Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mutluer over de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en stalking
Vragen van het lid Mutluer (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en stalking (ingezonden 20 augustus 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Rutte (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 9 oktober 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 3073.
Vraag 1
Kent u het bericht «Slachtoffer (ex-)partnergeweld heeft vaak geen toegang tot alarm»
(Trouw, 20 augustus 2025) en herinnert u zich de motie Mutluer over de landelijke
uitrol van een slachtofferdevice? (motie 20 279, nr. 896)?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat technische hulpmiddelen zoals in het bericht genoemd worden
kunnen helpen te voorkomen dat vrouwen verder slachtoffer worden van stalking, geweld
of zelfs femicide? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja. Het slachtofferdevice is een van de technische hulpmiddelen dat kan bijdragen
aan de veiligheid van vrouwen. Met het slachtofferdevice wordt de meldkamer van de
reclassering ingeseind als de elektronische enkelband van een verdachte of veroordeelde
pleger van partnergeweld te dicht in de buurt komt van het slachtoffer. Gedurende
de periode dat het slachtoffer gebruikmaakt van het device, wordt het slachtoffer
begeleid door de regionale vrouwenopvangorganisatie. Deze organisatie wordt gefinancierd
door de gemeente. Uit de evaluatie van de pilot dit jaar in de vier regio’s waar het
slachtofferdevice wordt aangeboden, blijkt dat het slachtofferdevice een toevoeging
is in de mogelijkheden voor bescherming van slachtoffers van stalking en huiselijk
geweld. Ook is geconcludeerd dat door de inzet van het slachtofferdevice het veiligheidsgevoel
van slachtoffers toeneemt.
Een ander hulpmiddel is de AWARE-noodknop, waarmee iemand de politie direct kan alarmeren
in een dreigende situatie. De doelstelling van AWARE is om veiligheid te bieden aan
slachtoffers van stalking of bedreiging. Om dit te bewerkstelligen wordt naast het
alarmsysteem ook hulpverlening ingezet, gericht op het herstel en het weerbaarder
maken van het slachtoffer. De inzet van AWARE wordt georganiseerd door regionale netwerkpartners,
zoals politie, Veilig Thuis en de vrouwenopvang, en gefinancierd door gemeenten. Met
de inzet van AWARE wordt gewerkt aan een stabiele veiligheidsbeleving van slachtoffers,
onder andere door te werken met een veiligheidsplan waarin maatregelen en adviezen
voor het slachtoffer zijn opgenomen die het slachtoffer kunnen ondersteunen in het
nemen van regie over de eigen veiligheid. Er wordt ingezet op het creëren van veiligheid,
het versterken van beschermende factoren en ondersteuning en herstel van het slachtoffer.
De AWARE-noodknop en het slachtofferdevice worden overigens niet tegelijkertijd ingezet.
De functionaliteit van de noodknop zit namelijk ook op het slachtofferdevice. AWARE
kan worden ingezet op het moment dat betrokken organisaties zich zorgen maken over
de veiligheid van het slachtoffer en het slachtoffer instemt met de voorwaarden met
betrekking tot AWARE. Het slachtofferdevice kan (pas) ingezet worden als de rechter
in het kader van een schorsing of als straf elektronische monitoring oplegt in combinatie
met het slachtofferdevice. In de praktijk kan dit betekenen dat het slachtoffer eerst
AWARE heeft en daarna een slachtofferdevice krijgt. De begeleiding van het slachtoffer
blijft, los van welk instrument wordt ingezet, hetzelfde. Na afloop van de inzet van
het slachtofferdevice wordt idealiter aan het slachtoffer aangeboden om alsnog voor
een bepaalde periode AWARE in te zetten zodat zij langzaam kan toewerken naar een
situatie zonder technische hulpmiddelen. Dit kan van grote meerwaarde zijn in situaties
waar de periode van elektronische monitoring is verlopen maar het dreigingsrisico
nog steeds aanwezig is.
Vraag 3 en 4
Deelt u de mening dat daar waar deze technische hulpmiddelen nodig zijn ze ook beschikbaar
moeten zijn? Zo ja, waarom en waarom is dat dan niet het geval? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat als een rechter de maatregel oplegt die het gebruik van een
technisch hulpmiddel met zich mee brengt dat die maatregel dan ook uitgevoerd dient
te worden? Zo ja, waarom is dat dan niet altijd het geval? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 4
Ik vind het belangrijk dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande
technische mogelijkheden en dat wordt geïnvesteerd in nieuwe technische ontwikkelingen.
Daarom ondersteun ik de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice.
Omdat het slachtofferdevice gekoppeld is aan een rechterlijke rechtspraak en primair
onder mijn verantwoordelijkheid valt, richt ik mij in de beantwoording daarop.
Vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en het feit dat het slachtofferdevice een
voorwaarde is die door een rechter in het kader van een strafrechtelijke uitspraak
wordt opgelegd, dient het slachtofferdevice en de bijbehorende werkwijze in geval
van een dergelijke uitspraak ook beschikbaar te zijn. De decentrale inrichting van
het zorgstelsel en de regionale verschillen, waar de betrokken organisaties zoals
de vrouwenopvang en Veilig Thuis onderdeel van zijn, maakt dat het slachtofferdevice
niet meteen overal tegelijk kan worden ingevoerd. Het gebruik van het device moet
immers ingebed zijn in een goede regionale werkwijze en samenwerking. Daarom is bij
de start van het traject rond de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice
in 2022 bewust gekozen voor een gefaseerde aanpak. Nu werken vier regio’s met het
device en wordt ernaar toegewerkt dat vanaf januari 2026 meer regio’s met het slachtofferdevice
kunnen gaan werken.
Vraag 5
Hoeveel vrouwen in Nederland wachten op de inzet van een technisch hulpmiddel maar
kunnen die niet krijgen? En wat is de reden dat dat hulpmiddel niet beschikbaar is?
Antwoord 5
Zoals ik toelichtte, wordt het slachtofferdevice op dit moment in vier regio’s aangeboden
en wordt de bijbehorende werkwijze ontwikkeld en toegepast. In die regio’s is het
slachtofferdevice beschikbaar op het moment dat de rechter de inzet ervan als maatregel
heeft opgelegd. Uit onderzoek uit 2021 blijkt daarnaast dat in 33 van de 35 centrumgemeenten
AWARE wordt ingezet1. Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar over het aantal gemeenten dat AWARE inzet.
Op dit moment wordt ingezet op de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE,
waarin verbeteringen zijn doorgevoerd ten aanzien van de verbreding van de doelgroep,
inzet op hulpaanbod voor de pleger en kinderen en de versterkte samenwerking tussen
betrokken organisaties.
Vraag 6 en 7
Deelt u de mening dat gemeentelijk beleid geen reden mag zijn voor het niet beschikbaar
zijn van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood? Zo ja, hoe gaat u er zorg voor
dragen dat er een landelijk beleid komt dat gaat zorgen voor de beschikbaarheid van
hulp en hulpmiddelen daar waar dat nodig is? Zo nee, waarom niet?
Waarom is de noodknop niet in alle provincies beschikbaar? En wat is er nodig om er
voor te zorgen dat de noodknop wel in alle provincies beschikbaar is?
Antwoord 6 en 7
Gemeenten hebben binnen het sociaal domein wettelijk beleidsruimte om zelf te bepalen
of en hoe zij hun bevoegdheden gebruiken. Het Rijk kan gemeenten niet verplichten
om de begeleiding van slachtoffers met een slachtofferdevice te financieren. Ditzelfde
geldt voor AWARE. Het Ministerie van VWS heeft de landelijke uitrol van de verbeterde
versie van AWARE gefinancierd om gebruik daarvan te faciliteren. Het is aan gemeenten
zelf of zij gebruik maken van deze interventies.
Voor het slachtofferdevice geldt daarbij dat aan de ene kant dus een rechterlijke
uitspraak ten grondslag ligt aan de inzet van het slachtofferdevice en aan de andere
kant dat gemeenten niet verplicht kunnen worden het slachtofferdevice inclusief de
bijbehorende begeleiding gedurende de inzet te financieren. Het bij elkaar brengen
van deze twee werkelijkheden is een complex vraagstuk dat niet van vandaag op morgen
gerealiseerd kan worden. Daarom zijn de Ministeries van Justitie en Veiligheid en
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gemeenten en Valente (branchevereniging voor vrouwenopvang)
hierover in gesprek.
Vraag 8
Deelt u de mening dat ook in het geval het slachtoffer nog een relatie heeft de noodknop
van nut kan zijn om het slachtoffer te beschermen en dat daarom de noodknop ook in
die gevallen beschikbaar zou moeten zijn? Zo ja, waarom en hoe kan dit bewerkstelligd
worden? Is daar aanpassing van wet- of regelgeving voor nodig en zo ja welke? Zo nee,
waarom deelt u die mening niet?
Antwoord 8
AWARE wordt ingezet voor slachtoffers met een (hoog) risico op acute onveiligheid.
Dit kan bijvoorbeeld gaan over slachtoffers van stalking of slachtoffers van intieme
terreur die hun relatie verbreken, of het voornemen daartoe hebben. De inzet van AWARE
wordt door regionale netwerkpartners, zoals Veilig Thuis, de politie en de vrouwenopvang,
georganiseerd. Op basis van gevalideerde risicoscreeningsinstrumenten wordt beoordeeld
in hoeverre AWARE een passende en noodzakelijke interventie is. Dit kan per situatie
verschillen. De inzet van AWARE is daarmee maatwerk en mede afhankelijk van de risico-inschatting
en beschikbare hulp(verleners).
Vraag 9 en 11
Hoeveel financiële middelen zijn er extra nodig om er voor te zorgen dat vrouwen die
slachtoffer zijn van huiselijk geweld, stalking of op een andere manier gevaar lopen
vanwege een (ex-)partner te voorzien van de benodigde technische hulpmiddelen?
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de genoemde motie Mutluer
waarin gevraagd wordt om een geslaagde pilot met een slachtofferdevice waarbij de
reclassering een seintje krijgt wanneer een stalker in de buurt komt van een slachtoffer
met een locatieverbod landelijk uit te rollen en standaard te maken bij stalkingzaken?
Antwoord 9 en 11
Specifiek voor het slachtofferdevice geldt dat de genoemde gesprekken die nu met gemeenten
en Valente worden gevoerd moeten leiden tot een voorstel voor het vervolg, inclusief
financiering. Voor deze gesprekken is de dit jaar uitgevoerde evaluatie van de pilot
in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, de basis. Deze evaluatie
laat zien wat ervoor nodig is om gebruik van het slachtofferdevice breder toepasbaar
te maken, inclusief de benodigde financiële middelen. Tijdens de pilotfase worden
de kosten voor extra inzet door de reclassering, de meldkamer en de devices gefinancierd
door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De kosten voor de noodzakelijke slachtofferbegeleiding
worden door gemeenten gefinancierd vanwege het decentrale sociaal domein. Een indicatie
van de kosten voor deze slachtofferbegeleiding is 5.000 tot 6.000 euro, gemiddeld
per slachtoffer voor zo lang als de inzet van het Slachtofferdevice duurt.
Vraag 10
Deelt u de mening dat een tekort aan financiële middelen geen reden mag zijn voor
het niet beschikbaar zijn van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood? Zo ja, bent
u bereid om zich samen met uw collega’s in het kabinet bij het lopend overleg over
de rijksbegroting voor 2026 in te zetten voor afdoende financiering en daarover de
Kamer uiterlijk op Prinsjesdag te informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De inzet van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood is van groot belang. Er zijn
daarvoor verschillende interventies mogelijk. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor
het organiseren van deze hulp en maken eigenstandig keuzes over de interventies die
ingezet kunnen worden, zoals AWARE en het slachtofferdevice. Gemeenten maken voor
de inkoop van deze interventies gebruik van budgetten vanuit de Decentralisatie-Uitkering
Vrouwenopvang (DUVO) en algemene uitkering. Per 2026 stelt het kabinet structureel
12 miljoen euro beschikbaar voor de vrouwenopvang en de hulp die vanuit de vrouwenopvang
wordt geboden aan slachtoffers in nood. Op dit moment zijn er geen verdere financiële
mogelijkheden om budgetten binnen deze uitkeringen uit te breiden.
Vraag 12
Hoe vaak komt het voor de daders van huiselijk geweld een huisverbod wordt opgelegd?
En hoe verhoudt zich dat tot het aantal slachtoffers dat het huis moet verlaten?
Antwoord 12
Op dit moment zijn er nog niet over alle regio’s in Nederland cijfers beschikbaar
over het aantal opgelegde tijdelijke huisverboden. Op basis van de impactmonitor huiselijk
geweld en kindermishandeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn
voor de volgende regio’s het aantal opgelegde huisverboden in 2024 (eerste en tweede
halfjaar) beschikbaar.2
Regio
2024
Groningen
60
Friesland
40
Drenthe
20
Flevoland
60
Noord-Holland Noord
55
Zaanstreek-Waterland
80
Amsterdam-Amstelland
225
Gooi en Vechtstreek
20
Utrecht
115
Hollands-Midden
160
Haaglanden
370
Rotterdam-Rijnmond
660
Gelderland-Zuid
30
Noord- en Oost-Gelderland
15
Zuid-Limburg
35
Uit de landelijke monitor «Veilige Opvang» van Valente en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) blijkt dat jaarlijks circa 5.900 slachtoffers in de veilige opvang
worden opgevangen. In 2023 betrof dit 5.715 slachtoffers.
Vraag 13
Deelt u de mening dat in het geval van huiselijk geweld de standaardpraktijk zou moeten
zijn dat de dader de woning moet verlaten en niet het slachtoffer, eventueel met kinderen?
Zo ja, waarom en in hoeverre is dat al praktijk? Wat is er nodig om er voor te zorgen
dat het de standaardpraktijk wordt dat de dader in plaats van het slachtoffer het
huis verlaat? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Antwoord 13
In gevallen van huiselijk geweld is het van belang oog te hebben voor zowel het slachtoffer
als de pleger. Wanneer sprake is van een grote mate van onveiligheid wordt het slachtoffer
momenteel veelal geconfronteerd met de gevolgen, bijvoorbeeld doordat het slachtoffer
naar de veilige opvang gaat. Er moet ook worden bekeken welke interventies ingezet
kunnen worden gericht op de pleger. Dat kan bijvoorbeeld gaan over het (tijdelijk)
verlaten van de woning. Waar mogelijk worden die interventies nu al ingezet en versterkt,
zoals het tijdelijk huisverbod waarmee de pleger tijdelijk toegang tot de woning wordt
ontzegd. In het vrijwillig hulpkader is het echter niet mogelijk af te dwingen dat
een pleger hulp aanneemt of ergens anders verblijft. Wanneer dit wel (tijdelijk) kan
worden afgedwongen, bijvoorbeeld met een tijdelijk huisverbod, zal dat niet altijd
voor volledige veiligheidsgaranties zorgen. Om die reden worden er in geval van acute,
hoge veiligheidsrisico’s vaak veiligheidsmaatregelen getroffen voor het slachtoffer,
zoals een plek in de veilige opvang. Het is zeker van belang om te bezien wat hierin
verbeterd kan worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.