Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Martens-America en Van Eijk over het bericht 'Door angst voor schijnzelfstandigheid worden wachtlijsten bij UWV nog langer'
Vragen van de leden Martens-America en Van Eijk (beiden VVD) aan de Staatssecretarissen van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Door angst voor schijnzelfstandigheid worden wachtlijsten bij UWV nog langer» (ingezonden 2 oktober 2025).
Antwoord van Minister Paul (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van Staatssecretaris
Heijen (Financiën), mede namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 10 november
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat het UWV per 1 oktober afscheid neemt van tientallen
verzekeringsartsen die als zzp’er hun werkzaamheden verrichtten? Wat heeft u gedaan
om dit te voorkomen?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Zoals uiteengezet in de voortgangsbrief van 11 juni
jl.2 zijn er bij UWV-verzekeringsartsen die werken als zzp’ers. UWV heeft deze artsen
de afgelopen tijd meerdere keren een aanbod gedaan om bij UWV in dienst te treden,
omdat in deze gevallen sprake kan zijn van schijnzelfstandigheid. Slechts een klein
deel is hierop ingegaan. Uiteraard is dit uiteindelijk een individuele afweging van
de betreffende artsen.
Vraag 2
In de motie-Aartsen c.s.3 werd de regering verzocht de handhavingsstrategie zo te wijzigen dat risicogericht
gehandhaafd wordt, met de focus op probleemgevallen zoals gedwongen zelfstandigheid,
onderbetaling en evidente schijnzelfstandigen; is daar naar uw oordeel en dat van
de Belastingdienst sprake van bij verzekeringsartsen die in opdracht van het UWV werken?
Zo nee, waarom worden deze contracten dan beëindigd? Handhaaft de Belastingdienst
op dit soort gevallen?
Antwoord 2
UWV houdt bij de inhuur van verzekeringsartsen rekening met de regels voor het werken
met zelfstandigen, maar onderkent ook dat het werk kenmerken heeft die kunnen wijzen
op schijnzelfstandigheid (zie ook het UWV-jaarverslag 2023). UWV is tot het oordeel
gekomen dat inhuur van verzekeringsartsen een groot risico op schijnzelfstandigheid
oplevert. Daarom wil UWV-artsen niet langer inhuren als zelfstandigen.
De Belastingdienst handhaaft risicogericht. Dat is niet veranderd op 1 januari 2025
en ook de wet- en regelgeving rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie is niet
gewijzigd op 1 januari 2025. Het enige dat veranderd is, is dat het handhavingsmoratorium
voor de Belastingdienst op de kwalificatie van de arbeidsrelaties voor de loonheffingen
is opgeheven. De Belastingdienst kan op grond van zijn geheimhoudingsplicht niet beantwoorden
of van handhaving sprake is bij verzekeringsartsen die in opdracht van UWV werken.
Vraag 3
Is er door juristen in opdracht van het UWV per individuele zzp’er besloten of deze
aan de hand van het geldend wettelijk kader als zzp’er opdrachten bij het UWV mag
aannemen? Zo ja, is er ook met elke individuele zzp’er een gesprek opgestart om te
kijken wat de mogelijkheden zijn om wél aan het wettelijk kader te voldoen? Zo nee,
waarom niet? Het wettelijk kader en de holistische weging laat immers ruimte voor
individuele weging. Geeft de handhavingsstrategie van de Belastingdienst reden tot
generieke beëindiging van alle opdrachtovereenkomsten?
Antwoord 3
Zoals toegelicht bij de beantwoording van vraag 2 heeft UWV geconstateerd dat het
verrichten van werkzaamheden als verzekeringsarts bij UWV door een zelfstandige tot
schijnzelfstandigheid kan leiden. Om deze reden is een besluit genomen om niet langer
UWV-artsen in te huren als zelfstandigen. Dit besluit is in een gesprek met elke zelfstandige
verzekeringsarts toegelicht. In deze gesprekken is aan iedere goed functionerende
zelfstandige verzekeringsarts die ingezet was bij UWV de mogelijkheid geboden om in
dienst te treden.
Het is niet aan de Belastingdienst of opdrachtovereenkomsten al dan niet beëindigd
moeten worden. Het is aan contractpartijen (in dit geval UWV en de zzp’er) om een
beslissing te nemen over het al dan niet beëindigen of aanpassen van contracten.
Vraag 4
Vindt u het proportioneel dat de Belastingdienst, met beperkte handhavingscapaciteit,
de reikwijdte van de handhaving op alle segmenten en sectoren van de arbeidsmarkt
legt in plaats van risicogericht op gevallen van kwade trouw en onderbetaling?
Antwoord 4
Schijnzelfstandigheid komt in alle sectoren voor. Daarom handhaaft de Belastingdienst
risicogericht. Bovendien is het vooraf niet bekend of er sprake is van kwade trouw
of onderbetaling. Dat kan pas vastgesteld worden als de Belastingdienst een boekenonderzoek
heeft gedaan. Verder is het onderbetalen op zich niet relevant voor de vraag of er
sprake is van een arbeidsrelatie die voor de loonheffingen kwalificeert als een dienstbetrekking.
Daarvoor zijn alle feiten en omstandigheden van het individuele geval relevant, de
hoogte van de beloning en de wijze waarop de beloning tot stand is gekomen (heeft
de zzp’er veel of weinig onderhandelingsruimte over het tarief) zijn slechts enkele
elementen.
De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de arbeidswetten,
waaronder ook eventuele onderbetaling op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
(Wml). De Arbeidsinspectie doet dit risicogericht.
Vraag 5
Bent u bereid om, indien nodig, de handhavingsstrategie van de Belastingdienst aan
te scherpen om ontwrichtende en onwenselijke gevolgen van de handhaving op schijnzelfstandigheid
te voorkomen?
Antwoord 5
Er zijn geen signalen bekend dat de handhavingsstrategie van de Belastingdienst leidt
tot ontwrichtende en onwenselijke gevolgen. Het opheffen van het handhavingsmoratorium
is met de hoogst mogelijke zorgvuldigheid gedaan. Het opheffen van het handhavingsmoratorium
is lang van tevoren aangekondigd (2022), zodat de markt voldoende ruimte heeft gehad
om zich hierop voor te bereiden. We hebben veel energie gestoken in de samenwerking
met de markt en in de communicatie om zo veel mogelijk duidelijkheid te geven over
wanneer er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking. Er is sprake van een ingroeimodel,
hetgeen betekent dat de Belastingdienst pas in 2030 weer tot 5 jaar terug correctieverplichtingen
en naheffingsaanslagen loonheffingen kan opleggen. Voor 2025 geldt verder een zachte
landing.
Dat betekent dat de Belastingdienst in beginsel start met een bedrijfsgesprek, in
beginsel kiest voor een onderzoek van het meest recente tijdvak en er over 2025 geen
boetes worden opgelegd. Verder heeft de Belastingdienst in zijn handhaving ruimte
voor maatwerk en oog voor de menselijke maat.
Vraag 6
Wat is de rationale dat er bij de UHT nog generiek met zzp’ers gewerkt wordt, maar
bij het UWV in zijn geheel niet? Was dit een besluit van de Staatssecretaris van Financiën
– Herstel en Toeslagen? Zijn er andere (lagere) overheidsorganisaties (uitvoering
of niet) waar zzp’ers nog wel opdrachten krijgen? Zo ja, waarom daar wel en bij het
UWV niet?
Antwoord 6
De UHT is een tijdelijke organisatie die vanaf 2020 is opgericht om de hersteloperatie
voor gedupeerde ouders vorm te geven. De inhuur van zzp’ers via bemiddelingsbureaus
was hierbij noodzakelijk om ouders herstel te kunnen bieden. In de voortgangsrapportages
Hersteloperatie Toeslagen die uw Kamer vanaf 2020 ontvangt van de Staatssecretaris
van Herstel en Toeslagen en haar voorgangers is hier ook melding van gemaakt. Per
1 september 2025 zijn er geen schijnzelfstandigen meer werkzaam bij UHT. Daarmee is
voldaan aan de toezegging aan uw Kamer om het aantal potentieel schijnzelfstandigen
binnen de herstelorganisatie uiterlijk eind 2025 volledig af te bouwen. Een deel van
de – voorheen (potentieel) – schijnzelfstandigen is behouden voor de hersteloperatie
door indiensttreding bij UHT ofwel door detachering via een broker.
Er zijn zeker overheidsorganisaties waar zzp’ers nog opdrachten krijgen. Ook worden
nog altijd zzp’ers ingezet bij UWV. U kunt dan bijvoorbeeld denken aan opdrachten
met een resultaatsverplichting die kortdurend van aard zijn. De inzet vindt met name
plaats op ICT-opdrachten, maar ook op een aantal andere domeinen.
In algemene zin is het voorstelbaar dat organisaties hun bestaande samenwerkingen
beoordelen en zo nodig aanpassen als zij twijfels hebben of er in lijn met de geldende
wetgeving wordt gewerkt. Dat is ook de oproep die aan werkgevenden en werkenden wordt
gedaan, bijvoorbeeld via de publiekscampagne en www.hetjuistecontract.nl. Dit geldt ook voor overheidsorganisaties. Deze zijn in het bijzonder door de Minister
van BZK opgeroepen om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. De Minister van BZK zal
op korte termijn uw Kamer informeren over de voortgang op het afbouwen van schijnzelfstandigheid
binnen de Rijksoverheid.
Vraag 7
Hoe vordert de uitvoering van de motie-Aartsen c.s. waarin de regering werd verzocht
een publiekscampagne op te starten om opdrachtgevers te wijzen op de mogelijkheden
die er wél zijn om met zzp’ers te werken?4
Antwoord 7
In augustus 2025 is de publiekscampagne gestart. Dit betreft een vervolg op de eerdere
campagne die in de maanden november en december 2024 heeft plaatsgevonden. De huidige
campagne bestaat uit twee delen, waarbij het tweede gedeelte in november en december
2025 zal plaatsvinden.
In deze campagne wordt onder meer gebruik gemaakt van advertenties op online media,
podcasts en radio. De inzet van deze campagne is tweeledig. Er wordt ingezet op het
informeren over het voorkomen van schijnzelfstandigheid, maar ook op hoe juist wel
met of als zelfstandige(n) kan worden gewerkt. Zo wordt er geadverteerd met artikelen
op nieuwssites waar wordt uitgelegd wanneer sprake is van werken als zelfstandige,
ook om onnodige angst bij opdrachtgevers en werkenden tegen te gaan. De effectiviteit
van de campagne wordt gemonitord en zal na afloop (na december 2025) bekend worden.
Ook is er in de gesprekken met sectorpartijen en de voorlichtingsbijeenkomsten die
door de Belastingdienst en het Ministerie van SZW worden georganiseerd voortdurend
aandacht voor wanneer juist wel met zelfstandigen gewerkt kan worden. Ook in 2026
zal hiervoor – in lijn met de motie Aartsen c.s. – nadrukkelijk aandacht blijven.
Vraag 8
Vindt u oplopende wachtlijsten bij het UWV een wenselijk en proportioneel gevolg van
de handhaving op schijnzelfstandigheid?
Antwoord 8
Het is belangrijk om schijnzelfstandigheid te bestrijden en dat ook de overheid daarin
zijn verantwoordelijkheid neemt. Er worden bij de aanpak van schijnzelfstandigheid
ook geen uitzonderingen gemaakt. UWV neemt afscheid van verzekeringsartsen, omdat
mogelijk sprake zou kunnen zijn van schijnzelfstandigheid. Deze artsen hebben allemaal
het aanbod gekregen om bij UWV in dienst te komen, maar een groot deel is niet op
dat aanbod ingegaan. Zoals uiteengezet in de voortgangsbrief van 11 juni jl. heeft
het vertrek van verzekeringsartsen impact op het aantal mensen dat te lang wacht op
een sociaal-medische beoordeling en op de duur van de wachttijden. UWV blijft zich
maximaal inzetten voor de werving van artsen, en we werken samen aan oplossingen voor
de mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Dit uiteraard
binnen de kaders van wet- en regelgeving.
Vraag 9
Hoe verhoudt het besluit van het UWV om helemaal niet meer met zzp’ers te werken zich
tot de breed aangenomen motie-Aartsen c.s. die de regering verzocht om rijksbreed,
op voorhand en categorisch geen zzp’ers meer uit te sluiten bij opdrachten?5 Worden zzp’ers door het UWV categorisch uitgesloten?
Antwoord 9
Zoals vermeld bij antwoord 6 zijn er nog altijd zzp’ers werkzaam bij het UWV.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.