Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rooderkerk over het artikel 'Homo zijn mag wel, homo doen niet: de dubbele boodschap in religieus onderwijs'
Vragen van het lid Rooderkerk (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «Homo zijn mag wel, homo doen niet: de dubbele boodschap in religieus onderwijs» (ingezonden 7 oktober 2025).
Antwoord van Minister Moes (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van Staatssecretaris
Becking (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 10 november 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de in dit artikel genoemde lesmethoden waar op stigmatiserende manieren
over onder andere LHBTI-personen en mensen met Joodse komaf wordt gesproken?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Heeft de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) zicht op hoeveel scholen
deze of soortgelijke methoden gebruiken?
Antwoord 2
Nee, de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) houdt geen overzicht van lesmethoden
bij omdat zij geen toezicht houdt op lesmethoden als zodanig. Daarin handelt zij in
lijn met artikel 23 van de Grondwet, waarin staat dat de keuze voor leermiddelen vrij
is.
Vraag 3
Zo ja, kunt u inzicht verschaffen in deze cijfers?
Antwoord 3
Nee, zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Waren deze methoden bekend bij de inspectie voorafgaand aan deze rapportage van Nieuwsuur?
Antwoord 4
De inspectie houdt geen toezicht op lesmateriaal als zodanig, daarin handelt zij in
lijn met artikel 23 van de Grondwet waarin staat dat de keuze voor leermiddelen vrij
is. De inspectie betrekt in haar toezicht wel de manier waarop het lesmateriaal wordt
gebruikt om te beoordelen of de school handelt in lijn met de wettelijke burgerschapsopdracht.
De wettelijke burgerschapsopdracht eist van scholen dat ze de basiswaarden van de
democratische rechtsstaat bevorderen en daar niet mee in strijd handelen.
In dit verband geeft de inspectie aan bekend te zijn met lesmateriaal zoals genoemd
in de rapportage. Daarbij benadrukt de inspectie dat niet alles wat in dit materiaal
te vinden is, in de les wordt gebruikt.
Vraag 5
Bent u het er mee eens dat de voorbeelden die in dit artikel worden gebruikt homofobie
normaliseren, zoals ook door de geciteerde religiewetenschapper wordt gesteld?
Antwoord 5
Ik schrik van het lesmateriaal waar de geciteerde religiewetenschapper naar verwijst,
waarin onder meer wordt gesuggereerd dat homoseksuele relaties de samenleving zouden
ontwrichten en onhygiënisch zouden zijn. Dit soort suggesties kunnen ertoe leden dat
kinderen leren om homoseksualiteit met verval en ziekte te associëren en een afkeer
krijgen van homoseksualiteit en homoseksuele personen. Dat zijn denkbeelden waar het
onderwijs nooit aan bij mag dragen.
Om te voorkomen dat het onderwijs aan dit soort denkbeelden bijdraagt, geldt in Nederland
de wettelijke burgerschapsopdracht die van scholen eist dat ze de basiswaarden van
de democratische rechtsstaat bevorderen en daar niet mee in strijd handelen. De inspectie
ziet erop toe dat scholen aan deze eisen voldoen.
In haar toezicht kijkt de inspectie ook naar de manier waarop lesmateriaal wordt gebruikt.
Als lesmateriaal kan leiden tot homofobie of tot andere vormen van onverdraagzaamheid,
is het van wezenlijk belang dat scholen hier via hun onderwijs tegenwicht aan bieden.
Doen ze dit niet, dan handelen ze in strijd met de wettelijke burgerschapsopdracht
en zal de inspectie ze hierop aanspreken en waar nodig een herstelopdracht geven.
Vraag 6
Passen de voorbeelden die in dit artikel worden gebruikt, zowel over de verhouding
tussen man en vrouw en de houding ten opzichte van LHBTI-personen, binnen de kaders
van de kerndoelen, in het bijzonder kerndoel 38 en de burgerschapsopdracht?
Antwoord 6
De wettelijke burgerschapsopdracht eist van scholen dat ze de basiswaarden van de
democratische rechtsstaat bevorderen. Dat betekent onder meer dat scholen bevorderen
dat leerlingen respectvol omgaan met verschillen, zowel in geslacht als in seksuele
gerichtheid. Het laatste vormt ook de kern van kerndoel 38 voor het (speciaal) basisonderwijs
en de bovenbouw van het voortgezet (speciaal) onderwijs.
Op basis van lesmateriaal alleen kan de inspectie niet beoordelen of een school bevordert
dat leerlingen respectvol omgaan met verschillen in geslacht of seksuele gerichtheid.
De inspectie moet daarvoor ook de context meenemen en de manier waarop het lesmateriaal
gebruikt wordt. De signalen van Nieuwsuur pakt de inspectie serieus op. De inspectie
zal de signalen wegen en waar nodig onderzoek doen. Als de inspectie constateert dat
scholen niet voldoen aan de wettelijke burgerschapsopdracht of aan het kerndoel 38,
handelen ze in strijd met de wet en zal de inspectie vervolgstappen zetten, bijvoorbeeld
in de vorm van een herstelopdracht aan de betrokken school.
Vraag 7
Kunt u vraag 6 beantwoorden specifiek in relatie tot de volgende teksten over Joden
in de oudheid waarbij de methode historische verhalen over «het volk van Isra’iel»
en «de Joden» uit de oudheid verbindt aan liefde voor geld, en zegt dat deze mensen
zich beter voelden dan anderen die geen «Joods bloed» in hun aderen hadden – waarbij
een vergelijking wordt gemaakt met de volgelingen van Hitler en over homoseksualiteit,
waarover in de methode onder meer de vraag staat waarom moslims niet mogen trouwen
met hetzelfde geslacht met in de lerarenhandleiding als antwoord: «Ontwrichting van
de samenleving (geen stabiele gezinnen waarin vader en moeder een voorbeeldfunctie
[sic], uitsterving van de mens, hygiënisch oogpunt, het kan (ernstige) ziektes veroorzaken.»?
Antwoord 7
In het verlengde van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat ligt ook het
afwijzen van discriminatie. Scholen zijn bij wet verplicht dit te bevorderen, de inspectie
ziet hierop toe.
In de aangehaalde teksten over Joden, zie ook ik het risico dat ze discriminatie,
specifieker antisemitisme, in de hand werken. Dit mag in geen geval gebeuren. Opnieuw
is hier dan ook van wezenlijk belang dat scholen hier via hun onderwijs tegenwicht
aan bieden. Doen ze dit niet, dan handelen ze in strijd met de wet en zal de inspectie
ze hierop aanspreken en waar nodig een herstelopdracht geven.
Vraag 8
Kunt u per voorbeeld aangeven welke stappen worden ondernomen om het gebruik van deze
lesmethode tegen te gaan?
Antwoord 8
In haar toezicht kijkt de inspectie naar de manier waarop lesmateriaal wordt gebruikt.
Als de inspectie constateert dat het gebruik van het lesmateriaal in strijd is met
de wet, bijvoorbeeld omdat scholen geen tegenwicht bieden aan discriminatoire denkbeelden
die in het lesmateriaal naar voren komen, zal zij de school hierop aanspreken.
Ieder signaal van onderwijs dat in strijd is met de basiswaarden van de democratische
rechtsstaat neemt de inspectie uiterst serieus. De inspectie zal de signalen vanuit
Nieuwsuur wegen en waar nodig onderzoek doen en vervolgstappen zetten, bijvoorbeeld
in de vorm van een herstelopdracht aan de betrokken school.
Vraag 9
Is dit kerndoel naar uw mening scherp genoeg geformuleerd om lespraktijken tegen te
gaan die homofobie of discriminatie in de hand werken?
Antwoord 9
Het kerndoel 38 en de wettelijke burgerschapsopdracht zijn samen scherp genoeg geformuleerd
om scholen te kunnen houden aan de verplichting om de basiswaarden van de democratische
rechtsstaat te bevorderen en om strijdigheid met basiswaarden tegen te gaan. Dat betekent
onder meer dat het onderwijs niet mag aanzetten tot homofobie of discriminatie en
het tegengaan daarvan moet bevorderen.
Op dit moment worden de kerndoelen geactualiseerd, als onderdeel van de actualisatie
komen er nieuwe kerndoelen burgerschap voor het leergebied burgerschap specifiek.
In die kerndoelen zullen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en dus het
belang van afwijzing van homofobie en discriminatie nog nadrukkelijker verankerd zijn.
In september heb ik de definitieve conceptkerndoelen burgerschap met uw Kamer gedeeld.
Vraag 10
Hoe vaak is er al door de inspectie ingegrepen bij scholen waar stigmatiserende methodes
worden gebruikt die homofobie of discriminatie in de hand werken?
Antwoord 10
De inspectie grijpt niet in bij scholen op basis van lesmateriaal alleen: het is afhankelijk
van de context en van de manier waarop het lesmateriaal gebruikt wordt of moet worden
geconstateerd dat de school handelt in strijd met de wet. De inspectie let erop dat
het onderwijs als geheel niet in strijd is met de basiswaarden van de democratische
rechtsstaat.
Er zijn enkele gevallen bekend waarin de inspectie een herstelopdracht heeft gegeven
aan scholen die handelden in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.
Deze gevallen zijn destijds ook door de media belicht. De inspectie heeft toen nauwgezet
toegezien op realisering van de herstelopdracht, zodat het onderwijs weer in overeenstemming
werd gebracht met de wettelijke eisen.
Vraag 11
Wat betekent het bieden van «tegenwicht tegen» of «context bij» de aangehaalde denkbeelden
en hoe moet dit in de praktijk worden vormgegeven?
Antwoord 11
Een school bepaalt zelf hoe zij tegenwicht biedt aan of context geeft bij lesmateriaal
dat potentieel discriminatie of onverdraagzaamheid in de hand werkt. Of een school
dit in voldoende mate doet, zal per geval door de inspectie worden beoordeeld. Van
belang is dat de school voldoet aan de wettelijke burgerschapsopdracht, die van scholen
eist dat ze de basiswaarden van de democratische rechtsstaat bevorderen. Doen ze dit
niet, dan handelen ze in strijd met de wet en zal de inspectie ze hierop aanspreken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.