Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hirsch en Dobbe over het artikel 'De schade van Schoof, Nederlands geld voor bijna 3.200 ontwikkelingsprojecten stopt dit jaar'
Vragen van de leden Hirsch (GroenLinks-PvdA) en Dobbe (SP) aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het artikel «De schade van Schoof, Nederlands geld voor bijna 3.200 ontwikkelingsprojecten stopt dit jaar» (ingezonden 12 september 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Aukje de Vries (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 7 oktober
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «De schade van Schoof, Nederlands geld voor bijna 3.200
ontwikkelingsprojecten stopt dit jaar»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u de analyse van Investico dat bijna 3.200 ontwikkelingsprojecten moeten
worden stopgezet, omdat na december 2025 het huidige beleidskader afloopt en organisaties
nog steeds geen toegang hebben tot het nieuwe beleidskader met vervolgfinanciering
voor 2026 en verder?
Antwoord 2
Nee, deze onderschrijf ik niet. Er worden geen projecten stopgezet. De financiering
die is verstrekt onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld is
gegund voor een periode van vijf jaar, voor specifieke activiteiten, die op de afgesproken
einddatum van 31 december 2025 tot de beoogde resultaten moeten leiden. Het ging dus
niet om instellingssubsidies.
Het nieuwe beleidskader Focus betreft geen vervolgfinanciering. Dit beleidskader,
dat in de eerste helft van 2026 start, is op een andere leest geschoeid. Er ligt meer
nadruk op lokaal eigenaarschap en dienstverlening en de financieringsmodellen worden
aanzienlijk vereenvoudigd. Gunning van subsidies verloopt in belangrijke mate via
nieuwe aanbestedingen. Hier komen vervolgens nieuwe projecten uit voort.
Vraag 3
Klopt het dat, door het aangenomen amendement Hirsch/De Korte2, er vanuit de Kamer voor de zomer 600 miljoen euro aan financiering beschikbaar is
gesteld voor maatschappelijke organisaties voor de periode 2026–2030? Kunt u verklaren
wat het oponthoud is waardoor organisaties nog geen toegang hebben tot deze financiering?
Antwoord 3
Als gevolg van het aannemen van het genoemde amendement is inderdaad EUR 600 miljoen
beschikbaar voor samenwerking met maatschappelijke organisaties in de periode 2026–2030.
De uitvragen en subsidiebeleidskaders binnen het Focus-beleidskader worden zorgvuldig
opgesteld, zodat deze zullen leiden tot de programma’s waarmee de doelstellingen het
beste kunnen worden gerealiseerd. De instrumenten onder het kader worden trapsgewijs
ingevoerd, met de ambitie dat alle projecten in de eerste helft van 2026 van start
gaan. Er is geen sprake van oponthoud of vertraging. Reeds in de brief van 11 november
2024 over toekomstige samenwerking met maatschappelijke organisaties3 heeft mijn voorganger aangekondigd dat de instrumenten in 2026 van start gaan.
Vraag 4
Herinnert u zich dat er door uw voorganger(s) is toegezegd om einde zomer met nadere
informatie te komen over het 50%-criterium, en nadere invulling van de subsidie-instrumenten?
Deelt u de mening dat de zomer inmiddels bijna voorbij is?
Antwoord 4
Op 19 september jl. is uw Kamer per brief geïnformeerd over deze onderwerpen.
Vraag 5
Klopt het dat, doordat u de derde bewindspersoon bent dit jaar die belast is met ontwikkelingssamenwerking
(door uw regering ontwikkelingshulp genoemd), er vertraging ontstaat bij de financiering
van projecten? Indien ja, welke maatregelen bent u van plan te gaan nemen om deze
vertraging tot een minimum te beperken?
Antwoord 5
In februari 2025 is de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp met uw Kamer gedeeld waarin
de beleidslijnen van het kabinet voor de komende jaren zijn uitgezet. Dit beleid is
door de verschillende bewindspersonen die in 2025 verantwoordelijk waren voor de inzet
op ontwikkelingshulp voortgezet. De implementatie van het beleid, waaronder de financiering
van projecten, blijft doorgaan en heeft mijn volledige aandacht.
Vraag 6, 7 en 8
Herkent u de signalen van ontwikkelingsorganisaties dat zij mensen moeten ontslaan,
terwijl die misschien over enkele maanden weer nodig zijn (maar dan wellicht niet
meer beschikbaar zijn) om waardevolle projecten door te zetten?
Op welke manieren probeert u de schade voor ontvangende organisaties te beperken?
Is het mogelijk om lopende projecten te verlengen? Kunnen organisaties waarvan niet
al het projectgeld in 2025 besteed is, dit ook in 2026 doen?
Op welke manier onderzoekt uw departement de schade die door het stopzetten en tijdelijk
wegvallen van alle financiering wordt aangericht?
Antwoord 6, 7 en 8
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, is noch sprake van het stopzetten, noch
van het doorzetten van projecten.
Mij bereiken inderdaad signalen dat ontwikkelingsorganisaties mensen ontslaan. Dit
heeft voor zowel die organisaties, als voor de betrokken medewerkers verstrekkende
gevolgen. Ik zie het echter niet als taak van de overheid om organisaties overeind
te houden. Maatschappelijke organisaties zijn, conform de geldende subsidieregelgeving,
tijdig geïnformeerd dat de subsidiebeleidskaders onder het beleidskader Versterking
Maatschappelijk Middenveld in hun huidige vorm geen vervolg zouden krijgen.
Organisaties kunnen altijd een verzoek doen tot een zogenaamde budget-neutrale verlenging.
Deze eventuele verlenging kan alleen het financieren van activiteiten betreffen om
alsnog de doelen te behalen. Dergelijke verzoeken worden van geval tot geval op hun
merites beoordeeld.
Een verlenging van de subsidies onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk
Middenveld met extra budget is juridisch zeer complex, praktisch gezien onuitvoerbaar
en bovendien financieel onhaalbaar. Daarom is het kabinet hier geen voorstander van.
Organisaties kunnen ook onder het nieuwe kader reageren op openbare aanbestedingen.
Ik informeer u hierbij ook dat het kabinet de gewijzigde motie van het lid Hirsch
c.s. (Kamerstuk 36 247 nr. 17), die de regering verzoekt een overgangsregeling uit te werken, niet zal uitvoeren.
Vraag 9
Op welke manier en wanneer informeert u de Kamer over welke onderwerpen helemaal van
de agenda verdwijnen en waarvoor geen budget meer beschikbaar is?
Antwoord 9
In de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp, die op 20 februari 2025 met uw Kamer gedeeld
is, worden de keuzes voor de belangen en thema’s waarop de inzet van het kabinet zich
richt uiteengezet. In de brief worden ook de onderwerpen genoemd waar minder of geen
budget meer beschikbaar voor is.
Het Kabinet heeft de Kamer verder geïnformeerd in antwoord op vragen over daarover
in de diverse begrotingsdocumenten. Zo zijn de effecten van de bezuinigingen uit het
Hoofdlijnenakkoord verder toegelicht in de brief van 19 september «Effecten ingezette
bezuinigingen op ontwikkelingshulp» (Kamerstuk 36 800 XVII, nr. 6). U wordt ook via de begrotingscyclus geïnformeerd over de financiële gevolgen van
mijn beleid. Zo zijn bezuinigingen uit de beleidsbrief Ontwikkelingshulp verwerkt
in de Eerste suppletoire begroting BHO 2025 (Kamerstuk 36 725 XVII).
Vraag 10
Klopt het bijvoorbeeld dat, hoewel Nederland gidsland is in relatie tot het terugdringen
van kinderarbeid, alle projecten tegen kinderarbeid (van de ILO, ngo’s en werkgevers)
dit jaar moeten stoppen en er geen vervolgfinanciering is voorzien? Voor welke andere
thema’s waar Nederland tot voor kort geld beschikbaar stelde geldt eveneens dat Nederland
er vanaf 2026 helemaal mee gaat stoppen?
Antwoord 10
Hoewel in 2024 het programma «Work: No Child’s Business (WNCB)» is beëindigd, klopt
het niet dat er dit jaar projecten specifiek gericht op het bestrijden van kinderarbeid
moeten stoppen.
Nederland heeft zich binnen de Alliance 8.7 gecommitteerd aan een roadmap met betrekking tot het terugdringen van kinderarbeid en rapporteert hier jaarlijks
op. Prioriteit is daarbij het terugdringen van kinderarbeid en arbeidsuitbuiting in
waardeketens, naast agendering en monitoring.
Ook zijn er nog verschillende programma’s die direct of indirect bijdragen aan het
tegengaan van kinderarbeid. Bijvoorbeeld «Accelerating action for the elimination
of child labour in supply chains in Africa (ACCEL Africa)», een ILO-programma gericht
op het bestrijden van kinderabeid dat loopt tot midden 2029. Daarnaast is er ruimte
om te werken aan het tegengaan van kinderarbeid in verschillende programma’s gericht
op schone en eerlijke handel, zoals binnen het Subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen
(SPVO), uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook binnen
het instrument Schone en Eerlijke Handel onder het nieuwe beleidskader voor het maatschappelijk
middenveld Focus, is ruimte om in te zetten op het tegengaan van kinderarbeid in voor
Nederland belangrijke waardeketens.
Voor de beantwoording van het tweede deel van de vraag, verwijs ik u naar het antwoord
op vraag 9.
Vraag 11
Klopt het dat door het stopzetten van deze financiering in combinatie met het stopzetten
van financiering in de Verenigde Staten4, alle expertise die nu nog aanwezig is bij ngo’s in Nederland dreigt te verdwijnen,
wat bijvoorbeeld bedrijven die kinderarbeid op een goede manier willen terugdringen
ernstig zal belemmeren in dat voornemen?
Antwoord 11
Met het aflopen van het Work: No Child’s Business (WNCB)-programma in 2024 hebben
een aantal betrokken ngo’s hun capaciteit op het thema moeten afschalen. Er is echter
zeker nog expertise aanwezig bij ngo’s en ook kennisinstellingen. Via de eerder genoemde
programma’s (SPVO en FOCUS), maar ook programma’s gericht op het toepassen van IMVO
en sectorale samenwerking (o.a. Sesam) kunnen ngo’s een rol spelen in het terugdringen
van kinderarbeid en het delen van hun kennis met bedrijven.
Vraag 12
Op welke manier is besloten deze financiering stop te zetten en niet te verlengen?
Waarom is dit besluit niet aan de Tweede Kamer voorgelegd, terwijl de Kamer in het
verleden bij herhaling moties en amendementen heeft aangenomen om de (seksuele) uitbuiting
van kinderen op de agenda te zetten en te houden?
Antwoord 12
Nederland blijft inzetten op de beleidsterreinen schone en eerlijke handel en op gezondheid
– inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). De bezuinigingen
op ontwikkelingshulp vragen echter om scherpe keuzes. Voor het bestrijden van kinderarbeid
ligt de focus op misstanden gelinkt aan voor Nederland relevante waardeketens. Het
programma over het tegengaan van seksuele uitbuiting wordt niet stopgezet, maar loopt
in februari 2026 van rechtswege af.
Vraag 13
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de start van het verkiezingsreces?
Antwoord 13
De vragen zijn helaas net niet binnen de afgesproken termijn van drie weken beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.