Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over het mijnbouwbedrijf dat sneller wil beginnen met het mijnen in de Stille Oceaan
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Ministers van Klimaat en Groene Groei, van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken over het mijnbouwbedrijf dat sneller wil beginnen met het mijnen in de Stille Oceaan (ingezonden 29 augustus 2025).
Antwoord van Minister van Weel (Buitenlandse Zaken), mede namens de Ministers van
Klimaat en Groene Groei, van Economische Zaken, van Infrastructuur en Waterstaat,
de Staatssecretaris Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur (ontvangenZie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2025–2026, nr. 21
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Mijnbouwbedrijf wil eerste diepzeemijn veel sneller
leeghalen», waarin wordt beschreven hoe commerciële partijen waaronder het Zwitsers-Nederlandse
bedrijf Allseas, plannen versnellen om op korte termijn te starten met grootschalige
diepzeemijnbouw in de Clarion Clipperton Zone?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het voornemen om deze diepzee al binnen enkele jaren grootschalig
te ontginnen, terwijl wetenschappers waarschuwen dat de ecologische gevolgen voor
de oceaanbodem en mariene biodiversiteit mogelijk desastreus zijn en grotendeels onomkeerbaar?
Antwoord 2
Het kabinet past strikt het voorzorgsbeginsel toe en is op basis daarvan van mening
dat de wetenschappelijke kennis met betrekking tot de effecten van diepzeemijnbouwactiviteiten
op dit moment niet toereikend is om de stap van exploratie naar exploitatie te maken,
zoals ook aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van lid Postma (NSC).2 Ook is er nog geen overeenstemming over een sterke internationale regeling voor de
mogelijke exploitatie van de delfstoffen van de internationale zeebodem (exploitatieregeling).
Het kabinet is van mening dat deze exploitatieregeling strikte milieuvoorwaarden moet
bevatten en moet voorzien in effectief toezicht op de naleving daarvan. Eventuele
exploitatie kan pas van start gaan wanneer aan al deze voorwaarden is voldaan. Voor
het kabinet staat voorop dat diepzeemijnbouw alleen zou mogen plaatsvinden indien
wetenschappelijk aantoonbaar strikt binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem,
zoals aangegeven in de Kamerbrief met het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw3. Nederland zet zich daarom in de internationale onderhandelingen over de exploitatieregeling
ook nadrukkelijk in voor het meewegen van de ecologische gevolgen voor de oceaanbodem
en de mariene biodiversiteit in het regelgevende kader voor exploitatieactiviteiten.
Dit standpunt wordt gedeeld door een grote groep landen binnen de Internationale Zeebodemautoriteit
(Autoriteit). Nederland heeft nauw opgetrokken met deze landen en zal dit blijven
doen.
Vraag 3
Kunt u toelichten in hoeverre Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij deze plannen
voor diepzeemijnbouw, in het bijzonder Allseas, een Zwitsers-Nederlands bedrijf dat
volgens het artikel een cruciale rol speelt bij de technische uitvoering?
Antwoord 3
Voor zover bekend zijn er geen (andere) Nederlandse bedrijven betrokken. Het kabinet
kan verder geen uitspraken doen over individuele bedrijven.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de waarschuwingen van wetenschappers dat diepzeemijnbouw leidt tot
grootschalige slibwolken die zich jaarlijks over een steeds groter deel van de oceaan
kunnen verspreiden, waardoor zee- en bodemdiertjes die voedsel uit het water filteren
verstikken en massaal kunnen sterven?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt, is het kabinet van mening dat de exploitatieregeling
moet voorzien in passende drempelwaarden voor de meest relevante milieueffecten, waarbij
specifieke regionale en lokale omstandigheden in acht worden genomen. Hiertoe moeten
in ieder geval duidelijke milieukwaliteitsdoelstellingen, evenals indicatoren en drempelwaarden
als milieuvoorwaarden worden opgenomen in de exploitatieregeling.4 In 2023 zijn er binnen de Autoriteit expertwerkgroepen ingesteld die momenteel werken
aan het ontwikkelen van bindende milieudrempelwaarden op de volgende drie onderwerpen:
1) toxiciteit, 2) troebelheid en bezinking van slibwolken, 3) onderwatergeluid en
lichtvervuiling. De waarschuwingen over de mogelijke gevolgen van slibwolken worden
dus opgepakt binnen de Autoriteit. De werkgroepen bestaan uit onafhankelijke deskundigen
met erkende expertise op deze onderwerpen. Nederland spreekt zich in de Autoriteit
nadrukkelijk uit voor het ontwikkelen van deze bindende milieudrempelwaarden en behoort
tot een groep landen die zich actief inzet voor het werk van deze deskundigen en de
voortgang in de werkgroepen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de betrokkenheid van Allseas Nederland medeverantwoordelijk
maakt voor de ecologische schade die diepzeemijnbouw met zich meebrengt? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Allereerst staat voor het kabinet voorop dat exploitatie van de diepzeebodem alleen
kan plaatsvinden indien wetenschappelijk aantoonbaar strikt binnen de draagkracht
van het mariene ecosysteem, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2. Het kabinet
zet zich hier ook nadrukkelijk voor in. Verder is ten aanzien van diepzeemijnbouwactiviteiten
in internationale wateren in het VN-Zeerechtverdrag geregeld dat elke contractant
een zogenaamde Sponsoring State moet hebben, die garant staat voor naleving van de internationale regels voor diepzeemijnbouw
onder het VN-Zeerechtverdrag door de contractant, en die de Autoriteit ondersteunt
bij toezicht op en handhaving van naleving van de regels door de contractant. Nederland
is niet betrokken bij de activiteiten van bedrijven (of andere partijen) in het kader
van de Autoriteit, niet als Sponsoring State en niet als vlaggenstaat. Uiteindelijk zijn contractanten zelf verantwoordelijk voor
hun diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren, en het daarbij voorkomen
van schade aan het mariene milieu en ecosysteem.
Vraag 6
Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de internationale afspraken over biodiversiteit,
waaronder de Global Biodiversity Framework-doelen die gericht zijn op het beschermen
van oceanen en ecosystemen?
Antwoord 6
Het kabinet onderschrijft alle doelen van het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader,
waaronder de doelen die gericht zijn op het beschermen van de zeeën, de oceaan en
ecosystemen. Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw is het
kabinet van mening dat exploitatie van de delfstoffen van de internationale zeebodem
aantoonbaar geen significante schade aan het mariene milieu, ecosysteem en biodiversiteit
zou mogen aanrichten. Ook zou eventuele exploitatie de klimaat- en ecosysteemfuncties
van de oceanen niet mogen verstoren.5 Dat sluit aan bij de afspraken volgend uit de BBNJ-overeenkomst6, het Biodiversiteitsverdrag en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader. In het
kader van deze internationale overeenkomsten heeft Nederland, zoals aangegeven in
het antwoord op Kamervragen van het lid Postma (NSC),7 tijdens de onderhandelingen over de exploitatieregeling in september 2024 een tekstvoorstel
ingediend, waarmee zou worden geregeld dat exploitatie van de internationale zeebodem
alleen mag plaatsvinden als dit de effectieve implementatie van andere internationale
raamwerken en overeenkomsten niet hindert. Hiermee wordt mede naar de BBNJ-overeenkomst
en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader verwezen. Dat voorstel kon tijdens de
onderhandelingen in maart 2025 op steun van enkele andere staten rekenen.
Vraag 7
Onderschrijft u de conclusies uit het rapport in opdracht van het WWF dat als we grondstoffen
recyclen én slimme keuzes maken voor innovatieve accutechnologie (waar minder metalen
nodig zijn) kan de toekomstige vraag naar metalen met meer dan de helft worden teruggebracht?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals ook aangegeven in het antwoord op Kamervragen van de leden Teunissen en Vestering
(beiden PvdD)8 deelt het kabinet de conclusie dat grondstoffenefficiëntie en circulariteit essentiële
onderdelen zijn van de aanpak voor leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Via
de Nationale Grondstoffenstrategie (NGS)9 en het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)10 zet het kabinet hier ook op in als handelingsperspectieven om de leveringszekerheid
van kritieke grondstoffen te vergroten. Ook Europees wordt nadrukkelijk ingezet op
circulariteit van kritieke grondstoffen, via de Europese Critical Raw Materials Act (CRMA)11. Hoe beter we er immers in slagen kritieke materialen te hergebruiken en substitueren,
hoe minder we deze in de toekomst primair hoeven te winnen. Tegelijkertijd benadrukt
het kabinet, zoals onder andere benoemd in het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw12, het belang van een voldoende groot aanbod van kritieke grondstoffen met het oog
op de huidige geopolitieke verhoudingen rondom deze grondstoffen. De onderzoekers
benadrukken in het WWF rapport eveneens dat naast vraagvermindering en circulariteit
de komende twee decennia ook opschaling van mijnbouw nodig is om te kunnen voldoen
aan de vraag naar kritieke grondstoffen voor de groene transitie.13 De onderzoekers geven daarbij aan dat de bestaande reserves die economisch rendabel
zijn, niet voor alle grondstoffen voldoende zijn om in de voorziene vraagtoename naar
kritieke grondstoffen voor de groene transitie te voorzien, in het bijzonder niet
voor lithium, nikkel en kobalt. Nederland en Europa zijn voor de import van dergelijke
mineralen sterk afhankelijk van derde landen, met name China, en dat maakt ons kwetsbaar
voor verstoringen in toeleveringsketens. De afgelopen twee jaar stelde China meermaals
verschillende exportbeperkende maatregelen in voor kritieke grondstoffen. Dat onderstreept
het belang van urgente actie om onze kwetsbaarheid te verminderen. Het kabinet zet
daarom zowel in op vraagvermindering en circulariteit, als op primaire winning van
kritieke grondstoffen in de EU en nieuwe partnerschappen met bronlanden. Het kabinet
deelt daarbij de visie in het rapport dat dit zo duurzaam mogelijk moet plaatsvinden,
en gezocht moet worden naar vormen van mijnbouw en bronnen van mineralen met een zo
beperkt mogelijke voetafdruk.
Ten aanzien van innovatieve batterijtechnologie, inclusief circulariteit en leveringszekerheid,
zet het kabinet onder andere in op de «Routekaart Circulaire en weerbare batterijen»
en het Nationaal Groeifondsproject «Material Independence and Circular Batteries». Op Europees niveau is er de Batterijenverordening (EU 2023/1542)14 die hier ook nadrukkelijk op inzet. Op dit moment is niet te voorspellen of deze
inzet ertoe zal leiden de toekomstige vraag naar kritieke metalen met meer dan de
helft kan worden teruggebracht.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de inschatting van experts dat diepzeemijnbouw slechts voor zeer
klein deel kan bijdragen aan de vraag naar metalen en dat het waarschijnlijk nog minstens
tien jaar voordat de diepzeemetalen op de markt zouden kunnen komen, wat te laat is
voor de energietransitie?
Antwoord 8
Op dit moment is onvoldoende duidelijk hoeveel diepzeemijnbouw zou kunnen bijdragen
aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke metalen, en wanneer diepzeemetalen
op de markt zouden kunnen komen. De tijdspaden van de verschillende handelingsperspectieven
en de verwachte marktontwikkelingen, waaronder de inzet op een circulaire economie,
weegt het kabinet mee in afwegingen over diepzeemijnbouw en over het vergroten van
de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.
Vraag 9
Kunt u toezeggen dat Nederland op geen enkele manier meewerkt aan en niet akkoord
gaat met de vergunningverlening voor The Metal Company (TMC) in de Internationale
Zeebodemautoriteit (ISA)? Zo ja, wanneer zult u hier stelling tegen nemen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
The Metals Company heeft geen verzoek voor een exploitatievergunning ingediend bij
de Autoriteit. Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw is het
kabinet van mening dat aanvragen voor exploitatievergunningen die bij de Autoriteit
worden ingediend voordat een volledige exploitatieregeling is vastgesteld, moeten
worden afgekeurd. Nederland en een meerderheid van de verdragspartijen bij het VN-Zeerechtverdrag
hebben dit in de vergaderingen van de Autoriteit uitgedragen. Door de Raad van de
Autoriteit (het uitvoerende orgaan) is inmiddels in meerdere besluiten vastgelegd
dat commerciële exploitatie niet zou moeten plaatsvinden in afwezigheid van een exploitatieregeling.
Tijdens de Raadsvergaderingen van dit jaar (maart en juli 2025) heeft de Nederlandse
delegatie ook gewezen op deze besluiten.
Vraag 10
Welke sancties heeft u voor ogen voor bedrijven die aan de slag gaan zonder zo’n internationale
vergunning?
Antwoord 10
Zoals aangegeven in het antwoord op de Kamervragen van het lid Postma wil het kabinet
ervoor waken om op zaken vooruit te lopen, want veel is nog onzeker.15 Uiteraard zal het kabinet zich, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven,
beraden op eventuele te nemen stappen, binnen de kaders van de Autoriteit. Het kabinet
zal zich ervoor blijven inzetten dat diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale
wateren plaatsvinden in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag en onder auspiciën
van de Autoriteit. Nederland werkt momenteel ook samen met andere staten die actief
zijn binnen de Autoriteit om hiervoor zorg te dragen.
Vraag 11
Kunt u TMC en Allseas op de hoogte stellen van de sancties die u voor ogen heeft als
zij zonder vergunning gaan mijnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Zoals aangegeven in het antwoord op de voorgaande vraag is veel nog onzeker, en is
het op dit moment nog niet duidelijk of er partijen zijn die buiten de Autoriteit
om diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren zullen opstarten. Nederland
zal zich ervoor blijven uitspreken dat deze activiteiten plaatsvinden in overeenstemming
met het VN-Zeerechtverdrag, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 10. Ik kan
verder geen uitspraken doen over individuele bedrijven. Conform de motie van het lid
Postma c.s. van 11 juni 202516 kan ik u wel laten weten dat het kabinet in gesprek is gegaan met Allseas, waarin
is toegelicht dat het kabinet staat voor de integriteit van het VN-Zeerechtverdrag
en dat diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren plaats dienen te vinden
in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag en onder auspiciën van de Autoriteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
R. Tieman, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken -
Mede namens
A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.