Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paternotte over de antiregeringsprotesten in Georgië
Vragen van het lid Paternotte (D66) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de antiregeringsprotesten in Georgië (ingezonden 10 oktober 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 5 november 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de recente grootschalige demonstraties en arrestaties in
Tbilisi?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens dat wij als Nederland en Europa alles moeten doen wat in onze macht
ligt om alle burgers op ons continent te beschermen tegen democratische afbrokkeling
en invloed vanuit Rusland?
Antwoord 2
De agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne en de destabiliserende invloed van Rusland
in landen aan zijn grenzen vormen een grote dreiging voor de Europese veiligheid en
democratie. Het bestendigen van de democratische rechtstaat in deze landen is een
prioriteit voor het kabinet. Via de MATRA en mensenrechten instrumenten ondersteunt
Nederland landen die grenzen aan de EU in het versterken van de eigen democratische
en rechtsstaatinstituties en respect voor mensenrechten. De betreffende programma’s
dragen bij aan de stabiliteit in deze landen en het beperken van Russische beïnvloeding.
Daarnaast zet het kabinet in op het versterken van de weerbaarheid van deze landen
door middel van ondersteuning in het tegengaan van hybride dreigingen, zoals recentelijk
in aanloop naar de verkiezingen in Moldavië.
Vraag 3
Deelt u de opvatting van uw voorganger, de heer Veldkamp, dat Nederland niet moet
aarzelen om alle unilaterale en multilaterale middelen in te zetten wanneer de Georgische
autoriteiten doorgaan met het ondermijnen van de democratie en het schenden van mensenrechten?
Antwoord 3
De situatie in Georgië is zeer verontrustend. Het kabinet heeft dan ook verschillende
unilaterale en multilaterale middelen ingezet om de situatie in Georgië te adresseren.
Zo zijn samenwerkingsprogramma’s met de Georgische autoriteiten opgeschort, zoals
Georgische deelname aan het MATRA Rule of Law trainingsprogramma, en zijn politieke en hoogambtelijke contacten afgeschaald. Ook
heeft Nederland het Weens Mechanisme binnen de OVSE geïnitieerd. Op basis van dit
mechanisme hebben 38 OVSE-landen Georgië kritisch bevraagd over de mensenrechtensituatie
in het land en hebben de Georgische autoriteiten hierover verantwoording moeten afleggen.
Ook in Europees kader zijn verschillende maatregelen genomen. Zo is EU projectsteun
die direct ten goede kwam aan de Georgische begroting of bestond uit technische assistentie
aan de regering ter waarde van EUR 120 miljoen stopgezet, evenals EUR 30 miljoen binnen
de Europese Vredesfaciliteit (EPF) bestemd voor de defensiesector. Op 14 april jl.
maakte Nederland, in Benelux-verband, paspoorthouders van een Georgisch diplomatiek
of servicepaspoort visumplichtig, nadat de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken
eerder dit jaar de visumfacilitatieovereenkomst gedeeltelijk opschortte. Binnen de
Raad worden gesprekken gevoerd over activatie van het visumopschortingsmechanisme.
Het kabinet steunt de activering van dit mechanisme voor Georgië, zodra de herziening
hiervan rond is. Ook blijft het kabinet in EU verband inzetten op individuele sancties.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat Nederland, indien Europese consensus over sancties uitblijft,
bijvoorbeeld door het optreden van Hongarije, zelfstandig gerichte sancties zou moeten
kunnen treffen, net zoals de Baltische staten dat al hebben gedaan?
Bent u bereid te laten onderzoeken of en op welke wijze Nederland binnen de kaders
van de Sanctiewet 1977 zelfstandig sancties kan opleggen tegen verantwoordelijken
voor democratische ondermijning in Georgië, en daarbij expliciet te betrekken of recente
gezamenlijke verklaringen van Ministers van Buitenlandse Zaken als een internationale
overeenkomst kunnen gelden?
Antwoord 4 en 5
Op grond van de Sanctiewet 1977 kan Nederland geen zelfstandige sancties opleggen,
maar worden sancties uitgevoerd die voortvloeien uit internationale verplichtingen,
bijvoorbeeld in VN- of EU-verband. Hoewel het gebruik van juridisch bindende internationale
grondslagen de sterke voorkeur heeft van het kabinet, voorziet de Sanctiewet 1977
ook in de mogelijkheid sancties op te leggen als deze voortvloeien uit niet-bindende
internationale afspraken.
Een internationale afspraak moet betrekking hebben op de handhaving of het herstel
van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale
rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme. Een gezamenlijke verklaring van
Ministers van Buitenlandse Zaken zou als een dergelijke internationale afspraak kunnen
gelden. Echter, de gezamenlijke verklaring van Ministers van Buitenlandse Zaken waar
deze vraag waarschijnlijk op doelt kan niet als een internationale afspraak gelden
om binnen de kaders van de Sanctiewet 1977 sancties te kunnen opleggen, daar deze
verklaring onvoldoende concreet is.
Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om de druk op Georgië verder te vergroten,
in verband met het geweld tegen demonstranten en journalisten eind 2024. Het kabinet
streeft naar het aannemen van maatregelen in Europees verband, mede met het oog op
de effectiviteit. Nederland spant zich hier in EU-kader actief voor in binnen de Raad
van Minister van Buitenlandse Zaken. Alternatieve wegen hebben dan ook niet de voorkeur
van het kabinet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.