Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 15 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-28-291)
21 501-28 Defensieraad
Nr. 292
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 oktober 2025
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 6 oktober 2025 over de geannoteerde
Agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 15 oktober 2025 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 291).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 oktober 2025 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 14 oktober 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor
de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 15 oktober aanstaande en hebben de volgende
vragen en opmerkingen.
De Europese Unie heeft te maken met een hoge en toenemende mate van dreiging op het
Europees continent. De leden van de Volt-fractie zien de vergrote Europese inzet op
veiligheid en defensie als cruciaal voor het voortbestaan van de EU, de veiligheid
van haar burgers en zo ook de veiligheid van Nederland. Met het oog op de ontwikkeling
van een routekaart voor defensiegereedheid, die op 23 en 24 oktober tijdens de Europese
Raad bekrachtigd zal worden, vragen de leden van de Volt-fractie zich af, naast de
coördinerende rol in de PCA's Militaire Mobiliteit en Drones en counter-dronesystemen,
hoe de Nederlandse rol met betrekking tot de vormgeving en uitvoering van deze routekaart
eruitziet.
Tijdens de Europese Raad van juni 2025 is de Europese Commissie, samen met de Hoge
Vertegenwoordiger, verzocht om als vervolg op het Witboek Defensiegereedheid 2030
een routekaart op te stellen waarmee de voortgang op defensiegereedheid kan worden
besproken. Lidstaten hebben tijdens de informele Europese Raad de gelegenheid gekregen
om te reageren op een conceptdocument met de belangrijkste onderdelen van deze routekaart.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (Defensie) van 15 oktober zal over de routekaart
worden gesproken en deze zal op 16 oktober door de Commissie worden vastgesteld en
gepubliceerd. Vervolgens zal de Europese Raad zich op 23 en 24 oktober buigen over
de routekaart.
Nederland speelt een actieve rol in alle raadsformaties waarin dit document wordt
behandeld en zal die ook blijven spelen. Nederland bepleit onder andere het belang
van EU-NAVO-samenwerking, voortdurende militaire steun aan Oekraïne (inclusief evenredige
verdeling over EU-lidstaten), de Prioritised Capability Areas (PCA’s) als drijvende kracht voor capaciteitsontwikkeling en het verminderen van
wetgevende belemmeringen voor de defensiegereedheid.
Daarnaast erkennen de leden van de Volt-fractie het belang van het European Long-Range
Strike Approach (ELSA) project, waar Nederland zich eerder dit jaar bij heeft aangesloten
op aandringen van de Volt-fractie. Deze leden horen graag van het kabinet hoe het
staat met de voortgang van ELSA. Wanneer verwacht de Minister dat de eerste resultaten
van deze samenwerking zichtbaar zullen worden? Deze leden vragen zich dit af omdat
experts voorzien dat dit mogelijk nog jaren kan duren. De leden van de Volt-fractie
vragen zich daarom ook af of, met de razendsnelle ontwikkeling van de Oekraïense Flamingo-raket,
het ELSA-project nog wel toegevoegde waarde zal hebben. Zij vragen zich af of het
kabinet kan reflecteren op de vraag of het niet efficiënter en effectiever is om de
Oekraïense Flamingo-raket leidend te maken in ELSA en deze tot Europese standaard
te verheffen.
Nederland heeft officieel aan Frankrijk kenbaar gemaakt interesse te hebben in deelname
aan het ELSA-programma en is in overleg met Frankrijk over het officiële moment van
toetreding. ELSA is bedoeld als initiatief waar landen (gedeeltelijk) aan kunnen bijdragen
en meedoen om Long Range Strike capaciteiten te versterken. Dit Europese initiatief kan oplossingen bieden voor de
Nederlandse, Europese en NAVO-capaciteitsbehoeften. Op dit moment onderzoekt Nederland met deelnemende landen op welke
wijze we onze deelname verder invullen in de verschillende Long Range Strike capaciteit subcategorieën.
De ontwikkelingen in de Oekraïense defensie-industrie gaan razendsnel. De ontwikkeling
van de Flamingo is daar een voorbeeld van. Het kabinet is ervan overtuigd dat het
van belang is om Oekraïne te helpen bij deze ontwikkelingen, en om de Europese en
Oekraïense defensie industrieën verder te integreren. Daarmee wordt Oekraïne geholpen
om weerstand te kunnen bieden tegen de Russische agressie, en kan de Europese defensie-industrie
zich samen met de Oekraïense industrie verder ontwikkelen. Het kabinet wil opgedane
kennis en innovaties in Oekraïne benutten bij het ontwikkelen van de eigen Europese
capaciteiten. Het kabinet ziet de ontwikkeling van de Flamingo en het ELSA-project
als twee complementaire sporen. Samenwerking tussen de Europese en Oekraïense industrie
gebeurt al op andere terreinen, zoals bij gezamenlijke productie van drones.
De leden van de Volt-fractie zijn daarnaast ook benieuwd naar een aantal financiële
regelingen. Zo willen zij graag weten of de Minister het wenselijk vindt dat de gelden
onder SAFE ingezet mogen worden door individuele landen. Deze leden vragen zich af
of dit het idee achter SAFE, namelijk het gezamenlijk investeren in Europese defensiecapaciteiten,
niet ondergraaft. Zij zouden graag een reflectie van de Minister hierop zien.
Middels het SAFE-instrument kunnen leningen worden verstrekt voor gezamenlijke defensie-uitgaven.
Het kabinet steunt dat SAFE enkel mag worden ingezet voor gezamenlijke aanschaf. Gezamenlijke
aanschaf biedt schaalvoordelen en draagt bij aan interoperabiliteit tussen krijgsmachten.
SAFE bevat wel een tijdelijke uitzondering op deze eis, indien een contract voor 30 mei
2026 is getekend. Het kabinet kon hiermee instemmen omdat dit ervoor zorgt dat SAFE
ook op korte termijn kan bijdragen aan de versnelling van aanschaf door lidstaten
ten behoeve van de gereedstelling.
Ook zijn de leden van de Volt-fractie benieuwd naar de financiering van de zogeheten
«drone wall». Op welke manier zullen hier extra middelen voor worden vrijgemaakt?
Zal dit komen uit de SAFE-gelden? Moet dit komen uit de nationale defensiebegrotingen?
Wat is de rol van Nederland in het vrijmaken van financiële middelen voor de «drone
wall»?
De Europese regeringsleiders hebben binnen EU-verband gezamenlijke prioriteiten vastgesteld
voor de ontwikkeling van militaire capaciteiten, in lijn met de doelstellingen van
de NAVO. Een van deze prioriteiten betreft (counter-)dronesystemen. Nederland neemt
hierin, samen met Kroatië en Letland, het voortouw om deze capaciteit verder te ontwikkelen.
Op 15 oktober staat een eerste bijeenkomst gepland met andere geïnteresseerde lidstaten
en het Europees Defensieagentschap (EDA) om de invulling van de Nederlandse rol als
lead nation te bespreken en de inhoudelijke prioriteiten te bepalen.
Nederland hecht eraan dat nieuwe initiatieven van de Europese Commissie, zoals het
voorgenomen flagship-project op het gebied van drones, goed aansluiten bij andere initiatieven op het gebied
van capaciteitenontwikkeling. Verder merkt het kabinet op dat de rol van de Europese
Unie op dit vlak ziet op het versterken van de Europese defensie-industrie, de opschaling
van productiecapaciteit, financiering, het vereenvoudigen van wetgeving en het terugdringen
van regeldruk.
Wat betreft de financiering van het drone-initiatief geldt dat hierover binnen de
EU nog geen voorstel is gepresenteerd. In algemene zin wordt Defensie primair gefinancierd
uit nationale begrotingen. Dat geldt ook voor SAFE, aangezien dit een leninginstrument
betreft dat lidstaten zelf aanwenden en opnemen in hun nationale begrotingen. Bij
dergelijke EU-projecten leveren deelnemende lidstaten doorgaans cofinanciering. Een
dergelijk initiatief zal in beginsel ook financiering vanuit lidstaten vergen.
Bovendien hebben de leden van de Volt-fractie kennisgenomen van de Zuid-Koreaanse
interesse in deelname aan Security Action For Europe (SAFE) en willen deze leden graag
weten hoe de voortgang van de toetreding van Zuid-Korea tot SAFE ervoor staat.
De Europese Commissie heeft prioriteit gegeven aan de onderhandelingen met het VK
en Canada. Hiervoor kan Nederland begrip opbrengen, omdat dit NAVO-bondgenoten betreft.
Dat laat onverlet dat Nederland daarnaast ook voorstander is van samenwerking met
partners in de Indo-Pacific, waaronder Zuid-Korea.
Daarnaast kwam er een jaar geleden naar buiten dat Zuid-Korea overwoog om militaire
steun te bieden aan Oekraïne in de vorm van wapenleveranties. De wetswijziging om
deze directe vorm van steun mogelijk te maken is er niet doorheen gekomen, mogelijk
door de politieke spanningen in het land, maar de leden van de Volt-fractie vragen
zich af of er volgens de Minister nu opnieuw ruimte bestaat om deze gesprekken met
Zuid-Korea op gang te brengen. Zij horen graag of het kabinet hiertoe mogelijkheden
ziet.
Het kabinet roept in bilaterale en multilaterale gesprekken met al onze partnerlanden,
continu op tot het leveren van militaire steun aan Oekraïne, zo ook met Zuid-Korea.
Tot slot spreken de leden van de fractie van Volt hun onvrede uit over de Hongaarse
blokkade van cruciale steun aan Oekraïne, zoals via de European Peace Facility (EPF).
Wetende dat het kabinet niet bereid is om de unanimiteitsvereiste te omzeilen, zijn
de leden van de Volt-fractie benieuwd wat het kabinet voor stappen zet om de druk
op Hongarije te verhogen.
Het EPF is een belangrijk instrument voor het financieren van militaire EU-steun aan
Oekraïne. Het kabinet zet zich voortdurend in voor het doorbreken van de blokkade
binnen het EPF. Het roept daartoe op binnen de Raad, is hierover in contact met EDEO
en bespreekt dit ook bilateraal met Hongarije.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier