Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de nota inzake de Homogene Groep Internationale samenwerking 2026 (HGIS-nota 2026) (Kamerstuk 36801-1)
36 801 Homogene Groep Internationale samenwerking 2026 (HGIS-nota 2026)
Nr. 2
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 november 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Buitenlandse Zaken over de nota inzake de Homogene Groep Internationale
samenwerking 2026 (HGIS-nota 2026) (Kamerstuk 36 801, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 november 2025. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Klaver
De griffier van de commissie, Westerhoff
1
Herinnert u zich het antwoord op vraag 51 van de feitelijke vragen over de wijziging
van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het
jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Miljoenennota) (Kamerstuk 36 820 XVII-1-2)? Kunt u aangeven met welke formule de getallen in daarin verwerkte tabel tot stand
zijn gekomen?
Antwoord
Het antwoord op vraag 51 van de betreffende vragenset ziet op de bijstelling van het
ODA-budget indien dit in het najaar zou worden gekoppeld aan 0,7% van het bni. Het
ODA-budget werd onder voorgaande kabinetten twee keer per jaar bijgesteld op basis
van het bni. Dit kabinet stelt het ODA-budget één keer per jaar bij in het voorjaar.
De bijstelling van volgend voorjaar ziet op de bni-ontwikkelingen van CEP2025-CEP2026.
Daar valt dus ook de bni-ontwikkeling van CEP2025-MEV2026 onder.
De bijstelling die in het antwoord op deze vraag wordt getoond is berekend conform
de systematiek van voorgaande kabinetten. Voorgaande kabinetten hanteerden een systematiek
waarbij er een koppeling was op basis van de streefwaarde van de VN van 0,7% van het
bni. De formule die hierbij gehanteerd werd was: totale ODA-budget = (0,7% x BNI)
+ intensiveringen – bezuinigingen.
De berekening bij de beantwoording van desbetreffende vraag is gebaseerd op 0,7% van
de ontwikkeling van het bni van de laatst verwerkte raming (CEP2025) tot de zomerraming
van het CPB (MEV2026). Het bni is bij de MEV2026 gedaald ten opzichte van de CEP2025.
Het bijstellen van het ODA-budget levert daarmee een neerwaartse bijstelling op.
2
Kunt u aangeven wat het totale budget voor ontwikkelingssamenwerking zou zijn in de
jaren 2025, 2026, 2027, 2028 en 2029 als de berekening zou worden gehanteerd, zoals
die door vorige kabinetten is gebruikt (ontwikkelingsbudget = (0,7% x Bruto Nationaal
Inkomen) + intensiveringen – bezuinigingen)?
Antwoord
Het kabinet kiest ervoor om het ODA-budget één keer per jaar bij te stellen op basis
van de ontwikkeling van het bni. In de Voorjaarsnota 2025 is het ODA-budget bijgesteld
op basis van de koppeling aan de ontwikkeling van het bni. De macroraming van afgelopen
zomer, de MEV 2026, wordt nu niet verwerkt in het ODA-budget. Bij Voorjaarsnota 2026
wordt het ODA-budget weer geactualiseerd op basis van de bni-ontwikkeling (CEP 2026
t.o.v. CEP 2025).
Indien het ODA-budget op basis van MEV 2026 bij MJN geactualiseerd zou worden, dan
zou het ODA-budget neerwaarts zijn bijgesteld, omdat het bni neerwaarts is bijgesteld
t.o.v. de CEP 2025. De budgettaire effecten van 2025 t/m 2029 op basis van een bni-koppeling
van 0,7% van het bni zijn hieronder weergegeven.
x EUR mln.
2025
2026
2027
2028
2029
Bijstelling o.b.v. koppeling aan 0,7% van het bni (CEP 2025–MEV 2026)
– 59
– 87
– 97
– 124
– 122
Op basis van deze bijstelling zou het ODA-budget in de jaren 2025 t/m 2029 uitkomen
op onderstaande:
x EUR mln.
2025
2026
2027
2028
2029
ODA-budget HGIS-nota 2026
6.766
6.746
6.118
5.784
6.123
Bijstelling o.b.v. koppeling aan 0,7% van het bni (CEP 2025–MEV 2026)
– 59
– 87
– 97
– 124
– 122
ODA-budget met bijstelling op basis van 0,7% van het bni
6.707
6.659
6.021
5.660
6.001
3
Wat wordt bedoeld met de bijdragen aan campagnes en lobby-activiteiten bij acquisities
van Internationale Organisaties (IO’s)? Aan welke acquisities wordt momenteel gewerkt?
Antwoord
Bijdragen aan campagnes en lobbyactiviteiten zijn, zo nodig, financiële instrumenten
in het kader van het gastlandbeleid.
Als er concurrentie is van andere landen voor het vestigen van een internationale
organisatie in Nederland, kan het nodig zijn een campagne of lobbyactiviteiten te
starten in bijvoorbeeld hoofdsteden van andere landen en/of in Brussel of New York.
Op dit moment wordt gewerkt aan de mogelijke vestiging van het UN International Computing
Centre, het Speciaal Tribunaal voor het misdrijf agressie tegen Oekraïne en de Claimscommissie
voor Oekraïne. Verder wordt gewerkt aan de kandidatuur voor de Einstein Telescoop
en de mogelijke kandidatuur voor het EU-Douaneagentschap. Besluitvorming over het
vestigen van internationale organisaties in Nederland verloopt via de ministerraad,
waar ook nadrukkelijk gekeken wordt naar financiële haalbaarheid en uitvoerbaarheid.
4
Hoe groot is de exacte Nederlandse bijdrage aan de North Atlantic Ice Patrol en hoe
verhoudt deze bijdrage zich tot die van de voorgaande jaren?
Antwoord
De bijdrage aan de North Atlantic Ice Patrol speelt een belangrijke rol in de veiligheid
op zee en het voorkomen van ongelukken.
Voor 2026 wordt rekening gehouden met een bijdrage van EUR 80.000,– De exacte bijdrage
hangt af van de daadwerkelijk gemaakte kosten in 2023–2025.
In voorgaande jaren zijn de volgende bijdragen verstrekt:
2.023 EUR 65.356,47 over 2020–2022
2.024 EUR 70.905,14 over 2021–2023
2025 nog niet bekend, dit zijn de kosten over 2022–2024
5
Werkt u samen met andere ministeries aan de Internationale Cyberstrategie? Zo ja,
met welke ministeries en op welke manier? Zo niet, waarom niet?
Antwoord
Ja, bij de uitvoering van de Internationale Cyberstrategie is een groot aantal ministeries
en instanties betrokken. Daarom bood de Minister van Buitenlandse Zaken de strategie
in 2023 mede aan namens de Ministers van Justitie en Veiligheid, Economische Zaken
en Klimaat, Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Daarnaast zijn ook de AIVD en de MIVD en het Nationaal Cyber
Security Centrum (NCSC) nauw betrokken.
6
Kunt u aangeven wat Nederland exact bijdraagt aan de Open Skies Consultative Commission
van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), wat met dit geld
gedaan wordt en welke landen er nog meer aan bijdragen?
Antwoord
Het Open Skies Consultative Commission (OSCC) is het (verdragsrechtelijk vastgelegde) uitvoeringsorgaan voor het Open Skies-verdrag.
In het OSCC worden besluiten genomen over o.a. het verdelen van de quota voor inspectievluchten,
worden eventuele geschillen besproken en wordt de Toetsingsconferentie voorbereid.
OSCC-bijeenkomsten vinden, afhankelijk van de behoefte, ongeveer een keer per maand
plaats. Er wordt jaarlijks ca EUR 16.000 aan het OSCC bijgedragen. Per kwartaal ontvangt
Nederland een Note Verbale waarin de bijdrage is vastgesteld, de bijdrage varieert
tussen de EUR 3.300 en EUR 4.900 per kwartaal. Alle 32 Verdragspartijen dragen bij
aan het OSCC.
7
Waarom zijn de middelen beschikbaar voor nationale veiligheid en terrorismebestrijding
(Justitie en Veiligheid) fors gestegen in 2025 ten opzichte van 2024 en weer fors
gedaald in 2026 ten opzichte van 2025?
Antwoord
In 2025 was Nederland gastheer van de NAVO-top. Voor de voorbereiding en uitvoering
was er een interdepartementale projectorganisatie opgezet. Het Ministerie van Justitie
en Veiligheid was belast met de coördinatie van de veiligheidsmaatregelen. Voor de
kosten van de NAVO-top ontving JenV in 2024 en 2025 middelen uit de Homogene Groep
Internationale Samenwerking (HGIS). Hierdoor zijn de middelen voor nationale veiligheid
en terrorismebestrijding aanzienlijk lager vanaf 2026.
8
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de sluiting van de nog vier te sluiten posten?
Antwoord
Zoals gemeld tijdens het commissiedebat van 4 september 2025 over adequaat postennet
in tijden van taakstelling (Kamerstuk 32 734, nr. 56), neemt het kabinet in het voorjaar van 2026 een besluit over de sluiting van de
vier posten die in de Kamerbrief van 17 april 2025 zijn aangekondigd. Uw Kamer wordt
daarna hierover geïnformeerd.
9
Wat verklaart de daling in de bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (3.2)?
Antwoord
Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voormalige ontwikkelingsfonds van de
EU, die in het huidige meerjarig financieel kader is opgegaan in de EU-begroting.
Hoewel het EOF langzaam richting afsluiting gaat, lopen er nog oude committeringen
en daarmee ook verplichte betalingen onder het EOF. Ook komen er oude reserves of
leningen terug van het fonds waardoor de bijdrage aan het fonds vanuit Nederland lager
kan uitvallen. Nu het uitgaveplafond voor 2026 is vastgesteld, is in de begroting
voor 2026 het budget aangepast naar dit plafond waardoor de verwachte bijdrage is
gedaald.
10
Kunt u in een overzicht aangeven hoeveel het totale budget voor Official Development
Assistance (ODA) zou stijgen in de jaren 2026 tot en met 2030 wanneer dit volledig
zou worden gekoppeld aan 0,7% en Bruto Nationaal Inkomen?
Antwoord
Volledig koppelen aan 0,7% van het bni betekent dat Nederland 0,7% van het bni uitgeeft
aan ODA. Het ODA-budget zou dan stijgen met onderstaande bedragen:
x EUR mln.
2026
2027
2028
2029
2030
0,7% van het bni aan ODA
+ 1.806
+ 2.769
+3.444
+ 3.448
+ 3.602
Sinds 2016 is de streefwaarde van 0,7% niet gehaald onder voorgaande kabinetten. Tegelijkertijd
hanteerden voorgaande kabinetten wel een systematiek waarbij er een koppeling was
op basis van de streefwaarde van de VN van 0,7% van het bni. De uitgangspositie betrof
de internationale norm plus/min de intensiveringen/extensiveringen van voorgaande
kabinetten. Op deze wijze tendeerde het ODA-budget op de zeer lange termijn toe naar
de 0,7% van het bni. Onder dit kabinet is de 0,7% geen onderdeel van de berekeningswijze
van het totale ODA-budget. De koppeling van het ODA-budget aan de ontwikkeling van
het bni betekent dat 1% groei/krimp van het bni leidt tot 1% groei/krimp van het ODA-budget.
Indien er geen intensiveringen of extensiveringen op het ODA-budget plaatsvinden,
blijft de ODA-prestatie langjarig stabiel. Uw Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over
het ODA-budget en de ODA-prestatie in de bijlage 6 van de HGIS-nota.
Indien het kabinet ervoor zou kiezen om nu te koppelen aan 0,7% van het bni conform
de berekeningssystematiek van voorgaande kabinetten, dan zou het ODA-budget neerwaarts
worden bijgesteld omdat het bni is gedaald ten opzichte van de laatst verwerkte raming
(CEP2025). De bijstelling die hieruit zou volgen voor het ODA-budget is onderstaande.
x EUR mln.
2025
2026
2027
2028
2029
Bijstelling o.b.v. koppeling aan 0,7% van het bni (CEP 2025–MEV 2026)
– 59
– 87
– 97
– 124
– 122
Het kabinet kiest ervoor om het ODA-budget een keer per jaar bij te stellen in het
voorjaar. De lopende begroting en het ODA-budget worden daarmee voorspelbaarder. Dit
sluit ook aan bij de praktijk van één hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar.
11
Kan bijlage 6 worden herschreven op basis van de oude ODA-systematiek, waarbij de
eerste regel van het ODA-budget gekoppeld wordt aan 0,7% en daarna posten eraf worden
gehaald, zoals het geval was in de HGIS-nota van 2024 en eerdere HGIS-nota’s?
Antwoord
Zie hieronder de tabel zoals verzocht.
12
Klopt het dat de mutaties gerelateerd aan de steun aan Oekraïne uit de algemene middelen
komen, terwijl ze nu alleen worden toegerekend aan ODA?
Antwoord
In de voorjaarsbesluitvorming 2025 is EUR 252 miljoen generaal beschikbaar gesteld
voor niet-militaire steun aan Oekraïne in 2026. Dit budget is toegevoegd aan het ODA-budget
en deze middelen worden dus toegerekend aan het totale Nederlandse ODA-budget. Dit
doet de ODA-prestatie stijgen.
13
Rapporteren alle lidstaten van de Europese Unie hun aandeel in de door de Europese
Commissie opgegeven publieke klimaatfinanciering ook als nationale bijdrage? Zo ja,
leidt dit tot «double-counting» in de uiteindelijke rapportage over het Klimaatverdrag
(United Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC), aangezien de Europese
Commissie daarvoor ook rapporteert? Hoe voorkomt Nederland dit?
Antwoord
Er is geen sprake van dubbeltelling. De officiële rapportage over de Nederlandse bijdrage
aan het Klimaatverdrag is in lijn met de methodiek van de tweejaarlijkse rapportage
aan het UNFCCC. Nederland neemt dan ook het Nederlandse aandeel in de door de Europese
Commissie opgegeven klimaatfinanciering niet op in de rapportage aan UNFCCC. De Europese
Commissie rapporteert zelf direct aan UNFCCC over de klimaatfinanciering vanuit de
begroting van de Europese Unie en de Europese Investeringsbank (EIB).
Om uw Kamer het volledige overzicht te geven, heeft het kabinet er voor gekozen om
het Nederlandse aandeel in klimaatfinanciering in de EU-begroting wel zichtbaar te
maken in de HGIS-nota.
14
Aangezien het meerekenen van bestaande middelen van multilaterale ontwikkelingsbanken
(Multilateral Development Banks, MDB’s) en de Europese Unie geen nieuwe middelen oplevert
voor ontwikkelingslanden, hoe ziet het groeipad eruit voor de Nederlandse eigen publieke
bijdrage aan het internationale doel van € 300 miljard klimaatfinanciering in 2035?
Specifieker gevraagd: hoe komt Nederland tot een verdrievoudiging van de eigen «eerlijke
bijdrage» van € 1,8 miljard in 2025 (volgens de Internationale Klimaatstrategie) in
2035?
Antwoord
Er is geen internationaal overeengekomen groeipad en verdeelsleutel tussen landen
voor het klimaatfinancieringsdoel van USD 300 miljard. Nederland heeft daarom geen
meerjarige nationale planning voor de invulling van klimaatfinanciering vastgesteld.
We blijven ons aandeel leveren door onder andere klimaat te integreren in onze aanpak
voor water en voedselzekerheid. Daarnaast wordt ingezet op het bevorderen van private
mobilisatie voor klimaat. Daarbovenop groeit naar verwachting het volume aan klimaatfinanciering
van multilaterale ontwikkelingsbanken en stijgt hiermee ook de aan Nederland toe te
rekenen klimaatfinanciering vanuit deze banken.
15
Hoeveel van de in tabel 18 gepresenteerde middelen betreft daadwerkelijk nieuw beschikbaar
gesteld publiek geld, dat aansluit bij de afspraken van COP29 (Klimaatconferentie
van Bakoe 2024) om de publieke financiering substantieel te verhogen?
Antwoord
Tabel 18 geeft per begrotingsartikel aan welk deel van de uitgaven op dat artikel
naar verwachting zal bijdragen aan klimaatactie in ontwikkelingslanden. Deze tabel
gaat uit van de begrotingsstanden op de artikelen. Hierdoor kan uit deze tabel niet
worden herleid wat nieuw beschikbare middelen voor klimaat zijn.
Nederland blijft zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering en de daarover
tijdens COP29 gemaakte afspraken leveren. Dit doen we onder andere door de inzet op
thema’s waar extra middelen voor beschikbaar komen, zoals watermanagement en voedselzekerheid,
sterker te richten op het tegengaan van negatieve gevolgen van klimaatverandering.
De combinatie van groeiend budget en grotere klimaatrelevantie van de programmering
leidt ertoe dat de inzet op deze thema’s de komende jaren een groter aandeel zal leveren
aan de Nederlandse publieke klimaatfinanciering.
16
Worden de doelstellingen van de Internationale Klimaatstrategie gehaald met de huidige
middelen voor publieke klimaatfinanciering? In hoeverre wijken de verwachte resultaten
af van de gestelde doelen?
Antwoord
Nederland komt zijn internationale klimaatverplichtingen na en blijft zijn aandeel
aan internationale klimaatfinanciering leveren in lijn met de Overeenkomst van Parijs
en het collectieve financieringsdoel.
In de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36 180, nr. 133) maakt het kabinet keuzes. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 20 februari 2025
(Kamerstuk 31 793, nr. 279) betekenen deze keuzes ten aanzien van de in de Internationale Klimaatstrategie genoemde
inzet concreet dat we minder investeren in scholing en vaardigheden om duurzame klimaatkeuzes
te bevorderen. Ook dragen we minder bij aan het stoppen van ontbossing in de drie tropische
regenwoudregio’s en bouwen we de inzet op kleinschalige hernieuwbare energie af. Het
doel om tot 2030 tenminste 100 miljoen mensen te bereiken met toegang tot hernieuwbare
energie wordt hierdoor niet gehaald. De verwachting is echter dat het oorspronkelijke
doel van 50 miljoen mensen bereikt, op basis van de lopende portfolio, haalbaar blijft.
17
Hoe verhoudt het Nederlands aandeel in door multilaterale ontwikkelingsbanken gerapporteerde
klimaatfinanciering (met name leningen) zich tot de aangenomen motie-Teunissen (Kamerstuk
21 501-33, nr. 1106) van 12 december 2024, die stelt dat klimaatfinanciering de schuldenlast van landen
niet verder mag vergroten?
Antwoord
De multilaterale ontwikkelingsbanken leveren een belangrijke bijdrage aan internationale
klimaatfinanciering. Door de hefboomwerking van de ontwikkelingsbanken kan met dezelfde
middelen de beschikbare klimaatfinanciering aanzienlijk worden vergroot. De multilaterale
ontwikkelingsbanken maken gebruik van een schuldenraamwerk om de schulden van ontwikkelingslanden
te monitoren en ervoor te waken dat leningen deze schulden niet op een onhoudbaar
pad brengen. Daar waar gepast, benadrukt het kabinet dat klimaatfinanciering en innovatieve
klimaatfinancieringsmechanismen oog moeten houden voor een houdbare schuldenlast van
ontwikkelingslanden.
Landen met een onhoudbare schuldenlast kunnen een verzoek indienen voor schuldherstructurering
via het Common Framework. Het IMF en de Wereldbank spelen hierbij een belangrijke rol doordat zij schuldhoudbaarheidsanalyses
opstellen, schuldentransparantie verbeteren en technisch advies verlenen bij herstructureringen.
Het kabinet ondersteunt dit initiatief en zet zich actief in voor de versterking ervan.
18
Kunt u aangeven wat de totale klimaatfinanciering van Nederland voor 2026 gaat zijn?
Antwoord
De HGIS-nota 2026 geeft een schatting van de totale klimaatfinanciering van Nederland
op basis van de beschikbare informatie. Daarbij kiest het kabinet voor een conservatieve
benadering. Voor 2026 is deze schatting EUR 2,9 miljard. De daadwerkelijk gerealiseerde
klimaatfinanciering wordt in mei 2027 in het HGIS-jaarverslag 2026 met uw Kamer gedeeld.
19
Waarom wordt er anders gerapporteerd dan in de HGIS-nota van 2025?
Antwoord
Op COP-29 in 2024 is een nieuw collectief klimaatfinancieringsdoel voor 2035 vastgesteld,
de New Collective Quantified Goal (NCQG). Hierin is een belangrijke rol weggelegd voor klimaatrelevante financieringen
door de multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s). Anders dan in het verleden wordt
hierbij gekeken naar álle klimaatrelevante investeringen van deze banken, ook als
deze zijn gerealiseerd vanuit bijdragen van niet-traditionele donorlanden. In lijn
hiermee heeft het kabinet de opbouw van de HGIS-nota geactualiseerd en het aan Nederland
toe te rekenen aandeel van de publieke klimaatfinanciering van MDB’s zichtbaar gemaakt.
20
Hoe verhoudt de circa € 900 miljoen publieke klimaatfinanciering door ontwikkelingsbanken
zich tot het bedrag dat in de HGIS-nota van 2025 was begroot?
Antwoord
In de HGIS-nota voor 2025 nam het kabinet de verwachte publieke betaling aan het kapitaal
van de multilaterale ontwikkelingsbanken op als onderdeel van de geschatte EUR 900
miljoen publieke klimaatfinanciering. Deze betaling werd geschat op EUR 100 miljoen
vanuit het Ministerie van Financiën en een deel van de EUR 20 miljoen van begrotingsartikel
5 van de BHO-begroting.
In de HGIS-nota 2026 is de systematiek, in lijn met het nieuwe collectief klimaatfinancieringsdoel
(New Quantified Collective Goal, NCQG), veranderd. In de NCQG is een belangrijke rol weggelegd voor klimaatrelevante
financieringen door MDB’s, waarbij het gaat om de zogenoemde outflows van deze banken. In de HGIS-nota 2026 maakt het kabinet daarom niet langer de Nederlandse
betaling aan MDB’s maar het aan Nederland toe te rekenen aandeel van de publieke klimaatfinanciering van MDB’s zichtbaar. Deze wordt geschat op EUR
1,1 miljard.
21
Waarom ligt de prognose voor gemobiliseerde private klimaatfinanciering in 2026 (€ 900
miljoen) aanzienlijk lager dan de gerealiseerde financiering in 2024 (€ 1.380 miljoen)?
Antwoord
Voor de inschatting van de gemobiliseerde private klimaatfinanciering wordt het gemiddelde
van de laatste vier jaar gebruikt. Deze methodiek passen we al enkele jaren toe en
is ingegeven door de aanmerkelijke jaarlijkse schommelingen in het verleden. Deze
methodiek vangt echter maar ten dele de gerealiseerde groei van de private mobilisatie
die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Zoals ook benoemd in de HGIS-nota 2026,
is er een gerede kans dat de daadwerkelijke mobilisatie hoger uitvalt.
22
Hoe wordt de gemobiliseerde private klimaatfinanciering naar verwachting verdeeld
over mitigatie, adaptatie en klimaatschade? En welk deel hiervan gaat naar verwachting
naar de minst ontwikkelde landen (Least Developed Countries, LDC’s) en kleine eilandstaten
(Small Island Developing States, SIDS)?
Antwoord
Jaarlijks berekent een onafhankelijke partij de private ontwikkelings-, klimaat- en
biodiversiteitsfinanciering die kan worden toegerekend aan de Nederlandse publieke
inzet. De resultaten worden gepubliceerd in een rapport, met als meest recente publicatie
de rapportage over 2024.1
Naar verwachting zal de verdeling van de private klimaatfinanciering over mitigatie,
adaptatie en klimaatschade en over de landengroepen weinig veranderen tussen 2024
en 2026. De gerealiseerde verdeling in 2024 geeft daarmee een schatting voor 2026.
In 2024 kwam 61% van de private klimaatfinanciering (exclusief de financiering vanuit
de MDB’s) ten goede aan mitigatie, 16% aan adaptatie en 23% bevorderde beiden. Verder
kwam 9% (ook exclusief multilaterale ontwikkelingsbanken) ten goede aan de minst ontwikkelde
landen. Het kabinet heeft geen inzicht in de gemobiliseerde private klimaatfinanciering
die gaat naar klimaatschade of naar de kleine eilandstaten (SIDS).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier