemen. U staat altijd voor ons klaar, ook bij nacht en ontij. U bent de doping voor Kamerleden. Onze prestaties worden door uw ondersteuning, vriendelijkheid en bereidwilligheid sterk verbeterd. Namens iedereen in de Kamer wil ik u daarvoor hartelijk danken.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Rest mij, u allen te danken voor uw eigen inzet en inbreng, voor uw vasthoudendheid, maar ook voor uw lankmoedigheid, uw originaliteit en uw wijsheid. Ik dank u vooral voor de aanmoediging die u elkaar, bewust en onbewust, geeft om uw werk met enthousiasme en overtuiging te doen.

Ik hoop van harte dat het komende reces ontspannend en leerzaam zal zijn. Ik zie uit naar het moment waarop u hier terugkeert; uitgerust, gebruind en vol inspiratie en energie. Ik verheug me op de frisse, nieuwe ideeën om ons werk zorgvuldig, maar ook met plezier te kunnen blijven doen. Ik wens u allen een heel prettige vakantie, een goede recesperiode en een behouden terugkeer.

Sluiting 22.46 uur.