Schriftelijke vragen : De interpretatie van de Europese jurisprudentie inzake het additionaliteitsvereiste bij de Habitatrichtlijn
Vragen van het lid Flach (SGP) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de interpretatie van de Europese jurisprudentie inzake het additionaliteitsvereiste bij de Habitatrichtlijn (ingezonden 25 november 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de juridische analyses waarin aangegeven wordt dat het aangescherpte
additionaliteitsvereiste waarschijnlijk niet automatisch voortvloeit uit arresten
van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU)?1,
2
Vraag 2
Deelt u de analyse van de auteurs dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS)-arrest weliswaar
duidelijk maakte dat bij vergunningverlening geen beroep kan worden gedaan op de positieve
effecten van (bestaande) instandhoudingsmaatregelen en passende maatregelen, maar
dat daaruit niet is af te leiden dat hetzelfde geldt voor een maatregel die het bevoegd
gezag uitdrukkelijk beoogt in te zetten als mitigerende maatregel en niet als instandhoudings-
of passende maatregel?
Vraag 3
Deelt u de analyse van de auteurs dat noch in arresten van het HvJ-EU noch in richtsnoeren
van de Europese Commissie wordt aangegeven dat een mitigerende maatregel slechts kan
worden ingezet ten behoeve van een plan of project in een passende beoordeling als
die naar zijn aard niet ook nodig is als een instandhoudings- of passende maatregel?
Vraag 4
Deelt u de analyse van de auteurs dat een strikte interpretatie van het additionaliteitsvereiste
voorbij gaat aan het feit dat via het nemen van passende maatregelen op grond van
artikel zes, tweede lid, van de Habitatrichtlijn alsnog kan worden ingegrepen in bestaande,
vergunde situaties mocht dat nodig zijn om verslechtering te voorkomen?
Vraag 5
Deelt u de mening van de auteurs dat het aangescherpte additionaliteitsvereiste op
gespannen voet staat met het «nuttig effect» van het Unierecht, omdat het ervoor zorgt
dat op dit moment ook vergunningen die uiteindelijk juist zorgen voor uitstootreductie
nauwelijks meer kunnen worden afgegeven?
Vraag 6
Deelt u de mening van de auteurs wat betreft de inzet van de gehele referentiesituatie
van een bestaande activiteit bij de additionaliteitstoets dat dit niet in alle gevallen
maatregelen betreffen die naar hun aard kunnen worden ingezet als instandhoudings-
of passende maatregel?
Vraag 7
Op welke wijze zou ten aanzien van de genoemde referentiesituatie van bestaande activiteiten
kunnen worden voorkomen dat deze onnodig ingezet worden bij de additionaliteitstoets?
Vraag 8
Deelt u de mening van de auteurs wat betreft de stellingname van de Raad van State
dat de omvang van de in te zetten referentiesituatie geen rol mag spelen bij de toets
aan het additionaliteitsvereiste en dat verschil zou moeten worden gemaakt tussen
het al dan niet sprake zijn van significante gevolgen bij mogelijke passende maatregelen
ten aanzien van bestaande activiteiten?
Vraag 9
Deelt u de analyse van de auteurs dat de jurisprudentie bij plannen ruimte laat voor
toepassing van intern salderen zonder additionaliteitstoets als maatregelen met positieve
gevolgen, zoals het niet langer bemesten van agrarische gronden in verband met woningbouw,
onlosmakelijk onderdeel van het plan zijn?
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u voor adequate toepassing van het additionaliteitsvereiste
binnen de kaders van de bestaande jurisprudentie, zodanig dat plannen en projecten
niet onnodig belemmerd worden?
Vraag 11
Bent u bereid advies te vragen aan de Raad van State en/of de Europese Commissie over
de reikwijdte van het additionaliteitsvereiste?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
André Flach, Tweede Kamerlid