Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rooderkerk over de nieuwsberichten over Duitse windturbines aan de grens bij Noord-Brabant, Limburg en Gelderland
Vragen van het lid Rooderkerk (D66) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de nieuwsberichten over Duitse windturbines aan de grens bij Noord-Brabant, Limburg en Gelderland (ingezonden 4 juli 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 6 oktober 2025). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 3096
Vraag 1
Heeft u in beeld hoeveel Nederlandse huishoudens worden getroffen door dit probleem?1
Antwoord 1
De problematiek rondom de bouw van windturbines aan de grens met Duitsland is mij
bekend. Omdat ik geen bevoegd gezag ben in dezen ken ik geen exacte cijfers over hoeveel
huishoudens het betreft. De verantwoordelijkheid voor de lokale fysieke leefomgeving
ligt in beginsel bij de medeoverheden, in dit geval bij de provincies Gelderland en
Limburg en de daar gelegen gemeenten.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat de huidige gang van zaken, waarbij Nederlandse gemeentes
tevergeefs hoge juridische kosten maken, onwenselijk is, en dat ingrijpen vanuit de
rijksoverheid noodzakelijk is?
Antwoord 2
Om aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten van ruimtelijke plannen, zoals
windturbines nabij de grens, zo goed mogelijk in beeld te brengen en buurlanden daarbij
te betrekken, geldt er Europees en internationaal recht dat terug te vinden is in
het Verdrag van Espoo en de EU-richtlijnen over milieueffectrapportage. Zolang dit
recht gevolgd wordt, is er logischerwijs geen reden tot ingrijpen door de nationale
overheid en zijn landen soeverein. Daarbij geldt dat in Nederland elke overheidslaag
zijn eigen bevoegdheden heeft. Het is aan de betrokken medeoverheden, in dit geval
bij provincie Gelderland en Limburg, om indien er een vermoeden is dat het Europees
recht niet wordt nageleefd, hierop actie te ondernemen. Eventuele kosten die daarmee
gemoeid zijn zullen dus ook onder de verantwoordelijkheid van de medeoverheden.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de impact van Duitse windturbines op Nederlandse natuurgebieden,
infrastructuur (zoals de laagvliegroute van Defensie), en gezondheidsinstellingen
(zoals kliniek Trajectum)?
Antwoord 3
De impact van Duitse windturbines op Nederlandse natuurgebieden, infrastructuur en
gezondheidsinstellingen wordt door het betreffende Duitse bevoegde gezag beoordeeld
voordat een vergunning voor een windpark wordt afgegeven. Voordat een vergunning wordt
afgegeven moet zijn vastgesteld of er significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen
van Natura 2000-gebieden zijn waarbij ook de effecten op Nederlandse gebieden worden
beoordeeld. Bij de beoordeling kan het Duitse bevoegde gezag afstemming zoeken, maar
de bevoegdheid om te beslissen over de doorgang van een project is aan het Duitse
bevoegde gezag: elk lidstaat is immers bevoegd te beslissen over de activiteiten op
het eigen soevereine grondgebied. Wel hebben (aangrenzende) lidstaten de mogelijkheid
tot inspraak en de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen een dergelijk besluit.
Naast de medeoverheden is er ook afstemming met Defensie.
Vraag 4
Is er volgens u sprake van schending van Europese verdragen zoals het Verdrag van
Espoo en het Verdrag van Aarhus? Zo ja, kunt u ons informeren over de stappen die
u neemt hieromtrent?
Antwoord 4
Nee, dat kan niet in het algemeen worden gesteld. Duitsland en Nederland zijn gebonden
aan de Europese richtlijnen over de projectmerplicht en de planmerplicht. Deze zijn
omgezet in nationale regelgeving en bevatten de kaders voor mer-plicht bij wind op
land. Het Verdrag van Espoo is alleen van toepassing als er volgens deze kaders sprake
is van een plicht tot het uitvoeren van een milieueffectrapportage (mer) én er mogelijk
aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten zijn. Het Verdrag van Espoo biedt
dan verplichtingen rondom informatie-uitwisseling en overleg met een andere lidstaat
over mogelijk aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten die in het milieueffectrapport
worden beschreven.
Er is niet bij elke voorgenomen plaatsing van een windturbine sprake van een mer-plicht
en in deze gevallen is het Verdrag van Espoo dan ook niet van toepassing. Of er sprake
is van een mer-plicht kan alleen worden vastgesteld aan de hand van specifieke informatie
over een plan of project.
In Nederland is sprake van een mer-plicht bij «Oprichting, wijziging of uitbreiding
van een windpark met 20 of meer windturbines» (categorie C2 van Bijlage V van het
Omgevingsbesluit). In Nederland geldt daarnaast een mer-beoordelingsplicht bij een
park van 3 turbines of meer (kolom 3 van categorie C2).
Ook voor de inspraakverplichtingen uit het Verdrag van Aarhus geldt dat die alleen
van toepassing zijn als het gaat om besluiten over activiteiten waarvoor een milieueffectrapport
moet worden gemaakt of besluiten over activiteiten die aanzienlijke milieueffecten
kunnen hebben.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke stappen u heeft gezet om het gebrek aan inspraak te verhelpen
en (afstands)normen te harmoniseren?
Antwoord 5
Als er sprake is van aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten is inspraak
gewaarborgd via internationale verdragen, zoals het Verdrag van Espoo en het Verdrag
van Aarhus, die voorschrijven dat burgers en overheden in buurlanden de mogelijkheid
moeten krijgen om zienswijzen in te dienen en in beroep te kunnen gaan bij de rechter.
Voor wat betreft de afstandsnormen bestaat er op Europees niveau geen verplichting
tot harmonisatie van dergelijke normen, eventuele verschillen zijn het gevolg van
nationale beleidskeuzes.
Vraag 6
Welke mogelijkheden ziet u aanvullend om op nationaal niveau tot afspraken te komen
met Duitse overheden om Nederlandse lokale overheden en burgers hierin te ondersteunen?
Antwoord 6
De verantwoordelijkheid voor de fysieke leefomgeving ligt in beginsel bij de medeoverheden,
in dit geval bij de provincies Gelderland en Limburg. Het Rijk treedt alleen op als
dat nodig is vanwege een nationaal belang of internationale verplichtingen. Zoals
hierboven al aangegeven, zijn in dit geval Duitse overheden verantwoordelijk voor
de beleidskeuzes over locaties van windturbines en inspraakmogelijkheden. Mijn medewerkers
blijven wel ten alle tijden in gesprek met de Duitse autoriteiten, onder andere via
de Nederlands-Duitse Ruimtelijke Ordening Commissie (NDCRO) en andere bilaterale kanalen.
Binnen die overleggen zetten we in op vroegtijdige informatie-uitwisseling en goede
afstemming van wederzijdse plannen en procedures.
Vraag 7
Welke mogelijkheden ziet u voor de Nederlandse regering om Nederlandse lokale overheden
en burgers aanvullend te ondersteunen bij bezwaarprocedures tegen grensoverschrijdende
projecten in Duitsland?
Antwoord 7
De besluitvorming over windprojecten in Duitsland valt onder de verantwoordelijkheid
van de Duitse autoriteiten. Dit betekent dat bezwaar- en beroepsprocedures verlopen
volgens het Duitse recht. Nederlandse burgers en maatschappelijke organisaties hebben
de mogelijkheid om een beroep te doen op het Verdrag van Aarhus. Zoals onder vraag
4 toegelicht, is onvoldoende duidelijk of de Verdragen van Aarhus en Espoo van toepassing
zijn, omdat dit afhangt van het specifieke plan of project. Hierdoor is er op dit
moment geen aanleiding om vanuit het Ministerie van IenW contact te leggen met Duitse
autoriteiten. Mijn ambtenaren blijven binnen de bestaande overlegstructuren in contact
met de Duitse autoriteiten en hebben daar met elkaar transparantie, zorgvuldige inspraak
en tijdige betrokkenheid van Nederlandse en Duitse belanghebbenden voorop staan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.