Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de aanpak van eenzaamheid
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de aanpak van eenzaamheid (ingezonden 2 oktober 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Pouw-Verweij (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
21 oktober 2025).
Vraag 1
Herinnert u zich onze eerdere schriftelijke vragen over de ondersteuning van organisaties
die zich inzetten voor mensen met een beperking?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is er concreet gedaan met de resultaten van het onderzoek van de Universiteit
Maastricht uit 2021, waaruit bleek dat de zorg 2 miljard euro per jaar kwijt is aan
(de gevolgen van) eenzaamheid, onder andere doordat mensen die zich eenzaam voelen
vaker gebruik maken van de zorg dan mensen die zich niet eenzaam voelen?
Antwoord 2
De resultaten van dit rapport onderschrijven het belang van het voorkomen en verminderen
van eenzaamheid. De aanpak Eén tegen eenzaamheid is gericht op het verminderen van
eenzaamheid in Nederland en draagt daarmee bij aan het terugdringen van zorgkosten
ten gevolge van eenzaamheid. Sinds 2022 is het huidige actieprogramma Eén tegen eenzaamheid
verbreed en richt het zich niet langer op eenzaamheid onder ouderen, maar op eenzaamheid
onder alle leeftijden. Voor een overzicht van de belangrijkste resultaten van het
actieprogramma verwijs ik graag naar de voortgangsrapportage die ik op 21 februari
2025 naar uw Kamer heb gestuurd.2
Vraag 3
Is bekend wat de kosten van (de gevolgen van) eenzaamheid anno 2025 zijn?
Antwoord 3
Het afgelopen juli verschenen WHO-rapport «From loneliness to social connection» geeft een overzicht van het internationaal gepubliceerde onderzoek naar de kosten
van eenzaamheid. Het laat zien dat die kosten substantieel zijn. In Spanje bijvoorbeeld
worden de kosten van eenzaamheid geschat op 14 miljard per jaar. Het gaat dan niet
alleen om zorgkosten, maar ook om productiviteitsverliezen en verminderd welzijn.
Nieuw onderzoek naar de kosten van eenzaamheid in Nederland is voor zover bekend sinds
2021 niet verschenen.
Vraag 4
Kunt u toelichten hoeveel er per jaar door het Ministerie van VWS wordt besteed aan
consultants voor onderzoek naar (beleid rondom) eenzaamheid en welke werkzaamheden
zij verrichten? Kunt u reflecteren op de proportionaliteit van dit bedrag?
Antwoord 4
Het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid heeft geen opdrachten uitstaan bij consultants
voor onderzoeken of rapporten. De projecten die ik vanuit het actieprogramma wel financier
zijn gericht op wetenschappelijk onderzoek of praktische ondersteuning van de praktijk.
Binnen het thematische programma van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) over eenzaamheid
financier ik onderzoek dat zich richt op een aantal onderbelichte doelgroepen waar
eenzaamheid voorkomt, waaronder jongeren, jongvolwassenen, mantelzorgers, mensen met
een lichte verstandelijke beperking en ouderen met een buiten-Europese migratieachtergrond.
Voor dit onderzoek heb ik € 3.500.000 beschikbaar gesteld voor de jaren 2022 tot en
met 2025. Het Ministerie van OCW draagt € 2.500.000 bij aan het programma, dat doorloopt
tot en met 2029.
Daarnaast is er gedurende de looptijd van het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid
(2018–2025) jaarlijks ongeveer € 800.000 besteed aan de praktische ondersteuning van
gemeenten bij de vormgeving van hun lokale aanpak eenzaamheid. In de periode 2023–2025
heeft adviesbureau BMC deze opdracht uitgevoerd en daarbij regionale leernetwerken
gevormd. Vanaf oktober 2025 zet kennisinstelling Movisie deze regionale leernetwerken
van gemeenten voort om synergie tussen kennisontwikkeling en -deling verder te versterken.
In het antwoord op vraag 5 ga ik in op de financiering van adviesbureau AEF voor de
coördinatie van de Nationale Coalitie. Wat de proportionaliteit betreft heeft het
actieprogramma Eén tegen eenzaamheid afgelopen jaren gewerkt aan verschillende actielijnen
met bijbehorende doelstellingen: meer bewustwording in de samenleving over eenzaamheid,
meer maatschappelijk initiatief tegen eenzaamheid en in alle gemeenten een lokale
aanpak tegen eenzaamheid. Bovengenoemde projecten dragen direct bij aan die doelstellingen
en staan daarmee in verhouding met de middelen die het programma besteed aan bijvoorbeeld
de Eén tegen eenzaamheid-campagne en de ondersteuning van maatschappelijke initiatieven
(zie antwoord 6).
Vraag 5
Klopt het dat onderzoeksbureau AEF bijna één miljoen euro ontvangt voor het coördineren
van de Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid? Kan nader gespecificeerd worden welke
werkzaamheden er verricht worden door AEF? Waarom is er niet voor gekozen om aangesloten
belangenorganisaties deze coördinerende taak te geven?
Antwoord 5
VWS heeft na een aanbestedingsprocedure voor het coördineren en ondersteunen van de
Nationale Coalitie een overeenkomst gesloten met adviesbureau AEF. De totaalprijs
voor deze opdracht is ongeveer € 800.000 voor de looptijd van augustus 2025 tot en
met 31 december 2029. Voor de uitvoering van de opdracht is onafhankelijke ondersteuning
van belang, leden van de Nationale Coalitie onderschrijven dit ook. Daarom is er niet
voor gekozen om een aangesloten belangenorganisatie deze coördinerende taak te geven.
De opdracht bevat onder meer het ondersteunen bij strategievorming van de Nationale
Coalitie tegen Eenzaamheid, het ondersteunen van werkgroepen waarin verschillende
Nationale Coalitieleden samen aan concrete resultaten werken voor het voorkomen en
verminderen van eenzaamheid, het vergroten van de zichtbaarheid van maatschappelijke
initiatieven bij gemeenten en het jaarlijks organiseren van netwerkbijeenkomsten voor
de Nationale Coalitie.
Vraag 6
Kunt u een overzicht aanleveren van de maatschappelijke organisaties en initiatieven
die door het Ministerie van VWS worden ondersteund in het kader van het tegengaan
van eenzaamheid en om welke bedragen dit gaat?
Antwoord 6
Vanuit het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid ondersteun ik sinds 2019 maatschappelijke
initiatieven. Dit gebeurt voornamelijk via programma’s bij het Oranje Fonds en ZonMw.
Het Oranje Fonds voert het programma Verminderen Eenzaamheid uit voor maatschappelijke
initiatieven die zich richten op het voorkomen, verminderen en verzachten van eenzaamheid.
Dit programma is gestart in 2023 en is recent verlengd tot 1 april 2028, waarbij 2027
het laatste uitvoeringsjaar is voor de huidige projecten. Het programma is recent
opgehoogd tot € 4.900.000. Vanuit dit programma worden naar verwachting 75 tot 100
toekenningen gedaan. Via het Corona Sociaal Herstelfonds bij het Oranje Fonds (2021–2023)
zijn 33 maatschappelijke initiatieven gefinancierd voor een totaalbedrag van € 1.300.000.
Daarnaast zijn met het ZonMw-programma Versterking Aanpak Eenzaamheid (2019–2023)
134 projecten en interventies gefinancierd voor een totaalbedrag van € 2.500.000.
Vraag 7
Bent u zich ervan bewust dat de druk op mantelzorgers momenteel zo hoog is dat veel
ouders van (volwassen) kinderen met een zeer intensieve zorgvraag hun baan moeten
opzeggen en dat dit het sociaal isolement van deze ouders alleen maar vergroot?
Antwoord 7
Ik ben mij ervan bewust dat de zorg voor een kind met een intensieve zorgvraag erg
belastend kan zijn. De worsteling van mantelzorgers om werk te combineren met intensieve
zorgtaken, bijvoorbeeld bij ouders van kinderen met een zeer intensieve zorgvraag,
herken ik. Een baan, of andere vormen van (vrijwilligers)werk, kan zingeving en afleiding
bieden. Ik vind het dan ook belangrijk dat, ook voor mensen met intensieve mantelzorgtaken,
de combinatie van werk en mantelzorg gefaciliteerd wordt. Op de werkvloer, maar ook
door andere vormen van mantelzorgondersteuning. Daarom zet ik vanuit de Mantelzorgagenda
2023–2026 in op het versterken van het aanbod aan mantelzorgondersteuning en heb ik
met de Werkagenda VN-verdrag Handicap en het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg deze ambities
verder aangescherpt.
Vraag 8
Welke concrete maatregelen worden er genomen of gaan er genomen worden om ervoor te
zorgen dat het voor ouders met kinderen met een intensieve zorgvraag makkelijker is
om hun betaalde baan te behouden?
Antwoord 8
De SER werkt op dit moment aan een advies over een toekomstbestendige combinatie van
werk en mantelzorg. Dit advies wordt opgesteld op verzoek van mijn ambtsvoorganger,
samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingen.3 Hierin is expliciete aandacht voor mensen met intensieve mantelzorgtaken, zoals ouders
van kinderen met een intensieve zorgvraag en de wijze waarop de combinatie van werk
en mantelzorg voor hen gefaciliteerd kan worden. Het SER-advies wordt begin 2026 verwacht.
Daarnaast werk ik aan de uitvoering van de Werkagenda VN-verdrag Handicap.4 Hierin zijn maatregelen opgenomen voor de juiste ondersteuning van naasten en mantelzorgers
van mensen met een beperking, zoals het stimuleren van de doorontwikkeling van het
aanbod logeerzorg.
Vraag 9
Kunt u nader toelichten welke opvolging er is gegeven aan de aangenomen motie-Westerveld
en Patijn waarin wordt gepleit voor een passend verlof voor ouders van zorgintensieve
kinderen?5
Antwoord 9
Ik ben in samenwerking met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bezig
met een verkenning naar de mogelijkheden voor de groep ouders die voor hun ernstig
zieke kinderen moeten zorgen. Hierover zijn ook gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers
van stichting Kinderkanker en stichting Kind en Zorg en ouders. Ik streef ernaar uw
Kamer in het voorjaar van 2026 verder te informeren. Fundamentele keuzes hierover
zijn aan een volgend kabinet.
Vraag 10
Bent u ervan op de hoogte dat het steeds moeilijker wordt om geschikte onderwijs-
of dagbestedingsplekken te vinden voor kinderen met een beperking? Zo ja, welke concrete
maatregelen neemt u om te zorgen dat er voor ieder kind een passende plek is?
Antwoord 10
Ik ben op de hoogte van stijgende aanmeldingen en toenemende wachtlijsten voor geschikte
plekken in de zorg/dagbesteding en het gespecialiseerd onderwijs voor kinderen met
een extra ondersteuningsbehoefte, waaronder kinderen met een beperking. Dit is nader
onderzocht door Bureau Berenschot. In de beleidsreactie op het onderzoeksrapport Druk
op de Keten6 van december 2024 heeft mijn ambtsvoorganger mede namens de bewindspersonen van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en Werkgelegenheid maatregelen geschetst waaraan
gewerkt wordt om de druk op de keten van kinderopvang, onderwijs en zorg te verlichten
en de ondersteuning aan kinderen te verbeteren: 1. een sterke pedagogische basis rond
het jonge kind (0–6 jaar); 2. inzetten op voldoende capaciteit in de keten en wachtlijsten
en -tijden aanpakken; 3. stimuleren van inclusievere vormen van kinderopvang en onderwijs;
4. de toerusting en ondersteuning van professionals; 5. en het vereenvoudigen van
regelgeving. In de reguliere voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer wordt over
de uitvoering hiervan gerapporteerd.
Verder wordt met de uitvoering van de verbeteraanpak passend onderwijs ingezet op
het realiseren van goed onderwijs voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
Tegelijkertijd zien we dat het aantal leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs
toeneemt. Daarom is in de meest recente voortgangsrapportage passend onderwijs van
april 20257 aangekondigd dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op dit moment
bezig is met verder onderzoek naar de redenen hiervoor. Uw Kamer wordt daar volgend
jaar over geïnformeerd. Verder wordt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap gewerkt aan het in kaart brengen van de wachtlijsten per regio zodat op
basis daarvan kan worden gekeken wat er nodig is om deze terug te dringen.8
Vraag 11
Welke concrete maatregelen zijn er genomen sinds de antwoorden op onze Kamervragen
uit oktober 2024 over de problemen met voldoende logeerfaciliteiten voor kinderen
met een zeer ernstige meervoudige beperking?9
Antwoord 11
De succesvolle pilot logeren met pgb-team (van Zilveren Kruis en Omega en van VGZ
en Amarant) vormde aanleiding om regelgeving aan te passen, zodat cliënten op meer
zorglocaties kunnen logeren met eigen pgb-team.
De benodigde wijziging van de regelgeving (het Besluit langdurige zorg en de regeling
langdurige zorg) is gepubliceerd en is per 1 juli 2025 in werking getreden. Logeren
met een pgb-team voor mensen die vanwege ernstige lichamelijke en verstandelijke beperkingen
sterk afhankelijk zijn van begeleiding, verpleging en verzorging door bekende personen,
is dan structureel mogelijk en het aantal locaties kan worden uitgebreid. Zorgkantoren
hebben de werkwijze geïmplementeerd in de werkprocessen.
De budgethouder kan bij een zorglocatie, die de benodigde faciliteiten biedt, een
overeenkomst afsluiten voor logeeropvang, terwijl het eigen pgb-team verantwoordelijk
is voor de samenhangende zorg en het noodzakelijke toezicht. Zorgkantoren geven aan
dat een aantal geïnteresseerde zorgaanbieders, zoals kinderdagcentra, zich bij hen
hebben gemeld om het concept verder uit te breiden.
Daarnaast zijn er zorgkantoren die het aanbod in de zorgkantoorregio bevorderen. Een
voorbeeld hiervan is VGZ die met zorgaanbieders in de regio het gesprek voert om te
kijken of er in gezamenlijkheid meer logeerzorg voor ernstig meervoudige beperking
(EMB) en zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (ZEVMB) gecreëerd
kan worden.
Vraag 12
Welke maatregelen worden er genomen om erop toe te zien dat er voldoende adequate
woon-, dagbesteding-, en logeerplekken voor mensen met een zeer ernstige verstandelijke
en meervoudige beperking?
Antwoord 12
Het kenniscentrum ZEVMB heeft bij verschillende partijen aangegeven dat er geen aanvullend
aanbod tot stand komt voor de meest intensieve groep binnen zorgzwaartepakket verstandelijke
beperking 8 (VG8).
Het is de rol van de zorgkantoren om de zorg in te kopen waarop de cliënten met een
Wlz-indicatie aanspraak hebben en aan zorgaanbieders om dat aanbod tot stand te brengen.
De NZa ziet toe op de naleving van deze zorgplicht.
Zorgkantoren voeren volop gesprekken met aanbieders om het huidige logeeraanbod in
stand te houden en verkennen samen met aanbieders in een regio hoe het aanbod uitgebreid
kan worden, ook voor de zwaardere doelgroepen.
Het tot stand komen van aanbod voor logeren, verblijf en dagbesteding is van verschillende
factoren afhankelijk, waaronder de benodigde expertise van personeel, huisvesting
en tarieven. De verantwoordelijkheid voor een redelijkerwijs passend tarief ligt bij
de NZa. Vanaf het jaar 2022 geldt een aanzienlijk hoger tarief voor logeeropvang van
Wlz-cliënten met een ZEVMB.
Signalen van mogelijk ontoereikende beleidsregelwaarden voor woonplekken (verblijf)
kunnen met de NZa worden gedeeld. De NZa is hierover met het kenniscentrum ZEVMB in
gesprek.
Het Ministerie van VWS kan door aandacht te vragen voor signalen en knelpunten eraan
bijdragen dat zorgaanbieders en zorgkantoren afspraken maken over een passend aanbod
van VG8. Ik zal dit onderwerp agenderen bij de zorgkantoren en aanbieders om beter
zicht te krijgen op het aanbod en wat er nodig is.
Vraag 13
Bent u ervan op de hoogte dat ook beperkingen zoals de kilometerregistratie in het
Valys-vervoer, ervoor kunnen zorgen dat mensen met een beperking hun naasten of vrienden
niet kunnen bezoeken? Zo ja, wat is er concreet gedaan sinds de brief van uw ambtsvoorganger
eind december 2024 als reactie op de wens van de Kamer om de kilometerregistratie
en het persoonlijk kilometerbudget af te schaffen?10
Antwoord 13
Valys is bedoeld voor het reizen verder dan 25 kilometer voor sociaal-recreatief vervoer,
zoals het bezoeken van vrienden en familie die verder weg wonen of om naar een voorstelling
of film te gaan in een andere stad. Valys-vervoer brengt in beginsel de Valys-reiziger
naar het OV en vervolgens van het OV naar de plek van bestemming. Door een ketenrit
te boeken, wordt het voor reizigers van Valys mogelijk om meer te reizen.
Daarnaast zullen er altijd mensen zijn voor wie reizen met het (aanvullend) OV helaas
nooit mogelijk zal zijn. Voor die mensen moeten we uiteraard in redelijkheid voorzien
in een alternatief. Valys-vervoer is één van de alternatieven.
Het direct uitvoeren van de motie kan tot problemen leiden in het Valys-vervoer, maar
ook bij andere vormen van doelgroepenvervoer. Een voorbeeld daarvan is dat alle vormen
van doelgroepenvervoer gebruik maken van dezelfde taxibedrijven. Een toename van reizen
bij Valys-vervoer heeft daarmee direct effect op de reizigers en de reizen van de
andere vormen van doelgroepenvervoer. Gezien de kwetsbaarheid van sommige Valys-reizigers
is het van groot belang om de effecten op bijvoorbeeld kwaliteit en vervoersgarantie
goed in kaart te brengen. Daarom heeft mijn voorganger besloten een onderzoek uit
te laten voeren door een onafhankelijke partij. Dit onderzoek brengt in beeld wat
de effecten van de uitvoering van de motie zijn en hoe de motie het beste uitgevoerd
zou kunnen worden. Begin 2026 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.