Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Onderwegpas geen onderdeel Sociaal Klimaatplan (Kamerstuk 23645-874)
2025D51120 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over de brief Stand van zaken ontwikkeling Onderwegpas (Kamerstuk 23 645, nr. 868) en de brief Onderwegpas geen onderdeel Sociaal Klimaatplan (Kamerstuk 23 645, nr. 874).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Graaf
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
D66-fractie
VVD-fractie
GroenLinks-PvdA-fractie
CDA-fractie
BBB-fractie
ChristenUnie-fractie
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met enige zorg kennisgenomen van de brieven van
de Minister over de stand van zaken ontwikkeling Onderwegpas. De leden zijn teleurgesteld
over de laatste brief van het kabinet en hebben enkele vragen over de gang van zaken.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die horen bij het
schriftelijk overleg over de stand van zaken ontwikkeling Onderwegpas op 9 december
2025 en zij hebben hierover nog een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met teleurstelling kennisgenomen
van de brief van de Staatssecretaris waarin wordt medegedeeld dat de Onderwegpas geen
onderdeel meer is van het Sociaal Klimaatfonds (SCF) en het Klimaatfonds en dat hiermee
een brede wens van de Kamer niet wordt uitgevoerd. Zij hebben hierover nog een aantal
vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben over de ontwikkeling van de Onderwegpas enkele
vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over de stand van zaken met betrekking tot de Onderwegpas en de uitvoering van de
aangenomen motie van de leden Bikker en Van Hijum. Vanuit de inzet van de BBB voor
een bereikbaar Nederland met ruimte voor iedereen, gebaseerd op gezond verstand en
nuchter beleid, roept de recente ontwikkeling vragen op over de koers, uitvoerbaarheid,
betaalbaarheid en EU-conformiteit van het minimaticket. De leden van de BBB-fractie
hebben hierover enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris
omtrent de stand van zaken van de Onderwegpas. Ze betreuren het feit dat er geen landelijk
geldig reisabonnement voor jongeren of minima komt met middelen uit het Sociaal Klimaatfonds
(SCF), ondanks de aangenomen motie-Bikker/Van Hijum. Deze leden hebben enkele vragen.
D66-fractie
Besluitvorming
De leden van de D66-fractie zijn onaangenaam verrast over de brief van het kabinet
van 21 november om de Onderwegpas niet in te dienen als voorstel bij het Sociaal Klimaatfonds.
De leden merken daarbij op dat kabinet op 26 september nog van plan was de Onderwegpas
in te dienen bij het Sociaal Klimaatfonds. De leden vragen de Staatssecretaris wat
er tussen 26 september en 21 november feitelijk, beleidsmatig of juridisch veranderd
is, waardoor het eerdere voornemen niet langer uitvoerbaar of verdedigbaar werd geacht.
De leden van de D66-fractie vinden het opmerkelijk dat de redenen waarom het kabinet
de Onderwegpas niet heeft meegenomen in het Sociaal Klimaatplan pas in zo’n laat stadium
boven zijn komen drijven, zonder dat de Kamer in de gelegenheid geweest is om zich
hierover uit te spreken. Daarom vragen deze leden de Staatssecretaris een volledige
en gespecificeerde tijdlijn van alle stappen rond de Onderwegpas, vanaf de eerste
verkenning tot het besluit om deze niet op te nemen in het Sociaal Klimaatplan, inclusief:
interne ambtelijke adviezen, bestuurlijke overleggen, besluiten binnen het kabinet
en contacten met de Europese Commissie. Deze leden vragen de Staatssecretaris specifiek
wanneer voor het eerst is vastgesteld of overwogen dat opname van de Onderwegpas in
het Sociaal Klimaatplan mogelijk niet haalbaar zou zijn en waarom hij ervoor heeft
gekozen om de Kamer hierover pas te informeren na indiening van het Sociaal Klimaatplan.
Financiële risico’s
De leden van de D66-fractie constateren dat de streekvervoerders, verenigd in de Federatie
Mobiliteitsbedrijven Nederland de risico’s te groot vinden om de stap naar een Onderwegpas
te zetten. Deze leden constateren dat de Staatssecretaris noemt dat dat komt door
een eventuele derving zonder een inkomstengarantie vanuit overheidszijde. Deze leden
vragen de Staatssecretaris of, en zo ja, welke mogelijkheden hij heeft onderzocht
om de inkomstenderving te mitigeren zonder het volledige voorstel te schrappen. Ook
vragen deze leden welke concrete berekeningen ten grondslag liggen aan de inschatting
dat de financiële risico’s «te groot zijn» en welk bedrag gemoeid is met gewenste
inkomstengarantie. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke vormen van compensatie
of garanties door de staatsecretaris zijn onderzocht, besproken en waarom hij hiervoor
niet heeft gekozen.
Introductie OVpay
De leden van de D66-fractie constateren dat bij het besluit van het kabinet om niet
door te gaan met de ontwikkeling van de Onderwegpas meespeelt dat dit impact zou hebben
op de introductie van OVpay. De leden vragen de Staatssecretaris dit verder toe te
lichten. Welke specifieke problemen treden erop voor de introductie van OVpay en welke
maatregelen heeft de Staatssecretaris verkend om deze problemen te mitigeren?
Staatssteun
De leden van de D66-fractie constateren dat in de gesprekken die gevoerd zijn met
de Europese Commissie (hierna: EC) over de vormgeving van de Onderwegpas is aangegeven
door de EC dat er een staatssteunmelding op grond van artikel 107 VWEU dient te worden
ingediend. Deze leden vragen wanneer het eerste overleg met de EC heeft plaatsgevonden
waarin de mogelijke noodzaak van een staatssteunmelding is besproken, en waarom dit
risico niet eerder expliciet in de overwegingen richting de Kamer is betrokken, zoals
in de brief van 26 september jl. Deze leden vragen de staatsecretaris wanneer hij
bekend is geworden met dit staatssteunvereiste. Ook vragen deze leden of het kabinet
een (concept-)staatssteunmelding heeft voorbereid of laten toetsen, en zo nee, waarom niet, gezien
de grote maatschappelijke en financiële belangen die met deze maatregel gemoeid waren.
Deze leden vragen de Staatssecretaris ook waarom de mogelijkheid tot een staatssteunmelding
niet is meegenomen in de analyse voorafgaand aan de besluitvorming binnen het kabinet
en in het overleg met vervoerders.
Wat ga je doen met het geld
De leden van de D66-fractie constateren dat er met het intrekken van de Onderwegpas
uit het Sociaal Klimaatfonds minder geld in het «bod richting Europa» zit. Ten eerste
vragen deze leden of de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het van belang vinden dat zij de middelen uit
het Sociaal Klimaatfonds evenredig verdelen over de verschillende ETS-2 sectoren gebouwde
omgeving en mobiliteit. Zo ja, hoe gaan zij dit realiseren en zo nee, welke inhoudelijke
redenen zien zij om van die evenredige verdeling af te wijken?
Alternatief beleid
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet nu, ondanks Kamerbrede steun
voor een Onderwegpas, geen maatregelen neemt om het openbaar vervoer betaalbaarder
te maken voor kwetsbare groepen. Deze leden vinden dit zeer onwenselijk. Deze leden
vragen de Staatssecretaris hoeveel personen in Nederland naar schatting gebruik hadden
kunnen maken van de Onderwegpas. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij erkent
dat hij voor deze mensen geen alternatief beleid voorstelt. Deze leden vragen de Staatssecretaris
of hij werkt aan een alternatief voor de Onderwegpas en of de Kamer een concreet,
uitgewerkt alternatief voorstel kan verwachten ter bestrijding van vervoersarmoede.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen waarom financiële risicoafdekking voor vervoerders
binnen de Onderwegpas niet haalbaar wordt geacht, terwijl er signalen zijn dat diverse
bestaande landelijke en provinciale ov-pasregelingen (zoals voor minima, Centraal
Orgaan opvang asielzoekers (COA), Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en rijksmedewerkers)
wél met een sluitende inkomstengarantie functioneren. Zij verzoeken de Staatssecretaris
toe te lichten waarop de beoordeling is gebaseerd.
De leden van de VVD-fractie vragen op basis waarvan wordt aangenomen dat de Onderwegpas
de verdere uitrol van OVpay zou kunnen verstoren. Zij merken op dat er reeds meerdere
programma’s en producten parallel aan OVpay functioneren. Deze leden verzoeken de
Staatssecretaris aan te geven welke technische risico’s in dit geval specifiek worden
voorzien.
De leden van de VVD-fractie willen graag bevestigd krijgen of het klopt dat eerdere
landelijke reisproducten in het openbaar vervoer zijn ingevoerd zonder volledige unanimiteit
van vervoerders. Deze leden verzoeken de Staatssecretaris toe te lichten waarom dit
destijds wel mogelijk was.
De leden van de VVD-fractie constateren daarnaast dat unanimiteit binnen het Nationaal
Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) als randvoorwaarde wordt genoemd, terwijl het NOVB
geen besluitvormend orgaan is. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten
waarom in dit geval alsnog voor unanimiteit wordt gekozen.
GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hechten zoals bekend veel waarde aan goed
en betaalbaar openbaar vervoer. Met de Onderwegpas had een goede stap gezet kunnen
worden naar betaalbaarder openbaar vervoer voor mensen voor wie het openbaar vervoer
op dit moment te duur is. Ook had de Onderwegpas een bijdrage kunnen leveren aan de
bereikbaarheid van dorpen en wijken waar het openbaar vervoer vaak nog een onvoldoende
alternatief is voor de auto.
Over het staken van de invoering van de Onderwegpas hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
een aantal vragen en opmerkingen. Allereerst vragen zij het kabinet te reflecteren
op hoe het proces verlopen is. De aan het woord zijnde leden constateren dat er eerst
geruime tijd gesproken is tussen het kabinet en de vervoerders over een Onderwegpas.
Toen dit afgelopen september niet tot het gewenste resultaat leidde, heeft het kabinet
naar aanleiding van de motie Bikker-Van Hijum bekeken of er een pas kon komen voor
alleen reizen bij de NS. Ook hier wordt nu een streep door gezet. Allereerst zijn
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie enigszins verbaasd dat het niet gelukt is
om met de gezamenlijke vervoerders tot overeenstemming te komen. Meer ov-reizigers
is immers in het belang van zowel de overheid als de vervoerders. Kan het kabinet
nader toelichten waarom de gesprekken met de vervoerders op niets uitgelopen is? Wat
was de reden dat de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland (FMN) de Onderwegpas
niet zag zitten? En wat heeft het kabinet gedaan om er toch met elkaar uit te komen?
Deelt het kabinet de teleurstelling dat er geen overeenstemming is bereikt? Welke
mogelijkheden ziet het kabinet om alsnog voor de HRN-concessie iets te doen aan de
betaalbaarheid voor minima en jongeren? Is het kabinet van plan om op korte termijn
opnieuw met de vervoerders om tafel te gaan om te bezien welke mogelijkheden er zijn
om reizen per ov betaalbaarder en aantrekkelijker te maken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet schrijft dat eind oktober gemeld is door de Europese Commissie (hierna:
EC) dat er een staatssteuntoets gedaan zou moeten worden en dat het kabinet hiervan
afziet omdat dit enkele maanden zou duren. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zijn hierover enigszins verbaasd. Was dit niet vooraf bekend? En hadden deze gesprekken
met de EC niet eerder gevoerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Waarom heeft het
proces dusdanig lang geduurd dat er nu mede door tijdgebrek een streep wordt gezet
door de Onderwegpas? In het verlengde van dit punt vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
waarom het kabinet huiverig was voor het doen van het staatssteuntoets voor de Onderwegpas.
En kan hierbij ook worden ingegaan op het feit dat er in Duitsland een Duitsland-ticket
is waarmee reizigers tegen een vast laag tarief per maand onbeperkt gebruik kunnen
maken van het ov? Waarom zou een dergelijke pas in Nederland dan problemen opleveren
met mogelijke staatssteun? En welke aanvullende maatregelen zouden genomen kunnen
worden om te voorkomen dat de Onderwegpas in strijd zou zijn met de staatssteunregels?
Voorts vragen de aan het woord zijnde leden van de GroenLinks-PvdA-fractie waarom
het invoeren van een Onderwegpas bij alleen de NS tot ongeoorloofde staatssteun zou
leiden aangezien er in de HRN-concessie immers geen sprake is van staatssteun. Daarnaast
wijzen deze leden op het feit dat er op dit moment al regionale initiatieven zijn
voor reisproducten voor minima, zoals de «Meedoenpas», waar naast stadsvervoerders
ook vervoerders die aangesloten zijn bij FMN aan deelnemen. Deze initiatieven worden
ook deels met landelijke middelen gefinancierd. De simpele vraag is dan: waarom kan
dit wel en zou een Onderwegpas niet mogelijk zijn? Graag ontvangen de aan het woord
zijnde leden de juridische analyses waaruit zou blijken dat de Onderwegpas of een
soortgelijk reisproduct in strijd zou zijn met de EU-staatssteunregels. Kan het kabinet
deze analyses c.q. adviezen aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet schrijft dat de middelen uit het SCF (€ 152,50 miljoen) en het Klimaatfonds
(€ 157,50 miljoen) nu vrijvallen. Ook schrijft het kabinet dat er geen SCF-middelen
aan de betaalbaarheid van het ov worden besteed. Dit vinden de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
eveneens zeer teleurstellend. Deze leden zijn van mening dat betaalbaar ov juist wel
zal bijdragen aan de klimaattransitie en aan het tegengaan van vervoersarmoede. Daarom
zijn deze leden van mening dat de middelen beschikbaar zouden moeten blijven voor
betaalbaar ov. Graag ontvangen deze leden hier een uitgebreide reactie op van het
kabinet.
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet de oorspronkelijke doelen van de
Onderwegpas om vervoersarmoede terug te dringen en maatschappelijke participatie te
vergroten borgt nu de landelijke invoering niet doorgaat. Hoe wordt voorkomen dat
nieuwe maatregelen slechts een beperkte doelgroep bereiken in plaats van brede toegankelijkheid
van het openbaar vervoer te verbeteren?
Deze leden vragen in hoeverre alternatieven voor doelgroepkortingen kunnen worden
onderzocht die niet uitsluitend op specifieke inkomensgroepen gericht zijn, maar bijdragen
aan bereikbaarheid voor alle reizigers die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer.
Kan het kabinet toelichten hoe wordt voorkomen dat verschillen tussen regionale kortingsregelingen
leiden tot onduidelijkheid en wisselende voorwaarden voor reizigers?
De leden van de CDA-fractie vragen welke maatregelen het kabinet voor ogen heeft om
vervoersarmoede te verminderen met behulp van middelen uit het Sociaal Klimaatfonds.
Hoe wordt gewaarborgd dat de inzet van deze middelen niet uitsluitend ten goede komt
aan een beperkte doelgroep, maar juist bijdraagt aan verbetering van bereikbaarheid
in regio’s waar weinig alternatieven voor openbaar vervoer beschikbaar zijn?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet het overleg met provincies, gemeenten
en vervoersregio’s heeft vormgegeven rondom de ontwikkeling van de Onderwegpas en
op welke wijze deze partijen zijn betrokken bij het besluit dat de landelijke invoering
niet doorgaat. Kan het kabinet toelichten wat de huidige stand van zaken is van dit
overleg en hoe gezamenlijk wordt bekeken welke alternatieve maatregelen kunnen bijdragen
aan het tegengaan van vervoersarmoede?
Ten aanzien van jongeren vragen de leden van de CDA-fractie hoe wordt geborgd dat
zij toegang houden tot onderwijs, stageplekken en voorzieningen nu een landelijke
voorziening voor jongeren niet haalbaar blijkt. Kan het kabinet aangeven welke alternatieve
maatregelen denkbaar zijn die niet afhankelijk zijn van kortingspassen maar van structurele
verbeteringen in bereikbaarheid?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie hoe wordt voorkomen dat het ontwikkelen
van vervangende regelingen leidt tot vertraging bij andere maatregelen tegen vervoersarmoede
die sneller uitvoerbaar zijn en een bredere doelgroep kunnen bereiken.
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie constateren dat de Onderwegpas oorspronkelijk was bedoeld
als een landelijk dekkend reisproduct voor trein, tram, metro en bus, ter bestrijding
van vervoersarmoede. Door het uitblijven van overeenstemming binnen het Nationaal
Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) wordt nu ingezet op een minimaticket dat in eerste
instantie alleen geldig is op het Hoofdrailnet (NS). Hoe rijmt de Staatssecretaris
deze keuze voor een NS-ticket met de oorspronkelijke doelstelling om vervoersarmoede
te bestrijden, juist in dunbevolkte regio’s en buitengebieden, waar relatief meer
mensen wonen, die een lager inkomen hebben dan gemiddeld en waar kwetsbare huishoudens
vooral afhankelijk zijn van streekvervoerders en busvervoer, en de NS slechts een
beperkte rol speelt? Hoeveel kwetsbare huishoudens in de regio’s, die afhankelijk
zijn streekvervoerders, hebben straks geen toegang meer tot het openbaar vervoer?
Zijn streekvervoerders wel bereid om deze mensen tegemoet te komen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe?
De leden van de BBB-fractie hechten sterk aan het voorkomen van een Nederland van
twee snelheden. Welke concrete maatregelen treft de Staatssecretaris om te voorkomen
dat kwetsbare huishoudens in de regio’s structureel minder profiteren van het minimaticket
dan inwoners in stedelijke gebieden? Welke concrete alternatieve, kleinschalige oplossingen
(zoals buurtbusjes, ov-op-afroep of andere flexibele vervoersvormen) worden momenteel
versneld ontwikkeld of uitgerold voor kwetsbare huishoudens in regio’s waar het NS-ticket
geen of nauwelijks meerwaarde biedt, om alsnog te voldoen aan de doelstellingen van
het Sociaal Klimaatplan?
De leden van de BBB-fractie constateren dat het NOVB geen overeenstemming heeft bereikt,
omdat streekvervoerders de risico’s te groot achten, onder meer vanwege de gevolgen
voor OVpay en de verwachte inkomstenderving zonder overheidscompensatie. Hoe beoordeelt
de Staatssecretaris de technische maakbaarheid van een landelijke Onderwegpas via
OVpay, nu blijkt dat dit in de praktijk een zwaarwegend struikelblok vormt? Op welke
wijze kan de Staatssecretaris garanderen dat de huidige ambitie om het NS-ticket nu
of in een later stadium alsnog uit te breiden naar alle streekvervoerders niet opnieuw
vastloopt op dezelfde financiële en technische bezwaren die nu tot het mislukken van
de oorspronkelijke Onderwegpas hebben geleid? De streekvervoerders hebben aangedrongen
op een inkomstengarantie vanuit de overheid. Kan de Staatssecretaris aangeven wat
de verwachte meerkosten voor het Rijk zijn bij het afgeven van een dergelijke garantie?
Hoe verhouden deze kosten zich tot de gereserveerde middelen uit het SCF en het Klimaatfonds,
die primair bedoeld zijn voor ondersteuning van de doelgroep en niet voor het afdekken
van bedrijfsrisico’s van vervoerders?
De leden van de BBB-fractie constateren dat de middelen uit het Europese SCF strikt
geoormerkt zijn voor kwetsbare huishoudens die worden geraakt door de ETS2-richtlijn.
Tegelijkertijd omvat de aangenomen motie ook de ontwikkeling van een jongerenticket.
De Staatssecretaris geeft aan dat inzet van SCF-middelen voor een jongerenticket ingewikkeld
is, omdat slechts circa 4.000 kwetsbare jongeren binnen de doelgroep vallen. Is het
kabinet desondanks voornemens om een algemeen jongerenticket te ontwikkelen? Indien
dat het geval is, uit welke niet-SCF-gebonden financieringsbronnen wordt dit jongerenticket
gefinancierd, zodat de SCF-middelen volledig beschikbaar blijven voor de kern-doelgroep
(huishoudens tot 101% van het sociaal minimum)? De informele toetsing bij de Europese
Commissie over de versmalling naar een NS-ticket op het Hoofdrailnet is voor de leden
van de BBB-fractie van groot belang. Is deze toetsing inmiddels afgerond, en zo ja,
heeft de Commissie bevestigd dat deze aanpak EU-conform is binnen de kaders van de
SCF-verordening? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat hiermee aantoonbaar wordt
voldaan aan de eis dat de middelen uitsluitend worden ingezet voor het mitigeren van
de ETS2-impact op vervoersarmoede?
ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris nader kan toelichten
waarom er binnen het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) geen overeenstemming
was over doorgaan met de ontwikkeling van het reisproduct. Deze leden wijzen erop
dat er ook andere landelijke ov-regelingen zijn, bijvoorbeeld voor statushouders en
Rijksambtenaren. Waarom lukte het dan niet om overeenstemming over dit reisabonnement
te bereiken en wat vindt de Staatssecretaris daarvan? Heeft de Staatssecretaris begrip
voor het standpunt van de vervoerders? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Wat is
de inzet van de Staatssecretaris geweest om alsnog overeenstemming te bereiken? Welke
alternatieven zijn er daarnaast overwogen en waarom waren deze blijkbaar niet haalbaar?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris in gesprek met
de NS (en andere vervoerders) blijft om ervoor te zorgen dat binnenkort weer een aantrekkelijk
jongerenreisproduct kan worden aangeboden, in lijn met de wens die er leeft in de
Kamer? Waartoe is de NS wel/niet bereid? Kan de Staatssecretaris de Kamer op de hoogte
houden van de voortgang? Zo nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar zijn inzet om
vervoersarmoede te verminderen. Op welke wijze wil hij borgen dat het openbaar vervoer
voor mensen met lage inkomens zo toegankelijk mogelijk is?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris de Kamer later
zal informeren over de inzet van middelen van het Sociaal Klimaatfonds die nu vrijvallen.
Kan de Staatssecretaris schetsen aan welke verdeling hij denkt? De leden wijzen bijvoorbeeld
op het noodfonds energie. Vindt de Staatssecretaris dit een goede besteding? Zo nee,
aan welke andere doeleinden denkt hij/het kabinet ter invulling van de middelen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
L. van der Graaf, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.