Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17 november 2025 + voortgang onderhandelingen Gemeenschappelijke Landbouwbeleid van 2028 - 2034 (Kamerstuk 21501-32-1733)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1734
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 november 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 5 november 2025 over de Geannoteerde
agenda Landbouw- en Visserijraad 17 november 2025 + voortgang onderhandelingen Gemeenschappelijke
Landbouwbeleid van 2028 – 2034 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1733).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 november 2025 aan de Minister en de Staatssecretaris
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 13 november
2025 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Podt
De griffier van de commissie, Jansma
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
bewindspersonen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
Hierover hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.
Visserij
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris om duidelijk te
maken wat hij bedoelt met «interveniëren» tijdens de Landbouw- en Visserijraad (LVR)
als hij van mening is dat de belangen van ecologische, sociale, en economische duurzaamheid
niet in evenwicht zijn. Deze leden geven aan dat dit evenwicht een kwestie is van
eigen interpretatie. Kan de Staatssecretaris duidelijk maken hoe en wanneer hij zou
interveniëren? Bovendien vragen deze leden waarom er geen verdeelsleutel is overeengekomen
voor de bestanden van blauwe wijting en Atlanto Scandian haring. Eveneens zijn deze
leden benieuwd waarom er nog geen overeenkomst is gesloten over de totale visserijmogelijkheden
voor makreel.
Antwoord
De Staatssecretaris zal zijn inbreng leveren met het oog op een goed evenwicht tussen
de verschillende pijlers van het GVB, te weten de ecologische, sociale en economische
duurzaamheid. De Staatssecretaris zal onder andere interveniëren als de balans uit
evenwicht raakt, om te voorkomen dat bedrijven onnodig omvallen door maatregelen waar
wetenschappelijke adviezen meer ruimte bieden.
Voor wat betreft de verdeelsleutels voor blauwe wijting en voor Atlanto Scandian haring
is er geen overeenstemming tussen de betreffende kuststaten langs de Noord-Oost-Atlantische
Oceaan, omdat er een verschil van inzicht is op basis waarvan deze bepaald moeten
worden. Waar de Europese Unie (EU) inzet op een verdeelsleutel op basis van historische
rechten, bepleiten anderen het meewegen van bijvoorbeeld wijzigingen in distributie-patronen
(«zonal attachment»).
Voor makreel lopen de onderhandelingen nog en is nog niet van alle betrokken kuststaten
bekend waar zij mee in kunnen stemmen. Het is wenselijk dat er nog voor de Raad tussen
de betrokken lidstaten vangstmogelijkheden overeengekomen zijn.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd hoe de inzet van Nederland op
«een toekomstgerichte en vooral innovatieve landbouwsector» met «een billijk inkomen»
voor boeren verschilt van de inzet van de Europese Commissie (EC) en andere lidstaten.
Heeft de Staatssecretaris een fundamenteel andere opvatting hierover dan de meerderheid
van Europese Unie (EU)-lidstaten? Op het gebied van gerichte steun vragen deze leden
aan de Staatssecretaris om duidelijker uit te leggen wie hij ziet als de actieve boeren
die steun het meest nodig hebben. Bovendien pleiten deze leden ervoor om overheidsgeld
altijd ten goede te laten komen van duurzame boeren, zodat publieke middelen ook het
algemene belang van een betere natuurbescherming dienen. Hoe gaat de Staatssecretaris
pleiten voor dit doel? Welke flexibiliteit voor lidstaten beoogt de Staatssecretaris?
Antwoord
Nederland zet in op een toekomstgerichte en innovatieve agrarische sector. Hiervoor
is brede steun bij zowel de Europese Commissie (hierna: Commissie) als andere lidstaten.
Nederland legt daarbij nadruk op marktgerichte boeren, dus boeren die produceren voor
de markt en daar ook voornamelijk het inkomen uit genereren. In het Commissievoorstel
over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2027 dient de inkomenssteun meer
gericht te worden op specifieke groepen die deze steun beter kunnen gebruiken. De
Commissie noemt daarbij als groepen onder meer jonge boeren, gemengde bedrijven en
familiebedrijven. Het is aan de lidstaten om daar verder invulling aan te geven. In
de planvorming zal dit voor Nederland verder worden uitgewerkt. Deze betalingen zijn
gekoppeld aan de minimale vereisten voor een goede landbouwpraktijk (farm stewardship).
Daarnaast kunnen aanvullende betalingen worden gegeven voor extra inspanningen voor
publieke diensten, zoals deze momenteel via de ecoregeling en het Agrarisch Natuur-
en Landschapsbeheer (ANLb) ook worden verstrekt. Nederland spreekt zich actief uit
voor betalingen ter ondersteuning van deze diensten in de EU.
Nederland streeft naar een doelgerichte invulling van het GLB. Om dat mogelijk te
maken, is het van belang op Europees niveau de doelen te bepalen en de lidstaten vervolgens
binnen de regels de ruimte te geven in de wijze waarop deze doelen worden bereikt.
In het huidige voorstel zijn veel onderdelen (interventies) verplicht, terwijl het
voorgestelde minimale budget voor het GLB lager is voorgesteld. Keuzen lijken hierbij
noodzakelijk. Als veel regelingen verplicht zijn, is spreiding van budget noodzakelijk.
Dit kan zorgen voor regelingen met beperkt budget, wat ten koste kan gaan van de doelgerichtheid,
terwijl de administratieve lasten en uitvoeringskosten worden verhoogd. Daarom pleit
de Minister voor flexibiliteit hierbij.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de aankomende LVR. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de passage waarin de EC voedselzekerheid
benoemt als kerndoel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2027. Deze
leden benadrukken dat voedselzekerheid niet alleen een papieren uitgangspunt is, maar
begint bij behoud en versterking van de daadwerkelijke landbouwproductie in Europa
en Nederland. Deze leden vragen de Minister te bevestigen dat Nederland in de LVR
expliciet inzet op het niet verder afbouwen van de landbouwproductiecapaciteit, maar
juist op het versterken van het productievermogen en het inkomen van boer en tuinder.
Antwoord
Veel GLB-regelingen dragen bij aan de voedselzekerheid en het behoud van de landbouwproductiecapaciteit
op de lange termijn. Zoals ook in de kabinetsappreciatie van de nieuwe GLB-voorstellen
van de Commissie is aangegeven, hecht het kabinet groot belang aan een goed en stabiel
inkomen voor landbouwers, het versterken van hun verdienvermogen, en het vergroten
van de economische weerbaarheid van de sector. In de Raad zet de Minister zich daarom
in op een toekomstgerichte en concurrerende landbouw, die marktgericht opereert en
waarin boeren eerlijk worden beloond voor de producten en publieke diensten die zij
leveren.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de aangekondigde bespreking over
handelsgerelateerde landbouwdossiers en de verdere verdieping van de handelsrelatie
tussen de EU en Oekraïne. Deze leden benadrukken dat handel met derde landen nooit
mag leiden tot marktverstoring binnen de Europese landbouw, noch tot concurrentie
op basis van lagere productiestandaarden, lagere dierenwelzijnsnormen of lagere milieukosten.
Deze leden vragen de Minister hoe zij borgt dat importstromen van onder meer graan,
pluimveevlees, eieren en zuivel uit Oekraïne niet leiden tot druk op prijzen en afzetmogelijkheden
voor Nederlandse en Europese boeren.
Antwoord
De positie van het kabinet ten aanzien van inmiddels van kracht geworden verdere wederzijdse
tariefliberalisatie tussen de EU en Oekraïne is reeds met de Kamer gedeeld (Kamerstuk
36 045, nr. 214). De Commissie heeft rekening gehouden met zorgen van Europese landbouwproducenten
rondom gevoelige productgroepen, waaronder ook landbouwproducten die voor Nederlandse
boeren mogelijk onderhavig zijn aan marktverstoringen, zoals suiker, eieren en pluimveevlees.
Op deze producten zijn de tariefcontingenten minder of niet uitgebreid. Aangezien
deze tariefcontingenten overeenkomen met de importvolumes van de afgelopen jaren,
wordt geen sterke toename verwacht. Ook is het mogelijk in het geval van marktverstoringen
met negatieve consequenties vrijwaringsmaatregelen te nemen op alle additionele tariefcontingenten.
Dit was eerder onder de Deep and Comprehensive Free Trade Areat (DCFTA) nog niet mogelijk.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsdiscussie over het
GLB na 2027 en plaatsen een kanttekening bij de stelling van de Minister dat steun
vooral moet gaan naar «boeren die het het meest nodig hebben». Deze leden wijzen erop
dat het GLB geen sociaal vangnet mag worden, maar een instrument dat productieve en
toekomstgerichte landbouw ondersteunt. Het doel van het GLB moet zijn dat boeren voldoende
voedsel kunnen produceren, investeren in innovatie en fatsoenlijk kunnen verdienen
aan hun producten, in plaats van structureel afhankelijk te worden van subsidies.
Deze leden vragen de Minister dan ook te bevorderen dat de herziening van het GLB
zich richt op ondernemerschap, productie en verdienvermogen. Niet op het creëren van
een systeem waarin boeren slechts kunnen overleven dankzij inkomenssteun. Daarbij
hoort dat de nadruk ligt op eerlijke prijzen in de keten en minder regelgeving, in
plaats van steeds meer afhankelijkheid van Brussel.
Antwoord
De Minister onderstreept dat het GLB moet bijdragen aan een toekomstgerichte, productieve
en concurrerende landbouw, gericht op het verwerven van een inkomen via de markt.
Daarnaast vindt de Minister het van belang dat boeren eerlijk worden beloond voor
de publieke diensten die zij leveren, zodat dit ook een bron van inkomsten kan zijn
op het boerenbedrijf. In het Commissievoorstel over het GLB na 2027 wordt voorgesteld
voor de inkomenssteun mee te wegen welke boeren steun het meeste nodig hebben. Dit
staat een oriëntatie op de markt niet in de weg, dit kan bijvoorbeeld gaan om (tijdelijke)
extra steun voor jonge boeren. Nederland kan hier zelf nog vorm aan geven.
De leden van de BBB-fractie hebben tot slot vernomen dat de Franse Senaat een subsidiariteitsbezwaar
heeft ingediend op de herziening van de EU-schoolregeling. Het voorstel voor een herziening
heeft tot doel om de leveringszekerheid van landbouwproducten in geval van crises
te versterken. De tekst bevat verplichtingen voor lidstaten om hun voedselvoorraden
te monitoren en te coördineren en daarover verslag te doen aan de EC. Lidstaten worden
ook geacht een nationaal crisisparaatheids en -responsplan op te stellen, op basis
van richtsnoeren van de EC.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de Franse Senaat stelt dat crisisbeheer
primair een nationale bevoegdheid is, waarbij de EU slechts een ondersteunende rol
heeft (artikel 5, lid 3 VEU). Kan de Minister aangeven in hoeverre zij meerwaarde
ziet in aanvullende Europese coördinatie en rapportageverplichtingen ten opzichte
van reeds bestaande nationale crisisstructuren en leveringszekerheidsplannen? Op welke
wijze bewaakt het kabinet dat de nationale beleidsruimte in crisisbeheersing behouden
blijft?
Antwoord
Zoals benoemd in het BNC-fiche over de Herziening van de Gemeenschappelijke Marktordening
(Kamerstuk 22 112, nr. 4145), oordeelt het kabinet positief dat, gelet op toenemende geopolitieke spanningen
en klimaatverandering, het voorstel de leveringszekerheid van landbouwproducten tijdens
crises versterkt.
Het voorstel sluit aan bij de nationale inzet van het kabinet op het vergroten van
de weerbaarheid en de strategische autonomie. Het kabinet is positief dat lidstaten
inzet moeten plegen voor het opstellen van nationale voedselzekerheidparaatheid- en
responsplannen en dat er harmonisatie komt waar deze plannen minimaal uit moeten bestaan.
Aandachtspunt voor het Kabinet is wel dat er voldoende ruimte moet zijn om hier invulling
aan te geven op een manier die recht doet aan reeds bestaande nationale kaders, waaronder
die van vitale infrastructuur en de landelijke agenda crisisbeheersing, alsmede aan
de nationale weerbaarheidsopgave en verplichtingen die voortkomen uit de Critical
Entities Resilience Directive (CER-richtlijn).
De leden van de BBB-fractie vinden het goed dat de adviezen van de International Council
for the Exploration of the Sea (ICES) worden gevolgd, maar zien nog altijd grote jaarlijkse
fluctuaties in de vangstadviezen. Deze leden vragen de Staatssecretaris zich te blijven
inzetten voor langjarige vangstadviezen om die schommelingen op te vangen, met oog
voor de sociaaleconomische gevolgen. Deze leden zijn van mening dat de LVR hier meer
aandacht aan moet besteden.
Antwoord
De Staatssecretaris deelt de mening van de leden van de BBB-fractie dat het van belang
is om binnen de kaders van duurzame visserij te streven naar zoveel mogelijk stabiliteit
en voorspelbaarheid in de vangstmogelijkheden. Daarom zet de Staatssecretaris in op
bijvoorbeeld het toewerken naar het vaststellen van vangstmogelijkheden voor meerdere
jaren (meerjaren-TACs). Tevens zet de Staatssecretaris zich in om waar mogelijk bestanden
te beheren conform een langetermijnbeheerplan. Een langetermijnbeheerplan kan ertoe
leiden dat deze benadering meer stabiliteit in de vangstmogelijkheden creëert, doordat
jaarlijkse fluctuaties worden gedempt. De Staatssecretaris blijft zich ook inzetten
om toe te zien op de kwaliteit van de vangstadviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES), zoals toegezegd naar aanleiding van de motie-Van der Plas (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1684).
De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over de daling van de Atlanto-haring
en vragen om te onderzoeken hoe deze beter kan worden opgevangen. Deze leden vragen
de Staatssecretaris zich hard te maken tegen een mogelijke trade-off met Noorwegen,
dat stelselmatig de vangstadviezen negeert ten koste van onze vissers.
Antwoord
Het bestand van de Atlanto Scandian haring gaat niet achteruit, er is een vangstadvies
van +33%. De Staatssecretaris zet zich ervoor in om de toegang voor de visserij op
Atlanto Scandian haring in de Noorse Exclusief Economische Zone (EEZ) weer volledig
mogelijk te maken.
De leden van de BBB-fractie constateren dat tonijn steeds noordelijker voorkomt en
vragen om vangstmogelijkheden zodat deze vissoort ook daadwerkelijk kan worden aangeland.
Antwoord
Nederland heeft geen historische rechten en daarmee geen quotum voor gerichte tonijnvangst.
Om ook voor Nederlandse vissers het aanlanden van deze vissoort mogelijk te maken,
zou dit betekenen dat de interne verdeelsleutel voor tonijn tussen EU-lidstaten die
wel historische rechten op tonijn hebben, aangepast dient te worden. Aangezien het
hanteren van historische rechten voor het verkrijgen van quota een belangrijk uitgangspunt
is binnen de EU, is hier over het algemeen geen draagvlak voor bij andere lidstaten.
De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris zich in te zetten om de Haagse
preferenties opnieuw aan de orde te stellen in de LVR, zodat er een gelijk speelveld
ontstaat. Deze leden verzoeken te verkennen of een blokkerende minderheid mogelijk
is met andere lidstaten, indien Ierland blijft vasthouden aan haar positie.
Antwoord
De Staatssecretaris zal de Haagse preferenties in de Raad aan de orde stellen. Daarbij
zal hij ook in gesprek gaan met andere lidstaten om waar mogelijk samen op te trekken.
De leden van de BBB-fractie wachten de vangstadviezen uit de Middellandse Zee en de
Zwarte Zee af en vragen aandacht voor de mogelijke precedentwerking daarvan voor andere
Europese wateren. Zij steunen tevens de inzet om de Oostzee duurzaam te beheren en
hopen dat dit elders in Europa navolging krijgt.
Antwoord
De Staatssecretaris volgt met interesse de vaststelling van de vangstmogelijkheden
voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Voornamelijk het beheer van aal in de Middellandse
Zee wordt nauwgezet gevolgd, vanwege mogelijke precedenten voor andere Europese zeebekkens.
Op dit moment wordt de insteek ten aanzien van het beheer van aal vastgesteld door
de visserijverdragsorganisatie voor het Mediterraans gebied en is dit dus niet van
toepassing voor het beheer van aal in de Noord-Westelijke wateren. De Staatssecretaris
hecht er waarde aan dat dit onveranderd blijft.
De leden van de BBB-fractie merken op dat de ICES-adviezen steeds grotere schommelingen
laten zien, onder meer bij tong, kabeljauw en makreel. Omdat de visserij niet zomaar
kan worden stilgelegd moet meer rekening worden gehouden met sociaal-economische omstandigheden.
De huidige juridische kaders laten dat onvoldoende toe, mede door de druk van NGO’s.
Een herhaling van de situatie rond tong moet worden voorkomen.
Antwoord
De Staatssecretaris deelt de mening van de leden van de BBB-fractie dat het van belang
is om binnen de kaders van duurzame visserij te streven naar zoveel mogelijk stabiliteit
en voorspelbaarheid in de vangstmogelijkheden. Daarom zet de Staatssecretaris in op
bijvoorbeeld het toewerken naar het vaststellen van vangstmogelijkheden voor meerdere
jaren (meerjaren-TACs). Tevens zet de Staatssecretaris zich in om waar mogelijk bestanden
te beheren conform een langetermijnbeheerplan. Een langetermijnbeheerplan kan ertoe
leiden dat deze benadering meer stabiliteit in de vangstmogelijkheden creëert, doordat
jaarlijkse fluctuaties worden gedempt. De Staatssecretaris blijft zich ook inzetten
om toe te zien op de kwaliteit van de ICES-vangstadviezen, zoals toegezegd naar aanleiding
van de motie-Van der Plas (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1684).
De leden van de BBB-fractie constateren dat er bij makreel nog geen akkoord is over
de Total Allowable Catch (TAC) of de verdeelsleutel en dat dit onderwerp waarschijnlijk
pas tijdens de North East Atlantic Fisheries Commission (NEAFC)-jaarvergadering wordt
afgerond. Voor blauwe wijting vinden deze leden het resultaat teleurstellend, mede
door de opstelling van andere landen. Ten aanzien van Noordzeeharing vragen deze leden
naar de voortgang van de onderhandelingen en hoe Nederland wil komen tot een lange
termijn managementstrategie.
Antwoord
De Staatssecretaris hoopt dat tijdens de North East Atlantic Fisheries Commission
(NEAFC)-jaarvergadering overeenstemming wordt bereikt op de vangstmogelijkheden voor
makreel. Voor blauwe wijting zijn de vangstmogelijkheden vastgesteld in lijn met het
wetenschappelijk advies. Dit betekent inderdaad een daling ten opzichte van de vangstmogelijkheden
in dit jaar. Zoals reeds aan de Kamer gecommuniceerd (Kamerstukken II, 21 501-32, nr. 1730), zet de Staatssecretaris zich in voor het behalen van een akkoord op een langetermijnbeheerstrategie
voor Noordzeeharing. Dit is van belang om het bestand duurzaam te beheren en stabiliteit
in de adviezen over de lange termijn te verzekeren. Een akkoord op deze langetermijnbeheerstrategie
raakt de verdeelsleustel van de drie partijen, omdat anders een langetermijnbeheerstrategie
niet verantwoord te implementeren is. De Staatssecretaris acht een akkoord essentieel
om de duurzaamheid van dit bestand voor de toekomst zeker te stellen. De Staatssecretaris
zal zich inzetten voor een compromis op een herzien beheermodel voor haring waar alle
partijen aan bijdragen.
De leden van de BBB-fractie benadrukken het belang van Noordzeeharing in de onderhandelingen
met het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen. Deze leden vragen aandacht voor aanvullende
maatregelen naast de TAC’s en wijzen op de noodzaak van evenwichtige afspraken over
schelvis, schol, zwarte koolvis en wijting.
Antwoord
De Staatssecretaris bevestigt in de onderhandelingen oog te hebben voor het belang
van Noordzeeharing, eventuele aanvullende maatregelen en evenwichtige afspraken met
betrekking tot de genoemde bestanden.
De leden van de BBB-fractie steunen de urgente oproep van Ierland en Nederland tot
actie om de Noordoost-Atlantische pelagische bestanden te beschermen. Deze leden steunen
de Staatssecretaris in het Greater North Sea Basin Initiative van Nederland en Frankrijk.
Ook steunen zij de vereenvoudigingsambitie binnen het Europees visserijbeleid. Deze
leden vragen de Staatssecretaris om de Controleverordening Visserij aan te grijpen
om verdere vereenvoudiging te realiseren, onder meer rond de weeg- en traceerbaarheidsverplichtingen,
tolerantiemarges, de 5 procent-regel, energietransitiebelemmeringen binnen de EMFAF
en de onwerkbaarheid van de aanlandplicht.
Antwoord
De door de leden van de BBB-fractie aangedragen onderwerpen hebben de blijvende aandacht
van de Staatssecretaris. Op hiervoor geschikte momenten, zowel op ambtelijk als politiek
niveau, worden deze punten onder de aandacht gebracht van de Commissie, dan wel waar
relevant ook bij andere lidstaten. Tijdens de aankomende Raad zal Nederland, samen
met vijf andere lidstaten, een diversenpunt agenderen waarin wordt aangedrongen op
een tijdige en ambitieuze hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).
De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris ook om aan te kaarten of de
wolhandkrab binnen de EU levend kan worden verhandeld onder strikte voorwaarden, omdat
dit de bestrijding van deze exoot kan bevorderen.
Antwoord
De wolhandkrab is een invasieve exoot en valt onder de werking van de Europese Exotenverordening.
Op grond van deze verordening is handel tussen lidstaten in levende exemplaren van
soorten die onder de verordening vallen niet toegestaan. Dit is noodzakelijk om (verdere)
verspreiding van invasieve exoten binnen de EU te voorkomen. Om dit te wijzigen zou
een aanpassing van de Exotenverordening door de Commissie noodzakelijk zijn, wat raakt
aan de handel in alle ongewenste exoten. De Staatssecretaris zet hier niet op in gezien
het risico op verdere verspreiding van exoten. Handel in levende exemplaren van de
wolhandkrab is wel mogelijk binnen Nederland, mits aan een aantal voorwaardes wordt
voldaan om verdere verspreiding in het Nederlandse watersysteem te voorkomen.
De leden van de BBB-fractie willen blijven inzetten op Europese visserij-innovatie,
omdat de Nederlandse visserij in het verleden ten onrechte is benadeeld door de Europese
Unie. Dit onrecht moet worden rechtgezet: de EU moet duurzame visserij stimuleren,
niet afstraffen. Daarnaast vragen deze leden de Staatssecretaris om een krachtig protest
aan te tekenen tegen de voorgestelde begrotingskortingen vanuit de EC met betrekking
tot het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). De enorme bezuinigingen op het budget
zijn onacceptabel.
Antwoord
Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie van de voorstellen van de Europese meerjarenbegroting,
het MFK, en het eigenmiddelenbesluit (EMB) (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2268) beziet het kabinet onder meer of de verschillende voorstellen van de Commissie voldoende
aandacht hebben voor voedselzekerheid en het belang daarvan voor de weerbaarheid van
de EU. De Commissie stelt o.a. een hervorming van het MFK voor via het Nationale Regionale
Partnerschap Plan (NRPP). Het NRPP-voorstel is gericht op grotere toegevoegde waarde
van de Europese begroting, meer eigenaarschap bij lidstaten voor het doen van hervormingen
en meer controle over EU-middelen. Het NRPP-voorstel geeft regio’s en lidstaten meer
vrijheid om zelf te bepalen waar zij de middelen het meest voor nodig hebben, waarmee
er ruimte ontstaat om regionale prioriteiten en de specifieke uitdagingen in de desbetreffende
lidstaat te adresseren. Binnen het NRPP worden er echter wel minimumbudgetten, o.a.
voor de visserij, voorgesteld. Daarnaast moeten lidstaten op nationaal niveau keuzes
maken omtrent aanvullende middelen voor landbouw, visserij of regionale fondsen uit
het niet-gealloceerde deel van de nationale NRPP-envelop, te alloceren binnen het
nationale plan. Tevens bieden het voorgestelde concurrentievermogenfonds en het Horizon-programma
onder het MFK mogelijkheden om onderzoek en innovatie binnen diverse beleidsterreinen
te stimuleren.
Het kabinet is van mening dat de toedeling van het budget voor het NRPP (waarin onder
meer het GVB is ondergebracht), inclusief de berekeningsmethode die daaronder ligt,
ertoe leidt dat Nederland in verhouding tot andere lidstaten relatief weinig ontvangt,
ook gelet op de specifieke kenmerken van de Nederlandse visserij. Het kabinet analyseert
momenteel de componenten van de verdeelsleutels en de uitkomsten per lidstaat. Het
kabinet zal zich tijdens de onderhandelingen ervoor inzetten dat de verdeelsleutels
voor de berekening van de nationale enveloppen recht doen aan de verschillende doelstellingen
van het NRPP en de specifieke uitdagingen daarin voor Nederland, waaronder de uitdagingen
op het gebied van visserij.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de LVR van 17 november
2025 en hebben hier nog enkele vragen over.
Herziening dierenwelzijn
De leden van de PvdD-fractie constateren dat een belangrijk onderdeel mist op de agenda
voor de LVR, namelijk de beloofde herziening van de Europese dierenwelzijnswetgeving.
Deze wetgeving is inmiddels al meer dan twintig jaar oud en gedurende deze tijd niet
geactualiseerd of herzien. Uiterlijk in 2023 zou de EC met een nieuw voorstel komen
om dieren in de veehouderij beter te beschermen. Deze belofte is niet nagekomen. De
enige herziening die wel is gepubliceerd, alleen over diertransporten, wordt helemaal
uitgekleed en is volstrekt onvoldoende om dieren te beschermen. De overige herzieningen,
waaronder over het welzijn van dieren in de veehouderij en het lijden van dieren bij
de slacht, worden continu uitgesteld.
Hoewel de Eurocommissaris had beloofd om de herziening uiterlijk in het vierde kwartaal
van 2026 te publiceren, heeft de EC dit niet opgenomen in het werkprogramma (de lijst
met acties die de EC wil ondernemen in 2026). Deze leden vragen de Minister of dit
haar ook zorgen baart, gezien verdere uitstel en blijvende onduidelijkheid zeer onwenselijk
zijn en niet tegemoet komt aan het groeiende belang dat de samenleving hecht aan dierenwelzijn,
wat onder andere blijkt uit de oproep van 1,4 miljoen Europese burgers om een verbod
in te stellen op het houden van dieren in kooien. Deze leden vinden dat deze omissie
van de EC een stevige oproep vanuit de LVR richting de EC om de wetgeving alsnog op
korte termijn te publiceren rechtvaardigt. Is de Minister bereid om bij de LVR steun
te zoeken, bijvoorbeeld bij de andere landen die zijn aangesloten bij de Vught-groep,
om de EC op te roepen de beloofde herziening zo spoedig mogelijk te publiceren en
alsnog in het werkprogramma op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het is ons ook opgevallen dat de herziening van de Europese dierenwelzijnswetgeving
niet expliciet is opgenomen in het werkprogramma van de Commissie. De Minister wil
de Commissie daar in de Raad op aanspreken en aangeven het nog steeds belangrijk vinden
dat er vernieuwde Europese dierenwelzijnsregels komen voor dieren in de veehouderij.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Podt, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier