Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Veltman over de handhaving van opgevoerde fatbikes
Vragen van het lid Veltman (VVD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de handhaving van opgevoerde fatbikes (ingezonden 1 oktober 2025).
Antwoord van Minister Van Oosten (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 4 november 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2025–2026, nr. 267.
Vraag 1
Hoe verklaart u dat er vanuit de politie wordt gesignaleerd dat in de overgrote meerderheid
van de gevallen geen boete kan worden opgelegd aan opgevoerde fatbikes, omdat bestuurders
bij controle de instellingen terugzetten naar een legale stand?
Antwoord 1
De politie geeft aan dat zij bij controles regelmatig signaleren dat bestuurders de
instellingen van hun fatbike terugzetten naar de legale stand, waardoor er volgens
hen geen indicatie is dat de trapondersteuning ook bij hogere snelheden dan 25 km/u
actief is geweest en niet kan worden gehandhaafd.
Onder de bestaande regelgeving geldt echter dat een fiets met de mogelijkheid om trapondersteuning
boven 25 km/u te geven, niet mag worden gebruikt op de openbare weg zonder dat het
voertuig is goedgekeurd. Voor dit voertuig geldt bovendien een minimumleeftijd van
16 jaar, een kentekenplicht, een verzekeringsplicht, helmplicht en de verplichting
om in het bezit te zijn van een rijbewijs.
Naar aanleiding van de technische briefing in de Tweede Kamer op 5 februari 2025 en
de toezegging aan het lid Veltman (VVD) in het hierop volgende Commissiedebat Verkeersveiligheid1 is tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat, het Openbaar Ministerie en de politie afgesproken dat deze uitleg van
de regelgeving getoetst wordt door deze aan de rechter voor te leggen, voordat wordt
overgegaan tot het wijzigen van het handhavingsbeleid. Dit moet duidelijkheid verschaffen
over de vraag of een elektrische fiets al in overtreding is wanneer deze de optie
heeft om trapondersteuning boven snelheden van 25 km/u te gebruiken, ongeacht of deze
voorziening feitelijk is gebruikt. Hierbij is de enkele aanwezigheid van deze functionaliteit
al verboden, en zou de politie hierop mogen handhaven zonder dat er een snelheidsovertreding
is waargenomen.
Aan de rechter is daarom de situatie voorgelegd waarin de politie geen indicatie had
dat de fatbike sneller dan 25 km/u reed, en waarbij ook bij een rollenbanktest bleek
dat de trapondersteuning correct werd beëindigd onder die snelheid. Toch werd bij
nadere inspectie vastgesteld dat de instellingen van het voertuig eenvoudig konden
worden aangepast in bijvoorbeeld het display, zodat trapondersteuning wél boven 25 km/u
mogelijk was. In de eerste vijf zaken heeft de rechter geoordeeld dat een fatbike
die deze mogelijkheid kent, niet mag worden gebruikt op de openbare weg zonder dat
het voertuig is goedgekeurd. Daarmee bevestigen de uitspraken, in eerste aanleg, dat
de politie ook kan handhaven op de enkele aanwezigheid van de mogelijkheid om harder
te rijden, ongeacht of dit feitelijk is gebeurd.
Vraag 2
Als u stelt dat de huidige wetgeving al voldoende mogelijkheden biedt om te handhaven,
waarom kiest u dan voor beperkte handhavingsacties en proefprocessen in plaats van
brede toepassing in de dagelijkse praktijk?
Antwoord 2
Omdat er verschil van inzicht was over de uitleg van betreffende regelgeving en daaruit
voortvloeiende handhavingsmogelijkheden, is ervoor gekozen om eerst een aantal zaken
aan de rechter voor te leggen. Door toetsing bij de rechter kan een eenduidige uitleg
van de wet worden vastgesteld en gecommuniceerd. Om dat te bereiken zijn enkele gerichte
handhavingsacties op kleine schaal uitgevoerd en zijn de verdachten in de zaken die
daaruit voortkwamen gedagvaard om voor de rechter te verschijnen. Dit had tot doel
om juridische zekerheid te verkrijgen over de uitleg en toepassing van de wet en uniformiteit
in de uitvoering te waarborgen, zodat handhaving straks effectiever en duurzaam kan
worden ingezet zonder risico voor de strafrechtketen. De uitspraken bieden perspectief
om de huidige handhavingspraktijk effectiever te maken en in de toekomst breder toe
te kunnen passen.
Vraag 3
Erkent u dat er een groot verschil bestaat tussen wat volgens uw ministerie juridisch
mogelijk is en wat in de praktijk door agenten op straat wordt uitgevoerd, mede vanwege
de vrees dat boetes en inbeslagnames door de rechter massaal zullen worden teruggedraaid?
Antwoord 3
Dat was inderdaad het geval, maar door de betreffende zaken aan de rechter voor te
leggen, zoals beschreven in vraag 1, komt nu de duidelijkheid die de uitleg van het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onderschrijft en in voorkomende gevallen
wel degelijk gehandhaafd kan worden. Let wel, het zijn uitspraken in eerste aanleg
waartegen hoger beroep open staat. Dit biedt perspectief om de huidige handhavingspraktijk
effectiever te maken en hierover te communiceren naar gebruikers van elektrische fietsen.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de signalen uit de politiepraktijk dat dit leidt tot grote frustratie
bij agenten, omdat zij weten dat zij overlastgevers moeten laten doorrijden terwijl
er feitelijk sprake is van opgevoerde en gevaarlijke voertuigen?
Antwoord 4
De frustratie bij agenten is begrijpelijk. Daarom werken de Ministeries van Infrastructuur
en Waterstaat en Justitie en Veiligheid samen met de politie en het Openbaar Ministerie
om de nieuwe handhavingspraktijk in de praktijk toe te passen. Door de uitspraken
die er nu zijn gedaan is meer duidelijkheid verschaft over de toepassing van de wet.
Dit zal worden gebruikt om een verdere aanpak te bepalen.
Vraag 5
Acht u het wenselijk dat door deze kloof tussen theorie en praktijk veel overlastgevers
feitelijk de dans ontspringen en de politie wordt gedwongen te werken met kleine acties
en proefprocedures, die geen structurele oplossing bieden?
Antwoord 5
De verwachting is dat na de proefprocedures de politie effectiever kan handhaven en
daarmee de handhaving structureel kan versterken op basis van de uitspraken door de
rechterlijke macht. Door een dergelijke wijziging in het handhavingsbeleid eerst door
een rechter te laten toetsen, wordt voorkomen dat grootschalige acties leiden tot
teruggedraaide sancties. Daarmee wordt op termijn een structurele aanpak mogelijk
waarvoor bij alle partijen draagvlak is.
Vraag 6
Hoe voorkomt u dat door deze aanpak de strafrechtketen juist extra wordt belast met
teruggedraaide boetes en inbeslagnames, waardoor de capaciteit verder vastloopt?
Antwoord 6
Juist door vooraf zaken voor te leggen aan de rechter, wordt voorkomen dat de strafrechtketen
onnodig wordt belast met teruggedraaide beslissingen. Daarnaast wordt ingezet op goede
afstemming tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, politie, OM en rechtspraak over wat er in de praktijk
wordt gesignaleerd en hoe daar binnen de kaders van de wet op kan worden gehandhaafd.
Vraag 7
Kunt u ingaan op de signalen van de politie dat zij, wanneer de Wegenverkeerswet 1994
zou worden aangepast met een heldere definitie van de fiets met trapondersteuning,
hun handhaving aanzienlijk zouden kunnen opschalen, tot honderden fatbikes per week?
Antwoord 7
Een wijziging van de definitie in de Wegenverkeerswet heeft geen invloed op de handhavingsmogelijkheden,
en gaat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat niet voorstellen. Zie voor een
verdere toelichting hierop het antwoord bij vraag 11.
De rechtspraak, in eerste aanleg, bevestigt dat handhaving mogelijk is bij fietsen
met trapondersteuning die technisch in staat zijn om boven de 25 km/u te ondersteunen,
ook wanneer deze optie ten tijde van de controle is uitgeschakeld. Dit biedt perspectief
om de handhavingsmogelijkheden op straat verder uit te breiden, rekening houdend met
de beschikbare capaciteit bij de politie en de druk die een toename van het aantal
zaken legt op het Openbaar Ministerie en de rechtspraak.
Vraag 8
Wat zegt het volgens u over de effectiviteit van het huidige beleid dat er in 2024
weliswaar 4.845 boetes en staandehoudingen zijn geweest, maar dat dit volgens de politie
slechts een fractie is van het werkelijke aantal overtredingen?
Antwoord 8
Het feit dat er in 2024 4.845 boetes zijn opgelegd, laat zien dat er actief wordt
opgetreden tegen het gebruik van illegaal opgevoerde voertuigen, waaronder fatbikes.
Ten opzichte van het jaar ervoor neemt het aantal boetes ook fors toe: van 643 opgelegde
boetes in 2023 naar 4.845 in 2024.
Tegelijkertijd vormt handhaving het sluitstuk van verkeersveiligheidsbeleid. Communicatie
en markttoezicht zijn eveneens van belang om het gebruik van illegaal opgevoerde fatbikes
terug te dringen en zo de verkeersveiligheid structureel te verbeteren, hierop wordt
actief ingezet. Zo is de campagne «t Kan hard gaan» in september 2024 voor het eerst
gelanceerd en afgelopen zomer is deze herhaald. Met de campagne worden jongeren en
hun ouders/verzorgers gewezen op de risico’s van het gebruiken van opgevoerde elektrische
fietsen.
Vraag 9
Hoe legt u aan burgers die dagelijks de overlast en verkeersonveiligheid van opgevoerde
fatbikes ervaren uit dat de politie door tekortschietende wetgeving vaak niet kan
optreden, ook al is duidelijk dat voertuigen illegaal zijn opgevoerd?
Antwoord 9
Het is begrijpelijk en te betreuren dat burgers hinder en gevoelens van onveiligheid
ervaren door bestuurders die met een te hoge snelheid op hun fatbike rondrijden. De
Minister van Infrastructuur en Waterstaat en ik benadrukken dat de huidige wetgeving
al voldoende mogelijkheden biedt voor handhaving. Er is dus geen sprake van tekortschietende
wetgeving, maar van de noodzaak om de toepassing ervan in de praktijk te bevestigen.
Het is van belang te benadrukken dat de politie als onderdeel van haar politietaak
al stevig handhaaft op alle opgevoerde elektrische fietsen. De politie handhaaft nu
bijvoorbeeld aan de hand van een visuele constatering dat er in het geheel niet wordt
getrapt/gefietst tijdens het rijden met het voertuig, of door een rij- of rollenbanktest
vast te stellen dat de fiets harder gaat dan 25 km/u of door middel van een gashendel
harder gereden kan worden dan 6 km/uur.
De rechtspraak, in eerste aanleg, bevestigt dat handhaving mogelijk is bij fietsen
met trapondersteuning die technisch in staat zijn om boven de 25 km/u te ondersteunen,
ook wanneer deze optie ten tijde van de controle is uitgeschakeld. Dit biedt perspectief
om de hiervoor beschreven handhavingsmogelijkheden op straat verder uit te breiden
binnen de beschikbare capaciteit en met oog voor de druk op de strafrechtketen.
Vraag 10
Erkent u dat het voor deze burgers volstrekt onbevredigend is dat opgevoerde fatbikes
massaal en ongestoord blijven rondrijden, terwijl de politie dit probleem dagelijks
constateert?
Antwoord 10
Ja. Zoals hierboven toegelicht, heeft het OM daarom zaken ter toetsing aan de rechter
voorgelegd. Zie ook de eerdere antwoorden hierover.
Daarnaast wordt gewerkt aan een integrale aanpak van opgevoerde fatbikes, waarbij
handhaving door politie, markttoezicht door ILT, NVWA en Douane wordt gecombineerd
met voorlichting aan burgers over de regels en risico’s van het gebruik van opgevoerde
elektrische fietsen. Door deze gecombineerde aanpak wordt beoogd zowel de naleving
te vergroten als de verkeersveiligheid structureel te verbeteren, zodat burgers in
de toekomst minder overlast ervaren van opgevoerde fatbikes.
Vraag 11
Bent u alsnog bereid om met spoed een wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet
1994 in te dienen, zodat de politie niet langer in een spagaat zit tussen wat juridisch
«zou moeten kunnen» en wat in de praktijk feitelijk niet uitvoerbaar is? Zo ja, kunt
u daarbij een tijdpad geven hoe dit gerealiseerd kan worden? En zo nee, waarom dan
niet de handhaving direct verbreden van «beperkte handhaving» en «proefprocessen»
naar structurele toepassing door de politie, zodat overlastgevers gewoon kunnen worden
beboet?
Antwoord 11
Nee. Een wijziging van de definitie van het begrip «fiets met trapondersteuning» in
de Wegenverkeerswet 1994, zoals de politie in de technische briefing van 5 februari
2025 heeft voorgesteld en waarnaar de vragensteller ook in het commissiedebat van
4 september 2025 heeft geïnformeerd, heeft geen gevolgen voor de handhavingsmogelijkheden.
Het wijzigen van een begrip heeft alleen effect wanneer dat begrip wordt gebruikt
in de relevante artikelen. Het begrip «fiets met trapondersteuning» komt niet voor
in de artikelen die relevant zijn bij handhaving.
De politie handhaaft op basis van artikel 32 Wegenverkeerswet 1994. Dat artikel regelt
dat goedkeuringsplichtige voertuigen alleen op de weg mogen worden gebruikt wanneer
deze zijn goedgekeurd. Artikel 3.10.1 van de Regeling voertuigen regelt welke voertuigen
zijn uitgezonderd van de goedkeuringsplicht. In dat artikel is onder meer bepaald
dat voor voertuigen bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel h van EU-verordening
168/2013 geen goedkeuring nodig is. Dat verordeningsartikel ziet op fietsen waarvan
de trapondersteuning ondersteunt tot maximaal 25 km/u en waarvan de ondersteuning
een vermogen heeft van ten hoogste 250 W. Het begrip «fiets met trapondersteuning»
komt niet voor in de Wegenverkeerswet 1994 en de regels die daarop zijn gebaseerd,
daarom heeft het wijzigen van de begripsbepaling voor dat begrip geen invloed op de
handhavingsmogelijkheden.
De eerste uitspraken van de rechtspraak, die ik hiervoor heb beschreven, maken ook
duidelijk dat politie op basis van de bestaande wetgeving effectief kan handhaven
en dat aanpassing hiervan niet nodig is. Mocht in andere zaken of een later hoger
beroep een ander oordeel volgen, dan zal ik samen met de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat in overleg treden om, op basis van de uitspraken, te bezien welke oplossingen
denkbaar zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
R. Tieman, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.