Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. verslag van de Raad Algemene Zaken van 21 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-02-3264)
2025D45992 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal fracties de behoefte
vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Buitenlandse
Zaken d.d. 5 november 2025 inzake de Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken
van 17 november 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3268) en de brief d.d. 27 oktober 2025 inzake Verslag van de Raad Algemene Zaken d.d.
21 oktober 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3264).
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
De griffier van de commissie,
Blom
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
II
Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 17 november 2025, en willen in dit
kader enkele specifieke aandachtspunten onder de aandacht brengen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de onderhandelingen over het Meerjarig
Financieel Kader (MFK) 2028–2034 zich in een cruciale fase bevinden. Deze leden delen
het uitgangspunt dat de Europese begroting gemoderniseerd moet worden en meer gericht
moet zijn op de grote strategische uitdagingen van deze tijd: concurrentiekracht,
veiligheid en defensie. Tegelijkertijd benadrukken deze leden dat dit niet mag leiden
tot een uitholling van budgetdiscipline of een vergroting van de Europese uitgaven.
In hoeverre acht het kabinet de voorgestelde modernisering van het MFK in balans met
de noodzaak tot financiële houdbaarheid en doelmatigheid? En welke lidstaten delen
het Nederlandse standpunt dat Europese middelen primair moeten worden ingezet waar
samenwerking daadwerkelijk toegevoegde waarde heeft?
Wat betreft de Nationale en Regionale Partnerschapsplannen (NRPP), waarmee de Commissie
beoogt om 14 fondsen onder één overkoepelend kader te brengen, zien de leden van de
VVD-fractie voordelen in de grotere flexibiliteit voor lidstaten en de nadruk op resultaatsgericht
beleid. Tegelijkertijd begrijpen zij de zorgen over mogelijke renationalisatie van
het cohesie- en landbouwbeleid en het risico dat de rol van het Europees Parlement
en regionale actoren wordt verzwakt. Hoe beoordeelt het kabinet deze spanning tussen
flexibiliteit en Europese samenhang? En op welke wijze kan worden geborgd dat de bundeling
van fondsen niet leidt tot verminderde transparantie of controle op de besteding van
middelen?
De leden van de VVD-fractie merken op dat het Europees Parlement forse kritiek heeft
geuit op het voorstel voor de NRPP en zelfs heeft gedreigd het gehele MFK-voorstel
te blokkeren indien de Commissie geen aanpassingen doorvoert. Ook binnen de Raad zijn
de meningen verdeeld. Verschillende lidstaten, waaronder Duitsland en een groot aantal
landbouwlanden, hebben bezwaar tegen het samenvoegen van landbouw- en cohesiemiddelen.
Hoe schat het kabinet de haalbaarheid van het huidige voorstel in? En hoe positioneert
Nederland zich binnen dit krachtenveld om enerzijds de modernisering van de begroting
te behouden, maar anderzijds te voorkomen dat onnodige vertraging optreedt in de besluitvorming?
Ten aanzien van de rechtsstatelijke ontwikkelingen binnen de Europese Unie maken de
leden van de VVD-fractie zich zorgen over de situatie in Bulgarije. De signalen over
politieke beïnvloeding van de rechterlijke macht, gebrekkige corruptiebestrijding
en druk op onafhankelijke media zijn ernstig. Nu Bulgarije per 1 januari 2026 toetreedt
tot de eurozone, achten deze leden het van belang dat de rechtsstaatsconditionaliteit
daadwerkelijk wordt toegepast. In hoeverre acht het kabinet het verantwoord dat EU-middelen
naar Bulgarije blijven stromen zolang de tekortkomingen in de rechtsstaat niet zijn
verholpen? En is Nederland bereid om, samen met gelijkgezinde lidstaten, binnen de
Raad te pleiten voor een striktere koppeling tussen Europese financiering en naleving
van fundamentele waarden?
De leden van de VVD-fractie hebben tevens kennisgenomen van het Werkprogramma 2026
van de Europese Commissie. Deze leden onderschrijven de ambitie om de Europese Unie
economisch en technologisch weerbaarder te maken en juichen toe dat de Commissie meer
nadruk legt op concurrentiekracht, innovatie en strategische autonomie. Tegelijkertijd
waarschuwen deze leden voor het risico van verdere centralisatie en overregulering.
Hoe beoordeelt het kabinet de balans tussen Europese slagkracht en nationale verantwoordelijkheid
in dit werkprogramma? En op welke wijze kan Nederland bijdragen aan de uitvoering
van de voorstellen op een manier die ondernemerschap en innovatie stimuleert, zonder
dat dit leidt tot nieuwe bureaucratie of extra lasten voor bedrijven en burgers?
In datzelfde kader onderstrepen de leden van de VVD-fractie dat de EU zelf sterk moet
staan om bestand te zijn tegen handelstarieven en geopolitieke schommelingen. Dat
vraagt om versterking van de interne markt, verdieping van de kapitaalmarktunie en
het aangaan van nieuwe handelsrelaties. Deze leden benadrukken het belang van het
sluiten van meer handelsverdragen om strategische afhankelijkheden af te bouwen. Het
is dan ook onacceptabel dat het EU-Mercosur-verdrag met Zuid-Amerika wordt geblokkeerd.
Dit verdrag is essentieel voor de strategische soevereiniteit van Europa, omdat het
toegang biedt tot kritieke grondstoffen en Zuid-Amerikaanse landen nauwer aan Europa
bindt in plaats van aan China of Rusland. Tegelijkertijd helpt het om onze kwetsbare
afhankelijkheden van China te verminderen. Hoe beoordeelt de Minister de huidige blokkade
van het EU-Mercosur-verdrag, en welke mogelijkheden ziet hij om dit proces te versnellen?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet ervoor zal zorgen dat
Nederland actief betrokken blijft bij de verdere onderhandelingen over het MFK en
het werkprogramma, met een duidelijke inzet op een doelgerichte en toekomstbestendige
Unie, waarin resultaten voor burgers en ondernemers centraal staan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken van 17 november 2025. Hierover hebben de leden
nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen welk standpunt het kabinet zal uitdragen als het
gaat om het opheffen van unanimiteit bij besluiten op het gezamenlijk buitenlandbeleid.
Is het kabinet het eens dat unanimiteit een land als Hongarije nu steeds de mogelijkheid
geeft om de rest van de Unie in de houdgreep te houden als het gaat om Oekraïne en
sancties tegen Rusland? Wat gaat de Minister concreet inbrengen wanneer hij in de
geannoteerde agenda schrijft: «Daarnaast zal Nederland het belang van meer flexibiliteit
rondom ruimtelijke ordeningsproblematiek benadrukken»?
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe het kabinet het voorstel van de Europese
Commissie voor een CO2-reductiedoelstelling van 90% in 2040 beoordeelt. Wat is hierin het standpunt geweest
van Nederland? Waarom is er gekozen voor 90% en niet voor de eerder geadviseerde 95%?
Hoe gaat de Minister dit vertalen naar de Nederlandse doelstelling voor 2040?
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wat de laatste stand van zaken is omtrent
het gebruiken van de Russische bevroren tegoeden voor de financiering van de steun
aan Oekraïne. Welke rol ziet de Minister voor Nederland om de Belgische blokkade te
verhelpen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Deze leden verwijzen graag naar de inbreng die namens de fractie is ingediend
bij het schriftelijk overleg van 1 oktober 2025 aangaande de Kabinetsappreciatie Meerjarig
Financieel Kader 2028–2034. Deze leden hebben daar een aantal vragen gesteld, waarop
zij het antwoord nog verwachten.
De leden van de BBB-fractie vinden het positief dat de NRPP-middelen kunnen worden
ingezet ten behoeve van de defensie-industrie, militaire mobiliteit, civiele en militaire
weerbaarheid en voor migratie-gerelateerde uitgaven in derde landen. Deze leden vragen
of er middelen uit het NRPP ter beschikking gesteld kunnen worden ter ondersteuning
van de agrarische sector.
Ook vragen de leden van de BBB-fractie hoe dit de begrotingsstructuur verder kan vereenvoudigen,
zoals de geannoteerde agenda stelt. Daarnaast willen deze leden graag horen hoe de
controle van deze middelen zowel nationaal als Europees verloopt.
De leden van de BBB-fractie vragen of de koppeling in het NRPP-voorstel tussen hervormingen
en uitkering van EU-middelen gewenst is. Het is voor lidstaten niet altijd even makkelijk
om EU-doelstellingen te behalen. Ook Nederland heeft moeite met het behalen van verschillende
EU-doelstellingen. Hoe wordt met dit kabinetsstandpunt voorkomen dat Nederland EU-middelen
misloopt die juist nodig zijn voor het behalen van de EU-doelstellingen waaraan deze
middelen gekoppeld gaan worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsinzet ten aanzien
van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen naar het krachtenveld in de Raad rondom pijler
1, en specifiek met betrekking tot de discussie over zelfstandigheid van landbouw
en cohesie binnen het MFK. Deze leden vragen wat hierin precies de positie van het
kabinet is. Ook vragen deze leden wat het kabinet vindt van het standpunt van de groep
lidstaten die voor zelfstandigheid van landbouw en cohesie binnen het MFK is en hoe
groot deze groep lidstaten is. Deze leden vragen of het klopt dat de Commissie deze
lidstaten al enigszins tegemoet gekomen is en zo ja, wat de voorstellen zijn en hoe
het kabinet hiernaar kijkt.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet geen voorstander is van de nieuwe
voorgestelde leenfaciliteit voor het ophogen van de NRPP. Deze leden vragen of het
kabinet dieper wil ingaan op dit voorstel van de Commissie. Deze leden vragen wat
precies het doel van deze faciliteit is, en waar deze middelen voor gebruikt zouden
kunnen worden. Ook vragen deze leden of bekend is hoe deze faciliteit vormgegeven
zou worden en of dat via een bestaand of nieuw vehikel zou zijn. Deze leden vragen
of het kabinet wil ingaan op de door de Commissie genoemde voordelen, bijvoorbeeld
dat op deze manier makkelijker middelen beschikbaar komen voor grensoverschrijdende
Europese doelen, zoals investeringen in defensie-industrie en energie-infrastructuur.
Deze leden lezen dat het kabinet geen voorstander is, omdat volgens het kabinet geen
sprake is van een crisissituatie. Deze leden vragen of het klopt dat het kabinet hiermee
van mening is dat financiering door gemeenschappelijke schuld in crisissituaties wel
geëigend is. Tot slot vragen deze leden naar het krachtenveld in de Raad ten aanzien
van dit specifieke voorstel.
II. Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
L.B. Blom, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.