Schriftelijke vragen : De Veiligheid van procespartijen en rechtsgelijkheid bij jeugdbeschermingsprocedures
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de Veiligheid van procespartijen en rechtsgelijkheid bij jeugdbeschermingsprocedures (ingezonden 11 november 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 15 juli 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:10004)1, waarin de meervoudige kamer expliciet stelt dat de rechtbank geen taak of wettelijke
bevoegdheid heeft om tijdens of na een zitting de veiligheid van procespartijen te
waarborgen?
Vraag 2
Komt het standpunt van de meervoudige kamer overeen met formeel beleid van de gerechten
of de raad voor de rechtspraak?
Vraag 3
Deelt u de mening dat deze uitspraak feitelijk betekent dat procespartijen – waaronder
ouders, kinderen, advocaten, medewerkers van de gecertificeerde instelling (GI), de
Raad voor de Kinderbescherming en zelfs rechters – tijdens de zitting en na afloop
van de zitting zonder enige bescherming het gerechtsgebouw verlaten, ook als er sprake
is van expliciete bedreigingen?
Vraag 4
Acht u het wenselijk dat een rechterlijke instantie die op de hoogte is van een concrete
bedreiging, zeker als die in de zitting wordt uitgesproken, zich beperkt tot de constatering
dat er «geen wettelijke bevoegdheid» bestaat om maatregelen te treffen?
Vraag 5
Worden deze bedreigingen ook geregistreerd waardoor het zichtbaar is hoe vaak dit
voor komt? Is er bijvoorbeeld bekend hoe vaak rechters of griffiers bedreigt worden?
Of andere procesdeelnemers? Zo ja, kunt u deze cijfers met de Kamer delen? Zo nee,
overweegt u om dit vast te laten leggen waardoor er niet alleen een preventieve werking
van uit gaat, maar ook dat er onderzoek kan worden gedaan naar de herkomst en omstandigheden
waar dit vandaan komt?
Vraag 6
Wordt er ook geregistreerd wat de bedreigingen zijn, waar ze vandaan komen zodat niet
alleen inzichtelijk is hoe vaak het voorkomt maar ook wat de achtergronden en of er
mogelijk een patroon of recidive is van bepaalde ouders?
Vraag 7
Hoe wordt in de praktijk bepaald of een dergelijke dreiging wordt beschouwd als een
strafrechtelijke of veiligheidskwestie en wie neemt daartoe het initiatief – de rechtbank,
de griffier, de Raad, de GI of de politie?
Vraag 8
Bestaat er een protocol voor de veiligheid van procespartijen bij familierechtelijke
of jeugdbeschermingszittingen waarbij sprake is van (potentieel) gevaar of agressie?
Zo ja, kunt u de kamer dit protocol toezenden?
Vraag 9
Indien het antwoord op vraag 8 nee is, kunt u aangeven welk protocol er wél geldt,
wie dit handhaaft en hoe vaak dit wordt toegepast?
Vraag 10
Hoe wordt de veiligheid van de betrokken rechters, advocaten en hulpverleners gewaarborgd
bij vertrek uit de zittingszaal of het gerechtsgebouw, zeker wanneer er sprake is
van een emotioneel beladen jeugdzorgzaak waar dergelijk bedreigingen zijn geuit?
Vraag 11
Hoe vaak komt het voor dat rechters bedreigd worden in zittingen of daarbuiten via
bijvoorbeeld mail of sociale media? Hoe gaat de rechtspraak ermee om als rechters
bedreigd worden? Hoe wordt dan de veiligheid van de rechters gewaarborgd? Welke maatregelen
neemt de rechtbank dan in het belang van de veiligheid van de rechters? Waar kunnen
rechters terecht als zij bedreigd worden en hoe verhoudt zich dat weer ten aanzien
van de geheimhoudingsplicht die rechters hebben in het kader van de beslotenheid van
jeugd- en familierechtszaken?
Vraag 12
Wordt er in dergelijke situaties overleg gevoerd tussen rechtbanken en lokale politie
of het Openbaar Ministerie om acute dreiging te beoordelen en maatregelen te treffen?
Zo ja, hoe vaak gebeurt dat en hoe is die samenwerking geborgd?
Vraag 13
Acht u het wenselijk dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van procespartijen
in dit soort zaken niet bij één instantie is belegd, waardoor iedereen op elkaar wacht
en feitelijk niemand handelt?
Vraag 14
Bent u bereid te onderzoeken of de huidige taakafbakening tussen rechtbank, GI, Raad
en politie leidt tot rechtsongelijkheid en veiligheidsrisico’s voor partijen die deelnemen
aan jeugdbeschermingsprocedures?
Vraag 15
Hoe beoordeelt u het risico dat slachtoffers van bedreiging (zoals de moeder in deze
zaak, maar ook de advocaat van moeder en de bijzonder curator) zich niet vrij voelen
om hun standpunt te uiten en dat dit de kern van een eerlijk proces ondermijnt (artikel
6 EVRM)? Deelt u de mening dat hiermee ook de belangen van de minderjarige in het
geding komen? En daarmee het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
niet kan worden nageleefd?
Vraag 16
Kunt u toelichten hoe dit zich verhoudt tot de zorgplicht van de overheid om veiligheid
te waarborgen binnen door de overheid georganiseerde procedures, waaronder kinderbeschermingszaken?
Vraag 17
Bent u bereid in overleg met de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse orde van
advocaten, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen en alle
andere belanghebbenden om te komen tot een goede borgingsafspraken en indien nodig
landelijk veiligheidsprotocol voor jeugdbeschermingszittingen en regiezittingen?
Vraag 18
Kunt u garanderen dat los van het eventuele beleid concrete stappen worden gezet om
de veiligheid van rechters en andere professionals binnen de rechtsgebouwen, wanneer
er concrete aanwijzingen zijn voor hun onveiligheid, worden beschermd?
Vraag 19
Zo ja, op welke termijn verwacht u dit te kunnen realiseren en bent u bereid de Kamer
hierover voor het einde van het eerste kwartaal van 2026 te informeren?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.H. Bruyning, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.