Initiatiefnota : Initiatiefnota
36 841 Initiatiefnota van het lid Dobbe over de zorg voor slachtoffers van seksueel geweld
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
1. Inleiding
Er zijn weinig misdaden die zo ingrijpend zijn voor slachtoffers als seksueel geweld.
Mensen die slachtoffer worden van verkrachting, aanranding of een andere vorm van
seksueel geweld kunnen hierdoor getraumatiseerd raken. Dit kan leiden tot depressies,
slapeloosheid en kan ervoor zorgen dat zij op veel punten in hun leven vastlopen.
Seksueel geweld gaat daarnaast vaak samen met andere vormen van fysiek of psychisch
geweld. Een verkrachting kan bovendien zorgen voor verwondingen, seksueel overdraagbare
aandoeningen (soa’s), waaronder HIV en ongewenste zwangerschappen. Het is daarom van
het grootste belang dat we zoveel mogelijk inzetten op het voorkomen dat mensen slachtoffer
worden van seksueel geweld. Onder druk van de toegenomen maatschappelijke en politieke
aandacht voor het onderwerp in de afgelopen jaren worden daar nu gelukkig ook stappen
in gezet. Desalniettemin is het helaas onwaarschijnlijk dat het aantal slachtoffers
de komende jaren naar nul zal dalen. Het blijft dus zeer belangrijk om hen de best
mogelijke zorg en ondersteuning te bieden. We kunnen het misbruik immers niet ongedaan
maken, maar wel bijdragen aan herstel en aan het voorkomen van verdere schade. Hiertoe
is de Nederlandse staat toe verplicht volgens het internationaal recht. Dit is vastgelegd
in Artikel 25 van het Verdrag van Istanbul:
Parties shall take the necessary legislative or other measures to provide for the
setting up of appropriate, easily accessible rape crisis or sexual violence referral
centres for victims in sufficient numbers to provide for medical and forensic examination,
trauma support and counselling for victims.1
Echter ziet de initiatiefnemer dat de zorg en ondersteuning voor slachtoffers van
seksueel geweld vaak nog te wensen over laat, ondanks de grote inzet en toewijding
van de betrokken hulpverleners. Slachtoffers worden bijvoorbeeld geconfronteerd met
financiële drempels, wachtlijsten voor traumabehandelingen en lange doorlooptijden
van strafzaken. Ook het recente rapport van de Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence (GREVIO) over de uitvoering van het verdrag van Istanbul laat zien dat Nederland ondanks
de genomen stappen hierin tekort schiet.2 In deze initiatiefnota worden daarom voorstellen gedaan om de toegankelijkheid en
de kwaliteit van de zorg en ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld te
verbeteren.
2. Probleem
Seksueel geweld is helaas nog altijd een groot probleem in Nederland. Volgens cijfers
van het Centrum Seksueel Geweld (CSG) zijn er jaarlijks 100.000 nieuwe slachtoffers.3 Het gaat hierbij disproportioneel vaak om vrouwen en LHBTIQ+-personen. 53% van de
vrouwen heeft ooit te maken gehad met seksueel geweld of grensoverschrijding, t.o.v.
19% van de mannen. Het aantal meldingen hiervan is de afgelopen jaren gestegen, zo
blijkt uit onderzoek van Verwey-Jonker.4 Daarbij bleek dat grote pieken meldingen vaak plaatsvinden nadat seksueel geweld
uitgebreid in de media aan bod kwam, bijvoorbeeld na de uitzending van BOOS over de
misstanden bij The Voice of Holland en The Voice Kids. De onderzoekers voorspelden
in dat rapport dat het aantal meldingen in ieder geval tot en met 2025 zou blijven
stijgen. Die stijging is duidelijk terug te zien in de praktijk. Zo steeg het aantal
mensen dat het CSG om hulp of advies vroeg in 2024 met 10%.5 Die stijging is met name zichtbaar na de invoering van de nieuwe Wet seksuele misdrijven.
Met deze wet, die op 1 juli 2024 in werking trad, hoeft bij vervolging van seksuele
misdrijven niet meer worden aangetoond dat er sprake is geweest van dwang, maar volstaat
het om aan te tonen dat er geen sprake was van instemming. Daarmee zorgt deze wet
volgens Mariëtte Hamer, regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en
seksueel geweld, voor een lagere drempel voor meldingen en aangiftes, omdat aangiftes
kunnen worden gedaan voor zaken die eerder niet strafbaar waren of die bewijs van
dwang vereisten.6 Daarnaast uitte zij ook de verwachting dat overheidscampagnes bij zullen dragen aan
meer meldingen. Op de lange termijn verwachtte zij wel een daling van het aantal meldingen
als gevolg van de inzet van het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld op het voorkomen van seksueel geweld.
Financiering van zorg
De initiatiefnemer benadrukt dat het een goede zaak is dat slachtoffers van seksueel
geweld hier vaker een melding van doen. Het bespreekbaar maken van seksueel geweld
is immers essentieel om dit probleem aan te pakken en daders te straffen. Bovendien
kan slachtoffers goede zorg en ondersteuning aan worden geboden op het moment dat
zij zich melden. Zo kunnen zij daarvoor terecht bij één van de zestien regionale Centra
Seksueel Geweld (CSG’s). Daar komt expertise van politie en hulpverleners bij elkaar
om hen zo goed mogelijk te helpen, zowel bij eventuele vervolging als voor medische
en psychologische zorg. Deze medische zorg bestaat bijvoorbeeld uit het testen op
en voorkomen van soa’s en het behandelen van verwondingen. Ook andere organisaties,
zoals Veilig Thuis, Slachtofferhulp Nederland en Perspectief Herstelbemiddeling bieden
slachtoffers vanuit hun eigen expertise ondersteuning.
De toename van het aantal meldingen kan een uitdaging vormen voor de organisaties
die slachtoffers ondersteunen, als de financiering en ondersteuning voor deze organisaties
zelf onvoldoende meegroeit. Dit punt werd ook al benadrukt in het rapport van regeringscommissaris
Hamer.7 Daarnaast is huidige financiering van de CSG’s, die grotendeels loopt via centrumgemeenten
kwetsbaar. Het ravijnjaar zet de financiële positie van gemeenten onder druk en de
dreigende korting op de Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang (DU VO) is een verder
risico voor de financiering van de CSG’s. Die financiering is echter nu al te laag
om te zorgen voor voldoende capaciteit bij zowel de CSG’s als de vrouwenopvang. GREVIO
concludeerde daarom in hun recente rapport dat het hulpaanbod van de CSG’s en het
aantal opvangplekken in de vrouwenopvang moet worden uitgebreid.8 Mariëtte Hamer deed in haar rapport de aanbeveling om minstens het huidige niveau
aan financiële ondersteuning te blijven geven aan hulpverleningsorganisaties, naast
een aantal andere aanbevelingen.
Drempels en capaciteitstekorten
Er bestaan nog altijd drempels voor de zorg die slachtoffers van seksueel geweld wordt
geboden. Zo wordt er voor de medische zorg voor deze groep het eigen risico gehanteerd,
ondanks dat dit in deze context absoluut onuitlegbaar is. Ook zijn de wachttijden
voor de geestelijke gezondheidszorg een belemmering om tijdig de juiste ondersteuning
te krijgen. In 2024 werd bij 61% van de wachtplekken de maximale wachttijd (Treeknorm)
voor een intakegesprek overschreden.9 Wanneer vrouwen in de thuissituatie te maken krijgen met seksueel geweld (dat ook
vaak gepaard gaat met andere vormen van geweld) en daardoor een veilige plek nodig
hebben, worden zij daarbij belemmerd door een tekort aan plaatsen in de vrouwenopvang.10 Bovendien staat het forensisch-medisch onderzoek bij slachtoffers van seksueel geweld
onder druk, als gevolg van een tekort aan forensisch artsen.11
Passende hulp
Het is een probleem dat het nog niet altijd lukt om slachtoffers van seksueel geweld
naar de juiste hulp te begeleiden. Dat zorgt er niet alleen voor dat zij hier veel
last van kunnen blijven houden in het dagelijks leven, maar vergroot ook de kans dat
zij opnieuw slachtoffer worden, bijvoorbeeld doordat ze PTSS hebben ontwikkeld.12 Het Verwey-Jonker rapport Laagdrempelige hulp voor slachtoffers en plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties uit 2023 liet zien dat slechts «een klein aantal van de slachtoffers van geweld in
afhankelijkheidsrelaties wordt bereikt».13 Ook werd geconcludeerd dat onder andere de toegang naar laagdrempelige hulp, ondanks
een groot voorzieningenaanbod, vaak moeilijk verliep en het aanbod voor bepaalde doelgroepen,
zoals slachtoffers met een fysieke beperking of die de Nederlandse taal niet machtig
zijn tekortschoot. Dit gebrek aan toegang tot laagdrempelige hulp is volgens de auteurs
ook een probleem voor de plegers van seksueel geweld.
Vrouwen met een migratieachtergrond kloppen in de praktijk vaker aan bij informele
zorgorganisaties die zich specifiek op deze groep richten en krijgen regelmatig moeilijk
toegang tot formele instanties.14 Uit signalen vanuit deze gemeenschappen blijkt dat het taboe wat op dit onderwerp
rust een belemmerende factor is om dit onderwerp te bespreken. Daardoor is er meer
tijd nodig en is het van belang dat zorgverleners goed geschoold zijn in cultuur-
en diversiteitsensitief werken. Ook de afwezigheid van een passende tolk kan een rol
spelen. De inzet van professionele tolken in de zorg wordt sinds 2012 namelijk niet
meer in alle gevallen vergoed.15 Wanneer de partner of kinderen worden ingezet als tolk zorgt het ervoor dat het vrijwel
onmogelijk wordt om het onderwerp seksueel geweld te bespreken. De inzet van een mannelijke
professionele tolk kan soms ook belemmerend werken voor het bespreken van seksueel
geweld.
Online seksueel geweld
Het is belangrijk om te benoemen dat het probleem met seksueel geweld breder is dan
fysiek seksueel geweld. In toenemende mate speelt seksueel geweld zich namelijk ook
online af, via vormen als sextortion, grooming, kinderpornografie en sexchatting.
Uit een rapport van Regioplan16 uit 2023 bleek echter dat de aanpak van de digitale dimensie van geweld tegen vrouwen
in Nederland nog «in de kinderschoenen» staat en «zeer gefragmenteerd» is. Hier lijkt
in de afgelopen twee jaar bovendien weinig in te zijn verbeterd. Het rapport Online Seksueel Geweld, dat dit jaar door een samenwerking van meerdere organisaties werd gepubliceerd, kwam
met een vergelijkbare conclusie.17 Daarin werd gesteld dat door het gebrek aan toezicht vooraf het té eenvoudig is om
online materiaal te publiceren met seksueel geweld en dat het vervolgens té moeilijk
is om dat materiaal weer offline te halen, door het gebrek aan handhaving. Hoewel
deze initiatiefnota zich primair richt op het verbeteren van de zorg voor alle slachtoffers
van (zowel online als offline) seksueel geweld, wil de initiatiefnemer hiernaast oproepen
om meer aandacht te besteden aan de aanpak van online seksueel geweld in brede zin.
Het is van belang dat bij de uitwerking van de voorstellen die in deze nota worden
gedaan ter verbetering van de zorg en ondersteuning voor slachtoffers ook expliciet
aandacht wordt besteed aan de positie van slachtoffers van online seksueel geweld.
Strafrechtketen
Naast de problematiek aan de zorgkant kunnen problemen aan de strafrechtelijke kant
schadelijke effecten hebben voor de slachtoffers. Zo voelen sommige slachtoffers zich
gestuurd om geen aangifte te doen, doordat zij bijvoorbeeld te horen krijgen dat het
geen zin zou hebben, zo bleek uit een rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid.18 Het duurt bovendien in veel gevallen nog te lang voordat een zaak door politie en
justitie is behandeld. Het lukt de politie ondanks de inzet van toegewijde zedenrechercheurs
niet om alle zedenzaken af te handelen binnen een periode van 6 maanden. Hoewel hier
vorig jaar een afname in te zien was, lagen er in november nog altijd 714 aangiftes
langer dan 6 maanden bij de politie.19 Daarmee ligt het aantal zaken dat binnen 6 maanden wordt doorgestuurd naar het OM
nog altijd onder de norm van 80%.20
Het zo snel mogelijk afhandelen van zaken is uiteraard niet altijd het enige wat van
belang is in dit proces, vanwege het belang van zorgvuldigheid. Echter is de grote
hoeveelheid zaken die langer loopt wel een indicatie dat de capaciteit hier onvoldoende
is. Wanneer een zaak eenmaal door de politie is behandeld kost het hiernaast nog veel
tijd voordat er een rechtelijke uitspraak over ligt. In 2023 lukte het in slechts
37% van de zaken om een eerste zitting te houden binnen zes maanden nadat deze bij
het OM was ingestroomd, terwijl de norm hiervoor 80% is.21
3. Huidig beleid
De toegenomen maatschappelijke aandacht voor seksueel geweld en grensoverschrijdend
gedrag als gevolg van de #Metoo-beweging heeft niet alleen gezorgd voor meer meldingen,
maar ook voor politiek-bestuurlijke acties. De afgelopen jaren zijn door verschillende
partijen al een aantal stappen gezet om seksueel geweld tegen te gaan en de ondersteuning
van slachtoffers te verbeteren.
Nationaal actieprogramma
In januari 2023 publiceerde de regering het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.22 Met dat programma wordt ingezet op vijf actielijnen, waarmee wordt ingezet op normen
en waarden, aanscherping van wet- en regelgeving, procedures binnen organisaties voor
preventie, signalering en opvolging, het herkennen van en reageren op seksueel geweld
en grensoverschrijdend gedrag door omstanders en goede en vindbare hulpverlening.
Het programma zet in op een brede aanpak, waarin zowel aandacht is voor cultuurverandering
en preventie als voor bestraffing van plegers en ondersteuning van slachtoffers. Ook
richt het zich op verschillende omgevingen en sectoren, zoals de werkplek, het onderwijs,
de zorg, de sport en de culturele sector. Op het gebied van hulp en ondersteuning
wordt er ingezet op vindbaarheid en laagdrempeligheid, onderzoek naar wat er nodig
is, het formuleren van uitgangspunten voor goede hulpverlening en het stimuleren van
goede hulpverlening.
Gedurende de loop van het programma zijn ook op het gebied van hulp en ondersteuning
een aantal stappen gezet.23 Zo zijn er in 2024 twee publiekscampagnes gelanceerd, waaronder de campagne «Wat
vind jij? Tot waar is het leuk voor allebei?». Ook zijn er initiatieven gericht op
het aanpakken van seksueel geweld in specifieke contexten, zoals kerken, het onderwijs
en het studentenleven. Daarnaast wordt er gewerkt aan het wettelijk verplicht stellen
van een gedragscode ongewenst gedrag in ieder bedrijf en wordt er ingezet op het bestrijden
van straatintimidatie.
Eén gezamenlijke aanpak
Inmiddels is het traject «Goed georganiseerd landschap van hulp-, steun- en meldpunten
van start gegaan», dat als doel heeft om «de toegang tot en doorverwijzing naar passende
hulp voor slachtoffers en betrokkenen van (online) geweld in afhankelijkheidsrelaties,
waaronder seksueel geweld, te verbeteren».24 Daarbij wordt onder andere gewerkt aan een verbeterde werkwijze voor de ondersteuning
van slachtoffers van seksueel geweld. Deze werkwijze komt voort uit het idee van één
gezamenlijke entrée, waar al sinds 2021 vanuit hulporganisaties25 en de Tweede Kamer26 om werd gevraagd. Ook sluit het aan bij het Verwey-Jonker rapport Laagdrempelige hulp voor slachtoffers en plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties, waarin onder andere werd vastgesteld dat slachtoffers ondanks de grote hoeveelheid
meldpunten moeite hadden de juiste hulp te vinden en regelmatig van het kastje naar
de muur gestuurd werden.27
De gezamenlijke aanpak is een initiatief van het Centrum Seksueel Geweld met de samenwerkende
partijen Veilig Thuis, Slachtofferhulp Nederland, Perspectief Herstelbemiddeling,
het Openbaar Ministerie en de politie. Het doel is om de samenwerking verder te verbeteren
en slachtoffers, (mogelijke) plegers en betrokkenen van seksueel misbruik en seksueel
geweld beter te helpen. Via de verbeterde werkwijze wordt de samenwerking tussen de
verschillende organisaties geïntensiveerd.28 De aanmeldingsprocedure wordt daarbij gestandaardiseerd, zodat slachtoffers niet
onnodig op meerdere plekken dezelfde vragen hoeven te beantwoorden. Vervolgens wordt
tijdens een multidisciplinair overleg tussen gespecialiseerde professionals van verschillende
organisaties bepaald welke organisaties betrokken moeten worden en wie als regiehouder
het vaste aanspreekpunt wordt voor het slachtoffer enerzijds en de betrokken hulp-
en veiligheidsorganisaties anderzijds en de hulp gaat coördineren. Daarbij zal zowel
worden gekeken naar welke hulp nodig en passend is, als naar welke stappen er gezet
moeten worden op het gebied van veiligheid, strafrecht en herstel. Het werken met
één vast aanspreekpunt zou een grote en noodzakelijke verbetering zijn voor slachtoffers,
die nu nog te vaak bij iedere doorverwijzing geconfronteerd worden met alleen maar
nieuwe gezichten. De drempel om hulp te zoeken is voor slachtoffers immers al hoog,
dus het is belangrijk dat de onoverzichtelijkheid van het hulpaanbod deze drempel
niet verder verhoogt. De verbeterde werkwijze wordt dit jaar in de praktijk getest
in twee testregio’s. Het is belangrijk dat de beweging om slachtoffers sneller richting
de juiste zorg en zorgverleners met de juiste expertise op het gebied van seksueel
geweld te begeleiden, wordt doorgezet en dat er voldoende financiering komt om dit
in het hele land te realiseren.
Regeringscommissaris
In april 2022 is Mariëtte Hamer aangesteld als regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld. Haar aanstelling is gericht op het vervullen van twee taken.
Haar eerste taak is het geven van gevraagd en ongevraagd advies over de aanpak van
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. In dat kader heeft zij meerdere
adviezen naar de regering gestuurd, waaronder een advies over toekomstbestendige hulpverlening
na seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, dat eerder in deze nota
werd genoemd. Andere adviezen gingen over seksueel grensoverschrijdend gedrag in vrouwengevangenissen
en de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld in het hoger
onderwijs en de wetenschap. Haar tweede taak is het zijn van «[e]en boegbeeld [...]
van het maatschappelijk gesprek dat moet leiden tot een cultuurverandering».29 In die hoedanigheid is ze bijvoorbeeld betrokken geweest bij initiatieven om te werken
aan cultuurverandering in het studentenleven en op de werkvloer.
Initiatiefnota «Let’s talk about seksueel geweld»
Het is ook niet de eerste keer dat er vanuit de Tweede Kamer aandacht wordt gevraagd
voor dit onderwerp. Eind 2022 kwam het lid Van der Werf (D66) al met de initiatiefnota
Let’s talk about seksueel geweld.30 Daarin werden voorstellen gedaan op het gebied van preventie, hulpverlening en een
effectieve aanpak en erkenning achteraf. Zo werd voorgesteld de preventie op scholen
te verbeteren, door meer nadruk te leggen op consent, een brede definitie van seks
en respect voor elkaars grenzen en wensen. Ook werd het belang van vroegsignalering
en veilige gezinnen benadrukt. Op het gebied van hulpverlening werd gepleit voor structurele
en landelijke financiering van het CSG, naast het automatisch doorverwijzen vanuit
de politie naar het CSG en het vergroten van de bekendheid van de CSG’s. Ten slotte
werd er ingezet op een effectieve aanpak en erkenning achteraf, door onder andere
te pleiten voor een betere doorloop van zedenzaken in de strafrechtketen.
De initiatiefnemer benadrukt het belang van de voorstellen die in die nota zijn gedaan.
Deze nota functioneert daarom vooral als ondersteuning van en aanvulling op de voorstellen
uit die nota, waarbij de focus hier meer ligt op het zorgaspect. De nota van het lid
Van der Werf werd destijds verwelkomd door het kabinet, waarbij werd aangegeven dat
een aantal voorstellen zou worden meegenomen bij het opstellen van het nationaal actieprogramma.31 Een deel werd echter meteen van de hand gewezen, met name het voorstel voor landelijke
en structurele financiering van het CSG. Dat zou volgens het kabinet «voor een onlogische
knip zorgen tussen de zorg die het CSG biedt en het overige Wmo-zorgaanbod waarvoor
gemeenten verantwoordelijkheid dragen».
De bespreking van deze nota resulteerde onder andere in de unaniem aangenomen motie
Van der Laan c.s.32, die de regering verzocht «met een voorstel te komen om de landelijke stichting Centrum
Seksueel Geweld te versterken, en de Kamer daarover te informeren voorafgaand aan
de behandeling van de begroting van Justitie en Veiligheid voor 2024». In reactie
op deze motie besloot het kabinet begin 2024 om de financiering van het landelijke
CSG voor in ieder geval de jaren 2024–2026 te verhogen.33
Wet seksuele misdrijven
Ook op wetgevingsgebied zijn er stappen gezet om seksueel geweld en grensoverschrijdend
gedrag tegen te gaan. De belangrijkste hiervan is de invoering van de Wet seksuele
misdrijven sinds 1 juli 2024. De kern van deze wetswijziging was de overstap van een
dwangmodel naar een consentmodel. Daardoor hoeft bij aanranding en verkrachting voortaan
niet meer te worden bewezen dat er sprake was van dwang, maar is er al sprake van
strafbaarheid op het moment dat duidelijk is dat de ander geen seks wilde en er toch
is doorgezet. Daarnaast zijn hiermee de maximumstraffen voor verkrachting, aanranding
en seksueel misbruik van kinderen verhoogd. Ook is met deze wet seksuele intimidatie
in het openbaar en online strafbaar gesteld, evenals het seksueel benaderen van kinderen.
Europese richtlijn
In 2024 publiceerde de Europese Unie daarnaast de richtlijn 2024/1385 ter bestrijding
van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.34 Daarbij werd in brede zin ingezet op het voorkomen en bestrijden van geweld tegen
vrouwen en huiselijk geweld en op het verbeteren van de hulp en ondersteuning van
slachtoffers. Daarbij zijn eisen vastgesteld over de gespecialiseerde ondersteuning
van slachtoffers van seksueel geweld, in artikel 26. Zo dienen lidstaten te zorgen
voor «goed uitgeruste en gemakkelijk toegankelijke crisiscentra voor slachtoffers
van verkrachting of verwijzingscentra voor slachtoffers van seksueel geweld, die deel
kunnen uitmaken van het nationale gezondheidszorgstelsel, om te zorgen voor doeltreffende
ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld en te zorgen voor de klinische
behandeling van slachtoffers van verkrachting, met inbegrip van bijstand bij het bewaren
en documenteren van bewijsmateriaal». Ook moeten er indien nodig doorverwijzingen
naar gespecialiseerde traumazorg en -begeleiding komen en dienen slachtoffers toegang
te hebben tot medische en forensische onderzoeken en gezondheidszorgdiensten, waaronder
die van de seksuele en reproductieve gezondheidszorg. Al die voorzieningen moeten
voldoende geografisch gespreid zijn, elke dag toegankelijk zijn, voldoende capaciteit
hebben en kosteloos beschikbaar zijn. Die laatste eis lijkt niet in lijn te zijn met
de huidige Nederlandse praktijk om slachtoffers voor medische zorg eigen risico te
laten betalen. De richtlijn moet volgens de eisen van de EU uiterlijk in juni 2027
geïmplementeerd zijn, maar de regering gaf vorig jaar aan daarvoor niet op schema
te liggen.35 In juni dit jaar gaf het kabinet aan te verwachten de consultatieronde te starten
voor de zomer.36
Actieplan doorlooptijden zedenzaken
Op het gebied van de lange doorlooptijden van zedenzaken zijn al enkele initiatieven
genomen. Zo is er naar aanleiding van de motie Klaver c.s.37 structureel 15 miljoen euro geïnvesteerd in extra capaciteit van de zedenrecherche,
in forensisch onderzoek en in opleiding tot zedenrechercheurs.38 Ook wordt er vanaf 2024 extra geïnvesteerd in de politie voor de aanpak van digitale
zedendelicten via het Team ter Bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme39, naar aanleiding van de motie Hermans.40 Het bedrag hiervan loopt stapsgewijs op tot structureel € 4 miljoen. Volgens toenmalig
Minister Yeşilgöz-Zegerius zou deze investering ook bijdragen «aan het terugdringen
van de doorlooptijden van seksuele misdrijven in de volle breedte.» Daarnaast werd
in november 2022 het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken gelanceerd.41 Daarbij wordt ingezet op meer betekenisvolle interventies, het optimaliseren van
werkprocessen, het verbeteren van de capaciteit binnen de strafrechtketen en de prioritering
van zedenzaken.
4. Voorstellen
Eigen risico afschaffen voor slachtoffers van seksueel geweld
In de huidige praktijk blijft de onacceptabele situatie voortduren dat medewerkers
van de Centra Seksueel Geweld slachtoffers moeten meedelen dat zij voor de noodzakelijke
medische zorg hun eigen risico moeten betalen. Een financiële drempel voor noodzakelijke
zorg is volgens de initiatiefnemer sowieso onrechtvaardig, maar in deze gevallen voelt
het extra wrang. Het gebruik van de term eigen risico is ook nergens pijnlijker dan
hier.
Wat deze situatie nog wranger maakt is het feit dat dit een bewuste politieke keuze
is. In 2023 heeft het toenmalige kabinet namelijk actief besloten het eigen risico
bij de CSG’s in stand te houden. Nadat er in de Tweede Kamer aandacht voor werd gevraagd
liep er namelijk vanaf september 2020 een jaar lang een pilot waarbij slachtoffers
het eigen risico na een bezoek aan een CSG terug konden vragen. In het onderzoeksrapport
daarover werd geconcludeerd dat financiële redenen meestal niet de belangrijkste reden
waren om geen hulp te zoeken, maar dat het wel een rol kon spelen.42 Zo schreven de onderzoekers: «Een extra barrière, zoals de kosten van de hulp, zou
dan het laatste duwtje kunnen zijn in de keuze om wel of geen hulp te zoeken». Signalen
uit de praktijk wijzen er bovendien op dat het daadwerkelijk een drempel vormt in
bepaalde gevallen. Daarbij moet worden opgemerkt dat er veel meer mis is met de keuze
om slachtoffers van seksueel geweld eigen risico te laten betalen dan het feit dat
het een drempel opwerpt om zorg te vragen.
Toch greep toenmalig Staatssecretaris Van Ooijen het feit dat de financiële drempel
een geringe rol speelde bij zorgmijding aan als argument om het eigen risico in stand
te houden.43 Daarnaast stelde hij dat het afschaffen van het eigen risico voor deze groep zou
kunnen leiden tot een gevoel van onrechtvaardigheid voor andere groepen en zou het
«een precedentwerking hebben richting andere vormen van hulp». Kort gezegd: het zou
oneerlijk zijn tegenover mensen die zonder dat zij er iets aan kunnen doen zorg nodig
hebben, voor wie dan ook een uitzondering zou moeten worden gemaakt. Daarbij wees
hij als voorbeeld op de groep slachtoffers van huiselijk geweld. Daarmee wordt geprobeerd
om de éne onrechtvaardige keuze te verdedigen tegen de andere. Dat kan echter nooit
een excuus zijn om onrecht in stand te houden. Ook het argument dat slachtoffers de
kosten soms kunnen verhalen op de daders is helaas veel te kort door de bocht. Het
komt namelijk helaas in lang niet alle gevallen van seksueel geweld tot een veroordeling.
Zo gaf in de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2024 slechts 1,3% van de slachtoffers van fysiek seksueel geweld aan te hebben gepraat
met de politie.44 Daar komt nog eens bovenop dat het in minder dan 10% van de gevallen waarbij slachtoffers
spreken met de politie tot een veroordeling komt.45 Bovendien hebben niet alle slachtoffers behoefte aan een strafzaak, aangezien dit
ook erg zwaar kan zijn. Zij moeten hier altijd de vrije keuze in kunnen hebben en
het is dus ongepast dit aan te dragen als oplossing voor het eigen risico. Van Ooijen
had uiteraard wel gelijk in het feit dat een goede legitimering voor het eigen risico
in een hoop andere situaties net zo goed volledig ontbreekt. Met name de overeenkomsten
met slachtoffers van andere vormen van geweld zijn groot. Bovendien is het eigen risico
voor groepen als kankerpatiënten en mensen met een chronische ziekte ook niet uit
te leggen. Dat aangrijpen als argument om slachtoffers van seksueel geweld in de kou
te laten staan is echter een doodlopende weg. Zo ontstaat namelijk een cynische cirkelredenering
waar de éne asociale politieke keuze wordt goedgepraat door te wijzen op de andere
asociale keuze. Daar is geen van deze groepen uiteindelijk mee geholpen. Daarom stelt
de initiatiefnemer voor deze cirkel te doorbreken. Dat kan het beste via het volledig
afschaffen van het eigen risico. Als dit op korte termijn door politieke onwil onmogelijk
is, zou dit op zijn minst geregeld kunnen worden voor de gevallen waarin het eigen
risico het meest stuitend is, zoals voor slachtoffers van seksueel geweld en huiselijk
geweld. Er is bovendien ook een directe aanleiding om dit voor deze groep te regelen,
aangezien dit is vastgelegd in artikel 26 van de Europese richtlijn ter bestrijding
van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Financiering CSG’s verbeteren
Uiteindelijk is het een breed gedragen doel dat het aantal slachtoffers van seksueel
geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag zoveel mogelijk wordt teruggedrongen.
Daarmee zou ook de noodzakelijke capaciteit bij ondersteunende organisaties en samenwerkingsverbanden
als de Centra Seksueel Geweld op termijn hopelijk afnemen. Helaas is dat nog niet
het stadium waarin we ons bevinden. We zien de laatste jaren juist een toename van
het aantal slachtoffers dat zich meldt, vanwege de toegenomen aandacht voor het probleem.46 Bovendien uitte regeringscommissaris Hamer de verwachting dat het aantal meldingen
in de nabije toekomst verder zou kunnen gaan stijgen. Ook het Regioplanrapport over
de digitale dimensie pleitte voor het uitbreiden van capaciteit en deskundigheid vanwege
de verwachte toename van het aantal slachtoffers (hoewel deze oproep ging over de
volledige zorg- en strafrechtketen).47 Juist nu is voldoende capaciteit dus noodzakelijk. Daarvoor is het van belang om
de financiering van de CSG’s structureel op orde te brengen, zowel als het gaat om
het landelijke CSG als de regionale centra. De Kamer heeft hier recent ook toe opgeroepen
via de motie Van der Werf over uniforme zorg en hulp door Centrum Seksueel Geweld
in wet- en regelgeving vanaf 2027.48
Voor het landelijke centrum is de financiering tot en met 2026 geregeld n.a.v. de
motie Van der Laan c.s. en heeft de Kamer recent opgeroepen49 om eenmalig 5,6 miljoen euro voor het Centrum Seksueel Geweld beschikbaar stellen,
maar ook hierna blijft financiering nodig. Dit zou structureel geborgd moeten worden.
Voor de regionale CSG’s geldt dat de financiering nog afhankelijk is van gemeenten,
waar meerdere nadelen aan zitten. Ten eerste is het risico op regionale verschillen
in financiering onwenselijk, aangezien regionale verschillen in het aanbod van de
geboden zorg en ondersteuning problematisch zouden zijn. Ten tweede maakt het feit
dat de financiering afkomstig is van gemeenten deze kwetsbaarder, door de slechte
financiële positie van veel gemeenten. Dat probleem wordt bovendien steeds urgenter
door het ravijnjaar en de aangekondigde korting op specifieke uitkeringen. Indien
die korting ook wordt doorgevoerd op de Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang (DU
VO) kan dit grote gevolgen hebben voor de CSG’s, die hieruit gefinancierd worden.
De indiener stelt daarom voor om zowel het landelijke CSG als de regionale CSG’s voortaan
rechtstreeks vanuit de Rijksoverheid te financieren en hier structureel voldoende
budget voor vrij te maken. Hiernaast is de initiatiefnemer van mening dat een discussie
over de huidige invulling van de DU VO noodzakelijk is. Nu zijn ook andere vormen
van hulpverlening die hieruit gefinancierd worden, zoals de vrouwenopvang, te afhankelijk
van keuzes van gemeenten.
Toegang tot mentale ondersteuning verbeteren
Na een ervaring met seksueel geweld is het belangrijk om slachtoffers zo goed mogelijk
te ondersteunen om hiermee om te gaan. Daarvoor is het zaak om tijdig mentale ondersteuning
en zorg te bieden. Dit is niet alleen het geval bij slachtoffers die recent slachtoffer
zijn geworden van (online of offline) seksueel geweld, maar ook bij slachtoffers die
zich pas (veel) later melden. Die tweede groep is aanzienlijk, zo wijst Verwey-Jonker
erop dat veel slachtoffers zich eerst niet gelijk als slachtoffer zien.50 Voor hen is zichzelf melden bij een hulpverleningsinstantie vaak een grote stap waar
zij lang over hebben nagedacht en die veel losmaakt. Daarom is het voor deze groep
erg belangrijk dat zij vervolgens niet geconfronteerd worden met maandenlange wachtlijsten
om de ondersteuning te krijgen die zij nodig hebben om hier mentaal mee om te gaan.
Bij de Centra Seksueel Geweld kan deze ondersteuning voor een aantal weken na de melding
gegeven worden door casemanagers. Indien slachtoffers langer zorg nodig hebben zijn
zij vaak aangewezen op de reguliere ggz. Daar krijgen zij echter te maken met de lange
wachttijden die daar «normaal» zijn geworden. Volgens cijfers van de NZa waren er
in oktober 2024 108.878 wachtplekken.51 Bovendien krijgen mensen met een complexere ggz-vraag ook nog eens te maken met meer
drempels, doordat zij vaker geweigerd worden door ggz-aanbieders.52
Het verbeteren van de toegang tot goede geestelijk gezondheidszorg voor slachtoffers
van seksueel geweld vereist een aanpak op twee niveaus. Enerzijds blijft het noodzakelijk
om de wachtlijsten in de ggz over de gehele linie te verkorten. Hiervoor bestaan een
aantal mogelijkheden. Zo zouden de budgetplafonds in de ggz kunnen worden afgeschaft,
die nu de toegang tot de ggz beperken wanneer ze bereikt worden. Dit probleem lijkt
bovendien toe te nemen, doordat budgetplafonds vroeger bereikt lijken te worden.53 Ook zouden de prikkels die nu bestaan waardoor het vaak niet rendabel is om zorg
te leveren aan mensen met complexere problematiek moeten worden aangepakt, door bijvoorbeeld
vaker te werken met beschikbaarheidsfinanciering.
Anderzijds is het belangrijk om te onderzoeken hoe er op korte termijn goede laagdrempelige
mentale ondersteuning kan worden gegeven aan slachtoffers van seksueel geweld, zonder
dat zij daarvoor op een wachtlijst terecht komen. Dat kan in gevallen waarin eigenlijk
reguliere ggz nodig is helpen de wachtperiode te overbruggen. Ook kan dit nuttig zijn
in gevallen waarbij de hulpvraag groter is dan wat momenteel kan worden geboden zonder
wachtlijst, maar er ook geen uitgebreide ggz-behandeling noodzakelijk is. Door voor
deze groepen een uitgebreider laagdrempelig aanbod te bieden zouden slachtoffers hopelijk
sneller door kunnen met hun leven.
De initiatiefnemer acht het daarvoor de meest logische optie om het aanbod aan mentale
zorg en ondersteuning uit te breiden van organisaties die momenteel ook al hulp bieden
aan slachtoffers van seksueel geweld. Daarbij is het van belang dat de ondersteuning
aansluit op de behoeften van slachtoffers. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden
aan de inzet van ervaringsdeskundigheid en lotgenotencontact, aangezien uit het onderzoek
van Verwey-Jonker54 blijkt dat dit het makkelijker kan maken om over de eigen ervaringen te spreken.
Ook de suggesties die regeringscommissaris Mariëtte Hamer heeft gedaan over digitale/hybride
zorg zouden in dit kader moeten worden onderzocht.55
Om te voorkomen dat slachtoffers op de lange ggz-wachtlijsten terecht komen of om
hen tijdens deze wachtperiode niet zonder hulp te laten zitten is het van belang dat
bestaande mentale ondersteuning wordt uitgebreid. Nu kan er slechts een beperkte hoeveelheid
uren worden besteed aan psychische ondersteuning van slachtoffers. Dat is met name
het geval bij de groeiende groep slachtoffers die zich langer dan zeven dagen nadat
het seksueel geweld heeft plaatsgevonden melden. In de eerste zeven dagen zijn meer
mogelijkheden om forensische sporen veilig te stellen, bepaalde vormen van medische
hulp te bieden en te monitoren of iemand PTSS ontwikkeld. De groep die zich na deze
periode meldt heeft echter vaak behoefte aan uitgebreidere mentale ondersteuning en
zorg. Voor deze groep is nu over het algemeen slechts 3,5 uur ondersteuning beschikbaar.
Hoewel zorgverleners hier in praktijk vaak enigszins flexibel mee op proberen te gaan
is dit niet altijd toereikend voor wat slachtoffers nodig hebben, aangezien er door
de beschikbare financiering slechts beperkt rekening kan worden gehouden met de verschillende
behoeften van slachtoffers.
Door de lange wachtlijsten bij ggz-instellingen kan er voor slachtoffers makkelijk
een gat vallen waarin geen zorg beschikbaar is. Hoewel slachtoffers die zich binnen
7 dagen na het misbruik melden meer zorg geboden wordt en er via de toepassing van
watchful waiting in veel gevallen de noodzaak van vervolgzorg voorkomen kan worden56 kan de groep die wel naar de ggz wordt verwezen alsnog te maken krijgen met lange
wachtlijsten. Hierom zou er eigenlijk in alle regio’s een vergelijkbaar aanbod aan
mentale ondersteuning beschikbaar moeten zijn. Hiervoor is het wel belangrijk dat
de zorgverleners die deze zorg moeten geven (bv. de casemanagers bij de CSG’s) allemaal
worden getraind en opgeleid om passende mentale ondersteuning te kunnen geven en dat
er landelijke financiering komt van de regionale CSG’s. Gezien de grote veranderingen
die naar verwachting nodig zijn om de toegang tot goede mentale zorg en ondersteuning
te verbeteren is er nog veel onduidelijk over hoe dit precies moet worden ingevuld.
Daarom stelt de initiatiefnemer voor om hier samen met de CSG’s en andere betrokken
hulporganisaties pilots voor op te zetten. Door deze goed te evalueren en op basis
daarvan verbeteringen aan te brengen kan dan worden bepaald hoe deze zorg het beste
structureel kan worden aangeboden. Daarbij geeft de initiatiefnemer alvast enkele
denkrichtingen mee.
Eén van de mogelijke deeloplossingen om het gat tussen het CSG en de ggz op te lossen
zou zijn om slachtoffers regelmatige check-ups aan te bieden tijdens de periode dat
zij op de wachtlijst voor de ggz staan. De Kamer heeft eerder verzocht om periodieke
check-ups voor minderjarige slachtoffers van seksueel geweld.57 De initiatiefnemer verwacht dat dit ook een toegevoegde waarde kan hebben voor meerderjarige
slachtoffers van seksueel geweld. Daarmee wordt voorkomen dat zij in een gat vallen
tussen de zorg die zij ontvangen van het CSG en het moment dat zij bij de ggz terecht
kunnen. Daarnaast is het wenselijk om hulpverleners ook meer mogelijkheden te geven
om langer mentale ondersteuning te bieden als dit nodig is, ook voor slachtoffers
die niet worden doorverwezen naar de ggz. Daarvoor is het essentieel dat de financiering
van de CSG’s structureel en landelijk georganiseerd wordt, zodat zij ook de ruimte
hebben om het aantal beschikbare uren uit te breiden. In alle pilots zou in ieder
geval aandacht moeten worden besteed aan het goed opleiden van de betrokken zorgverleners,
zodat zij over de juiste expertise en vaardigheden beschikken om slachtoffers goed
te kunnen helpen. In aanvulling daarop kan de uitbreiding van de samenwerking met
ervaringsdeskundigen en inzet op lotgenotencontact en buddy’s zorg voor slachtoffers
verbeteren.
Verhogen capaciteit zedenrecherche
Zoals eerder beschreven moeten slachtoffers van seksueel geweld vaak te lang wachten
voordat hun zaak wordt opgepakt door de politie. Ondanks de inzet die er de afgelopen
jaren is gedaan om deze wachttijden te verkorten, via o.a. de motie Klaver en het
actieplan doorlooptijden zedenzaken blijft dit een hardnekkig probleem. Dat kan het
herstelproces van slachtoffers van seksueel geweld vertragen, aangezien zij langer
in onzekerheid blijven over de uitkomst van het strafrechtelijke proces. Bovendien
worden zij gedurende dit proces regelmatig opnieuw geconfronteerd met wat hen is overkomen.
Een traag verloop van dit proces is daarom onwenselijk. Daarom pleit de initiatiefnemer
ervoor om de capaciteit bij de zedenrecherche verder uit te breiden. Daarbij moet
wel gelijk vermeld worden dat er ook een bredere generieke investering in de politie
noodzakelijk is, gezien het grote tekort waar de politie mee te kampen heeft. De nadruk
in deze nota ligt weliswaar bij de tekorten bij de zedenrecherche, maar dit moet niet
worden opgevat als pleidooi voor het weghalen van middelen bij één van de andere belangrijke
taken van de politie.
Gezien de oorzaak van de lange doorlooptijden in de strafrechtketen deels ligt bij
het Openbaar Ministerie en de rechtelijke macht dient ook gekeken te worden of hier
capaciteitsuitbreidingen mogelijk en noodzakelijk zijn. Daarvoor is het belangrijk
om te werken aan betere samenwerking en coördinatie in de strafrechtketen, zoals de
Algemene Rekenkamer eerder dit jaar heeft aanbevolen.58 Aanvullend aan de financiering en samenwerking kan de drempel voor aangifte bovendien
verlaagd worden door het standaard mogelijk te maken voor slachtoffers om een ervaringsdeskundige
mee te nemen als buddy bij het doen van aangifte.
Toegankelijke en kwalitatieve forensische zorg
Het tekort aan forensische artsen is een probleem dat goede zorg voor slachtoffers
van seksueel geweld bemoeilijkt. Tijdige aanwezigheid van een forensisch arts is immers
essentieel om sporen veilig te stellen die kunnen worden gebruikt om de dader te kunnen
vervolgen. GGD’en in de noordelijke provincies sloegen in april 2025 echter alarm
vanwege dit tekort.59 Daarbij melden ze dat de werkdruk erg hoog was en de wachttijden konden oplopen tot
meerdere uren. Hoewel een scenario waarbij forensisch-medische onderzoeken niet konden
worden uitgevoerd nog niet was voorgekomen, spraken de GGD’en wel de vrees uit voor
dit scenario. Het artsentekort dreigt bovendien nog verder toe te nemen, doordat van
de beschikbare forensisch artsen een groot deel tegen de pensioenleeftijd aan zit.
Dat terwijl Mariëtte Hamer juist de verwachting heeft uitgesproken dat het aantal
meldingen van seksueel geweld de komende jaren verder zal toenemen, onder andere als
gevolg van de nieuwe Wet Seksuele Misdrijven.60
Het tekort aan forensisch artsen bestaat deels doordat de instroom in de opleiding
onvoldoende is, waardoor er te weinig forensisch artsen worden opgeleid. In 2024 zijn
bijvoorbeeld slechts 17 artsen begonnen aan de driejarige specialisatie tot forensisch
arts61, terwijl het capaciteitsorgaan in haar advies62 een voorkeur voor 27 heeft uitgesproken. Een complicerende factor bij de aanpak van
het tekort is dat de huidige beleidskeuzes momenteel vooral het probleem lijken te
verergeren, in plaats van het tekort op te lossen. Eerder dit jaar werd bekend dat
de medische arrestantenzorg – samen met lijkschouw en forensisch medisch onderzoek
(waaronder zedenonderzoeken) een kerntaak van de forensische geneeskunde – zou worden
aanbesteed aan een organisatie die deze zorg uitvoert via huisartsen, basisartsen
en verpleegkundigen.63 Forensisch artsen64 en de GGD’en65 waarschuwen echter dat het weghalen van deze zorg bij forensisch artsen hun werk
minder afwisselend en daarmee minder aantrekkelijk kan maken. Dat zou ook gevolgen
kunnen hebben voor de beschikbaarheid van artsen voor het forensisch medisch onderzoek.
Om de tekorten tegen te gaan is het dus van belang dat er vanuit de overheid niet
langer besluiten worden genomen die de aantrekkelijkheid van het vak kunnen verminderen,
maar dat er juist een actieve inzet komt om de tekorten te verkleinen. Alleen zo kan
de beschikbaarheid van forensisch-medisch onderzoek voor slachtoffers van seksueel
geweld worden geborgd. Daarnaast speelt het gebrek aan aandacht voor de forensische
geneeskunde in de geneeskundeopleidingen een rol bij de tekortschietende instroom
bij de opleiding voor forensisch artsen (net als bij veel andere specialisaties buiten
het ziekenhuis). De invulling van de opleidingen is uiteraard geen politiek besluit,
maar is voorbehouden aan de universiteiten zelf. De Minister van VWS kan echter wel
het gesprek aangaan met de UMC’s over de mate waarin de opleidingen aandacht besteden
aan specialisaties buiten het ziekenhuis en het effect daarvan op artsentekorten.
Betere opvang bij seksueel geweld in de thuissituatie
In de meeste gevallen is de pleger van seksueel geweld een bekende, waarbij in een
substantieel deel de pleger uit de eigen huiselijke kring kwam. Als gevolg daarvan
is voor deze slachtoffers van seksueel geweld de thuissituatie niet meer veilig, bijvoorbeeld
doordat de pleger hun partner is. In dat geval zijn zij vaak aangewezen op de vrouwenopvang.
De toegang tot de vrouwenopvang is echter niet in alle gevallen goed geborgd in Nederland.
In totaal zijn er circa 1000 plaatsen in de verschillende vrouwenopvangen beschikbaar,
terwijl er volgens de norm uit het Verdrag van Istanbul (één plaats per 10.000 inwoners)
zo’n 1.800 plaatsen zouden moeten zijn.66 Uit de Landelijke monitor Veilige Opvang van de VNG en Valente blijkt dan ook dat
er een landelijk tekort is aan opvangplaatsen, met als gevolg «dat niet alle mensen
die veilige opvang nodig hebben, dat ook krijgen». In 40% van de gemeenten is zelfs
sprake van een wachtlijst. Het gevolg hiervan is dat slachtoffers van huiselijk geweld
vaker tijdelijk moeten worden opgevangen in hotels en vakantieparken. Het aantal dagen
dat van die alternatieven gebruik moest worden gemaakt verdriedubbelde in 2023 bijna
naar 3.129, verdeeld over 193 mensen. Dat is een zeer verontrustende ontwikkeling,
aangezien deze plaatsen niet dezelfde veiligheid en ondersteuning kunnen bieden aan
slachtoffers van huiselijk geweld als de vrouwenopvang. Zo kunnen op die plekken niet
dezelfde veiligheidsmaatregelen worden genomen en zijn er niet permanent hulpverleners
en lotgenoten aanwezig. Daardoor staan vrouwen sneller onder druk van hun (ex-)partner
om terug te keren. Uit het rapport blijkt bovendien dat het tekort nog groter is dan
uit deze cijfers blijkt, doordat dit deels ook wordt opgevangen door strengere selectie
aan de voordeur:
Het komt steeds vaker voor dat personen met een ernstige dreiging en acuut gevaar
niet worden opgevangen terwijl dit wel nodig is. Enkel de personen met de meest ernstige
veiligheidssituatie worden opgevangen in hotels. Andere personen wordt gevraagd nog
even vol te houden of er wordt op een ander – vaak onveilig – alternatief ingezet.
De kans bestaat dat deze mensen de motivatie verliezen om uit de onveilige situatie
te stappen.
Het is dus van groot belang dat het aantal opvangplaatsen in de vrouwenopvang wordt
uitgebreid. Volgens Valente zijn er op korte termijn 30 crisisopvangplaatsen en 123
vervolgopvangplaatsen nodig.67 Positief is dat het kabinet hier in de miljoenennota € 12 miljoen voor heeft gereserveerd.
Het is nu van belang om ervoor te zorgen dat dit daadwerkelijk resulteert in meer
opvangplaatsen en minder hotelplaatsingen. Op de langere termijn is structurele landelijke
sturing op de vrouwenopvang nodig, zodat het aantal plaatsen en de kwaliteit van de
zorg goed geborgd kan worden en er kan worden toegewerkt naar de 1.800 plaatsen die
we zouden moeten hebben op basis van het verdrag van Istanbul. Daarnaast dient de
financiering van de vrouwenopvang vanuit de DU VO uitgezonderd te worden van de korting
op specifieke uitkeringen die momenteel gepland staat. Dat is des te belangrijker
gezien het feit dat vrouwenopvang-organisaties de afgelopen jaren regelmatig forse
tekorten hadden door lage tarieven.68 Ten slotte is forensische zorg bij slachtoffers van seksueel geweld nog een aandachtspunt.
Dit vindt nu vaak alleen plaats als er aangifte wordt gedaan, maar het zou goed zijn
om dit aan te bieden aan vrouwen die hier nog over na willen denken. Dan ligt er alvast
bewijs klaar als zij later alsnog aangifte willen doen.
Vergroten bekendheid seksueel geweld en hulpaanbod
Om slachtoffers zo goed mogelijk te kunnen helpen is het essentieel dat zij weten
waar zij terecht kunnen. De verbetering van de samenwerking tussen de verschillende
betrokken organisaties kan daarbij helpen, zodat slachtoffers kunnen worden begeleid
naar de juiste organisatie op het moment dat zij zich ergens anders melden. Dit proces
moet daarom structureel worden ondersteund vanuit de overheid. Echter is dat alleen
voldoende als slachtoffers zich überhaupt melden. Daarom is het van belang dat de
naamsbekendheid van het Centrum Seksueel Geweld vergroot wordt, zodat mensen weten
dat er een laagdrempelige plek is waar zij terecht kunnen als zij slachtoffer worden
van seksueel geweld (inclusief online seksueel geweld). Het feit dat er in 2024 15.207
mensen69 contact opnamen met het CSG via telefoon, chat of face-to-face (inclusief mensen
die al voor 2024 slachtoffer werden), terwijl er naar schatting jaarlijks 100.000
mensen slachtoffer worden van seksueel geweld is een duidelijk teken dat de naamsbekendheid
verder verbeterd moet worden. Ook het Grevio-rapport van dit jaar riep op om de bekendheid
van de CSG’s te vergroten.70 Uiteraard is het CSG niet de enige plek waar slachtoffers zich kunnen melden en velen
melden zich ook bij de huisarts of bij andere (informele) hulporganisaties. Het is
niet realistisch of per se wenselijk om te verwachten dat alle slachtoffers zich melden
bij het CSG. Het zou daarom een goed idee zijn om in bredere zin in te zetten op laagdrempelige
en goed vindbare punten waar slachtoffers zich kunnen melden, waarbij naast het CSG
ook aandacht is voor andere organisaties en de landelijke hulplijn 116 waar vanuit
maatschappelijke organisaties en de Kamer toe is opgeroepen.71
Toch zou het goed zijn om ook in te zetten op bredere naamsbekendheid van het CSG.
Een goede mogelijkheid daarvoor zou zijn om bij artikelen in de media die gaan over
seksueel geweld onderaan te verwijzen naar het CSG, zoals dat nu ook al gebeurt voor
Stichting 113 Zelfmoordpreventie. Hiertoe werd eerder al een oproep gedaan door Iva
Bicanic, voormalig voorzitter van het landelijke CSG.72 Meer samenwerking met informele zorgorganisaties kan bovendien ook helpen om slachtoffers
met een migratieachtergrond beter naar formele zorgorganisaties toe te begeleiden.
Naast meer bekendheid voor het CSG onder de algemene bevolking is het ook van belang
dat er meer kennis komt onder zorgverleners over seksueel geweld. Immers bleek uit
het Verwey-Jonker rapport dat veel slachtoffers die klachten ervaren als gevolg van
seksueel geweld in eerste instantie hulp zoeken voor de gevolgen daarvan.73 Dan is het van belang dat de zorgverleners waarmee zij te maken krijgen de signalen
van seksueel geweld kunnen herkennen, weten hoe ze hierover het gesprek moeten aangaan
en weten welke hulp zij hiervoor kunnen bieden en waarnaar zij eventueel kunnen doorverwijzen.
Daarbij gaat het niet alleen om het zorgaspect, maar ook om bijvoorbeeld opties om
tot recht en herstel te komen. Zorgverleners zijn hier echter vaak nog onvoldoende
van op de hoogte en weten bijvoorbeeld niet altijd dat zij slachtoffers kunnen doorverwijzen
naar het CSG en/of ervaringsdeskundigenorganisaties. Uit het regioplanrapport bleek
bovendien dat het voor zowel slachtoffers als professionals vaak niet wisten waar
ze terechtkunnen wanneer er sprake is van digitale vormen van geweld tegen vrouwen.74 Ook bij online seksueel geweld kunnen zij echter terecht bij het CSG. Zorgverleners
moeten daarom goed worden opgeleid en voorgelicht over deze onderwerpen in hun opleidingen
en via na- en bijscholingen. Daarbij is het van belang dat hierbij aandacht wordt
besteed aan cultuursensitief werken, om de grotere afstand van slachtoffers met een
migratieachtergrond tot formele zorgorganisaties te overbruggen. Hiervoor is het ook
essentieel dat er bij plekken in de zorg waar slachtoffers van seksueel geweld zich
melden altijd een passende professionele tolk vergoed kan worden. Dat moet ook breder
zijn dan enkel organisaties die gespecialiseerd zijn in het helpen van slachtoffers
van seksueel geweld. Ook bij plekken waar slachtoffers zich niet rechtstreeks melden
vanwege seksueel geweld, maar bijvoorbeeld vanwege de klachten als gevolg daarvan,
moet dit standaard beschikbaar zijn. Nu verschilt het bijvoorbeeld per regio of een
tolk bij de huisarts vergoed wordt.75 Ook bij de CSG’s zijn er nu regionale verschillen op dit gebied. Momenteel onderzoekt
het Ministerie van VWS de mogelijkheden voor het verbeteren van de beschikbaarheid
van tolken in de huisartsenzorg en breder in de zorg.76 Onderzoeken alleen zorgen echter niet voor beter toegankelijke zorg voor slachtoffers,
dus het is belangrijk dat hier actie op wordt ondernomen.
Aanpak van online seksueel geweld
We zien dat online seksueel geweld een groot probleem is dat groeit. Mensen brengen
veel meer tijd online door dan vroeger en de technologische mogelijkheden voor het
maken van deepfakes nemen toe. Tegelijkertijd lijkt de overheid hierbij achter de
feiten aan te lopen, ondanks meerdere aansporingen vanuit onderzoeksrapporten.77 Het rapport Online Seksueel Geweld uit maart 2025 is duidelijk over wat er moet gebeuren: prioritering door toezichthouders
en handhavende instanties, voldoende financiering hiervan, betere samenwerking en
jaarlijkse rapportage. Hier is al steun vanuit de Tweede Kamer voor gekomen via de
aangenomen motie Van Nispen c.s.78, waarmee werd opgeroepen de aanbevelingen uit dit rapport over te nemen en om te
bezien «of het mandaat van de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch
Materiaal uitgebreid kan worden zodat de verwijderbevelen in de toekomst ook zouden
kunnen gaan gelden voor verwijderbevelen bij evident onrechtmatig materiaal van volwassenen».
Het is nu vooral zaak om hier daadwerkelijk mee aan de slag te gaan.
5. Financieel
Eigen risico afschaffen voor slachtoffers van seksueel geweld
In 2024 kregen 1620 slachtoffers van seksueel geweld medische zorg vanuit het CSG.79 Deze groep krijgt nu in veel gevallen te maken met het eigen risico. Als deze zorg
dus uitgezonderd wordt van het eigen risico zou dat hen allemaal tussen de € 0 en
€ 385 schelen, afhankelijk van of zij gebruik maken van medische zorg in het ziekenhuis80, de hoogte van het eigen risico en in hoeverre zij hiernaast andere zorg nodig hebben.
Als deze zorg allemaal uitgezonderd zou zijn van het eigen risico zou dit maximaal
€ 625.000 hebben gekost. Dit betreft zulke lage kosten dat deze kunnen worden gefinancierd
vanuit de reguliere financiering van de zorgverzekering, zonder dat dit hoeft te leiden
tot een stijging van de zorgpremie.
Financiering CSG’s verbeteren
De financiering van het landelijke CSG en de regionale CSG’s beslaat in 2026 ongeveer
€ 15 miljoen. Dit is echter momenteel erg versnipperd tussen een specifieke uitkering
aan de gemeente Utrecht voor het landelijke CSG en de Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang
(DU VO) aan 35 centrumgemeenten, die bovendien voor meerdere doeleinden gebruikt moet
worden. Ook is deze financiering niet structureel geborgd. Daarom wordt voorgesteld
het landelijke CSG en de regionale CSG’s voortaan te financieren via één landelijke
regeling, die structureel wordt gemaakt. Om ervoor te zorgen dat de CSG’s bovendien
niet langer afhankelijk zijn van kruissubsidiëring door samenwerkende organisaties
en hun expertise breder kunnen inzetten wordt voorgesteld om voor deze regeling € 20 miljoen
beschikbaar te stellen. Dit bedrag moet vervolgens jaarlijks geïndexeerd worden en
(gedeeltelijk) meebewegen met het aantal slachtoffers.
Toegang tot mentale ondersteuning verbeteren
Aangezien dit voorstel op basis van de resultaten van de pilots zou moeten worden
uitgewerkt is het onduidelijk welk bedrag hier structureel voor nodig zou zijn. Naar
schatting zou het uitbreiden van het casemanagement bij het CSG voor de groep die
wordt doorverwezen naar de ggz bijvoorbeeld zo’n € 9,5 miljoen kosten. Echter komen
niet alle slachtoffers terecht bij het CSG. Daarom zou er meer nodig zijn dan enkel
dat bedrag. Daarom stelt de initiatiefnemer voor om een bedrag van € 15 miljoen structureel
vrij te maken voor de verbetering van de toegang tot mentale ondersteuning. Dit bedrag
kan dan in de eerste jaren worden gebruikt voor pilots vanuit verschillende hulp-
en lotgenotenorganisaties om te onderzoeken in welke vorm de hulp het meest effectief
is. Daarna kan dit geld (zo nodig geïndexeerd) worden ingezet om de opbrengsten van
de pilots structureel te borgen.
Steun voor de gezamenlijke aanpak
De gezamenlijke aanpak bij de ondersteuning van slachtoffers en betrokkenen van (online)
geweld in afhankelijkheidsrelaties moet nog worden getest en verder worden doorontwikkeld.
Het is dus momenteel nog onduidelijk hoeveel de bredere uitrol hiervan zal gaan kosten.
Het is echter wel van belang dat hier aanvullende financiering voor wordt vrijgemaakt
als dit noodzakelijk is.
Verhogen capaciteit zedenrecherche
Gezien het grote aantal zedenzaken en de lange doorlooptijden daarvan is een substantiële
uitbreiding van de capaciteit bij de zedenrecherche, het Openbaar Ministerie en de
rechtbanken noodzakelijk. Het kabinet dient te onderzoeken wat hiervoor nodig zou
zijn. De precieze kosten hiervan zijn daardoor nog onduidelijk, maar gezien de grootte
van de uitdaging zou hier een fors bedrag logisch zijn, zoals eerder al is gebeurd
via de motie Klaver c.s.
Tekort forensisch artsen aanpakken
De aanpak van het tekort aan forensisch artsen die hier wordt voorgesteld richt zich
met name op het aantrekkelijk houden en het vergroten van de bekendheid van het beroep.
Dat vereist in principe geen extra financiële middelen.
Uitbreiding aantal opvangplekken in de vrouwenopvang
Om te voldoen aan de eisen uit het verdrag van Istanbul over het aantal opvangplekken
en om het tekort aan plekken op te lossen zou een groei naar 1.800 plaatsen noodzakelijk
zijn. Dat betekent dat er bovenop de huidige plannen nog ongeveer 650 opvangplaatsen
bij zouden moeten komen. Zo’n toename is niet van de éne op de andere dag te regelen,
dus hier zou naartoe moeten worden gewerkt. De precieze kosten hiervan zijn nog niet
helemaal duidelijk, maar indicatieve schattingen gaan uit van circa € 60,4 miljoen.
Verbeteren bekendheid CSG
Een brede eenmalige bekendheidscampagne voor het CSG bestaande uit spotjes op landelijke
tv, radio, social media en uitingen in de publieke ruimte zou naar schatting tussen
de € 1 en € 1,4 miljoen kosten.
Vergoeding tolken in de zorg
Momenteel bedragen de kosten van de inzet van tolken in de huisartsenzorg enkele tonnen
euro’s, die momenteel vaak al vergoed worden via de achterstandsfondsen. Een beter
toegankelijke en bekendere regeling zou dit wel enigszins kunnen verhogen, maar dit
gaat naar verwachting om beperkte kosten. Bij de CSG’s worden tolken nu al vergoed,
maar is het voornaamste probleem dat de manier waarop dit is geregeld tussen regio’s
verschilt. Er zijn dus waarschijnlijk geen noemenswaardige aanvullende investeringen
nodig om dit op een uniforme manier te borgen.
Aanpak online seksueel geweld
Het uitvoeren van de aanbevelingen uit het rapport Online Seksueel Geweld zou waarschijnlijk gepaard moeten gaan met een investering in de toezichthouders
en handhavende instanties. Echter is het op dit moment niet mogelijk om te zeggen
om welk bedrag het hierbij zou moeten gaan. Dit zou het kabinet moeten onderzoeken
in samenspraak met de organisaties die het rapport hebben opgesteld en de betrokken
toezichthouders en handhavende instanties.
Dekking
Daarmee zouden de nu te kwantificeren kosten daarmee neerkomen op € 97,5 miljoen.
Hierbij zijn bepaalde voorstellen die nog nader moeten worden uitgewerkt, zoals de
uitbreiding van de zedenrecherche nog niet meegenomen. De totale kosten zullen daardoor
nog wat hoger uitvallen. De initiatiefnemer benadrukt hierbij dat op termijn deze
kosten zichzelf ook deels zullen terugverdienen. Seksueel geweld heeft namelijk grote
gevolgen voor de levens van de slachtoffers. Daarvan is het leed dat zij en hun naasten
ervaren het grootste probleem, dat op zichzelf al ruimschoots voldoende reden geeft
om hen beter te ondersteunen. Echter betekent dit ook dat zij vaker last krijgen van
gezondheidsklachten en uitval op het werk. Door hen beter te ondersteunen kan dus
ook geld bespaard worden. Op korte termijn zal er echter wel aanvullende bekostiging
voor moeten worden gevonden. De initiatiefnemer ziet hiervoor een aantal verschillende
mogelijkheden. Zo zou het verhogen van het belastingtarief van de innovatiebox met
slechts 1 procentpunt bijvoorbeeld al € 140 miljoen opleveren, waarmee alle bovenstaande
voorstellen kunnen worden gedekt. Het feit is simpelweg dat er absoluut geld te vinden
is om deze noodzakelijke investeringen te doen. Het enige dat dat vereist is een politieke
meerderheid die bereid is om het belang van de slachtoffers van seksueel geweld boven
de belangen te stellen van mensen die de hulp van de overheid minder nodig hebben.
6. Beslispunten
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen met de volgende beslispunten:
• De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt verzocht een wetsvoorstel
naar de Kamer te sturen waarmee de zorg voor slachtoffers van seksueel geweld wordt
uitgezonderd van het eigen risico.
• De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid
worden verzocht om te zorgen voor structurele landelijke financiering voor het netwerk
Centrum Seksueel Geweld, bestaande uit het landelijke CSG en de regionale CSG’s vanaf
2026
• De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg en de Staatssecretaris Jeugd,
Preventie en Sport worden verzocht om samen met de bestaande hulporganisaties te werken
aan de uitbreiding van het aanbod van laagdrempelige mentale ondersteuning en de regionale
verschillen hierbij te verkleinen en hiervoor pilots op te zetten om te onderzoeken
hoe dit het beste structureel kan worden geregeld
• De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg en de Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid worden verzocht om het traject naar de gezamenlijke aanpak
bij de ondersteuning van slachtoffers en betrokkenen van (online) geweld in afhankelijkheidsrelaties
blijvend te ondersteunen en zo nodig extra financiering vrij te maken voor de verdere
uitrol hiervan
• De Minister van Justitie en Veiligheid wordt verzocht om in kaart te brengen hoe de
capaciteit bij de zedenrecherche, het Openbaar Ministerie en de rechtbanken kan worden
uitgebreid om de lange doorlooptijden van zedenzaken waar mogelijk te verkorten
• De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt verzocht om in samenwerking met
toezichthouders en handhavende instanties de aanpak van online seksueel geweld te
prioriteren, in lijn met de aanbevelingen uit het rapport Online Seksueel Geweld en de motie Van Nispen c.s.
• De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg wordt verzocht om met een
plan te komen om het aantal opvangplekken in de vrouwenopvang te verhogen naar 1.800,
in lijn met het verdrag van Istanbul
• De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg wordt verzocht om met een
nieuwe campagne te komen om de bekendheid van het Centrum Seksueel Geweld te vergroten
• De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt verzocht in gesprek te gaan
met media over de mogelijkheid om standaard informatie over het Centrum Seksueel Geweld
op te nemen onder nieuwsberichten over seksueel geweld
• De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap worden verzocht om in gesprek te gaan met onderwijsinstellingen die
zorgopleidingen aanbieden over de mogelijkheden om daarin meer aandacht te besteden
aan het herkennen van signalen van seksueel geweld en het bieden van goede zorg aan
slachtoffers van seksueel geweld
• De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap worden verzocht om in gesprek te gaan met de Universitair Medische Centra
over de mogelijkheden in bij de opleiding geneeskunde meer aandacht te besteden aan
specialisaties buiten het ziekenhuis, zoals de opleiding tot forensisch arts
• De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt verzocht om ervoor te zorgen
dat er altijd een passende professionele tolk kan worden ingezet op plekken waar slachtoffers
van seksueel geweld zich melden, zowel bij gespecialiseerde hulporganisaties als bij
bijvoorbeeld de huisarts
7. Dankwoord
Deze initiatiefnota had niet tot stand kunnen komen zonder de hulp en input van, en
gesprekken met een aantal organisaties en personen. Onder andere het landelijk Centrum
Seksueel Geweld, Slachtofferhulp Nederland, het landelijke netwerk Veilig Thuis, Perspectief
Herstelbemiddeling, het Centrum Seksueel Geweld Groningen/Drenthe, Valente, de Nationale
Politie, Voice of All Women, Fier, het Forensisch Medisch Genootschap, Offlimits en
de Patiëntenfederatie boden hierbij essentiële inzichten. Mijn dank hiervoor is groot.
In het bijzonder wil ik daarnaast mijn dank uitspreken voor de ervaringsdeskundigen
die het gesprek aan wilden gaan tijdens het proces van het schrijven van deze initiatiefnota.
Zonder jullie had dit document niet tot stand kunnen komen.
Tot slot wil ik nog mijn dank uitspreken voor het CSG Gelderland-Zuid en -Midden voor
het indrukwekkende werkbezoek dat ik daar heb mogen afleggen. Dit werkbezoek was de
directe aanleiding om het initiatief te nemen tot deze nota.
Dobbe
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Sarah Dobbe, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.