Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 2 oktober 2025, over actuele stand van zaken in de wereld
32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten
Nr. 377
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 5 november 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 2 oktober 2025 overleg gevoerd
met de heer Van Weel, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
− inventarisatie onderwerpen voor het commissiedebat over de actuele stand van zaken
in de wereld (2025Z16874);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 september 2025 inzake internationaalrechtelijke
procedures neerhalen vlucht MH17 (Kamerstuk 33 997, nr. 187);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 september 2025 inzake kabinetsbeleid
ten aanzien van Syrië, met aandacht voor de bescherming van Syrische minderheden (Kamerstuk
32 623, nr. 376).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Klaver
De griffier van de commissie, Westerhoff
Voorzitter: Piri
Griffier: Coco Martin
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Boswijk, Van der Burg, Dobbe,
Kahraman en Piri,
en de heer Van Weel, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 19.30 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering. De commissie voor Buitenlandse Zaken spreekt vanavond over
de actuele stand van zaken in de wereld. Ik heet de Minister welkom. Gezien het onderwerp
zal ongetwijfeld zo’n beetje het hele ministerie meeluisteren. Van de kant van de
Kamer zijn aanwezig mevrouw Dobbe van de SP en de heer Kahraman van NSC. Welkom. Aangezien
dit het laatste debat is voor het verkiezingsreces en op ons wordt gewacht met de
plenaire stemmingen, zou ik een poging willen doen om de hele wereld in een iets kortere
tijd te bespreken. Iedereen heeft vier minuten spreektijd. Ik stel voor elkaar in
de eerste termijn maximaal twee keer te interrumperen als dat nodig is. Met deze bezetting
moet dat lukken. Ik geef het woord aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. De humanitaire ramp in Sudan is een van de grootste van dit
moment. Meer dan 30 miljoen mensen zijn afhankelijk van hulp en miljoenen mensen zijn
op de vlucht. Honger en seksueel geweld worden ingezet als oorlogswapen en hulpverleners
worden systematisch aangevallen. Wij begrijpen dat het door exportrestricties van
de Verenigde Arabische Emiraten en Kenia voor humanitaire organisaties ingewikkeld
is om medicijnen en medische apparatuur Sudan in te krijgen. Daarom worden nu in Nederland
voorraden opgekocht en naar Sudan verscheept. Dit stelt Nederland in staat om echt
iets voor Sudan te betekenen. Het is best wel moeilijk om te achterhalen waarmee wij
nog een verschil kunnen maken bij zo’n gruwelijk conflict. Is het mogelijk, vraag
ik aan de Minister, om de autorisaties voor de export van deze spullen versneld te
behandelen en ervoor te zorgen dat de douane in havens en op vliegvelden prioriteit
geeft aan medisch materiaal voor Sudan? Is er een manier om humanitaire organisaties
te ondersteunen bij de logistiek of bij het dragen van de hogere kosten die gemoeid
zijn met het uit Nederland halen van deze spullen?
Ik heb vaker gevraagd naar de fact-finding mission in Sudan. Het aanpakken van straffeloosheid
is cruciaal bij het bestrijden van oorlogsmisdaden zoals systemisch seksueel geweld.
Ik weet dat Nederland bijdraagt aan de fact-finding mission, maar van humanitaire
organisaties in Sudan begrijpen wij ook dat er onvoldoende budget is, bijvoorbeeld
om een specialist in te huren die de misdaden tegen vrouwen en kinderen onderzoekt.
Met name door de schaal waarop seksueel geweld wordt toegepast, is het volgens ons
wel belangrijk om dat te doen. Is het mogelijk om bij het verlenen van de Nederlandse
bijdrage aan de fact-finding mission te vragen specifiek in te zetten op het onderzoeken
van misdaden tegen vrouwen en kinderen of daar extra ondersteuning voor te geven?
Dit gaat volgens mij echt niet om een enorme investering, terwijl het wel cruciaal
is.
In Congo verwoest de rebellengroep M23 met steun van Rwanda grote delen van het land.
Seksueel geweld tegen kinderen en vrouwen wordt ook hier op een schrikbarende manier
gepleegd. Humanitaire organisaties kunnen nauwelijks nog hulp verlenen door gebrek
aan financiering en toegang. Wij vinden dat Nederland moet pleiten voor sancties tegen
meer verantwoordelijke leiders, tegen leden van M23 en tegen Rwanda als dat M23 steunt,
en dat het moet pleiten voor een EU-verbod op de import van mineralen uit Rwanda zolang
dat land M23 blijft steunen. Is de Minister bereid om zich hiervoor in te zetten?
Ook acute medische en psychosociale hulp voor slachtoffers van seksueel geweld is
noodzakelijk. Op welke manier staat de Minister in contact met hulporganisaties om
te doen wat nodig is?
Afgelopen dinsdag spraken wij in de Tweede Kamer met een aantal mensen uit Syrië over
As-Suwayda, waar de druzenbevolking wordt belegerd. Mijn collega Kahraman heeft daar
eerder aandacht voor gevraagd. Meer dan 2.000 mensen zijn omgekomen en voedsel, water
en medische zorg worden er steeds schaarser. Amnesty International en andere organisaties
waarschuwen voor buitensporig geweld en zelfs voor executies. De Kamer heeft deze
week een motie van de heer Kahraman daarover aangenomen. Daarnaast willen we vragen
naar de mogelijkheid van humanitaire corridors. Hoe kan de regering zich daarvoor
inzetten? Wil de Minister hierover in gesprek gaan met humanitaire organisaties om
te kijken welke mogelijkheden er zijn om ervoor te zorgen dat daar wel humanitaire
hulp binnenkomt?
Tot slot heb ik een algemene vraag. Vorige week hadden wij het over het mensenrechtenbeleid.
In de nota over het mensenrechtenbeleid wordt ook de invloed van de mondiale antirechtenbeweging
genoemd. Die wordt gefinancierd vanuit een conservatief-rechtse beweging met het doel
vrouwenrechten, maar ook rechten van lhbtiq’ers onder druk te zetten. In die nota
erkent het kabinet dat dit schadelijk is voor de positie en de rechten van vrouwen.
Deze beweging is supergoed gefinancierd. Ik geloof dat er onderzoeken zijn die laten
zien dat zelfs 1 miljard euro in die beweging wordt gestopt. Vorige week hebben wij
het gehad over de bezuinigingen en de financiering. Dat hoef ik deze week niet over
te doen, maar ik zou wel willen vragen wat Nederland kan doen om bij te dragen aan
een onderzoek naar de financiering en de effecten en wat Europa en Nederland kunnen
doen om zich in te zetten voor de rechten van vrouwen en meisjes en hen te beschermen
tegen deze beweging.
Dat was ’m, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De collega’s die net zijn binnengekomen, de heer Van der Burg van de VVD,
de heer Van Baarle van DENK en de heer Boswijk van het CDA, heet ik welkom. Voor hen
merk ik op dat we hebben afgesproken dat de leden elkaar in de eerste termijn maximaal
twee keer interrumperen en dat we echt pogen om, alhoewel we de hele wereld bespreken,
het zo kort mogelijk te houden. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik begin met de situatie in Syrië.
Syrië is al jaren een verscheurd land. Eerst zat het jarenlang onder het juk van de
familie Assad en nu voert de voormalig Al-Qaidaleider Al-Jolani er de heerschappij.
Ruim een half miljoen mensen zijn gedood, onder wie meer dan 30.000 kinderen. Toch
blijft de internationale aandacht opvallend beperkt. Na de machtswisseling in Syrië
heb ik herhaaldelijk gewaarschuwd voor het te snel opheffen van sancties, voor het
witwassen van de voormalig Al-Qaidastrijder tot staatsman en voor de loze beloftes
over een inclusief Syrië. Waarvoor is gewaarschuwd, is nu helaas werkelijkheid geworden.
Minderheden zoals alawieten, druzen en christenen zijn slachtoffer van moordpartijen
en worden geïntimideerd en uitgesloten van humanitaire hulp.
Voorzitter. Mijn collega Dobbe merkte het ook op: afgelopen dinsdag zijn hier druzen
op bezoek geweest die een petitie hebben aangeboden. De situatie is echt nijpend.
De provincie van de druzen, As-Suwayda, wordt op dit moment omsingeld door regeringstroepen.
Die zorgen ervoor dat er niks kan binnenkomen, dus ook geen eten. Zelfs meel, een
basisbehoefte, mag niet meer binnenkomen. Zij roepen de internationale gemeenschap
echt op om hen te helpen en ervoor te zorgen dat er in As-Suwayda weer humanitaire
hulp binnenkomt. Ik heb eerder een motie ingediend over het bestemmen van humanitaire
hulp, specifiek voor deze kwetsbare groepen in Syrië. Ik zou echt van de Minister
willen weten in hoeverre hulp op dit moment bij de druzen terechtkomt. Ik heb ook
eerder aan de Minister gevraagd hoe het kan dat humanitaire hulp niet binnenkomt.
Ik krijg dan vaak het verhaal te horen dat de druzen de hulp niet binnenlaten. Dat
gaat er bij mij niet in. We moeten echt alles proberen om deze groep zo veel mogelijk
te helpen en ervoor te zorgen dat voor de basisbehoeften gewoon humanitaire hulp het
land binnenkomt.
Voorzitter. Laat ik nog iets benoemen. Vanavond kreeg ik tijdens het vorige debat
allemaal appjes binnen. Ik dacht: wat is er aan de hand? Ik kreeg van familie en vrienden
uit Syrië te horen dat zojuist twee christelijke mannen zijn vermoord door twee mannen
die op motoren reden en hen hebben neergeschoten. Ik zou de Minister dus echt willen
oproepen om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat deze mensen, de kwetsbaren –
ik ga ze geen «minderheden» noemen, want het zijn de oorspronkelijke bewoners van
het land Syrië – gewoon veilig in hun eigen land kunnen blijven wonen.
Voorzitter. Dan heb ik aan de Minister een vraag over de motie die een aantal weken
geleden door de heer Ceder en mij is ingediend en door de Kamer is aangenomen. Daarin
hebben wij de Minister verzocht om in VN-verband na te gaan hoe we een coalitie van
landen kunnen vormen om Al-Jolani onder druk te zetten, opdat hij deze kwetsbare groepen
met rust laat en hen respecteert als inwoners van zijn land. Ik hoor graag welke resultaten
de Minister in VN-verband heeft geboekt bij het vormen van coalities en het zetten
van druk op Al-Jolani.
Voorzitter. De vorige Minister heeft ingestemd met het opheffen van de sancties. Daarvoor
was unanimiteit nodig. Hij heeft zijn veto niet gebruikt, maar hij heeft wel geëist
dat dan aan een aantal voorwaarden werd voldaan, waaronder de voorwaarde dat de sancties
niet zouden worden opgeheven, maar opgeschort, zodat wij dat makkelijk kunnen terugdraaien,
mocht Al-Jolani zich niet houden aan de afspraken. Voor mij is echt de vraag: hoelang
wachten we nog met Al-Jolani te wijzen op zijn verplichting om ook deze groepen met
rust te laten en hen te beschouwen als inwoners van zijn land? Ik zou dus graag van
de Minister willen weten of het niet tijd wordt om het opschorten van die sancties
weer terug te draaien.
Voorzitter. Ik wil toch echt ook stilstaan bij een aantal conflicten in de rest van
de wereld.
De voorzitter:
U heeft nog vier seconden.
De heer Kahraman (NSC):
O! Nou ja, laat ik dan noemen: de humanitaire ramp in Jemen, de vluchtelingen in Congo,
het uitmoorden van christenen in de Sub-Sahara en de vrouwen en meisjes in Sudan die
door de strijdende partijen op een gruwelijke wijze seksueel worden misbruikt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van der Burg, VVD. O! Er is een interruptie
van de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Er stond ook nog een ander onderwerp op de agenda, namelijk Afghanistan en de Afghaanse
bewakers. Dat is een van de eerste onderwerpen waar dit kabinet een streep door heeft
gezet en waarbij het een afspraak heeft teruggedraaid. Vandaag is in de NRC hierover
een artikel verschenen. Heeft dat NSC van standpunt doen veranderen? Want ik hoor
een vurig pleidooi voor minderheden, voor kwetsbare mensen. Daar ben ik het erg mee
eens; wat dat betreft alle steun van het CDA. Horen de Afghaanse bewakers daar ook
bij?
De heer Kahraman (NSC):
Ik kan de heer Boswijk nu een sneer geven, maar dat zal ik niet doen, want we hebben
dit drie uur geleden in de vorige commissie uitvoerig met elkaar besproken. Ik kan
dat dus herhalen. Wij hebben ook aangegeven dat onze fractie over het antwoord van
de Minister in conclaaf zal gaan om te kijken of er nieuwe informatie is op basis
waarvan wij een oordeel gaan vormen over de Afghaanse bewakers. In de afgelopen maanden
heb ik meerdere keren met de vorige Minister gebeld en gevraagd hoe het staat met
de Afghaanse bewakers. Ik was verheugd om te horen dat hij al een schrijnend geval
had toegelaten. Nou, deze Minister bevestigde zelf dat het zelfs een vrouwelijke bewaker
was. Ik ben blij dat de vorige Minister een geval als schrijnend heeft aangemerkt
en haar en haar familie naar Nederland heeft gehaald. Ik hoop dat ook deze Minister
barmhartig zal omgaan met zijn bevoegdheid.
De voorzitter:
De Minister heeft aangegeven in dit debat straks nog even op een aantal vragen terug
te komen. Meneer Boswijk, heeft u nog een vervolgvraag?
De heer Boswijk (CDA):
Nee.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we door naar de heer Van der Burg, VVD.
De heer Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Gezien de manier waarop we de laatste tijd in de Kamer met elkaar omgaan
en omdat er verkiezingen komen, had ik mij heilig voorgenomen om overal de verbinding
in te zoeken en dus niet het gevecht met collega’s aan te gaan. Dat is vandaag in
dit debat wel extra lastig, want voor een debat over Gaza weet iedereen tijd te vinden
en dan zijn we met vijftien woordvoerders, maar vandaag zijn we met zijn zessen. Ongetwijfeld
zullen er collega’s zijn die hele goede redenen hebben om hier niet te zijn. Ik ken
ook een aantal collega’s die hier altijd zijn, alleen toevallig nu niet. Ik vind het
toch wel bijzonder dat, nu het gaat over Sudan, Congo en Afghanistan, er maar zes
partijen aanwezig zijn, terwijl er vijftien het gevecht aangaan in debatten over Gaza.
Voorzitter. Ik ga in op Sudan. Eigenlijk heb ik niks aan te vullen op hetgeen mevrouw
Dobbe allemaal over Sudan heeft gezegd. Mevrouw Dobbe en ik trekken volgens mij redelijk
gezamenlijk op bij het vragen van aandacht voor Sudan. 30 miljoen mensen hebben op
enigerlei wijze hulp nodig. 10 miljoen mensen zijn op de vlucht. Overigens is het
merendeel in het land zelf op de vlucht, maar kijk ook naar de hoeveelheid mensen
die naar Egypte is gegaan. Een deel van hen wordt niet eens als vluchteling erkend.
Volgens de laatste cijfers verkeren 638.000 mensen in acute nood en zijn er al meer
dan 150.000 doden gevallen. Het wrange is dat ook steeds meer hulporganisaties zeggen:
we redden het daar niet; de situatie is daar niet veilig, dus we trekken ons daar
terug. Ik snap dat overigens. Het is geen verwijt aan enige hulporganisatie, maar
het is wel wrang. Dit conflict krijgt ook niet de aandacht die andere conflicten krijgen.
Ik vind dat we daar toch nadrukkelijk aandacht aan moeten besteden, niet alleen omdat
het om deze aantallen mensen gaat, wat op zich al een morele reden is om met Sudan
bezig te zijn, maar ook omdat de westerse samenleving er belang bij heeft dat daar
vrede ontstaat, al was het inderdaad maar vanwege de door vele Nederlanders gevoelde
prioriteit om migratiestromen in te dammen. Want hier hebben we het echt over heel
grote aantallen. Het is belangrijk dat we daar toch bij stil blijven staan.
Ik ga het vandaag op geen enkele wijze hebben over Israël en Gaza, want ik heb heel
nadrukkelijk gezegd dat dit overleg juist over de andere conflicten moet gaan. Maar
het ingewikkelde is wel dat een aantal Arabische landen die wij nodig hebben in het
kader van het conflict Israël-Hamas, een rol spelen in het conflict in Sudan. Er zijn
dus geopolitieke redenen om met bepaalde partijen voorzichtig om te gaan, maar dat
zijn tegelijkertijd partijen waar we druk op zouden moeten uitoefenen om een bijdrage
te leveren aan het stoppen van dit conflict. Ik vraag toch een reactie van de Minister.
Ik besef dat deze Minister in het openbaar in dezen op eieren moet lopen, want deze
Minister heeft natuurlijk een hell of a job met alles wat hierbij speelt. Luns zei
ooit: «Het voordeel van een klein land is dat het heel veel buitenland heeft. Het
nadeel is dat je als Minister van Buitenlandse Zaken eigenlijk 20 banen hebt en 30
ballen tegelijk in de lucht moet houden.» Toch vraag ik hierop van de Minister een
reflectie.
Over Congo is al het nodige gezegd, maar Congo kan hier niet onbenoemd blijven, al
was het maar omdat er nu een soort van vredesdeal ligt, ingestoken door de Verenigde
Staten. We zien dat die vredesdeal – laat ik het voorzichtig zeggen – niet heel erg
lijkt te werken en dat een aantal zaken die daarbij zijn afgesproken, toch niet van
de grond lijken te komen. Amerika speelt daar niet automatisch een goede rol in, anders
dan dat Trump dit kon vermelden op zijn lijstje van zeven oorlogen die hij had gestopt,
waardoor hij nu toch echt de Nobelprijs verdient. We zien daarin natuurlijk ook de
dubieuze rol van Rwanda. In dit kader noem ik ook even de discussie over de grondstoffen,
die dit niet alleen voor Rwanda, maar ook voor de rest van de wereld belangrijk maken.
Een interruptie, voorzitter?
De voorzitter:
Nee, u bent door uw tijd heen. Dank voor uw inbreng. Ik zie geen interrupties. Ja,
toch. Mevrouw Dobbe komt u helpen. Mevrouw Dobbe, een aardige interruptie voor de
heer Van der Burg.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik ga hem toch niet vragen wat hij nog meer had willen zeggen, want ik wil iets anders
vragen. Aangezien we hier vanavond de verbinding zoeken, wil ik eens even kijken hoever
we kunnen komen voor Sudan. Ik weet dat er signalen zijn dat er te weinig budget is
voor de fact-finding mission. Ik weet ook hoe belangrijk het tegengaan van straffeloosheid
is om te voorkomen dat nieuwe oorlogsmisdaden worden begaan, zoals het seksueel geweld
tegen vrouwen en meisjes dat we nu zien. Daarvoor moet je straffeloosheid aanpakken,
want anders kun je dat nooit stoppen. Als nu blijkt dat er inderdaad onvoldoende budget
is voor de fact-finding mission, is de VVD dan bereid om in het belang van Sudan en
gelet op de waarde die de VVD daaraan hecht, te zeggen dat daar misschien wat extra
middelen bij moeten?
De heer Van der Burg (VVD):
Extra middelen erbij betekent dat van andere budgetten extra middelen af moeten. We
moeten dit dus altijd in dat kader bekijken. Ik wil wel welwillend naar de vraag van
mevrouw Dobbe kijken, want het is niet alleen put your money where your mouth is.
Het is echt belangrijk om te kijken wat we in dezen kunnen doen, maar ik kan hier
nooit ja op zeggen zonder dat ik weet waar een eventuele dekking vandaan komt, want
het gaat ten koste van iets anders. Maar ik kijk graag met u mee. Sorry! Ik kijk graag
met mevrouw Dobbe mee, voorzitter.
De voorzitter:
Heel netjes. Mevrouw Dobbe heeft nog een vervolgvraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Nou, dank u wel. Dan hoop ik dat er inderdaad positief wordt geoordeeld over deze
plannen, die de VVD ongetwijfeld hartstikke goed vindt.
In mijn inbreng heb ik over de verschrikkelijke oorlog in Congo gezegd dat we moeten
pleiten voor een EU-verbod op de import van mineralen uit Rwanda zolang dat land M23
blijft steunen. Kan de heer Van der Burg dat ook steunen?
De heer Van der Burg (VVD):
Dat weet ik niet. Maar als ik hier zeg «dat weet ik niet», dan zit dat dichter bij
een nee dan bij een ja. En dat heeft te maken met de geopolitieke situatie rondom
de grondstoffen. Daarom heb ik die vraag ook zelf aan de Minister gesteld. Ik kan
het er nu niet meer over hebben, want ik ben door mijn spreektijd heen en de voorzitter
is terecht streng, maar we zien natuurlijk dat China bezig is met het creëren van
een monopolie op een aantal cruciale grondstoffen. Ik zie dat in andere landen die
deze cruciale grondstoffen hebben, ook een mensenrechtenvraagstuk aan de orde is.
Tegelijkertijd zie ik dat wij in Europa wel afhankelijk zijn van die cruciale grondstoffen,
die wij bijvoorbeeld gebruiken ten behoeve van onze eigen veiligheid. Ik vind dit
dus een heel ingewikkelde. Ik neig dus naar een nee, tenzij de Minister mij ervan
overtuigt dat wat mevrouw Dobbe vraagt, heel erg zinnig is.
De voorzitter:
Dat wachten we in spanning af. Er is nog een interruptie van de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Aangezien we de verbinding zoeken, ben ik benieuwd wat de heer Van der Burg nog meer
te melden heeft.
De voorzitter:
Nou, nou. De heer Van der Burg. Maar wel graag binnen één minuut.
De heer Van der Burg (VVD):
Ja, voorzitter. Ik vind het buitengewoon aardig van het CDA om hierbij stil te staan.
Ik had in ieder geval nog stil willen staan bij Afghanistan, maar dan niet bij de
Afghaanse bewakers. Daar hebben wij het vanmiddag over gehad en toen heb ik ook mijn
bijzondere positie in dezen uitgelegd. Wij hebben natuurlijk wel te maken gehad met
een regering-Biden die Afghanistan in de steek heeft gelaten. Zonder de Amerikanen
waren wij niet in staat om daar zelf nog een toonaangevende rol te spelen. We hebben
ons dus ook terug moeten trekken, met alle gevolgen van dien. Vanmiddag hebben we
het daar onder andere in een specifieke situatie over gehad. Ik zie wel dat bijvoorbeeld
de laatste berichten niet alleen gingen over het internet, dat af werd geschaald en
nu weer enigszins terugkomt, maar ook over de positie van vrouwen en meisjes. Vrouwen
en meisjes bestaan niet meer in het openbare leven. Hun stem mag niet meer gehoord
worden. Normaal gesproken zou je dat figuurlijk bedoelen, maar hier is dat zelfs letterlijk
het geval. Alhoewel wij ons hebben moeten terugtrekken door de terugtrekking van de
Amerikanen, vind ik toch dat wij een bijzondere relatie hebben met Afghanistan en
dus ook met specifiek deze groep, die nu – ik zou bijna zeggen: meer dan in welk ander
land ook – totaal van de visuele kaart wordt geduwd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. In vervolg op de heer Van der Burg wil ik beginnen met Afghanistan.
Het is inderdaad een land waarin het Westen twintig jaar lang militair aanwezig was,
maar uiteindelijk leven talloze Afghanen er in armoede en honger. Afghanistan wordt
niet alleen geteisterd door die armoede en die honger, maar ook door het leed dat
is veroorzaakt door een allesvernietigende aardbeving waarbij meer dan 3.000 doden
zijn gevallen en tienduizenden gewond zijn geraakt. Dat leed is onbeschrijfelijk.
Naar aanleiding van vragen die ik een tijd terug bij de regeling van werkzaamheden
heb gesteld, hebben wij een brief gekregen van de regering. Daarin somt de regering
eigenlijk op wat zij al deed. Mijn vraag is hoe de Nederlandse regering de hulp aan
de slachtoffers van die aardbeving kan vergroten en de honger en de armoede die daardoor
zijn toegenomen, kan verlichten. Hoe vestigt Nederland ook in de diplomatieke contacten
die het met andere landen heeft, de aandacht op de noodzaak van het vergroten van
die hulp?
Voorzitter. Dan de Oeigoeren. De genocide die op de Oeigoeren wordt gepleegd, is echt
verschrikkelijk. China vierde recent nog de 70ste verjaardag van de annexatie van Oost-Turkestan. Het kondigde aan via tientallen nieuwe
luchtroutes naar Europa producten te gaan verkopen die eigenlijk zijn gemaakt met
inzet van Oeigoerse slavenarbeid. Kan de Minister in ieder geval beloven dat geen
van deze vluchten ooit naar Nederland zal gaan? Kan hij ook een update geven van de
uitvoering van de motie van DENK waarin de regering wordt opgeroepen te pleiten voor
meer sancties tegen de schenders van de mensenrechten van de Oeigoeren? Kan de Minister
duidelijk aangeven hoe de maatregelen die bedoeld zijn om producten die met inzet
van dwangarbeid tot stand zijn gekomen te weren, ingezet zullen worden om producten
te weren die tot stand zijn gekomen met inzet van Oeigoerse dwangarbeid? Dat zou met
snelheid gebeuren, maar daar hebben we nog niks van gehoord.
Voorzitter. Ook ik wil een blik op Syrië werpen. De pleidooien die in de Kamer worden
gehouden en vrijwel alle moties over de posities van minderheden steunen wij. Het
moedige Syrische volk heeft jarenlang gevochten om het bloedige bewind van Assad ten
val te brengen. Tegen Assad is nu een arrestatiebevel uitgevaardigd. Het is zaak alles
op alles te blijven zetten om ervoor te zorgen dat Assad voor het gerecht gebracht
wordt. Daar is gewoon hulp van Nederland bij nodig. Hoe staat Nederland ertegenover
om de slager van Damascus te laten vervolgen? Welke inspanningen verricht Nederland
om ervoor te zorgen dat Assad die vervolging niet ontloopt?
De humanitaire situatie in Syrië blijft uiterst zorgwekkend. Kan de Minister een update
geven van de inspanningen die de Nederlandse regering op dit moment levert inzake
het ondersteunen van de wederopbouw en het geven van steun aan de bevolking?
Voorzitter. Ik zou de Minister ook willen vragen welke de inspanningen de Nederlandse
regering levert om de Rohingya in Myanmar te helpen, een minderheid die toch wel een
van de grootste slachtoffers is van de oorlog die daar nu woedt en die nu onder erbarmelijke
omstandigheden in vluchtelingenkampen in de aangrenzende landen leeft. Dat moet onze
aandacht krijgen. Hoe is bijvoorbeeld mijn aangenomen amendement uitgevoerd dat ertoe
strekt daarvoor budget vrij te maken?
Voorzitter. Ik zou ook stil willen staan bij Bosnië, een prachtig land dat verscheurd
is door de verschrikkelijke genocide die daar heeft plaatsgevonden. Ook vele Bosnische
Nederlanders dragen dat verleden nog elke dag met zich mee. Tot op de dag van vandaag
vragen zij of er in Nederland een permanent monument kan komen om de slachtoffers
van die genocide te herdenken. Nu is pas door de Nederlandse regering een plek onthuld.
Mijn laatste vraag aan de Minister is of hij kan toezeggen dat dit permanente monument
op die plek op de kortst mogelijke termijn zal worden gerealiseerd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Boswijk van het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het hier vaak over Gaza en Oekraïne. Het is goed
dat we nu eindelijk ook stilstaan bij veel andere conflicten en schrijnende situaties.
Zoals velen wil ik beginnen met Afghanistan. Eerlijk is eerlijk: ik moet keuzes maken
tussen debatten. Het was geen sneer. Het was een oprechte interesse; ik wilde weten
hoe mijn collega’s van de andere partijen daarin staan. Aangezien Afghanistan op de
agenda van dit debat staat, heb ik niet aan het andere debat deelgenomen. Ik ben heel
benieuwd hoe de Minister reflecteert op het artikel in de NRC en wat daarvan waar
is. En als dat waar is, ben ik benieuwd of dat een reden is om het hoger beroep te
stoppen. Het CDA is altijd tegen het terugdraaien van dit besluit geweest. Wij hebben
dat toen «beschamend» genoemd. Door de informatie van nu voelen wij ons alleen maar
gesterkt in ons oordeel. Ik hoop dus van harte dat de partijen die destijds voor het
terugdraaien van die deal waren, dat nu zullen heroverwegen.
Voorzitter. Wereldwijd wordt een op de zeven christenen vervolgd. Volgens Open Doors
zijn dat 380 miljoen mensen. Het CDA wil dat Nederland bouwt aan een internationale
coalitie tegen geloofsvervolging en voor de bescherming van christenen in het bijzonder.
Wij vroegen eerder naar een speciale VN-resolutie over religie in conflict en vrede,
vergelijkbaar met VN-resolutie 1325 over Women, Peace and Security. De Minister, toen
de heer Veldkamp, stond daar toen niet echt voor open. Is deze Minister wel bereid
om zich nu voor deze resolutie in te zetten? Hoe voert hij de motie van de ChristenUnie
en de SGP uit waarin de regering wordt opgeroepen om christenvervolging structureel
op te nemen in diplomatieke gesprekken?
Voorzitter. In het licht daarvan maak ik mij ook grote zorgen over de positie van
christenen, maar ook van druzen in Syrië. Ik ga daarbij nog niet zover als collega
Kahraman. Ik zeg niet dat we moeten stoppen met diplomatieke banden enzovoort, want
ik zie ook andere dilemma’s, maar ik ben wel benieuwd hoe de Minister hiernaar kijkt.
Collega Dobbe vraagt altijd terecht aandacht voor Sudan. Daar sluit ik mij helemaal
bij aan. Daar woedt een bloedige strijd waar wij veel te weinig over horen. We weten
dat onder andere de Verenigde Arabische Emiraten daar een rol in spelen. Hoe kijkt
de Minister daarnaar? Hoe kunnen wij daarbij onze relatie met die partijen gebruiken?
In Congo zien we eigenlijk hetzelfde. De collega van de VVD, de heer Van der Burg,
maakte daar ook al een opmerking over, net als over het vredesplan, dat ook nog niet
echt van de grond komt, om het maar even licht uit te drukken. Hoe kijkt de Minister
daarnaar? Welke rol kan Europa spelen, ook als het gaat om de grondstoffen? We zien
natuurlijk ook dat China daarin een heel grote rol speelt.
Ik wil afsluiten met de volgende, laatste vraag. Net is bekend geworden dat het Chinese
staatsbedrijf CITIC Telecom CPC voor 99% aandeelhouder is van de onderzeese kabels
tussen Finland, Zweden en Estland. Daarmee kan het praktisch al het verkeer afluisteren.
Is de Minister bereid om te onderzoeken hoe groot de Chinese invloed is bij de onderzeese
kabels die op Nederlands grondgebied liggen?
Dat was ’m. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Aangezien ik de collega’s heb gevraagd of het wat korter kon, zie ik af
van mijn eigen inbreng. Daar zullen een aantal ambtenaren die zich bezighouden met
Georgië, Turkije, de Kaukasus en Servië heel blij mee zijn. Ik kijk naar de Minister.
Hoeveel tijd heeft u nodig? Twintig minuten. Dan gaan we verder om 20.20 uur.
De vergadering wordt van 19.58 uur tot 20.21 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de eerste termijn van het kabinet. Voor
ik het woord geef aan de Minister: we hebben net een experiment afgesproken waarbij
er een onbeperkt aantal interrupties is, maar van maximaal 30 seconden. Zodra iemand
daaroverheen gaat, zijn alle interrupties voor diegene op. Ik geef eerst het woord
aan de Minister.
Minister Van Weel:
Creatief, voorzitter. Ik ben benieuwd. Ik heb twee blokjes: de landensituaties en
de thema’s. Ik begin met de landensituaties. Binnen de landensituaties begin ik met
een leftover van het vorige debat, namelijk de schrijnende gevallen. Wat is de omschrijving
daarvan, wat zijn de criteria en hoeveel zijn er in deze kabinetsperiode toegekend?
Ik begin met dat laatste. Dat was er één: de vrouwelijke bewaker over wie ik eerder
sprak. Dat is het enige geval dat tijdens deze kabinetsperiode door mijn voorvoorganger
is toegekend.
Ik zal de tekst voorlezen die over de schrijnende gevallen gaat. Het zijn uitzonderingsgevallen
die net buiten de grenzen van de bestaande kaders vallen en niet op voorhand te definiëren,
unieke situaties zijn. Deze uitzonderlijke gevallen worden via verschillende kanalen
onder de aandacht gebracht. Vervolgens wordt hier goed naar gekeken en uiteindelijk
wordt de betrokken Minister daarvan op de hoogte gebracht, en wordt hij geadviseerd
om deze unieke gevallen goed te keuren als schrijnend. Dat betekent dat we al die
verzoeken zien, kijken of er bestaande voorzieningen zijn waarvoor iemand in aanmerking
komt en of er bijzondere omstandigheden zijn die in dit geval wellicht als schrijnend
gezien kunnen worden, terwijl de casus als zodanig buiten de bestaande voorzieningen
valt. Juist daarom zijn er geen vaste criteria, omdat als je vaste criteria had gehad,
je nieuwe voorzieningen had kunnen maken. Ik zegde u toe dat dit vast gedefinieerd
was, maar dat is het dus niet. Er bestaat een discretionaire bevoegdheid om, bij het
vallen buiten die criteria, daar enige ruimte in te vinden; dat gebeurt altijd op
advies van het apparaat.
Mevrouw Dobbe (SP):
Was de eerste zin «net buiten de kaders vallen»? Wat bedoelt u dan met «net buiten»?
Minister Van Weel:
Bedoelt u hoe ver het buiten de kaders valt? Daar gaan we al, voorzitter.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het is een nogal vage beschrijving, die kan leiden tot willekeur. Daarom ben ik dus
benieuwd wat «net buiten de kaders» betekent.
Minister Van Weel:
In algemene zin ben ik geen voorstander van discretionaire bevoegdheden, juist omdat
daar altijd enig gevaar van willekeur ligt. Bij het asieldebat vanmorgen had u dat
kunnen horen. In dit geval kan ik het alleen maar duiden aan de hand van het laatste
voorbeeld dat we hebben gehoord: iemand die eigenlijk in een groep viel waar nu over
geprocedeerd wordt, is toch wel toegelaten, ondanks dat zij strikt gezien toch wel
voldeed aan dezelfde criteria. Vanwege het zijn van vrouw in een land waar het leven
aan vrouwen compleet wordt ontzegd, is in dit geval toch een uitzondering gemaakt.
Ik denk dat dit een voorbeeld is waarbij de voorziening als zodanig niet de ruimte
had geboden, maar de schrijnendheid van dit individuele geval daar wel ruimte voor
heeft geboden. Ik kan het niet harder maken dan dat. De opdracht is natuurlijk om
willekeur altijd te voorkomen.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe. U mag van mij interrumperen, zolang u onder de 30 seconden blijft.
Mevrouw Dobbe (SP):
Zijn de 42 bewakers die het kort geding hebben aangespannen ook beoordeeld op deze
criteria?
Minister Van Weel:
Alle gevallen worden beoordeeld langs de meetlat van de bestaande voorzieningen. Als
ze erbuiten vallen, maar er sprake is van bijzondere omstandigheden die schrijnendheid
zouden kunnen veroorzaken, dan worden die onder de aandacht gebracht. Dit ene geval
is zo naar boven gekomen, maar de andere 42 dus niet.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Echt tot slot. Zijn die 42 bewakers nou op basis hiervan beoordeeld of niet?
Minister Van Weel:
Er is geen vinkje schrijnendheid, want het is juist iets dat buiten de bestaande voorzieningen
valt. Er zijn dus wel vinkjes voor de bestaande voorzieningen. Bij het beoordelen
van mensen langs de bestaande voorzieningen kun je aanlopen tegen een casus waarvan
je zegt: alles aan deze casus zegt eigenlijk dat je hier wel zou willen inwilligen,
maar mijn vinkjes uit de voorzieningen passen niet. Dan komt zoiets omhoog als een
schrijnende casus.
De heer Kahraman (NSC):
Ik wil dit echt ook begrijpen en ik begrijp het: als het onder de voorzieningen was
gevallen, hadden we ze gewoon opgehaald. Dit zijn precies de gevallen die buiten de
boot vielen, die dus niet direct in dienst waren van de Staat, die niet in de eerste
ring waren. Een mooi voorbeeld inderdaad: het is een vrouw, de situatie is echt veranderd
en vrouwen hebben geen leven meer na de machtsovername; daarom heeft de Minister haar
waarschijnlijk toegelaten.
Minister Van Weel:
Ja, daar heeft de heer Kahraman gelijk in. Hij zei: goh, er waren zelfs vrouwelijke
bewakers in Afghanistan. Ik ben heel veel naar politieagentenopleidingen voor vrouwen
en vrouwelijke Afghan National Army-opleidingen geweest. Dan zie je hoe dit land gewoon
honderden jaren in de tijd is teruggeworpen; dat is echt schrijnend om te zien.
De voorzitter:
Ik zie verder geen interrupties, dus de Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Van Weel:
Ik denk dat ik zo nog wel een stukje Afghanistan tegenkom, maar dan van een andere
orde. We schieten nu toch even naar Sudan. Ik begin met de vraag van mevrouw Dobbe
of het mogelijk is om exportautorisaties van medische spullen versneld te behandelen
en prioriteit te geven. Er is geen specifieke exportautorisatie voor humanitaire hulp.
Door welk malletje het moet, hangt elke keer af van wat voor soort goed het is, in
het kader van de exportvergunning. De strategische goederen hebben bijvoorbeeld misschien
een ABDO-autorisatie nodig via het Ministerie van Buitenlandse Zaken, terwijl andere
goederen weer vallen onder algemene exportregels en een certificaat van oorsprong
vereisen voor het land van bestemming. Het hangt dus niet af van het doel van de goederen,
maar van de aard van de goederen. Dat maakt het moeilijk om een specifieke categorie
te maken voor medisch of humanitair. Ik snap natuurlijk uw verzoek; hoe makkelijker
we dit kunnen maken, hoe beter. Alleen, via de exportcategorie kan het dus niet.
De voorzitter:
Heeft de Minister dit onderwerp afgesloten?
Minister Van Weel:
Sudan niet, maar wel deze vraag.
De voorzitter:
Zullen we dan gewoon eerst het blokje Sudan doen? Gaat u door.
Minister Van Weel:
Hoe dragen we bij aan de fact-finding mission in Sudan? Heeft die voldoende middelen?
We steunen in de VN-Mensenrechtenraad als lid van de kerngroep de mandaatverlengingen
van de fact-finding mission in Sudan, want zonder die mandaatverlengingen kan de fact-finding
mission überhaupt niks doen. We kunnen niet direct financieel bijdragen aan de fact-finding
mission in Sudan vanwege de onafhankelijkheid van de fact-finding mission, maar indirect
steunen we die wel, via ongeoormerkte bijdrages aan het OHCHR. Het gaat om 6,5 miljoen
euro in 2025 en een recente bijdrage van 2 miljoen euro aan het landenkantoor in Sudan,
dat indirect ook het werk van de FFM ondersteunt. Helaas zijn ook de middelen van
de FFM wel beperkt, vanwege de financiële crisis bij de VN. Ik heb zelf een event
gehost in New York waarbij we ook leden van de fact-finding mission op beeld hadden
om te vertellen over het werk dat zij doen; zeer indrukwekkend en zeer nodig. Ook
hier toont het aan dat zonder accountability het conflict in ieder geval nooit tot
een einde zal komen, dus ik ondersteun hun werk van harte en zal dat ook blijven doen.
Ik heb nog een aanvulling op het vorige punt van mevrouw Dobbe. We gaan wel op een
andere wijze in overleg met hulporganisaties, om te kijken wat we meer kunnen doen
om hen logistiek te ondersteunen, om in ieder geval de flow van goederen naar Sudan
zo snel en zo goed mogelijk te laten verlopen. Dat gaat dus niet via de exportrestricties,
maar wel op andere wijzen.
Dan de rol van Arabische landen in het conflict in Sudan. Er waren een aantal vragen
daarover: eentje specifiek gericht op de VAE en eentje van de heer Van der Burg, wat
meer in zijn algemeenheid. Ja, ik denk dat Arabische landen en ook de VAE een belangrijke
rol kunnen spelen in de voortzetting dan wel de beëindiging van dit conflict. We wijzen
ze ook op hun verantwoordelijkheden onder het internationaal recht, wanneer dat nodig
is, en we moedigen ze van harte aan om een positieve bijdrage te leveren aan het beëindigen
van het conflict. Het is in die zin een van de vaste gespreksonderwerpen met al deze
landen. Zo kijken we of we in ieder geval een klein duwtje kunnen geven in de richting
van de-escalatie, in ieder geval wat betreft de naleving van het internationaal humanitair
recht en de ongehinderde humanitaire toegang; daar schort het op dit moment zeker
aan.
Dan kom ik, in ieder geval tijdelijk, bij Congo en Rwanda.
De voorzitter:
Er zijn nog een aantal interrupties.
Mevrouw Dobbe (SP):
Om te beginnen, het is heel fijn dat u het gesprek wil voeren om te kijken hoe we
dat kunnen ondersteunen. Krijgen we daar een terugkoppeling van? Dan kunnen we namelijk
ook kijken of we daarmee kunnen helpen.
Minister Van Weel:
Nee, dat valt echt onder de vertrouwelijkheid van het diplomatieke verkeer. Dat is
ook een groot goed, want daardoor kun je in meer openheid spreken met die landen.
Als zij zouden weten dat alles wat wij daar bespreken naar buiten komt, dan houdt
het open verkeer al snel op. Het diplomatieke verkeer is daarom dus ook uitgezonderd
van bijvoorbeeld de Wet open overheid of andere verzoeken.
Mevrouw Dobbe (SP):
Oké. Dan heb ik nog gevraagd om een specialist die misdaden tegen vrouwen en kinderen
onderzoekt. Daar hebben verschillende organisaties verzoeken voor gedaan. Kunnen we
daar misschien nog wat in betekenen?
Minister Van Weel:
Wij kunnen dat zelf dus niet, omdat we niet direct de fact-finding mission kunnen
financieren. Dat moet dan echt gaan via het OHCHR, vanwege de onpartijdigheid van
de fact-finding mission. Ik kan wel toezeggen dat wij in overleg gaan met het OHCHR
om te vragen of dit een van de zaken is waar aandacht voor is. Dan nog kunnen wij
niet direct financieren en financieren wij via het OHCHR. Maar we zullen kijken of
dit op hun lijst staat.
De voorzitter:
Dan was er nog een vraag van de heer Van der Burg. Nee? O, dan zag ik dat verkeerd.
Dan vervolgt de Minister zijn betoog.
Minister Van Weel:
Congo, Rwanda en M23. Over onderwerpen die wij opbrengen gesproken: ook dit onderwerp
heb ik in het eerste contact met mijn Rwandese collega opgebracht. Ook daarover zal
ik weer niet in details treden, maar weet dat dit onze aandacht heeft in de contacten
die wij hebben. In januari hebben we in EU-verband gepleit voor sancties tegen M23
en het Rwandese leger. Die sancties zijn in maart in werking getreden. We hebben ook
in EU-verband gepleit voor opschorting van de MoU met Rwanda over kritische grondstoffen.
Momenteel is dat MoU under review geplaatst door de Commissie. De uitvoering daarvan
ligt op dit moment dus stil. Dat hebben we ook opgenomen in de Afrikastrategie en
de Grote Merenstrategie, die we deze week hebben verzonden.
Op welke wijze staan wij in contact met organisaties voor de medische ondersteuning
van slachtoffers van seksueel geweld in Congo? Wij ondersteunen de humanitaire partners
die betrokken zijn bij de hulpverlening daar in de DRC, dus de Dutch Relief Alliance,
het Rode Kruis, UNICEF, het World Food Programme en het ICRC. Dat doen we met flexibele
financiering. De medische ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld is onderdeel
van de humanitaire hulpverlening in Congo. Via de EU pleiten wij voor verbeterde humanitaire
toegang en humanitaire corridors. De EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het Grote
Merengebied is hier doorlopend over in gesprek met de strijdende partijen in de regio.
Hoe kijk ik dan naar het vredesproces, een van de zeven van Trump, zeg ik dan maar?
Welke rol kan Europa spelen op bijvoorbeeld het gebied van mineralen? De inspanningen
van de VS, om welk conflict het dan ook gaat, juichen we natuurlijk van harte toe.
Alles wat kan helpen om te komen tot een diplomatieke oplossing, moeten we aangrijpen,
of dat nu geldt voor het conflict in Gaza, in Armenië en Azerbeidzjan of in dit geval
in Congo. De Europese grondstoffenpartnerschappen beogen bij te dragen aan transparantie
en traceerbaarheid, en daarmee ook aan mitigatie van de grondoorzaken van de instabiliteit
in de regio. In reactie op de schending van de territoriale integriteit van de DRC
door Rwanda begin dit jaar heeft mijn voorganger in EU-verband meermaals gepleit voor
het opschorten van het grondstoffenpartnerschap met Rwanda voor kritieke grondstoffen.
Dat ligt dus stil, zoals ik net had verteld.
Ik ga voor de heer Van Baarle weer even terug naar het onderwerp Afghanistan, maar
dan specifiek met betrekking tot de aardbeving. Wij ondersteunen de humanitaire organisaties
die al betrokken zijn bij de hulpverlening in Afghanistan. Dat doen we met meerjarige
flexibele financiering. Juist door die flexibele financiering kunnen zij ook inspringen
op rampen, zoals deze aardbeving. Zonder dat wij daar dus direct aan bijdragen, kunnen
zij daar wel een bijdrage leveren aan het verzachten van het leed. Ook het door Nederland
gesteunde Rode Kruis en de Rode Halve Maanbeweging verleenden hulp en boden ondersteuning
aan hulpverleners bij zoekacties naar vermiste personen die mogelijk onder het puin
lagen. Het Central Emergency Response Fund, het noodhulpfonds van de VN, waar wij
dit jaar met 59 miljoen dollar een van de grootste donoren van zijn, maakte in de
dagen na de aardbeving ook nog 5 miljoen dollar beschikbaar voor hulpverlening. Ook
het Afghanistan Humanitarian Fund, waar wij dit jaar 10 miljoen aan hebben gedoneerd,
maakte geld vrij voor de hulpverlening daar. Als Nederland hebben we dus niet direct,
maar indirect zeker een rol gespeeld in het lenigen van de noden daar.
Dat brengt mij bij Syrië. Er werd gevraagd naar een coalitie over de veiligheidssituatie
in Syrië. We hebben diverse politieke en hoogambtelijke bijeenkomsten gehad in New
York om te spreken over de veiligheidssituatie in Syrië. In elk gesprek hebben we
opgeroepen tot een zo gezamenlijk mogelijke inzet op dat punt. Zelf heb ik gesproken
met Al-Shaibani, de Syrische Minister van Buitenlandse Zaken in de overgangsregering.
Ik heb met hem gesproken over de zorgelijke veiligheidssituatie, niet alleen met betrekking
tot de druzen, maar ook met betrekking tot de alawieten en de Koerdische gemeenschap
in het noordoosten, en over de stappen die nodig zijn om de veiligheidssituatie voor
die gemeenschappen te verbeteren.
Ik merk in die gesprekken wel dat het zeer noodzakelijk is dat de Syrische overgangsregering
samen met de Israëlische regering komt tot een vergelijk, met name over de druzen
in de regio. Die gesprekken lopen ook weer. Die hebben een tijdje stilgelegen. Al-Shaibani
was in ieder geval positief gestemd dat hier mogelijk tot een vergelijk zou kunnen
worden gekomen dat in ieder geval de onrust die daar heeft geheerst, enigszins kan
lenigen.
We hebben ook een anti-ISIS-coalitie gehad om over de dreiging van ISIS in Syrië te
spreken. Er was ook een ministerieel event met de VN over de situatie in de kampen
in Noordoost-Syrië en de hele grote inspanningen die Irak levert om mensen daar weg
te halen en te re-integreren in Irak. Inmiddels zijn dat al zo’n 18.000 mensen, maar
het is dan ook al bijna tien jaar na de datum dat die mensen daar beland zijn. Het
is dus ook de hoogste tijd om daar een verschil te maken.
De heer Van Baarle vroeg: wat doen we dan voor de wederopbouw van Syrië en de ondersteuning
van de bevolking daar? Het werd al genoemd: de eerste stappen zijn gezet met de opschorting
van de sectorale sancties van de EU en de VS, waardoor het economisch herstel en de
wederopbouw van Syrië bevorderd kan worden. De Nederlandse steun, bijvoorbeeld door
bijdragen aan stabilisatie, ontmijning en bewijsvergaring, wordt in het nieuwe Syrië
voortgezet en uitgebreid. Daarmee bouwen we aan een veiliger Syrië, waar hopelijk
ook meer mensen naartoe kunnen en willen terugkeren. Op de lange termijn moeten we
dat echt in EU-verband doen. Wij zetten ons dus in voor versterkte Europese coördinatie
ten aanzien van de wederopbouw en het onderzoeken van eventuele verdere sanctieverlichting
die nodig is voor economisch herstel. Daarnaast kijken we ook naar de ontwikkelingsbanken
en de VN en de slagkracht die zij hebben om een verschil te maken.
Ten slotte zit Assad gelukkig niet meer in Syrië, maar hij is ook nog niet hier in
Den Haag. We hebben in dit geval alleen maar rechtsmacht als er een link is met Nederland.
Het is aan het OM om te zien of die in dit geval op enigerlei wijze te vinden is.
Anders zijn we toch echt afhankelijk van internationale inspanningen.
Ten slotte. De heer Kahraman vroeg naar de situatie met christenen in Syrië. Het geweld
dat heeft plaatsgevonden rondom die verschillende gemeenschappen baart ons ernstige
zorgen. Ook de terroristische zelfmoordaanslag op de Grieks-orthodoxe kerk in Damascus
op 22 juni en andere vormen van geweld tegen christenen vallen daaronder. Alle geloofsgemeenschappen,
alawieten, Koerden, christenen, druzen, moeten in Syrië beschermd worden. Dat is een
boodschap die ik, maar ook de premier, heel duidelijk bij onze counterparts heb neergelegd,
inclusief de vrijheid van religie. Daarnaast zijn er ook VN-instellingen. We laten
dus niet alles aan de Syrische regering. Ook de VN-instellingen doen onderzoek naar
de mensenrechtenschendingen, waaronder de UN Commission of Inquiry. Die mechanismen
steunen we. We volgen ook de uitkomsten van die onderzoeken nauwgezet.
Ik ga nog even door met Syrië. Daarna doe ik een algemene afronding. In hoeverre komt
hulp bij de druzen terecht? Moeten we werken aan humanitaire corridors? Ook de humanitaire
situatie in Syrië steunen wij met ongeoormerkte meerjarige financiering. Onze humanitaire
partners hebben dus ook daar de flexibiliteit om te reageren bij acute of nieuwe noden.
Dat doen ze op basis van de grootste noden en ten behoeve van de meest kwetsbare groepen.
Daar vallen minderheden zoals de druzen absoluut onder. Uit de gesprekken met die
organisaties komt geen indicatie naar voren dat bepaalde gemeenschappen niet worden
bereikt met hulp. Natuurlijk staan we hierover in nauw contact met onze partners,
maar het lijkt op dit moment niet nodig om aparte humanitaire financiering voor kwetsbare
groepen ter beschikking te stellen. We vragen er aandacht voor. Zij verzekeren ons
dat ze dat meenemen in hun respons.
De heer Kahraman vroeg ook om Al-Jolani en Al-Sharaa te wijzen op de verplichting
ten opzichte van de kwetsbare groepen. Ik vertelde net dat de premier en ik dat allebei
hebben gedaan. U vroeg: moeten we niet opnieuw sancties instellen? Ik ben met u eens
dat de situatie enorm broos is. Honderd procent vertrouwen zou te veel gevraagd zijn,
ook gelet op het verleden van het geweld in Syrië in tien jaar burgeroorlog. Maar
na tien jaar burgeroorlog merk ik ook dat we wel bereid moeten zijn om in ieder geval
te hopen op een verbetering van de situatie, ook omdat de Syriërs daar zo veel recht
op hebben. Deze overgangsregering zit er nu. Daar zullen we heel scherp op blijven.
We vertrouwen die niet blind, maar wij willen die ook een kans geven om wél het goede
te doen, om wél te zien of Syrië verenigd kan worden, met behoud van de diversiteit
en de pluriformiteit die voor Syrië altijd zo kenmerkend was. Dat betekent ook dat
we ze aanspreken op geweldsmisstanden die wij zien.
Dan kom ik bij Myanmar.
De voorzitter:
Er zijn interrupties. Ik geef eerst het woord aan de heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
Ik begrijp de Minister. Ik heb er ook altijd voor gepleit te helpen om het land weer
op te bouwen, zodat de mensen gewoon in vrede kunnen leven. Maar het probleem is dat
Al-Jolani zich gewoon niet houdt aan afspraken. Hij heeft eerst de alawieten uitgemoord,
toen de christenen en nu de druzen. Ik houd mijn hart vast voor als hij in conflict
komt met de Koerden. Wanneer denkt de Minister dat het genoeg is? Wanneer gaan we
misschien een aantal sancties weer instellen?
Minister Van Weel:
Dit is waar we nu naar kijken. De Commissions of Inquiry zullen moeten uitzoeken in
hoeverre dit geweld plaatsvond in opdracht van de centrale regering. Ik sluit niet
uit dat er troepen zijn van onder de vleugels van Al-Jolani die ook in sommige opzichten
zelfstandig hebben geopereerd. Nog belangrijker is: hoe snel komt er een einde aan
dit soort incidenten en hoe treedt de regering daartegen op? Dat is waar we heel scherp
op moeten zijn. Dat moet ons het vertrouwen geven dat inderdaad de intentie erachter
is om rust, stabiliteit en samenhang te beleven. Voor zover wij kunnen nagaan en voor
zover we moeten afgaan op de informatie die we krijgen van onder andere de Syrische
overgangsregering, is de situatie met betrekking tot de alawieten op dit moment gekalmeerd
en rustig. De situatie met betrekking tot de druzen is dat nog niet. Maar zoals ik
al zei: daar is ook voor nodig dat Israël en de Syrische overgangsregering nader tot
elkaar komen en afspraken maken over de veiligheid in het gebied. Ik hoop dat dat
wel snel gaat gebeuren.
De heer Kahraman (NSC):
Met betrekking tot de alawieten hebben de VN volgens mij een rapport uitgebracht waarin
heel veel vingers naar het hoogste niveau in Damascus wijzen. Maar laat ik het even
over de druzen hebben. Die zitten nu in de situatie dat regeringstroepen het gebied
gewoon afgezet hebben. U wijst naar Israël. De druzen zeggen tegen mij altijd dat
zij Israël dankbaar zijn dat het het moorden heeft gestopt. Anders zou het gewoon
door zijn gegaan.
De voorzitter:
Ik neem aan dat de heer Kahraman een reactie hierop wil van de Minister.
Minister Van Weel:
Ik snap wat hij zegt, en ik wijs ook niet naar Israël, maar gelet op de de facto grote
invloed op het gebied die Israël nu heeft, zal er toch ergens gesproken moeten worden
met de Syrische overgangsregering. Het is ook niet de bedoeling dat het Israëlische
leger daar tot in het einde van dagen verblijft. Maar de Israëlische zijde wil natuurlijk
wel garanties hebben dat ook de druzen kunnen rekenen op veiligheid in het Syrië van
deze overgangsregering. Dat is het soort gesprekken dat ik zoek. Ik ben er bang voor
dat als je nu sancties zou instellen, we eerder een achteruitgang zien dan een vooruitgang.
De situatie in het land is heel broos. Economische tegenspoed draagt niet bij aan
een verdere versterking van de situatie daar. Daarom ben ik toch geneigd om, weliswaar
met een scherp oog, de benefit of the doubt op dit moment te laten prevaleren.
De heer Kahraman (NSC):
Een laatste vraag met betrekking tot de situatie van de druzen. Ik krijg echt rechtstreeks
signalen van de druzen dat er gewoon geen humanitaire hulp binnenkomt in As-Suwayda.
Er is zelfs een motie van mij aangenomen waarmee we zeggen specifiek voor deze kwetsbare
groepen hulp te willen. Ik krijg van de druzen continu te horen dat zij zelfs mail
niet binnenkrijgen in hun provincie. Kan de Minister daarop reflecteren?
Minister Van Weel:
Humanitaire toegang tot As-Suwayda was begin juli inderdaad zeer beperkt. Ik weet
niet van wanneer de signalen die u heeft, dateren. Tussen 20 juli en 29 september
hebben 41 hulpkonvooien As-Suwayda met levensreddende hulp bereikt, inclusief voedsel,
medische hulpmiddelen en brandstof. In eerste instantie werd deze voornamelijk geleid
door de Syrische Rode Halve Maan, maar naarmate toegang voor de VN en andere organisaties
toenam, gebeurde dat ook door andere humanitaire organisaties. Daar dragen wij dus
aan bij. Met die organisaties staan wij in contact. Op dit moment geven zij ons aan
dat er geen noodzaak meer is tot separate humanitaire corridors voor de toegang tot
As-Suwayda. Nogmaals, dat komt van de organisaties. Wij zijn daar niet zelf geweest.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kunt u nu volgens mij vervolgen met blok twee.
Minister Van Weel:
Rohingya nog.
De voorzitter:
O, excuus. Rohingya.
Minister Van Weel:
Het was een rondje wereld, en dat maken we ook af. De heer Van Baarle vroeg hoe het
staat met zijn amendement om budgetten vrij te maken voor de Rohingya in Myanmar.
Conform het amendement dragen we met 1 miljoen euro direct bij aan Rohingya Response.
Door middel van een project van de UNHCR, dat zowel de Rohingya in Myanmar als de
Rohingya in Bangladesh ten goede zal komen, met vooral medische hulp, opvang en bescherming,
wordt invulling gegeven aan dat amendement.
Dan kom ik bij mijn tweede blokje, voorzitter. Ik begin met het mensenrechtenbeleid.
Dan kom ik op de strategische afhankelijkheden en daarna op de geloofsvervolging.
Welke stappen hebben wij genomen om producten te werven uit ... Het lijkt op iets
van landen, maar ook op mensenrechten; het overlapt elkaar altijd. Maar het gaat over
de producten die voortkomen uit schendingen van de mensenrechten van de Oeigoeren.
Uiteraard is de situatie van Oeigoeren in China buitengewoon zorgelijk. Op 13 december
vorig jaar is de Europese Anti-dwangarbeidverordening in werking getreden. Die bevat een verbod om goederen vervaardigd met
dwangarbeid op de Europese markt aan te bieden. Vanaf december 2027 worden die verplichtingen
daadwerkelijk toegepast. Ik denk dat dat een belangrijke stap is om dwangarbeid tegen
te gaan, maar daarnaast ook om oneerlijke concurrentie te bestrijden. De vraag was
of wij nationaal stappen kunnen zetten om deze producten te weren voor die tijd. Wij
zullen in eerste instantie inzetten op effectieve implementatie en handhaving van
die verordening. We zijn al begonnen met de implementatie daarvan. In lijn met eerder
ingediende moties van de heer Van Baarle zullen we in Brussel aandacht vragen voor
het tegengaan van staatsgeleide dwangarbeid in onder meer China. Dit doen we ook met
het oog op de richtsnoeren en de database die de Commissie voor die verordening gaat
ontwikkelen.
Verder verwachten wij van bedrijven dat ze internationaal zakendoen in lijn met de
OESO-richtlijnen. Ook dat zou moeten bijdragen aan het uitbannen van in ieder geval
het importeren van producten uit Xinjiang, waarbij van dwangarbeid sprake kan zijn.
De heer Boswijk had een vraag over het Chinese staatsbedrijf CITIC Telecom, dat voor
99% eigenaar is van de kabels in de Baltische Zee. Daar gaan we naar kijken. Dat is
een hele specifieke vraag, maar die ga ik met EZ opnemen. Daar zal ik op terugkomen
in het kader van onze vitale infrastructuur. Het lijkt mij een relevant genoeg onderwerp
daarvoor.
De voorzitter:
Mag ik vragen op welke manier het kabinet daarop wil terugkomen?
Minister Van Weel:
Hebben we een rapportagelijn voor vitale infrastructuur?
De voorzitter:
Vanaf nu wel.
Minister Van Weel:
Nee, ik weet zeker dat er zoiets is, waarbij we rapporteren over economische beschermingsmaatregelen
et cetera. Dan nemen we deze vraag daarin mee. Dat zal waarschijnlijk het voortouw
zijn van de collega van EZ.
De voorzitter:
Oké. Dan noteren we dat.
Minister Van Weel:
Dan vroeg mevrouw Dobbe: wat kunnen we doen aan onderzoek naar financiering in Europa
van met name de antirechtenbeweging? Het is zeer zorgelijk; dat deel ik met mevrouw
Dobbe. Ik doel ook op de bedragen die erachter zitten en die u noemt. Daarmee kan
echt impact gegenereerd worden. Voor ons blijven deze rechten in het mensenrechtenbeleid
wereldwijd leidend in ons mensenrechtenbeleid, of het nu gaat om lhbtiq+-rechten of
om vrouwenrechten. Met het Mensenrechtenfonds en het focuskader dragen we hieraan
bij. We zullen de situatie monitoren en waar nodig agenderen. Ook in EU-verband wil
ik hier aandacht voor vragen. Het is niet een specifiek Nederlands probleem. Deze
organisaties zijn vaak groot en actief in heel veel landen. Wellicht kunnen we iets
in beweging krijgen, of het nu in de vorm van onderzoek is of anderszins.
De voorzitter:
Op dit punt is er een interruptie van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mijn zorg zit in het volgende. Zij bewegen sneller dan wij. De impact die zij hebben,
is echt gigantisch. Zou u, als u er toch over in gesprek gaat, willen bekijken of
er echt een concreet plan uit voort kan komen? Ik weet dat er een aantal onderzoeken
zijn. Een aantal onderzoeken zijn ook nodig. Maar een plan van aanpak vanuit Europa
zou wel heel erg helpen.
Minister Van Weel:
Ja, ik ben bereid om te bekijken of ik dat in Europees verband van de grond kan krijgen.
Mevrouw Dobbe (SP):
...
De voorzitter:
Dat doen we even in de microfoon.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wilt u dat ook terugkoppelen aan ons, meneer de Minister?
Minister Van Weel:
Ja. Dat doen we dan in een rapportage van een RBZ-Raad waarin we dit al dan niet in
de vergadering of in de marges hebben kunnen bespreken met relevante actoren.
De voorzitter:
Oké, dat noteren we. Dan kan de Minister zijn betoog vervolgen.
Minister Van Weel:
Dan had ik nog een vraag van de heer Kahraman: wat doen we zowel in EU-verband als
mondiaal om te voorkomen dat christenen van hun geboortegrond worden verdreven? We
zetten ons actief in voor de vrijheid van religie en levensovertuiging, in de EU,
in de VN, maar ook in alle andere multilaterale fora waarin we zitten. We vragen altijd
speciale aandacht voor vervolging van minderheden zoals christenen. In EU-verband
pleiten wij voor sancties tegen daders van religieus gemotiveerd geweld en bespreken
we de zorgen rond blasfemie en geloofsvervolging bij de beoordeling van de handelspreferenties,
bijvoorbeeld in het kader van die met Pakistan. Wij steunen ook VN-instellingen die
mensenrechtenschendingen onderzoeken. We roepen via de Mensenrechtenraad op tot afschaffing
van blasfemiewetgeving wereldwijd. In 2024 is vanuit het Mensenrechtenfonds 11,3 miljoen
euro besteed aan vrijheid van religie. Wij financieren ook een vijfjarig programma
van 37 miljoen euro, gericht op interreligieuze dialogen en het tegengaan van extremisme
in verschillende landen. Ik deel de zorgen van de heer Kahraman, maar ik kan hem niet
beloven dat het in elk gesprek aan de orde komt. Maar daar waar relevant, bijvoorbeeld
in het gesprek met de Syrische overgangsregering, heeft dit zeker de aandacht.
Daarmee heb ik, denk ik, alle vragen beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Ik kijk even om te zien of dat klopt of dat er nog onbeantwoorde vragen zijn. Ja,
het klopt. Dan wil ik de Minister danken. We hebben afgesproken om geen tweede termijn
te doen. Ik wil de ondersteuning bedanken. Zoals ik al zei, kan ik mij voorstellen
dat er bij dit onderwerp veel ondersteuning was. Uiteraard wil ik de collega’s bedanken
dat we het op een christelijk tijdstip hebben weten af te ronden. Ik hoop alle collega’s
na de verkiezingen terug te zien, maar speciale dank gaat uit naar collega Kahraman.
Als we niet terugkomen van reces, was dit zijn laatste debat, vermoed ik. Dank, ook
namens alle collega’s, denk ik. Dank u wel. Dan sluit ik de vergadering.
Sluiting 20.53 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier