Schriftelijke vragen : Het Nederlandse beleid inzake strafoverdracht en rechtsbescherming van gedetineerden in het buitenland en meer in het bijzonder de zaak van de heer Singh
Vragen van het lid Sneller (D66), Van Nispen (SP) en Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het Nederlandse beleid inzake strafoverdracht en rechtsbescherming van gedetineerden in het buitenland en meer in het bijzonder de zaak van de heer Singh (ingezonden 11 november 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het interview in de Volkskrant van 4 november 20251 met dr. Rachel Imamkhan over het Nederlandse beleid inzake strafoverdracht?
Vraag 2
Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof Den Haag2 waarin werd geoordeeld dat de detentieomstandigheden van Jaitsen Singh in de Verenigde
Staten leiden tot een «humanitair onwenselijke situatie» en de Nederlandse regering
een verzoekt tot overplaatsing moet indienen?
Vraag 3
Klopt het dat Nederland pas na maanden en pas op het laatste moment een overbrengingsverzoek
heeft ingediend voor de heer Singh, en dat dit verzoek aanvankelijk summier was geformuleerd
zodat het risico op afwijzing groot was?
Vraag 4
Kunt u toelichten waarom het ministerie in deze zaak niet proactief heeft gehandeld,
ondanks de terminale gezondheidstoestand van betrokkene?
Vraag 5
Hoe vaak heeft Nederland sinds 2010 een overbrengingsverzoek afgewezen op basis van
het criterium «gebrek aan binding met Nederland»? Kunt u dit uitsplitsen naar jaar
en motivering?
Vraag 6
Waarom hanteert Nederland eisen die niet voortvloeien uit internationale verdragen,
zoals de eis dat een gedetineerde niet langer dan vijf jaar uit Nederland mag zijn
vertrokken vóór arrestatie?
Vraag 7
Hoe verhoudt deze bindingseis zich tot situaties waarin een veroordeelde na veroordeling
wordt uitgezet uit het land van detentie? Is er dan nog sprake van een reële toets
op binding?
Vraag 8
Hoe verhoudt het Nederlandse beleid zich tot artikel 3 van het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens, dat onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt, en
tot de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm?
Vraag 9
Bent u bereid om het beleid inzake strafoverdracht te herzien, zodat humanitaire omstandigheden
zoals leeftijd, ziekte, familiebanden en detentieomstandigheden kunnen worden meegewogen
en het beleid daarmee in overeenstemming wordt gebracht met internationale verdragen?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Hoe waarborgt u dat beslissingen over strafoverdracht transparant en toetsbaar zijn,
en dat gedetineerden rechtsbescherming genieten bij afwijzing van hun verzoek?
Vraag 11
Bent u bereid te bezien of de beoordeling van overbrengingsverzoeken ondergebracht
kunnen worden bij een onafhankelijke rechter in plaats van bij de Minister, om politieke
beïnvloeding te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Erkent u dat er momenteel geen effectieve rechtsbescherming bestaat voor Nederlandse
gedetineerden in het buitenland bij de beoordeling van strafoverdrachtsverzoeken?
Vraag 13
Deelt u de bevinding uit het proefschrift van dr. Imamkhan3 dat veroordeelden geen toegang hebben tot een transparante, toetsbare procedure en
dat besluiten tot afwijzing niet gemotiveerd hoeven te worden?
Vraag 14
Bent u bereid om de voorwaarde uit artikel 2 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging
strafvonnissen (WOTS) – waarin wordt geëist dat Nederland alleen verdragen sluit met
landen waarin voldoende vertrouwen bestaat in het rechtsstelsel – te heroverwegen
en op korte termijn een wijziging voor te stellen?
Vraag 15
Deelt u de opvatting dat deze verdragsvoorwaarde Nederland belemmert in het bieden
van humanitaire bescherming aan gedetineerden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Joost Sneller, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Don Ceder, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. van Nispen, Tweede Kamerlid