Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 800 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2026
Nr. 15 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 14 november 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 2 oktober 2025 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 12 november 2025 zijn ze door de de Minister
en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Ellian
De griffier van de commissie, Brood
Vragen en antwoorden
Vraag (1):
Waarom komt onderzoek naar de regiefunctie op de strafrechtketen niet terug in de
strategische evaluatie agenda van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV)?
Kan worden toegezegd dat deze witte vlek wordt ingevuld, gelet op het belang van het
onderwerp?
Antwoord:
De constatering dat sprake is van een witte vlek is niet juist. Er is momenteel inderdaad
(nog) geen onderzoek naar de regiefunctie op de strafrechtketen in de SEA opgenomen,
maar zoals in de brief van 5 juni 2025 aan uw Kamer is aangegeven werken het ministerie
en de ketenpartners, mede naar aanleiding van het laatste rapport van de Algemene
Rekenkamer, gezamenlijk aan het wegwerken van de voorraden en het verbeteren van de
doorlooptijden in de strafrechtketen, onder andere door het plan van aanpak1. Ook het departement zelf werkt aan verbeteringen. De bestaande overleg- en coördinatiestructuren
binnen het ministerie en tussen het ministerie en de ketenorganisaties worden kritisch
tegen het licht gehouden: waar en hoe kan het ministerie zijn coördinerende rol beter
invullen en welke aanvullende acties zijn daarbij passend, rekening houdend met de
onafhankelijke positie van de Rechtspraak, de bijzondere rechtsstatelijke positie
van het Openbaar Ministerie en het sui generis karakter van de politie. In lijn met
de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer zal hierbij waar nodig een beroep worden
gedaan op externe (wetenschappelijke) expertise. Over de voortgang van de doorlooptijden
en de diverse flankerende maatregelen, waaronder het versterken van de coördinerende
rol van het Ministerie van JenV, wordt de Tweede Kamer jaarlijks met een voortgangsrapportage
geïnformeerd.
Vraag (2):
Kan de Kamer al eerder geïnformeerd worden over de meerjarige keuzes dan bij begroting
2027? Kunt u toezeggen dat de basisteams ook bij de meerjarige keuzes worden ontzien?
Antwoord:
Daar kan nu nog niet op vooruitgelopen worden.
De meerjarige keuzes bij het op orde brengen van de politiebegroting moeten in het
licht van de financiële kaders zorgvuldig gewogen worden, waarbij dit uiteraard ook
in overleg met de gezagen (regioburgemeesters, Openbaar Ministerie) zal gebeuren.
De voorbereiding hiervoor loopt. De korpschef en de MJenV zullen ook tijdens dit proces
blijven inzetten op het behoud van de operationele slagkracht; op voorhand kan echter
niets worden uitgesloten.
Vraag (3):
Wanneer ontvangt de Kamer informatie over de invulling van de voorwaarden uit de motie-Mutluer
c.s. (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 153), waarin voorwaardelijk decharge wordt verleend voor de Jaarverantwoording JenV 2024?
Kunt u toezeggen dat deze informatie nog voor de behandeling van de begroting naar
de Kamer wordt gestuurd?
Antwoord:
Dit najaar wordt uw Kamer geinformeerd over de voortgang in de strafrechtketen. Daarin
wordt ook ingegaan op de aanpak van doorlooptijden en het voeren van coördinatie en
regie in de strafrechtketen.
Wat betreft uitvoeringstoetsen is er inmiddels een verbeterteam uitvoeringstoetsen
ingericht die de taak heeft om ervoor te zorgen dat zowel de tijdigheid als de kwaliteit
van uitvoeringstoetsen op de korte en de langere termijn gewaarborgd worden. De Tweede
Kamer zal in de eerste helft van 2026 over de voortgang worden geïnformeerd.
Wat betreft het informeren van slachtoffers door het OM startte het OM voordat de
Algemene Rekenkamer zijn onderzoek startte, eigenstandig een verbetertraject was ingegaan
naar aanleiding van een nulmeting. Het OM werkt momenteel aan een verbeterplan naar
aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Onder andere aan de hand
van dat plan doet de Algemene Rekenkamer vervolgonderzoek naar de wijze waarop het
OM invulling geeft aan het recht op informatie voor het slachtoffer. Dit onderzoek
zal als onderdeel van het verantwoordingsonderzoek op 20 mei 2026 naar de Tweede Kamer
worden gestuurd. Uw Kamer wordt in reactie op het Verantwoordingsonderzoek op de hoogte
gehouden van de voortgang.
Wat betreft foutieve tenaamstellingen werken de betrokken ketenorganisaties met urgentie
aan het verbeteren van de aanpak. Daarvoor is door de aangestelde programmadirecteur
met alle betrokken organisaties een plan van aanpak ontwikkeld. De Tweede Kamer zal
periodiek op de hoogte worden gehouden van de voortgang en ontwikkelingen op dit dossier
door middel van voortgangsrapportages.
Vraag (4):
Kunt u toelichten hoeveel financiële middelen beschikbaar worden gesteld ten behoeve
van personeelsfeestjes en personeelsuitjes per ketenpartner binnen de begroting?
Antwoord:
In de begroting wordt geen budget beschikbaar gesteld specifiek voor personeelsactiviteiten.
Iedere JenV-organisatie heeft een budget voor eigen personeel, dat is gekoppeld aan
de taken en de formatieplaatsen van een organisatie. Hieruit worden de salarissen
voor het eigen personeel betaald, maar ook kosten voor bijvoorbeeld opleidingen, woon-werkverkeer,
en personeelsactiviteiten. Organisaties sturen erop om binnen het budget voor eigen
personeel te blijven.
Vraag (5):
Aangezien regioburgemeesters aangeven dat de politie volgend jaar misschien niet meer
aan zijn taakstelling kan voldoen in verband met tekort aan financiering, kunt u toelichten
in hoeverre dit klopt en wat de gevolgen hiervan zijn?
Antwoord:
Er wordt niet herkend dat de politie niet meer kan voldoen aan zijn taakstelling.
Ik herken wel dat er een financiële opgave ligt voor de politie, waarin keuzes gemaakt
moeten worden in overleg met de gezagen.
In de JenV-begroting is toegelicht welke maatregelen politie neemt c.q. welke randvoorwaarden
gelden voor de financiële opgave in 2026. De korpschef zal de operationele slagkracht
ontzien bij het oplossen van het financiële tekort voor 2026. Zo zullen de basisteams
(gebiedsgebonden politie en opsporing) in 2026 buiten beschouwing worden gelaten.
Ook wordt in 2026 niet getornd aan de instroom. De begrenzing van de operationele
bezetting vindt plaats bij de werksoorten intake en service, informatiefunctie, leiding
en overige operationele functies.
Vraag (6):
Kunt u toelichten of er gewerkt wordt aan het verminderen van bureaucratie bij de
politie? Zo ja, waar zit dat hem in?
Antwoord:
In haar strategische agenda kijkt de korpschef naar een zo efficiënt mogelijke inrichting
van de organisatie. Waar dat kan, zal de bureaucratie worden verminderd.
Vraag (7):
Aangezien de regering voornemens is videobellen met meldkamers mogelijk te maken,
kunt u aangeven wanneer dit in grote mate is gerealiseerd?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 3 oktober 20252 is in 2024 een aantal pilots met videobellen met de meldkamer geëvalueerd. Op basis
van de positieve ervaringen heeft de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS) in april
2025 besloten de mogelijkheid om videobellen met alle meldkamers in Nederland technisch
mogelijk te maken.
Op dit moment hebben 8 van de 10 meldkamers videobellen geïmplementeerd en werkt de
Landelijke Meldkamer Samenwerking eraan om deze dienst structureel aan te kunnen blijven
bieden. Het is aan de hulpdiensten zelf en in het bijzonder de centralist, om te bepalen
of zij daadwerkelijk bij een 112-melding gebruik willen maken van deze functionaliteit.
Hierbij is ook aandacht voor het bepalen in welke scenario’s videobellen goed gebruikt
kunnen worden en in welke gevallen juist niet, dit ook om centralisten te beschermen
tegen bepaalde beelden.
Vraag (8):
Kunt u inzichtelijk maken op welke plekken en wanneer gevangenissen gesloten moeten
worden vanwege achterlopende renovaties?
Antwoord:
Er is sprake van achterstallig onderhoud aan de installaties in de gevangenissen.
Veel installaties zijn einde levensduur. Als deze niet tijdig worden vervangen, kan
er bij een (grote) storing in een dergelijke installatie of een lekkend dak op een
gegeven moment niet langer reparatie plaatsvinden. Daardoor is het risico dat de locatie
ontruimd en buiten gebruik gesteld moet worden. Of en op welk moment en waar zich
dit voordoet, is niet precies te voorspellen.
Om dit te voorkomen moeten installaties tijdig worden vervangen en moet de gebouwschil
(gevels, daken, vloeren) tijdig gerenoveerd worden. Bij de voorjaarsnota is hiervoor
€ 75 miljoen structureel vrijgemaakt binnen de J&V begroting. Hiermee is er ruimte
om tot medio 2026 door te kunnen gaan met nieuwe verplichtingen richting het Rijksvastgoedbedrijf.
Om ook daarna door te kunnen met de huisvestingsopgave zijn verdere investeringen
noodzakelijk. Als er na 2026 geen nieuwe projecten worden opgedragen, betekent dit
(gelet op de doorlooptijd van projecten) dat locaties waar een project niet kon worden
goedgekeurd, vanaf ca. 2030 niet meer goed onderhouden zijn. Op termijn kan hierdoor
de instandhouding van ca. 3.000 plekken niet worden gegarandeerd.
Vraag (9):
Kunt u uitleggen welke stappen doorlopen worden om te voorkomen dat gevangenissen
gesloten moeten worden vanwege achterlopende renovaties?
Antwoord:
Om te voorkomen dat er gevangenissen gesloten moeten worden en er celcapaciteit verloren
gaat, wordt enerzijds ingezet op het verkrijgen van voldoende middelen voor de huisvesting
van DJI. Hierbij zijn o.a. in het afgelopen voorjaar ca. 75 miljoen euro aan extra
middelen structureel vrijgemaakt binnen de J&V begroting. Hiermee wordt voorkomen
dat op termijn ca. 1.000 bedden buiten gebruik gesteld worden. Daarnaast is bij Miljoenennota
vanaf 2031 structureel 15 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de huisvestingsproblematiek.
Op langere termijn zijn investeringen noodzakelijk om huidige gebouwen in stand te
kunnen houden. Zonder deze investeringen kan op termijn de instandhouding van ca.
3.000 plekken niet worden gegarandeerd. Zoals ook aangegeven in de vijfde voortgangsrapportage
wordt gewerkt aan een pakket aan maatregelen dat ingrijpt op zowel de behoefte aan
celcapaciteit, het aanbod van detentieplaatsen als de wijze waarop detentie wordt
vormgegeven.
Vraag (10):
Wat is de argumentatie om minder geld aan de politie te besteden?
Antwoord:
De afname van het budget wordt met name veroorzaakt door het aflopen van incidentele
bijdragen. Zo is het budget in 2025 bijvoorbeeld incidenteel verhoogd met extra middelen
voor de NAVO top.
Vraag (11):
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Ceder/Bikker (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 103) die ziet op het bevorderen van het slagen van het platform kleine zeehavens?
Antwoord:
De gemeenten van het «Platform Ondermijning Kleine Zeehavens» hebben een plan van
aanpak en begroting bij het ministerie ingediend. Het plan van het platform zoals
het er nu ligt, kan niet volledig door het ministerie gefinancierd worden. Het plan
is namelijk breder opgezet dan oorspronkelijk beoogd, met aanzienlijk hogere kosten.
Het is noodzakelijk dat er een fasering in het plan wordt aangebracht en dat de betrokken
gemeenten en/of RIECs zelf ook financieel bijdragen aan het plan. MJenV is daarom
met de betrokken gemeenten in gesprek om te komen tot een aangepast plan en bijbehorend
budget.
Vraag (12):
Kunt u in een tabel aangeven welke middelen bestemd voor de begroting van het Ministerie
JenV voor de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) gereserveerd staan?
Antwoord:
In onderstaande tabel zijn de verschillende posten van de begroting van het Ministerie
JenV voor de AP weergegeven. Het gaat in de tabel om de reeds vastgestelde bedragen.
Over de schuingedrukte posten volgt nog nadere besluitvorming.
Tabel 1 – Posten van de begroting van het Ministerie JenV voor de AP 2025–2027
Omschrijving boeking
(bedragen x 1.000 euro)
Departement
2025
2026
2027
Stand ontwerpbegroting1
39.792
39.860
39.850
Bijdrage vanuit open op orde voor de AP
200
200
200
Loonbijstelling 2025–2030
286
1.629
1.624
Prijsbijstelling 2025–2030
183
184
184
Efficiencytaakstelling uitvoering HLA
0
– 33
– 52
WaU-middelen
2.610
2.610
2.610
Amendement Bontebal (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 141)
0
0
– 279
Subtotaal bijdragen JenV
43.071
44.450
44.137
Middelen AP voor verordening Politieke Reclame ((EU) 2024/900)
BZK
1.020 + n.t.b.
n.t.b.
n.t.b.
Middelen voor Data Governance Verordening (DGA) ((EU) 2022/868)
BZK
121
121
121
Middelen Directie Coördinatie Algoritmen (DCA)
BZK
3.000
3.600
3.600
Middelen cookietoezicht (vanaf 2024)
BZK
500
500
350
Klokkenluidersrichtlijn
BZK
0
0
0
Middelen Dataverordening (DA) ((EU) 2023/2854)
BZK
765
n.t.b.
n.t.b.
Middelen Dataverordening (DA) ((EU) 2023/2854)
EZ
871
1.846
1.846
Additionele middelen Digitale diensten verordening (DSA) ((EU) 2022/2065)
EZ
182 + n.t.b.
364
364
Middelen DSA ((EU) 2022/2065)/DGA ((EU) 2022/868)
EZ
638
638
638
Voorbereiding middelen AI-verordening ((EU) 2024/1689)
EZ
3.724
n.t.b.
n.t.b.
Toezichtarrangement Belastingdienst (van 2024 tot en met 2028)
FIN
2.000
2.000
2.000
Middelen voor verantwoorde inzet van chatbots door publieke organisaties
BZK
n.t.b.
n.t.b.
0
Opdracht voorbereiding en uitvoering van de UHT t.b.v. European Health Data Space
(EHDS) ((EU) 2025/327)
VWS
n.t.b.
n.t.b.
0
Subtotaal bijdragen andere departementen
12.821
9.069
8.919
Totaal
55.892
53.519
53.056
X Noot
1
Excl. de in de tabel apart weergegeven bedragen voor: WaU-middelen; Middelen voor
Data Governance Verordening (DGA) ((EU) 2022/868); Middelen Directie Coördinatie Algoritmen
(DCA); Middelen cookietoezicht; Middelen Dataverordening (DA) ((EU) 2023/2854) thv
340k; Middelen DSA ((EU) 2022/2065)/DGA ((EU) 2022/868) en Toezichtarrangement Belastingdienst
Vraag (13):
Welk aantal operationele politieambtenaren is in de formatie opgenomen als «wijkagent»?
Antwoord:
Op peildatum 31 augustus 2025 is de formatie wijkagenten 3.764 fte.
Vraag (14):
Wat is de huidige stand van zaken omtrent de uitvoering van de motie-Ellian/Wilders
(graag een algehele schets) (Kamerstuk 24 587, nr. 956). Hoe verloopt de besteding van de middelen, is het budget toereikend en lijkt de
opleverdatum gehaald te gaan worden?
Antwoord:
De uitbreiding van de 12 extra EBI-plaatsen in PI Vught, conform de motie Ellian/Wilders
(Kamerstuk 24 587, nr. 956) loopt volgens planning. Deze uitbreiding wordt zodanig vorm gegeven dat compartimentering
van vier keer drie cellen mogelijk is. Deze extra EBI-plekken worden naar verwachting
in het derde kwartaal van 2026 opgeleverd en worden vervolgens gebruikt voor testen
en ingebruikname in het vierde kwartaal van 2026. De uitbreiding is naar verwachting
eind 2026 geheel gereed. Voor de uitbreiding in Vught geldt dat de EBI in gebruik
kan blijven terwijl de nieuwbouw plaatsvindt.
Het amendement (Kamerstuk 36 410 VI, nr. 37) biedt tijdelijk geld van € 30 miljoen voor de periode van 15 jaar, hetgeen neerkomt
op een structurele bijdrage voor 15 jaar van € 2 miljoen per jaar van DJI aan het
Rijksvastgoedbedrijf. De motie dekt echter de structurele kosten niet volledig. DJI
dekt het resterende tekort uit eigen middelen. Dit bedraagt de eerste 15 jaar € 1,7 mln.
per jaar aan een hogere gebruikersvergoeding. Na 15 jaar eindigt de financiering uit
de motie en is sprake van een ongedekte gebruikersvergoeding van € 3,7 mln. per jaar.
Hiervoor moet nog dekking worden gevonden.
Vraag (15):
Hoeveel kosten maakt het Ministerie van JenV jaarlijks om te voldoen aan alle verzoeken
vanuit de Wet open overheid (Woo)?
Antwoord:
Cijfers ten aanzien van de kosten om te voldoen aan alle verzoeken vanuit de Woo worden
niet bijgehouden voor het Ministerie van JenV. Het bestuursdepartement JenV/AenM houdt
niet bij wat de (personele) kosten zijn van de behandeling van Woo-verzoeken, de benodigde
werkzaamheden verschillen ook per Woo-verzoek. JenV-diensten en agentschappen leggen
deze cijfers eveneens niet vast.
Vraag (16):
Wat gaat er gebeuren met de plannen omtrent de hervormingen van de Raad van State
nu het geld daarvoor wordt besteed aan de huisvestingsproblematiek bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI)?
Antwoord:
Het kabinet werkt aan een brief over het in het regeerprogramma aangekondigde voornemen
van verzelfstandiging van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het
kabinet streeft ernaar de Tweede en Eerste Kamer deze brief voor het einde van dit
jaar te doen toekomen.
Vraag (17):
Hoeveel voltijds equivalent (fte) wordt er ingezet om alle Woo-verzoeken te beantwoorden?
Antwoord:
Er zijn geen totaalcijfers voor het gehele concern JenV. De Woo-afhandeling ten behoeve
van het bestuursdepartement JenV alsmede het bestuursdepartement AenM is sinds 2024
centraal belegd bij de directie Openbaarmaking. Het aantal fte dat gemoeid is met
het centraal afhandelen van Woo-verzoeken voor het bestuursdepartement JenV/AenM lag
in 2024 om en nabij 35 fte. Daarnaast zijn er ook per Woo-verzoek beleidsmedewerkers
en andere ambtenaren betrokken bij de behandeling, deze inzet verschilt per Woo-verzoek
en is niet te kwantificeren.
Vraag (18):
Hoeveel Woo-verzoeken krijgt het Ministerie van JenV per jaar en over hoeveel individuele
melders is dit verdeeld?
Antwoord:
Er zijn geen totaalcijfers voor het gehele concern JenV. In 2024 betrof het 463 Woo-verzoeken
gericht aan de bestuursdepartementen JenV en AenM, ingediend door 325 verschillende
verzoekers.
Vraag (19):
Waarom wordt niet bijgehouden hoeveel transgendermannen en transgendervrouwen er op
de detentieafdelingen zitten, uit eerdere beantwoording hoorden wij dat elke plaatsing
maatwerk is dus zouden er cijfers moeten zijn?
Antwoord:
Het plaatsen van gedetineerden gebeurt in beginsel op basis van geslacht. Indien sprake
is van een transitietraject wordt maatwerk toegepast, waarbij verschillende factoren
van belang zijn. Gegevens over transgender mannen en vrouwen worden door DJI niet
op zodanige wijze geregistreerd dat het mogelijk is om op geautomatiseerde wijze cijfermatige
informatie uit de systemen te halen is. DJI ziet geen belang bij het registreren van
deze aantallen.
Vraag (20):
Wat is de huidige stand van zaken omtrent de Burgerdialoog over de rol van sociale
media bij openbare-ordeverstoringen?
Antwoord:
De burgerdialoog is inmiddels afgerond, de laatste bijeenkomst vond plaats op 5 juli
jl. Uw Kamer wordt voor het einde van dit jaar geïnformeerd over de uitkomsten van
de burgerdialoog.
Vraag (21):
Welke kosten zijn er reeds gemaakt voor de Burgerdialoog over de rol van sociale media
bij openbare-ordeverstoringen?
Antwoord:
De uitvoering van de burgerdialoog heeft circa € 344.000 gekost. De grootste kostenposten
hierbij waren de inhuur van het gespecialiseerde bureau, de locatiehuur met eenvoudige
catering en de onkostenvergoeding voor deelnemers.
Vraag (22):
Welke kosten zullen er nog gemaakt worden voor het Burgerdialoog over de rol van sociale
media bij openbare-ordeverstoringen?
Antwoord:
Er worden geen verdere kosten verwacht.
Vraag (23):
Hoeveel contrabanden zijn er het afgelopen jaar in detentie opgespoord?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 80.
Vraag (24):
Welke opbrengsten heeft het Burgerdialoog over de rol van sociale media bij openbare-ordeverstoringen
tot nu toe geleverd?
Antwoord:
Ten aanzien van de uitkomsten van de burgerdialoog wordt uw Kamer voor het einde van
dit jaar geïnformeerd.
Vraag (25):
Hoeveel procent van de gedetineerden heeft een migratieachtergrond? En wat is het
gemiddelde percentage van de afgelopen vijf jaar?
Antwoord:
DJI legt alleen die gegevens vast die noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van straffen
en maatregelen. Het registreren van een migratieachtergrond draagt daar niet aan bij
en wordt niet geregistreerd.
Vraag (26):
Welke meerwaarde heeft de nieuwe persrichtlijn van de rechtspraak tot nu toe?
Antwoord:
De persrichtlijn 2025 bevordert een uniforme werkwijze bij de gerechten door het uniformeren
van de informatievoorziening aan journalisten. De Raad voor de rechtspraak beoogt
met de herziening ook de openbaarheid van de rechtspraak te vergroten. Met de hernieuwde
persrichtlijn is tevens beoogd de veiligheid van togadragers én de privacy van procespartijen
en procesdeelnemers beter te beschermen. Voortaan hebben alleen geaccrediteerde journalisten
toegang tot speciale persfaciliteiten, denk daarbij aan informatie over rechtszaken
die op de rol staan of het maken van opnames tijdens een zitting.
Vraag (27):
Heeft u in het verleden wel eens overwogen om veroordeelde criminelen met een migratieachtergrond
of vreemdelingenstatus in land van herkomst de straf uit te laten zitten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
De overdracht van de tenuitvoerlegging van Nederlandse strafvonnissen is een vast
onderdeel van de uitvoeringspraktijk van Dienst Justitiële Inrichtingen (afdeling
Internationale Overdracht Strafvonnissen). Dit gebeurt op basis van de Wet wederzijdse
erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (Wets)
voor landen binnen de Europese Unie (EU) en op basis van de Wet overdracht tenuitvoerlegging
strafvonnissen (Wots) buiten de EU. Voor de Wots is een verdrag noodzakelijk. Met
veel landen heeft Nederland al een verdragsrelatie, omdat deze landen zijn aangesloten
bij het Verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen. In 2023 zijn er 34 veroordeelde
vreemdelingen naar een ander land overgebracht om hun straf daar uit te zitten, in
2024 waren dat er 41.
Of een strafoverdracht daadwerkelijk plaatsvindt, hangt af van diverse factoren, zoals
eventuele lopende onderzoeken in Nederland, de mate van rechtmatige binding van de
veroordeelde met de Nederlandse samenleving en advies van het Centraal Justitieel
Incassobureau in het geval van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Vraag (28):
Hoeveel uur zijn gedetineerden gemiddeld buiten hun cel? Kunt u dit uitsplitsen per
gevangenisregime?
Antwoord:
In de meest voorkomende regimes (HvB en Gevangenis) wordt gedetineerden een dagprogramma
van minimaal 43 uur per week aangeboden. Afgestraften gedetineerden die positief gedrag
vertonen (plus gedetineerden) hebben de mogelijkheid om maximaal 67 uur buiten de
cel te verblijven.
Gedetineerden die zelf besluiten om niet deel te nemen aan aangeboden activiteiten
worden voor de duur van deze activiteiten ingesloten. Daardoor kan het zijn dat gedetineerden
minder buiten hun cel zijn.
Voor de BBA en vreemdelingenbewaring kunnen gedetineerden tot 105 uur buiten hun cel
zijn.
Gedetineerden in beheersregimes (EBI, TA en BPG) zijn over het algemeen tussen de
18 en 20 uur buiten hun cel.
In alle gevallen wordt voldaan aan de Penitentiaire Beginselen Wet (PBW).
Zie ook onderstaande tabel:
Vraag (29):
Hoeveel van het begrotingsbudget wordt besteedt aan activiteiten en faciliteiten voor
gedetineerden?
Antwoord:
Van de gemiddelde prijs per plaats per dag (€ 470, prijspeil 2025) betreft ongeveer
€ 60 per dag kosten voor arbeid, bezoek, bibliotheek, onderwijs en sport. Dit is uitgezonderd
de gebouwelijke kosten.
Vraag (30):
Stijgen de prijzen in de winkeltjes in detentie mee met de inflatie?
Antwoord:
Ja, de prijzen in de winkels in detentie stijgen mee met de inflatie. De inkoopprijzen
worden twee keer per jaar (in oktober en april) aangepast op basis van de Consumenten
Prijsindex (CPI).
Vraag (31):
Hoeveel gedetineerden kregen dit jaar geld extern gestort op hun rekening-courant?
Antwoord:
DJI breed (=GW/VB, JJI, ForZo) (01-01-2025 tot en met 12-10-2025): 17.088 justitiabelen
Alleen GW/VB (01-01-2025 tot en met 12-10-2025): 16.926 justitiabelen
Vraag (32):
Hoeveel geld krijgen gedetineerden per jaar gemiddeld extern gestort op hun rekening-courant?
Antwoord:
DJI breed (=GW/VB, JJI, ForZo):
± 1.242 euro per justitiabele per jaar.
Alleen GW/VB:
± 1.217 euro per justitiabele per jaar.
Vraag (33):
Wat zijn de procedures voor het checken of er geen crimineel geld op de rekening-courant
wordt gestort van gedetineerden?
Antwoord:
Het beleid van DJI richt zich op het beperken van de mogelijkheden om crimineel geld
te storten.
Opvallende transacties die worden gezien worden gemeld aan het lokale Bureau Inlichtingen
en Veiligheid (BIV) en/of het Landelijk Bureau Inlichtingen en Veiligheid (LBIV).
Bijzonderheden worden gedeeld met het OM en/of de politie, echter vindt de terugkoppeling
vanuit de keten niet plaats, waardoor niet bekend is bij DJI of er sprake is/was van
crimineel geld in een dergelijke situatie.
Vraag (34):
Hoe vaak is er het afgelopen jaar crimineel geld op de rekening van de gedetineerde
gestort?
Antwoord:
Opvallende transacties zijn niet direct aan te merken als crimineel geld. Hiervan
zijn dan ook geen harde cijfers.
Opvallende transacties die worden gezien worden volledigheidshalve wel gemeld aan
het lokale Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) en/of het Landelijk Bureau Inlichtingen
en Veiligheid (LBIV). Bijzonderheden worden gedeeld met het OM en/of de politie, echter
vindt de terugkoppeling vanuit de keten niet plaats, waardoor niet bekend is bij DJI
of er sprake is/was van crimineel geld in een dergelijke situatie.
Vraag (35):
Wat is het kwaliteitsoordeel over de ICT bij het Openbaar Ministerie (OM) en voldoet
de ICT bij het OM nog wel?
Antwoord:
Eerder is de Kamer al geïnformeerd over de ICT bij het Openbaar Ministerie en de problemen
die er zijn ten aanzien van de ICT3. Het oordeel over de ICT is dat er sprake is van een verouderd ICT-landschap als
gevolg van een langdurige achterstand in de ontwikkeling en professionalisering van
de informatievoorziening (IV). In 2020 heeft het OM hiervoor een Business Informatieplan
opgesteld aan de hand waarvan het ICT-systeem voor Strafrecht (GPS) wordt vervangen
door nieuwe systemen via het programma Emma4. Deze nieuwe systemen voorzien tevens in de ondersteuning van procesvernieuwingen
en het nieuwde Wetboek van Strafvordering. De vervanging van het oude ICT-systeem
gaat nog jaren duren, waarbij het noodzakelijk is dat de continuïteit gewaarborgd
is tot de nieuwe systemen gereed zijn.
Vraag (36):
Kan een overzicht worden gegeven van de middelen die in 2026 per gemeente worden verstrekt
vanuit Preventie met Gezag en ook welke middelen in 2027 en 2028 in dit kader per
gemeente zijn aangemerkt als juridisch verplicht en welk deel beleidsmatig is gereserveerd?
Antwoord:
Het programma Preventie met Gezag kent een structurele en een incidentele aanpak.
Vanuit de structurele aanpak worden 27 gemeenten gefinancierd. De SPUK-regeling voor
deze gemeenten loopt tot en met 31 mei 2026. 15 gemeenten hebben reeds alle voorschotten
voor de lopende SPUK ontvangen. In de periode van januari tot en met mei 2026 ontvangen
de 12 andere gemeenten middelen op basis van de huidige SPUK-regeling, omdat deze
gemeenten later van start zijn gegaan.
Per 1 juni 2026 treedt de nieuwe SPUK-regeling van Preventie met Gezag in werking.
In de tabel hieronder zijn de gereserveerde bedragen per gemeente weergegeven. Momenteel
worden de aanvragen van de gemeenten voor de nieuwe SPUK-regeling beoordeeld. De verwachting
is dat eind 2025 de toegekende middelen juridisch bindend worden tot en met 2029.
Vanuit de incidentele aanpak ontvangen 20 gemeenten tot en met medio 2027 middelen
voor het programma Preventie met Gezag. Zie voor een overzicht van deze financiering
de tabel zoals opgenomen hieronder. Ook bij deze financiering geldt dat de toegekende
middelen juridisch bindend zijn.
Tabel: bedragen voor de 27 structurele gemeenten Preventie met gezag 2026–2029
gemeente
Januari–mei 2026 (toegekend)
Juni–december 2026 (gereserveerd)
2027, 2028 en 2029 (jaarlijks gereserveerd)
Almere
€ 647.916,67
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Amsterdam
€ 5.691.063,26
€ 9.756.108,45
Arnhem
€ 1.238.181,96
€ 2.122.597,65
Breda
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Delft
€ 523.838,33
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Den Bosch
€ 647.916,67
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Den Haag
€ 2.920.671,96
€ 5.006.866,22
Dordrecht
€ 647.916,67
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Eindhoven
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Enschede
€ 647.916,67
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Groningen
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Heerlen
€ 1.116.127,93
€ 1.913.362,17
Helmond
€ 560.416,67
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Leeuwarden
€ 1.067.080,41
€ 1.829.280,70
Lelystad
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Maastricht
€ 647.916,67
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Nieuwegein
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Nijmegen
€ 647.916,67
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Roosendaal
€ 641.840,42
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Rotterdam
€ 5.456.494,76
€ 9.353.991,01
Schiedam
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Sittard-Geleen
€ 647.916,67
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Tilburg
€ 1.496.403,99
€ 2.565.263,99
Utrecht
€ 2.776.925,25
€ 4.760.443,28
Venlo
€ 586.770,83
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Vlaardingen
€ 495.833,33
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Zaanstad
€ 1.047.083,33
€ 1.795.000,00
Tabel: toegekende bedragen voor de 20 incidentele gemeenten Preventie met Gezag.
gemeente
2026
2027
Almelo
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Bergen op Zoom
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Brunssum
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Den Helder
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Diemen
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Gouda
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Haarlem
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Hoorn
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Kerkrade
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Leiden
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Middelburg
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Nissewaard
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Oosterhout
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Rijswijk
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Roermond
€ 460.000,00
€ 250.000,00
Venray
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Vlissingen
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Zoetermeer
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Zutphen
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Zwolle
€ 500.000,00
€ 250.000,00
Vraag (37):
Kan worden aangegeven welke middelen ten behoeve van het nieuwe Wetboek van Strafvordering
in 2026 worden verstrekt aan de organisaties in de strafrechtketen? Hoeveel is in
2026 en in latere jaren nog beschikbaar voor de implementatie?
Antwoord:
De geactualiseerde meerjarenbestedingsplannen van de organisaties in de strafrechtketen
zijn op 1 oktober jongstleden ontvangen. Op dit moment worden deze met de organisaties
besproken. Ook de Auditdienst Rijk (ADR) toetst de plannen. Mede op basis van het
ADR-advies worden in december toezeggingen gedaan voor budgettoekenning in 2026, dan
pas is er meer inzicht in de verstrekkingen aan de organisaties binnen de strafrechtketen.
Bij de 1e suppletoire begroting 2026 zullen de middelen ten behoeve van het nieuwe
Wetboek van Strafvordering in 2026 aan de organisaties in de strafrechtketen worden
verstrekt.
Vraag (38):
Kan een overzicht worden gegeven per politieregio van de formatie en de bezetting,
onderverdeeld in gebiedsgebonden politie (GGP), opsporing, Piofach-taken en staf en
kan hierbij worden aangegeven welk deel van de bezetting GGP daadwerkelijk inzetbaar
is?
Antwoord:
Zie in tabel «Werksoorten per eenheid» voor de formatie en bezetting per eenheid.
Dit zijn de acht werksoorten van de operationele sterkte (GGP, Opsporing, Informatiefunctie,
Beveiliging, Intake & Service en Meldkamer, Overige operationele functies, Leiding
en Aspiranten). De formatie van de aspiranten wordt stapsgewijs overgeheveld naar
het Politiedienstencentrum. In de bezetting blijven ze bij de eenheden horen. Daarom
zitten er grote verschillen tussen de formatie en de bezetting van de aspiranten.
In dit overzicht is ook de niet-operationele sterkte (NOS) te vinden die ondergebracht
is bij de eenheden. Dit zijn bijvoorbeeld de staven, maar er zijn ook andere niet-operationele
functies ondergebracht bij de eenheden, die de eenheden ondersteunen met werkzaamheden
waar geen operationele bevoegdheden voor nodig zijn.
In tabel «Werksoorten totale organisatie» is een overzicht te vinden van de totale
formatie en bezetting per werksoort op korpsniveau. De niet-operationele sterkte bestaat
onder andere uit staf en de meer klassieke bedrijfsvoeringstaken (of PIOFACH-taken),
maar ook uit onderdelen die hier niet onder te scharen vallen. Zo heeft de politie
een eigen onderwijs- en onderzoeksinstelling, de Politieacademie, met de ondersteunende
dienst Politieacademie. Trainingen van volledig opgeleid politiepersoneel worden onder
andere verzorgd door de operationeel begeleiders en de IBT-docenten, die werkzaam
zijn bij de sector Operationele Begeleiding en Training van het Politiedienstencentrum.
Momenteel worden de operationeel begeleiders overgeheveld naar de operationele politiesterkte,
vanwege het gewijzigde trainingsconcept in de openbare ruimte. Onder de niet-operationele
sterkte valt ook het beheer van de Landelijke Meldkamersamenwerking (LMS). De LMS
is overigens nog in transitie, de formatie van de LMS moet grotendeels nog worden
ingericht. Daarom is er een discrepantie tussen de formatie en de bezetting van de
LMS te zien in beide tabellen. Het grootste gedeelte van de klassieke bedrijfsvoeringstaken
is ondergebracht bij het Politiedienstencentrum en de Staf Korpsleiding. De bijlage
«Formatie en bezetting per werksoort per eenheid» geeft hier een overzicht van. Op
basis van een eerdere inschatting van de politie komt ongeveer tweederde van de niet-operationele
sterkte die werkzaam is binnen de informatievoorziening toe aan de operatie. Ongeveer
eenderde van de informatievoorziening werkt ten gunste van de klassieke bedrijfsvoering.
In het eerste halfjaarbericht politie van 2024 in de bijlage Moties, Toezeggingen
en Aanvullende zaken is uw Kamer hier uitgebreid over bericht.
De politie hanteert het begrip inzetbaarheid om te komen tot een reëel getal van in
te zetten uren. Inzetbaarheid betreft de uren bezetting minus verlof (in allerlei
vormen), verzuim en opleiden/trainen. Het huidige 12-maands-gemiddelde percentage
inzetbaarheid van de operationele sterkte van de 10 regionale eenheden varieert van
+/- 65% tot 69%. Deze percentages fluctueren in de tijd en zijn afhankelijk van de
(steeds wijzigende) demografie van de eenheden, de opleidingsbehoefte van dat moment
en wijzigingen in arbeidsvoorwaarden. De mogelijkheden om te sturen op het percentage
inzetbaarheid zijn beperkt. De percentages en de uren inzetbaarheid worden intern
gebruikt voor het matchen van het aanbod van capaciteit en de vraag naar capaciteit.
Een – weliswaar zeldzaam en extreem maar wel illustratief – voorbeeld van de afstemming
van vraag en aanbod van capaciteit, is het intrekken van verloven rond de NAVO-top.
Het afstemmen van aanbod van capaciteit op de vraag vindt continu plaats, in afstemming
met het (lokaal) gezag.
Werksoorten per eenheid
Werksoorten totale organisatie
Vraag (39):
Kan worden aangegeven wat de politie in 2026 uitgeeft aan ICT en hoeveel hiervan zijn
structurele uitgaven voor onderhoud systemen et cetera zijn en hoeveel daarvan is
gereserveerd voor ICT-projecten?
Antwoord:
De totale geraamde IV lasten (licentie, hardware, mensuren, opleiding, huisvesting,
et cetera) bij de politie bedragen in 2026 circa 12,9% van de totale politiebegroting.
De verhouding tussen instandhouding (structurele uitgaven) en vernieuwing (projecten,
programma’s) ligt ongeveer op 70% respectievelijk 30%.
Vraag (40):
Kan worden aangegeven wat de kosten zijn voor huisvesting van de politie in 2026 en
kan dat worden uitgesplitst per politieregio?
Antwoord:
De totale huisvestingslasten voor 2026 zijn geraamd op 476 miljoen euro. Een uitsplitsing
van de kosten per politieregio is niet beschikbaar; er is sprake van één, landelijke,
vastgoedportefeuille.
Vraag (41):
Hoeveel is er gereserveerd in 2026 en in latere jaren voor het verduurzamen van het
vastgoed van de politie en hoeveel voor DJI?
Antwoord:
Binnen de begroting van DJI worden de kosten voor verduurzaming van het vastgoed niet
specifiek geraamd. Bij de raming van renovaties wordt geen onderscheid gemaakt tussen
verduurzaming en vervanging en instandhouding. Als grove rekenregel geldt dat de verduurzamingscomponent
grofweg 20% van de investeringssom van de revitaliseringsprojecten betreft. Hiermee
wordt beoogd de inrichting zoveel mogelijk te laten voldoen aan de 2050 doelstellingen
om te voorkomen dat er later een tweede renovatie nodig is.
Bij de Politie is het evenmin mogelijk een specifiek investeringsbedrag voor verduurzaming
van het vastgoed aan te geven, omdat investeringen geen onderverdeling kennen tussen
reguliere en duurzame investeringen. De aanpak van het vastgoed is gericht op het
behalen van duurzaamheidsdoelen op basis van een meerjarige routekaart. Hierin zijn
de wettelijke normen en waar mogelijk bovenwettelijke ambities opgenomen. De bovenwettelijke
ambities om efficiënter voor te bereiden op toekomstige wetgeving. De jaarlijkse kosten
lopen op door toepassing van de Erkende Maatregelen Lijst vanuit de Wet Milieubeheer.
Dekking hiervoor wordt gevonden in de reguliere begroting en daar waar mogelijk door
aanvullende subsidies zoals het Klimaatfonds.
Vraag (42):
Kan worden aangegeven wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de nieuwe
verdeelsystematiek van de politie?
Antwoord:
De nieuwe verdeelsystematiek voor de regionale eenheden van de politie is ontwikkeld.
Uw Kamer zal met het volgende halfjaarbericht politie over het nieuwe verdeelsysteem
geïnformeerd worden.
Vraag (43):
Welke initiatieven worden ondernomen om de begroting van de politie in 2027 ook rond
te krijgen?
Antwoord:
De korpschef heeft een voorbereidend proces in gang gezet om keuzes te maken en zo
de politiebegroting structureel op orde te brengen. Deze keuzes zullen gemaakt worden
in lijn met de strategische agenda «Stevig staan in deze tijd», waarbij uiteraard
ook de gezagen (regioburgemeesters, OM) zullen worden betrokken.
Vraag (44):
Welke aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Van der Meer II worden opgevolgd
met de 30 miljoen euro die structureel is vrijgemaakt voor de sociaal advocatuur?
Antwoord:
De volgende aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Van der Meer II worden
opgevolgd: de aanbevelingen over de puntenaantallen en toeslagen (aanbevelingen 1
tot en met 5, 12 tot en met 15 en 19), de aanbeveling over het punttarief (aanbeveling
7) en de aanbeveling over een reistijd – en kostenregeling voor mediators (aanbeveling
17). In de Kamerbrief van de voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming van 26 juni
2025 is de opvolging van het rapport van de commissie-Van der Meer II nader toegelicht.
Vraag (45):
Welke concrete resultaten heeft de taskforce gegevensdeling in 2025 opgeleverd en
welke concrete resultaten zijn voorzien in 2026?
Antwoord:
In 2025 heeft de taskforce gegevensdeling met partners gewerkt aan het in kaart brengen
en ophelderen van gegevensdelingsknelpunten. In de eerste helft van 2025 heeft de
taskforce met partners geïnvesteerd in het analyseren van grondoorzaken zodat duidelijk
wordt waar het delen van gegevens precies knelt.
Een belangrijke rode draad is dat gegevensdeling vaak nog wordt gezien als sluitstuk.
Het realiseren van verbeteringen betekent een omslag naar een praktijk waarbij gegevensdeling
een integraal onderdeel is van beleid, wetgeving en uitvoering. Om hier te komen is
het van belang dat kennis en vakmanschap op dit thema wordt ontwikkeld en dat bestuurders
en professionals worden ondersteund in hoe ze bijvoorbeeld (nieuwe) wetgeving en beleid
moeten implementeren. Op basis van deze en andere rode draden, en aan de hand van
informatie uit concrete casussen, wordt door de taskforce met partners gewerkt aan
een samenhangend pakket van oplossingen en concrete acties voor de prioritaire onderwerpen
om knelpunten aan te pakken.
Een voorbeeld van voortgang op het gebied van mainports is dat wordt gewerkt naar
een breed gedragen juridische en organisatorische uitwerking voor het delen van cameravoorzieningen-
en beelden tussen de mainportpartners. Voor de aanpak van jeugdcriminaliteit werkt
JenV samen met de VNG, om handreikingen op te stellen voor gemeenten als houvast bij
het zorgvuldig en rechtmatig verwerken van gegevens. Voorbeelden zijn handreikingen
op het gebied van vroegsignalering en de persoonsgerichte aanpak. Daarnaast worden
gemeenten ondersteund in de toepassing van de handreikingen. In drie proeftuinen Toekomstscenario
kind- en gezinsbescherming is de taskforce aan de slag gegaan om in vijf werksessies
het delen van gegevens te vergemakkelijken, door met alle betrokken bestuurders gezamenlijke
afspraken te maken. Naast de prioritaire onderwerpen worden door de taskforce ook
stappen gezet in een ruimer traject rondom de Wet politiegegevens, waarin o.a. in
de breedte wordt gekeken naar het delen van politiegegevens met toezichthouders in
het kader van hun toezichtstaken en waarbij de taskforce helpt versnelling aan te
brengen in het behandelen van de aanvragen van partners tot wijziging van het Besluit
politiegegevens.
In het Strategisch Beraad Ondermijning van 3 april jl. is afgesproken dat in het najaar
een aantal bestuurlijke vraagstukken op het gebied van gegevensdeling worden geagendeerd
die vanaf 2026 e.v. kunnen worden uitgewerkt. In 2026 is voorzien dat de taskforce
de implementatie van verbeteringen en oplossingen voor zowel concrete knelpunten als
rode draden continueert en dat er eventueel nieuwe thema’s worden opgepakt. Uw Kamer
wordt nader geïnformeerd over gegevensdeling op het gebied van de aanpak van ondermijning
en georganiseerde criminaliteit in aankomende halfjaarbrief voor het einde van het
jaar.
Vraag (46):
Hoeveel fte komt er op dit moment tekort bij de zedenteams van politie en OM?
Antwoord:
Bij de politie is op 31 augustus 2025 de formatie van de zedenteams 710 fte en de
bezetting 664 fte. Dat maakt een onderbezetting van 46 fte.
Het OM kan er geen exacte kwantitatieve weergave van geven of er een tekort aan fte’s
bij de zedenteams is van het OM. Met de middelen die bij de inwerkingtreding van de
Wet seksuele misdrijven beschikbaar zijn gesteld, is geïnvesteerd in de opleiding
van officieren van justitie. Deze opleiding kwalificeert officieren om zedenzaken
te behandelen en wordt structureel aangeboden, zodat ervaren officieren de mogelijkheid
hebben om de certificering te behalen. Daarmee wordt de capaciteit aan bevoegd personeel
op dit terrein versterkt.
Vraag (47):
Wat is momenteel het arbeidsmarkttekort in het gevangeniswezen? Om hoeveel fte gaat
het?
Antwoord:
Gebaseerd op het verschil tussen de bezetting en de formatie voor alle medewerkers
van het gevangeniswezen en de vreemdelingenbewaring is er sprake van een onderbezetting
(arbeidsmarkttekort) van ongeveer 700 fte.
Dit tekort wordt deels ondervangen door een inhuur van ongeveer 530 fte.
Het netto arbeidsmarkttekort ligt hierdoor rond de 170 fte.
Bron: P-direkt, peildatum 10-10-2025, referentiemaand september 2025
Vraag (48):
Hoeveel gevangenismedewerkers gaan in 2026 en 2027 naar verwachting met pensioen?
Antwoord:
Op basis van de geregistreerde AOW-datum in het personeelssysteem P-direkt gaan er
63 gevangenismedewerkers5 in 2026 met pensioen en 98 in 2027.
Dit getal is conservatief, omdat het gevangenispersoneel veelal ook recht heeft op
een (deeltijd-)verlofregeling voorafgaand aan het pensioen als gevolg van het hebben
uitgevoerd van een substantieel bezwarende functie. Het feitelijke aantal gevangenismedewerkers
dat vanwege hun pensioen (vervroegd) niet (volledig) inzetbaar is ligt daarmee hoger.
Vraag (49):
Waarom wordt beschikbaarheidsfinanciering slechts voor terbeschikkingstelling (tbs)
en niet voor de gehele forensische zorg, dus ook de overige forensische zorg toegepast?
Antwoord:
De beschikbaarheidsbijdrage, die wordt uitgewerkt, heeft als doel om particuliere
tbs-klinieken te stimuleren de capaciteit uit te breiden. Het capaciteitstekort op
het hoogste beveiligingsniveau heeft de hoogste prioriteit, omdat daar het tekort
aan beschikbare plekken het grootst is.
Bovendien geldt dat tbs-klinieken vrijwel volledig afhankelijk zijn van het aanbod
van tbs-patiënten. Het is vanuit financieel oogpunt alleen aantrekkelijk om uit te
breiden wanneer er enige zekerheid is dat de capaciteit voor langere tijd wordt benut.
In de forensische zorg wordt, volgens het zorgprestatiemodel, namelijk alleen geleverde
zorg gefinancierd. Door aanvullende financiële zekerheid te bieden in de vorm van
een beschikbaarheidsfinanciering, wordt het financiële risico voor de zorginstelling
beperkt.
Bij zorginstellingen met een lager beveiligingsniveau verblijven patiënten op grond
van verschillende juridische titels en zijn er meer inkopende partijen. Patiënten
kunnen op lagere beveiligingsniveaus worden opgenomen vanuit de Wet forensische zorg,
de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, de Wet zorg en dwang, en Wet geneeskundige
behandelovereenkomst. Zodoende zijn deze zorginstellingen niet alleen afhankelijk
van de zorginkoop door DJI en is er minder sprake van een financieel risico.
Vraag (50):
Hoeveel personen behoren momenteel tot de lijst met zelfmelders en wat is de prognose
voor 2026?
Antwoord:
Momenteel behoren er 3.281 personen tot de voorraad zelfmelders. Dit gaat om 582 detentiejaren
(peildatum 1 oktober). Een detentiejaar staat gelijk aan één plaats voor een jaar.
Het geven van een exacte prognose voor 2026 is lastig. Er blijven zelfmelders instromen
in de voorraad, maar tegelijkertijd wordt er ook gewerkt aan het oproepen van meer
zelfmelders.
In de vijfde voortgangsrapportage capaciteit DJI is gedeeld dat er ingezet wordt op
een sober detentieconcept voor kortgestrafte zelfmelders. Voor deze plekken geldt
een beperkt dagprogramma. Momenteel komen hiervoor alleen zelfmelders met een straf
tot twee weken in aanmerking. In de derde voortgangsrapportage capaciteit DJI is met
uw Kamer gedeeld dat in de PI Veenhuizen en de PI Heerhugowaard zo’n 56 plekken zijn
voor zelfmelders.
Er wordt toegewerkt naar het oproepen van meer zelfmelders in 2026. DJI werkt aan
wijziging van regelgeving om ook zelfmelders waaraan een onherroepelijke gevangenisstraf
of hechtenis is opgelegd van ten hoogste zes weken hier te kunnen plaatsen.
Vraag (51):
Hoeveel wordt er bezuinigd op jeugdbescherming vanwege de subsidietaakstelling in
2026, 2027, 2028, 2029 en 2030? Kunt u per jaar uiteenzetten op welke subsidies hoeveel
geld gekort wordt?
Antwoord:
Zoals in de Voortgangsbrief jeugdbescherming d.d. 16 juni 2025 (Kamerstuk 31 839, nr. 1089) vermeld is er momenteel geen noodzaak subsidieontvangers en uitvoeringsorganisaties
te korten op reeds verleende subsidies, maar heeft de taakstelling wel tot gevolg
dat er minder budget is voor incidentele subsidies in de toekomst.
Zoals u in het antwoord op vraag 52 kunt zien, bedraagt het budget in 2026 285,7 miljoen euro,
in 2027 275,9 miljoen, in 2028 277,0 miljoen, in 2029 277,2 miljoen en in 2030 277,2 miljoen.
De daling van 2026 naar 2027 wordt niet veroorzaakt door de subsidietaakstelling,
maar door het wegvallen van het budget voor Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
in 2027.
Daarnaast wordt de daling veroorzaakt door een verlaging van 10,8 miljoen euro van
de bijdrage aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) in de periode 2026 tot 2028.
Deze verlaging houdt grotendeels verband met aflopend budget dat is verleend voor
specifieke tijdelijke onderwerpen, verlaging van het budget voor externe inhuur en
personele kosten als gevolg van efficiencytaakstellingen in het Coalitieakkoord en
door een budgetdaling vanwege (te verwachten) dalende instroomcijfers binnen het civiele
domein. Per saldo is er in de jaren na 2027 geen sprake meer van een daling van het
totale budget voor jeugdbescherming.
Vraag (52):
Hoeveel geld gaat er naar de verbetering van de jeugdbescherming in 2026, 2027, 2028,
2029 en 2030? Kunt u specifiëren naar welke maatregelen hoeveel geld gaat per jaar?
Antwoord:
JenV stelt voor jeugdbescherming in totaal de volgende bedragen beschikbaar: in 2026
€ 285,7 mln., in 2027 € 275,9 mln., in 2028 € 277,0 mln., in 2029 € 277,2 mln. en
in 2030 € 277,2 mln. In onderstaande tabel ziet u per jaar de bedragen per maatregel
(in € 1.000).
2026
2027
2028
2029
2030
Bijdrage aan de RvdK
263.582
258.232
252.764
253.150
253.150
Aanvullende opdrachten aan de RvdK
450
Rechtsbescherming in de jeugdbescherming
11.000
14.900
22.400
22.400
22.400
CBS beleidsinformatie jeugd
300
300
300
300
300
Staatscommissie overheidsingrijpen in gezinnen en huishoudens
500
500
Diverse subsidies jeugdbeschermingsstelsel
300
80
80
80
80
Nederlandse Zorgautoriteit voor toezicht op GI’s
400
400
400
400
400
Tarieven en normenkader GI’s
500
500
500
500
500
Standaardformulier GI’s
600
300
100
Samenwerking GI’s en pleegzorg
1.000
700
500
400
400
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
7.100
Totaal
285.732
275.912
277.044
277.230
277.230
Vraag (53):
Hoe groot is het arbeidsmarkttekort in de jeugdbescherming momenteel? Hoe heeft dit
zich ontwikkeld de afgelopen vijf jaar en wat zijn de prognoses voor de komende vijf
jaar?
Antwoord:
Er zijn geen gegevens beschikbaar over arbeidsmarkttekorten voor de sector jeugdbescherming.
Op landelijk niveau zijn wel gegevens beschikbaar voor de gehele jeugdzorgsector.
Uw Kamer is op 16 december 2024 geïnformeerd over deze prognose6. In het algemeen zal het arbeidsaanbod van personeel een beperkende factor blijven,
niet alleen voor de jeugdbescherming, maar voor zorg en welzijn in brede zin. Dit
betekent dat werkgevers nog meer dan voorheen een aantrekkelijke werkgever moeten
zijn en in moeten zetten op behoud van hun personeel.
U kunt gegevens over de ontwikkeling in de afgelopen jaren voor de gehele sector jeugdzorg
vinden op: Dashboard Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW). Gegevens over de prognose
voor arbeidsmarktekorten in de gehele jeugdzorg kunt u vinden op: https://prognosemodelzw.nl/dashboard/stories-dashboard/jeugdzorg--jz-. Deze prognose is gebaseerd op de ontwikkeling van de vraag naar jeugdzorg tot en
met het jaar 2022.
Vraag (54):
In hoeverre voldoet Nederland momenteel aan de verplichtingen voortvloeiend uit het
Verdrag van Istanbul? Aan welke punten voldoet zij nog niet en welke maatregelen worden
er genomen om erop toe te zien dat deze verplichtingen alsnog nagekomen worden?
Antwoord:
Nederland voldoet in grote mate aan de verplichtingen uit het Verdrag van Istanbul,
met belangrijke vooruitgang op het gebied van wetgeving, beleid en bewustwording,
aldus de onafhankelijke expertcommissie van de Raad van Europa die toeziet op de uitvoering
van het Verdrag van Istanbul (GREVIO). Zo sluit de Wet seksuele misdrijven (2024)
aan bij de verdragsvereisten en zijn nieuwe actieplannen gestart, waaronder Stop Femicide!
en het Nationaal Actieprogramma Seksueel Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag.
GREVIO constateerde in haar recente rapport, naar aanleiding van het bezoek aan Nederland
eind vorig jaar, echter dat er nog tekortkomingen zijn op het gebied van een gendersensitieve
benadering van huiselijk geweld, de toepassing van beschermingsmaatregelen, structurele
financiering van opvangvoorzieningen en de training van professionals. Ook coördinatie
en dataverzameling kunnen verbeterd worden. De overheid werkt aan verbeteringen via
versterkte coördinatie, uitbreiding van opvangcapaciteit, scholing en de verdere uitvoering
van de genoemde actieplannen.
Het volledige rapport van GREVIO wordt op zeer korte termijn door de Raad van Europa
gepubliceerd, waarop het kabinet een reactie zal toevoegen. Uw Kamer ontvangt beide
stukken gezamenlijk bij de brief over de voortgang van de aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling eind dit jaar.
Vraag (55):
Welke interventies worden in 2026 verbeterd ten behoeve van de samenwerking tussen
de politie en justitieorganisaties, Veilig Thuis en gemeenten?
Antwoord:
In 2026 worden ten behoeve van het tijdig ingrijpen bij (dreigend) huiselijk geweld
en kindermishandeling, o.a. ter voorkoming van femicide, verschillende interventies
verbeterd die cruciaal zijn in de samenwerking tussen o.a. politie en justitieorganisaties,
Veilig Thuis en gemeenten (Veiligheid voorop): inzet van het tijdelijk huisverbod,
strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld, bredere inzet van het slachtofferdevice
en het versterken van de aandacht voor de veiligheid van partner en kind(eren) in
het familierecht.
Vraag (56):
Per wanneer zal het Verdrag van Istanbul naar verwachting aanvaard worden in Caribisch
Nederland?
Antwoord:
Het Verdrag van Istanbul zal voor Caribisch Nederland worden aanvaard zodra de benodigde
wetgeving in werking is getreden. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft
in kaart gebracht welke aanvullende wetgeving nodig is om het Verdrag van Istanbul
te aanvaarden voor Caribisch Nederland. Ook wordt momenteel een Bestuursakkoord 2026–2029
voorbereid, waarin de Ministeries van VWS, JenV, OCW, SZW en BZK samen met de openbare
lichamen afspraken maken over de verdere beleidsmaatregelen ter versterking van de
aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling, in lijn met
het Verdrag van Istanbul. Met een impactanalyse wordt in kaart gebracht welke uitvoeringsconsequenties
de benodigde wetgeving en beleidsmaatregelen hebben voor de betrokken uitvoeringsorganisaties
in Caribisch Nederland en wat deze vergen qua financiering. Zodra dit in kaart is
gebracht en er financiële dekking is zal het wetgevingstraject starten, naar verwachting
in de eerste helft van 2026.
Vraag (57):
Welke middelen zijn er in 2025 toegekend aan de aanpak van femicide en hoeveel extra
middelen zijn hiervoor in 2026 beschikbaar?
Antwoord:
In 2025 besteedt het Ministerie van Justitie en Veiligheid ongeveer 3,1 miljoen euro
aan beleidsmiddelen voor versterking van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling,
inclusief femicide. In 2026 besteedt het Ministerie van Justitie en Veiligheid naar
verwachting ongeveer 8,6 miljoen euro hieraan. De extra middelen uit het amendement-Mutluer
ter voorkoming van femicide zijn bij 1e suppletoire begroting 2025 verspreid over
meerdere jaren, waarvan 1,3 miljoen in 2025, 2,35 miljoen euro in 2027, 3,1 miljoen euro
in 2028 en 3,25 miljoen euro in 2029.
Vraag (58):
Kan nader worden toegelicht hoe de middelen uit amendement-Mutluer (36 600 VI, nr. 61) over budget voor de aanpak van femicide zijn besteed?
Antwoord:
De besteding van deze 10 miljoen euro wordt verdeeld over de periode 2025 t/m 2028:
1,3 miljoen in 2025, 2,35 miljoen euro in 2026, 3,1 miljoen euro in 2027 en 3,25 miljoen euro
in 2028. Met deze middelen investeert het Ministerie van Justitie en Veiligheid in
bewustwording, kennis en expertise om de aanpak van femicide, huiselijk geweld en
kindermishandeling verder vooruit te brengen. Het ministerie investeert verder in
vrijgestelde Officieren van Justitie huiselijk geweld en kindermishandeling in alle
tien arrondissementen. Dit is nodig om de kennis binnen de organisatie te verhogen.
Ook investeert het ministerie in deskundigheidsbevordering binnen de politie en in
publieke bewustwording: op 25 september jl. is de landelijke publiekscampagne over
dwingende controle gestart («Waar ben je?»). Ook dekt het ministerie de kosten van
de opzet en uitvoering van de Femicide Monitor van de Universiteit Leiden, op basis
waarvan de komende jaren meer inzicht zal ontstaan in aard en achtergrond van femicide-zaken.
Voorts financiert het ministerie een pilot niet-fatale verwurging van de FARR Rotterdam
en GGD Amsterdam, voor betere samenwerking bij forensisch-medisch onderzoek. Tenslotte
is het ministerie voornemens om met de extra middelen gemeenten te ondersteunen voor
betere verbinding tussen landelijk en regionaal beleid, zodat de opbrengsten van alle
acties uit het plan van aanpak «Stop femicide!» ook in alle regio’s goed landen.
Vraag (59):
Hoeveel kost het om het slachtofferdevice landelijk uit te rollen?
Antwoord:
Op basis van de evaluatie van de pilot met het slachtofferdevice in vier regio’s zijn
gesprekken gevoerd met gemeenten en de vrouwenopvang. Daaruit blijkt dat de onderdelen
financiën en samenwerking verder moeten worden uitgewerkt om tot een concreet voorstel
voor landelijke invoering te komen. De vraag omtrent de kosten voor een landelijke
invoering van het slachtofferdevice kan daarom op dit moment niet worden beantwoord.
In de eerste helft van 2026 wordt uw Kamer hier nader over geïnformeerd.
Vraag (60):
Hoeveel kost het om de pilot met aanvullend forensisch medisch onderzoek bij niet-fatale
wurging landelijk uit te breiden?
Antwoord:
Dat is op dit moment nog niet duidelijk. Het is belangrijk eerst deze pilot (een samenwerking
van OM, politie en het Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau Forensisch Medisch
Onderzoek) goed uit te voeren en te evalueren. Naast deze pilot loopt er ook een pilot
en een onderzoek van de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR) en GGD Amsterdam
dat is gericht op het verbeteren van forensisch medisch onderzoek bij niet-fatale
verwurging. Dat moet onder meer een handreiking voor de betrokken organisaties opleveren.
Ik verwacht dat ik in 2026 een goede inschatting kan geven van wat er nodig is voor
verdere toepassing.
Vraag (61):
Hoe zorgt u voor goede voorlichting over het resterende toegestane vuurwerk?
Antwoord:
• Als randvoorwaarde van de Wet veilige jaarwisseling wordt een handhavingsplan opgesteld.
Onderdeel van het handhavingsplan is het opstellen van een communicatiestrategie.
• Deze strategie zal gezamenlijk met IenW worden opgesteld en hiermee wordt gestart
zodra meer helderheid is over de invulling van de AMvB ontheffingsmogelijkheid zoals
het daarmee het toegestane vuurwerk en de voorwaarden waaronder het vuurwerk mag worden
afgestoken.
• De communicatiestrategie zal drie fases kennen:
o 1 juli 2026, wanneer het verbod in werking treedt;
o (Aanloop naar de) jaarwisseling 2026/2027, de eerste vuurwerkvrije jaarwisseling;
o (Aanloop naar de) de jaarwisselingen daarna.
• De strategie is de basis voor de uitwerking van verschillende communicatiemiddelen
afhankelijk van de fase. Deze communicatiemiddelen zijn erop gericht alle doelgroepen
te bereiken zodat iedereen straks op de hoogte is van wat wel en niet is toegestaan.
Hierbij zal ook nadrukkelijk worden bekeken hoe bestaande communicatiemiddelen c.q.
-lijnen kunnen worden ingezet voor de nieuwe ontstane situatie.
Vraag (62):
Welke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden ten aanzien van de uitwerking van de gewijzigde
motie van de leden-Van Esch/Beckerman over in de Veiligheidsagenda het thema wildlife
crime betrekken bij het thema aanpak milieucriminaliteit (Kamerstuk 22 343, nr. 326)?
Antwoord:
In het tweede Halfjaarbericht Politie 20227 is opgenomen op welke wijze opvolging is gegeven aan de motie Van Esch/Beckerman.
In die Veiligheidsagenda is een paragraaf gewijd aan de aanpak van milieucriminaliteit,
waarin het belang van opsporing daarvan is gemarkeerd en ook de stappen die genomen
moeten worden om de aanpak van milieucriminaliteit, waaronder ook wildlife crime valt,
te versterken. Voor de politie is de strategie politiemilieutaak 2.0 opgesteld om
de aanpak van milieucriminaliteit te versterken waaronder de inzet op wildlife crime.
De veiligheidsagenda ziet enkel op de inzet van politie. Milieucriminaliteit wordt
echter ook door de andere partners in het milieudomein, te weten het Openbaar Ministerie,
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) en de omgevingsdiensten aangepakt.
Sinds 2023 heeft de politie een vooronderzoek naar intermediairs in onder meer fout
hout en wildlife crime opgeleverd en meerdere onderzoeken gedraaid naar bedreigde
dier- en plantensoorten, waaronder vogels en paling. Naar aanleiding van deze onderzoeken
zijn er verdachten aangehouden en verhoord. Een aantal onderzoeken loopt nog en een
aantal onderzoeken ligt ter beoordeling bij het Openbaar Ministerie. Verder is er
restinformatie gedeeld met buitenlandse opsporingspartners.
Vraag (63):
Kan concreet worden aangegeven waaraan de middelen uit de envelop Nationale Veiligheid
worden besteed?
Antwoord:
In de nota van wijziging op de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 van 14 november 2024 (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 31) en de Kamerbrief «Investeringen in de politie en (strafrecht)ketenpartners en juridische
borging van de neutrale uitstraling van boa’s» van 14 november 2024 (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 32) worden de investeringen per thema toegelicht en wordt ingegaan op de uitgangspunten
die hierbij zijn gehanteerd. Aanvullende informatie is door middel van voortgangsbrieven
op de diverse beleidsterreinen met uw Kamer gedeeld. Zo zijn bijvoorbeeld als bijlage
bij het 1e Halfjaarbericht politie 2025 van 12 juni 2025 (Kamerstuk 29 628, nr. 1277) voor diverse onderwerpen de kaders beleidskeuzes gedeeld met uw Kamer.
Vraag (64):
Wanneer wordt de Kamer nader geïnformeerd over de exacte besteding van de 70 miljoen euro
die het kabinet structureel heeft gereserveerd voor het versterken van de weerbaarheid
en kan naar aanleiding van deze vraag al meer inzicht worden gegeven in de besteding
van deze middelen?
Antwoord:
In de bijlage van de brief van 3 oktober is uw Kamer geïnformeerd over de besteding(sdoelen)
in het kader van de versterking van de regionale/lokale weerbaarheid8. Informatie over de besteding(sdoelen) in het kader van de Publiekscampagne wordt
opgenomen in de volgende Kamerbrief over de versterking van de weerbaarheid tegen
militaire en hybride dreigingen, die voor het einde van 2025 is voorzien.
Vraag (65):
Zijn er bedragen door DJI in 2023, 2024 of 2025 uitgekeerd aan eMates?
Antwoord:
De wijze waarop en de afspraken waaronder DJI de medewerking aan de dienst eMates
definitief heeft beëindigd betreft vertrouwelijke informatie waarover geen mededelingen
gedaan kunnen worden.
Vraag (66):
Wat is er afgesproken bij de juridische afhandeling van eMates over de persoonsgegevens
die eMates niet wilde verstrekken?
Antwoord:
De wijze waarop en de afspraken waaronder DJI de medewerking aan de dienst eMates
definitief heeft beëindigd betreft vertrouwelijke informatie waarover geen mededelingen
gedaan kunnen worden.
Vraag (67):
Welke pogingen zijn er sinds het rapport van de Auditdienst Rijk over eMates ondernomen
om te achterhalen welke risico’s op voortgezet crimineel handelen in detentie er waren,
nu er geen zicht was op de bescherming en beveiliging van gegevens?
Antwoord:
Begin maart 2022 ontving de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een brief van het
Openbaar Ministerie (OM) waarin zij haar zorgen uitte over de digitale berichtenservice
eMates (hierna de berichtenservice). De zorgen zagen kortweg op de kans dat via de
berichtenservice mogelijk voortgezet crimineel kon worden (of werd) gehandeld. Deze
brief heeft DJI doen besluiten op 18 maart 2022 om het gebruik van de berichtenservice
op te schorten.
Naar aanleiding van het bovenstaande is besloten om een onafhankelijke partij onderzoek
te laten verrichten. Vervolgens heeft de Auditdienst Rijk (ADR) onderzoek gedaan naar
de berichtenservice e-mates. Op 3 februari 2023 is het rapport van de ADR over eMates
aangeboden aan uw Kamer9. DJI heeft besloten, na berichtgeving van ADR, de berichtenservice eMates definitief
te beëindigen. De geboden functionaliteit van eMates is inmiddels ruim twee jaar niet
meer beschikbaar.
In de afwikkeling van Emates was er in het bijzonder aandacht voor de bescherming
en beveiliging van gegevens van de dienst Emates. Vanwege de vertrouwelijkheid van
de afspraken met eMates kan ik hier niet verder op ingaan. Zoals aangegeven in de
brief van 9 november 2023 wordt er ook geen alternatieve vorm van digitale berichtenservice
aangeboden. Het beeld is dat het feitelijk niet gemist wordt als dienst naast de bestaande
mogelijkheden van contact via telefoon, post en bezoek10.
Vraag (68):
Kan worden toegelicht waarom de voorbereidingen voor de uitvoering van het amendement
Sneller c.s. (Kamerstuk 36 725 VI, nr. 381) niet eerder kunnen worden gestart dan 2027?
Antwoord:
Momenteel verkent DJI of een detentieboot ingezet kan worden. Uit een eerste verkenning
komt naar voren dat de boot mogelijk eind 2026 in gebruik genomen kan worden. Als
de boot ingezet kan worden zullen de voorbereidingen dan ook ruim voor deze datum
starten. Dit is echter afhankelijk van de aanbesteding, vergunningen, ligplaats en
de werving van personeel.
Vraag (69):
Hoeveel capaciteit wordt naar verwachting vrijgemaakt in het gevangeniswezen met het
amendement-Sneller c.s. (Kamerstuk 36 725 VI, nr. 39)?
Antwoord:
Naar verwachting kunnen er door de inzet van een detentieboot 200 plekken tijdelijk
worden gefinancierd uit het amendement van de leden Sneller (D66) en Van Nispen (SP).
Momenteel verkent DJI of een detentieboot ingezet kan worden. Een detentieboot kent
een beperkt beveiligingsniveau.
Vraag (70):
Kan nader worden toegelicht hoe de middelen van de amendementen-Ellian/Sneller (Kamerstuk
36 600 VI, nr. 121) per jaar binnen de DJI begroting worden besteed?
Antwoord:
Met de middelen van het amendement het lid Ellian (VVD) (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 121) is extra tijdelijk capaciteit in de PI Haaglanden gerealiseerd. Het gaat om 27 plekken
die meerjarig gefinancierd kunnen worden vanuit het amendement. De resterende middelen
zijn besteed aan het verkennen van de mogelijkheden van alternatieven voor nieuwe
locaties, waaronder de verkenning naar de PI Almere. Het heropenen van de PI Almere
leidt mogelijk tot circa 320 plekken. Het heropenen van PI Almere is mogelijk, maar
vereist echter incidentele en structurele midden. Er worden geen mogelijkheden gezien
om dit binnen de huidige begroting op te vangen.
Met de middelen van het amendement het lid Sneller (D66) (Kamerstuk 36 725 VI, nr. 381) verkent DJI of een detentieboot ingezet kan worden. Uit een eerste verkenning komt
naar voren dat de boot mogelijk eind 2026 in gebruik genomen kan worden. Als de boot
ingezet kan worden zullen de voorbereidingen dan ook ruim voor deze datum starten.
Dit is echter afhankelijk van de aanbesteding, vergunningen, ligplaats en de werving
van personeel.
Vraag (71):
Hoeveel verdachten en veroordeelden zitten er op dit moment op een Afdeling Intensief
Toezicht (AIT) en wat is de inzetbare capaciteit en kan een overzicht worden gegeven
per AIT?
Antwoord:
Zie tabel:
Inrichting
Capaciteit
Aantal gedetineerden
PI Alphen a/d Rijn
12
10
PI Arnhem
10
8
PI Krimpen a/d IJssel
15
8
PI Leeuwarden
12
9
Totaal
49
35
Vraag (72):
Hoeveel disciplinaire sancties zijn in 2024 en 2025 door DJI opgelegd?
Antwoord:
In 2024 zijn bij het Gevangeniswezen 19.060 disciplinaire straffen opgelegd jegens
justitiabelen conform de Penitentiaire Beginsel Wet (PBW) en in 2025 tot en met augustus
12.818. Voor Vreemdelingenbewaring zijn er in 2024 617 en t/m augustus 2025 409 disciplinaire
straffen opgelegd. Bij de JJI’s zijn in 2024 5.704 en in 2025 t/m augustus 4.486 disciplinaire
straffen opgelegd conform de Beginselenwet Justitiële Jeugd (BJJ) jegens justitiabelen.
Voor de tbs zijn geen cijfers beschikbaar ten aanzien van het aantal disciplinaire
straffen, deze worden in de praktijk niet gebruikt.
GW
VB
JJI’s
2024
19.060
617
5.704
2025 t/m aug
12.818
409
4.486
Vraag (73):
Hoeveel drones zijn er gedetecteerd in 2024 en 2025 bij een Penitentiaire Inrichting
(PI)?
Antwoord:
2024:
Hiervan zijn geen cijfers.
2025 (1 januari 2025 – 30 september 2025):
Er zijn in totaal 137 drones gedetecteerd bij een PI, waarvan 33 drones boven een
PI.
Dit betreffen drones bij/boven alle soorten inrichtingen/regimes.
Vraag (74):
Hoeveel tbs’ers zijn er in 2023, 2024 en tot nu toe in 2025 van de longstayafdeling
van een tbs-kliniek uitgestroomd? Waar gingen deze tbs’ers naartoe?
Antwoord:
In 2023 zijn er 5 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De redenen van uitstroom
zijn:
– Overlijden: 2
– Externe overplaatsing naar longcarevoorziening andere tbs-kliniek: 1
– Externe overplaatsing naar transmurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 1
– Interne overplaatsing naar longcare afdeling Pompekliniek: 1
In 2024 zijn er 4 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De redenen van uitstroom
zijn:
– Overlijden: 4
In 2025 zijn er 4 personen (tot en met 31 augustus) uitgestroomd uit de longstayafdeling.
De redenen van uitstroom zijn:
– Overlijden: 2
– Externe overplaatsing naar transmurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 1
– Externe overplaatsing naar een afdeling voor Extreem Vlucht- en Beheersgevaarlijke
(EVBG) patiënten, andere tbs-kliniek: 1
Vraag (75):
Hoe vaak is er in 2023, 2024 en tot nu toe 2025 melding gedaan van een (vermeende)
relatie tussen een tbs’er en een medewerker in een tbs-kliniek en hoe vaak is er in
deze jaren hiervan melding gedaan in een PI?
Antwoord:
De volgende meldingen zijn middels een Melding Bijzonder Voorval geregistreerd en
hebben betrekking op ongeoorloofde relaties. Een analyse van de huidige registratie
wijst uit dat definities en categorisering van incidenten niet altijd eenduidig worden
gehanteerd. Daarmee kan niet gegarandeerd worden dat de onderstaande cijfers een correct
beeld van de feitelijkheid geven. Binnen DJI wordt reeds gewerkt aan verbetering van
de datakwaliteit van de incidentenregistraties.
Aantal meldingen mbt. Laakbaar gedrag personeel dat betrekking heeft op ongeoorloofde
relatie
peildatum 31-08-25
2023
2024
2025
Gevangeniswezen /vreemdelingenbewaring
3
2
3
TBS
1
3
1
(Bron: Zenya)
Vraag (76):
Hoeveel drones zijn er in 2024 en 2025 specifiek boven de Extra Beveiligde Inrichting
(EBI) of een AIT gedetecteerd?
Antwoord:
Het detecteren van drones boven inrichtingen is een relatief nieuw instrument. Sinds
2025 worden de cijfers gecentraliseerd bijgehouden. Tot nu toe zijn er 14 meldingen
geweest van een drone boven een inrichting (EBI of AIT).
Vraag (77):
Hoeveel gedetineerden in de EBI zijn nu op een individueel programma gezet?
Antwoord:
Op dit moment verblijft er één EBI-gedetineerde op een individueel programma.
Vraag (78):
Hoeveel brieven van en naar de EBI zijn geweigerd?
Antwoord:
Vanaf 2024 tot op heden zijn er 66 brieven geweigerd.
Vraag (79):
Hoeveel transporten door een Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT) met de hoogste beveiliging
zijn er in 2025 uitgevoerd?
Antwoord:
Er zijn 252 transporten door het BOT uitgevoerd in de periode van 1 januari 2025 tot
en met 30 september 2025.
Vraag (80):
Hoeveel contrabande is in 2024 en 2025 aangetroffen in PI’s en kan dit worden uitgesplitst
per inrichting?
Antwoord:
In de tabellen hieronder is inzichtelijk gemaakt welke contrabanden (en hoeveel) er
in 2024 en 2025 per penitentiaire inrichting zijn aangetroffen.
Vraag (81):
Kan een nadere specificatie worden gegeven van de kosten voor de heropening van de
PI Almere en hoe snel kan deze heropening worden gerealiseerd?
Antwoord:
De kosten voor de renovatie van de PI Almere zijn geschat op 250–320 miljoen. Die
marge is groot vanwege de vele onzekerheden zowel aan de kant van de feitelijke kosten
voor renovatie als aan de kant van de staat van het gebouw; een bouwkundig vooronderzoek
is nodig om die kosten nader te specificeren en de marges te verkleinen. Uitgaande
van een investeringsbedrag van 320 miljoen zijn de jaarlijkse kosten na heropening
ca. € 85 miljoen bij 320 plaatsen en ca. € 95 miljoen bij 360 plaatsen. De genoemde
jaarlijkse kosten zijn inclusief de rente en afschrijving van de investering, die
als jaarlijkse gebruiksvergoeding in dat bedrag zijn verwerkt. Het heropenen van PI
Almere is mogelijk, maar vereist echter incidenteel en structureel financieel budget.
Er worden geen mogelijkheden gezien om dit binnen de huidige begroting op te vangen.
Na een eventueel besluit is de doorlooptijd tot ingebruikname van de PI Almere geschat
op 5–7 jaar. Ruim de helft van die periode wordt gebruikt voor ontwerp, aanbesteding
en voorbereiding van de renovatie. De daadwerkelijke renovatie beslaat naar verwachting
circa 2–3 jaar.
Vraag (82):
Wat kost de opening van de extra tijdelijke plekken in de PI Ter Peel en hoe snel
kunnen deze plekken worden gerealiseerd?
Antwoord:
Zoals aangekondigd in de vijfde voortgangsrapportage capaciteit DJI wordt verkend
of er in de PI Zuid-Oost (locatie Ter Peel) in totaal 60 extra tijdelijke plekken
gerealiseerd kunnen worden. Voordat over kan worden gegaan tot de bouw van de noodgevangenis
dient een omgevingsvergunning verleend te worden waarbij ook wordt gekeken naar stikstofuitstoot.
Alleen wanneer de uitkomsten van het onderzoek positief zijn kan er gebouwd worden.
Het onderzoek wordt naar verwachting eind dit jaar afgerond en de uitkomst is momenteel
nog onzeker. De investeringskosten zijn op dit moment daarom nog niet inzichtelijk.
Vraag (83):
Hoeveel noodoplossingen voor extra celcapaciteit zijn niet gelukt door weigerende
gemeenten?
Antwoord:
DJI werkt onverminderd aan het uitbreiden van de celcapaciteit. De kans van slagen
van noodoplossingen in de zin van nieuwe detentielocaties is afhankelijk van verschillende
factoren, zoals beschikbare bestaande bouw, wet- en regelgeving rondom duurzaamheid
bij (ver)bouwen, stikstof, netcongestie, financiën en ook het bestuurlijk draagvlak.
Bij de verkenning van nieuwe locaties kijkt DJI gelijktijdig naar al deze factoren.
De afgelopen anderhalf jaar hebben gesprekken met een viertal gemeenten niet tot overeenstemming
over de vestiging van een tijdelijke detentielocatie geleid.
Vraag (84):
Kan nader inzicht worden gegeven hoe de dekking voor de opening van Justitiële Jeugdinrichting
(JJI) Harreveld eruit ziet? Hoeveel komt waar vandaan?
Antwoord:
De kosten voor de heropening van de Justitiële Jeugdinrichting in Harreveld bedragen
voor de jaren 2025 t/m 2027 respectievelijk 3 miljoen euro, 12 miljoen euro en 22 miljoen euro
en vanaf 2028 35 miljoen euro.
Voor de eerste 3 jaren wordt vanuit de begroting van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid incidenteel dekking beschikbaar gesteld. Uit het ondermijningsbudget 2025
(begroting JenV) komt een bedrag van 25 miljoen euro beschikbaar, welke middels een
kasschuif wordt verdeeld over de jaren 2028 t/m 2030. Daarnaast wordt het ondermijningsbudget
in 2029 eenmalig verlaagd met 5 miljoen euro om de dekking aan te vullen naar het
benodigde bedrag.
De dekking voor het restant van de kosten wordt voor de jaren 2028 t/m 2030 aangevuld
met 25 miljoen euro afkomstig van de begroting van het Ministerie van BZK. Deze middelen
waren eerder bestemd voor het Constitutioneel Hof en de hervorming van de Raad van
State. De structurele kosten vanaf 2031 van 35 miljoen euro zijn eveneens afkomstig
uit deze middelen.
Zie ook bijgevoegde tabel voor het totaalbeeld.
Vraag (85):
Hoe groot was de onderuitputting op het ondermijningsbudget in 2023, 2024 en 2025
en kan nader worden toegelicht hoe groot de kans is dat er ook in 2026 onderuitputting
zal zijn op dit budget?
Antwoord:
In de tabel hieronder staat de onderuitputting op het ondermijningsbudget van 2023
en 2024 opgenomen en de verwachte onderuitputting 2025.
Het ondermijningsbudget is volledig bestemd voor de achterliggende doelen. We verwachten
dat de dalende trend van de onderuitputting doorzet doordat de plannen na de opstartfase
nu steeds meer tot uitvoering komen. Hoewel de organisaties er alles aan doen om de
voorgenomen maatregelen te realiseren zorgt met name de krapte op de arbeidsmarkt
dat dit niet altijd in het gewenste tempo verloopt. Ook voor 2026 wordt er daarom
nog enige onderuitputting verwacht. Bij de Voorjaarsnota 2025 is in de J&V begroting
voor 2026 hiermee al rekening gehouden.
Tabel: Onderuitputting op het ondermijningsbudget van 2023, 2024 en de verwachte onderuitputting
2025.
(middelen in 1.000 euro)
Budget
Realisatie / prognose
(Verwachte) onderuitputting
Percentage onderuitputting t.o.v. budget
2023
705.900
610.924
94.976
13%
2024
830.000
731.161
98.839
12%
2025
852.034
765.534
86.500
10%
Vraag (86):
Wat is de reden dat het tekort bij de politie voor 2026 is verdubbeld en waarom werd
dit bedrag tijdens het gesprek met de Kamer op 2 juli 2025 niet genoemd?
Antwoord:
De financiële opgave die door de politie in haar begroting voor 2026 wordt ingepast
is ten opzichte van de situatie begin juli toegenomen door het verwerken van het aandeel
van politie in een rijksbrede taakstelling en het niet volledig uitkeren van de prijsbijstelling.
In het gesprek met de Tweede Kamer op 2 juli 2025 is uitgegaan van de concept-begroting
van de politie zoals die op dat moment voorlag. Daarin was het effect van de voorjaarsbesluitvorming
nog niet verwerkt. Deze extra opgave is nadien alsnog verwerkt in de definitieve versie
van het Begroting en Beheerplan 2026–2030 politie.
Vraag (87):
Wordt er bij de politie op operationele functies bezuinigd in 2026, en zo ja, op welke?
Antwoord:
In de JenV-begroting is toegelicht welke maatregelen politie neemt en welke randvoorwaarden
gelden voor de financiële opgave in 2026. De korpschef zal de operationele slagkracht
ontzien bij het oplossen van het financiële tekort voor 2026. Voor wat betreft de
operationele functies zullen in 2026 de basisteams (gebiedsgebonden politie en opsporing)
buiten beschouwing worden gelaten.
Vraag (88):
Kan de Kamer al eerder geïnformeerd worden over de meerjarige keuzes die nodig zijn
voor het begrotingstekort bij de politie dan bij de begroting 2027?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag (89):
Klopt het dat de twee miljoen euro die via het amendement onder Kamerstuk 36 600 VI, nr. 111 beschikbaar is gesteld, specifiek en uitsluitend geoormerkt is voor de versterking
van meldpunt 144 bij de politie?
Antwoord:
De middelen hiervoor zijn beleidsmatig gereserveerd voor specifiek de versterking
van het meldpunt 144 bij de politie. De Korpschef is verzocht om hiervoor een bestedingsplan
op te stellen op basis waarvan de bijdrage aan de politie kan worden verstrekt.
Vraag (90):
Hoe wordt inzichtelijk gemaakt dat deze twee miljoen euro niet weglekt naar algemene
politietaken, maar daadwerkelijk en aantoonbaar terechtkomt bij meldpunt 144?
Antwoord:
Mijn ministerie en de politie zijn in gesprek om passende afspraken te maken over
de verantwoording van de besteding.
Vraag (91):
Wat gaat u doen om de doelen van beleidsartikel 31 specifiek en meetbaar te maken?
Waarom is artikel 31 (Politie) niet aangepast na de kritiek van de Algemene Rekenkamer
vorig jaar?
Antwoord:
De bijdrage van politie aan de veiligheid in Nederland is, door de veelheid aan factoren
die van invloed zijn op de veiligheid, niet goed specifiek en meetbaar te maken. De
algemene ontwikkeling van de veiligheid in Nederland wordt gemonitord door middel
van de Veiligheidsmonitor. Om het inzicht in de besteding van het politiebudget te
vergroten is in de JenV-begroting 2026 een overzicht van de formatie naar werksoorten
opgenomen.
Vraag (92):
Wordt er op operationele functies bij de politie bezuinigd in 2026, en zo ja welke?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 87.
Vraag (93):
Hoe wordt de afbouw van overbezetting bij de Niet Operationele Sterkte gerealiseerd?
Is het streven om hier formatie en bezetting gelijk te krijgen? Wordt de bezetting
bij alle overige werksoorten beperkt? Zo ja, hoeveel per werksoort?
Antwoord:
In het kader van de financiële opgave van de politieorganisatie heb ik met de korpschef
afgesproken dat de overbezetting van de niet-operationele sterkte wordt afgebouwd.
Het is niet de bedoeling om de formatie te verhogen, maar om de bezetting allereerst
af te bouwen naar het huidige formatieniveau. Daarnaast wordt ook gekeken naar verdere
begrenzing van de niet-operationale bezetting. De korpschef heeft bij alle politie-eenheden
een financiële opgave voor 2026 neergelegd. De randvoorwaarden daarvoor zijn dat de
overbezetting op de niet-operationele sterkte wordt afgebouwd, dat de basisteams (GGP
en Opsporing) buiten beschouwing worden gehouden en dat er in 2026 niet wordt getornd
aan de instroom van aspiranten. De bezetting van de overige werksoorten kan worden
beperkt. De eenheden dienen hier hun eigen passende keuzes in te maken. Voor de begroting
voor 2027 en verder heeft de korpschef een proces in gang gezet voor het maken van
keuzes waar de gezagen bij worden betrokken.
Vraag (94):
Wanneer ontvangt de Kamer de informatie over de nieuwe politieverdeelsleutel?
Antwoord:
Uw Kamer zal met het volgende halfjaarbericht politie over het nieuwe verdeelsysteem
geïnformeerd worden.
Vraag (95):
Welke innovaties kunnen niet doorgaan doordat de innovatiegelden worden ingezet voor
het tekort bij de politie?
Antwoord:
Er zijn vooralsnog geen innovaties die niet door kunnen gaan. De voorziene innovaties
zullen indien nog relevant later starten dan gepland omdat in de periode 2025–2027
de middelen incidenteel ingezet worden voor de financiële opgave bij de politie. De
structureel gereserveerde middelen blijven beschikbaar voor innovatie.
Vraag (96):
Wat verklaart het verschil in middelen voor het Juridisch Loket tussen 2025 en 2026?
Antwoord:
Het verschil in de middelen voor het Juridisch Loket tussen 2025 en 2026 (circa 9,5 miljoen euro)
wordt verklaard door de volgende factoren:
• Mitigeren taakstelling subsidies: In 2025 is er een tijdelijke mitigatie van de taakstelling
(1,345 miljoen euro), die in 2026 wegvalt.
• Regeerprogramma: De middelen vanuit het regeerprogramma (hoofdstuk 7) voor versterking
van het Juridisch Loket zijn 7 miljoen euro in 2025 en 14 miljoen euro structureel
vanaf in 2026.
• Bijdrage van SZW (arbeidsmigranten): De bijdrage van het Ministerie van SZW is 2,75 miljoen euro
in 2025 en 5,96 miljoen euro in 2026, ten behoeve van dienstverlening aan arbeidsmigranten.
Een uitsplitsing van de bedragen is weergegeven in de tabel.
(bedragen x € 1.000)
2025
2026
Juridisch Loket
Stand ontwerpbegroting 2025
32.639
33.284
Regeerprogramma Hoofdstuk 7 versterken juridisch loket
7.000
14.000
Dekking gratis belnummer hjl
2.800
2.800
Dienstverlening hjl en rvdr tbv arbeidsmigranten (van szw)
2.750
5.960
Loonbijstelling 2025–2030
1.537
1.567
Mitigeren taakstelling hla 2025
1.345
0
Prijsbijstelling 2025–2030
24
24
Eindtotaal
48.095
57.635
Vraag (97):
Wat zijn de gevolgen van het lager gereserveerde bedrag voor mediation in strafrecht
in 2026 ten opzichte van 2025?
Antwoord:
• Het bedrag in de begroting JenV 2026 voor Mediation in Strafzaken (MiS) bedraagt € 2,153 mln.
tegenover € 2,503 mln. in 2025; een verschil van € 0,350 mln.
• Hiervan wordt € 0,3 mln. per Voorjaarsnota aangevuld via een jaarlijkse bijdrage van
het Directoraat-generaal Straffen en Beschermen.
• Het resterende verschil van € 0,05 mln. hangt samen met het aflopen van een tijdelijke
hogere budgetreeks die in 2025 aan het kader van MiS is toegevoegd. Dit betrof tijdelijke
middelen in het kader van Toegang tot het Recht.
• Per saldo is er dus geen reëel verschil tussen 2026 en 2025, en wordt verwacht dat
de kosten van MiS binnen het beschikbare kader kunnen worden opgevangen.
Vraag (98):
Hoeveel wordt er bezuinigd op rechtspleging en rechtsbijstand vanwege de subsidietaakstelling
in 2026, 2027, 2028, 2029 en 2030? Kunt u per jaar uiteenzetten op welke subsidies
hoeveel geld gekort wordt?
Antwoord:
In de tabel is te zien hoeveel er per onderdeel op artikel 32 is bezuinigd als gevolg
van de subsidietaakstelling.
Specifiek dient vermeld te worden dat voor de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken,
de Nationale Vereniging voor Rechtspraak en Perspectief Herstelbemiddeling de subsidietaakstelling
structureel is gecompenseerd.
Het Juridisch Loket heeft naast de subsidietaakstelling met ingang van 2026 uit het
regeerprogramma (hfdst 7) 14 miljoen euro aan structurele versterkingsgelden toegekend
gekregen11.
Vraag (99):
Waarop is de verhoging van het budget voor de komende jaren voor de Raad voor Rechtsbijstand
(artikel 32.2) gebaseerd? Welke noodzakelijkheden staan reeds vast om te constateren
dat het budget hiervoor dient te stijgen de aankomende jaren?
Antwoord:
De verhoging van het budget voor de Raad voor Rechtsbijstand hangt samen met de doorverdeling
van de loon- en prijsbijstelling tranche 2025 en de structurele inbedding van het
Kenniscentrum bij de Raad voor Rechtsbijstand. Vanwege de structurele inbedding zijn
de middelen voor het Kenniscentrum binnen de JenV-begroting vanaf 2026 overgeheveld
naar het artikelonderdeel met de bijdrage aan de Raad voor Rechtsbijstand.
Vraag (100):
Waarop is de schatting gebaseerd dat de ontvangsten van de AP zullen stijgen van 73
naar structureel 500 per jaar (x 1.000 euro)?
Antwoord:
Het bedrag van 73.000 euro betreft de in 2024 gerealiseerde ontvangsten van de AP.
De 5 miljoen euro uit de begroting van 2026 daarentegen betreft een inschatting van
de ontvangstraming. Het is voor de AP ingewikkeld om een ontvangstraming van het aantal
boetes en ontvangsten uit schikkingen te begroten, omdat het afhankelijk is van het
aantal boetes, de omvang ervan en het tijdstip waarop het boetebedrag onherroepelijk
wordt. De ontvangsten van de afgelopen jaren variëren sterk van elkaar. Zolang de
boetes niet betaald of geïnd zijn, worden de ontvangsten niet verwerkt in de realisatie
van JenV.
De gerealiseerde ontvangsten van de AP over de afgelopen jaren zijn weergegeven in
de tabel. Voor 2025 en 2026 betreft het een prognose.
Tabel 1 – Ontvangsten AP 2020 – 2026
Jaar
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
Ontvangsten
(bedragen x 1000)
0
5.213
5.523
868
73
5.000
5.000
Vraag (101):
Kunt u een overzicht geven van de totale hoeveelheid beschikbare middelen voor de
aanpak van verward en/of onbegrepen gedrag. Kunt u daarbij aangeven op welke posten
van de verschillende begrotingen deze middelen worden gevonden?
Antwoord:
Over de financieringsstromen met betrekking tot de aanpak van personen met verward
en/of onbegrepen gedrag is uw Kamer op 28 maart jl. per brief geïnformeerd in reactie
op het verzoek van de VKC om hierin inzicht te verschaffen12.
Het Ministerie van JenV stelt structureel 18,5 miljoen euro per jaar beschikbaar voor
de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag. Deze middelen komen uit
de coalitiemiddelen van Rutte IV. Hiervan gaat 16 miljoen euro per jaar naar het Actieprogramma
Grip op Onbegrip (AGO) voor de brede aanpak voor personen met verward/onbegrepen gedrag
(optellend tot 64 miljoen euro in de periode 2022 tot en met 2026). De overige 2,5 miljoen euro
per jaar wordt op dit moment besteed aan initiatieven zoals de levensloopaanpak, het
landelijk coördinatiepunt beveiligde bedden en losse subsidies, zoals bijvoorbeeld
aan Schiphol Social Work.
De Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvang (POK) middelen voor de Zorg-
en Veiligheidshuizen (ZVH) staan los van de middelen uit de coalitiemiddelen van Rutte
IV. Tot en met 2027 is er 10 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de aanpak personen
met verward en/of onbegrepen gedrag. De middelen zijn via het gemeentefonds aan de
centrumgemeenten van de veiligheidsregio’s beschikbaar gesteld en veelal toebedeeld
aan de ZVH. Voor de verdeling van de middelen voor de periode na 2027 gaan de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten en het Rijk nog met elkaar in gesprek
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stelt ook middelen beschikbaar
voor de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag. Voor het vervoer
van personen met verward en/of onbegrepen gedrag is er binnen het kader ambulancezorg
structureel 6 miljoen euro beschikbaar. Ook draagt VWS jaarlijks 7 miljoen euro bij
aan de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV) voor het
aandeel aan zorg aan personen met verward en/of onbegrepen gedrag. Voor het meldpunt
zorgwekkend gedrag is er tot en met 2026 circa € 350.000 gereserveerd. Daarnaast draagt
het Ministerie van VWS bij aan initiatieven en subsidies van het Ministerie van JenV
voor personen met verward en/of onbegrepen bedrag (Levensloopaanpak, beveiligde bedden
en ZVH). Voor 2025 betreft dit een bedrag van ruim 1,6 miljoen euro Vanaf 2027 is
een jaarlijkse reservering van ruim 7 miljoen euro beschikbaar voor initiatieven rondom
personen met verward en/of onbegrepen bedrag, zoals een vervolg op het AGO.
Vraag (102):
Klopt het dat het OM nog een openstaande bezuiniging heeft die in 2026 moet worden
uitgevoerd? Zo ja, om hoeveel miljoen euro gaat het?
Antwoord:
Er is geen sprake van een aan het OM opgelegde bezuiniging. Zoals eerder aan uw Kamer
is toegelicht heeft het OM te maken met een langdurige achterstand in de ontwikkeling
en professionalisering van de informatievoorziening (IV)13. Het OM heeft het signaal afgeven dat het vanaf 2026 financieel knelpunten voorziet
op de ontwikkeling en het beheer van de ICT. Het OM is bezig om nader inzicht in en
onderbouwing van dit signaal te verschaffen en te bezien hoe de tekorten binnen het
OM zoveel mogelijk kunnen worden teruggebracht om het OM financieel gezond te houden.
Op basis van de uitkomst zal ik samen met het OM bekijken hoe deze problematiek kan
worden aangepakt.
Vraag (103):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan medeoverheden onder artikel 33.2?
Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per uitgave?
Antwoord:
De verhoging van de post overige bijdrage aan medeoverheden onder artikel 33.2 wordt
met name veroorzaakt door een herverdeling van de budgetten voor de Wet regulering
sekswerk en BIBOB van opdrachten naar bijdrage aan medeoverheden en een verhoging
van het budget voor digitale meldplicht, voor de aanpak van online en fysieke jeugdcriminaliteit
en loon- en prijsbijstelling.
Overzicht voornaamste mutaties medeoverheden
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Herverdeling bibob over instrumenten op basis van bestedingsplan
450
500
500
375
375
375
Herverdeling WRS over instrumenten obv bestedingsplan
0
9.500
6.000
6.000
6.000
6.000
Verbinding aanpak online/fysieke jeugdcriminaliteit
530
1.250
0
0
0
0
Digitale meldplicht bij gebiedsverbod
0
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
Loon- en prijsbijstelling 2025–2030
115
240
194
194
194
194
Totaal
1.095
15.490
10.694
10.569
10.569
10.569
Vraag (104):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Regionale Informatie en Expertise
Centra (RIEC) onder artikel 33.2? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per uitgave?
Antwoord:
Van een verhoging van de bijdrage voor de RIEC’s is geen sprake. Mocht de vraag doelen
op het verschil in bijdragen tussen 2024 en 2025, dan is het antwoord als volgt. Er
lijkt een groot verschil tussen de beschikbare middelen in 2024 en 2025, maar daar
is in de praktijk geen sprake van. De bijdrage aan de RIEC’s is in 2025 niet significant
anders dan in 2024. De middelen voor de RIEC’s waren tot de begroting van 2025 ondergebracht
onder artikel 33.2 en 33.3 uitgesplitst in structurele algemene middelen en middelen
voor de uitvoering van de integrale versterkingsprogramma’s. Met ingang van 2025 worden
deze middelen samengevoegd tot één structurele totaalbijdrage die in de begroting
voor 2025 is ondergebracht onder artikel 33.2.
Vraag (105):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Overige Bijdrage aan medeoverheden
onder artikel 33.3? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per uitgave?
Antwoord:
Deze verhoging is een gevolg van intensiveringen waartoe dit kabinet heeft besloten
om extra specifieke maatregelen in te zetten op het gebied van corruptie, discriminatie,
milieu, kindermisbruik ten mensenhandel, antisemitisme en e-Evidence (zie hieronder).
Overzicht voornaamste mutaties medeoverheden
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Tegengaan corruptie en criminele inmenging
1.010
1.040
1.040
1.040
1.040
1.040
Aanpak racisme en discriminatie
4.800
1.300
1.300
1.300
1.300
1.300
Aanpak milieucriminaliteit
0
1.280
1.280
1.280
1.280
1.280
Anpak kindermisbruik en mensenhandel
1.750
2.250
2.250
2.250
2.250
2.250
Aanpak antisemitisme
4.182
4.400
4.400
4.400
4.400
4.400
e-Evidence
500
1.900
3.700
3.200
3.000
3.000
Totaal
12.242
12.170
13.970
13.470
13.270
13.270
Vraag (106):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Overige Bijdrage aan medeoverheden
onder artikel 33.2? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per uitgave?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 103.
Vraag (107):
Kunt u bevestigen dat er nog een openstaande bezuiniging van 40 miljoen euro is bij
het OM? Waarom is deze, gezien de ICT-problemen, niet geschrapt of uitgesteld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 102.
Vraag (108):
Worden de middelen voor Preventie met Gezag de komende jaren in stand gehouden?
Antwoord:
Preventie met Gezag is een structurele aanpak waarvoor structurele financiering beschikbaar
is.
Vraag (109):
Hoeveel budget is er jaarlijks beschikbaar voor het gratis kunnen aanbieden van drugstesten
voor harddrugs?
Antwoord:
Binnen het drugsbeleid is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verantwoordelijk
voor de coördinatie van het drugsbeleid, voor preventie, de behandeling en begeleiding
in geval van drugsproblematiek, en voor harm reduction. Het Ministerie van Justitie
en Veiligheid is verantwoordelijk voor het tegengaan van productie van en handel in
illegale drugs en het tegengaan van de georganiseerde en ondermijnende drugscriminaliteit.
De financiering van drugstesten is dan ook geen onderdeel van de begroting van het
Ministerie van Justitie en Veiligheid, maar van de begroting van het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Vraag (110):
Hoe zijn de drugspreventiemiddelen verdeeld en hoeveel daarvan gaan naar het kunnen
testen van harddrugs voor gebruikers?
Antwoord:
Binnen het drugsbeleid is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verantwoordelijk
voor de coördinatie van het drugsbeleid, voor preventie, de behandeling en begeleiding
in geval van drugsproblematiek, en voor harm reduction. Het Ministerie van Justitie
en Veiligheid is verantwoordelijk voor het tegengaan van productie van en handel in
illegale drugs en het tegengaan de georganiseerde en ondermijnende drugscriminaliteit.
De besteding van de drugspreventiemiddelen is dan ook geen onderdeel van de begroting
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, maar van de begroting van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Vraag (111):
Hoeveel kilo drugs wordt jaarlijks onderschept in de haven van Rotterdam?
Antwoord:
Deze gegevens zijn opgenomen in de jaaroverzichten van het Openbaar Ministerie, zie
hiervoor de tabel.
Tabel: kg drugs jaarlijks onderschept in de haven van Rotterdam
2020
40.641 kilo cocaïne
2021
72.808 kilo cocaïne
2022
46.789 kilo cocaïne
2023
45.506 kilo cocaïne
2024
25.900 kilo cocaïne
Bron: Jaaroverzichten | HARC-team | Openbaar Ministerie
Vraag (112):
Waarop is de zwaar verhoogde raming vanuit de afpakketen gebaseerd vanaf 2025, gelet
op het eerdere zware tekortschieten van de opbrengsten uit de afpakketen?
Antwoord:
In de begroting is de geraamde opbrengst uit de afpakketen geschat op circa 384 miljoen euro.
Deze raming in de categorie grote schikkingen is gebaseerd op in het verleden behaalde
opbrengsten uit schikkingen. In de Voorjaarsnotabesluitvorming is besloten de raming
niet neerwaarts bij te stellen, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen
doordat deze mede afhankelijk zijn van een klein aantal grote schikkingen. De realisaties
zijn de afgelopen jaren lager geweest dan geraamd, vooral vanwege het ontbreken van
grote schikkingen.
Vraag (113):
Hoeveel budget is er structureel nodig voor de uitvoering van het plan van aanpak
«Stop femicide!»?
Antwoord:
De acties die staan beschreven in het plan van aanpak «Stop femicide!» voor 2024 en
2025 waren al gefinancierd met de reguliere middelen van de Ministeries van VWS, JenV
en OCW. Echter, voor de structurele verbetering van de bestrijding van huiselijk geweld,
kindermishandeling en geweld tegen vrouwen, en daarmee ook voor het voorkomen van
femicide, zijn voor de langere termijn meer financiële middelen nodig van de betrokken
ministeries. Hoeveel hiervoor nodig is wordt momenteel onder regie van het Ministerie
van VWS gezamenlijk in kaart gebracht, ter voorbereiding van de formatie van het volgende
kabinet. De middelen voor structurele verbetering van beleid en aanpak zijn nodig
1) naar aanleiding van de acties die staan vermeld in het plan van aanpak «Stop femicide!»
en 2) naar aanleiding van diverse toezeggingen en moties die in navolging van het
plan van aanpak zijn gedaan en aangenomen. Dit betreft dus niet alleen de begroting
van het Ministerie van JenV, maar ook van andere ministeries, waaronder het Ministerie
van VWS en OCW, evenals gemeenten
Vraag (114):
Waarop is het zwaar verhoogde budget voor de intra- en extramurale sanctie uitvoering
gebaseerd? Met welke beleidskeuzes hangt deze verhoging samen?
Antwoord:
In 2022 is het budget van intra- en extramurale sanctie uitvoering verhoogd met structurele
coalitieakkoordmiddelen voor de brede preventieaanpak en voor de aanpak van personen
met verward en/of onbegrepen gedrag.
Deze middelen liepen op van 32,2 miljoen euro in 2022, 62,3 miljoen euro in 2023 naar
89 miljoen euro vanaf 2025.
De middelen zijn vanaf 2023 ingezet voor de genoemde programma’s en daarbij zijn middelen
overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van VWS, naar DJI en beschikbaar
gesteld voor gemeenten.
In het hogere beschikbare bedrag vanaf 2027 zit o.a. nog de reservering bij JenV van
het structurele bedrag van 16 miljoen euro voor het Actieprogramma Grip op Onbegrip
(AGO) voor de aanpak voor personen met verward/onbegrepen gedrag. De resterende middelen
vanaf 2027 zijn toegezegd voor de opvolging van de initiatieven uit het programma.
Vraag (115):
Kunt u uitleggen waarom in tabel 28 bij punt 34.5 de bedragen onder jeugdbescherming
en jeugdsancties bij alle drie de reeksen de bedragen aflopen naar 2030? Betekent
dit dat erop wordt bezuinigd? Zo ja, waarop wordt bezuinigd? Wat voor maatregelen
zitten er onder de drie reeksen?
Antwoord:
Het totaal van de drie reeksen fluctueert vrij sterk van jaar tot jaar, wat samenhangt
met tijdelijke budgetten voor specifieke beleidsopgaven. Uw Kamer heeft de afgelopen
jaren deze tijdelijke budgetten geaccordeerd door goedkeuring van de relevante begrotingswetten.
In verband met de tijdelijkheid van deze budgetten neemt het totale budget op de drie
reeksen af van 50,5 miljoen euro in 2028 naar 33,5 miljoen euro in 2029 en 32,0 miljoen euro
in 2030.
Deze afname houdt onder meer verband met incidenteel budget in 2028 voor kosteloze
naamswijziging voor nazaten van tot slaaf gemaakten (3,0 miljoen euro) en voor aanpak
van femicide (3,2 miljoen euro). Deze budgetten lopen in 2029 grotendeels af. Voor
het expertisecentrum interlandelijke adoptie (INEA) is er in 2028 (als gevolg van
een eerdere kasschuif) een incidenteel budget van 14,2 miljoen euro. Dit budget zal
nog via een kasschuif worden verdeeld over de periode 2028 tot en met 2031. Daarnaast
is het budget meerjarig verlaagd met de generieke rijksbrede subsidietaakstelling,
waardoor er minder ruimte is voor nieuwe subsidieverlening.
Als reactie op uw vraag welke maatregelen er onder de drie reeksen zitten het volgende.
Op het terrein van jeugdbescherming gaat het om maatregelen op het terrein van de
Raad voor de Kinderbescherming, continuïteit van de gecertificeerde instellingen,
rechtsbescherming, het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, en de aanpak van
huiselijk geweld en femicide. Op het terrein van jeugdcriminaliteit gaat het om initiatieven
vanuit het programma Preventie met gezag om te voorkomen dat jongeren in de leeftijd
van 8 tot 27 jaar in aanraking komen met criminaliteit. Verder worden maatregelen
ingezet op zowel de brede doelgroep met multi-problematiek als op mensen met een licht
verstandelijke beperking (LVB) en om het risico op criminaliteit en recidive te verminderen.
Op het terrein van familiebeleid gaat het om Centrum Internationale Kinderontvoering
(CIKO) en Fiom/INEA, afbouw van interlandelijke adoptie, overdracht van adoptiedossiers
(binnenlands en interlandelijk) naar het Nationaal Archief, actualiseren van het naamrecht
(in het bijzonder de regeling kosteloze naamswijziging voor nazaten van tot slaaf
gemaakten) en de aanpak van complexe scheidingen.
Vraag (116):
Kunt u aangeven hoeveel extra financiële middelen er nodig zijn om de tekorten in
het gevangeniswezen tegen te gaan? Kunt u dit per jaar uiteenzetten?
Antwoord:
Op basis van de huidige ramingen van het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ)
onderkent DJI een groeiend tekort aan capaciteitsplaatsen. In het gevangeniswezen
loopt het tekort in 2030 op tot ca. 800 plekken, wat, bij ongewijzigd beleid, op basis
van de gemiddelde dagprijs per gedetineerde in 2030 leidt tot een aanvullende behoefte
van ca. 156 miljoen euro structureel. Op basis van de komende PMJ zal DJI deze behoefte
actualiseren.
Naar aanleiding van de voorjaarsbesluitvorming is door middel van een herverdeling
binnen de JenV begroting 75 miljoen euro structureel beschikbaar gekomen voor onderhoud.
Met 75 miljoen euro kunnen ca. 1.000 plekken worden gerenoveerd. Zonder extra investeringen
kan de instandhouding van ca. 3.000 plekken niet worden gegarandeerd. DJI herijkt
momenteel de benodigde investeringsramingen op basis van de laatste markt- en renteontwikkelingen.
SJenV heeft tijdens het commissiedebat Gevangeniswezen van 24 september jl. toegezegd
een «menukaart» met beleidskeuzes t.a.v. het capaciteitstekort van DJI aan uw Kamer
te sturen. Hierin worden ook de noodzakelijke renovatiekosten meegenomen.
Vraag (117):
Kunt u de plannen van de DJI en het OM inzichtelijk maken om de bezettings- en werkdruk
te verminderen?
Antwoord:
Bij het Openbaar Ministerie lopen er sinds 2022 verschillende acties op het verlagen
van werkdruk. In april 2024 is het rapport «Verkenning Werkdruk Rechtspraak en Openbaar
Ministerie – Werken aan echte oplossingen» verschenen, dat op 24 april jl. aan het
kabinet is aangeboden.
De arbeidsvoorwaardelijke aanbevelingen zijn meegenomen in de onderhandelingen tussen
de voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming en de vakbond Nederlandse Vereniging
voor Rechtspraak, die eind 2024 resulteerden in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst
sector Rechterlijke Macht. Deze overeenkomst, die op 29 januari 2025 werd ondertekend,
legt de structurele inzet vast om de werkdruk te verminderen, met actieplannen van
werkgevers en aandacht voor implementatie in bestuurlijke overleggen. Tevens zijn
twee incidentele vergoedingen afgesproken ter waardering van extra inspanningen en
komt er een onderzoek naar de salarispositie van de rechterlijke macht in vergelijking
met andere juridische beroepen.
Binnen het Openbaar Ministerie is een landelijk programma gestart, met daarin een
visie, ambitie en te ondernemen acties voor het verlagen van de werkdruk. Het programma
heeft de ambitie om werkdruk structureel aan te pakken door enerzijds de ervaren werkbelasting
te verlagen en anderzijds de belastbaarheid van medewerkers te vergroten. De voortgang
wordt periodiek gemeten en gemonitord.
DJI zet via meerdere initiatieven in op het verminderen van zowel de bezettings- als
werkdruk. Zo is er een Taskforce Prioritering Maatregelen Personeel. De taskforce
neemt beslissingen over de optimale inzet van personeel, waarmee het uit de sterkte
halen van detentieplekken door personele problemen zo veel als mogelijk wordt voorkomen.
Ook wordt er actief onderzocht welke mogelijkheden er zijn om nieuwe detentieconcepten
vorm te geven. Naast ideeën over het anders inrichten van het werk gaat het hierbij
ook over kansen die techniek kan bieden in het optimaliseren van het werk. Zo kan
robotic proces automation administratieve werklast verminderen door routinematige
administratieve taken te automatiseren.
Daarnaast zet DJI nadrukkelijk in op het aantrekken van voldoende personeel. Naast
diverse landelijke campagnes gaat zij, waar mogelijk, anders om met diploma-eisen
door uit te gaan van aantoonbaar werk- en denkniveau. Op deze manier hoopt DJI medewerkers
met de juiste talenten en vaardigheden eenvoudiger aan zich te kunnen binden en te
behouden. Hiermee zet DJI zich in om een aantrekkelijk werkgever te blijven voor zittend
personeel en te worden voor geïnteresseerden.
DJI zet tevens in op het signaleren en aanpakken van risico’s op het gebied van psychosociale
arbeidsbelasting (werkdruk, agressie en geweld, ongewenste omgangsvormen). DJI biedt
preventief medische onderzoeken voor individuele medewerkers aan. Een dergelijk onderzoek
is gericht op het vroegtijdig ontdekken van gezondheidsrisico’s in relatie tot het
werk en de algemene gezondheid van de medewerker, zodat zo nodig maatregelen getroffen
kunnen worden. Tenslotte lopen er programma’s op het gebied van sociale veiligheid
en leiderschap en
worden trainingen aangeboden om de (fysieke) weerbaarheid te vergroten.
Vraag (118):
Wat zijn de actuele kosten van het tenuitvoerleggen van respectievelijk een taakstraf,
een gevangenisstraf en elektronische detentie per dag?
Antwoord:
De huidige kostprijs van de uitvoering van de taakstraf is € 1.318 per taakstraf.
De kostprijs voor reguliere gevangenisstraf bedraagt voor 2026 € 488 per dag. Elektronische
detentie is momenteel geen bestaande strafmodaliteit. Daarom bestaat hiervoor geen
kostprijs die in de begroting is opgenomen. De kostprijs voor elektronische monitoring
door de reclassering is € 26 per dag en de kostprijs voor een enkelband van DV&O is
€ 35 per dag.
Vraag (119):
Waaruit is de dagprijs van 490 euro uit opgebouwd? Kunt u dit zo gedetailleerd mogelijk
uiteenzetten?
Antwoord:
De gemiddelde prijs per plaats per dag van € 488 (prijspeil 2026) is als volgt op
te bouwen:
Directe personele kosten t.a.v. de tenuitvoerlegging
€ 245
Directe materiële kosten t.a.v. de tenuitvoerlegging
€ 41
Huisvestingskosten
€ 50
ICT kosten
€ 42
Overige ondersteunende personele en materiële kosten
€ 110
Totaal
€ 488
Vraag (120):
Hoeveel schadevergoedingen zijn er in 2025 uitgekeerd als gevolg van onjuiste tenaamstellingen
in vonnissen, hoeveel komen daar naar verwachting in 2026 nog bij en hoeveel ICT-kosten
zijn tot nu toe gemoeid en voorzien in 2026 om de problemen op te lossen?
Antwoord:
Justid heeft met betrekking tot foutieve tenaamstelling tot dusver geen verzoeken
tot schadevergoeding ontvangen. Het is niet uitgesloten dat een betrokkene zich heeft
gewend tot het Openbaar Ministerie, het Centraal Justitieel Incassobureau of de politie
en van deze organisaties een schadevergoeding heeft ontvangen. Het is niet mogelijk
om hieromtrent een volledig inzicht te geven. Om de problematiek met tenaamstelling
vonnissen te verhelpen is een bedrag van circa € 1,1 mln. gereserveerd waarvan de
helft in 2025 en de andere helft in 2026. Dit betreft onder andere kosten voor een
projectorganisatie en voor uitbreiding van de Matching Autoriteit van de Justitiële
Informatiedienst (Justid). Het is niet uit te sluiten dat er extra kosten zullen ontstaan
als blijkt dat er extra aanpassingen in systemen moeten worden gedaan of invoeringskosten
moeten worden gemaakt bij nieuwe rechterlijke procedures en verbeteringen in de identiteitsvaststelling.
Indien deze kosten zich voordoen zal dat in de reguliere begrotingsprocessen worden
meegenomen.
Vraag (121):
Hoeveel wordt er geïnvesteerd in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming in
2026, 2027, 2028, 2029 en 2030? Is dit voldoende om alle plannen en maatregelen uit
het Toekomstscenario uit te voeren? Zo niet, hoeveel is er tekort?
Antwoord:
In 2026 is er 7,1 miljoen euro beschikbaar voor het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
Vanaf 2027 is er 350 miljoen nodig aan transitiemiddelen. In de Voortgangsbrief Jeugd
van 13 juni 2025 (II, 2024/2025, 31839–1087) heb ik u meegedeeld dat het Regionaal
Veiligheidsteam verder uitgewerkt zal worden volgens de geschetste ontwikkelrichting.
Ondanks het feit dat het demissionaire kabinet vooralsnog geen financiële ruimte heeft
gevonden voor de transitiekosten houden we vast aan deze ontwikkelrichting. Dat heeft
uiteraard wel consequenties voor de veranderstrategie. Hoe die veranderstrategie er
op hoofdlijnen uitziet, zijn we nu aan het uitwerken. Daarbij staat centraal op welke
manier we de ontwikkelrichting in dat geval realiseren en het tempo waarin we dit
kunnen doen. De uitgangspunten eenvoudig, gezinsgericht, transparant en rechtsbescherming
en lerend zijn daarbij leidend.
Vraag (122):
Hoeveel proeftuinen jeugdbescherming zijn er in het land? Hoeveel proeftuinen zijn
er de afgelopen vijf jaar geweest? Hoeveel geld is er naar de proeftuinen gegaan de
afgelopen vijf jaar en hoeveel wordt er in de proeftuinen geïnvesteerd de komende
vijf jaar?
Antwoord:
Momenteel zijn er negen gesubsidieerde proeftuinen in het land. Naast deze negen zijn
er nog twee andere proeftuinen geweest. De afgelopen vijf jaar is er in totaal 20,6 miljoen euro
geïnvesteerd in de proeftuinen. Voor het komend jaar (2026) is 3 miljoen euro gereserveerd.
Voor de jaren hierna zijn nog geen middelen gevonden.
Vraag (123):
Kan worden toegelicht hoeveel geld is gereserveerd voor de uitvoering van de Wet kind,
draagmoederschap en afstamming en wanneer deze middelen naar verwachting tot besteding
komen?
Antwoord:
– Op artikel 34 van de begroting van JenV is meerjarig budget (1,5 miljoen) gereserveerd
voor de implementatie en de uitvoering van de Wet Kind, draagmoederschap en afstamming.
– Op 1 oktober jl. is de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel aangeboden
aan de TK. Het vervolg van het wetsvoorstel is aan uw Kamer. Er kan daarom op dit
moment geen tijdsindicatie gegeven worden wanneer deze wet in werking zal treden en
de middelen tot besteding komen.
Vraag (124):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Overige Bijdrage aan medeoverheden
onder artikel 36.2? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per uitgave?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 64.
Vraag (125):
Waaruit bestaat de verhoging van de bijdrage aan Opdrachten onder artikel 36.2? Kunt
u dit uitsplitsen per jaar, per uitgave?
Antwoord:
De ophoging van de bijdrage aan Opdrachten onder artikel 36.2 bestaat uit:
1. Toegekende middelen vanuit het coalitieakkoord 2021 om het NCSC te versterken tot
een nationaal cybersecuritycentrum met de operationele slagkracht om toenemende digitale
dreigingen het hoofd te bieden (6,7 miljoen euro in 2022 oplopend naar 33 miljoen euro
structureel vanaf 2027.
2. Toegekende middelen voor de implementatie van de NIS2 (EU-regelgeving) door het NCSC
(5,9 miljoen in 2025 oplopend naar 14,7 miljoen structureel vanaf 2029).
3. Het saldo van toegekende loon- en prijsbijstellingen en doorgevoerde taakstellingen.
De middelen voor het NCSC worden jaarlijks op basis van het jaarplan NCSC toegekend
aan het NCSC. Een groot deel van de kosten bestaan uit personele en materiële uitgaven
en worden daarom overgeboekt naar het apparaatsartikel 91. Tot en met 2025 heeft de
overboeking plaatsgevonden. Voor het jaar 2026 gebeurt dit bij de 1e suppletoire wet
2026. Om deze reden is er op artikel 36 in 2026 een hoger bedrag zichtbaar.
Vraag (126):
Kunt u toelichten welke bestemming de nog onverdeelde middelen (50,5 miljoen euro)
op artikel 92 Nog onverdeeld hebben? Kunt u toelichten hoe dit bedrag is opgebouwd?
Waar ziet het verschil tussen het bedrag uit de september suppletoire 2025 (28,4 miljoen euro)
en de begroting 2026 (50,5 miljoen euro) op?
Antwoord:
De nog onverdeelde middelen op artikel 92 in het jaar 2026 hebben betrekking op de
volgende onderwerpen: reservering investeringen rechtspleging, invoering van aangescherpte
taaleis bij naturalisatie, keteneffecten als gevolg van investeringen in politie,
aanvullende loon- en prijsbijstelling politie (zie ook Miljoenennota 2026). Het verschil
wordt met name veroorzaakt doordat er in 2025 geen middelen beschikbaar waren voor
investeringen rechtspleging. Ook waren in 2025 minder middelen beschikbaar voor keteneffecten
investeringen politie.
Vraag (127):
Wanneer komt het wetsvoorstel landelijke tarieven jeugdbescherming?
Antwoord:
Op 2 december 2024 hebben de toenmalige Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid
en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken
met betrekking tot een wettelijke regeling voor landelijke tarieven in de jeugdbescherming
(Kamerstuk 31 839, nr. 1048, p. 2). Met deze brief hebben zij u geïnformeerd dat in het kader van de Hervormingsagenda
Jeugd wordt gewerkt aan het standaardiseren van onder meer productbeschrijvingen,
registratieregels en uiteindelijk tarieven voor diverse vormen van gespecialiseerde
jeugdzorg waaronder de jeugdbescherming. Het opstellen van deze kaders en beschrijvingen
is een randvoorwaarde voor de vast te stellen tarieven. Daarom is het voornemen om
de wettelijke regeling van de landelijke tarieven jeugdbescherming onderdeel te laten
zijn van een bredere regeling voor de gehele gespecialiseerde jeugdzorg. Er komt één
wetsvoorstel voor alle te standaardiseren vormen van jeugdzorg, waarmee dit onderwerp
integraal door uw Kamer behandeld kan worden. Dit voorkomt versnippering van wetgeving.
In de jeugdbrief die de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport uw Kamer ten behoeve van het wetgevingsoverleg jeugd gaan sturen
(vóór het kerstreces) zullen zij u berichten over de actuele stand van zaken van dit
traject.
Vraag (128):
Welke inspanningen zijn er verricht in 2025 en voorzien in 2026 om de herziening van
de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus naar de Kamer te
sturen en op welke termijn wordt de Kamer hier nader over geïnformeerd?
Antwoord:
In 2024 is gestart met de ambtelijke voorbereiding wat betreft de herziening van de
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) met alle betrokken
partners (de branche, de politie, KMar en Justis). Naar aanleiding hiervan is er een
conceptwetsvoorstel opgesteld. De politie dient een uitvoeringstoets aan te leveren.
De uitvoeringstoets van de politie is onlangs, begin oktober 2025, ontvangen. De consequenties
van de uitvoeringstoets worden momenteel in kaart gebracht. Tevens zullen de financiële
gevolgen van dit wetsvoorstel in kaart worden gebracht. Hierna zal de internetconsultatie
worden gestart, uiterlijk het tweede kwartaal van 2026, maar naar verwachting het
eerste kwartaal van 2026.
Vraag (129):
Welke inspanningen zijn verricht in 2025 en voorzien in 2026 om een wettelijke regeling
tot stand te brengen over de publicatie van rechtelijke uitspraken en wanneer wordt
de Kamer hier nader over geïnformeerd?
Antwoord:
Zoals aangekondigd in de voortgangsbrief toegang tot het recht van 13 december 202414, is in 2025 kennis uitgewisseld met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over de balans tussen openbaarheid van de rechtspraak en de bescherming van de persoonsgegevens
van de bij de uitspraak betrokkenen. Ook werden hierover gesprekken gevoerd met de
Raad voor de rechtspraak, de Hoge Raad en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad
van State.
In overleg met die gerechtelijke organisaties zal in de eerste helft van 2026:
– worden gesproken met Nederlandse deskundigen op het gebied van openbaarheid van rechtspraak
en openbaarheid van overheidsinformatie;
– kennis worden uitgewisseld met andere Europese lidstaten, mede naar aanleiding van
recente publicaties van het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB) en de
Raad van Europa, over de publicatie van rechterlijke uitspraken, de vorm (tekst, gestructureerde
data) en het hergebruik daarvan.
Over de vraagpunten en denkrichtingen volgt een contourenbrief in het derde kwartaal
van 2026.
Vraag (130):
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen strafzaken?
Antwoord:
• De geregistreerde voorraadstand bij het Openbaar Ministerie was op 4 oktober jl. 67.000.
• Hierbij hoort de kanttekening dat de gepresenteerde cijfers niet accuraat zijn. Dit
komt doordat er administratieve achterstanden in de verwerking in de ICT-systemen
zijn ontstaan doordat de systemen van het Openbaar Ministerie offline zijn geweest
als gevolg van de inbreuk op de systemen.
Vraag (131):
Hoeveel betreft de bezuiniging op Offlimits na 2026?
Antwoord:
• De ingeboekte taakstelling loopt op van € 412.000 in 2027 naar € 646.000 in 2029.
• De dalende reeks bij de subsidies is te verklaren door de generieke taakstelling op
subsidies die dit kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt
op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting.
Vraag (132):
Herkent u de conclusie van onderzoekers van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit
en Rechtshandhaving (NSCR) dat criminaliteit lijkt af te nemen, maar overlast toeneemt?
Gaat de aangekondigde evaluatie van de Politiewet 2012 in op de mogelijk verschuivende
maatschappelijke problemen die de onderzoekers van het NSCR constateren?
Antwoord:
Ik herken deze conclusie.
De voortdurende verandering van veiligheidsproblematiek en de vraag naar de gevolgen
daarvan voor de politie komen inderdaad terug in het verzoek om een vervolgevaluatie
van de Politiewet 2012 dat zal worden ingediend bij het WODC. Met deze onderzoeksvraag
wordt aangesloten op de beleidsreactie op de vorige evaluatie van de Politiewet 2012.
Daarin heeft de toenmalige bewindspersoon aangegeven dat de gezamenlijke inzet is
om te komen tot een lokaal verankerd, slagvaardig, flexibel, professioneel nationaal
politiekorps dat snel kan inspelen op steeds veranderende veiligheidsopgaven15.
Vraag (133):
Waarom is de evaluatie naar het beleid rondom verwarde personen uit de Strategische
Evaluatie Agenda van de begroting gehaald? Hoe en wanneer wordt dit beleid nu wel
geëvalueerd?
Antwoord:
De urgentie die spreekt uit de conclusies en aanbevelingen van het eindrapport van
de parlementaire verkenning in 2024 naar de aanpak voor personen met verward/onbegrepen
gedrag wordt interdepartementaal gedeeld. De aanbevelingen zijn aanleiding voor de
brede landelijke aanpak/programma die nu loopt.
JenV zet zich onder coördinatie van BZK samen met VWS, SZW en VRO in voor een sluitende
aanpak. Over het interdepartementale beleid inzake de aanpak voor personen met verward
en of onbegrepen gedrag wordt de Kamer twee maal per jaar bij brief geïnformeerd.
Ook vindt er regelmatig overleg met de Kamer over de aanpak en voortgang plaats. De
Kamer wordt hiermee voortdurend op de hoogte gehouden. Een evaluatie is vooralsnog
niet aan de orde.
Vraag (134):
Kan worden toegelicht hoe de praktijk wordt voorbereid op de modernisering van artikel 273f
Wetboek van Strafrecht en daarbij ook specifiek ingaan op de wettelijke aangifteplicht?
Antwoord:
• Het Openbaar Ministerie (OM) zal ter voorbereiding van de inwerkingtreding extra officieren
en parketsecretarissen werven en inzetten op het verbreden van kennis en bewustwording
van het wetsvoorstel door in bestaande opleidingen en cursussen mensenhandel hier
aandacht aan te besteden.
• De politie zal de kennis over het nieuwe wetsvoorstel actualiseren onder zittende
én nieuwe rechercheurs mensenhandel. Ook worden de interne systemen hierop aangepast.
• De Rechtspraak zal ter voorbereiding gerechten informeren over de inhoud van het wetsvoorstel
en de benodigde ICT-wijzigingen doorvoeren.
• De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) heeft ter voorbereiding het signalerings- en
meldingenproces volledig in eigen hand genomen, de managementinformatie verbeterd
en de capaciteit bij de in 2023 opgerichte afdeling Arbeidsuitbuiting uitgebreid.
Het wetsvoorstel wordt ook meegenomen in de opleiding van nieuwe rechercheurs.
• Een van de acties die raakt aan de wettelijke aangifteplicht is terug te vinden in
Actielijn 2 van het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel. Door middel van
verschillende maatregelen vergroten we met de partners de bewustwording over de aangifteplicht.
• Zo wordt er met diverse acties ingezet op het creëren van brede bewustwording over
wat mensenhandel is, wat kan worden gedaan als er signalen van mensenhandel worden
gezien en wordt ingezet op het vergroten van de meldingsbereidheid door slachtoffers.
• Hiervoor wordt onder meer een communicatiestrategie opgezet, wordt voorlichting gegeven
op scholen en wordt een e-learning voor de reclassering ontwikkeld om signalen en
vormen van mensenhandel beter te herkennen.
• Ook wordt een centraal informatiepunt mensenhandel ingericht waar slachtoffers, eerstelijns
professionals en burgers op een laagdrempelige en toegankelijke manier worden geïnformeerd
en worden doorverwezen naar het juiste loket voor vragen over aangifte, hulp en opvang.
Vraag (135):
Is er al meer bekend over de uitkomsten van de gesprekken tussen gemeenten en het
Centrum Seksueel Geweld (CSG) over de financiering van de regionale CSG? Gaan er aanvullende
middelen voor 2026 vanuit het Rijk naar de financiering van de regionale CSG’s? Zo
ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Op dit moment zijn de gemeenten en de regionale Centra Seksueel Geweld nog in gesprek
over de begroting van 2026. Zoals in de brief van 19 september jl. aan uw Kamer is
aangegeven, wordt op basis van de uitkomsten van deze gesprekken, in het licht van
de motie, bezien of en zo ja welke aanvullende middelen voor 2026 vanuit het Rijk
moeten worden gevonden binnen de begrotingen van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.
Vraag (136):
Kan nader worden toegelicht welke stappen er in 2025 zijn gezet om te komen tot een
algehele herziening van de Wet wapens en munitie en wanneer het wetsvoorstel in consultatie
kan worden gegeven?
Antwoord:
Het traject over het vergunningenstelsel van legaal wapenbezit is een gezamenlijke
opgave van de Ministeries van JenV, VWS, OCW en LVVN. In 2025 heeft er een consultatie
met 79 stakeholders plaatsgevonden. Momenteel wordt gewerkt aan een hoofdlijnenvisie
op legaal vuurwapenbezit, deze hoofdlijnenvisie wordt vervolgens uitgewerkt in voorstellen
voor nieuw beleid. In de voorstellen worden de knelpunten betrokken die zijn geconstateerd
door de Commissie Wet wapens en munitie, de knelpunten die zijn opgehaald tijdens
de consultatie en ook knelpunten die betrekking hebben op illegale wapens.
De Tweede Kamer zal hierover in het voorjaar 2026 worden geïnformeerd. Hierna volgt
de voorbereiding van de ontwikkeling van een nieuwe Wet wapens en munitie.
Vraag (137):
Hoe richt u de ondersteuning van sekswerkers die de sekswerkbranche willen verlaten
in?
Antwoord:
Sinds 2023 wordt middels de Decentralisatie Uitkering Uitstapprogramma’s Prostituees
(DUUP) jaarlijks structureel 6 miljoen euro uitgekeerd aan achttien centrumgemeenten,
te weten Leeuwarden, Groningen, Assen, Almere, Zwolle, Enschede, Apeldoorn, Nijmegen,
Arnhem, Utrecht, Haarlem, Alkmaar, Den Haag, Rotterdam, Tilburg, Den Bosch, Amsterdam
en Zaanstad.
De centrumgemeenten coördineren het beleid en de financiering van één of meerdere
uitstapprogramma’s die toegankelijk zijn voor sekswerkers uit de gehele DUUP-regio.
Met deze uitstapprogramma’s kunnen sekswerkers hulp krijgen bij het vinden van een
andere baan.
Vraag (138):
Hoeveel veroordelingen zijn er sinds het lachgasverbod geweest voor het overtreden
van dit verbod?
Antwoord:
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is gezocht op zaken waarin artikel 3 OW door
de rechtbank bewezen is verklaard en waarin daarnaast door het OM de maatschappelijke
classificatie Lachgas is toegekend. Deze maatschappelijke classificatie is sinds eind
2024 in gebruik voor nieuwe zaken.
In 2024 is in minder dan 10 van dergelijke zaken artikel 3 OW bewezen verklaard en
in 2025 t/m juni in afgerond 140 zaken16.
Zaken die al waren gepleegd voordat de maatschappelijke classificatie in gebruik werd
genomen, zijn niet in bovenstaande cijfers terug te zien, omdat deze niet uit de systemen
te halen zijn.
Vraag (139):
Wanneer verwacht u de implementatiewet van de Europese Confiscatierichtlijn naar de
Kamer te sturen?
Antwoord:
De consultatietermijn van het wetsvoorstel ter implementatie van de Confiscatierichtlijn
is inmiddels verstreken maar nog niet alle adviezen zijn ontvangen. De komende periode
worden de adviezen verwerkt in het wetsvoorstel. Het streven is het aangepaste wetsvoorstel
begin 2026 voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State en het
wetsvoorstel vervolgens in het voorjaar van 2026 aan de Tweede Kamer aan te bieden.
Vraag (140):
Waar gaat het criminele geld heen dat wordt afgepakt in het kader van de bestrijding
van georganiseerde ondermijnende criminaliteit?
Antwoord:
Waar mogelijk worden slachtoffers en benadeelden gecompenseerd, bijvoorbeeld de bank
bij afgepakt crimineel vermogen in de vorm van onroerend goed zoals een huis onder
hypotheek. Het resterende deel van het afgepakte geld vloeit naar de algemene middelen
van de staat.
Vraag (141):
Hoe draagt de voorgenomen verhoging van de kansspelbelasting bij aan het bieden van
betere bescherming aan spelers en het voorkomen van gokgerelateerde schade?
Antwoord:
De belastingverhoging draagt naar verwachting niet bij aan een betere bescherming
tegen kansspelgerelateerde schade. De voorgenomen verhoging van de kansspelbelasting
is ingegeven door budgettaire overwegingen. De maatregel heeft als doel om in 2025
circa 102 miljoen euro en vanaf 2026 circa 202 miljoen euro aan extra belastingopbrengsten
te realiseren. De maatregel is niet bedoeld om spelersbescherming te verbeteren of
gokgerelateerde schade te voorkomen. Daarmee sluit zij niet direct aan bij de doelstellingen
van het kansspelbeleid, maar kan deze doelstellingen wel indirect beïnvloeden.
Het doorberekenen van de hogere belasting aan spelers kan de aantrekkelijkheid van
en deelname aan illegale kansspelen vergroten. Illegale aanbieders zijn immers niet
gebonden aan het afdragen van belastingen en hebben geen beperkingen ter bescherming
van spelers. Wanneer meer mensen uitwijken naar ongereguleerd aanbod, neemt de blootstelling
aan de risico’s van illegaal gokken toe en kan zodoende leiden tot meer gokschade.
De hogere belasting kan er ook toe leiden dat vergunde kansspelaanbieders maatregelen
nemen om hun winstgevendheid te behouden, bijvoorbeeld door kosten te besparen of
spelers te stimuleren om meer te besteden. Beide effecten kunnen ertoe leiden dat
in het vergunde aanbod minder middelen worden ingezet voor spelersbescherming, spelers
worden bewogen om meer uit te geven en dat het risico op gokgerelateerde schade hierdoor
eveneens toeneemt. Een te hoge belasting kan zodoende onbedoeld leiden tot een toename
van gokschade.
Vraag (142):
Welke kosten zijn in 2026 voorzien voor de afbouw van interlandelijke adoptie en kan
nader worden toegelicht op welke wijze besparingen die de afbouw met zich meebrengt
in de begroting zijn verwerkt? Hoeveel bespaart de overheid per jaar aan subsidies
en aan ambtelijke capaciteit als interlandelijke adoptie is afgebouwd?
Antwoord:
Concrete besparingen in de begroting van 2026 en in de jaren erna zijn nog niet voorzien,
omdat adoptieprocedures in de afbouwperiode doorlopen en werkzaamheden in het kader
van de afbouw moeten worden uitgevoerd. Interlandelijke adoptie wordt afgebouwd tot
en met eind 2030. Vergunninghouders kunnen tot 1 mei 2030 voorstellen voor bemiddeling
tussen kind en aspirant-adoptiefouders (matchingsvoorstellen) ter goedkeuring indienen
bij de Centrale autoriteit. Kosten die in de afbouwperiode nog worden gemaakt, zijn
exploitatiesubsidies aan vergunninghouders omdat er minder opbrengsten van aspirant-adoptiefouders
zijn. Daarnaast zijn in de afbouwperiode kosten verbonden aan de overdracht van dossiers
aan het Nationaal Archief en het borgen van de kennis over het werk van vergunninghouders
zodat deze beschikbaar blijft voor toekomstige vragen van geadopteerden, adoptiefouders
en latere generaties. Een wetgevingstraject is nodig om de afbouw te realiseren.
De exacte impact op kosten na 2030 moet nog inzichtelijk worden gemaakt. De subsidie
van 2 miljoen stopt. Wel lopen er nog activiteiten door die door de Centrale Autoriteit
worden opgevangen. Er is nog niet uitgewerkt hoe hoog de kosten zijn, en hoe lang
deze doorlopen.
Vraag (143):
Hoeveel veroordeelde terroristen is tot nu toe het Nederlanderschap afgenomen?
Antwoord:
Het Nederlanderschap kan in relatie tot terrorisme op twee gronden worden ingetrokken:
artikel 14, tweede lid, en artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap
(RWN). Voor beide geldt dat intrekking niet tot staatloosheid mag leiden. Het Nederlanderschap
kan op grond van artikel 14.2 RWN worden ingetrokken bij personen die onherroepelijk
zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Sinds de wet in werking is getreden,
is er in 38 zaken besloten om het Nederlanderschap in te trekken op basis van artikel 14.2
RWN. Hiervan zijn 14 intrekkingen definitief en is één intrekking door de rechter
vernietigd. De overige 23 zaken zijn nog in behandeling en bevinden zich in verschillende
fases.
Daarnaast kan het Nederlanderschap van personen worden ingetrokken op grond van artikel 14.4
RWN, indien deze personen zich nog in het buitenland bevinden en uit hun gedragingen
is gebleken dat zij zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie die
een dreiging vormt voor de nationale veiligheid. Hiervoor is een onherroepelijke veroordeling
voor een terroristisch misdrijf geen vereiste. Sinds de wet in werking is getreden,
is er in 25 zaken besloten tot het intrekken van het Nederlanderschap op grond van
artikel 14.4 RWN. Hiervan zijn 15 intrekkingen definitief en zijn vier intrekkingen
vernietigd door de rechter. Vijf besluiten zijn in 2019 en 2020 door de IND ingetrokken,
omdat deze juridisch niet verdedigbaar bleken. Van één intrekking is de beroepszaak
nog in behandeling bij de rechtbank.
Vraag (144):
Hoeveel veroordeelde terroristen komen in 2026 vrij?
Antwoord:
Het precieze aantal invrijheidstellingen van deze groep is lastig te noemen, omdat
dit onder meer afhankelijk is van ontwikkelingen in de individuele strafprocessen
en het voldoen aan voorwaarden. Het aantal (onherroepelijk) veroordeelden van terroristische
misdrijven dat in 2026 vrijkomt is daarmee afhankelijk van deze uitkomsten. Op dit
moment is van minder dan vijf terrorismeveroordeelden de uitstroom uit detentie voorzien
in 2026.
Vraag (145):
Wanneer ontvangt de Kamer informatie over de gevolgen/impact van de bezuinigingen
op de Financiering Beheer en Uitvoeringskosten Rampenbestrijding per veiligheidsregio?
Antwoord:
Tijdens het Commissiedebat Brandweer en Crisisbeheersing van 19 februari 2025 heeft
de toenmalige Staatssecretaris van JenV toegezegd uw Kamer nader te informeren over
de
gevolgen c.q. impact van de (voorziene) bezuinigingen per veiligheidsregio.
Ter uitvoering van die toezegging heeft het Ministerie van JenV nadere informatie
gevraagd aan het Veiligheidsberaad. Met haar Kamerbrief van 19 mei 202517 heeft de Staatssecretaris de door het Veiligheidsberaad aangeleverde informatie doorgeleid
aan uw Kamer, waarmee zij aan haar toezegging heeft voldaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
U. Ellian, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier