Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hertzberger over het Advies Informatievoorziening Infectieziektebestrijding (IV-IZB)
Vragen van het lid Hertzberger (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Advies Informatievoorziening Infectieziektebestrijding (IV-IZB) (ingezonden 29 september 2025).
Antwoord van Minister Bruijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 27 oktober
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025–2026, nr. 258.
Vraag 1
Wat was de aanleiding voor u en uw ministerie om het Adviescollege ICT-toetsing te
verzoeken om een onderzoek uit te voeren naar het programma Informatievoorziening
Infectieziektebestrijding (IV-IZB)? Had u op dat moment al signalen dat de doelen
niet behaald zouden worden?
Antwoord 1
De aanleiding voor het verzoek aan het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) was dat
ministeries verplicht zijn om alle voorgenomen ICT-projecten van meer dan vijf miljoen
euro bij AcICT aan te melden. Voorafgaand daaraan is het programma meermaals extern
getoetst, via twee gateway reviews en een CIO-oordeel. Aanbevelingen hieruit zijn
overgenomen en geïmplementeerd. In de voortgangsbrieven Pandemische Paraatheid die
op 29 juni 2023 en op 26 oktober 2023 met uw Kamer zijn gedeeld, heb ik reeds aangegeven
dat mijn ministerie voornemens was (in de loop van 2024) een externe toets door AcICT
uit te laten voeren.1
Vraag 2
Sinds wanneer is bekend op uw departement dat er problemen zijn met de samenhang en
de regie van dit project?
Antwoord 2
Begin september 2025 heb ik het definitieve advies van AcICT ontvangen waarin deze
conclusies worden getrokken.
Vraag 3
Klopt het dat grote ICT-projecten zoals bij pandemische paraatheid op tijd bij het
Adviescollege ICT-toetsing moeten worden aangemeld, gezien eerdere ICT-debacles die
gepaard gingen met grootschalige verkwisting van publiek geld?
Antwoord 3
Ja, grote ICT-projecten worden door ministeries verplicht bij AcICT aangemeld voor
toetsing, voordat onomkeerbare stappen worden gezet. Daarmee is door de rijksoverheid
een controle ingebouwd om de risico’s van grote ICT-projecten te beperken en de slaagkans
van dergelijke projecten te vergroten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1,
heeft mijn ministerie dat ook gedaan.
Vraag 4
Wanneer is het ICT-programma begonnen en wanneer is het aangemeld bij het Adviescollege
ICT-toetsing? Klopt het dat daar meer dan anderhalf jaar tussen zat? Klopt het dat
dit project vanwege zijn omvang (186,9 miljoen euro) tot één van de zeer grote IT-projecten
behoort met bijbehorend groot risico?
Antwoord 4
Het IV-programma is in 2023 gestart en VWS was voornemens in de zomer 2024 het programma
te laten toetsen door AcICT. In het licht van de bezuinigingen op structurele middelen
voor beheer en onderhoud in het Hoofdlijnenakkoord van 2024 heeft AcICT medio augustus
2024 besloten om een voorgenomen toets op het programma uit te stellen naar een later
moment. Het klopt dat dit programma op dit moment tot één van de grote IT-projecten
van de rijksoverheid behoort.2
Vraag 5
Klopt het dat er al 44 miljoen euro is uitgegeven en het project nu stop wordt gezet?
Wat is er met deze 44 miljoen euro gerealiseerd?
Antwoord 5
Het klopt dat er tot nu toe 44 miljoen euro is uitgegeven, zoals AcICT in zijn advies
schrijft. Daarmee zijn sinds de start van het programma in 2023 verschillende zaken
bereikt en opgeleverd, onder andere:
– Alle 25 GGD’en hebben hun processen geharmoniseerd. Tot dan toe hanteerde iedere GGD
zijn eigen werkwijze. Dat maakte het voorheen lastig voor zorgprofessionals bij de
GGD’en om snel en makkelijk een andere GGD te helpen, zowel bij Covid-19 maar ook
bij een regionale uitbraak zoals mazelen.
– RIVM werkt aan generieke infrastructuur die noodzakelijk is om op een beveiligde manier
en schaalbaar uiteenlopende soorten data uit diverse bronnen te kunnen ontvangen,
opslaan en beschikbaar te maken voor uitvoerders, onderzoekers en burgers. Voor dit
laatste zijn ook nieuwe portaalfuncties ingericht. De toegang tot voorzieningen wordt
verder schaalbaar gemaakt en beveiligd.
– Voor de Landelijke Functionaliteit opschaling Infectieziektenbestrijding (LFI) worden
nieuwe applicaties ingericht voor bijvoorbeeld vroegtijdige signalering, scenario-analyse
en kennisdeling. Het datalab voor de LFI is gebouwd en in gebruik. Dit zorgt tijdens
een crisis voor overzicht op actuele data. Zoals een overzicht van locaties en capaciteit
van testlab’s, of het aantal uitgevoerde testen, gezette prikken en het aantal gevoerde
gesprekken voor een testafspraak. Bestaande applicaties voor de ondersteuning van
het vaccinatieproces worden schaalbaar en wendbaar gemaakt. En de datastromen voor
de surveillance van infectieziekten worden verder geüniformeerd en gestandaardiseerd
ten behoeve van analyses.
– Bij de GGD’en is het verouderde toegangsbeheersysteem vervangen, zodat het nu veiliger
en schaalbaar is.
– De vraag «wat is er nodig in het GGD-domein» is uitgewerkt. De aanbesteding hiervoor
staat klaar om uit te zetten in de markt (maar is afhankelijk van invulling van de
randvoorwaarde van structurele financiering vanaf 2027).
Het programma wordt in zijn huidige vorm gestopt, in lijn met het advies van AcICT.
Ik breng eerst de randvoorwaarden op orde en voer een aantal fundamentele wijzigingen
door in de programmaopzet, -aansturing en -uitvoering, om vervolgens een herstart
te kunnen maken in fases. Voor de herstart wordt voortgebouwd op de reeds gerealiseerde
zaken die hierboven worden genoemd en die noodzakelijk zijn om het nieuwe programma
te voltooien.
Vraag 6
Waarom zijn er vooraf geen duidelijke afspraken gemaakt over het eigenaarschap van,
de verantwoordelijkheid voor, en de besturing van de toekomstige informatievoorziening
over data, processen, intellectueel eigendom en beheer? Bent u het met de adviesraad
eens dat vanuit u en uw ministerie te weinig regie is genomen op dit project en zo
ja, hoe komt dit?
Antwoord 6
Elk van de betrokken organisaties is eigenaar van de eigen informatievoorziening en
blijft verantwoordelijk voor ordentelijke verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens
via de vigerende kaders zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Voor
de sturing van het programma is reeds een governance ingericht onder leiding van een
landelijke stuurgroep, die wordt voorgezeten door VWS. Deze afspraken zijn onveranderd.
De afspraken over beheer van het IV-landschap en alle daaraan verwante vraagstukken
kunnen verder worden uitgewerkt nadat een landelijke beheerorganisatie (LBO) is geselecteerd,
naar verwachting dit najaar. Ik ben het met AcICT eens dat het programma beter te
beheersen zal zijn als het gefaseerd wordt uitgevoerd. VWS zal daarom de regie op
het programma na de herstart versterken door eerst de basis die nodig is voor de reguliere
infectieziektenbestrijding op orde te brengen en daarna pas de grootschalige pandemische
functies te bouwen.
Vraag 7
Hoe reflecteren het RIVM en GGD-GHOR op de constateringen in het rapport, op het gebrek
aan samenhang in de projecten en kunt u hen verzoeken hun reflectie zo snel mogelijk
met de Kamer te delen?
Antwoord 7
Beide organisaties hebben aangegeven zich te herkennen in de constateringen in het
adviesrapport, en hebben deze aangegrepen om te komen tot een inhoudelijke én financiële
herijking van hun deel in het programma. Mede op basis hiervan heb ik besloten het
programma in z’n huidige vorm te stoppen (conform het advies van AcICT) en een herstart
te maken waarin randvoorwaarden verder op orde zijn gebracht, de focus eerst gelegd
wordt op het op orde brengen van de basis (fase 1) en vervolgens de grootschalige
pandemische functies worden toegevoegd (fase 2). Beide organisaties geven tegelijk
aan blij te zijn dat nut en noodzaak voor de maatschappelijke opgave nogmaals wordt
bevestigd in het adviesrapport van AcICT.
Vraag 8
Kunt u duiden hoe de onderzoekers in het rapport tot de conclusies zijn gekomen dat
«de eisen aan pandemische paraatheid van de LFI geen concrete en meetbare invulling
[hebben]» en «de bijdrage van ieder van de deelprojecten aan de doelstellingen is
onvoldoende expliciet gemaakt»?
Antwoord 8
AcICT is van mening dat doelstellingen van het programma nog onvoldoende duidelijk
zijn. Het baseert zich daarbij op interviews en stukken en maakt daarin een eigen
afweging. Ik maak dankbaar gebruik van de feitelijke constateringen en adviezen om
de slaagkans van het programma te vergroten. Zo constateren de onderzoekers bijvoorbeeld
terecht dat de eisen voor een aantal LFI-voorzieningen nog onvoldoende zijn uitgewerkt.
Dit was ook in het programma bekend en werd tot dan toe niet als groot risico beschouwd
dat het einddoel en planning in gevaar zou brengen. Het advies van AcICT onderstreept
echter de urgentie om op korte termijn deze eisen gereed te hebben en daarvoor zijn
inmiddels de nodige acties genomen.
Vraag 9
Kunt u uitleggen waarom herformuleren van de doelen voor het IV-IZB programma geen
onderdeel uit lijken te maken van het op orde brengen van de randvoorwaarden? Hoe
voorkomen we dat dit opnieuw mis gaat?
Antwoord 9
In mijn bestuurlijke reactie kondig ik aan dat het ministerie de uitvoerende partijen
onder strakkere regie beter gaat aansturen. Onderdeel daarvan is ook het specifiek,
meetbaar, actiegericht, realistisch en tijdsgebonden (SMART) herformuleren van de
doelstellingen. Door fasering tegelijk met verbetering van periodieke rapportages,
kwaliteitsmanagement en financiële verantwoording verwacht ik dat mijn departement
beter in staat is om regie te voeren op de uitvoering van het programma.
Vraag 10
Wat maakt dat u het ondanks de inschatting in het rapport dat uw ministerie enkele
jaren nodig zal hebben voor het invullen van de randvoorwaarden, mogelijk acht nog
dit najaar fase 1 te kunnen herstarten?
Antwoord 10
Ik ben voornemens om een aantal randvoorwaarden (structurele financiering, selecteren
landelijke beheerorganisatie (LBO) en strakkere regie vanuit het ministerie) dit najaar
op orde te brengen. Daarmee acht ik een herstart op korte termijn mogelijk. Juridische
aspecten breng ik gedurende de looptijd van het programma op orde. Daarmee voorkom
ik dat de uitvoering van het programma onnodig grote vertraging oploopt, gezien de
doorlooptijd van een gemiddeld wetstraject. Dat de wetgeving nog niet is afgerond
staat het realiseren van informatievoorzieningen namelijk niet in de weg, omdat het
niet leidt tot andere technologische keuzes voor ondersteuning van gegevensuitwisseling
en het ook noodzakelijk is om voortgang te behouden op dat vlak. Zo zijn de aanpassingen
van de Wet Publieke Gezondheid (2de en 3de tranche) al enige tijd in voorbereiding. Daarnaast werk ik aan wet- en regelgeving
om de centrale beheertaak van de informatievoorziening (LBO) te beleggen bij het aangewezen
agentschap en het verplichte gebruik van die voorziening door alle GGD’en. Vanzelfsprekend
geldt dat aanvaarding door het parlement van de voorgestelde wet- en regelgeving en
inwerkingtreding daarvan essentieel zijn voor het daadwerkelijke centrale beheer van
de informatievoorziening door het agentschap.
Vraag 11
Met de recente datadiefstal bij bevolkingsonderzoek Nederland nog in gedachten, welke
extra maatregelen bent u voornemens te treffen om toekomstige patiëntdata die binnen
het IV-IZB verzameld zal worden, extra te beschermen?
Antwoord 11
De informatievoorzieningen in dit nieuwe IV-landschap moeten voldoen aan de strengste
Rijkskaders voor cyberveiligheid, zoals opgelegd door de Europese NIS2-verordening
(in Nederland geïmplementeerd via de Cyberbeveiligingswet) en het Rijkscloudbeleid.
Ook door de landelijke beheerorganisatie voor de GGD’en worden deze kaders gevolgd.
Vraag 12
Hoe komt het dat er vooral aandacht is voor de koude fase en weinig op de warme fase?
Hoe reflecteert u hier op?
Antwoord 12
Functies die nodig zijn tijdens de reguliere infectieziektebestrijding (koude fase)
zijn ook in opgeschaalde vorm nodig ten tijde van een pandemie (warme fase). Zonder
een solide basis is opschalen in crisistijd niet mogelijk. Daarom maak ik nu, in lijn
met het AcICT advies, de keuze om eerst de basis op orde te brengen voor de reguliere
infectieziektebestrijding en daar vervolgens de grootschalige pandemische functies
aan toe te voegen. Op die manier wordt een IV-landschap gerealiseerd dat klaar is
voor dagelijks gebruik in de infectieziektebestrijding, én klaar is voor opschaling
wanneer dat aan de orde is vanwege een grootschalige (pandemische) uitbraak. Daarmee
blijft het IV-landschap in lijn met een fundamentele ontwerpkeuze die ik op 31 januari
2023 met uw Kamer heb gedeeld als antwoord op vragen naar aanleiding van een schriftelijke
overleg: «Maak voor de reguliere infectieziektebestrijding een informatievoorziening
die geschikt is voor opgeschaald gebruik».3
Vraag 13
Hoe ziet u deze tekortkomingen in het licht van het belang van maatschappelijke weerbaarheid
en opschalingsvermogen, zowel fysiek als digitaal, in tijden van crisis? Hoe krijgt
Nederland zo snel mogelijk robuuste IT-infrastructuur voor noodsituaties zoals een
pandemie of een andere volksgezondheidscrisis?
Antwoord 13
Het Programma IV IZB zorgt voor (door)ontwikkelen van de informatievoorziening voor
de reguliere infectieziektebestrijding die ook geschikt is voor opgeschaald gebruik
en draagt daarmee bij aan de weerbaarheid van Nederland ten tijde van noodsituaties
als een pandemie. Door de nodige aanpassingen te doen in het programma, zoals fasering
en financiële herijking, en daarna op korte termijn een herstart te maken, krijgt
Nederland zo snel mogelijk de benodigde IT-infrastructuur in de publieke kern van
infectieziektebestrijding.
Vraag 14
Kunt u toezeggen dat u de Kamer duidelijk informeert over hoe dit project zal worden
voortgezet alvorens onomkeerbare stappen te nemen?
Antwoord 14
In het verleden is uw Kamer op gezette tijden geïnformeerd over de voortgang van het
beleidsprogramma Pandemische Paraatheid, waarvan dit IV-programma een vast onderdeel
is. Ik zal uw Kamer uiteraard op de hoogte blijven houden van de voortgang.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.