Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 2 oktober 2025, over regio's en grensoverschrijdende samenwerking
29 697 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid
32 851
Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)
Nr. 175
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 28 oktober 2025
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 2 oktober 2025 overleg gevoerd
met de heer Rijkaart, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 9 september
2025 inzake stand van zaken Nationaal Programma Vitale Regio's (NPVR) (Kamerstuk 29 697, nr. 173);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 10 juli
2025 inzake tiende voortgangsrapportage Wind in de zeilen (Kamerstuk 33 358, nr. 47);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 27 maart
2025 inzake Nationaal Programma Vitale Regio's (NPVR) (Kamerstuk 29 697, nr. 161).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, De Vree
De griffier van de commissie, Honsbeek
Voorzitter: De Vree
Griffier: Van der Haas
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bikker, Chakor, Hartsuiker, De Vree,
Wijen-Nass en Wingelaar,
en de heer Rijkaart, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 14.06 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Mijn microfoon doet het gelukkig, maar voor een deel is de stroom uitgevallen
bij de stopcontacten. Dat is even een huishoudelijke mededeling voor de leden hier.
Welkom bij de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Het onderwerp van vandaag is
het commissiedebat Regio's en grensoverschrijdende samenwerking. Ik stel de commissie
voor om vier minuten spreektijd toe te kennen, net als vier interrupties per ronde.
Gaat u daarmee akkoord? Ik zie uw enthousiasme. Dat betekent dat ik gelijk naar de
eerste spreekster ga: mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Op 4 juli 2024 werd ik beëdigd als Tweede Kamerlid.
Het is een enorme eer om dit vak te mogen doen. Vanaf het begin had ik een enorme
drive om mij in te zetten voor de regio. Ik was namelijk bijna tien jaar gemeenteraadslid
in de gemeente Gulpen-Wittem, een kleine gemeente in het zuiden van het land. Ik heb
daar ervaren hoe politiek Den Haag dacht vanuit de Randstad en daarbij geen oog had
voor de regio. Daarom vroeg ik om het commissiedebat over regio's te vervroegen en
nog voor de verkiezingen te laten plaatsvinden, simpelweg omdat ik vind dat de regio's
niet kunnen wachten.
Daarnaast organiseerde ik een rondetafelgesprek, waarin de Tweede Kamer in gesprek
kon gaan met vertegenwoordigers van de regio. Denk hierbij aan de Landelijke Vereniging
voor Kleine Kernen, de M50 en K80 en burgemeesters van kleinere gemeenten, zoals Eijsden-Margraten,
Súdwest-Fryslân en Etten-Leur, maar ook aan vertegenwoordigers van de regio's, zoals
Regio Rivierenland, Groningen-Assen, de Achterhoek en de Kempengemeenten. Veel van
deze plekken heb ik overigens zelf ook al bezocht middels een werkbezoek. Tot mijn
grote verbazing en teleurstelling meldde zich in eerste instantie helemaal niemand
aan voor dit rondetafelgesprek, behalve ikzelf. Na een oproep kwamen er gelukkig drie
deelnemers bij, maar dat was nog steeds te weinig om het rondetafelgesprek doorgang
te laten vinden. Het is een gemiste kans om met de regio's zelf in gesprek te gaan
en om hun zorgen serieus te nemen. Ik baal hier enorm van. Hieruit blijkt maar weer
dat de regio nog steeds niet serieus wordt genomen door veel Tweede Kamerfracties.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik snap heel erg goed dat de collega van BBB wil opkomen voor de regio. Dat herken
ik voluit. Daarom ben ik bij ieder debat, ook op deze laatste Kamerdag, waarop heel
veel te doen is. Sommige fractievoorzitters zeggen zelfs al «ik ga op campagne», maar
ik zit hier. Ik vind het eerlijk gezegd wat ongemakkelijk om een verwijt te krijgen
over een rondetafel, terwijl de kleine fracties zich een slag in de rondte werken
om overal bij te zijn, bijvoorbeeld om moties in te dienen om ervoor te zorgen dat
de Lelylijn er wel komt, dat Groningen zich wel gezien voelt qua fietsverbindingen
en dat we rond de Zeelandbrug wel oplossingen bereiken. Ik vind het heel mooi dat
de collega een rondetafel inzet, maar spreek geen oordeel uit over andere politieke
fracties als zij zich wel knalhard inzetten voor de regio, maar net niet op dat ene
moment konden. Dat zou ik graag willen meegeven.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik denk dat mevrouw Bikker weet dat mijn frustratie zich niet zozeer richt op de kleine
fracties. Wij zijn ook maar met zijn achten en dat is al een stuk meer dan de ChristenUnie.
Maar er zijn grotere partijen die zich er niet voor hebben aangemeld. Dat hebben we
niet alleen gezien bij deze rondetafel. Ik heb er ook eentje geprobeerd te organiseren
bij Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over studenten en jongerenwoningen. Het
valt op dat veel partijen zich daar niet voor aanmelden. Dat vind ik echt een gemiste
kans, omdat ik het zelf als volksvertegenwoordiger heel belangrijk vind om direct
met mensen in gesprek te gaan die wonen en leven in een bepaalde regio. Langs die
weg was mijn opmerking bedoeld.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik blijf mij inzetten voor de regio. Mocht ik herkozen worden, dan doe ik na de verkiezingen
uiteraard weer een nieuwe poging om de kleine gemeenten en de regio's hier in Den
Haag aan tafel te krijgen.
Dan een concreet punt over iets wat mij verbaasd heeft. Ik had Kamervragen gesteld
over het besluit van het CBR om de theorie-examens uit Maastricht naar Roermond te
verplaatsen. De antwoorden van de Minister vielen mij behoorlijk tegen. Zuid-Limburgers
ervaren dit besluit als weer een stap van de rijksoverheid, die zich terugtrekt. Het
wordt opgevat als een verschraling van de dienstverlening en als het zoveelste voorbeeld
van Den Haag dat kiest voor centralisering, terwijl het motto luidt: Elke regio telt!
Het CBR stelt dat de nieuwe locatie centraal in Limburg ligt en dat de dienstverlening
niet verschraalt. Maar voor Zuid-Limburg betekent dit dat er geen locatie meer is.
Limburg is niet één regio; het bestaat uit drie regio's met alleen al in Zuid-Limburg
600.000 inwoners. Die worden nu geraakt. De Minister schrijft dat de dienstverlening
in Limburg blijft en dus ook in de regio. Dat is een woordspel. De dienstverlening
blijft misschien in de provincie, maar verdwijnt wel uit de regio Zuid-Limburg, en
dat is wel degelijk een verschraling.
Ik wil de Minister daarom vragen hoe dit besluit in lijn kan zijn met Elke regio telt!,
als de 600.000 inwoners van Zuid-Limburg straks geen toegang meer hebben tot een theorie-examenlocatie
in de eigen regio. Waarom wordt er alleen naar de schaal van de provincie gekeken,
terwijl het programma juist vraagt om maatwerk per regio? Is de Minister bereid om
toe te zeggen het gesprek aan te zullen gaan met de Minister van IenW om met het CBR
in gesprek te gaan om dit besluit te herzien?
Tot slot wil ik de Minister nog graag drie algemene punten meegeven. Uit de meeste
input die we hebben gekregen voor dit commissiedebat blijkt ten eerste: investeer
in de regio's, meerjarig en niet incidenteel. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister
hiernaar kijkt. Ten tweede: investeer in de regio's die extra hulp nodig hebben, zoals
de grensregio's. Ten derde: negeer de provinciegrenzen als het gaat om uitdagingen
met betrekking tot woningbouw en infrastructuur. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de
Brainportregio. De Kamer heeft hierover eerder al een motie aangenomen. Ik ben heel
benieuwd hoe deze Minister hiernaar kijkt, want hij is nieuw.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bent nog niet helemaal van mevrouw Chakor af, want zij heeft een interruptie.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ja, precies. Ik heb goed geluisterd hoe alle medailles even werden opgepoetst. Volgens
mij zijn we het erover eens dat het NPVR ontzettend belangrijk is, ook al omdat het
gaat om structureel geld voor de regio. Maar als je de stukken leest en ziet waar
de Minister mee komt, dan blijkt daar geen geld bij te zitten. Wat vindt u daarvan?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Het is geen geheim dat ik een heel warm hart heb voor de regio. Er liggen nu veel
plannen, die nader worden uitgewerkt voor al die verschillende regio's. Vandaar dat
ik de Minister vroeg hoe hij daar nu naar kijkt. Ik denk dat het goed is dat we naar
de toekomst toe gaan werken, daarom vroeg ik ook hoe we de structurele investeringen
naar de toekomst toe gaan vormgeven en hoe we ervoor zorgen dat er onder de plannen
die er nu zijn, ook structurele gelden komen. Daar hebben we straks concrete plannen
voor nodig. Ik wil graag een antwoord van de Minister op mijn vragen daarover. Wat
mij betreft, mevrouw Chakor, gaat het allemaal niet snel genoeg; ik zie liever dat
het vandaag geregeld wordt dan morgen.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dat klinkt goed, «liever vandaag dan morgen.» U zegt dat er plannen gemaakt moeten
worden. Maar gemeenten zijn op dit moment keihard bezig; zij zijn al bezig met plannen.
Ze hebben uitvoeringsagenda's en ze hebben ook de hoop dat ze aan de slag kunnen.
Ze hebben capaciteit ingezet, terwijl er weinig mensen zijn. En dan is er geen geld.
Hadden de BBB en de andere coalitieleden niet harder hun best kunnen doen, harder
kunnen werken, om te zorgen dat de gemeenten ook gewoon geld hebben, zodat de plannen
niet stil komen te liggen? Want 2026, en misschien ook wel daarna, wordt een verloren
jaar. Gemeenten werken keihard om dingen te laten uitvoeren en dit kabinet staat gewoon
op de rem.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Het is niet helemaal juist dat er helemaal geen geld is gegaan naar de regio's. Er
is deels wel geld naartoe gegaan, alleen is er nog geen sprake van structurele investeringen.
We hebben bijvoorbeeld wel 3 miljard extra vrijgemaakt voor gemeenten. Nee, dat is
geen bezuiniging, zoals ik mevrouw Chakor nu buiten de microfoon hoor zeggen. Het
zou fijn zijn, meneer de voorzitter, als we via de microfoons praten.
De voorzitter:
Dat is misschien handiger, mevrouw Chakor, ook voor de mensen thuis.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Goed, ik gaf al aan dat er 3 miljard extra beschikbaar is gekomen voor gemeenten,
mede door de inzet van de BBB omdat wij erkennen dat het heel belangrijk is dat gemeenten
hun gelden kunnen inzetten. Dat is heel belangrijk voor onze lokale besturen. Er zijn
sociale en economische agenda's voor Groningen en Noord-Drenthe, we zijn bezig met
de structurele spreiding van de rijkswerkgelegenheid, er zijn extra budgetten voor
regio's via LVKK ...
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, even een punt, want dit is een vervolg. Ik heb niet zo'n behoefte ...
De voorzitter:
Is dit een interruptie?
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Nee, dit is echt een vervolgvraag. Ik had het zojuist al over het oppoetsen van de
medailles. Dat hele punt heb ik al genoemd. Kijk gewoon wat er is gebeurd: níks. Ik
stel gewoon een vraag aan de BBB. U zegt dat u voor de regio bent, maar er wordt geen
geld bijgelegd. Daar moet u eerlijk over zijn en niet «3 miljard» zeggen. Er is gewoon
flink bezuinigd op gemeenten. Neem bereikbaarheid, de Lelylijn: die is er gewoon niet.
Dus wees eerlijk en zeg dat gewoon. Dat zou u sieren.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik vind het wel een beetje vervelend dat ik werd onderbroken in het antwoord dat ik
aan het geven was, maar goed, dat is dan zo. Ik zou in herhaling vallen; ik heb erover
gezegd wat ik erover gezegd heb.
De voorzitter:
Dat is helder. Dank u. Meneer Hartsuiker.
De heer Hartsuiker (VVD):
Dank, voorzitter. Nederland is sterker als alle regio's meedoen. Overal moeten inwoners
kunnen rekenen op gelijke kansen, goede voorzieningen, een veilige leefomgeving en
een sterke economie. De VVD vindt het daarom belangrijk om te blijven investeren in
de kracht van álle regio's. Tegelijkertijd zien we dat er een elftal regio's in Nederland
is waar er sprake is van onwenselijke structurele achterstanden. Er is dus iets anders
en iets meer nodig om de kracht en kansen van deze regio's maximaal te benutten. Hiervoor
heeft het kabinet het NPVR opgezet. De VVD steunt dat. Wel hoort hier wat ons betreft
een structureel langjarige inzet bij, met concrete, geborgde afspraken tussen Rijk
en regio en een brede betrokkenheid vanuit diverse departementen. Ik krijg vanuit
de regio signalen dat de inzet op zich positief is, maar ik denk wel dat er nog wat
meer nodig is; ik ben ook heel benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt.
In de voortgangsbrief van het kabinet lezen we dat we pas medio volgend jaar een goed
beeld hebben van wat al die toekomstagenda's inhouden en wat dat betekent voor de
inzet vanuit het Rijk, al dan niet in financiële zin. Dat vinden wij zeer teleurstellend,
temeer daar de regio's zelf ook hard bezig zijn om agenda's te maken en zij kansen
zien om te versnellen. Welke mogelijkheden ziet de Minister daartoe, mede met het
oog op de formatie van een nieuw kabinet straks? En welke lessen zijn er te leren
van programma's als Nij begun en Wind in de zeilen als het gaat om het borgen van
afspraken en het integraal aanpakken van opgaven?
Voorzitter. In aanvulling op het NPVR werkt dit kabinet aan de ontwikkeling van een
beleids- en investeringslogica die recht doet aan en rekening houdt met verschillen
tussen regio's. Daar kan nog wel een tandje bij wat mij betreft, want uit de brief
blijkt dat dit nog maar heel beperkt is en vooral nog in de fase van onderzoek en
analyse zit. Er zijn echter ook positieve voorbeelden te noemen, bijvoorbeeld de voorgenomen
vestiging van VWS en de Belastingdienst in het Maankwartier in Heerlen.
Maar de aanpak van concrete knelpunten ontbreekt. Een mooi voorbeeld: in Emmen wordt
gewerkt aan nieuwbouw voor het mbo en hbo, noodzakelijk om toekomstgericht onderwijs
aan te kunnen bieden. Binnen de reguliere bekostiging, die primair is gebaseerd op
maxima per student, is daar vanwege de beperkte studentenaantallen in die regio in
vergelijking met instellingen in de Randstad onvoldoende ruimte. En dat terwijl deze
onderwijsvoorzieningen toch een cruciale rol vervullen binnen het regionale ecosysteem
en daarmee voor de toekomstkracht van die regio. Kan de Minister toezeggen hierover
met de regio in gesprek te gaan?
Ook vanuit andere regio's zijn mij in de voorbereiding op dit debat veel voorbeelden
aangereikt van situaties waarbij er meer behoefte is aan regionaal maatwerk vanuit
het Rijk. Denk aan impulsen voor de woningbouw in kleinere gemeenten, de bekostiging
van een vo-school in Zeeuws-Vlaanderen en de wens om financieringsstromen op het platteland
te combineren, waardoor je verschillende typen vervoer kunt bundelen, iets wat zeer
belangrijk is om het platteland leefbaar te houden. Dit zijn allemaal knelpunten waarover
de regio's graag concreet in gesprek gaan met het Rijk. Ik ben heel benieuwd of de
Minister voorbeelden kan geven van concrete casuïstiek waarover hij zelf in gesprek
is met de regio of zijn collega's dat zijn.
Onlangs was ik op werkbezoek in Parkstad Limburg. We hebben het gehad over grensbelemmeringen
en grensoverschrijdende kansen. In de brief van het kabinet lees ik eigenlijk helemaal
niets daarover, behalve dat er een Europees initiatief is om nog eens een nieuw coördinatiepunt
in te richten voor de aanpak van de grensbelemmeringen. In het verleden heeft de Kamer
weleens effectrapportages ontvangen. Ik vroeg mij af wat er gebeurt in die grensregio's,
dus waar het kabinet mee bezig is. Ik zou de Minister willen vragen om te reflecteren
op wat daar nu actueel loopt. Want we weten dat als we die grensbarrières echt kunnen
afbouwen, dat een enorme impuls geeft aan de kracht van die regio's en dat het ook
ontzettend belangrijk is voor het verdienvermogen van Nederland.
Voorzitter. Ten slotte heb ik nog twee punten over twee moties die eerder zijn aangenomen
in de Kamer. Allereerst de motie-Kamminga/Krul waarin de regering wordt verzocht om
met een concreet voorstel te komen voor hoe we bij de ontwikkeling van nieuw beleid
meer rekening kunnen houden met effecten in de regio; de regiotoets. Hoe staat het
met de uitvoering van deze motie? Zij is namelijk in 2023 al aangenomen.
Tot slot wil ik nog even heel kort stilstaan bij de cohesiefondsen. Die zijn echt
cruciaal voor investeringen in de regio's. In de zomer heeft de Europese Commissie
een nieuw MFK gepresenteerd voor de periode 2028–2034. Mij bereiken veel zorgen vanuit
gemeenten en provincies dat zij in de programmering en uitvoering worden overgeslagen,
omdat er nu vooral wordt gesproken over nationale plannen en nationale enveloppen.
Ik ben benieuwd of de Minister het belang deelt van die Europese cohesiemiddelen voor
juist onze regio's. Op welke wijze borgt het kabinet dat er in de inzet richting Europa
invulling wordt gegeven aan de uitvoering van de motie-Paternotte om regio's leidend
te laten zijn bij het cohesiebeleid?
Voorzitter. De VVD wil tempo en zichtbare resultaten, want vitale regio's zijn de
motor van Nederland.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ook mijn collega zal vanuit verschillende regio's inbreng hebben ontvangen, of dat
nou vanuit Súdwest-Fryslân was of uit de Regio Rivierenland. Stuk voor stuk hameren
zij op de langdurige investeringsbereidheid van het Rijk in plaats van tijdelijke
projecten, die natuurlijk een mooie start waren. Mijn vraag aan de collega van de
VVD is op welke wijze hij dat voor zich ziet. Is er nog iets wat wij kunnen meegeven
aan de nieuwe Kamer die hier over een paar maanden van start gaat? Het zou namelijk
mijn zorg zijn dat alles weer gaat wiebelen bij de onderhandelingen voor een nieuw
kabinet.
De heer Hartsuiker (VVD):
Ik ben inderdaad door heel veel regio's benaderd en heel veel regio's hebben aangegeven
dat langjarige structurele inzet vanuit het Rijk echt nodig is, ook in financiële
zin. Ik zeg daarbij wel dat het helemaal niet altijd hoeft te gaan om meer geld; het
gaat soms ook om de ontschotting van middelen en om creativiteit bij de invulling
van regelingen. Maar dat er iets nodig is, ook structureel langjarig, is duidelijk.
De basis daarbij is voor mij wel dat we dat beredeneren vanuit de inhoud. Daarom was
ik ook zo teleurgesteld in de brief die ik las, want daarin lees je dat de toekomstagenda's
die we deze zomer eindelijk zouden krijgen, weer met een halfjaar vertraagd zijn,
waardoor we eigenlijk onvoldoende basis hebben om inzicht te krijgen in wat er echt
nodig is in termen van financiën.
Ik doe dus ook een oproep. Er wordt gezegd dat wij het tempo van de regio's volgen.
Dan denk ik: ik krijg alleen maar het signaal «oké jongens, wij willen wel». Nou,
laten we dan kijken waar we nog kunnen versnellen, zodat het nieuwe kabinet – want
daar moeten we eerlijk in zijn: er wordt straks weer onderhandeld over een nieuw kabinet
– en die partijen de basis en de informatie hebben om tot een goede financiële dotatie
te komen, en goede andere afspraken kunnen maken om wat we willen doen met het NPVR,
substantieel van de benodigde back-up te voorzien. Laat ik het zo formuleren.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat vind ik een belangrijke en waardevolle stap, want mijn zorg is inderdaad dat alles
weer gaat wiebelen in het komende najaar, terwijl de regio juist de helderheid nodig
heeft dat we doorgaan en dat we de sociaaleconomische verschillen niet weer groter
laten worden door weer te bezuinigen en te schrapen. We weten allemaal dat er veel
geïnvesteerd moet worden in Defensie. Dat is heel hard nodig. Ook is er heel veel
nodig als gaat om hoe het stikstofslot ervanaf gaat. Zo kan ik van alles noemen waar
een nieuwe coalitie druk mee zal zijn. En voor je het weet, is de regio de sluitpost.
Ik ben dus heel blij om te horen dat ook mijn collega van de VVD zegt: wij gaan hierin
investeren; ook de komende jaren kan de regio op ons rekenen en blijven wij investeren.
Ik denk dat we die uitspraak ook als Kamer moeten doen en concreet moeten zeggen tegen
de Minister: zorg dat er bij die formatietafel heel duidelijke plannen liggen waar
de dan formerende partijen niet omheen kunnen, maar waar zij alleen maar ja en amen
op kunnen zeggen.
De heer Hartsuiker (VVD):
Daarbij zou ik één nuance willen plaatsen, namelijk dat we ook eerlijk moeten zijn
dat niet alles gekoppeld is aan specifiek dit programma, maar dat er ook heel veel
geïnvesteerd wordt in de verschillende regio's vanuit de reguliere beleidsprogramma's
die je hebt rond defensie en mobiliteit. Ik kan heel veel projecten noemen. Ik zou
zeggen: volg een gemiddeld MIRT-debat en je ziet dat Defensie bezig is om overal in
Nederland te investeren, juist vanuit het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie.
Er gebeurt dus heel veel, maar ook vanuit deze lijn moet er een goede basis gelegd
worden, juist gezien de verschillen, zeker in de elf regio's waar er echt structurele
achterstanden zijn. Daarom doe ik – ik heb het al twee keer gedaan, maar wil het nog
wel voor de derde keer doen – echt een oproep om er meer tempo mee te maken, zodat
we een goed beeld hebben van wat er nodig is voor die regio's.
De voorzitter:
Mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over de positie van de regio's en over
programma's als Wind in de zeilen en het Nationaal Programma Vitale Regio's. Ik wil
meteen maar scherp zijn, want als we niet oppassen, stapelen we rapportages en procesbrieven
terwijl inwoners en ondernemers in de regio's nog altijd wachten op échte verbetering
in hun dagelijks leven. Neem Zeeland. Daar bewijst Wind in de zeilen dat een gebiedsgerichte
aanpak werkt. Er wordt geïnvesteerd in bereikbaarheid, onderwijs en economie. Maar
tegelijk zien we de kwetsbaarheid. Projecten lopen forse vertraging op, kosten lopen
op en er zijn telkens aanvullende middelen nodig, bijvoorbeeld voor de Kenniswerf
en onderwijshuisvesting. De intercityverbindingen blijven ondanks jaren praten ook
achter. Wat leren we nu echt van Zeeland? Komt er in het NPVR een harde verplichting
om planningen en budgetten te halen of blijven we steken in mooie intenties?
Dan de financiën. Regio's krijgen in het NPVR € 350.000 per jaar voor plannen. Dat
is prima voor de proceskosten, maar inwoners hebben niks aan een plan in een bureaula.
Regio's als Groningen-Assen waarschuwen terecht: zonder structureel geld blijft het
NPVR betekenisloos. Ook de Achterhoek wijst erop dat structurele ongelijkheid en krimp
niet met incidentele SPUK's worden opgelost. Daarom mijn vraag aan de Minister: kan
de Minister garanderen dat de uitvoeringsagenda's financieel zijn onderbouwd en structureel
zijn gedekt, zodat regio's echt aan de slag kunnen gaan? Uit de Kempen horen we een
indringend verhaal: economische investeringen komen wel, maar voorzieningen op het
gebied van zorg, onderwijs en cultuur blijven achter. Kleine gemeentes zien de kosten
voor jeugdzorg en de Wmo stijgen, terwijl hun middelen tekortschieten. De K80 vraagt
zich terecht af: hoe kunnen kleine gemeenten volwaardig meedoen aan regionale samenwerking
zolang hun financiële positie onzeker is? Investeren in stenen zonder te investeren
in mensen en voorzieningen is een recept voor mislukking. Graag een reflectie van
de Minister hierop.
Voorzitter. We hebben nu Regio Deals, NOVEX, het NPLV, het NPVR en losse programma's
zoals Wind in de zeilen. Het risico is groot dat regio's verdwalen in de loketten
van Den Haag. Rivierenland zegt: geef ons één rijksregisseur en een gebiedscontract
van twintig jaar. De LVKK voegt toe: betrek ook bewoners en vrijwilligers, want zij
houden de leefbaarheid echt overeind. Wanneer krijgen regio's eindelijk één integrale
governancestructuur waarin niet alleen overheden, maar ook bewoners en maatschappelijke
organisaties een plek hebben? Te vaak versterkt het Rijk wat al sterk is.
Súdwest-Fryslân stelt terecht: het is tijd voor een koerswijziging. Investeer juist
daar waar de brede welvaart kwetsbaar is, niet alleen in de Randstad, maar ook in
Parkstad, Noordoost-Friesland, Rivierenland, Zeeuws-Vlaanderen en Doetinchem. Zorg
dat wetgeving regiowijs werkt, want regels die voor de Randstad misschien logisch
zijn, pakken in krimp- of grensregio's desastreus uit. Vanuit Noord-Nederland horen
we over de Lelylijn en de Nedersaksenlijn. In Friesland zijn er zorgen over bruggen
en viaducten die sluiten. In de Kempen zien we inwoners uitwijken naar België voor
zorg en onderwijs, omdat het aanbod hier tekortschiet. Mijn vraag is: hoe borgt de
Minister dat bereikbaarheid en voorzieningen in krimp- en grensregio's niet nog verder
onder druk komen? Welke inzet pleegt het kabinet om bijvoorbeeld de Einstein Telescope
samen met België en Duitsland ook daadwerkelijk te realiseren rondom de regio Zuid-Limburg?
Dat is een heel belangrijk project. Wanneer wordt er nu echt werk gemaakt van de spreiding
van de rijkswerkgelegenheid?
Voorzitter. De regio's zijn de motor van Nederland. Daar wonen de mensen; daar werken
de bedrijven. Maar zolang we hier in Den Haag geen zekerheid bieden over geld, tempo
en uitvoeringskracht, blijven mooie woorden over vitale regio's betekenisloos.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Mevrouw Wingelaar en ik zijn ruim een jaar geleden samen beëdigd en komen ook allebei
uit het Limburgse. Dit was een mooi betoog van haar. Ik was alleen nog benieuwd naar
het volgende. Omdat het kabinet een paar keer gevallen is, hebben we nu inmiddels
natuurlijk een nieuwe Minister. Veel werkzaamheden vielen onder de oude Minister.
Ik vond het zelf heel jammer dat er heel weinig vaart in heeft gezeten. Ik ben heel
benieuwd hoe mevrouw Wingelaar daarnaar kijkt.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dat is heel mooi. In ieder geval was het wel die Minister die zich ervoor ingezet
heeft om die 3 miljard voor gemeentes te realiseren, dus dank u wel dat ik dat nog
even kon rechtzetten. Het is inderdaad stroperig verlopen. Het ging niet snel genoeg.
Ze heeft zich wel heel hard gemaakt voor de NPVR. Maar nu wordt het echt tijd voor
daden. Daar staan wij zeker achter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga naar mevrouw Chakor.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Er wordt al jaren gezegd dat iedere regio telt. GroenLinks-PvdA
is het daarmee eens. Maar de vraag is: maken we die woorden ook waar? Aan mooie woorden
hebben de mensen in de regio's namelijk ontzettend weinig. Zij wachten op daden. De
regio Groningen is mijn thuis. Het is niet zomaar een plek ver weg van de Haagse politiek,
maar een plek waar mensen wonen, werken en prettig willen samenleven. Ik geef twee
voorbeelden die mij echt raken en ook laten zien wat dat betekent. Een jongen van
18 jaar die al zijn hele leven in een huis met aardbevingsschade woont, zei: ik wil
niets voor mezelf; ik wil gewoon mijn ouders een keer zien zonder stress en onzekerheid.
Een jonge vrouw die ik sprak in de trein naar Den Haag vertelde dat ze dolgraag in
Groningen had willen blijven wonen, maar dat ze er geen passende baan kon vinden.
Haar talent ging verloren voor de regio. Ik denk dat dat onnodig is en ook wel pijnlijk.
Voorzitter. Het rondetafelgesprek ging inderdaad niet door. Ik ga niet vingerwijzen,
maar ik vind het een gemiste kans voor de Kamer en zeker ook voor de regio. Tegelijkertijd
wil ik mijn dank uitspreken voor de vele input die wij vanuit de regio hebben ontvangen
de afgelopen tijd. Dat laat de betrokkenheid zien, maar het is ook een signaal dat
veel regio's zich onvoldoende gehoord voelen. Ik vraag me af of de Minister dit herkent.
Is hij het met me eens dat regio's wachten op concrete daden en niet op nieuwe beloftes?
Veel regio's zijn jarenlang op achterstand gezet. Het beleid versterkte vaak wat al
sterk was, terwijl gebieden die steun nodig hadden achterbleven. Dat is oneerlijk
en ook schadelijk voor de leefbaarheid en het toekomstperspectief in regio's als Noord-
en Oost-Groningen, Zuid-Limburg, Friesland, Twente, Zeeuws-Vlaanderen en vele andere.
Juist daar is een impuls nodig. Het NPVR kan daarbij helpen; dat geloof ik echt. Maar
zonder structurele investeringen blijven regio's echt met lege handen achter.
Voorzitter. In februari waarschuwden we hier al voor. Ook collega Bikker deed dat.
Toch is er nog steeds geen structureel geld gereserveerd en geen bandbreedte bekend.
Gemeenten zijn intussen al aan de slag, ondanks capaciteitsgebrek, en lopen nu vast
op het ontbreken van duidelijke keuzes. Weet de Minister eigenlijk wel wat hij regio's
hiermee aandoet? En waarom is er geen budget gereserveerd voor de uitvoering? Graag
een reactie van de Minister. Ik voeg me ook bij de vraag van mijn collega van NSC:
kunt u daar een garantie op geven? Daarnaast wil ik weten hoe het staat met de uitvoering
van onze motie om jongeren actief te betrekken bij het nationaal programma. Hun stem
is cruciaal, ook om ze te behouden voor de regio.
Voorzitter. Dan de werkgelegenheid. Al jaren wordt er gesproken over spreiding van
rijksbanen. Maar wat zien we? 80% van de groei van rijksbanen vond plaats in de Randstad,
terwijl regio's fors achterblijven. Hoe kan dat? Hoeveel banen zijn er sinds het aantreden
van dit kabinet concreet bij gekomen in de regio's? En waarom blijven we sterker maken
wat al sterk is? Volgens mij heeft de Minister van VRO zelfs in een nota opgeschreven
dat we sterker maken wat sterk is. Ik denk niet dat dat de bedoeling is, ook niet
van deze Minister. Graag een reactie. Zeker nu de vergrijzing in de regio sneller
gaat dan in de Randstad is dit onhoudbaar. Jongeren willen na hun opleiding in hun
eigen regio aan de slag, ook bij de rijksoverheid.
Voorzitter. Tot slot de bereikbaarheid. Dit kabinet beloofde in het hoofdlijnenakkoord
ook om meer te investeren in regionaal ov en in de Lelylijn. De praktijk is anders.
Er is sprake van forse bezuinigingen op het ov en het geld voor deze Lelylijn lijkt
alweer te zijn verdampt. Ook kleinere projecten blijven liggen. In Groningen wachten
bijvoorbeeld 20.000 gebruikers per dag, waaronder 16.000 fietsers, rolstoelen, scootmobielen,
mensen met rollators en voetgangers, al sinds 2021 op een oplossing voor de Gerrit
Krolbrug. Die brug werd destijds aangevaren en is sindsdien afgesloten. Bewoners en
de gemeente hebben de busbaanbrug als alternatief aangedragen, maar dat wordt door
het kabinet als «te duur» afgedaan. Ondertussen moeten mensen jarenlang kilometers
omfietsen – als ze al kunnen fietsen. Als je bijvoorbeeld in een rolstoel zit, is
het nog lastiger, veel lastiger. Velen zeggen terecht: dit zou in de Randstad nooit
zijn gebeurd; dan was er allang, alláng een oplossing geweest. Ik wil daarop ook een
reflectie van de Minister. Daarom vraag ik de Minister om toe te zeggen dat hij samen
met zijn collega van IenW opnieuw naar deze situatie gaat kijken en in gesprek gaat
met bewoners en ook met het bestuur van Groningen om voor eens en voor altijd te kijken
hoe we dit kunnen oplossen. Dit is niet zo heel moeilijk. Dit moet gewoon opgelost
worden. Sinds 2021 is er al geen oplossing. Dat kunnen we hier toch wel fiksen met
elkaar?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bikker. O, ho ho ho, ik was u bijna vergeten, mevrouw Wijen-Nass.
Ik had u nota bene genoteerd. Schandalig! Mijn nederige excuses.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Hoe kunt u mij nou vergeten, meneer de voorzitter? Nee, dat is een grapje. Ik heb
nog een vraag voor mevrouw Chakor over de rijkswerkgelegenheid in de regio. Ik ben
het helemaal met haar eens dat het goed is dat er gekeken wordt naar de spreiding
van de rijkswerkgelegenheid. Ik heb daar ook al eerder aandacht voor gevraagd. Daarnaast
is het natuurlijk ook belangrijk dat we zorgen voor goede werkgelegenheid vanuit reguliere
bedrijven, dus niet alleen vanuit de overheid. Ik woon zelf in zo'n plattelandsgemeente.
Ik weet dat de banen in de agrarische sector heel belangrijk zijn in de regio. Ik
was heel benieuwd hoe mevrouw Chakor daarnaar kijkt.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Het lijkt me logisch. Ik denk dat mevrouw Wijen-Nass ook dit document over de rijkswerkgelegenheid
heeft gezien. Je ziet de ongelijkheid. In Zuid-Holland zijn er bijna 110.000 banen.
In Utrecht zijn er 63.000 banen. In Noord-Holland 53.000 banen. In Zeeland zijn het
er 3.300. In Friesland zijn het er 8.000. Het is echt uit verhouding. Mensen willen
gewoon in hun eigen regio opgroeien en werken. Die willen de stap richting hier helemaal
niet maken. Ik vind dat je als overheid het goede voorbeeld moet geven. Je bent ook
bij machte om in de regio te zorgen voor werkgelegenheid bij de bedrijven die zich
inzetten voor de publieke voorzieningen. Natuurlijk geldt het ook voor andere bedrijven
en organisaties, maar het is een treintje. Het is en-en. Zorg er wel voor dat je als
overheid het goede voorbeeld geeft. Als je zegt dat je sterker wilt maken wat sterk
is, doe dat dan ook. Zorg ervoor dat de rijkswerkgelegenheid ook goed en eerlijk verspreid
wordt en zich niet alleen maar concentreert in de Randstad. Dat is ontzettend pijnlijk.
Het helpt natuurlijk ook dat je volksvertegenwoordigers hebt die zich inzetten voor
de regio, zoals u inderdaad. U weet ook hoe het in uw regio is. Dat geldt voor iedereen.
We moeten het geluid blijven vertellen. Anders wordt er steeds weer bedacht wat goed
is voor de regio. Dat zie je ook met allerlei voorzieningen. Net sprak ik met een
burgemeester uit Friesland. Die zei ook: op het moment dat wij woningen willen gaan
bouwen, wordt er geen rekening gehouden met hoe hier gebouwd wordt. Er wordt dan uitgegaan
van kwantiteit, van grote eenheden die je echt per duizenden aantallen kan bouwen,
terwijl in de regio maatwerk wordt geleverd. De hele cocreatie en de subsidieregeling
is gebaseerd op massa, want dat is kassa. Ik wil juist maatwerk. Ik wil ervoor zorgen
dat we de ongelijkheid weghalen. Ik ben ontzettend blij dat Wijen-Nass en de BBB dat
ook graag willen. Afgelopen periode had u de kans. U zat aan het roer. U heeft het
niet gedaan. Ik hoop dat de mensen nu ook een andere keuze maken, om ervoor te zorgen
dat we dit met elkaar kunnen gaan veranderen.
De voorzitter:
Dit vraagt om een interruptie van mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Van dat laatste zakt me de broek af, al heb ik die vandaag niet aan. Volgens mij is
de inhoud van het kaartje dat mevrouw Chakor heeft in de laatste jaren veroorzaakt.
Er zijn rijksdiensten weggegaan uit Limburg. Dat was in een tijd dat de BBB volgens
mij nog niet eens was opgericht. Ik vind het wel een beetje te kort door de bocht
om dit nu allemaal in de schoenen van de BBB te schuiven. Sterker nog, de BBB heeft
de regio's opnieuw op de kaart gezet. Ik heb dit commissiedebat vandaag aangevraagd,
omdat ik vond dat er te weinig vaart werd gemaakt en omdat ik vind dat het er vandaag
over zou moeten gaan. Het is goed dat ik mevrouw Chakor van GroenLinks-PvdA aan mijn
zijde vind wat betreft de betere spreiding van de rijkswerkgelegenheid. Ik ben blij
om dat te horen. Ik heb haar nog niet echt antwoord horen geven op het andere deel
van mijn vraag. Dat ging over het ondersteunen van de reguliere bedrijvigheid. Ik
denk namelijk ook dat het heel belangrijk is dat die maximaal ondersteund wordt, zeker
als ik kijk naar de agrarische bedrijvigheid. Naar dat antwoord was ik nog wel benieuwd.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat we met elke verandering die we hier voorstaan, de intentie hebben om Nederland
vooruit te helpen. Dat doe je met elkaar. Dat doe je samen. Dat gebeurt, denk ik,
niet alleen door de BBB, maar met alle partijen uit de coalitie en oppositie. De slogan
«elke regio telt» is natuurlijk al veel ouder. Die is ergens anders ook gestart. Ik
denk dat het goed is om ook de credits te delen. Het siert je, denk ik, ook als mens
dat je op het moment van verandering zegt: verandering doe je niet alleen, maar doe
je met elkaar. Volgens mij heb ik de vraag net wel beantwoord. Juist de mkb'ers en
de economische bedrijvigheid in de regio is ontzettend belangrijk. Er liggen natuurlijk
ook heel veel kansen als je bijvoorbeeld in sectoren kijkt naar waar je kunt vergroenen.
Er liggen ook andere kansen. Die zou je ook in de regio kunnen implementeren, bijvoorbeeld
waterstof in Groningen. Ik heb net gezegd: het is voor mij een treintje; het is en-en.
Ik vind wel dat we daar echt naar moeten gaan kijken en moeten zorgen voor een gelijker
speelveld voor iedereen. We moeten zorgen dat elke regio telt, niet alleen in woorden,
maar ook in daden.
De voorzitter:
Ik wijs u er voor alle volledigheid op dat dit uw laatste interruptie is, mevrouw
Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik heb nog één laatste vervolgvraag hierop. Is mevrouw Chakor het dan eens met de
BBB dat de agrarische sector heel belangrijk is voor de leefbaarheid van het platteland,
ook in verband met bijvoorbeeld het onderhoud van het landschap? Daar was ik dan nog
wel benieuwd naar.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik wil mevrouw Wijen-Nass erop wijzen dat dit niet het landbouwdebat is. U kent onze
standpunten heel goed. Mijn collega Bromet is daar ook heel goed mee bezig. We hebben
daar inderdaad een andere visie en een andere kijk op. Ik denk dat de diversiteit
en kleurigheid in meningen, wensen en dromen voor Nederland, Nederland heel mooi maakt.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Wat is er mooier dan de regio? Dat weten we allemaal: helemaal
niks. Het is juist het allerprachtigste wat er is. Je zou hier maar opgesloten zitten
in de Apenrots, zoals wij hier met elkaar. Iedereen die buiten deze zaal meekijkt:
koester uw mooie omgeving! Laten we er hier in Den Haag werk van maken dat we meer
genieten van de regio. Dit debat heet Regio's en grensoverschrijdende samenwerking.
In het kader daarvan spreek ik hier mede namens het CDA.
Voorzitter. Dan naar de inhoud. Bij het aantreden van dit kabinet werden er grote
beloftes gedaan. De regio zou echt weer aan tafel zitten. Met BBB in het kabinet zou
alles anders worden. Juist in de regio's zou er worden geïnvesteerd, zodat het door
BBB, en trouwens ook door mij, geprezen noaberschap versterkt in plaats van verschraald
zou worden. In het hoofdlijnenakkoord stond het zo mooi opgeschreven. Ik heb het destijds
allemaal onderstreept: de aanleg van de Lelylijn wordt voortgezet; de bereikbaarheid
van het landelijk gebied wordt verbeterd door het busvervoer tussen dorpskernen op
het platteland te versterken; nationaal beleid wordt getoetst aan de regionale praktijk.
Wel, voorzitter, we zijn twee jaar en veel illusies verder. Wat zijn de regio's nu
opgeschoten? In mijn ogen is er echt veel en veel te weinig bereikt om de spiraal
van verschraling te doorbreken en te doen wat nodig is: beter openbaar vervoer, meer
geld voor gemeenten, kleine dorpsscholen, buurthuizen en kleinschalige woningbouw,
dat buurtje erbij. Waarom is er te weinig bereikt? Omdat het in dit hoofdlijnenakkoord
alleen bij mooie woorden bleef, zonder ook maar een euro extra voor de regio uit te
trekken. Elke regio telt op papier, maar in de praktijk betekent het helaas geen zier.
Voorzitter. Na het rapport Elke regio telt! kregen regio's de kans om een plan te
maken, heel mooi, met medefinanciering vanuit het Rijk via de Regio Deals. Regio's
zaten zelf aan de knoppen en konden gebiedsgericht concrete doelen en investeringen
aan elkaar koppelen. Maar wat deed het kabinet ermee? Het belandde in de prullenbak
en er werd geen geld meer voor uitgetrokken. Het nieuwe kabinet kwam met het Nationaal
Programma Vitale Regio's. Maar sorry hoor, het is een slap aftreksel. Het zorgt er
bovendien voor dat de regio's elkaars concurrent zijn geworden. Er zijn bovendien
alleen grensregio's opgenomen in het programma, zonder financiering. Wat nou «Elke
regio telt!»?
Een nieuw voorbeeld van de Haagse verkokering, waar veel regio's weinig mee kunnen,
is de Nota Ruimte. Het is op zichzelf een prachtig document, maar de problemen van
veel regio's gaan echt verder dan de ruimtelijke uitdagingen. Hoe houd je kleine dorpen
en buurtschappen leefbaar in gebieden waar de basisvoorzieningen, zoals de dorpsschool
en de bibliotheek, op de tocht staan, of waar het openbaar vervoer slecht is? Dat
zijn thema's die niet alleen vanuit het ruimtelijk beleid op te lossen zijn, maar
die vragen om een brede blik en langjarige investeringen. Maar voor je het weet, is
het weer verkokerd in één ministerie behandeld en hebben juist de dorpen die het het
hardst nodig hebben, het meest het nakijken.
Er zijn namelijk harde euro's nodig voor deze regio's, voor de zwembaden, voor de
bibliotheken en voor de lokale buslijnen. Keer op keer heb ik mij ook in de afgelopen
twee jaar ingezet om bijvoorbeeld te voorkomen dat het ov verschraalt. Maar keer op
keer had ik nog niet de deur dichtgedaan of er werd alweer gerammeld met het potje
bij het Ministerie van IenW, zonder dat het Ministerie van BZK erbij betrokken was.
Dat zet de leefbaarheid, juist in de regio's, onder druk. Daarom moet het anders.
Het kan niet zo zijn dat één Minister zegt voor de regio's te staan en de andere Ministers
zeggen voor zichzelf te staan. Het vraagt dus om politiek lef en niet alleen om de
woorden in een hoofdlijnenakkoord en wat een volgende formatie ook teweeg zal brengen.
Het vraagt om duidelijke keuzes en daadwerkelijke investeringen.
Voorzitter. Ik rond af met een drietal concrete voorbeelden. De Zeelandbrug moet vervangen
worden. Maar als de provincie bij Den Haag aanklopt, vindt die geen gehoor. «Wij gaan
er niet over; zoek het maar uit.» Maar de verbinding is cruciaal voor de Zeeuwse economie
en noodzakelijk wanneer er meer woningen en een kerncentrale gebouwd gaan worden.
Dan kan oorverdovende stilte van het kabinet toch geen antwoord zijn? In Groningen
moet de drukste fietsverbinding van Noord-Nederland vervangen worden. Mijn collega
had het daar al over. Er is dus genoeg over gezegd en het is bekend. We willen zo
toch niet omgaan met onze burgers in het Noorden? De herijking van het ov-product
voor studenten gaat ervoor zorgen dat juist in de regio bussen verdwijnen, en er is
nog steeds geen oplossing. Het beleid van het Ministerie van OCW heeft gevolgen voor
de regio, dus bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken moeten dan toch alle bellen
gaan rinkelen? Minister van Binnenlandse Zaken, zeg ik via de voorzitter, u bent van
het moederdepartement. Dat is zo'n beetje het eerste grote departement dat Nederland
kende. Gedraag u ernaar en spreek de collega's erop aan. Want als elke regio telt,
telt dat ook bij elk ministerie.
Voorzitter, ik rond af. We zijn twee jaar verder en we zijn weinig opgeschoten. Maar
ik heb wel een Kamer gezien die wil. Laat de Kamer haar woorden omzetten in daden,
ook in de nieuwe termijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft geen interrupties. Daarmee komen we aan het einde van de eerste
termijn van de kant van de commissie. Zoals altijd kijk ik in de richting van de Minister
om hem te vragen hoelang hij nodig denkt te hebben voor de beantwoording van de vragen.
Minister Rijkaart:
Er zitten wat dingetjes in. U zei het al: we hebben hier te maken met een nieuwe Minister.
Ik ging vanochtend nog fluitend naar mijn werk, maar ik heb wel een paar dingen gehoord
waar ik wat minder vrolijk van ben geworden! Ik doe mijn best. Over 20 à 30 minuten
moeten we eruit zijn. Daarna gaan we in volle vaart, en overigens met frisse moed,
weer verder hier.
De voorzitter:
Kijk, dat is een goede insteek. Zullen we het op 30 minuten houden?
Minister Rijkaart:
Ja, laten we dat doen.
De voorzitter:
Ik kan de tijd op de klok niet helemaal goed zien, want ik heb last van de weerschijn.
Zullen we tot 15.20 uur schorsen? Ik schors deze vergadering.
De vergadering wordt van 14.48 uur tot 15.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering. Ik ga naar de Minister voor de beantwoording van de eerste
termijn. Minister.
Minister Rijkaart:
Voorzitter, dank u wel. Ik heb zoals te doen gebruikelijk een inleidende spreektekst.
We zijn nog niet helemaal compleet, maar ik ga toch alvast beginnen. Na de inleidende
spreektekst zal ik in een aantal blokken de gestelde vragen beantwoorden en reageren
op de reflecties en suggesties.
Voorzitter. Vandaag debatteren we over regio's en grensoverschrijdende samenwerking,
waarover ik u op 9 september jongstleden met een brief nader heb geïnformeerd. Welkom
ook aan alle aanwezigen. Velen van u zaten hier in februari ook: Kamerleden met een
hart voor de regio en op de tribune ook afgevaardigden uit de regio's. Dat debat was
toen nog onder mijn ambtsvoorganger.
De kwaliteit van leven, wonen en werken moet vanzelfsprekend in alle regio's en voor
alle inwoners op orde zijn en blijven. De kern van de analyse van het rapport van
de drie adviesraden destijds was dat het Rijk meer aandacht moest hebben voor de regionale
verschillen, en daarbij specifiek voor de regio's aan de randen van het land. Mijn
ambtsvoorganger lanceerde daarom het Nationaal Programma Vitale Regio's, dat zich
op elf regio's aan de randen van het land richt. In deze regio's zorgt de stapeling
van vaak intergenerationele opgaven in combinatie met specifieke contextfactoren en
-kenmerken er meer voor dat er iets anders nodig is om te komen tot duurzame regionale
ontwikkeling. Ik sta daarom ook voor het langjarige karakter dat we tussen Rijk en
regio hebben afgesproken.
Met het Nationaal Programma Vitale Regio's, waar het vandaag over gaat, zet ik me
in voor vitale, leefbare en aantrekkelijke regio's, nu, straks en in de toekomst.
We werken aan een rechtvaardig en passend beleid en aan investeringen. We investeren
in structurele samenwerking. We kijken kritisch naar de manieren waarop we de kracht
van de regio's kunnen stimuleren. Er is binnen het NPVR nadrukkelijk aandacht voor
de grensligging. Voor een groot deel van de inwoners in de elf regio's is leven, wonen
en werken over de landsgrens heen een vanzelfsprekendheid. Samenwerken over de grenzen
heen kan iets moois opleveren, maar vraagt soms ook meer aandacht. Ik blijf me inzetten
voor een goede grensoverschrijdende samenwerking om een krachtige grensregio te hebben
en te houden voor onze inwoners.
Bij het NPVR zijn inmiddels ook elf rijksvertegenwoordigers van elf verschillende
ministeries betrokken, elk voor een andere regio. Ze hebben een signaalfunctie richting
hun eigen ministerie en spelen een belangrijke rol bij het leggen van verbinding en
de opgaven van anderen. De rijksvertegenwoordigers zijn regelmatig in de regio's te
vinden namens het Rijk; ze horen wat er speelt en denken mee over passende oplossingen.
Met de signalen die ze daar opvangen, kunnen ze binnen hun departementen onderling
werk maken van beleids- en investeringslogica.
Mijn ambtsvoorgangers hebben in deze periode stappen gezet; het is mijn ambitie om
daar de komende periode mee door te gaan. We lopen, zoals in de brief geschreven,
goed op schema. De eerste regio's zullen dit jaar nog een plan van de regio opleveren.
Ik vind het net als u van groot belang dat het niet bij woorden blijft in de elf regio's,
maar dat we aan de slag kunnen gaan en met daden het verschil kunnen maken. Ik vind
het van belang om daarbij oog te houden voor de regionale context en deze leidend
te laten zijn in dit proces. De realiteit is dat voor een aantal regio's een sneller
tempo niet wenselijk en niet haalbaar is. We houden daarom rekening met de regionale
context en ook met verschillende tijdspaden. Ik verwacht de plannen vanaf het einde
van het jaar. De plannen worden in 2026 doorvertaald naar de uitvoeringsagenda, die
naar verwachting eind 2026 van start kan gaan. Zo zorgen we ervoor dat het niet blijft
bij plannen voor de regio, maar dat we ook echt met elkaar aan de slag kunnen gaan.
Het commitment van de ministeries aan de plannen van de regio's en de daaruit volgende
uitvoeringsagenda's is en blijft hierbij echter onmisbaar.
Er zijn urgente thema's die duidelijk naar voren komen in gesprekken tussen Rijk en
regio; die thema's zullen landen in de plannen. Ook voor die tijd is echter het gesprek
over wat nodig is voor vitale regio's al gaande. Ik stuur daarom rondom de jaarwisseling
een voortgangsbrief naar de Kamer over de stand van zaken per regio en de rode draden
wat betreft de grootste opgaves en kansen die in de elf regio's spelen en waar extra
aandacht voor nodig is. In die brief sta ik ook stil bij de toezegging aan het lid
Bikker. Ik geef dan ook een eerste inschatting van de financiële bandbreedte om de
opgaves van de elf regio's effectief en duurzaam aan te pakken.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De Minister heeft al wel gemerkt dat deze Kamer zegt: hoe eerder hoe beter; het kan
niet wachten. Mijn vraag aan hem is dan ook of hij het proces nog iets kan versnellen.
We weten dat de begrotingsbehandelingen door de Kamer dit jaar laat zullen zijn. Het
zou zo prettig zijn om hierover al inzicht te hebben bij de begrotingsbehandeling.
Als de Minister het echt aan het einde van het jaar stuurt, dan komen we hier pas
in 2026 aan toe.
Minister Rijkaart:
Ik herken natuurlijk de roep om gewoon van start te gaan. Het nadeel is dat ik natuurlijk
eigenlijk een beetje aan de strekking van het NPVR voorbij zou gaan als ik van start
zou gaan zonder een plan te hebben. We hebben hier eigenlijk te maken met een bottom-upbenadering,
die passend maatwerk vanuit de regio's mogelijk maakt. Ik zou graag zien dat de regio's
dus juist met een concreet plan komen, zodat we de stap kunnen zetten naar een uitvoeringsagenda
met daaraan gekoppelde gelden. We willen niet weer zo'n Haagse top-downbenadering
krijgen, waarbij we van tevoren al zeggen dat we het gaan doen, terwijl we nog niet
weten wat «het» precies is en of dat misschien wel passend is voor de regio.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Nee, vanzelfsprekend niet. Maar eigenlijk zou het er deze zomer al grotendeels liggen.
Ik vind dus wel dat we van elkaar kunnen vragen om die vaart te kunnen maken. Dat
zou heel mooi zijn, want de regio's die ik spreek, kunnen ook niet wachten. Wat mij
betreft kan de Minister daarmee tegelijkertijd ook inzichtelijk maken hoe belangrijk
het is dat we hier structureel mee doorgaan. Mijn zorg is dat, hoe langer dingen vaag
blijven en niet concreet worden ingevuld, we richting 2026 ook weer in ander vaarwater
terechtkomen. Ik wil daarom graag dit najaar dingen bestendigen in plaats van het
gevoel van uitstel en afstel hebben.
Minister Rijkaart:
Ik ga absoluut niet voor het geschetste beeld van uitstel en afstel. Wij hebben natuurlijk
contact met de regio's om te kijken hoe snel het binnen alle beschikbare mogelijkheden
en capaciteiten kan. Maar soms gaat het ook niet sneller dan snel. Ik snap wel dat
we dat met z'n allen heel graag willen, maar dan komen we in een situatie waarbij
er onder druk en stoom en kokend water misschien iets tot stand komt wat niet helemaal
passend is. Ik wil dus echt dat die plannen zo snel mogelijk concreet gemaakt worden
door de regio's. We hebben daar ook contact over. Met de volgende stap kom je dan
toch echt bij die uitvoeringsagenda's, om de handjes aan de kar te hebben en tot daadwerkelijke
uitvoering van het een en ander te komen. Een voorzichtige winstwaarschuwing: het
zou zomaar zo kunnen zijn dat die volgende stap aan mijn opvolger of een nieuw kabinet
is. Als ik er zelf zit – dat kan misschien ook – dan moet ik een overdrachtsdossier
gaan maken voor mezelf. Maar dat is dus de snelheid die we momenteel kunnen bieden.
De heer Hartsuiker (VVD):
Ik wil mijn interruptie eigenlijk wel positief insteken. Als ik namelijk de uitspraak
van de Minister dat hij aan het einde van het jaar nog met een financiële bandbreedte
komt, vergelijk met de voortgangsbrief die we hebben gehad, dan zie ik wel degelijk
dat er een versnelling is. In die brief werd nog gesproken over medio 2026. Ik ben
dus heel blij met de toezegging dat de voortgangsbrief rond de jaarwisseling komt.
Voor mij zou dat dan december of januari zijn. Ik kijk even naar de overkant, naar
de Minister. Als ik daar een bevestiging op kan krijgen, dan ben ik daar heel blij
mee. Wat mij betreft is dat wat er nodig is om een goede inschatting te kunnen maken
op moment dat er, straks ook in het kader van de kabinetsformatie, keuzes moeten worden
gemaakt.
Minister Rijkaart:
Die brief zal zo ongeveer in januari ’26 komen. Ik heb een aantal partijen al een
uitspraak horen doen over een formatie. U zegt dat dit nog belangrijk is voor de formatie,
maar ik hoorde ook een paar partijen zeggen dat ze er met de kerst al wel uit zijn.
Ik kan daar niet op sturen, maar dit is in ieder geval waar ik wél nu op kan sturen.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik ben iets minder positief. Ik hoor de Minister zeggen dat ze natuurlijk niet gaan
starten zonder te weten wat ze gaan doen, maar een heleboel van die elf regio's hebben
al stappen genomen en hebben de uitvoeringsagenda's al rond. Zij zijn veel verder.
Zij weten echt heel goed waar op ingezet moet worden. Kan je dan niet gewoon zeggen
dat we gaan kijken of we al kunnen starten met de gemeentes en de regio's die inderdaad
al zover zijn? Ik vind het anders zo doodzonde als 2026 gewoon echt een gemist jaar
is. Je sluit dan juist aan bij waar de regio's zijn. Voorzie dan ook in een soort
basisbudget, zodat je in ieder geval bij die uitvoeringsagenda ook een potje met geld
hebt waardoor er gestart kan worden. Als je gaat wachten tot iedereen klaar is om
te starten, dan kan het wel heel lang gaan duren. Start gewoon met de regio's die
al kunnen starten. Geef de andere de kans om van elkaar te leren en daarna gewoon
goed aan te sluiten. Dat is volgens mij wat anders dan het verhaal wat ik eerder heb
gehouden over het inritsen. Ik vroeg toen inderdaad of er gemeentes kunnen inritsen,
wat zou betekenen dat er, naast de elf regio's die al meedoen, ook nog andere gemeentes
kunnen aansluiten. Ik ben nu al ontzettend blij als we er gewoon voor kunnen zorgen
dat de elf regio's die nu al hebben gezegd dat zij mee willen doen, er klaar voor
zijn, de capaciteit hebben en aan de slag willen, kunnen gaan versnellen.
Minister Rijkaart:
Ik herken het enthousiasme en de vraag van mevrouw Chakor ook wel. Er zit echter wel
een klein dingetje aan, namelijk dat we hier te maken hebben met een compleet nationaal
programma. Sommige regio's zijn inderdaad al klaar. Maar het heeft toch wel mijn sterke
voorkeur om met het totaalplaatje, dat tegen januari redelijk inzichtelijk is, aan
de gang te gaan en te kijken waar we in de uitvoering inderdaad al een en ander kunnen
versnellen. Dat voorkomt dan dat 2026 een verloren jaar gaat worden. Daar zit uw angst.
Het is echt heel specifiek projectplanafhankelijk. Voor het totaalpakket moeten de
uitvoeringsagenda's al helemaal compleet zijn. Dan kom je met een totaalbudget. Ik
heb zo'n vermoeden dat dat budget echt aan de volgende Kamer is.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
In het verlengde van de vragen die al zijn gesteld, wil ik nog het volgende zeggen.
De Kamer heeft ook eerder uitgesproken dat er, los van de elf regio's waar nu op in
is gezet, ook afspraken moeten worden gemaakt met de regio's die buiten die elf regio's
vallen. Ik ben benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt en hoe dat de komende tijd
vormgegeven wordt.
Minister Rijkaart:
Het is dan aardig dat u te maken heeft met een voormalig provinciaal bestuurder die
toevallig ook dat soort plannen voorbij heeft zien komen. In diverse programma's wordt
er hard gewerkt aan leefbaarheidsvormen in juist de kleinere gemeenschappen. Je hebt
overigens ook kleine regio's in de Randstad. Dat klinkt heel gek. Mijn indruk is dat
daar wel gewoon aan gewerkt wordt en dat daar ook budgetten voor zijn vrijgemaakt.
Als daar andere opvattingen over zijn, dan hoor ik die graag. Ik heb het idee dat
er in de regio's ook op lagere en kleinere schaal juist in volle vaart doorgegaan
wordt, binnen de mogelijkheden die er zijn.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dat is niet helemaal waar ik op doelde. In het vorige commissiedebat is er ook nog
uitvoerig aandacht geweest voor de regio's die niet bij die elf regio's zitten. Mijn
vraag was eigenlijk wat vanuit de Minister het concrete plan daarvoor was. Als hij
daar nu geen antwoord op heeft, dan kan hij dat misschien meenemen naar de tweede
termijn. Ik begrijp dat ik hem nu misschien daarin overvraag.
Minister Rijkaart:
Ik kom daar dan wel even in de tweede termijn op terug. Ik kan wel wat voorbeelden
noemen van projecten in de regio's die niet tot deze elf behoren, maar u vraagt een
wat uitgebreider verhaal.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rijkaart:
Ik was bij de brief aan het lid Bikker, waarin ik een eerste inschatting van de financiële
bandbreedte en de opgaves van de elf regio's zal schetsen. Hopelijk kan ik op uw steun
rekenen, want het vraagt straks ook iets van de nieuwe Kamer en van het nieuwe kabinet
om de plannen die er liggen, verder te brengen en uit te werken naar uitvoeringsagenda's
en een bijbehorende inzet. Hoewel ik natuurlijk niet ga over een volgend kabinet,
hoop ik ook dat we hier met elkaar kunnen benadrukken dat het belangrijk is dat een
volgend kabinet, van welke signatuur dan ook, met deze aanpak flink doorgaat. Het
NPVR en de aanpak van de beleids- en investeringslogica vragen een onverminderde voortzetting.
We zijn hier niet bezig met een sprint, maar met een marathon. De opgaven in deze
regio's zijn niet in één nacht ontstaan en vragen om een lange adem om tot duurzame
en passende oplossingen te komen. Door langjarig commitment kan wat we nu opgestart
hebben echt resultaat op gaan leveren voor onze inwoners. Daar doen we het uiteindelijk
toch voor.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Vanzelfsprekend zal de ChristenUnie zich inzetten voor Elke regio telt!, zoals we
dat ook hebben gedaan in de kabinetsperiodes voor dit kabinet. We hebben ook de ambtsvoorganger
van deze Minister gesteund in het tot stand laten komen van die deals. Er moeten me
alleen wel twee dingen van het hart. De Minister kan volgens mij nu al wat doen aan
het ene. Het andere is een belangrijke les voor de toekomst. Het eerste is de verkokering.
Die moet aangepakt worden. Het kan niet zo zijn dat deze Minister aan de ene kant
heel hard trekt aan Elke regio telt! en dat andere ministeries niet thuis geven. Dat
zien we bijvoorbeeld bij het Ministerie van IenW als het gaat om de Zeelandbrug. We
zien het ook in Groningen. Ik kan nog meer voorbeelden geven, bijvoorbeeld als het
gaat om kleine scholen, maar de interruptie moet niet te lang duren. De verkokering
moet aangepakt worden. Ik zou heel graag zien dat deze Minister ook de resterende
tijd die hij mag hebben, daarvoor inzet.
Ik heb geprobeerd om in mijn eerste termijn het tweede punt mild te houden. We kunnen
hier heel veel opschrijven, maar als er geen geld voor geregeld is, dan gebeurt er
niks, of het nou gaat om de Nedersaksenlijn, de Lelylijn of al die andere zaken. Daarom
zou mijn vraag aan deze Minister zijn: kan hij ook goed inzichtelijk maken wat er
aan financiën nodig is, nu, maar ook voor de langere termijn? Op die manier kan de
Kamer, als deze Kamer dit commitment blijft houden, wat ik hoop, ook weten op welke
punten ze nog verder heeft te koersen. Dat zou dan heel behulpzaam zijn.
Minister Rijkaart:
De eerste vraag c.q. opmerking vat ik meer op als een soort enthousiasmering om bij
knelpunten bij de individuele departementen als moederdepartement contact op te nemen
om te kijken waar dat knelpunt zit en of we het weg kunnen nemen. Die aanmoediging
heb ik heel goed gehoord. Wat er nu nodig is qua financiën is nog wat abstract. Dat
kan concreet worden op het moment dat de plannen en uitvoeringsagenda's er zijn. Dan
is het echt aan een volgende Kamer om gezamenlijk te zorgen voor meerjarige en langdurige
financiering. Ik zal dat enthousiasme echt overbrengen en vol blijven houden. Ik erken
volledig dat alle projecten, hoe mooi ze ook zijn, al duren ze 20 of 30 jaar, structureel
dreigen te stranden zonder die financiering.
De voorzitter:
Dit is uw laatste interruptie, mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik vind het wel een belangrijk punt. De Minister moet dan niet alleen naar de Kamer
wijzen, maar er ook voor zorgen dat daadwerkelijk op papier staat wat er nodig is
en welke gaten er zijn gevallen in de afgelopen jaar. Ik heb namelijk de indruk dat
die gaten er zijn. De Minister moet ook niet alleen bij knelpunten optreden. Als hij
weet dat rijksdiensten uitbreiden of dat Defensie, zoals nu, fors gaat toenemen, dan
moet de Minister wat mij betreft ook zijn rol nemen in de spreiding van de rijksdiensten.
Mijn vraag aan hem is als volgt. De Minister gaat er met vol commitment voor. Daar
ben ik blij mee. Ik vind het belangrijk dat de Kamer bij al deze dingen een vinger
aan de pols houdt. Op welke momenten kan de Minister daarover gestructureerd terugrapporteren
aan de Kamer? Het kan dan gaan over de cijfers, het overleg met de verschillende ministeries
of de spreiding van de rijksdiensten.
Minister Rijkaart:
Dat is nogal een brede vraag. Wij rapporteren natuurlijk regelmatig. U heeft ook een
rapportage gekregen over de spreiding van de rijkswerkgelegenheid. Ik ben het met
het lid Bikker eens. Wij willen een vinger aan de pols houden en nog wel meer dan
dat. Bij rijkswerkgelegenheid van 100 fte stappen wij ook naar voren om te zeggen:
hier vinden wij wat van wat betreft de spreiding over het hele Nederlandse grondgebied
heen. Dat is wat wij al doen. Wij rapporteren daar, wat mij betreft, regelmatig over.
Ik wil er een beetje voor waken om te gaan rapporteren om het rapporteren. Er moet
wel echt iets te melden zijn. Zodra ik updates heb over de drie individuele elementen
die u nu noemt, zal ik u daar zo spoedig mogelijk van op de hoogte stellen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rijkaart:
Vanuit het nationaal programma werken we als departement en regio's samen om stapsgewijs
het Rijk in regionale verschillen vooral beter mee te wegen. Bij meerdere ministeries
zien we daar de contouren van ontstaan: een ontwikkeling naar een bredere afweging
dan alleen economisch rendement. In mijn brief noemde ik daar een paar voorbeelden
van. Zonder de andere departementen tekort te willen doen, noem ik de stap die we
met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zetten om voor de elf regio's
inzicht te krijgen in de specifieke regionale bereikbaarheidsopgave. Met elkaar kijken
we waar generiek beleid knelt en verkennen we passende oplossingsrichtingen, zodat
deze regio's krachtig en vitaal blijven, nu en in de toekomst.
Iedereen in de regio weet: ook déze regio telt. Dat moet het uitgangspunt zijn. Ik
benadruk dus graag dat het van belang is en blijft om ook bij de andere departementen
expliciet aandacht te blijven vragen voor de elf regio's binnen het NPVR en te zorgen
voor passend rijksbeleid met aandacht voor de regionale verschillen, ook als het gaat
om opgaven die over de landsgrenzen heen gaan en waarvoor samenwerking met het buurland
nodig is.
Voorzitter, tot slot. We investeren in structurele samenwerkingen en kijken kritisch
hoe we de kracht van de regio's kunnen stimuleren, samen vanuit de regio en het Rijk.
Daarbij is het goed om te benoemen dat alleen samenwerking en inzet van incidentele
middelen niet voldoende is om over te gaan van plannen naar actie.
De voorzitter:
Ik onderbreek u toch nog even voor een interruptie van de heer Hartsuiker.
Minister Rijkaart:
Ik was bijna bij het einde.
De voorzitter:
Ik wilde nog even wachten, maar ik denk dat het over het vorige stuk gaat.
De heer Hartsuiker (VVD):
Ja, voorzitter, het ging zeker over het vorige stuk. Ik hoorde de Minister zeggen
dat hij bij verschillende ministeries aandacht vraagt voor de verschillen tussen regio's.
Dat klinkt hartstikke mooi, maar dat doen we al heel lang. We vragen al heel lang
aandacht voor dingen. Ik heb al gezegd dat ik heel veel input heb gehad. Als ik de
cases van vandaag ook weer beluister, dan denk ik: hoe kunnen we er nou voor zorgen
dat we concreet met die casuïstiek aan de slag gaan? Als u toch een voortgangsbrief
stuurt, dan zou ik daar heel graag concrete voorbeelden in terug willen lezen van
waar de ministeries mee aan de slag zijn om dit soort dingen op te lossen. Je kunt
je bereikbaarheidsdoelen aanpassen. Dat is beleidslogica. Onze regio's lopen echt
aan tegen bepaalde knelpunten, waar zij graag een oplossing voor zien. Het zou zo
mooi zijn als we daar ook wat meer mee zouden kunnen doen.
Minister Rijkaart:
Ik hoor een duidelijke oproep met een vraagstelling: besteed daar aandacht aan in
de voortgangsbrieven. Dat ben ik helemaal met de heer Hartsuiker eens. Daar waar de
knelpunten zijn en waar wij van invloed kunnen zijn om juist die knelpunten weg te
nemen, moeten we dat zeker niet nalaten.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rijkaart:
We investeren in structurele samenwerking en kijken kritisch hoe we de kracht van
de regio kunnen stimuleren, samen vanuit de regio en het Rijk. Het is goed om te benoemen
dat alleen samenwerking en inzet van incidentele middelen dus niet voldoende is om
van plannen over te gaan tot actie. Het is aan een volgend kabinet om te kijken hoe
hier invulling aan kan worden gegeven. Dit signaal wordt ook onderschreven door de
elf regio's, zo heb ik begrepen uit de gesprekken vanuit mijn ministerie met de vertegenwoordigers
van de verschillende regio's. Het is van groot belang dat ook in financiële zin ruimte
wordt gemaakt voor investeringen in deze elf regio's om duurzaam het verschil te kunnen
maken.
We hadden het ook over grensoverschrijdende samenwerking. Wellicht is het nog aardig
om te noemen dat ik gisteren een uitgebreid gesprek heb gehad met mijn collega van
Noordrijn-Westfalen, net over de grens. Om die samenwerking te bestendigen zal ik
dan ook – ijs en weder dienende; u weet hoe het gaat met de agenda van de Minister
– de Grenzlandkonferenz in Sittard bezoeken. Dat is althans de intentie.
Voorzitter. Ik heb een aantal blokjes gemaakt met vragen. De eerste gaat over de elf
regio's. Die blokjes zal ik een voor een behandelen.
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass, u heeft een huishoudelijke opmerking.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, welke blokjes er zijn.
De voorzitter:
Minister, misschien is het handig als u aangeeft welke blokjes er zijn. Dat verhoogt
de spanning een beetje.
Minister Rijkaart:
Natuurlijk. Ik wil u niet in spanning laten. Blok één gaat over de regio's van het
nationaal programma. Blok twee gaat over grensoverschrijdende samenwerking. Blok drie
zal gaan over de beleids- en investeringslogica, blok vier over de spreiding van rijkswerkgelegenheid
en blok vijf over de Nota Ruimte en infra. Volgens mij heb ik ze dan allemaal gehad.
Het is een prestatie om geen blokje overig te hebben, begreep ik. Dat komt vanzelf,
hoor ik. We gaan ons best doen.
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass, u wilt er nog een blokje bij?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Nee, ik heb gewoon even een vraag. Zit mijn vraag over het CBS bij de rijkswerkgelegenheidspreiding?
Minister Rijkaart:
Ja. Die komt dan aan bod.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, prima.
Minister Rijkaart:
Ik heb zo'n vermoeden dat u mij er vast op gaat wijzen als ik een vraag gemist heb.
Zo gaat dat.
De voorzitter:
Ongetwijfeld. Ga uw gang.
Minister Rijkaart:
De eerste vraag is: «Uit de meeste input die we voor dit debat gekregen hebben, blijkt
dat meerjarig investeren beter is, niet incidenteel. Hoe zit de Minister dit?» Nou
ja, ik herken dus de input die u heeft ontvangen. Als Minister wil ik die verhalen
ook graag zelf aanhoren. Ik doe dus mijn best om ook de regio's in te gaan. Daar hebben
we de regiodialogen voor gehad aan het begin van dit jaar. Die hebben ook input geleverd.
Ik ga weliswaar niet over het beleid dat een volgend kabinet gaat uitzetten, tenzij
ik er misschien zelf nog zit, maar ik wil echt pleiten voor het bestendigen van deze
aanpak en serieus overwegen om hiervoor naast mensen ook middelen beschikbaar te maken.
Ik heb al gezegd: zonder middelen kan je plannen maken wat je wil, maar die zijn dan
gedoemd te stranden.
Mevrouw Wijen-Nass stelde een vraag over investeren in regio's die extra hulp nodig
hebben, zoals de grensregio's. Ik heb al even gezegd dat ik ten volle aandacht heb
voor de grensregio's. Met het Nationaal Programma Vitale Regio's investeert het kabinet
dus in een langjarig commitment aan de elf regio's aan de randen van het land. U heeft
dus te horen gekregen wat mijn inzet daarop is, ook in financiële zin.
Waarom blijven we de Randstad sterker maken, zeker nu vergrijzing in de regio's sneller
gaat dan in de Randstad en jongeren ook graag in hun regio willen werken? Dat was
een vraag van mevrouw Chakor. De elf regio's werken momenteel samen met het Rijk volop
aan hun plannen. Een passende aanzet voor de inzet voor de regio komt centraal te
staan in de verdere uitwerking van de uitvoeringsagenda waar ik het al even over had.
Op basis van plannen en aanvullend onderzoek zoeken Rijk en regio gezamenlijk naar
passende oplossingsrichtingen. Tegelijkertijd is het zo dat alle departementen aan
de beleids- en investeringslogica werken om ervoor te zorgen dat we beter rekening
houden met juist die verschillen. Dus we proberen dat zo goed mogelijk te spreiden,
maar voor het hele programma geldt eigenlijk wel: het onmogelijke doe ik meteen, maar
wonderen duren even. Dit is een kanteling van een meerjarige systematiek. Die is niet
van het ene op het andere moment geregeld.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik snap niet zo heel goed wat de Minister zegt. Volgens mij heb ik in mijn bijdrage
inderdaad gevraagd naar het betrekken van inwoners, jongeren, maar ook gesproken over
de zorg met betrekking tot vergrijzing. Ik zit heel erg met die spreiding van de werkgelegenheid,
die natuurlijk nog komt in blok vier. Maar ik zou wel willen dat juist de stem van
mensen meegenomen wordt, bijvoorbeeld als het gaat over het NPVR. Dat benoem ik ook.
Volgens mij is dat de vraag. Je moet ervoor zorgen dat inwoners ook aan tafel zitten.
Over de motie die wij hebben ingediend, heeft de Kamer bijna unaniem gezegd: we willen
juist dat jongeren ook meegenomen worden bij dat NPVR. Dat zie ik niet terug. Ik snap
niet zo heel goed waarom niet. Ik krijg ook wel signalen uit NPVR's. Bijvoorbeeld
in Zuidwest-Friesland schuiven jongeren wel al aan. Die pakken dat gewoon zelf op.
Bij andere regio's zie je vooral bestuurders en noem maar op. Ik denk dat we er allemaal
belang bij hebben om juist de stem van jongeren en andere inwoners aan de voorkant
mee te nemen, ook getuige de motie hier en de motie die in de Eerste Kamer is aangenomen.
Kunnen we daar niet op inzetten, bijvoorbeeld met een ambassadeur? Ik begrijp heel
goed dat gemeentes niet allemaal allerlei avonden organiseren – misschien ook wel
– maar wat als je een inwonersregisseur instelt die de belangen en de inwoners behartigt
in die elf NPVR-regio's? Dan heb je die stem en de input vanaf de voorkant meegenomen.
Ik ben heel erg benieuwd. Ik kan me niet voorstellen dat de Minister hier negatief
tegenover staat.
Minister Rijkaart:
Tegenover het betrekken van jongeren sta ik zeker niet negatief. U noemde nu de regio
Zuidwest-Friesland. De mensen op de tribune zagen het niet, maar het mooie is dat
daarachter een heel contingent jongeren uit Zuidwest-Friesland stond die ik kort voor
deze vergadering uitgebreid heb gesproken. Zo moet het ook zijn. Je moet als politiek
bereikbaar zijn voor jongeren. Daar ben ik dus mee begonnen. Dit is natuurlijk een
toevallig, maar wel heel welkom, incidentje, maar nu even over de uitvoering van het
programma: natuurlijk is het belangrijk dat jongeren betrokken zijn bij de plannen
voor de regio's. Het gaat immers over hun toekomst. Hoe die allianties eruitzien,
verschilt per regio, want de regio's zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting,
maar ik zal van de regio's wel aandacht blijven vragen voor het aan de voorkant betrekken
van jongeren bij de plannen. We zien ook wel dat in menig regio jongeren al gewoon
betrokken zijn bij de planvorming. Ik hoop dat dat in ieder geval voldoende is voor
u.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Nee. Ik had volgens mij heel concreet een vraag over een inwonersregisseur. Het is
natuurlijk hartstikke mooi dat u mensen hebt gesproken. Die spreken wij ook als we
op pad gaan. Volgens mij zijn ze hier ook juist om een pleidooi te houden voor het
meenemen van de belangen aan de voorkant. Ik denk dat dat heel goed is om te doen,
omdat je achteraf die stemmen of wat ze belangrijk vinden niet meeneemt. Dat geldt
voor jongeren, maar ook voor andere inwoners, of die nou oud of jong zijn. Kunnen
we inderdaad gewoon een inwonersregisseur aanstellen? De motie is aangenomen; er is
gewoon breed draagvlak. Kunnen we dat gewoon regelen aan de voorkant? Dan neem je
altijd het inwonersperspectief mee aan tafel, voor jongeren en voor ouderen.
Minister Rijkaart:
Vanuit het ministerie wil ik dat niet als keiharde eis stellen, maar het is aan de
regio's zelf om met hun procesgelden te zeggen: wij vinden een inwonersregisseur inderdaad
van meerwaarde. Die komt dan op voor de belangen van die groep die voor de regio specifiek
aandacht vraagt. Als dat jongeren zijn, dan zou dat dus een jongereninwonersregisseur
kunnen zijn. Zijn dat ouderen, dan zou dat ook zomaar een oudereninwonersregisseur
kunnen zijn. Daarvoor staat het de regio's vrij om die uitvoeringsgelden te gebruiken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rijkaart:
«De voortgang van het Nationaal Programma Vitale Regio's is eigenlijk teleurstellend.
Regio's willen versnellen en geborgde afspraken voor de langere termijn. Hoe kijkt
de Minister daartegen aan?» Ik denk dat ik die vraag in mijn inleidende spreektekst
al behoorlijk heb beantwoord. Ja, er zijn een aantal regio's die razendsnel gaan;
daar mogen we heel trots op zijn. Er zijn wat regio's die daar nog wat op achterlopen,
maar ik hecht er veel waarde aan om het totaalpakket van de plannen inderdaad tegen
het einde van het jaar rond te hebben en dan naar de uitvoeringsagenda te gaan.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Wingelaar.
Minister Rijkaart:
Ik hoop niet dat die gaat over haar vraag die ik net wilde beantwoorden.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dat weet ik niet, maar ik kom nog even terug op wat mevrouw Chakor zei en waar wij
ook toe opriepen. Wij willen die regio's helpen. Wij roepen ook op tot de aanstelling
van een rijksregisseur, zodat de regio's het niet alleen hoeven te doen. U bent het
toch zeker met mij eens dat niet alleen maatschappelijke organisaties, maar ook vrijwilligers
ervoor zorgen dat de leefbaarheid geborgd blijft? Als je die niet aan tafel hebt,
dan is dat gewoon een gemiste kans. Maar ik begrijp dat regio's niet alles voor elkaar
krijgen. Ik heb respect voor het verschil in tempo, maar wij kunnen ze daar wel bij
helpen. Volgens mij was dat ook een concrete vraag, maar u geeft daar geen antwoord
op.
Minister Rijkaart:
We hebben natuurlijk wel elf regisseurs aan de regio's gekoppeld, maar dat is dan
kennelijk niet waar u naar zoekt. Begrijp ik dat goed?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Nee, dat zijn dg's.
Minister Rijkaart:
Ik stel voor dat ik in de tweede termijn even op deze vraag terugkom. Ik ga kijken
wat er op de achtergrond mogelijk is hiervoor.
Dan kom ik wel bij de vraag van mevrouw Wingelaar uit. Zij vroeg of er in het NPVR
de harde verplichting komt om planningen en budgetten te halen. Er wordt dus hard
gewerkt aan die plannen. Daarin moeten we inderdaad toewerken naar de uitvoeringsagenda's
begin volgend jaar. Zoals ik al zei en nu nogmaals benadruk, komt daar in januari
een voortgangsbrief over.
De heer Hartsuiker vroeg: welke lessen zijn er te leren van programma's als Nij begun
en Wind in de zeilen wat betreft het borgen van afspraken en het integraal oppakken
van opgaven? We werken binnen het NPVR op dit moment met een kennis- en innovatiespoor,
om te kijken wat er mogelijk is. Dat is een soort leernetwerk. Daarin wordt voortgebouwd
op de lessen die al getrokken kunnen worden uit onder andere Regio Deals, Wind in
de zeilen en Nij begun. Die kennis is dus zeker niet weggegooid. Dat moet je ook nooit
doen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Kamminga/Krul, over de regiotoets bij
nieuw beleid? We hebben al behoorlijk wat instrumenten: het Beleidskompas, de Uitvoerbaarheidstoets
Decentrale Overheden en een grenseffectentoets. Deze instrumenten maken de mogelijke
effecten van beleid voor de regio's en medeoverheden al behoorlijk inzichtelijk in
de fase van beleidsontwikkeling en uitvoering. Bij de koepels van decentrale overheden
hebben wij de vraag uitgezet of dit nu voldoende is en of ze hiermee uit de voeten
kunnen. De reacties die we daarop hebben gekregen, zijn niet dusdanig dat deze leiden
tot een aanpassing of een nieuwe regiotoets. De signalen in het kader van de doorontwikkeling
van beleids- en investeringslogica vanuit de individuele gemeenten, provincies, koepels
en regio's – dat is dus breed bekeken, want de elf regio's zitten daarbij – die worden
opgehaald, zijn een belangrijke input die het Rijk beter leert omgaan met regionale
verschillen. Maar op dit moment hebben we dus nog niet de behoefte aan een aanpassing.
Dan had mevrouw Wingelaar een volgende vraag. Die ging over programma's als Regio
Deals, NOVEX, het NPVR en het NPLV. Zij zei dat het risico groot is dat regio's verdwalen
in de loketten van Den Haag en vroeg om bewoners en vrijwilligers te betrekken. Ook
vroeg zij wanneer regio's een integrale structuur krijgen waarin niet alleen bewoners,
maar ook organisaties een plek hebben en hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat deze
programma's meer op elkaar aansluiten. Er gebeurt al wel veel in de regio, maar niet
in elke regio zijn dezelfde programma's actief. We zetten met het NPVR juist in op
de verbinding tussen de reeds lopende programma's. Er wordt gekeken waar de witte
vlekken zitten en waar dan eventueel extra aandacht voor nodig is, om te voorkomen
dat we dubbele of extra dingen gaan doen die juist helemaal niet gewenst zijn in een
regio. Alle ministeries werken daarin samen. Daarbij moeten verschillende gebiedsgerichte
programma's bij elkaar komen. Daar staan we met z'n allen voor aan de lat. Zo wordt
steeds duidelijker waar we gezamenlijk als Rijk en regio op in moeten zetten en voorkomen
we dubbelopjes en heel veel plannen die uiteindelijk weer in een la belanden, want
daar is deze Minister wars van. De uitvoering van de plannen voor de regio vindt juist
plaats ... Mag ik mijn zin even afmaken, voorzitter?
De voorzitter:
Dat is goed.
Minister Rijkaart:
... op lokaal en regionaal niveau, in publiek-private allianties met een aanpak voor
en met bewoners, die zich kenmerkt door samenwerking met stakeholders in de regio.
Op die manier hopen we dat allemaal juist zo laag mogelijk te organiseren.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik maakte die opmerking ook. Volgens mij maakte mevrouw Wijen-Nass dezelfde opmerking.
Er zijn ook regio's waarvoor geen loketje is. Die kunnen nergens naar een loket, want
die vallen bijvoorbeeld net buiten NOVEX. Maar die regio's zitten ook met grote uitdagingen.
Hoe kijkt u daartegen aan?
Minister Rijkaart:
Ik zei eigenlijk al eerder: door mijn eerdere ervaring heb ik gezien dat juist heel
veel kleine regio's, niet zijnde de elf regio's, individueel gebiedsplannen indienen
bij provincies. In sommige gevallen, voor de specifieke landbouwarealen, gebeurt dat
zelfs op polderniveau. Daar is dan gewoon aandacht voor en wordt invulling aan gegeven
op het moment dat er financiering voor is vanuit de provincie zelf, of als er een
subsidie vanuit het Rijk beschikbaar is. Dat is in ieder geval mijn ervaring. Ik moet
wel zeggen dat ik, misschien buiten de orde van de vergadering om, eventjes de pet
van provinciaal bestuurder van destijds opzette.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rijkaart:
Voorzitter. Dan kom ik bij het blokje grensoverschrijdende samenwerking. Er werd gevraagd
of ik kan reflecteren op wat er loopt op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking.
Per grensregio hebben we een grensgovernancestructuur uitgewerkt. Die biedt ruimte
aan de specifieke uitdagingen. Ik had al iets gezegd over de gesprekken die ik heb
gehad met Noordrijn-Westfalen. Daarin proberen we het onderwijs over de grens heen
te versterken en gaat het over schoolverzuim. Maar die gesprekken gaan over meer zaken,
waaronder rampenbestrijding en het over de grens inzetten van bijvoorbeeld ambulancezorg.
Op dat punt kom je een heel mooi knelpunt tegen: mag je met een Duitse ambulance met
zwaailichten en sirene rijden in Nederlands grensgebied? Je zou zeggen: dat moet toch
op te lossen zijn? Maar dat schijnt weerbarstiger te zijn dan het ogenschijnlijk is.
Ik heb daar dus zeker aandacht voor. Met Vlaanderen hebben we het Schakelpunt actief.
Daar wordt gewerkt aan dossiers als ambulancezorg, geplande zorg en vuurwerktoerisme.
Dat laatste is ook een belangrijk item, onder andere door de verschillen in verkoop
van consumentenvuurwerk tussen België en Nederland, maar ook Duitsland. We hebben
zelfs een website actief: schakelpunt.eu. Er vindt dus heel wat plaats.
Op welke wijze borgt het kabinet uitvoering van de motie-Paternotte om regio's van
ontwerp tot uitvoering leidend te laten zijn bij het cohesiebeleid, in het licht van
onderhandelingen over het MFK? In de nieuwe MFK-voorstellen van de Commissie wordt
het cohesiebeleid onderdeel van de zogenaamde Nationale en Regionale Partnerschapplannen,
de NRPP. Ik hoop dat u ’m onthoudt. De inzet van het kabinet is dat medeoverheden
nauw betrokken worden bij het opstellen en uitvoeren van deze plannen, in lijn met
artikel 6 van het NRPP-voorstel, zoals gevraagd in de motie van Paternotte. Nederland
zet tijdens de onderhandelingen over het MFK en bij het opstellen en uitvoeren van
deze plannen in op het borgen van betrokkenheid van medeoverheden. Uw Kamer is hierover
op 12 september jongstleden geïnformeerd middels een Kamerbrief van de heer Van Weel.
Graag verwijs ik u naar die brief en de fiches in de bijlage.
De laatste vraag van dit blok is van mevrouw Wingelaar. Zij vraagt wat ik doe om de
Einstein Telescope te gaan regelen. Ik moet u heel eerlijk bekennen dat ik die nog
niet kende, maar ik ben razendsnel bijgepraat en begrijp dat het echt een heel erg
indrukwekkend en zeer belangrijk project is. Dat heeft dan ook een Nederlandse prioriteit
en we zijn daarin als kabinet zeer actief. We werken nauw samen met de buurlanden
om de Einstein Telescope binnen te halen. We financieren een projectbureau, investeren
in het witboek om de concurrentiestrijd te winnen en investeren in voorbereidende
projecten. Ik ga mij dus toch nog maar eens verdiepen in de Einstein Telescope, mevrouw
Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dan kan ik u de volgende tip geven. Als u naar Sittard gaat ... Dat is trouwens de
regio waar ik woon. U kunt ook langskomen voor een kopje koffie en dan gaan we samen
op bezoek bij de Einstein Telescope. Dat is namelijk een heel belangrijk project,
zeker voor Zuid-Limburg. Ik hoop dus dat u die uitnodiging accepteert.
De voorzitter:
Dat doet u toch uiteraard, Minister?
Minister Rijkaart:
In het kader van die grensoverschrijdende samenwerking ga ik toevallig naar een conferentie
in Sittard. Ik weet niet of het in het programma past, maar ik heb uw uitnodiging
gehoord.
Voorzitter. Dan kom ik bij het blokje beleids- en investeringslogica. Daar is al heel
wat over gezegd. Onder andere wat betreft de casuïstiek zoals in Emmen zijn we bereid
om in gesprek te gaan over de manier waarop beleids- en investeringslogica impact
heeft. OCW is in gesprek over bekostiging en meer stabiliteit hierin. Ook met Emmen
kan daarover het gesprek gevoerd worden.
De heer Hartsuiker (VVD):
Excuus, maar dat is me toch iets te vrijblijvend. U zegt dat het gesprek gevoerd kán
worden, maar wat betreft deze concrete casus zou ik graag de toezegging willen hebben
dat dat ook echt gaat gebeuren. Dit is namelijk echt een grote opgave waar de regio
tegenaan loopt en waar op korte termijn stappen op moeten worden gezet.
Minister Rijkaart:
Nou, kijk ...
De heer Hartsuiker (VVD):
U mag dat ook met een appel bij OCW neerleggen. Dat vind ik ook goed.
Minister Rijkaart:
Dat was het voorstel dat ik wilde doen, dus bij dezen.
Mevrouw Chakor zei: «De regio's blijven achter en dat is oneerlijk. Juist daar is
impuls nodig. Het NPVR kan helpen, maar zonder structurele investeringen blijven ze
met niks achter. Er is nog steeds geen geld gereserveerd.» Zij vroeg of ik weet wat
de regio's hiermee aan moeten, waarom er nog geen budget is gereserveerd voor het
NPVR en of ik dit kan garanderen, conform de wens van NSC. Zoals ik u al heb gezegd:
ik heb meermaals de oproep gehoord om middelen te reserveren, maar een structureel,
groot en meerjarig budget kan ik in deze situatie natuurlijk niet garanderen. Wel
kan ik zorgen dat alle plannen – en als ik lang genoeg blijf zitten uiteindelijk misschien
ook de uitvoeringsagenda's – die komen tot regio-offertes, wel hun plek krijgen. Uiteindelijk
is het aan de budgetverantwoordelijke van het volgende kabinet, en misschien wel aan
de volgende Kamer, om daarmee verder te gaan. Aan mij de schone taak om de plannen
zo solide mogelijk bij de nieuwe Kamer aan te brengen.
De diverse vragen over financiën heb ik al beantwoord. Deze vraag is wel nieuw: «Economische
investeringen komen wel, maar voorzieningen voor zorg, onderwijs en cultuur blijven
achter. Kleine gemeenten zien de kosten stijgen. Kunnen kleine gemeenten mee blijven
doen zolang de financiële positie onzeker is?» Dat is een goede vraag. Als ik uw vraag
zo mag interpreteren dat kleine gemeenten een plek aan tafel hebben om met het Rijk
samen te werken aan het verbeteren van de manier waarop beleid rekening houdt met
hun problematiek, dan is het antwoord ja. Als voorbeeld noem ik een stap die samen
met de Ministeries van IenW en BZK gezet wordt door in de elf regio's meer specifiek
te kijken naar de bereikbaarheid van essentiële voorzieningen en wat er nodig is om
de bereikbaarheid niet te laten verslechteren.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dan ga ik even de pet van mijn vorige werk opzetten. Ik was namelijk wethouder in
een kleine gemeente. In samenwerkingsverbanden kunnen gemeenten heel vaak geen mensen
en geen middelen leveren. Volgens mij is dat ook de opmerking die hier gemaakt wordt.
Hoe kijkt u daartegen aan? Ze vallen dan namelijk vaak buiten de boot.
Minister Rijkaart:
In die zin herken ik de situatie wel; ik kom zelf uit een kleine gemeente. Je ziet
vaak dat van kleine gemeentes toch wel een vorm van een samenwerkingsverband gevraagd
wordt en dat men die samenwerking gelukkig ook zoekt, veelal om meer body te krijgen.
Het is aan ons als Rijk om een zorg of vraag die komt, de aandacht te geven die die
verdient, ook als een kleine gemeente ermee komt. Het mag niet zo zijn dat een kleine
gemeente lager op de ladder komt te staan dan een grote gemeente omdat daar nu eenmaal
een grotere naam aan hangt.
Mevrouw Bikker zei dat bij het aantreden van dit kabinet de belofte werd gedaan dat
de regio aan tafel zou komen te zitten. Het belang van de regio kan niet door één
Minister behartigd worden, maar zou iets van het hele kabinet moeten zijn. Daarover
ben ik het met mevrouw Bikker eens. Het is een zaak van het hele kabinet. Dat blijkt
ook uit het feit dat we elf departementen hebben betrokken bij de uitwerking van dit
nationaal programma. Ik herken ook dat er sectorale overwegingen gemaakt kunnen worden
die niet altijd aansluiten bij het gedachtegoed van Elke regio telt! Dat gesprek voer
ik als Minister van BZK met mijn collega's, maar ik kijk ook naar u. Ik sluit mij
aan bij de oproep van mijn ambtsvoorgangers. U bent bij uitstek in de gelegenheid
om bij te sturen daar waar besluiten zijn genomen in het nadeel van de regio's die
ondersteuning het hardst nodig hebben.
Voorzitter. Dan kom ik bij het kopje spreiding van rijkswerkgelegenheid. De vraag
luidt als volgt: «Dienstverlening blijft in Limburg, maar verdwijnt wel uit de regio.
Hoe kan dit besluit in lijn zijn met Elke regio telt! als 600.000 inwoners geen toegang
hebben tot een CBR-locatie? Waarom wordt er alleen naar de schaal gekeken? Is de Minister
bereid ben om in gesprek te gaan met IenW om dit te herzien?» Ik snap de vraag heel
goed. Ik wil hier best nog aandacht voor vragen bij mijn collega van IenW. Mensen
die in de regio zitten, zullen inderdaad verder moeten reizen om bij een CBR-locatie
te komen. Omgekeerd is het ook zo dat een aantal mensen die eerst heel ver moesten
reizen, nu juist minder ver hoeven te reizen. Maar ik wil best nog een keer met mijn
collega van IenW het gesprek aangaan.
Wat betreft de vraag of het besluit daarmee herzien kan worden: het is natuurlijk
ook een beetje aan het CBR zelf om te kijken hoe men omgaat met de bedrijfsvoering;
wat is efficiënt? Ik merk bij u allen dat u zeer betrokken bent, maar wanneer we graag
iets heel lokaal willen houden en dan het liefst in de allerkleinste kern, worden
we vaak geconfronteerd met ook bedrijfsvoeringbesluiten, die zeggen: dit kunnen wij
financieel bijvoorbeeld niet meer overeind houden. Dat zie je vaak – dat is het meest
passende voorbeeld; u zei het al even – bij kleine schooltjes in hele kleine kernen.
Kun je die nog overeind houden? Dat is een heel moeilijke en heel lastige keuze; dat
herken ik. Maar ik ga gewoon met mijn collega van IenW hierover in gesprek om hier
aandacht voor te vragen.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Fijn dat de Minister in ieder geval toezegt om nog te praten met de collega van IenW,
maar ik hoor hem tegelijkertijd spreken over doelmatigheid en efficiëntie. Maar uit
het rapport Elke regio telt! kwam dat we daar nou net niet naar moeten kijken. Het
is ook niet zo dat iemand een keertje voor een theorie-examen moet gaan, want in de
praktijk blijkt gewoon uit het slagingspercentage dat men dat niet in één keer haalt.
Gemiddeld moeten mensen wel een keer of drie opgaan om het theorie-examen te halen.
Als je dan elke keer een uur moet rijden als ouder om je kind daarnaartoe te brengen
of als je allerlei toeren moet uithalen met het ov, betekent dat wel wat. Daar zou
ik graag een reactie van de Minister op willen.
Minister Rijkaart:
De problematiek herken ik natuurlijk. Daar zit ’m het probleem van deze Minister niet
in. Als je drie keer over je theorie-examen doet – ik herken helaas ook die problematiek
– moet je inderdaad drie keer op en neer. Maar dan blijft nog steeds staan dat degenen
die juist in de nieuwe regio wonen, drie keer minder ver hoeven te reizen. Het is
natuurlijk aan het CBR zelf, maar zoals ik al zei, ga ik echt nog even met mijn collega
van IenW hierover het gesprek aan. Ik zal daar aandacht vragen voor dit besluit maar
ook voor toekomstige besluiten. Wel moet ik erbij zeggen: zonder een garantie dat
het besluit wordt herzien.
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass, uw laatste interruptie.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Nog één keer hierover, want het gaat over 600.000 inwoners in Zuid-Limburg. Ik vind
het heel belangrijk voor de leefbaarheid dat zo'n locatie beschikbaar is. Zeker Maastricht
is niet zomaar een dorpje. Maastricht is een grote en hele belangrijke stad in het
zuiden van het land, maar heeft straks geen CBR-locatie meer. Ik denk dat het belangrijk
is dat die locatie voor Maastricht behouden blijft. Als er dan een locatie in Roermond
wordt toegevoegd – in Venlo is er ook eentje – denk ik dat dit heel goed is voor de
spreiding van de theorie-examens over de hele provincie, want dan heeft zowel Zuid-,
Midden- als Noord-Limburg een locatie. Het is prima dat die locatie in Roermond geopend
wordt, maar ik hoop dat de Minister zich ervoor wil inzetten dat die in Maastricht
wordt heropend of openblijft.
Minister Rijkaart:
Zoals ik al zei: ik ga het gesprek daarover aan, maar het CBR blijft een zelfstandig
bestuursorgaan daarin. Ik heb de stukken wel enigszins gelezen. Hopelijk kan het u
vrolijk stemmen dat juist in de regio Limburg het slagingspercentage wel iets hoger
ligt dan het landelijk gemiddelde. Voorzitter, ik zal even herhalen wat zojuist door
mevrouw Wijen-Nass buiten de microfoon werd gezegd: dat komt omdat iedereen in de
regio zo slim is.
De voorzitter:
Waarvan akte.
Minister Rijkaart:
Waarvan akte.
Voorzitter. Wanneer wordt er nu echt werk gemaakt van spreiding van werkgelegenheid?
Die roep om concrete resultaten deel ik. Het kabinet heeft de afgelopen periode een
aantal concrete acties ingezet om de rijkswerkgelegenheid beter te spreiden. Mede
op verzoek van uw Kamer heb ik de jaarlijkse Kamerbrief Stand spreiding rijkswerkgelegenheid
uitgebreid met een aantal concrete casussen. Daarmee acteer ik conform de door de
Kamerleden Flach en Zeedijk ingediende motie over de ingezette acties. De voorbeelden
zijn al genoemd. Dit gaat onder andere over Defensie in Drenthe rondom de Johan Willem
Frisokazerne. In Arnhem betreft het de huisvesting van de Belastingdienst. Naar het
belastingkantoor in Doetinchem zijn we nog aan het kijken. Het gaat ook eventueel
om de rijksoverheid in het Maankwartier in Heerlen. Dat is dan ook zo even een hoog-overselectie.
Het heeft de volle aandacht van ons.
Werkgelegenheid. «We hebben het over spreiding, maar 80% vond plaats in de Randstad.
Hoe kan dat? Waarom blijven we sterker maken wat al sterk is?» Dit was een vraag van
mevrouw Chakor. De meeste groei vindt plaats bij reeds bestaande organisaties. We
moeten constateren dat de meeste overheidsorganisaties in de Randstad zitten. Dat
daar dan groei plaatsvindt, is op zich niet zo gek. Dat wil ik best keren, maar dat
vergt ook tijd. Heel praktisch gezegd: je kan niet een heel kantoor in Den Haag oppakken
en zeggen «vanaf nu zit u in de regio». Ja, we kunnen het proberen, mevrouw Chakor,
maar ik denk toch dat ik dan Kamervragen krijg over verhuiskosten. We hebben er dus
inderdaad wel aandacht voor. Ik heb net al een x-aantal goede voorbeelden genoemd.
Dit is ook echt het keren van een olietanker en vergt toch enige lange adem. Maar
ik hoop toch dat ik voldoende duidelijk heb gemaakt dat het onze volle aandacht heeft
om juist de spreiding van de werkgelegenheid in de regio's te realiseren.
Dan blijft nog over het kopje over infra en de Nota Ruimte. Negeer de provinciegrenzen
als het gaat om uitdagingen met betrekking tot woningbouw en infrastructuur. Denk
hierbij bijvoorbeeld aan de Brainportregio. Hierover is eerder door deze Kamer een
motie ingediend. Afgelopen vrijdag, 26 september, heeft Minister Keijzer van VRO de
ontwerpNota Ruimte aan de Kamer aangeboden. Met die Nota Ruimte zet het kabinet de
koers uit voor ruimtelijke inrichting van Nederland op de lange termijn en worden
nationale ruimtelijke keuzes gemaakt. In de ontwerpNota Ruimte wordt juist expliciet
provincie-overstijgend gekeken, ook bij de opgaven op het gebied van woningbouw en
infrastructuur. Een voorbeeld hiervan is de keuze voor de nationale verstedelijkingsstrategie,
ondersteund door nieuwe grootschalige woningbouwlocaties en structuurversterkende
infrastructuur. Hierbij wordt ook expliciet gekeken hoe regio's door heel Nederland
elkaar kunnen versterken. Met het aanbieden van de ontwerpNota Ruimte beschouwt het
kabinet de aangenomen motie waarnaar verwezen is dan ook als afgedaan.
Voorzitter. Dan de laatste vraag, over een specifiek item: wat is de reflectie van
de Minister op de situatie in Groningen met de afgesloten brug? Ook is er gevraagd
of ik met de Minister van IenW kijk naar de herijking van het studenten-ov-product.
Ik zie ook dat de bereikbaarheid in de regio onder druk staat. Ik heb contact daarover
met verschillende departementen. Iedereen is overigens binnen zijn eigen werkveld
bezig met deze problematiek. Maar overkoepelend betekent ook dat we daar op een andere
manier mee aan de slag moeten. Ik ben bezig met IenW om meer vanuit bereikbaarheid
van voorzieningen te gaan redeneren. Deze herfst wordt u daarover met de MIRT-brief
verder geïnformeerd door IenW.
Dan nog concreet over de Gerrit Krolbrug. Bij infrastructurele projecten wordt het
MIRT-proces doorlopen. Dat kost gewoon tijd. Recentelijk is door de Minister van IenW
het zogenaamde MIRT-3-besluit genomen met betrekking tot de Gerrit Krolbrug en wordt
overgegaan naar een realisatiefase.
Voorzitter. Volgens mij ben ik dan door de vragen heen.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Een vrij algemeen antwoord over bereikbaarheid. Dit gaat specifiek over een probleem,
een groot probleem dat Groningen is aangedaan doordat er een groot schip tegen die
brug aan is geknald. Dat is niet een tijdelijk probleem. Dit loopt al sinds 2021,
waardoor bijna 20.000 mensen die elke dag op en neer moeten, niet op en neer kunnen.
Dan moet je je voorstellen dat je in een rolstoel zit, zoals ik net zei, of slecht
ter been bent, want dan heb je echt een groot probleem. Dat had gewoon opgelost moeten
worden. Ik heb ook gezegd dat als dit in de Randstad was gebeurd, het allang opgelost
was. Dus waarom in Groningen niet? Ook had ik een specifieke vraag of de Minister
kan toezeggen dat hij niet alleen maar in algemene bewoordingen spreekt, maar dat
hij ook naar Groningen gaat, dat hij ook in gesprek gaat met de Minister van IenW,
dat hij opnieuw naar die situatie kijkt en dat hij ook in gesprek gaat met bewoners
over hoe dit zo snel mogelijk opgelost kan worden, vooral nu raadsleden en inwoners
hebben aangegeven dat een tijdelijke brug de oplossing is, maar het kabinet die te
duur vindt.
Minister Rijkaart:
Ik kan natuurlijk met mijn collega van IenW in gesprek gaan. Het MIRT-3-besluit is
nu genomen met betrekking tot de Gerrit Krolbrug. Dan hebben we het dus over de realisatiefase
waartoe overgegaan wordt, maar ik heb hier even zo ad hoc geen beeld van de tijdlijn
daarvan. Die moet ik even nagaan; ik wil best even kijken of ik die voor de tweede
termijn kan achterhalen. Ik hoop natuurlijk dat die realisatiefase vlot is. Maar op
uw vraag of ik nog in gesprek wil met de Minister van IenW over deze specifieke casus
is het antwoord: ja, uiteraard.
De voorzitter:
Helaas heeft u geen interrupties meer, mevrouw Chakor. Dank aan de Minister voor de
beantwoording. Daarmee komen we aan het einde van de eerste termijn en gaan we over
naar de tweede termijn. In tweede termijn geef ik het woord, voor maximaal 1 minuut
en 20 seconden, aan mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik heb nog eventjes een punt van orde voordat we verdergaan. Wordt er voor de tweede
termijn nog even geschorst, zodat de Minister tijd krijgt voor de beantwoording? Ik
had ook nog specifiek gevraagd naar de regio's die nu niet onder die elf regio's vallen,
zeg maar. Daar was ik even benieuwd naar.
De voorzitter:
Als de Minister tijd nodig heeft, dan schorsen we daarvoor. U heeft in ieder geval
alvast wat meegegeven voor de tweede termijn. U had het ook in uw tweede termijn kunnen
noemen, maar we zien het als punt van orde.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Volgens mij had ik ook nog een vraag gesteld waar geen antwoord op gegeven is. Ik
heb gevraagd hoe de Minister gaat borgen dat bereikbaarheid ... We hebben allemaal
wel een brug die we kunnen noemen. Ik kan er ook een noemen in Urmond die afgesloten
wordt. Maar u heeft geen antwoord gegeven op de vraag om de bereikbaarheid en de voorzieningen
in krimp- en grensregio's niet nog verder onder druk te zetten. Jawel, ik denk wel
dat er geen antwoord op gekomen is. Heb ik dat misschien gemist?
De voorzitter:
U kunt dat noemen in de tweede termijn. De eerste termijn is afgerond, dus u krijgt
de gelegenheid om dat mee te nemen in uw tweede termijn van 1 minuut en 20 seconden.
Mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Allereerst dank aan de Minister voor de beantwoording.
Wat mij betreft mag er flink wat vaart in; dat heb ik ook in mijn eerste termijn al
gezegd.
Ik ben blij om te horen dat de voortgangsbrief rond de jaarwisseling komt. Ik hoop
dan ook wel dat daar echt een concreet actieplan en een concrete uitvoeringsagenda
achter zitten, met ook de inschatting van de financiële middelen die daar dan voor
benodigd zouden zijn. Dat is het eerste wat ik wil meegeven.
Dan krijg ik nog graag een antwoord op de vraag die ik had gesteld over de regio's;
de Minister had al toegezegd dat hij die dadelijk zal beantwoorden.
Ook dank voor de toezegging van de Minister dat hij nader in gesprek gaat over de
CBR-locaties.
Dank, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Hartsuiker.
De heer Hartsuiker (VVD):
Dank, voorzitter. Ik kan me eigenlijk grotendeels aansluiten bij mijn collega als
het gaat om de brief die wij gaan krijgen aan het eind van het jaar; daar ben ik heel
blij mee.
Dat geldt ook voor de toezegging van de Minister om nog eens een appel te doen op
de Minister van OCW om met mijn oud-collega's – ik ben ook ooit wethouder geweest
– in Emmen aan de slag te gaan om de casuïstiek rond het hbo en mbo te bespreken.
Ik had nog wel één vraag. Het zit bij mij meer op de lijn rond de Europese fondsen.
Ik hoor dat u de intentie heeft om de regio's daarbij te betrekken; dat probeerden
wij ook met die motie aan te geven. Toch zoek ik nog naar de manier waarop u daar
dan invulling aan geeft. Wordt er dan concreet ter voorbereiding op de inzet met provincies
en gemeenten, al dan niet in IPO- en VNG-verband – dat is meestal het makkelijkst
– afgestemd hoe u ervoor kunt zorgen dat er in de hele vormgeving van de nationale
enveloppen en van de NRPP, dat mooie nieuwe begrip dat met ons is gedeeld, ook ruimte
is om die programmering op een goede manier met die regio's vorm te geven in de afspraken
die je met Europa maakt? Wij vinden het ontzettend belangrijk dat die gelden, waar
de regio vroeger eigenlijk rechtstreeks input op kon leveren, nu ook via de kabinetslijn
lopen, zodat je er met elkaar voor zorgt dat er een pakket ligt dat zowel goed is
voor Nederland, als dat het goed kan landen in alle regio's die daar straks gebruik
van moeten maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Even voor mijn collega's: met «we hebben allemaal wel een brug» wilde ik het patroon
aangeven dat wel zo overkomt voor de inwoners van de regio, namelijk dat ze niet meetellen
en dat ze jarenlang op een nieuwe brug moeten wachten, terwijl men sneller acteert
als er een probleem in de Randstad optreedt. Dat was eigenlijk de brug die ik wilde
maken naar mijn collega's.
Voorzitter. De vraag die de Minister niet heeft beantwoord, is hoe hij borgt dat bereikbaarheid
en voorzieningen in krimp- en grensregio's niet nog verder onder druk komen te staan.
Nogmaals, we noemen de voorbeelden, maar we krijgen daar gewoon geen concreet antwoord
op.
Daarnaast kom ik ook nog even terug op de rijksregisseur. Wij willen die regio's helpen.
Wij willen ook dat inderdaad niet alleen die overheden, maar ook de bewoners en de
maatschappelijke organisaties, die juist zorgen voor de leefbaarheid in die kleine
kernen, rechtop gehouden kunnen worden. Geef ze dus een plek aan tafel.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Chakor.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Het is ontzettend jammer dat er gemiste kansen liggen. Een inkopper
is bijvoorbeeld de bewonerstrekker of inwonersregisseur, hoe je het ook noemt, voor
de elf regio's. Ik vind dat inwoners gewoon een stem verdienen. Velen hier geven dat
ook aan. De Minister heeft het over dg's, maar ja, dg's zijn gewoon topambtenaren;
zij zijn geen vertegenwoordigers van inwoners. In de praktijk zien we gewoon in het
NPVR dat in de regio's veel overheden aan tafel zitten. Zet je er weer een dg, dan
krijg je weer dat de overheid er zit. Zorg er nou voor dat we het probleem van de
bewoners die ontbreken gewoon met elkaar fiksen en regelen, en niet alleen maar overheden
aan tafel hebben.
Wat betreft de middelen vond ik het toch een beetje over de schutting gooien, door
de structurele middelen door te schuiven naar het volgende kabinet. Wat mij betreft
laat de Minister daarmee de regio hangen. Een versnelling had gekund, als laaghangend
fruit, door ervoor te zorgen dat gemeenten die het al kunnen, door kunnen gaan.
Ik vroeg naar twee concrete punten. Ik ben blij dat de Minister over de Gerrit Krolbrug
zegt: ik ga inderdaad in gesprek met de Minister van IenW. Ik ga ervan uit dat hij
ook een bezoek brengt aan Groningen om de oplossing te vinden.
Dan de rijkswerkgelegenheid. De Minister zegt: ik zie wel wat in het keren daarvan,
zodat we niet alleen maar die werkgelegenheid hebben in de Randstad, maar juist ook
ergens anders. Het antwoord over het verplaatsen van rijkswerkgelegenheid vond ik
eigenlijk wel heel mooi. Ik hoor graag hoe de Minister dit zou willen keren. Ik vond
het wel heel mooi.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ja. Ik denk dat het belangrijk is dat wij inwoners, maar ook de regio's, niet in de
kou moeten laten staan en dat we ervoor moeten zorgen dat ze in de startblokken staan.
Ze willen doorgaan. Daar is eigenlijk een heel klein duwtje voor nodig, maar daar
heb je inderdaad wel geld voor nodig. Ik hoop dat het volgende kabinet dat ook gewoon
gaat regelen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Chakor. Mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor de antwoorden. Ook dank dat hij zich zo snel
inwerkt in dit dossier, want ik kan me voorstellen dat dat ook eventjes op een rijdende
trein springen is, om maar in de beeldvorming rondom het ov te blijven, dat we hier
geregeld bij de hand hebben gehad.
Maar ik zou hem dan ook willen aanmoedigen. Hij zit nu achter het stuur en hij mag
ook vol voor die regio gaan, want zijn collega's in de ministeries maken toch te vaak,
vind ik, te vakdepartementale overwegingen, waardoor de bewoners de dupe zijn. Of
het nou gaat om de Gerrit Krolbrug, om de Zeelandbrug of om het ov-reisproduct voor
studenten: uiteindelijk is de regio de dupe. Als wij dat niet zichtbaar maken en als
deze Minister dat niet zichtbaar maakt, dan blijven de regio's ook achter. Deze Minister
mag voor hen de vechter zijn. Ik zal hem daarin steunen. Ik wil hem daar ook in aanmoedigen,
ook als er weer een moment komt om moties in te dienen.
Maar ik wil hem allermeest oproepen om het concreet inzichtelijk te maken. De Minister
zegt: ik kom wel met nieuws als ik nieuws héb. Mijn zorg is juist dat er geen nieuws
is en dat er dan geen brief komt. Dat zal de Minister ook aanvoelen. Kunnen wij dus
in ieder geval een afspraak maken dat er voor het eind van het jaar in ieder geval
een update komt over de drie punten die we deelden? Voor het ritme dat de Minister
kiest, moet hij vooral kijken naar wat passend is bij zijn departement, maar het is
wel nodig dat we de vinger aan de pols houden, niet voor deze Minister, maar wel voor
de vakdepartementen die graag een andere afweging maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we aan het einde van de tweede termijn van de kant van de
Kamer. Ik kijk vol verwachting naar de Minister. Hoeveel tijd heeft u nodig voor een
schorsing? Of kunt u alle vragen onmiddellijk beantwoorden? Vijf minuten?
Minister Rijkaart:
Ondanks het enthousiasme van mevrouw Bikker dat ik me snel heb ingelezen, heb ik toch
wel tien minuten nodig om hier nog wat nadere info over op te halen.
De voorzitter:
Tien minuten? Ik schors de vergadering voor tien minuten.
De vergadering wordt van 16.23 uur tot 16.32 uur geschorst.
De voorzitter:
Beste mensen, gezelligheid kent geen tijd, maar ik wil weer door met de vergadering.
Ik wil graag stilte op de publieke tribune. Gaat u allemaal zitten. Ik weet dat het
gezellig is. Dat stel ik enorm op prijs, maar wij gaan toch even door, heel efficiënt
als we zijn. Ik heropen de vergadering en ik geef het woord aan mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Je ziet meteen: als de regio's in huis zijn, dan
is het meteen hartstikke gezellig. Maar ik heb nog één punt van orde. Ik zou graag
een tweeminutendebat willen aanvragen. Dat wordt wel pas na de verkiezingen, want
de agenda van vandaag zit tjokvol, maar ik wil het wel graag aanvragen.
De voorzitter:
Uw aanvraag is genoteerd. De spanning stijgt, Minister, voor de beantwoording in tweede
termijn. U heeft het woord.
Minister Rijkaart:
Voorzitter, dank u wel. Om met de woorden van mevrouw Wijen-Nass te spreken ... Ik
zei: ik ging fluitend naar mijn werk, maar het werd toch een beetje minder. Ik moet
inderdaad zeggen: de gezelligheid en het vuur om voor de regio's te gaan, is gelukkig
dankzij deze bespreking weer ten volle terug. Ik ga dus ook op enig moment vandaag
fluitend van mijn werk af.
De vraag van de VVD over het betrekken van de regio. We zetten bij de onderhandelingen
over het Meerjarig Financieel Kader in op het borgen van de betrokkenheid van medeoverheden
bij het opstellen en het uitvoeren van deze plannen. Vorig jaar hebben we samen met
medeoverheden een visiepaper opgesteld, waarin we gezamenlijk pleitten voor het behoud
van het partnerschapsprincipe. Voor regionale ontwikkeling is een plaatsgebonden aanpak
van groot belang, waarbij er rekening wordt gehouden met specifieke kenmerken en sterktes
van de regio's. Daarbij moet gekeken worden naar bredere regionale plannen en transitieplannen,
waarin de kansen en uitdagingen uit de regio's geïdentificeerd worden. In de uitwerking
is het van belang dat zo veel mogelijk wordt aangesloten bij reeds lopende nationale
processen, zoals het NPVR en het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid.
Nog een vraag: hoe zorgen we ervoor dat voorzieningen niet verder onder druk komen
te staan? Samen met IenW kijk ik nadrukkelijk naar de bereikbaarheid van voorzieningen.
Daarin gaan we volgend jaar een vervolgstap zetten door het bereikbaarheidspeil concreet
door regio's in beeld te laten brengen. Dat is een belangrijke basis om op voort te
bouwen aan de hand van concrete opgaven. Dan hebben we dat in beeld en dan kunnen
we daarmee verder.
U vroeg: ga over Emmen in gesprek met OCW. In het kader van de Greenwise Campus wordt
door OCW al gesproken met Emmen, zo is mij te verstaan gegeven.
Voorzitter. Er waren meerdere verzoeken om in te zetten op een inwonersregisseur.
Ik vind het heel erg belangrijk dat inwoners betrokken zijn bij het plan voor hun
regio, maar ik zou toch een beetje in een oude valkuil trappen als ik daar vanuit
het Rijk een dwingende maatregel voor zou opleggen. De uitvoering van de plannen voor
de regio's vindt overigens al plaats op lokaal niveau. Misschien is een beetje het
beeld ontstaan dat het een puur bestuurlijk feestje is van hooggeplaatste bestuurders,
maar dat is niet helemaal het geval. Er zitten echt publiek-private allianties met
een aanpak in. Vanuit iedere regio is er ook een bestuurlijke trekker, een burgemeester,
aangesteld. Deze bestuurlijke trekker is er namens de hele regio en heeft ook de verantwoordelijkheid
om ervoor te zorgen dat de juiste mensen worden vertegenwoordigd in zo'n regioalliantie.
Ik heb ook al even gezegd dat er natuurlijk de vrijheid is om eventueel bij behoefte
vanuit de uitvoeringsgelden zelf nog een vertegenwoordiger aan te stellen. Maar ik
zou eventueel vanuit het Rijk via onze rijksvertegenwoordigers aan de regio's kunnen
vragen waar er dan echt behoefte is aan dit kader.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij gaat de Minister inderdaad een behoefteonderzoek doen om te bekijken wat
er nodig is. Maar volgens mij heeft het rapport Elke regio telt! al aangegeven dat
het ontzettend belangrijk is om mee te nemen dat die samenwerking in de regio alleen
maar goed werkt op het moment dat je iedereen en alle perspectieven aan tafel hebt,
juist ook die van inwoners, en niet alleen maar van overheden. Volgens mij heeft dit
ministerie afgelopen zomer een Kamerbrief gestuurd, Meedoen in democratie en samenleving.
Daarin is ook gepleit voor invloed en zeggenschap van bewoners op decentraal niveau.
Dan denk ik: dit is dan de proef op de som voor de Kamerbrief. Is de Minister dan
ook bereid om zijn eigen beleid uit te gaan voeren? Dan zou hij toch het idee van
de inwonersregisseur gewoon moeten gaan steunen?
Minister Rijkaart:
Ik vind de vraagstelling heel erg slim: bent u ook bereid om uw eigen beleid uit te
gaan voeren? Ja, ik ben bereid om mijn eigen beleid uit te gaan voeren, in die zin
dat ik dat dan ook wel doe op een manier zoals een bewindspersoon past. Ik ga dus
zeker mijn eigen beleid uitvoeren. Ik erken de zorg als u zegt dat er ook inwoners
aan tafel moeten zitten. Die zijn dus ook al wel enigszins vertegenwoordigd in de
diverse groepen, onder andere door zo'n burgemeester. Ik hoor u ook zeggen: dat zou
nog beter, nog meer en nog dieper vanuit de samenleving kunnen. Daarvan zeg ik dus:
laat onze rijksvertegenwoordiger dan ook de uitvraag doen om te bekijken waar dan
specifiek behoefte aan is; dan kunnen we daar wellicht invulling aan geven.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Wij krijgen echt signalen dat er in de praktijk vooral overheden en bedrijven aan
tafel zitten in de planvorming en dat de inwoners ontbreken. We zitten er heel erg
op omdat we het belangrijk vinden en omdat u inderdaad in de brief die u hebt gestuurd,
hebt aangegeven dat dat belangrijk is, net zoals in Elke regio telt! Kan de Minister
in ieder geval toezeggen dat dit behoefteonderzoek er komt, of dat we in ieder geval
serieus gaan kijken naar de kansen en mogelijkheden voor deze procesregisseur of bewonerstrekker,
hoe je die ook noemt, en dat hij zo snel mogelijk terugkomt met wat er wel en niet
kan en waarom het dan niet zou kunnen? Dan zou het ook wel fijn zijn ... U heeft het
over de dg's, maar de dg's vind ik echt een heel ander level. Ik heb het echt over
de vraag wie er dan in die NPVR zitten en wie er namens de inwoners zitten om hun
belangen te vertegenwoordigen.
Minister Rijkaart:
Ik stel gewoon voor dat ik via de rijksvertegenwoordigers de uitvraag doe hoe het
ermee staat en of hier behoefte aan is. Ik wil wel even het volgende benadrukken.
Ik ben vanochtend nog bij het Genootschap van Burgemeesters geweest. Er zitten dus
burgemeesters in deze gremia. Ik heb de indruk dat zij héél goed weten wat er in de
samenleving speelt; het zou ook een beetje een diskwalificatie zijn als men dat niet
weet, als men die positie inneemt. Maar ik herken uw behoefte. Ik ga een uitvraag
doen waar er behoefte is aan een «inwonersregisseur»; laten we die term dan vanaf
nu adopteren. Als daar behoefte aan is, dan kunnen we altijd kijken hoe we dat verder
handen en voeten gaan geven. Ik stel voor dat ik een update daarover – daar vroeg
u ook naar – meeneem in de brief die later dit jaar of in januari volgt.
De voorzitter:
Voor alle duidelijkheid: kunnen we dit als een toezegging noteren?
Minister Rijkaart:
Van mij mag u dit als een toezegging noteren, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. Gaat u verder.
Minister Rijkaart:
Hoe gaan we ervoor zorgen dat de bereikbaarheid van de grens- en krimpregio's niet
nog verder onder druk komt te staan? Vanuit het NPVR wordt onder meer samengewerkt
met het ministerie, zoals ik al zei. Bij meerdere departementen worden er concrete
stappen gezet als het gaat om de doorontwikkeling van de beleids- en investeringslogica.
Ook in die processen is er goed contact met medeoverheden. Zo heeft het Ministerie
van IenW bij het doorontwikkelen van de Mobiliteitsvisie gekozen voor een aanpak met
pilots in drie regio's om te zien hoe het gesprek over bereikbaarheidsdoelen gevoerd
kan worden. Daarnaast is IenW bezig met het traject Bereikbaarheid op peil. We kijken
hoe deze opbrengsten meegenomen kunnen worden in de plannen voor de regio. De signalen
die nu vanuit de regio opkomen in gesprekken, delen wij ook al met het departement.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Het gaat natuurlijk niet alleen over de bereikbaarheid. In de Kempen zien ze bijvoorbeeld
dat mensen uitwijken naar België voor zorg en onderwijs, omdat die daar niet beschikbaar
zijn. Dat moet dus ook op uw netvlies staan. Het gaat dus niet alleen om die bereikbaarheid,
maar ook om die voorzieningen.
Minister Rijkaart:
Juist dat soort dingen staan gewoon op het netvlies; dat heb ik ook in mijn eerste
termijn al gezegd. Dan kijken we ook: hoe zit dat nu, gaat het over de grens, gaat
het goed en welke problemen levert dat op? Het hoeft namelijk niet noodzakelijk een
probleem te zijn om de grens over te gaan, als het dan juist beter beschikbaar is.
Maar mochten daar problemen ontstaan, dan proberen we dat zo goed mogelijk op het
netvlies te hebben en te houden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rijkaart:
Waarom worden er niet met alle elf regio's langjarige agenda's gemaakt? Eigenlijk
vroeg mevrouw Wijen-Nass min of meer naar een toezegging dat we in januari een uitvoeringsagenda
hebben liggen. Dat is echt een onmogelijkheid. De systematiek – dat zei ik dus – is
dat we met de regio's aan het werk gaan om te komen tot plannen. Die plannen moeten
leiden naar een uitvoeringsagenda, maar de regio's hoeven daarbij niet op elkaar te
wachten. Als een regio zijn plan gereed heeft, hoeft die dus niet met de handen over
elkaar te gaan zitten en te wachten op de andere tien voordat die aan een uitvoeringsprogramma
kan beginnen. Dat kan gewoon direct van start, om juist in de regio's maatwerk te
bieden in het tempo dat zij zelf hanteren.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dat was mijn vraag eigenlijk niet. Ik bedoel het volgende. De Minister is nu concreet
aan de slag via dat programma met elf regio's, maar er zijn ook regio's die daarbuiten
vallen. Een concreet voorbeeld daarvan is Regio Rivierenland. In het vorige commissiedebat
over de regio's is het daar al over gegaan. Dat zijn regio's die graag wel langdurige
afspraken zouden willen maken met het Rijk. Er is ook een motie over aangenomen en
die was niet alleen van mij; ook de heer Flach, mevrouw Bikker, mevrouw Wingelaar,
de heer Grinwis en mevrouw Kamminga stonden daaronder. Die motie is volgens mij echt
heel breed door de Kamer aangenomen en gaat over die langdurige agenda. Dat is waar
ik naar vroeg. De Minister zegt dat hij met een voortgangsbrief over die elf regio's
komt in het nieuwe jaar. Heel goed en prima dat het wordt opgepakt, maar hoe gaan
we dan om met die andere regio's? Dat was concreet mijn vraag.
Minister Rijkaart:
Dan heb ik die vraag niet helemaal juist beantwoord. Er zijn nu eenmaal meer regio's
dan deze elf en het is heel goed dat we daar ook aandacht voor hebben. Juist in die
regio's worden op kleinere schaal de plannen ook wel gewoon omarmd, maar dan bijvoorbeeld
door een provincie in een ander programma. Dat kan in NOVEX zijn, Regio Deals of het
NPLV, waar er een aantal inzitten, maar ook op eigen individuele departementale ontwikkelingen.
Als overal echt een programma voor gemaakt moet worden, dan wordt het Rijk echt overvraagd.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dan heb ik toch nog even een vervolgvraag. Er is gewoon een motie aangenomen door
deze Tweede Kamer waar letterlijk in staat «verzoekt de regering aan de regio's die
buiten de nationale programma's vallen de mogelijkheid te bieden om samen met het
Rijk een langjarige agenda te ontwikkelen voor een gebiedsgerichte aanpak», maar nu
lijkt de Minister te zeggen: dat ga ik niet doen. Dat verbaast mij wel, moet ik zeggen.
Minister Rijkaart:
Als u het zo strak stelt, kan ik me die verbazing wel indenken. Maar wat ik u zeg,
is dat aan specifieke projecten niet noodzakelijk altijd een invulling wordt gegeven
door het Rijk, maar dat dat ook op provinciaal of regionaal niveau geregeld kan worden.
In die zin zou je dan kunnen zeggen «u voldoet niet aan de motie», maar er wordt in
de praktijk toch wel handen en voeten gegeven aan een bepaalde mate van uitvoering.
En moet je daar dan als Rijk nog in willen treden?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Nee, dit kan niet kloppen. Die motie was heel duidelijk. Rivierenland valt bijvoorbeeld
net overal tussenuit en heeft wel heel grote uitdagingen. Maar uw deur blijft dan
op slot voor zo'n regio?
Minister Rijkaart:
Nee, dat heb ik net heel nadrukkelijk gezegd. Ik zeg niet dat de deur op slot blijft.
De vraag is alleen welke deur er opengaat. Op sommige regionale niveaus gaat er een
andere deur open dan die van het Rijk. Maar ik wil met alle plezier nog een keer schriftelijk
op de vraagstelling van mevrouw Wijen-Nass en mevrouw Wingelaar, die daar dan denk
ik samen in optrekken, terugkomen.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, meneer de voorzitter. Mogen we dat dan noteren als een toezegging?
De voorzitter:
Minister, mogen we dat noteren als een toezegging?
Minister Rijkaart:
Meneer de voorzitter, u mag dat dan noteren als een toezegging.
De voorzitter:
Dat noteren we als een toezegging. Gaat u verder.
Minister Rijkaart:
Ik was er doorheen, voorzitter. Ik wil iedereen toch even bedanken voor de enorme
betrokkenheid, want die spreekt toch wel enorm uit dit debat. Ik hoop ook dat ik mijn
enthousiasme voor de regio's over heb kunnen brengen en ik kijk uit naar een volgend
debat.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij gaat u zo meteen inderdaad de toezeggingen noemen, voorzitter. De Minister
gaat in gesprek met de Minister van IenW over Groningen. Dat klopt, toch? Op wat voor
termijn gaat dat gebeuren? Dat is volgens mij ook een toezegging.
De voorzitter:
Dat zo zomaar een vraag kunnen zijn, inderdaad. Minister, op welke termijn?
Minister Rijkaart:
Ik kom hem gelukkig nog regelmatig tegen. Twee, drie weken? En als de vraag is of
het genoteerd mag worden als een toezegging, dan mag u dat noteren als een toezegging.
Ik denk dat zo meteen de samenvatting nog komt.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Is een terugkoppeling ook mogelijk?
Minister Rijkaart:
Ja. Volgens mij gaan we daar dan een terugkoppeling over geven, want anders weet u
nog niks en dat zou vervelend zijn.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording in tweede termijn. Dan gaan we naar de toezeggingen.
– De Minister zegt toe met de Minister van IenW in gesprek te gaan over de CBR-locatie
in Maastricht.
Dan is onmiddellijk de vraag: wanneer komt er een brief?
Minister Rijkaart:
Ik heb nu een x-aantal toezeggingen staan over gesprekken die ik ga voeren. Misschien
is het goed om die te bundelen in één brief over, zeg, drie weken.
De voorzitter:
Dank u wel.
– De Minister zegt toe met de regio Groningen en de Minister van IenW in gesprek te
gaan over de Gerrit Krolbrug in Groningen en komt hier binnen enkele weken schriftelijk
op terug. Dat is een toezegging aan mevrouw Chakor.
Minister Rijkaart:
Dat was met de Minister van IenW. U noemde IenW en de regio, maar ik ga naar de Minister
van IenW. Dat was de vraag.
De voorzitter:
Ik begrijp dat dat klopt. Dank u voor de correctie. Dat is netjes.
Minister Rijkaart:
Dank u wel.
De voorzitter:
We moeten dit zo precies mogelijk vastleggen, zoals u begrijpt. Dan de volgende.
– De Minister komt in de voortgangsbrief van januari 2026 terug op het bekijken van
een inwonersregisseur en waarom de inzet van zo'n regisseur wel of niet zou kunnen.
Dat is een toezegging aan mevrouw Chakor.
Minister Rijkaart:
En vooral waar behoefte is aan een inwonersregisseur. Dat was de uitvraag die ik zou
gaan doen.
De voorzitter:
Die aanvulling nemen we mee. Kunt zich vinden in «waar»?
Minister Rijkaart:
Als «waar» gelezen mag worden als «waar van toepassing».
De voorzitter:
Dan maken we er «daar waar» van.
Minister Rijkaart:
Dit wordt een leuke, over de woorden. Waar van toepassing.
De voorzitter:
Wij zijn natuurlijk heel precies bij de commissie voor BiZa.
– De Minister komt schriftelijk terug op de vraag van mevrouw Wijen-Nass over de regio's
die buiten het NPVR vallen.
Op welke termijn?
Minister Rijkaart:
Binnen een maand.
De voorzitter:
Dat is binnen een maand. Dan ben ik als het goed is door de toezeggingen heen. Klopt
dat? Ik kijk naar beide kanten. Dan hebben we genoteerd dat mevrouw Wijen-Nass een
tweeminutendebat aanvraagt en dat is een tweeminutendebat dat pas plaats zal vinden
na de verkiezingen.
Daarmee komen we aan het einde van de tweede termijn. Ik dank u allemaal voor uw aanwezigheid
en voor uw plezierige bijdragen in de afgelopen tijd. Er zal voor de verkiezingen
op 29 oktober geen vergadering van deze commissie meer plaatsvinden. Ik zal u gaan
missen. Ik hoop u daarna wel weer zo veel mogelijk terug te zien.
Minister Rijkaart:
Is dat een toezegging?
De voorzitter:
Ik ben bang dat dat geheel en al aan de kiezer ligt.
Iedereen hartelijk bedankt. Ook de aanwezigen op de publieke tribune, dank voor uw
aanwezigheid. Dank aan de kijkers thuis. Ik sluit deze vergadering.
Sluiting 16.50 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier