Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda Milieuraad van 21 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-08-1007)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 1009 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 oktober 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 1 oktober 2025 over de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 21 oktober 2025
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 1007), over de brief van 2 oktober 2025 over het verslag van de Milieuraad van 18 september
2025 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 1008), over de brief van 18 september 2025 over het verslag van de informele bijeenkomst
van milieu- en klimaatministers van 10–11 juli 2025 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 1006), over de brief van 4 juli 2025 over de kwartaalrapportage Q1 en Q2 2025 Milieudossiers
en Transportdossiers (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1142) en over de brief van 12 september 2025 over het fiche: ECHA-verordening (Kamerstuk
22 112, nr. 4162).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 oktober 2025 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 20 oktober 2025 zijn de vragen, voorzien van
een inleiding, door de Staatssecretaris en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Graaf
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reacties van de bewindspersonen
Inleiding
Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur en de Minister van Klimaat en Groene Groei de beantwoording
aan van het schriftelijk overleg naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de
aanstaande Milieuraad die zal plaatsvinden op 21 oktober 2025 te Luxemburg.
Daarnaast sturen wij u hierbij ook het Nederlandse non-paper voor de aanstaande Circulaire
Economiewet.
Algemeen
Hierbij wordt uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken rondom de agenda
van de Milieuraad. Ten opzichte van de laatste stand van zaken zoals vermeld in de
geannoteerde agenda die op 1 oktober jl. verstuurd is aan de Kamer1, is een aantal diverse-punten toegevoegd aan de agenda: de Europese Commissie geeft
een presentatie over de voortgang op het gebied van simplificatie in het kader van
klimaat; Litouwen heeft een diverse-punt ingediend over de Russische schaduwvloot
en milieuschade in de Baltische Zee; Cyprus heeft een diverse-punt ingediend over
circulaire initiatieven in Cyprus; en Tsjechië heeft een diverse-punt ingediend over
de milieuaspecten in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK).
COP30
1.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Nederlandse inzet
voor de COP30 en hebben dit meegenomen in het debat met de Minister van Klimaat en
Groene Groei over de COP30 op donderdag 2 oktober 2025. Deze leden zien uit naar de
aankomende updates over de onderhandelingen binnen Europa en hopen op een rechtvaardige
en ambitieuze Europese inzet voor de COP.
Antwoord
Nadat de Milieuraad van 21 oktober de positie van de EU voor de VN-klimaatonderhandelingen
definitief heeft vastgesteld zal de Kamer worden geïnformeerd over de brede Nederlandse
inzet voor COP30. Zoals gebruikelijk ontvangt de Kamer na afloop van de COP een verslag
met daarin de reflectie van het kabinet op de behaalde resultaten.
Oceaanpact
2.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen om de achterblijvende bescherming
van zee en oceaan. De kwaliteit van de natuur gaat nog steeds achteruit in plaats
van vooruit. Visserij en vervuiling, direct en indirect, verstoring van de bodem en
ander intensief gebruik zijn de boosdoener. Is de Staatssecretaris het met deze leden
eens dat zonder verdergaande strenge regelgeving, betere handhaving van die regels
en internationale harmonisatie, de achteruitgang niet kan worden gestopt? Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat het voorzorgsbeginsel een leidend principe moet worden
bij de uitwerking van het Oceaanpact? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
dat zonder juridisch bindende afspraken de waarde van het pact zeer beperkt is? Wat
wordt de inzet van Nederland hierop?
Antwoord
Het kabinet onderkent dat door toenemende intensivering van verschillende activiteiten
op de Noordzee en de cumulatieve effecten daarvan, gecombineerd met de gevolgen van
klimaatverandering de opgave, groot is. De Natuurherstelverordening (NHV) met haar
bindende doelen, de Vogel- en Habitat Richtlijnen, en de Europese Kaderrichtlijn Mariene
Strategie (KRM) die toewerkt naar een goede milieutoestand en een duurzaam gebruik
van de zee, vormen in de kern de wettelijke kaders. Het Oceaanpact refereert hier
ook aan voor implementatie, uitvoering en handhaving. De Nederlandse inzet richt zich
hierop. Het in de wet verankerde voorzorgsbeginsel en de ecosysteembenadering zijn
het uitgangspunt van dit integrale beleid. Het kabinet hecht waarde aan samenwerking
met de sectoren die druk op het mariene milieu veroorzaken. In het Noordzeeoverleg2 wordt op consensus gericht overleg gevoerd over de uitvoering van afspraken in het
Noordzeeakkoord, en wordt op die manier gewerkt aan de natuur- en voedseltransitie.
De Europese Commissie heeft voor 2026 een Europese Oceaanwet aangekondigd als uitwerking
van het Oceaanpact. Die Oceaanwet zal zich ook richten op internationale samenwerking
en het in evenwicht brengen van gebruik en behoud van de zee. Het kabinet vraagt de
Commissie om een goede impact assessment voor die Oceaanwet, want zonder dat is integrale
effectbeoordeling niet mogelijk.
3.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat Nederland moet pleiten
voor strenge bindende regels die worden gehandhaafd en gesanctioneerd. Zowel landen
als individuele overtreders moeten ter verantwoording geroepen kunnen worden. Nederland
kan hier een goed voorbeeld in zijn door zelf de handhaving te verbeteren. Is de Staatssecretaris
het hiermee eens? Eén van de grote problemen waar de zee-natuur mee kampt is de visserij.
Zowel overbevissing als destructieve visserijmethoden brengen grote schade toe. Deze
leden vragen de Staatssecretaris om in te zetten op een aanpak van destructieve «bodem
trawlers», zeker in beschermde gebieden (MPA’s). Is hij hiertoe bereid? Juist de Noordzee
is zwaar beschadigd door de bodemvisserij, scheepvaart, energiewinning en vervuiling
vanuit rivieren. Welke lessen gaat Nederland inbrengen in het debat en welke goede
voorbeelden en eigen ambitie om andere landen mee te nemen?
Antwoord
In de afgelopen jaren zijn extra middelen toegekend aan de Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit (NVWA) om de effectiviteit van de handhaving te verbeteren. Dit moet
zorgen voor een effectief stelsel van controle en handhaving dat illegale visserij
bestrijdt en dat de doelstellingen voor een duurzame visserij vanuit het Gemeenschappelijk
Visserij Beleid (GVB) wordt gewaarborgd. Momenteel vindt implementatie plaats van
het eerste deel van de herziene controleverordening3, waarvan de controlemaatregelen per 10 januari 2026 in zullen gaan. De aanvullende
controlemaatregelen moeten zorgen voor meer uniformiteit tussen de lidstaten. Daarnaast
zal het gebruik van nieuwe (elektronische) technieken de handhaving verder verbeteren.
Nederland heeft over bodemvisserij afspraken gemaakt met de relevante stakeholders
in het Noordzeeakkoord. Dit is nodig om aan de wettelijke kaders te voldoen. In 2030
zal in 15% van de Nederlandse Noordzee, bodemvisserij niet plaatsvinden. Dit betreft
ecologisch waardevolle gebieden. Met het Noordzeeakkoord en Noordzeeoverleg heeft
Nederland een succesvolle aanpak met alle stakeholders en gericht op de drie transities:
voedsel, natuur en energie. Het in staat stellen van de belanghebbenden, inclusief
de visserij, de scheepvaart, en de energiesector, om hun impact op het mariene ecosysteem
te verminderen en zo een goede milieutoestand te bereiken, vormt de kern van de Nederlandse
inzet en Nederland zal hier daarom op blijven inzetten.
Klimaatadaptatie
4.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris om tevens te pleiten
voor een sterke inzet op «nature basedsolutions» bij klimaatadaptatie en kustbescherming.
Zeker voor armere landen kan herstel van mangrovebossen of oesterbanken en zeewier
effectief bijdragen aan de kustversterking. Bescherming van zee en oceaan draagt daarmee
bij aan klimaatadaptatie.
Antwoord
Zoals eerder aan de Kamer is meegedeeld in de BNC-fiches met betrekking tot de Mededeling
van de Commissie over de beheersing van klimaatrisico’s4 en de strategie voor waterweerbaarheid5 onderschrijft het kabinet het belang van op de natuur-gebaseerde oplossingen. Op
mondiaal niveau zet Nederland zich in voor gedegen adaptatiebeleid. Nederland is in
2023 aangesloten bij dit mondiale nature-based solutions partnerschap. Het ENACT-partnerschap (Enhancing Nature-based Solutions for an Accelerated Climate Transformation) is een internationaal initiatief dat inzet op het opschalen en financieren van nature-based solutions, wat goed aansluit bij de doelen van het Nederlandse NL2120 initiatief6. Nederland benadrukt het belang van nature based solutions en de kansen die dit biedt voor effectieve en kostenefficiënte adaptatie, wat met
name belangrijk is voor armere landen. Deze nature based solutions zijn multifunctionele oplossingen, die een bijdrage kunnen leveren aan zowel waterveiligheid,
kustbescherming, waterretentie en andere ecosysteemdiensten.
Waterweerbaarheidsstrategie
5.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris om waterkwaliteitsdoelen,
natuurdoelen en klimaatdoelen en de middelen om deze te bereiken, zoveel mogelijk
op elkaar af te stemmen. Landbouwgif dat we niet meer op onze akkers spuiten komt
ook niet meer terecht in de oceaan. Steunt de Staatssecretaris dit uitgangspunt? Kan
de Staatssecretaris aangeven wat het aangenomen RENURE voorstel betekent voor de waterkwaliteit,
specifiek het grondwater, maar daarmee voor Nederland ook het drinkwater en oppervlaktewater?
Hoe verhoudt weerbaarheid en bescherming van ons water zich tot meer mogelijkheden
om te vervuilen? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat hier een discrepantie
ligt? Hoe gaat Nederland hiermee om?
Antwoord
Om waterkwaliteitsdoelen, natuurdoelen, klimaatdoelen en de middelen om deze te bereiken,
zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen wordt in Nederland een integrale benadering
van wet- en regelgeving nagestreefd. Het kabinet roept de Commissie op om daarbij
te streven naar harmonisatie van EU-wetgeving met als doel om de regeldruk te verminderen.
Het kabinet heeft hierbij als uitgangspunt een haalbare en efficiënte implementatie
en effectieve koppeling tussen richtlijnen. Daarnaast staat de benadering van het
watersysteem als één geheel, van bron tot aan de zee, met zowel waterkwantiteit als
waterkwaliteit centraal.
Voor gewasbeschermingsmiddelen is het uitgangspunt dat het College voor de Toelating
van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb) alleen een toelating verleent als
uit de risicobeoordeling blijkt dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens,
dier en milieu, ofwel dat het middel veilig kan worden toegepast. Dit neemt niet weg
dat bij en na toepassing van gewasbeschermingsmiddelen resten daarvan terecht kunnen
komen in oppervlaktewater en grondwater, dat kan leiden tot overschrijdingen van de
Kaderrichtlijn Water (KRW) milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater. Inzet van
het gewasbeschermingsbeleid is om de doelen voor de KRW te halen en om normoverschrijdingen
terug te dringen tot nul in 2027. De Minister van LVVN heeft uw Kamer daarover op
13 mei 2025 geïnformeerd.7
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft u op 19 september
2025 geïnformeerd over de positieve stemming over het RENURE-voorstel in het Nitraatcomité.8Met RENURE wordt het, in plaats van het gebruik van kunstmest, mogelijk om bovenop
de norm van 170 kg stikstof per hectare verwerkte dierlijke mest, extra mest te gebruiken
tot een niveau van 80 kg stikstof per hectare. Deze aanvulling heeft daarmee geen
invloed op de totale toegestane hoeveelheid van stikstof. Met het gebruik van RENURE
wordt de stikstofkringloop verder gesloten. Hierdoor is minder kunstmest nodig, waardoor
de milieu-impact die gepaard gaat met de productie van kunstmest wordt vermeden. De
waterkwaliteit reageert vooral op de totale hoeveelheid meststoffen en in geringe
mate op het soort mest. Daarmee is de invloed op de kwaliteit van grondwater en oppervlaktewater,
en daarmee de grondstoffen voor drinkwater, beperkt. Het Joint Research Centre (JRC)
van de Europese Commissie heeft eerder een uitgebreide studie uitgevoerd naar de criteria
waarbinnen RENURE veilig gebruikt kan worden in de plaats van stikstofkunstmest, zonder
aanvullend risico op de waterkwaliteit. In het voorstel van de Commissie zijn deze
criteria een-op-een overgenomen. Daarmee is er geen sprake van een discrepantie: het
onderzoek van het JRC laat zien dat inzet van RENURE niet leidt tot verslechtering
van de waterkwaliteit.
6.
Tenslotte vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of er afspraken komen over
watergebruik en wateronttrekking, dan wel waterberging van de grote rivieren in tijden
van klimaatverandering en toenemende weerextremen. Wie krijgt het water in tijden
van droogte? Wie mag of moet water bergen bij teveel aanbod? Klopt het dat als Duitsland
en België dezelfde hoogwaterbescherming invoeren als Nederland, Nederland veel meer
maatregelen moet nemen omdat de onbedoelde waterberging door overstromingen bovenstrooms
het probleem voor Nederland nu mitigeert? Zijn hier gesprekken over? Waar zet Nederland
op in?
Antwoord
Er zijn afspraken op het gebied van watergebruik en wateronttrekkingen. Met betrekking
tot watergebruik geldt dat de wijze waarop het gebruik van water verdeeld wordt in
tijden van watertekort is vastgelegd in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL)9, waar in artikel 3.14 de verdringingsreeks is vastgesteld. De verdringingsreeks geeft
aan welke belangen voorrang krijgen bij het water dat nog beschikbaar is in perioden
van schaarste (veelal droogteperioden). Voor wateronttrekkingen geldt, in het licht
van de moties Bromet en Van Esch10 en Van Ginneken en Tjeerd de Groot11, het voornemen om alle grondwateronttrekkingen in beeld te brengen via een meet-
en registratieplicht van totaal onttrokken volumes12. Naar aanleiding van de inbreukprocedure die de Europese Commissie richting Nederland
gestart is over de Kaderrichtlijn Water13 wordt op dit moment gewerkt aan nadere regulering van grondwateronttrekkingen, zodat
er meer zicht op onttrekkingen komt en er bij toenemende onttrekkingen, steeds een
weging plaatsvindt van de gevolgen op het watersysteem. Daarnaast zijn in het Nationaal
Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing14 reductiedoelen voor de industrie en voor huishoudens vastgelegd. In het kader van
de structurerende keuzes zijn er reductiedoelen voor grootgebruikers (bedrijven met
het grootste waterverbruik) gesteld. Via het maatregelenpakket van het Deltaprogramma
Zoetwater fase 215 zijn investeringen gedaan om de landbouw te ondersteunen bij de aanschaf van waterbesparende
technieken.
Er bestaan geen vaste afspraken die landen verplichten om bepaalde hoeveelheden water
te bergen. In het Nationaal Waterprogramma wordt waterberging in ons land geregeld.
De Rijn- en Maasoeverstaten werken in de Internationale Commissie voor de Bescherming
van de Rijn (ICBR) en de Internationale Maas Commissie (IMC) samen in het kader van
de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) aan het beperken van het overstromingsrisico
in het stroomgebied. Elk land is verantwoordelijk voor zijn eigen hoogwaterbescherming,
maar houdt daarbij rekening met effecten stroomop- en stroomafwaarts, conform het
solidariteitsbeginsel uit de ROR. Het klopt dat wanneer bovenstroomse landen hun dijken
verhogen of de ruimte voor waterretentie verkleinen, de piekafvoeren richting Nederland
kunnen toenemen. Nederland zet daarom in op nauwe samenwerking met de buurlanden,
onder meer door middel van goede informatie-uitwisseling, gezamenlijke modellering
van rivierafvoeren en vroegtijdige afstemming over maatregelen die invloed hebben
op waterstanden. In deze samenwerking stimuleert Nederland de inzet van natuurlijke
waterberging16 als effectieve maatregel het verminderen van overstromingsrisico’s. In de Nederlandse
modellen die worden gebruikt voor het voorspellen van extreme hoogwatergolven in de
Maas en de Rijn, worden de (geplande) bovenstroomse hoogwatermaatregelen meegenomen.
Ook wordt rekening gehouden met scenario’s waarin verdere versterking van hoogwaterbescherming
bovenstrooms optreedt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
L. van der Graaf, adjunct-griffier