Schriftelijke vragen : Het feit dat kinderen in de jeugdbescherming zich gedwongen voelen om geluidsopnames te maken om hun stem te laten horen, en over de uiteenlopende rechtspraak over de toelaatbaarheid van deze opnamen
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het feit dat kinderen in de jeugdbescherming zich gedwongen voelen om geluidsopnames te maken om hun stem te laten horen, en over de uiteenlopende rechtspraak over de toelaatbaarheid van deze opnamen (ingezonden 11 november 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam1, waarin advocaat de kinderrechter tijdens de zitting een geluidsfragment heeft voorgelegd
waarop een pleegmoeder zich op schokkende en vernederende wijze uitlaat tegen een
kind die aan haar zorg was toevertrouwd?
Vraag 2
Wat doet het met u als stelselverantwoordelijke bewindspersoon dat een kinderrechter
de kwalificatie gebruikt dat de uitlatingen van de pleegmoeder «alle grenzen van fatsoen
overschreden» en dat «dit niet is hoe de opvang van een kwetsbaar kind mag gaan»?
Welke gevolgen zou een dergelijke constatering volgens u moeten hebben binnen de pleegzorgketen
en de positie van een pleegzorgouder die zich zo opstelt naar een kind?
Vraag 3
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat kinderen of ouders zich genoodzaakt voelen
opnames te maken om gehoord te worden door jeugdbeschermers, raadsonderzoekers of
de rechter? En dat het in deze zaak een geluidsfragment van het kind zelf was dat
leidde tot erkenning van de misstanden, terwijl eerdere signalen van het kind kennelijk
niet serieus zijn genomen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Bent u ermee bekend dat ook advocaten soms vastlopen als zij zorgen hebben over de
situatie binnen een kinderbeschermingsmaatregel en dat ook zij niet gehoord of serieus
genomen worden door de gecertificeerde instelling (GI) of de Raad voor de Kinderbescherming
omdat zij gezien worden als een verlengstuk van ouders en/of kinderen? Deelt u de
mening dat dit geen recht doet aan de neutrale positie die advocaten innemen en de
gedragsregels waar advocaten zich aan dienen te houden? Waar kunnen advocaten zich
volgens u melden als zich zo’n situatie zich voordoet?
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat kinderen, ouders of pleegouders in sommige gevallen
worden berispt of gesanctioneerd als zij dergelijke opnames maken en willen inbrengen
in de procedure om zo gehoord te worden? Vindt u dit in lijn met artikel 12 van het
VN-Kinderrechtenverdrag (IVRK) dat bepaalt dat kinderen het recht hebben hun mening
vrijelijk te uiten en dat daaraan passend belang moet worden gehecht?
Vraag 6
Hoe beoordeelt u het verschil tussen rechtbanken waar kinderen wel of niet de mogelijkheid
krijgen om via geluidsfragmenten hun stem te laten horen? Vindt u dat wenselijk? Kunt
u uw antwoorden toelichten?
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat sommige rechtbanken, waaronder de Rechtbank Den Haag2,
3, dergelijke geluidsfragmenten niet accepteren als onderdeel van het dossier omdat
zij als onrechtmatig worden beschouwd? En bent u ervan op de hoogte dat en het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden4 het niet per definitie als onrechtmatig beschouwd maar dat er wel terughoudendheid
betracht moet worden? Deelt u de mening dat dergelijke geluidsfragmenten niet als
onrechtmatig beschouwd moeten worden en dat die terughoudendheid niet wenselijk is
nu blijkt dat het vaak misgaat en dat juist de geluidsopnames kunnen bijdragen aan
het gehoor geven aan de stem en de ervaringen van het kind, zoals vastgelegd in artikel
12 van het IVRK?
Vraag 8
Deelt u de mening dat dit verschil in interpretaties in de rechtspraak als een vorm
van rechtsongelijkheid kan worden ervaren? En bent u het eens met dit standpunt van
de rechtbank Den Haag dat hiervan het gevolg is dat de stem van het kind niet of onvoldoende
gehoord wordt of dat de ervaringen van kinderen buiten beeld blijven?
Vraag 9
Bent u bereid met de Raad voor de Rechtspraak te verkennen of er een uniform toetsingskader
kan komen voor de omgang met geluidsopnamen in civiele jeugdrechtzaken, zodat kinderen
in gelijke omstandigheden ook gelijke rechtsbescherming genieten?
Vraag 10
In hoeverre beschikken jeugdbeschermingsinstellingen en pleegzorgaanbieders over duidelijke
protocollen over hoe om te gaan met geluids- of beeldmateriaal dat door kinderen wordt
ingebracht als bewijsmiddel van onveiligheid of mishandeling? Wat bent u van plan
te doen als hierin vermeld wordt dat dergelijke opnames niet als bewijs mogen dienen,
ook wanneer zij aantoonbare misstanden laten zien?
Vraag 11
Klopt het dat er geen landelijke richtlijn of toezichtkader bestaat dat regelt hoe
dergelijke opnames moeten worden gewogen in (familie)rechtszaken of interne klachtenprocedures?
Zo ja, bent u bereid zo’n richtlijn op te laten stellen?
Vraag 12
Bent u ermee bekend dat veel kinderen en ouders geen klachten durven in te dienen
tegen pleegouders of jeugdbeschermers als er sprake is van dergelijk grensoverschrijdend
gedrag omdat zij zich door het gedrag zelf al niet veilig voelen en daarnaast bang
zijn voor repercussies zoals het afzeggen van omgang of het verlengen van een maatregel?
Welke mogelijkheden hebben kinderen of ouders momenteel om anders dan bij de eigen
pleegzorgorganisatie veilig melding te doen van grensoverschrijdend gedrag binnen
pleegzorg, buiten de instelling of GI om?
Vraag 13
Bent u bereid om te (laten) onderzoeken hoeveel meldingen er de afgelopen vijf jaar
zijn gedaan van onveiligheid of emotioneel geweld binnen pleegzorg en in hoeveel van
die gevallen de stem van het kind doorslaggevend is geweest?
Vraag 14
Herkent u het bredere signaal dat kinderen en ouders binnen de jeugdbescherming zich
vaak niet gehoord of geloofd voelen, ook wanneer zij herhaaldelijk melding maken van
misstanden? Wat zegt dit volgens u over de rechtspositie van gezinnen in het jeugdbeschermingsstelsel?
Vraag 15
Acht u het wenselijk dat kinderen of jongeren procesrechtelijke bijstand krijgen bij
het inbrengen van eigen bewijs of geluidsopnames, zodat zij dit op rechtmatige wijze
kunnen doen zonder afhankelijk te zijn van toestemming van hun jeugdbeschermer of
pleegzorgaanbieder?
Vraag 16
Ziet u aanleiding om, samen met de Raad voor de Rechtspraak en de Inspecties, een
landelijke evaluatie te laten uitvoeren naar de omgang met kind signalen en geluidsopnamen
in jeugdbeschermingszaken, met bijzondere aandacht voor de uiteenlopende rechtspraak
in Den Haag en Rotterdam?
Vraag 17
Hoe waarborgt u dat in toekomstige jeugdbeschermingsprocedures de stem van het kind
niet afhankelijk is van een opname, maar vanzelfsprekend wordt gehoord, serieus genomen
en gewogen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.H. Bruyning, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.