Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vermeer over het toevoegen van agri-PV aan landbouwgrond
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Staatssecretaris van Financiën over het toevoegen van agri-PV aan landbouwgrond (ingezonden 19 september 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Financiën) (ontvangen 4 november 2025).
         
Vraag 1
            
Bent u van mening dat de landelijke overheid agri-PV, een techniek die landbouwgrond
               combineert met zonnepanelen om zowel duurzame energie op te wekken als voedsel te
               produceren, dient te stimuleren?
            
Antwoord 1
            
Agri-PV is een combinatie van landbouw en het opwekken van zonne-energie waarbij een
               zonnepark wordt aangelegd op de aanwezige cultuurgrond. Agri-pv kan bijdragen om de
               doelen op het gebied van energietransitie te behalen. Daarbij is volgens het kabinet
               van belang dat hiervoor de meest passende beleidsinstrumenten ingezet worden, zoals
               bijvoorbeeld subsidieregelingen.
            
Vraag 2
            
Klopt het dat de Belastingdienst bij het toekennen van de landbouwvrijstelling een
               interpretatie hanteert waarbij enkel landbouwgrond die voor 90% dienstbaar is aan
               het eigen landbouwbedrijf in aanmerking komt voor de landbouwvrijstelling?
            
Antwoord 2
            
Ja, dat klopt. De waardeverandering van landbouwgrond die geheel of nagenoeg geheel
               dienstbaar is aan het eigen landbouwbedrijf komt in aanmerking voor de landbouwvrijstelling.1 Dat de grond geheel of nagenoeg geheel dienstbaar moet zijn aan het eigen landbouwbedrijf
               volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad.2 In percentages uitgedrukt betekent dit dat de grond voor minimaal 90% wordt aangewend
               in het kader van het landbouwbedrijf.
            
Voor de toepassing van de landbouwvrijstelling wordt onder landbouwbedrijf verstaan
               een bedrijf dat is gericht op – kort gezegd – het voortbrengen van producten van akkerbouw,
               van weidebouw of van tuinbouw, of op het in het kader van de veehouderij fokken, mesten
               of houden van dieren.3
Vraag 3 en 4
            
Klopt het dat alleen grond die nimmer ten behoeve van zonnepanelen gebruikt wordt
               in aanmerking komt voor de landbouwvrijstelling?
            
Hoe wordt überhaupt vastgesteld welk percentage van het perceel agrarisch wordt benut?
Antwoord 3 en 4
            
Het is afhankelijk van de feitelijke situatie of de landbouwvrijstelling kan worden
               toegepast. Zoals in antwoord 2 aangegeven, komt de waardeverandering van landbouwgrond
               die geheel of nagenoeg geheel (dus voor ten minste 90%) wordt aangewend in het kader
               van het eigen landbouwbedrijf in aanmerking voor de landbouwvrijstelling. Het opwekken
               van energie valt niet onder de wettelijke definitie van het landbouwbedrijf.
            
Voor grond in gemengd gebruik – bijvoorbeeld wanneer op het gehele perceel zonnepanelen
               zijn geplaatst waar schapen onder de panelen door kunnen lopen – geldt dat deze grond
               niet in aanmerking komt voor toepassing van de landbouwvrijstelling. In deze situatie
               kan namelijk niet worden voldaan aan de voorwaarde dat de landbouwgrond geheel of
               nagenoeg geheel wordt aangewend in het kader van het landbouwbedrijf. Als de funderingspalen
               en de zonnepanelen bijvoorbeeld op een (aparte) strook van het perceel zijn geplaatst,
               dan wordt, voor de bepaling of de grond geheel of nagenoeg geheel in het eigen landbouwbedrijf
               wordt gebruikt, gekeken naar het feitelijke gebruik per vierkante meter en niet naar
               het perceel in het geheel. In de regel zal gekeken worden naar de oppervlakte van
               het perceel dat in gebruik is voor agrarische doeleinden en de oppervlakte van het
               perceel dat niet in gebruik is voor agrarische doeleinden. De grond waarop funderingspalen
               en zonnepanelen zijn geplaatst komen niet in aanmerking voor de landbouwvrijstelling,
               omdat de productie van energie niet onder de wettelijke definitie van landbouwbedrijf
               valt. Het laten grazen van dieren onder de panelen doet daar – zoals hiervoor aangegeven –
               niet aan af. De grond wordt dan gemengd gebruikt en daarmee kan niet meer worden voldaan
               aan de voorwaarde dat de grond geheel of nagenoeg geheel wordt aangewend in het kader
               van het eigen landbouwbedrijf.
            
Afhankelijk van de situatie is het mogelijk dat een deel van het perceel in aanmerking
               komt voor de landbouwvrijstelling, wanneer voor dat deel wordt voldaan aan de voorwaarden
               zoals opgenomen in de wet. Zo komt de cultuurgrond die niet ten behoeve van de zonnepanelen
               wordt gebruikt normaliter in aanmerking voor de toepassing van de landbouwvrijstelling
               (mits ook wordt voldaan aan de overige wettelijke voorwaarden). De eigenaar van de
               grond, de agrarische ondernemer, beschikt over de gegevens die kunnen dienen om vast
               te stellen of de grond geheel of nagenoeg geheel dienstbaar is aan het eigen landbouwbedrijf.
               De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) beschikt over gegevens die zijn aangeleverd
               door de agrarische ondernemers zelf. Deze gegevens worden ingevoerd voor de gecombineerde
               opgave, de zogenoemde meitelling, ten behoeve van onder andere subsidieaanvragen.
               De agrarische ondernemer geeft hiermee aan hoeveel grond hij in gebruik heeft voor
               agrarische doeleinden. Een van de vragen in dit formulier is of er energieproductie
               plaatsvindt op zijn landbouwgrond. Als de agrariër funderingspalen en zonnepanelen
               op het perceel heeft, dient hij hiermee rekening te houden bij het aanleveren van
               gegevens bij RVO. Deze gegevens zijn ook bij de Belastingdienst bekend.
            
Vraag 5, 6 en 7
            
Wordt de ruimte onder eventuele zonnepanelen meegenomen als grond dienstbaar aan het
               eigen landbouwbedrijf/hoofdactiviteit van de agro-ondernemer?
            
Zo nee, waarom kan voor de vrije grond onder de zonnepanelen geen beroep worden gedaan
               op de landbouwvrijstelling?
            
Waarom wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de vrije grond onder de zonnepanelen
               en funderingspalen bij een aanvraag voor toekenning van de landbouwvrijstelling?
            
Antwoord 5, 6 en 7
            
Zoals in de antwoorden 3 en 4 aangegeven is het afhankelijk van de feitelijke situatie
               of kan worden voldaan aan de voorwaarde dat de grond geheel of nagenoeg geheel gebruikt
               wordt in het kader van het landbouwbedrijf. Voor de grond waarop de funderingspalen
               en de zonnepanelen zijn geplaatst geldt dat deze niet wordt gebruikt in het kader
               van het landbouwbedrijf, maar dat de grond dient voor de productie van energie. Dat
               geldt in beginsel ook voor de ruimte onder de zonnepanelen, daarbij wordt de feitelijke
               situatie beoordeeld.
            
Vraag 8
            
Bent u bereid ervoor te zorgen dat het toevoegen van agri-PV aan landbouwgrond, als
               waardevolle bijdrage in de energietransitie, voortaan geen negatieve fiscale effecten
               meer heeft voor boeren?
            
Antwoord 8
            
Het ligt niet voor de hand om de reikwijdte van de landbouwvrijstelling te verbreden
               waardoor naast de waardeverandering van de grond bij voorzetting van de aanwending
               ervan in een landbouwbedrijf ook de waardeverandering als gevolg van de exploitatie
               van een zonnepark is vrijgesteld. Een verruiming past niet bij het doel van de landbouwvrijstelling,
               draagt bij aan een verdere complexiteit van het belastingstelsel (afbakeningsproblematiek)
               en heeft budgettaire consequenties. Bovendien vergt een verruiming een wetswijziging
               en dit is op korte termijn niet te realiseren. De landbouwvrijstelling is vorig jaar
               geëvalueerd als niet doeltreffend en niet doelmatig. Het ligt in dat kader niet voor
               de hand om deze regeling verder uit te breiden naar andere activiteiten, waar deze
               regeling vanuit zijn oorsprong niet voor is bedoeld. Tot slot zal bij verruiming van
               de regeling afstemming met de Europese Commissie noodzakelijk zijn over de vraag of
               een dergelijke verruiming van de landbouwvrijstelling tot (ongeoorloofde) staatssteun
               leidt.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiën 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.