Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 29 september 2025, over Mensenrechtenbeleid
32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid
Nr. 421
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 21 oktober 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 29 september 2025 overleg gevoerd
met de heer Van Weel, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 februari 2025 inzake IOB-evaluatie
van het Nederlandse mensenrechtenbeleid in een veranderende wereldorde (2017–2022)
en uitstel beleidsreactie (Kamerstuk 32 735, nr. 402);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 21 maart 2025 inzake kabinetsreactie
op de IOB-evaluatie van mensenrechtenbeleid 2017–2022 (Kamerstuk 32 735, nr. 403);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 mei 2025 inzake Rapportage
2024: Internationale Mensenrechtenprocedures (Kamerstuk 32 735, nr. 404);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 mei 2025 inzake Rapportage
Mensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorde 2024, en herinrichting decentraal
Mensenrechtenfonds (Kamerstuk 32 735, nr. 405);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 mei 2025 inzake beleidsreactie
op de periodieke rapportage Versterkte internationale rechtsorde (2015–2022) (Kamerstuk
31 271, nr. 40).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Klaver
De griffier van de commissie, Westerhoff
Voorzitter: De Roon
Griffier: Westerhoff
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van der Burg, Ceder, Dobbe, Kahraman,
Paternotte, Piri en De Roon,
en de heer Van Weel, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 18.32 uur.
De voorzitter:
Goedenavond, dames en heren. Ik open dit notaoverleg van de Tweede Kamercommissie
voor Buitenlandse Zaken over het onderwerp mensenrechtenbeleid. Het debat wordt gevoerd
met de Minister van Buitenlandse Zaken, die ik met zijn ondersteuning in het bijzonder
hartelijk welkom heet.
U heeft de spreektijden gezien. Die heeft u in een procedurevergadering al vastgelegd.
Ik ga ze nog even noemen. PVV: eerste termijn zeven minuten en tweede termijn vier
minuten. GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66 en BBB: eerste termijn zes minuten en tweede
termijn drie minuten. De overige fracties: eerste termijn vier minuten en tweede termijn
twee minuten. Als u in de eerste termijn de behoefte heeft om over de afgesproken
tijd heen te gaan, dan vind ik dat prima, maar dat gaat dan ten koste van de tijd
die u voor de tweede termijn heeft. Als de periode van uw eerste termijn, zoals die
hier op de convocatie staat, is verstreken, dan zal ik dat even kort roepen, «zes
minuten» of «vier minuten» of wat dan ook. Dan weet u dat u daar bent. Als u door
wilt praten, dan doet u dat gewoon, maar dan gaat het ten koste van uw spreektijd
in de tweede termijn.
Voor alle duidelijkheid zeg ik ook nog eventjes het volgende. Dat doe ik niet zozeer
voor de leden of de Minister, maar voor andere aanwezigen of mensen die dit op welke
manier dan ook volgen. In een notaoverleg spreken we over een aantal stukken die de
Minister ons heeft toegezonden. Het is misschien wel handig dat als we naar die stukken
verwijzen, we dat ook memoreren.
Ik begin met het woord te geven aan mevrouw Piri van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over het mensenrechtenbeleid van Nederland.
De wereld verandert sneller dan wij ons kunnen voorstellen. Autoritaire leiders rukken
op en gebruiken hun macht om de vrijheid van burgers, journalisten en het maatschappelijk
middenveld in te perken. Europa hanteert een dubbele standaard door te weigeren om
mensenrechtenschendingen, waar dan ook, consistent te beantwoorden met sancties. Rusland
en China springen maar al te graag in de gaten die president Trump overal ter wereld
achterlaat.
Voorzitter. Het gaat niet goed met de vrijheid, de democratie en de rechtsstaat in
de wereld. Dat raakt ook de veiligheid, welvaart en stabiliteit in ons eigen land.
De fractie van GroenLinks-PvdA vindt dat Nederland hier dus veel meer tegen kan en
moet doen.
Voorzitter, allereerst een woord over de Global Sumud Flotilla, de vloot van honderden
activisten, onder wie ook Nederlandse staatsburgers, die humanitaire hulp willen brengen
naar de uitgehongerde bevolking in Gaza, maar al meerdere keren is bestookt met drones.
Hier op de tribune zijn ook familieleden van die Nederlandse staatsburgers – ik sprak
hen net – die eigenlijk doen wat de taak zou moeten zijn van Europese regeringen:
ervoor zorgen dat de blokkade wordt opgeheven en humanitaire hulp aan de bevolking
in Gaza kan worden geleverd. Kan de Minister deze beschietingen, die de Flotilla al
heeft meegemaakt, klip-en-klaar veroordelen? Hoe wil de Minister de veiligheid van
Nederlandse staatsburgers beschermen? Is de Minister bereid om net als Spanje, Italië,
Griekenland en nu ook, volgens een recent bericht, Turkije, de vloot te beschermen
tegen dit soort aanvallen?
Voorzitter. Ten tweede de interne situatie in Turkije. Iedere keer dat we elkaar in
de Kamer over mensenrechten spreken, zijn de democratie en de rechtsstaat in Turkije
weer een stukje afgebroken. Een paar jaar geleden waren er de arrestaties van politieke
tegenstander Selahattin Demirtaş en mensenrechtenactivist Osman Kavala. Het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens sprak uit dat ze onterecht vastzitten en onmiddellijk
moeten worden vrijgelaten. Daarna, recent, werden ontelbare burgemeesters door Erdogan
uit het ambt gezet, met als dieptepunt de arrestatie van oppositieleider en burgemeester
van Istanbul Ekrem Imamoglu in maart dit jaar. Deze zomer kreeg hij zijn vonnis: een
celstraf van twintig maanden. Erdogan zet de afbraak van de democratie en de rechtsstaat
in Turkije in een steeds sneller tempo voort. Sinds oktober heeft Erdogan meer dan
500 mensen met betrokkenheid bij de grootste oppositiepartij CHP vastgezet. Hij blijft
de grenzen opzoeken, maar vanuit Europese hoofdsteden of vanuit Brussel horen we vrijwel
niks.
Voorzitter. Vorig jaar stemde de Kamer voor een motie van collega Kahraman en mijzelf
om het moderniseren van de douane-unie met Turkije voorwaardelijk te maken aan de
naleving van de uitspraak van het Europees Hof. Hoe geeft de Minister hier navolging
aan? Heeft het kabinet dit standpunt ook luid en duidelijk overgedragen aan de verantwoordelijke
eurocommissaris Marta Kos, die deze zomer nog op bezoek was in Istanbul, maar in een
statement over Europees-Turkse toenadering vrijwel niets schreef over de autocratisering
van dat land?
Voorzitter. Ten derde de situatie in Marokko. Drie weken geleden overleed Ahmed Zefzafi,
vader van de bekendste politieke gevangene in Marokko, Nasser Zefzafi. Ik heb Ahmed
leren kennen en mocht meemaken hoe hij de afgelopen jaren alles op alles heeft gezet
om zijn zoon vrij te krijgen. De liefde en toewijding voor zijn zoon waren een inspiratie.
Het is diep-, dieptreurig dat hij een vrijlating niet meer zal meemaken.
Voorzitter. Dit Marokkaanse regime veroorzaakt voor vele families ongelofelijk veel
leed, voor de Hirak-activisten. Nog steeds houden de autoriteiten vele mensen onterecht
vast. We zien daarnaast de repressie en de beknelling van de persvrijheid en de vrijheid
van meningsuiting: de censuur, de lastercampagnes, de intimidatie van journalisten
en activisten. We zagen ook dit weekend weer hoe protesten tegen een falende en onderdrukkende
overheid hardhandig worden neergeslagen. Veel jongeren ervaren niet alleen een gebrek
aan burgerlijke vrijheden maar ook de armoede, de ondermaatse publieke voorzieningen
en bovenal het gebrek aan een toekomst. Daarom kiezen veel Marokkaanse jongeren, zeker
uit de Rif, in de hoop op een beter leven voor de gevaarlijke overtocht naar Europa.
Het is dus onze taak, ook in ons eigen belang, om daar iets aan te doen. Daarom stel
ik de volgende vragen aan de Minister.
Zet het kabinet zich nog steeds in voor de vrijlating van Zefzafi en de andere Hirak-activisten?
Is het Actieplan Nederland-Marokko nog actief? Wat is op dit moment de mensenrechtendialoog
met Marokko? Wanneer heeft de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken zich voor
het laatst kritisch geuit over de interne mensenrechtensituatie? Heeft deze Minister
nog over mensenrechten gesproken met zijn Marokkaanse collega in New York op 24 september?
Voorzitter. Tot slot een overkoepelend punt. Ik ken de achtergrond van deze Minister,
zijn tijd bij Defensie, als raadsadviseur van de Minister-President en als topfunctionaris
bij de NAVO. Het staat buiten kijf dat de Minister de wereld vanuit een geopolitieke
en strategische bril bekijkt. Daarom zou ik hem willen vragen of hij ook kan erkennen
dat de internationale politiek niet alleen een strijd met wapens is, maar ook een
strijd met ideeën. Het is voor hem, als liberaal, ook cruciaal om voor Nederlandse
waarden op te komen, om op te komen voor de vrijheid van meningsuiting in Marokko,
voor het kiesrecht en de onafhankelijke rechtspraak in Turkije en voor alle vrijheden
en rechten die nu in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever op grote schaal worden
geschonden, zeker nu de Amerikaanse president USAID heeft ontmanteld, steun voor journalisten,
onderzoekers en activisten overal ter wereld intrekt en in eigen land de rechtsstaat
probeert af te breken. Daarom hoop ik dat de Minister ook de instrumenten waardeert
die wij zelf hebben om democratie, rechtsstaat en mensenrechten te bevorderen. Bij
aanvang van dit kabinet is besloten om flink te korten op de mensenrechtenprogramma's.
Ik zal per motie een voorstel doen om in ieder geval de Matra- en Shiraka-fondsen
te repareren. Ik hoop dat de Minister ook bereid is om verder te kijken naar het herstel
van bijvoorbeeld het Mensenrechtenfonds. Graag een reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Piri; precies in de u toegemeten tijd, waarvan akte. Ik zie dat
er op dit moment geen interrupties zijn. Het woord is dus aan mevrouw Dobbe van de
SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Met het oog op de tijd zou ik me graag willen aansluiten bij de vragen
van mevrouw Piri als het gaat over de uitholling van het internationaal recht door
het hanteren van een dubbele standaard en over hoe het staat met het beschermen van
de Flotilla.
Ik wil het ook hebben over vrouwenrechten. Vrouwenrechten zijn mensenrechten. Daarmee
gaat het niet goed. In de rapportage over mensenrechten lezen we dat discriminatie
van meisjes en vrouwen is toegenomen en dat de juridische bescherming van meisjes
en vrouwen is verslechterd. Tegelijkertijd beschrijft het rapport een sterke groei
van de antirechtenbeweging. Dat is wat we zien en horen van vrouwenrechtenverdedigers
van over de hele wereld. De rechten van vrouwen en meisjes staan wereldwijd zwaar
onder druk.
Het laatste onderzoek van het European Parliamentary Forum laat zien dat in totaal
1 miljard dollar – 1 miljard dollar! – wordt geïnvesteerd in die wereldwijde antirechtenbeweging,
afkomstig van religieuze organisaties in de Verenigde Staten en Europa, maar bijvoorbeeld
ook van organisaties die banden hebben met Poetins Rusland. Dit gaat om de rechten
van vrouwen zoals Azenath uit Kenia, die zich inzet tegen geweld tegen vrouwen, van
Sidel uit Zuid-Sudan, die werd mishandeld toen ze zwanger was en nu voor zichzelf
en andere vrouwen opkomt, van Rabo uit Burkina Faso, die zich inzet voor vrouwen die
zelfstandig als boer aan de slag willen, van de vrouwen zonder gezicht, die steeds
verder onzichtbaar worden gemaakt in Afghanistan of van vrouwen die slachtoffer worden
van het enorm toegenomen, fatale huiselijke geweld in Oekraïne. Vrouwenrechten zijn
mensenrechten; vandaar dat ik de volgende vragen heb voor de Minister.
De regering bezuinigt op vrouwenrechten en het feministische buitenlandbeleid. Begrijpt
de Minister dat het onuitlegbaar is, zeker als de antirechtenbeweging zo toeneemt
en de rechten van vrouwen verslechteren? Welke gevolgen hebben deze bezuinigingen
nou eigenlijk? Daar hebben we namelijk meermaals om gevraagd en nog steeds geen antwoord
op gekregen.
In de rapportage wordt ook het belang genoemd van het decentraal Mensenrechtenfonds.
We hebben verschillende ambassades gesproken die zeiden dat ze belangrijke projecten
op het gebied van mensenrechten of vrouwenrechten moeten stoppen. Wat zijn de gevolgen
daarvan? Kan de Minister daar inzicht in geven? Het uitsluiten van beleidsbeïnvloeding
op nationaal niveau betekent dat het werk van veel organisaties wordt bemoeilijkt.
Denk aan vrouwenrechtenactivisten die worden belemmerd in het spreken met bijvoorbeeld
Nederlandse beleidsmakers. Of denk aan situaties waarin organisaties mensenrechtenschendingen
in conflictgebieden met Kamerleden willen delen. Erkent de Minister dat? Is hij bereid
deze uitsluiting te schrappen en bij het subsidiekader op inhoud te kijken?
In de mensenrechtenrapportage lezen wij ook dat Nederland als gastland van het Internationaal
Strafhof zich ervoor inzet dat het Strafhof onafhankelijk kan functioneren. Dat staat
onder druk. De Verenigde Staten legden eerder al sancties op aan het Internationaal
Strafhof en op 20 augustus werden door Trump weer nieuwe sancties ingesteld. Want
volgens Trump is het hof een bedreiging voor de nationale veiligheid van de Verenigde
Staten. Vorige week kwam het nieuws dat de Verenigde Staten overwegen algehele sancties
op te leggen aan het Strafhof. We verwachten dan een stevige reactie en steun van
onze regering. Ik heb ook naar de persconferentie vorige week gekeken. Schoof zei
daar: «Die nieuwe sancties zijn er nog niet. We beraden ons op het moment dat die
sancties er zijn en dan zullen we kijken wat onze reactie zal zijn.» Nou, in mijn
oren klinkt dat niet als een stevige reactie. Kan de Minister ons vertellen wat precies
de reactie en de actie van dit kabinet is geweest op deze nieuwe ronde sancties in
augustus tegen het Strafhof? Wat gaat de Minister doen tegen de dreiging van nog meer
sancties? Het kan toch niet zo zijn dat we alleen maar afwachten?
2024 was een dieptepunt als het gaat om geweld tegen journalisten. Het wegvallen van
Amerikaanse steun zorgt ervoor dat de onafhankelijke pers nog zwaarder onder druk
staat. Onafhankelijke journalistiek is cruciaal voor elke democratie. Is er een actieplan
van deze regering om dit dieptepunt te keren? Wat gaat deze Minister daartegen doen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe. Ook u zit binnen de u toegemeten tijd. Dan kunnen we luisteren
naar de heer Kahraman van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Kahraman (NSC):
Voorzitter, dank u wel. Voor Nieuw Sociaal Contract zijn mensenrechten een kernwaarde.
Wij vinden het belangrijk dat Nederland zich internationaal blijft inzetten voor de
bescherming daarvan. Ook erkennen wij dat ons land, ondanks zijn relatief beperkte
omvang, met zijn mensenrechtenagenda stevig bijdraagt. Met belangstelling hebben wij
de IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid gelezen, inclusief de aanbevelingen.
Ik hoor graag van de Minister welke lessen hij daaruit trekt en welke aanbevelingen
volgens hem duurzaam te implementeren zijn en welke helaas botsen met de politieke
realiteit van vandaag.
Voorzitter. Persoonlijk ligt één mensenrecht mij heel na aan het hart, namelijk geloofsvrijheid.
Anno 2025 staat dit recht wereldwijd zwaar onder druk. Of het nu gaat om vervolgende
christenen in het Midden-Oosten, Afrika of Azië, Oeigoeren in China of hindoes in
Pakistan en Bangladesh: steeds vaker worden mensen vervolgd om hun geloof. Het lijkt
wel of onze eeuw de eeuw van de jacht op andersgelovigen dreigt te worden. Laat ik
het Midden-Oosten als voorbeeld nemen, de bakermat van het christendom. In 1940 leefden
daar circa 13 à 14 miljoen christenen, zo'n 13% van de bevolking. Vandaag zijn het
er nog maar 5 tot 6 miljoen, slechts 3% van de bevolking. Daarmee is het absolute
aantal christenen in de regio sinds 1940 gehalveerd, terwijl de totale bevolking ruim
verviervoudigd is. Geweld en vervolging hebben hele christelijke gemeenschappen uit
het Midden-Oosten verdreven. Daarom ben ik ook hier; misschien kent u mijn geschiedenis.
Maar dit is geen verleden tijd. Ook vandaag worden christenen massaal verdreven. Op
de website van Open Doors lezen wij bijvoorbeeld over Sub-Sahara-Afrika: «Gewelddadige
aanvallen zijn er aan de orde van de dag. Extreem geweld verdrijft christenen van
huis en haard. Hun bezittingen worden verbrand, hun levens ontwricht, families getraumatiseerd.
Het geweld is doelgericht en strategisch. Mannen worden gebroken, vrouwen vernederd,
gezinnen opgejaagd, met als doel de kerk te verzwakken.» Ook in Afrika zien we dus
een explosie van geweld tegen christenen. Met 380 miljoen vervolgden vormen zij de
grootste vervolgde geloofsgroep ter wereld. Mijn vraag aan de Minister is dan ook:
wat doet Nederland zowel in EU-verband als mondiaal om ervoor te zorgen dat christenen
niet van hun geboortegrond worden verdreven?
Voorzitter. Vandaag spreken we in algemene zin over het Nederlandse mensenrechtenbeleid,
maar ik wil in dit debat – een van mijn laatste in deze Kamer – stilstaan bij twee
specifieke casussen. De eerste is Tibet. Sinds de inlijving van de jaren vijftig door
China leeft de bevolking daar onder zware onderdrukking. Culturele, sociale en politieke
rechten worden systematisch geschonden. De Tibetaanse taal verdwijnt uit scholen.
De dalai lama, inmiddels 90 jaar oud, heeft decennialang internationaal aandacht gevraagd
voor de Tibetaanse zaak. Zelfs mijn kinderen weten wie hij is. Maar wat gebeurt er
als deze bijzondere man er straks niet meer is? Zijn we voorbereid op het vacuüm dat
dan zal ontstaan? Zien wij in dat China dat moment ongetwijfeld zal aangrijpen om
meer grip te krijgen op Tibet en dat het Tibetaanse volk mogelijk opnieuw in verzet
zal komen, met alle risico's van verschrikkelijk geweld van dien? Ik vraag de Minister
of zulke scenario's in internationaal verband besproken worden. Daar is ook een motie
over ingediend en aangenomen een tijd geleden. Ik ben dus heel benieuwd hoe die motie
is uitgevoerd.
De tweede casus is Papoea-Nieuw-Guinea. Kort na mijn aantreden als Kamerlid ontving
ik daar vertegenwoordigers van. Zij vertelden over het ontzetten van zelfbeschikking,
landonteigening en ernstige ecologische problemen. Hun verhalen maakten diepe indruk
op mij en eerlijk gezegd wist ik toen nauwelijks iets van de mensenrechtensituatie
daar. Des te belangrijker dat ik het hier aankaart. Gelet op onze historische band
met de regio en met Indonesië in het bijzonder, vind ik dat Nederland hier een bijzondere
verantwoordelijkheid draagt. Mijn vraag aan de Minister: is hij bekend met de situatie
in Papoea-Nieuw-Guinea en ziet hij ruimte voor Nederland of de EU om hierin een rol
van betekenis te spelen? Een van de indringende verzoeken die ik van de vertegenwoordigers
heb gehoord, was of de mensenrechtenambassadeur van Nederland en liefst die van de
EU eindelijk eens West-Papoea wil bezoeken, een bezoek dat de broodnodige internationale
aandacht kan geven aan hun erbarmelijke en vaak vergeten situatie.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Ceder. Ik merk voor de heer Ceder en de heer Van
der Burg nog even op: in deze termijn vier interrupties per fractie, en interrupties
in tweeën. Het woord is nu aan de heer Ceder voor zijn eerste interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Fijn dat ik hier mag zijn. Even een dubbelcheck. U heeft het
over Papoea-Nieuw-Guinea, maar u bedoelt denk ik West-Papoea.
De heer Kahraman (NSC):
Ja.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Even ook voor de mensen die meekijken. Dat wilde ik even dubbelchecken. Dank.
De heer Kahraman (NSC):
Mijn verzoek aan de Minister is dus om te kijken of de mensenrechtenambassadeur van
Nederland, en liefst ook die van de EU, een keer een bezoek kan brengen aan West-Papoea
om de situatie onder de aandacht te brengen. Mijn vraag aan de Minister is of hij
dit verzoek wil omarmen en of hij wil toezeggen dat hij zich hiervoor actief zal inzetten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kahraman. Dan is het woord aan de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel, voorzitter. Wie weleens in het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk is geweest,
die kent misschien wel de Weg van de Buitenlandse Pers aldaar. Ik zie geknik. Dat
is een bijzondere straatnaam voor een weg in een klein dorpje in Zeeland, die zijn
oorsprong kent in de Watersnoodramp van 1953. Toen daar de dijken doorbraken, 1.836
mensen omkwamen en ruim 100.000 mensen al hun bezittingen verloren, kreeg Nederland
hulp van over de hele wereld. Dat was mede met dank aan de internationale journalisten
die verslag deden en de ravage en het leed naar huiskamers over het de hele wereld
brachten.
Dat laat precies zien waarom een vrije en veilige pers zo belangrijk is, en precies
daarom zouden wij ons allemaal zorgen moeten maken over het feit dat record na record
wordt gebroken als het gaat om opgepakte, gewonde en zelfs gedode journalisten. «Op
een dag zal deze camera uit mijn handen vallen», zei fotojournaliste Mariam Abu voordat
zij gedood werd door het Israëlische leger. In maart dit jaar werd journalist Farouk
gedood tijdens een droneaanval in Sudan. Of neem Javier Hércules, die op straat werd
doodgeschoten in Honduras.
Voor D66 is het heel belangrijk dat we journalisten wereldwijd beschermen. Niet alleen
omdat zij het recht hebben om vrij en veilig hun werk te doen, maar ook omdat zij
een cruciale rol spelen in het tegengaan van desinformatie vanuit landen als Rusland
en China. Vorig jaar deed ik daarom samen met collega Boswijk een voorstel voor het
versterken van onafhankelijke media in West-Afrika. Ons amendement is aangenomen.
Rusland is daar actief bezig met het ondermijnen van het Westen met propaganda. Kan
de Minister toelichten wat de stand van zaken hiervan is?
Voorzitter. Ik was begin dit jaar in Oekraïne en zag daar ook met eigen ogen wat het
effect is van Russische desinformatie. Er was een Oekraïense vrouw die mij vertelde
dat haar familie in Rusland nog steeds gelooft dat er in Oekraïne wordt gevochten
tegen de nazi's, zelfs als zij haar familieleden vertelt dat het niet zo is. Zowel
voor nu als voor de toekomst van Oekraïne in Europa is journalistiek dan ook van levensbelang.
Ik vond het daarom teleurstellend dat vrije en onafhankelijke media geen expliciet
onderdeel was van de inzet gericht op de wederopbouw van Oekraïne. Ik zou de Minister
willen vragen of hij bereid is dat alsnog te agenderen en/of Nederlandse middelen
bedoeld voor de wederopbouw in te zetten voor de ondersteuning van onafhankelijke
media.
Voorzitter. Over de forse bezuinigingen op de Shiraka- en Matra-programma's heeft
collega Piri een aantal heel belangrijke dingen gezegd. Daar sluit ik mij graag bij
aan. Ik zou nog willen vragen of de Minister erkent dat het Shiraka-programma aantoonbaar
bijdraagt aan stabiliteit, goed bestuur en economisch perspectief in Noord-Afrika
en het Midden-Oosten, en daarmee ook aan de Europese veiligheid en het beheersen van
de migratiedruk.
Voorzitter. Dan ga ik naar Gaza, zonder er een Gazadebat van te maken, zeg ik tegen
BBB, hier overigens niet aanwezig. Als het om mensenrechten gaat, dan vraagt dat ook
om consequent te zijn, want in Gaza zijn inmiddels meer dan 1.700 zorgverleners omgekomen.
Dat zijn de mensen die het recht op zorg voor burgers mogelijk maken. De toegang tot
ziekenhuizen en basiszorg krimpt met de dag. Ik zag net nog het bericht dat UNICEF
heeft gevraagd om de evacuatie van 25 couveusekinderen na een aanval op weer een ziekenhuis
in Gaza-Stad.
Ziekenhuizen in Nederland hebben aangegeven bereid te zijn om deze kinderen op te
vangen. Niet allemaal, maar in ieder geval een aantal. Er is zelfs financiering. Er
is gespecialiseerde hulp beschikbaar die in de regio niet voorhanden is en er zijn
bovendien ook kinderen door de WHO geselecteerd die dringend in aanmerking komen voor
een medische evacuatie. Het gaat dus om een concrete, haalbare en levensreddende stap.
Hoe kan de Minister dan toch blijven pleiten voor hulp in de regio, terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie,
UNICEF en Save the Children aangeven dat de noodzakelijke medische capaciteit daar
ontbreekt? Wat is er precies zo controversieel aan het helpen van een aantal zieke
en gewonde kinderen dat dit hier nog niet gebeurt? Het feit dat we het hier niet over
eens kunnen worden en dat er steeds met slechts één stem verschil wordt besloten over
het lot van deze kinderen, is moeilijk te verteren.
Voorzitter. Voor de familieleden van de Flotilla die nu onderweg is naar Gaza... Er
zijn een aantal mensen hier aanwezig. Mevrouw Piri heeft daar vragen over gesteld.
Ik zou de Minister nog willen vragen of hij misschien kans ziet om ook even kort met
de familieleden van gedachten te wisselen.
Voorzitter. Mevrouw Dobbe zei terecht dat ook vrouwenrechten wereldwijd onder druk
staan. Alle bezuinigingen van dit kabinet, zowel op de begroting van deze Minister
als op die van de Staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking, maken de positie
nog weer iets kwetsbaarder dan die al was. Kan de Minister toelichten wat er per 2026
zal veranderen met betrekking tot de inzet voor vrouwenrechten, aangezien er dan weer
een nieuwe bezuinigingsronde plaatsvindt?
Ik zou in dat kader ook willen benoemen dat ik teleurgesteld ben dat zo'n groot deel
van deze Kamer het recht op zelfbeschikking niet serieus neemt en het voorstel van
D66 om abortus aan te merken als mensenrecht niet wilde steunen. De Minister wilde
dat wel, maar een meerderheid van de Kamer deelt dat niet. Partijen als CDA of NSC
zeggen zich niet te willen bemoeien met wet- en regelgeving in andere landen, maar
dat hoor ik eigenlijk nooit als het gaat over bijvoorbeeld christenvervolging, waar
ze zich – terecht! – stevig tegen inzetten, zoals net ook weer. Ik hoop dus dat de
Minister hier kan toezeggen dat hij zich onverminderd voor het recht op veilige abortus
zal blijven inzetten.
Voorzitter, tot slot een paar woorden in aanvulling op wat de heer Kahraman zei. We
hadden hierover laatst ook samen een motie ingediend. Recent is in China de jonge
activiste Zhang Yadi opgepakt op beschuldiging van separatisme. Ze had zich tijdens
haar studie in Frankrijk uitgesproken voor de rechten van Tibetanen. Dat raakt ons
ook hier in Europa persoonlijk, omdat zij deel uitmaakte van onze academische en maatschappelijke
netwerken. Wij zien steeds vaker dat Chinese studenten hier eigenlijk niet meer de
vrijheid van meningsuiting hebben waarvan je zou willen dat iedereen in Europa erover
beschikt. Kan de Minister toezeggen dit signaal onder de aandacht te brengen bij het
kabinet en bij onze Europese partners? Het is belangrijk dat studenten en activisten
hier in vrijheid hun stem kunnen laten horen.
De voorzitter:
Dank, meneer Paternotte. Een vraag voor u van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Een van de vele onderwerpen die hier vandaag langskomen, heeft de heer Kahraman aangestipt,
namelijk de situatie in West-Papoea. Het is mij afgelopen zomer niet gelukt om deel
te nemen aan de delegatiereis, maar ik weet dat een aantal Kamerleden dat wel hebben
gedaan. U was daar een van. Ik vroeg me af of de situatie van de Papoea's daar besproken
is. Ik kon in het reisverslag lezen dat de situatie aldaar wel aangestipt is, maar
niet of en in hoeverre het ook een factor was om te bekijken wat we als commissie
voor dit vaak vergeten conflict kunnen betekenen.
De heer Paternotte (D66):
Ja, het is een onderwerp dat vaak langs is gekomen. We hebben onder andere een bezoek
gebracht aan een groep Indonesische journalisten die daar voor een groot tijdschrift
werkt. Je zou kunnen zeggen: dat is het Elsevier of Vrij Nederland of De Groene Amsterdammer
van Indonesië. Zij vertelden, vanuit het perspectief van de vrijheid van journalistiek,
hoe moeilijk het is om verslag te doen vanuit West-Papoea van de ontbossing daar en
van de impact die dat op lokale gemeenschappen heeft. Dat geldt sowieso voor de situatie
van de gemeenschappen in West-Papoea, die natuurlijk vaak geïsoleerd leven. Daarbij
is het enorme welvaartsverschil binnen Indonesië tussen het meest westelijke deel
en het meest oostelijke deel van het land ook heel duidelijk zichtbaar. In die context
is daar dus over gesproken. Het ging bijvoorbeeld ook over dat handelsverdrag met
Indonesië. In de gesprekken die in het kader daarvan kunnen ontstaan, is het van belang
om ook aandacht te vragen voor de situatie in West-Papoea, ook vanwege het verleden
en het feit dat West-Papoea natuurlijk twaalf jaar langer, meen ik, bij Nederland
heeft gehoord dan Indonesië.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor deze toelichting, die breder is dan de toelichting die ik zelf had kunnen
vinden. U heeft gelijk over de schrijnende situatie. En los van dat West-Papoea onderdeel
van Nederland is geweest, heeft Nederland hun ooit ook onafhankelijkheid beloofd,
maar dat is niet waargemaakt. Decennia later zien we dat er mensenrechtenschendingen
plaatsvinden. Ik kan dan niet anders dan concluderen dat Nederland vanuit een historische
verantwoordelijkheid in ieder geval nog de zorgplicht heeft om zich daarover te buigen.
U noemde net ook de handelsovereenkomst. Die is volgens mij in concept; het loopt
nu, maar is nog niet akkoord bevonden door beide partijen. U gaf aan dat u dat wilt
gebruiken om het gesprek aan te gaan. Ik zou eerder willen dat je dat randvoorwaardelijk
maakt, dus voordat je die stap maakt. Dan gebruik je het nu dus als hefboom om verbeteringen
omtrent die structurele schendingen af te dwingen. Ik vroeg me af hoe u daarnaar kijkt.
Vinden wij D66 daarbij aan onze zijde?
De heer Paternotte (D66):
Om iets af te dwingen in een land als Indonesië heb je invloed nodig. Ik vond het
bijzonder om te merken dat wij nog best veel met Indonesië bezig zijn, als voormalige
kolonie, terwijl in geen enkele van de gesprekken ook maar één gesprekspartner actief
de koloniale geschiedenis heeft opgebracht. Het is voor Indonesiërs gewoon iets wat
heel ver in de achteruitkijkspiegel zit, omdat er sinds die tijd in dat land ongelofelijk
veel is gebeurd. Ze kijken naar de regio: Australië is voor hen belangrijk en China
is voor hen het allerbelangrijkst. En China heeft nul komma nul scrupules bij alle
operaties daar, bij nikkelmijnen bijvoorbeeld. Denk aan de omstandigheden van de arbeiders
in het oosten, bij Celebes en de eilandengroepen daar. Als je daar dus impact wil
hebben, dan moet je daar zijn. Je moet dus bijvoorbeeld niet je diplomatieke netwerk
afbouwen, je moet inderdaad vanuit mensenrechten investeringen doen én je moet handeldrijven
om überhaupt betekenis te hebben voor de Indonesiërs. Er zit daar echt wel frustratie
over het feit dat het zo lang duurt en zo ingewikkeld is om met Europa tot handelsafspraken
te komen. Ik denk dat dat inderdaad heel erg belangrijk is voor Europa. Dat is overigens
ook in ons eigen belang, vanwege alles wat Trump doet, maar ook omdat we dan misschien
een positief verschil kunnen maken, niet alleen voor die gemeenschappen, maar bijvoorbeeld
ook voor het klimaat, want de ontbossing in West-Papoea is natuurlijk ook buitengewoon
slecht voor het klimaat.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van der Burg van de VVD.
De heer Van der Burg (VVD):
Ja, voorzitter, en ik ga mijn tijd absoluut niet volmaken. Om te beginnen geef ik
even aan dat ik het volledig eens ben met het laatste antwoord van de heer Paternotte
richting mijn collega Ceder. Ik denk dat we daar echt volstrekt op dezelfde manier
in zitten. Dat is ook een beetje kenmerkend voor dit debat, want daar waar de een
voor een huurverhoging is en de ander ertegen of de een voor een bezuiniging is of
de ander ertegen, zitten hier volgens mij alleen maar partijen aan tafel die mensenrechten
buitengewoon belangrijk vinden. Dat blijkt ook wel uit het feit dat mijn halve bijdrage
door collega's al min of meer is genoemd. In die zin houd ik het dus kort.
Ik begin met twee enigszins wezensvreemde onderwerpen voor vandaag, beide ook al eerder
genoemd. De eerste is de Flotilla. Er wordt in Nederland natuurlijk verschillend gedacht
over of die vloot had moeten gaan, ja of nee. Maar dat laat onverlet dat één, schepen
op open zee in z'n algemeenheid veilig moeten zijn en twee, er Nederlanders bij betrokken
zijn en Nederlanders in den vreemde altijd ondersteuning kunnen krijgen van de Nederlandse
overheid als zij die hulp nodig hebben. Ik hoor daar dus graag de reactie van de Minister
op.
Het tweede raakt een beetje aan dit onderwerp en werd ook al genoemd door mevrouw
Piri. U kunt ook niet uitsluiten dat er later in dit proces een motie ten tonele verschijnt
waar de naam van mevrouw Piri onder staat, maar ook die van mij. Dat betreft de Matra-
en Shiraka-vragen die zijn gesteld. Dat lijkt te gaan over het versterken van democratie
in andere landen en dat lijkt te gaan over het versterken van partijstructuren, maar
daarmee gaat het indirect natuurlijk heel nadrukkelijk over mensenrechten, daar democratie
toch de beste waarborg is om mensenrechten te handhaven, te verkrijgen of te verbeteren.
Dus in die zin sluit ik me ook aan bij mijn collega's.
Laten we kijken naar de Nederlandse prioriteiten op het gebied van mensenrechten.
Ik pik er op dit moment even drie uit, ook omdat voor mij de heer Kahraman al sprak
en na mij de heer Ceder zal spreken. De heer Ceder kennende denk ik dat hij een prioriteit
zal benoemen die de heer Kahraman ook al heeft benoemd. Ik pik er op dit moment dan
even de vrouwenrechten uit. Waarom pik ik de vrouwenrechten eruit? Los van het feit
dat vrouwen in het algemeen in de wereld in heel veel landen een slechtere startpositie
hebben dan mannen, zien we dat geweld tegen vrouwen, zeker als er sprake is van conflictsituaties
– daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan Oekraïne en Rusland, of aan Nigeria en Boko
Haram – als oorlogswapen wordt ingezet. Denk aan seksuele uitbuiting en alles wat
daarbij komt. Dat geeft nog een extra dimensie als het gaat om vrouwenrechten. Daar
vraag ik specifiek aandacht voor bij de Minister en ik vraag om een reflectie erop.
Een ander punt dat ik toch even wil benoemen, hoewel we er in dit gezelschap niet
over zullen verschillen, betreft de lhbti-rechten. Die raken sowieso aan seksuele
vrijheid, waar mijn collega ter rechterzijde al wat over heeft gezegd. Dat was specifiek
in relatie tot abortus, maar in dit geval heb ik het over lhbti, het kunnen zijn wie
je wilt zijn. Er zijn nog steeds 35 landen waar het verboden is, 9 landen waar je
levenslang kunt krijgen en 7 landen waar de doodstraf erop staat, gewoon op zijn wie
je bent, op houden van wie je houden wilt. Dus ook daar vraag ik extra aandacht voor.
Tot slot, voorzitter, de mensenrechtenactivisten. Ik houd het kort, want de namen
die ik op mijn lijstje had staan, zijn al door collega's van GroenLinks-PvdA en D66
genoemd. Waarom noem ik juist de mensenrechtenactivisten? Omdat wij hier met enige
regelmaat stevige discussies hebben in de Kamer. Omdat wij hier demonstraties hebben
tegen het regeringsbeleid, waar soms de wenkbrauwen bij worden gefronst. Maar dat
alles kunnen wij doen in de vrijheid van onze democratie. Uiteindelijk staat er voor
ons zoals we hier om deze tafel zitten en voor de mensen die demonstreren in Den Haag
en zich daarbij aan wet- en regelgeving houden, niets op het spel. Voor deze mensenrechtenactivisten
– ik verwijs dan even naar de al eerder genoemde mevrouw Yadi uit China – staat letterlijk
hun vrijheid, zo niet hun leven, op het spel. Ik vind dat wij dus in veel meer gevallen
die individuen moeten steunen, en niet alleen die activisten die om wat voor reden
dan ook de internationale media veel weten te halen. Navalny was daar natuurlijk een
nadrukkelijk voorbeeld van. Juist die individuen houden in heel veel landen het vuur
van de hoop overeind. Daarom vraag ik daar nog specifiek aandacht voor bij de Minister.
De voorzitter:
Dank, meneer Van der Burg. U krijgt een interruptie van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Dit raakt even aan waar ik zelf net over begon. Ik had vlak voor dit debat nog even
contact met het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie. Er zijn drie kinderen
geselecteerd door de WHO. Eentje heeft leukemie. Eentje heeft een ewingsarcoom en
de andere heeft een neuroblastoom. Het zijn kinderen tussen 6 en 15 die heel dringend
hulp nodig hebben die niet in de regio geboden kan worden. De kinderen komen uit Gaza.
De VvAA, de artsenvereniging, wil dit helemaal financieren. Op dit moment zijn er
geen andere kinderen in het Prinses Máxima Centrum die deze zorg nodig hebben, dus
ze zouden dit kunnen krijgen. De WHO wil ook voorzien in het transport. Is er een
mogelijkheid dat Nederland deze week de stap kan zetten om deze drie kinderen te helpen?
De heer Van der Burg (VVD):
Ik ga erop antwoorden, zeg ik tegen de heer Paternotte. Dit raakt in beginsel niet
aan het onderwerp van vandaag, mensenrechten. Als de heer Paternotte vindt dat het
wel raakt aan mensenrechten, zeg ik dat er geen verschil is tussen deze drie kinderen
die in Gaza wonen, en vergelijkbare kinderen die in Sudan, in Mali, in Congo of in
tientallen andere landen in de wereld wonen waar de gezondheidszorg heel slecht is.
Zij komen met de ziektes die de heer Paternotte net beschreef ook niet in aanmerking.
Dat vind ik het ingewikkelde aan het debat dat we op dit punt met elkaar hebben. Gaza
staat volledig terecht flink in de belangstelling. Maar dat betekent niet dat de situatie
in andere landen op het gebied van gezondheidszorg niet vergelijkbaar is, of wellicht
nog erger. Hier staat in ieder geval nog een schijnwerper op, die niet op andere staat.
Ik kende het voorbeeld van de heer Paternotte niet. Op het moment dat de heer Paternotte
de vraag stelde, heb ik wel meteen aan mijn medewerkers gevraagd om hier informatie
over op te halen. Want ik vind niet dat ik iets ins Blaue hinein moet zeggen. Ik wil
me er even in verdiepen. Dus die vraag heb ik uitgezet.
Ik ga nu dus geen antwoord geven op de vraag, maar de Minister gaat er ongetwijfeld
op reageren. Dat is één. En twee. We hebben deze week nog een aantal andere debatten,
waarin u dan een duidelijk antwoord van mij mag verwachten. Nu wil ik even wat meer
informatie erover hebben, maar in zijn algemeenheid zeg ik: verschrikkelijk. U noemt
nu toevallig drie kinderen met drie verschrikkelijke ziektes, maar zo kunnen we er
nog meer doen. Dat geldt helaas niet specifiek voor Gaza. In heel veel landen in de
wereld is dat het geval.
De heer Paternotte (D66):
Dat klopt inderdaad. Een ander land is bijvoorbeeld Oekraïne. Ik denk dat we heel
trots mogen zijn dat we heel veel kinderen uit Oekraïne hier in Nederland hebben kunnen
helpen en ook hebben kunnen opereren. In tegenstelling tot de rest van West-Europa
geldt dat nog voor geen enkel Palestijns kind uit Gaza, terwijl dat natuurlijk wel
de plek op de wereld is waar ... Ik weet niet of er ergens zo'n hoog percentage van
de bevolking gedood is of zwaar gewond is geraakt. Mede daarom is er natuurlijk zo'n
enorme behoefte, ook bij heel veel Nederlanders, om iets bij te dragen, zodat een
aantal kinderen het wel overleeft. Ik vind het heel bemoedigend dat de heer Van der
Burg zegt hierover informatie op te vragen. Ik zal hem zelf ook nog even meer informatie
sturen. Ik hoop heel erg dat we hier als Tweede Kamer in deze laatste Kamerweek een
stap in kunnen zetten, dat we ervoor kunnen zorgen dat het kabinet het mandaat heeft
om een aantal kinderen wel te gaan helpen.
De heer Van der Burg (VVD):
Enige nuancering naar aanleiding van de woorden van de heer Paternotte: we zijn niet
het enige land in West-Europa. Er zijn andere landen in West-Europa die hetzelfde
beleid voeren als Nederland, namelijk geen kinderen of mensen hiernaartoe halen. Dat
is één. Twee. De aantallen die gehaald worden, verschillen heel sterk per land. Ze
blijven een druppel op een gloeiende plaat. Ik zeg er meteen bij: als jij toevallig
onder die druppel valt, ben je daarmee wel degelijk geholpen. Maar ik zie het kabinet,
ook in zijn voorstellen van vorige week, voorstellen neerleggen waarmee het zegt:
wij kunnen voor hetzelfde geld – dat bedoel ik letterlijk, maar ook figuurlijk – meer
doen daar dan wij hier zouden kunnen doen. Dat is nog even los van het feit dat we
de snelheid van hulp daar hoger kunnen laten zijn. Het kabinet komt als het goed is
naar aanleiding van de discussie die we vorige week hebben gehad nog met meer informatie.
Die moet niet alleen de stelling van het kabinet onderbouwen, namelijk dat men daar
meer en sneller kan dan hier, maar ook aangeven hoe de 25 miljoen die is vrijgemaakt,
wordt besteed en welk effect dat heeft. Ik wil dat dus in ieder geval even afwachten.
Tot slot klopt het dat er een onderscheid is tussen Oekraïne en niet alleen Gaza,
maar ook Sudan en andere landen. Dat heeft ermee te maken dat Oekraïne letterlijk,
zeg ik tegen de Europeaan Jan Paternotte, onze buur is. Wij zeggen: wij moeten onze
verantwoordelijkheid als buur pakken voor onze buren. Dat is iets wat de afgelopen
jaren het verschil heeft gemaakt tussen oorlogsvluchtelingen vanuit Oekraïne en mensen
die vluchten voor oorlogen in de rest van de wereld, of het nu gaat om Gaza of Sudan
of Congo.
De voorzitter:
Uw tweede interruptie, meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Volgens mij zegt niemand: laten we hetzelfde doen als bij Oekraïne. Ik geloof dat
er iets van 120.000 Oekraïners in Nederland zijn. Van hen worden er inderdaad veel
geholpen. Met die medische evacuaties gaat het natuurlijk alleen om de mensen die
echt geen hulp in de regio kunnen krijgen. Als zij in die regio de hulp kunnen krijgen,
ben ik daar helemaal voor. Maar dit gaat om mensen over wie Artsen zonder Grenzen
en de Wereldgezondheidsorganisatie allemaal zeggen: de plekken zijn er in de regio
gewoon niet meer. Dan wordt er echt een beroep gedaan op westerse landen die welvarend
genoeg zijn en goede ziekenhuizen hebben om daar te hulp te schieten, om levens te
redden. Dus «een druppel op een gloeiende plaat» ... Het gaat gewoon om een aantal
kinderen die je kunt redden en anders niet. Dat maakt de vergelijking met alle andere
landen natuurlijk mank gaan, of het nou Oekraïne is of Sudan. Ik hoop dat wat de heer
Van der Burg zegt, betekent: we gaan er in ieder geval over nadenken en we zeggen
deze week niet «never nooit niet». Ik denk dat dat belangrijk is. Ik stelde de vraag
ook in dit debat omdat de Minister morgen niet bij het debat met de Minister-President
is, maar ik denk dat deze Minister wel een belangrijk stempel drukt op het besluit
dat we deze week uiteindelijk gaan nemen.
De voorzitter:
Meneer Van der Burg, mag het kort zijn? We blijven namelijk wel heel lang op dit onderwerp
hangen.
De heer Van der Burg (VVD):
Ja, voorzitter, maar ik zat zeer ernstig ruim binnen mijn acht minuten, dus in die
zin geef ik u ook weer wat tijd terug.
De voorzitter:
In die zin neem ik u ook niks kwalijk, maar het zou toch prettig zijn als we toekomen
aan meer thema's, die ook aan de mensenrechten raken – misschien wel meer dan dit
onderwerp.
De heer Van der Burg (VVD):
Maar dat is een inhoudelijk standpunt en daar gaat u als voorzitter, met alle respect,
niet over.
Dat gezegd hebbende zeg ik tegen de heer Paternotte dat ik samen met collega Bevers
en collega Van Campen afgelopen week een goed gesprek heb gehad met Artsen zonder
Grenzen. Als VVD hebben wij ook mede steun gegeven aan het voorstel van GroenLinks-PvdA
tot de sessie van afgelopen donderdag. We hebben gezorgd dat het aankomende donderdag
door kan gaan. Als het goed is, heeft mevrouw Piri daar vandaag mede namens ons stappen
in gezet. Zij knikt, dus dat beschouw ik maar even als een bevestiging. Dat hebben
we nou juist ook gedaan om die informatie boven tafel te krijgen.
Dat voor nu, voorzitter.
De voorzitter:
Dan een vraag van mevrouw Piri. Ik zie dat mevrouw Dobbe daarna ook nog wil.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik wil hier even op doorgaan. Het klopt wat de heer Van der Burg zegt: we hebben
donderdag nog een rondetafel met artsen uit de regio die daar ook gewerkt hebben.
Maar ik wil toch even ingaan op de argumenten van de heer Van der Burg. Natuurlijk,
er zijn overal ter wereld conflicten; waarom zou je het ene kind wel helpen en het
andere kind niet? Is de heer Van der Burg het met mij eens dat er twee belangrijke
verschillen zijn ten opzichte van alle andere kinderen in andere conflicten? Het eerste
is dat de Wereldgezondheidsorganisatie heel specifiek een verzoek heeft neergelegd
bij Europese regeringen om nu door te gaan met deze evacuatie, waar veel van onze
bondgenoten op zijn ingegaan. Die verzoeken liggen er niet vanuit andere conflictgebieden.
Dat ten eerste. Ten tweede: Israël is traditioneel een bondgenoot van Nederland. Alle
mogelijkheden voor medische behandelingen en ziekenhuizen in Gaza zelf zijn door onze
bondgenoot kapot gebombardeerd, waardoor er ter plekke op dit moment geen enkel functionerend
ziekenhuis is. Brengt dat niet met zich mee dat wij natuurlijk een extra verantwoordelijkheid
hebben ten opzichte van andere conflicten?
De heer Van der Burg (VVD):
Ik wil op beide punten graag ingaan, ten eerste op het WHO-verzoek. Als ik nou één
punt van kritiek mag hebben op de WHO, dan is het dat dat verzoek er inderdaad alleen
ligt vanuit Gaza, want de World Health Organization zou in tegenstelling tot andere
instanties juist neutraal begaan moeten zijn met alle conflictslachtoffers in de wereld
of alle personen in de wereld die ziektes hebben, zoals de heer Paternotte die zojuist
in zijn drie voorbeelden beschreef. Ik verwijt de World Health Organization dat ze
dat juist niet heeft gedaan, want dat klinkt als meer aandacht besteden aan de een
dan aan de ander, wat je juist van de World Health Organization niet mag verwachten,
los van het feit dat we een probleem zouden hebben als bij al die conflicten dezelfde
vraag wordt gesteld aan westerse landen.
Op het tweede punt heeft mevrouw Piri natuurlijk volledig gelijk. Het woord «blij»
past niet bij dit hele conflict, maar ik was tevreden dat deze Minister samen met
zijn Deense collega en nog een hele trits andere collega's – ik heb begrepen dat het
initiatief werd genomen door Denemarken – heeft gezegd dat die gezamenlijke groep
landen, waarvan de Minister ongetwijfeld het exacte aantal kan noemen, Israël onder
druk gaat zetten in de zin van: «Luister even, mensen; jullie zijn verantwoordelijk
voor wat er gebeurd is in Gaza. Wij willen de Gazanen helpen. Dan moeten jullie dat
mogelijk maken op de Westbank, waar de voorzieningen daarvoor zijn.» Ik had dit bewaard
voor een debat later deze week, maar nu dit toch door mevrouw Piri op tafel is gelegd,
hoor ik graag van de Minister of hierin stappen zijn gezet en, zo ja, welke en wat
de reactie is. Hierin heeft mevrouw Piri immers gewoon een punt: Israël is verantwoordelijk
als dader van het vernietigen van die ziekenhuizen. Er ligt dus een extra verantwoordelijkheid
bij Israël om te kijken of dit kan worden opgelost. Aangezien wij een andersoortige
relatie hebben, snap ik de vraag van mevrouw Piri goed.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Met dat laatste ben ik blij. Wat dat eerste betreft: ik ben niet van oordeel dat het
een politiek besluit is van de Wereldgezondheidsorganisatie. Ik denk dat dat te maken
heeft met ...
De heer Van der Burg (VVD):
Ik heb het woord «politiek» niet gebruikt.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dat klopt, maar u impliceert dat daar misschien met verschillende maten wordt gemeten.
Dat zou ik niet willen zeggen. Ik denk dat er bijna geen conflict ter wereld is waar
zo veel slachtoffers kind zijn en dat er ook geen conflict ter wereld is waar op dit
moment in de regio én in het land zelf geen enkele medische faciliteit meer beschikbaar
is. Ik heb geen kritiek op wat deze regering nu doet, namelijk extra hulp vrijmaken.
Het is heel goed om Palestijnen door Palestijnen te laten helpen op de Westelijke
Jordaanoever. Ik moedig dat ook echt van harte aan. Volgens mij is dat de beste oplossing,
maar dat zal niet morgen gebeuren. Op dit moment zijn er gewoon duizenden ernstig
zieke kinderen en we krijgen elke dag het bericht dat mensen die op de evacuatielijst
staan, komen te overlijden omdat geen van de landen hen heeft opgenomen. Ik was van
plan om in dit debat een motie in te dienen. Daar gaan we wel pas donderdag over stemmen;
dan hebben we ook de rondetafel gehad. Al vraag je de regering niet om de evacuatie
te doen – er zijn genoeg organisaties die bereid zijn om dat vliegtuig en medisch
personeel te regelen – ik zou de heer Van der Burg toch willen vragen om de regering
te vragen om in ieder geval toe te staan dat Nederlandse ziekenhuizen die mensen kunnen
behandelen. Het enige wat we vragen van het kabinet is om die visa af te geven.
De heer Van der Burg (VVD):
Ik hoor vooral een vraag aan het kabinet, via de interruptiemicrofoon, via mij. We
hebben deze week nog een aantal debatten. Ik sluit niet uit dat die allemaal een Gazaanse
component zullen kennen, zodat we de besluitvorming donderdagavond aan het eind, met
al die informatie, kunnen doen. We hebben deze week ook een debat dat, als het goed
is, zou moeten gaan over bijvoorbeeld een land als Sudan, en niet over Gaza. Niet
omdat Gaza niet belangrijk is, maar omdat we een aantal andere debatten hebben, zoals
nu, waarin het wel aan bod komt. Ik heb mezelf heel ernstig voorgenomen om de komende
tijd niet het conflict met collega's te zoeken, maar verbinding te zoeken binnen en
buiten deze Kamer. Maar dan, zo zeg ik tegen mevrouw Piri, weet ik niet of ik het
met haar stelling eens ben dat dit het ergste of heftigste conflict is. Want als je
kijkt naar Sudan, waar het niet gaat om 2 miljoen mensen on the run, maar waar het
gaat om 10 miljoen mensen in beweging, waar het gaat om 150.000 doden... Percentages
zijn belangrijk, maar het gaat uiteindelijk om de absolute aantallen, want een mens
is geen onderdeel van een percentage. Maar absolute aantallen dus, en dan zie je dat
zo'n conflict als in Sudan er ook wel heel erg in hakt. Maar goed, we hebben komende
donderdagavond alle informatie, ook van de Minister, en dan zullen we onze – weer
een Engelse term – mind opmaken. Nou ja, u begrijpt wat ik bedoel.
De voorzitter:
Mevrouw Piri voor een vervolginterruptie.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat is misschien goed, want ook dit argument wordt vaak gebruikt. We zullen dan
in al mijn compromisbereidheid ook even meegaan, en schappelijk antwoorden aan de
heer Van der Burg dat ik denk dat er een heel groot verschil met dit conflict is:
het is namelijk onze bondgenoot die dit doet. Sterker nog, het zijn westerse landen
die wapens leveren. Wij zijn de grootste handelspartner van het land. Dat brengt een
bepaalde verantwoordelijkheid met zich mee, omdat je veel meer instrumenten hebt en
dan druk kan zetten, ook om iets als zo'n conflict te stoppen. Maar ik zeg hierbij
toe aan de heer Van der Burg: elk voorstel dat vanuit de VVD zal komen om humanitaire
hulp mogelijk te maken, al is het de evacuatie van mensen naar Nederland vanuit Sudan,
zal mijn fractie steunen, en ik hoop hetzelfde voor de kinderen uit Gaza.
De heer Van der Burg (VVD):
Ik meen dat er nu écht geen vraag richting mij meer in zat, voorzitter, dus dan laat
ik dit even voor nu.
De voorzitter:
Dat klopt. Dan is mevrouw Dobbe aan het woord, voor haar interruptie.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, dank u wel. Mevrouw Piri gaf eigenlijk twee extra redenen om nog te overwegen
waarom dit anders is dan bijvoorbeeld het leed, dat ook heel erg is, op andere plekken
in de wereld. De heer Van der Burg weet bijvoorbeeld dat ik ook echt begaan ben met
Sudan en het menselijk leed daar, maar daar gaat het natuurlijk niet om. Ik wil daar
een extra argument aan toevoegen, ter overweging, voor de heer Van der Burg. Is de
heer Van der Burg het met ons eens dat er, omdat wij het Genocideverdrag hebben getekend,
een extra verantwoordelijkheid ligt, ook voor Nederland, zodra er een risico op genocide
is of genocide plaatsvindt? Het is maar hoe je dat weegt op dit moment. Dus zelfs
als we het niet op dezelfde manier zouden wegen, dan is er nu dus een extra verantwoordelijkheid
om die genocide te voorkomen, dan wel te stoppen. En er is dus ook een extra reden
om die medische evacuaties van kinderen uit Gaza toe te staan.
De heer Van der Burg (VVD):
De hier aanwezige collega's zal ik geen van allen een verwijt maken met betrekking
tot hun stellingname als het gaat om andere conflicten, zoals dat in Sudan. En al
helemaal mevrouw Dobbe niet, want zij is wel de grootste voorvechtster als het gaat
om aandacht blijven vragen voor Sudan. Ik voorspel wel – en doordat ik dit in de openbaarheid
zeg, kan mijn voorspelling vrij makkelijk teniet worden gedaan – dat als we deze week
een debat hebben over Sudan, de kans dat daar dan vijftien fracties het woord voeren,
vrij gering is, terwijl als wij een debat agenderen dat gaat over Gaza, normaal gesproken
alle vijftien partijen aan tafel zitten. Dat is niet alleen maar een agendakwestie;
dat is ook een prioriteitskwestie van een aantal partijen. En overigens terecht noemt
mevrouw Piri buiten de microfoon een aantal partijen die er nu niet zijn, waarbij
ik ter rechterzijde van de VVD kijk – dit voor de kijkers. Dus dat onderscheid wordt
wel degelijk gemaakt.
Dat gezegd hebbende, het feit dat wij het verdrag ondertekend hebben, vind ik een
minder relevant gegeven. Of we het verdrag nou wel of niet getekend hadden: wij dienden
er altijd alles aan te doen om genocide tegen te gaan. Dat kan voor mij dus niet ter
discussie staan. Ook als wij geen verdragspartij waren geweest bij het Genocideverdrag,
denk ik nog steeds dat mevrouw Dobbe en ik alle twee hadden gevonden dat je er alles
aan moet doen om genocide waar ook ter wereld tegen te gaan. Mevrouw Dobbe en ik verschillen
erover van mening of we met de voorstellen die hier zijn gedaan, niet in dit specifieke
debat maar in den brede in de afgelopen tijd, de maatregelen hadden kunnen nemen waarmee
een bepaald gedrag van de Israëlische regering gecorrigeerd zou zijn. Door sommige
partijen hier wordt datgene genocide genoemd. Andere partijen blijven daarvan weg.
De meeste partijen in deze Kamer, in ieder geval de VVD, vinden dat mensenrechten
geëerbiedigd dienen te worden, dat verdragen geëerbiedigd dienen te worden en dat
het oorlogsrecht geëerbiedigd dient te worden. We hebben de afgelopen tijd een heleboel
voorbeelden gezien waarin dat niet het geval is, en dus dient er te worden opgetreden.
Daarover verschillen mevrouw Dobbe en ik niet van mening. Maar dat betekent voor mij
niet dat we in deze specifieke situatie om die reden een extra verplichting hebben
om mensen uit, in dit geval, Gaza op te nemen. Daarmee heb ik niet gezegd dat er geen
andere redenen kunnen zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe nog.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel voor het wat uitgebreide antwoord. Kijk, dat Genocideverdrag bestaat natuurlijk
niet voor niets. Als je het vraagt, is natuurlijk iedereen tegen genocide. Iedereen
vindt dat je ertegen moet optreden. Maar het Genocideverdrag is niet alleen een morele
verplichting. Je gaat ook een juridische verplichting aan. Dat is wel een verschil.
Er zijn natuurlijk allerlei redenen om deze kinderen hiernaartoe te halen en kinderlevens
te redden. Als je dan kijkt naar de juridische verplichting en de extra verplichting
die er door dat Genocideverdrag bestaat, dan zou je wel kunnen zeggen dat je alles
moet doen wat kan om die genocide te voorkomen of stoppen. Dat betekent dus ook dat
je het onder dat verdrag moet doen als je de kans krijgt om kinderlevens te redden.
Is de heer Van der Burg het daarmee eens? Het gaat hier niet over de kinderen die
wel in de regio geholpen kunnen worden doordat we daar investeren in de capaciteit
– dat is supergoed – maar specifiek om de kinderen voor wie dat te laat komt en die
door die investeringen niet geholpen zijn, bijvoorbeeld ongetwijfeld de drie voorbeelden
die de heer Paternotte noemde.
De heer Van der Burg (VVD):
Als u het goedvindt, blijf ik weg bij de drie voorbeelden die de heer Paternotte noemde.
Misschien dat mevrouw Dobbe het kan en misschien dat de heer Paternotte het kan, maar
ik kan met de data die ik op dit moment heb niet beoordelen of die drie kinderen hier
morgen wel geholpen kunnen worden terwijl dat niet sneller zou kunnen in de regio.
Dat zeg ik op basis van de informatie die ik heb, zeg ik tegen de heer Paternotte.
Ik wil wel graag van de Minister, hopelijk al voor een deel in dit debat, maar ten
behoeve van de besluitvorming donderdag in ieder geval ook voor de debatten die we
verderop in deze week hebben, weten of er inderdaad stappen zijn gezet om ervoor te
zorgen dat het daar sneller en meer kan dan hier zou kunnen. Dat is namelijk het argument
dat de Minister namens het kabinet steeds gebruikt; dat is de onderbouwing geweest
van het argument van het kabinet. Dat moeten we dan ook wel zien. Stel dat de Minister
nu niks zou zeggen en over een maand met een antwoord komt, dan ondergraaft dat zijn
stelling dat het daar sneller kon. Daar wil ik dus graag meer over horen van de Minister,
alsook over de stappen die zijn gezet na het Deense initiatief. Dan kan ik mijn mening
daarover opnieuw opmaken.
De voorzitter:
We kunnen nog niet naar de volgende spreker, want we gaan naar de heer Paternotte
voor zijn interruptie.
De heer Paternotte (D66):
Ik zit nog een beetje na te denken. Zit ik nu te luisteren naar de heer Van der Burg
die zegt «we hebben een goed gesprek gehad met Artsen zonder Grenzen en twijfelen
of er misschien niet toch een reden is om hier als Nederland een beweging te maken»
of somt hij een aantal redenen op om dat toch niet te doen? Dat is het een beetje:
ik weet niet waar ik nu naar heb zitten luisteren. Het voorbeeld van Sudan is enerzijds
natuurlijk heel begrijpelijk, want er vallen daar ongelofelijk veel slachtoffers,
net als in Gaza en bijvoorbeeld inderdaad ook in Congo. Aan de andere kant is Europa
niet de grootste handelspartner van Sudan, zoals wel van Israël. We zijn geen belangrijke
bondgenoot van Sudan of van de Rapid Support Forces, zoals wel van Israël. Zoals mevrouw
Piri inderdaad zegt, heeft de Wereldgezondheidsorganisatie daar ook geen directe oproep
gedaan omdat er daar geen mogelijkheid is om een aantal kinderen daar weg te halen.
Ik zal de informatie zo delen, maar voor alle duidelijkheid: het voorbeeld dat ik
net aanhaalde, kwam van experts van het Prinses Máxima Centrum, die binnen het wereldwijde
netwerk voor kinderen met kanker in de regio kinderen hebben onderzocht en zeggen
dat ze deze kinderen niet in die regio kunnen helpen. Dat wordt onderschreven door
de WHO, Artsen zonder Grenzen en Save the Children. De Wereldgezondheidsorganisatie
wil het transport ook verzorgen. Het enige wat Nederland dus zou hoeven doen, is het
niet eens betalen, maar zorgen dat die kinderen de reis mogen maken.
De heer Van der Burg (VVD):
Drie dingen. Eén. De heer Paternotte zei net: de grootste handelspartner Europa. Mevrouw
Piri zei net: de grootste handelspartner Nederland. Ik meen dat ik de Minister in
zijn bijdrage vorige week, of de week daarvoor – we hebben vaak debatten over dit
onderwerp, dus ik weet niet meer precies wanneer de Minister het heeft gezegd – heb
horen zeggen dat het vooral veroorzaakt werd door wat ik kortheidshalve nu maar even
de «Zuidas-constructies» noem. Daar hoor ik dus graag een reflectie op van de Minister.
Ik maak daarom even een onderscheid tussen mevrouw Piri en de heer Paternotte, want
die zeiden volgens mij net iets anders. Dat gezegd hebbende, het is niet aan mij om
van het gesprek dat ik samen met mijn twee collega's met Artsen zonder Grenzen heb
gehad de inhoud naar buiten te brengen van wat Artsen zonder Grenzen erover heeft
gezegd.
Komende donderdag hebben we een rondetafelgesprek. Dan zal ik een aantal vragen stellen,
bijvoorbeeld over de hoeveelheid kinderen die volgens Artsen zonder Grenzen in Nederland
geholpen kan worden, en wat dit zou betekenen. In de beslotenheid van dat gesprek
hebben we dat besproken. Ik zal dat daar dan ook vragen, opdat we die data vanuit
mijn kant gezien in ieder geval publiekelijk hebben. Dan kunnen we erbij stilstaan,
in vergelijking tot datgene wat de Minister zegt. Dus nog even los van de drie specifieke
casuïstieken gaat het mij erom dat er zo veel mogelijk kinderen worden geholpen. Onder
andere daarover wil ik in het rondetafelgesprek van donderdag dus vragen stellen,
omdat we daar dan ook... Als ik «de Minister ermee confronteren» zeg, klinkt het agressief,
maar zo bedoel ik het niet. We kunnen het de Minister dan in ieder geval voorhouden,
zodat de Minister kan aangeven hoe het kabinet ernaar kijkt als het gaat om «maar
we kunnen ergens anders meer doen» of «nee, dat kan toch niet». Daar wil ik dan graag
meer over weten van de Minister.
De voorzitter:
Meneer Paternotte nog? Nee? Dan zie ik dat mevrouw Dobbe nog een interruptie wil plaatsen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik hoop echt dat de VVD serieus gaat kijken en ook goed gaat luisteren in dat rondetafelgesprek.
Ik hoop ook echt dat we daar deze week het verschil kunnen maken. Ik heb nog een andere
vraag voor de heer Van der Burg, die gaat over het Strafhof. We zien dat er sancties
richting het Strafhof zijn gegaan, al eerder dit jaar, vanuit de Verenigde Staten.
In augustus zagen we nieuwe sancties. Nu hangt er geloof ik een algeheel sanctiepakket
in de lucht. Dat komt er misschien nog aan. Ik vraag mij af of de heer Van der Burg
het met ons eens is dat we meer zouden moeten en kunnen doen om het Strafhof daartegen
te beschermen. Het is een onafhankelijk hof, maar het is ook cruciaal voor de internationale
rechtsorde, bijvoorbeeld ook om mensen zoals Duterte onafhankelijk te kunnen aanklagen.
Moeten wij niet veel meer doen? Ik hoorde Schoof in die persconferentie zeggen dat
we nog even moeten kijken en dat er misschien wel of geen sancties komen. Er zijn
al sancties. Wat vindt de heer Van der Burg daarvan?
De heer Van der Burg (VVD):
Wij zijn verdragspartner bij het Verdrag van Rome, waar het Strafhof uit voortkomt.
Ik vind dat alle verdragspartners moeten staan voor het verdrag, voor het hof en voor
de uitvoering daarvan. Ook wat dit betreft vind ik het feit dat wij gastheer zijn
– ik moet in dit geval eigenlijk «gastland» zeggen – minder relevant dan het feit
dat wij verdragspartner zijn. Op het moment dat de onafhankelijke positie van het
hof in gevaar dreigt te komen doordat een niet-verdragspartner een actie onderneemt,
vind ik dat het kabinet, samen met andere verdragspartners, alles uit de kast moet
halen om het hof daartegen te beschermen. Ik verwacht ook dat de Minister daarin de
maximale stappen zet.
Mevrouw Dobbe (SP):
Heeft de heer Van der Burg ook ideeën over welke stappen dat zouden moeten zijn? Als
wij vragen welke acties wij nu als Nederland ondernemen om het Strafhof te beschermen,
dan horen we vooral dat er «diplomatie is achter de schermen», voor zover ik dat goed
heb begrepen. Maar er zijn natuurlijk ook andere maatregelen mogelijk. Je zou bijvoorbeeld
kunnen denken aan het geven van meer ondersteuning wat betreft de ICT-systemen; dat
is iets waar het Strafhof misschien onder lijdt. Mevrouw Piri heeft eerder een motie
aangenomen gekregen over de antiboycotverordening vanuit Europa. Daarvan heeft het
kabinet gezegd: dat is nu nog niet opportuun. Zijn dat bijvoorbeeld maatregelen die
de heer Van der Burg zou kunnen steunen als het kabinet daarmee komt? Zou hij dat
alsnog kunnen steunen als het kabinet daar niet mee komt, maar de Kamer?
De heer Van der Burg (VVD):
Of ik überhaupt nog vertrouwen heb in bijvoorbeeld een bedrijf als Microsoft, is afhankelijk
van wat er de komende tijd in de Verenigde Staten gebeurt. De signalen die ik tot
nu toe krijg wat betreft andere bedrijven in Amerika zijn daarbij weinig tot niet
hoopgevend. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat wij als Nederlandse overheid
totaal afhankelijk zijn – dat geldt overigens ook voor een groot deel van onze economie
– van een aantal van die Amerikaanse techbedrijven. Ik denk dat mevrouw Dobbe dus
een goed punt neerlegt als het gaat om wat we hierin kunnen doen en wat hierbij de
risico's zijn voor een land als Nederland. Als Microsoft rare dingen doet, zou het
die niet alleen kunnen doen met het hof, maar ook met andere organisaties in de Nederlandse
samenleving, inclusief de overheid. Enerzijds hoor ik graag, voor zover dat in de
openbaarheid kan, de reflectie van de Minister daarop. Maar ik kan me ook heel goed
voorstellen dat sommige dingen niet in de openbaarheid worden gezegd, omdat het gaat
over zaken waarop dan weer door een bedrijf dan wel een regering kan worden gereageerd.
Los daarvan verwacht ik eigenlijk ook van de Minister – ik bedoel dit niet in de zin
dat ik hem nu een opdracht geef, maar in de zin dat ik hem zo inschat – gezien zijn
karakter en zijn capaciteiten, dat hij alles zal doen om ervoor te zorgen dat het
hof zo sterk mogelijk kan blijven functioneren.
De voorzitter:
Dank voor deze vragen. Dank voor de antwoorden van de heer Van der Burg. Dan kunnen
we nu volgens mij wel door naar de heer Ceder, voor zijn inbreng namens de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. Het is goed dat we vandaag spreken over het Nederlandse mensenrechtenbeleid,
want de mensenrechten staan wereldwijd onder druk, de geopolitieke wereldorde verandert
en kwetsbare mensen zijn daarvan de dupe. Ik wil in dat kader allereerst stilstaan
bij een vaak vergeten conflict: de situatie in West-Papoea. Want het klopt, zoals
net ook is gezegd, dat vrijwel alle partijen aanschuiven bij een debat over Gaza,
maar dat er veel minder aanwezig zijn bij een debat over Sudan. Bij een hoorzitting
over de situatie in West-Papoea van een tijdje geleden, was er naast de ChristenUnie
maar één andere partij aanwezig: de Partij voor de Dieren.
West-Papoea is een wond in de wereldgeschiedenis die vaak wordt vergeten. Nederland
heeft onafhankelijkheid beloofd; dat is een belofte die nooit is ingelost. Nederland
heeft in dat proces daarom ook een bijzondere verantwoordelijkheid en zorgplicht als
het gaat om de mensenrechtenschendingen, juist omdat wij historisch gezien verbonden
zijn. Toch valt mij op hoe weinig aandacht dit thema krijgt in de Kamer, terwijl de
feiten schrijnend zijn. Volgens verschillende organisaties zijn er de afgelopen jaren
vele, vele Papoea's gedood door geweld. Tienduizenden zijn intern ontheemd geraakt.
Er is sprake van gigantische ontbossing en een gigantisch armoedeverschil tussen Indonesië
en het westelijke gedeelte, waaronder West-Papoea. Tegelijkertijd worden vreedzame
demonstraties regelmatig hard neergeslagen en zitten politieke gevangenen vast omdat
zij hun recht op vrije meningsuiting oefenden. Die mensen wachten op gerechtigheid
en op een stem, ook vanuit de Kamer. Daarom ook de vraag of de Minister kan bevestigen
of de situatie in West-Papoea besproken is tijdens het recente bezoek van de Indonesische
president aan onze Koning. Zo niet, waarom niet?
Juist in een tijd waarin mensenrechten onder druk staan, moet ik helaas constateren
dat het bevorderen van mensenrechten steeds minder prioriteit heeft gekregen van de
Nederlandse regering, zeker ook onder dit demissionaire kabinet. Economische belangen
lijken te prevaleren. Een concreet voorbeeld hiervan is de CEPA-overeenkomst, waarover
vorige week de onderhandelingen tussen de EU en Indonesië zijn afgerond, terwijl er
mensenrechtenschendingen plaatsvinden, zoals ik al eerder heb aangegeven, en daar
weinig tot geen aandacht voor is. Nederland heeft daarin wel een zorgplicht jegens
de bevolking daar. Daarom mijn vraag: op welke manier wordt met CEPA geborgd dat mensenrechten
worden gerespecteerd? Is dit nu volgens de Minister voldoende? En als dit niet voldoende
is, is de Minister dan bereid om zich binnen de Raad hard te maken voor een stevige
mensenrechtenbepaling? En wil hij zich ook verzetten tegen een akkoord, zolang die
mensenrechtenschendingen tegen de bevolking voortduren? Wil hij dit randvoorwaardelijk
maken? Erkent de Minister dat economische belangen mogelijk misschien juist ook een
schroom vormen om de situatie in West-Papoea structureel aan te kaarten?
Voorzitter. Dan over vrijheid van godsdienst en christenvervolging. Daar vraag ik
geregeld aandacht voor. Wat hieraan gekoppeld is, is dat er in veel landen waar vervolging
plaatsvindt geen recht is op godsdienstvrijheid. Sterker nog, in een aantal landen
staat er nog de doodstraf op godslastering, blasfemie of afvalligheid. Christenen
bevinden zich daar met enige regelmaat, vaak zelfs na onbewezen beschuldigingen, in
de dodencel. Als we vanuit Nederland een geloofwaardig mensenrechtenbeleid willen
voeren, kunnen we daarover niet stil blijven. Er moet een einde komen aan blasfemiewetgeving
waar de doodstraf op staat. Het is ook raar dat landen waarin deze wetgeving geldt,
die ook misbruikt wordt, alsnog lid kunnen worden van een orgaan zoals de VN-Mensenrechtenraad
en vervolgens moeten toezien op naleving van mensenrechten elders. Is de Minister
daarom bereid om zich ervoor in te zetten om landen waarin geen volledige godsdienstvrijheid
geldt, met blasfemiewetten en daaropvolgend de doodstraf, te weren uit de VN-Mensenrechtenraad?
En is de Minister bereid om zich met een kopgroep van gelijkgezinde landen in te zetten
voor het opstellen van een verdrag dat de doodstraf op godslastering, blasfemie of
afvalligheid afschaft?
Voorzitter. Nog twee vragen. Hoe garandeert de Minister dat bepaalde prioriteiten,
bijvoorbeeld de vrijheid van religie en levensovertuiging, binnen het grotere geheel
van de landenlijst van het Mensenrechtenfonds niet het onderspit delven? Wordt het
budget bijvoorbeeld wel evenredig verdeeld over de prioriteiten?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Dan wil ik zelf ook nog een inbreng brengen. Ik vraag aan
de heer Paternotte of hij daarvoor de voorzittershamer wil hanteren. Dat wordt aangemoedigd
door anderen, zie ik.
Voorzitter: Paternotte
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer De Roon. Hij spreekt namens de
fractie van de PVV.
De heer De Roon (PVV):
Dank u, voorzitter. Als het begrip «mensenrechten» een synoniem zou zijn voor het
begrip «economie», dan kun je niet anders dan concluderen dat we al negentien jaar
in een diepe recessie zitten, want in iedere jaarlijkse mensenrechtenrapportage die
we mogen ontvangen, wordt steeds weer geconstateerd dat het telkens weer slechter
gaat met de mensenrechtensituatie wereldwijd. Het holt achteruit, voor het negentiende
jaar op rij dus. Dat lees ik tenminste allemaal in de Mensenrechtenrapportage 2024.
Voorzitter. Nederland probeert die achteruitgang te stoppen en mensenrechten te beschermen
en te bevorderen door middel van de uitvoering van beleid dat jaarlijks tientallen
miljoenen euro's kost. En hoewel de PVV tegen alle vormen van ontwikkelingshulp is
en we ook deze vorm willen stoppen, zien we dat sommige projecten en initiatieven
met betrekking tot de mensenrechten op zichzelf beschouwd natuurlijk wel nobel zijn,
zoals de internationale projecten tegen antisemitisme en projecten voor de vrijheid
van meningsuiting. Nobel, maar slechts een druppel op een gloeiende plaat: in het
grote geheel van de wereldgemeenschap is het totaal niet effectief wat Nederland doet,
vooral niet in landen waarin de religieuze en culturele gewoonten verdere positieve
ontwikkelingen in de weg staan. Het blijft daar dus vechten tegen de bierkaai. Het
kabinet noemt de opkomst van autocratische landen als voornaamste oorzaak van het
verval. Die analyse klopt deels, maar met de belangrijke toevoeging dat het Westen
ten opzichte van die opkomende landen ook verzwakt. Dat is vooral een enorm probleem,
temeer omdat internationale mensenrechten een belangrijk maar wel degelijk westers
construct zijn. Deelt de Minister de analyse dat de afnemende macht van het vrije
Westen vrijwel parallel loopt aan de verslechterende mensenrechtensituatie wereldwijd?
Graag een reactie van de Minister.
Meer filosofisch kun je ook de vraag oproepen of universele mensenrechten nog wel
universeel zijn. Ze worden namelijk niet meer breed gedragen. Ook daarop graag een
reactie van de Minister.
Voorzitter. Met dit pleidooi wil ik zeggen dat de achteruitgang van de mensenrechtensituatie
fundamentele oorzaken kent. Dat zijn oorzaken die niet zullen verdwijnen vanwege door
Nederland gefinancierde mensenrechtenprojecten. Ook de aanbevelingen van de IOB, die
geagendeerd staan voor dit debat, zullen dat tij niet keren. In de eerste plaats is
dat natuurlijk omdat de evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid een hoog
gehalte heeft aan de slager keurt zijn eigen vlees. Daarnaast ziet mijn fractie ook
niet in hoe de aanbevelingen, zoals het gerichter aansturen van ambassades, het behoud
van capaciteit en het verankeren van mensenrechten in het beleid, gaan helpen om de
mensenrechten internationaal te versterken. Het lijkt alleen maar meer van hetzelfde
zonder dat het resultaat beter wordt.
Bovendien veranderen op mensenrechtengebied foute landen – ik noem er maar een paar:
China, Rusland, Iran, Pakistan, Noord-Korea en Afghanistan – echt niet van koers als
wij de IOB-aanbevelingen opvolgen. Met meer overheid, meer subsidies, meer diplomaten
en meer consultants herovert het vrije Westen echt geen terrein op figuren als Poetin,
Xi en Kim Jong-un. Ook zullen de door ons opgelegde mensenrechten niet winnen van
de diepgewortelde religieuze en culturele gewoonten in andere werelddelen, als Afrika
en Azië. Dat gebeurt in nog geen honderd jaar, zou ik willen zeggen. Of denkt de Minister
van wel? Dan hoor ik dat graag, want dan wil ik ook weten waarop hij de hoop dat dat
wel veranderen kan, baseert.
Zoals bekend is de PVV tegen alle vormen van ontwikkelingshulp. Daarom is mijn fractie
van mening dat het geld beter kan worden uitgegeven aan problemen in Nederland.
Ook is het hoogst opmerkelijk dat er op pagina 10 van de mensenrechtenrapportage staat
dat Nederland religieus milieuactivisme heeft gestimuleerd in Indonesië. Er staat
«religieus milieuactivisme». We weten niet wie dit verzonnen heeft, maar we zien nog
niet zo goed wat dit te maken heeft met mensenrechten. Het idee van vrijheid is toch
juist dat mensen, gelovig of niet, zelf kunnen kiezen welke vorm van activisme ze
willen bedrijven of ondersteunen, of het nou wel of niet religieus is geïnspireerd?
Dan rijst bij mij toch de vraag, die ik maar aan de Minister voorhoud: waarom stimuleert
Nederland religieus milieuactivisme onder de noemer van mensenrechten, en dan ook
nog islamitisch milieuactivisme? Graag een reactie op de vraag hoe dat mogelijk is.
Ik wil mijn bijdrage eindigen met waarmee ik ook ben begonnen. Dat is de constatering
dat de mensenrechtensituatie al negentien jaar achteruitgaat. Dat is een trend die
voormalig Minister Veldkamp van Buitenlandse Zaken in zijn voorwoord bij de rapportage
«de erosie van universele waarden en rechten» noemt. Die erosie is dus al negentien
jaar geleden begonnen. Toevallig is dat ook het jaar waarin de VN-Mensenrechtenraad
werd opgericht. Die raad is wat mijn fractie betreft eigenlijk een soort symbool voor
die erosie. Waarom? Dat is omdat die Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties een
podium geeft aan schurkenstaten en omdat die raad Israël op het menu heeft staan als
voor-, hoofd- en nagerecht zodat notoire andere mensenrechtenschenders al negentien
jaar grotendeels buiten schot blijven. Buitenlandcommentator Bernard Hammelburg vatte
de raad onlangs nog mooi samen als «een opportunistisch zooitje ongeregeld». Ik neem
die woorden niet over, maar het signaleert wel hoezeer die raad in de visie van mensen
is afgegleden tot iets waar we niet veel aan hebben.
De PVV vindt dat Nederland niet meer aan de VN-Mensenrechtenraad zou moeten meewerken
omdat het de dictaturen en opkomende autocratieën alleen maar rugdekking geeft en
in zekere zin legitimeert. Ik vraag de Minister of hij bereid is om Nederland nog
dit jaar uit die Mensenrechtenraad terug te trekken. Of wil de Minister blijven bijdragen
aan de erosie van mensenrechten die de VN-Mensenrechtenraad sinds 2006 eerder heeft
gedoogd in plaats van heeft tegengegaan?
Tot zover mijn inbreng, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie voor u van de heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
U raadt het al: ik wil vandaag de nadruk leggen op de situatie in West-Papoea, juist
omdat daar weinig aandacht voor is. Ik ben benieuwd hoe de PVV, de grootste partij,
naar de situatie daar kijkt. Heeft Nederland daarin nog iets van een verantwoordelijkheid
in uw ogen, gelet op het historisch verband? Zoals u weet is West-Papoea onafhankelijkheid
beloofd. Door omstandigheden die u vast bekend zijn, is dat niet gebeurd. Uit een
publicatie van de heer Drooglever, die overigens door het kabinet niet in ontvangst
werd genomen, blijkt dat er van alles mis was met het referendum. We zien decennia
later nog steeds dat er sprake is van mensenrechtenschendingen. Ik vraag me af hoe
de PVV naar de situatie van de Papoea's kijkt.
De heer De Roon (PVV):
Ik ben het helemaal met u eens dat Nederland daar een steek heeft laten vallen. Dat
is decennia geleden gebeurd. U verwijst zelf naar het rapport van Drooglever. Daar
zou ik in deze context ook over willen beginnen, maar u noemt dat zelf al. Het rapport-Drooglever
is in de jaren negentig aangeboden aan de Minister van Buitenlandse Zaken, maar die
heeft geweigerd om het in ontvangst te nemen. De politieke partijen die het destijds
voor het zeggen hadden in de Kamer namen daar genoegen mee. Niemand trok aan de bel
om te zeggen: Minister, je zit fout; we gaan het rapport-Drooglever zelf in behandeling
nemen en we gaan je daarop aanspreken. Dat is allemaal niet gebeurd, dus daar ligt
de grootste verantwoordelijkheid voor het foute spoor waarop we zijn gebleven. Mijn
wedervraag aan u zou zijn – maar dat mag natuurlijk niet – of u ook vindt dat het
rapport-Drooglever alsnog door de Kamer in behandeling zou moeten worden genomen.
Want daar staat naar mijn idee precies in wat er allemaal mis is gegaan, waardoor
de verantwoordelijkheid die Nederland zou hebben onder het tapijt is geschoven.
De voorzitter:
Ik zie dat maar even als een retorische vraag. Ik kan natuurlijk niet op het magische
schermpje van de griffier kijken om te zien hoeveel interrupties de heer Ceder nog
heeft, maar ik geloof dat hij nog even mag, dus ik geef de heer Ceder van de ChristenUnie
weer het woord. Hij heeft er al vier gehad, hoor ik. Dan ga ik hem de mond snoeren.
Ik zie dat er verder geen interrupties voor de heer De Roon zijn. Ik denk dat hij
net naar mij keek als voorzitter omdat ik na hem de meeste dienstjaren heb in dit
huis.
De heer De Roon (PVV):
Dat is een punt. Maar ik kijk in een situatie als deze natuurlijk ook of iemand al
door zijn interrupties heen is.
De voorzitter:
Ah, het was zowel pragmatisch als op anciënniteit gebaseerd. Ik geef het voorzitterschap
terug aan de heer De Roon.
Voorzitter: De Roon
De voorzitter:
De Minister geeft aan dat hij graag 25 minuten wil gebruiken. Laten we zeggen dat
we tot 20.05 uur pauzeren. O, sorry, ik kijk niet goed. U heeft helemaal gelijk: tot
20.15 uur. Dank u wel. Om 20.15 uur gaan we verder; dan gaan we luisteren naar de
Minister.
De vergadering wordt van 19.50 uur tot 20.18 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het notaoverleg, met de eerste termijn van de kant van de Minister.
Ook in deze termijn houd ik vier interrupties aan. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Excuus voor de kleine vertraging in mijn aanwezigheid. Ik heb even
een hand gegeven aan de familieleden van de mensen die aan boord zitten van de Flotilla.
Ik zal daar later in mijn betoog nog verder op terugkomen.
Ik begin met de redeneerlijn. Daarna heb ik algemeen beleid, de evaluatie, het mensenrechtenfonds
en bezuinigingen. Dan ga ik in op de diverse landensituaties, daarna op diverse thema's
in de mensenrechtenprioriteiten en dan zijn er nog een aantal overige belangrijke
zaken.
Laat ik beginnen bij het begin. Nederland is gebaat bij een stabiele, veilige en vrije
wereld. Dat is een wereld waarin de mensenrechten worden geëerbiedigd, waarin de democratische
rechtsstaat functioneert en de internationale rechtsorde wordt hooggehouden. En ja,
deze pijlers staan allemaal wereldwijd onder toenemende druk. Wij zien oorlogen en
conflicten maar ook andere zorgwekkende trends waardoor deze waarden onder druk staan:
meer repressieve wetgeving, het inperken van fundamentele vrijheden en het morrelen
aan de multilaterale samenwerking.
Met dat alles zou je kunnen betogen: wat maakt het eigenlijk nog uit dat Nederland
hieraan bijdraagt of geeft om de mensenrechten? Maar dat doen we wel. Uiteindelijk
is een wereld gestoeld op fundamentele en universele mensenrechten een wereld waarin
ons multilaterale systeem het beste functioneert, waarin democratieën kunnen bloeien
en waarin de multilaterale samenwerking overeind blijft. Als land met heel veel buitenland,
wat Nederland toch is, met een grote afhankelijkheid van het buitenland, moeten wij
er alles aan doen om die rechtsorde overeind te houden. Dat betekent niet alleen,
zeg ik tegen mevrouw Piri via de voorzitter, via harde veiligheid, via onze bijdrage
aan de NAVO en via defensie-inspanningen, maar ook door middel van diplomatie en door
middel van inzet op thema's als mensenrechten. Daar ziet u mij dus zeker als een advocaat.
De recente week die ik heb doorgebracht bij de Algemene Vergadering van de VN in New
York geeft inderdaad een gesplitst beeld, een beeld van landen die de wereldorde zoals
we die na de Tweede Wereldoorlog hebben ingericht onderuit willen halen of willen
vervangen door een ander systeem dat meer gebaseerd is op machtsblokken dan op gelijkheid
voor alle landen. Tegelijkertijd zie je ook ontzettend veel landen die juist hechten
aan het systeem dat wij hebben opgebouwd. Die landen zijn wij wel wat verplicht als
welvarend, westers land en een van de architecten van het mensrechtenbeleid dat we
hebben; die landen verdienen onze steun. Ik heb dus ook twee evenementen daar voorgezeten:
een over mensenrechten in het algemeen samen met Chili, en het andere ook met Chili,
de LGBTI Core Group, waar wij al vele jaren niet alleen initiatiefnemer maar ook voorzitter
van zijn. De verhalen die je hoort zijn schrijnend en gaan over achteruitgang in diverse
delen van de wereld van vrouwenrechten, van rechten van religieuze minderheden, van
rechten van de lhbtiq+-gemeenschap. Maar dat neemt niet weg dat we ons daar wel volop
hard voor moeten maken. Dat motiveert mij. Heel veel meer woorden in algemene zin
wil ik hier niet aan vuilmaken. Ik kom graag snel tot de inhoud.
Het algemene beleid. Laat ik beginnen met de Mensenrechtenraad, met al zijn voor-
en nadelen. Ik zeg dat in antwoord op vragen van de heer De Roon. Ja, de Mensenrechtenraad
kent soms bijzondere samenstellingen. Ik denk dat dat zowel het voor- als het nadeel
is van de manier waarop de Mensenrechtenraad is opgesteld, namelijk op democratische
wijze. Het is een verkiezing. Dat kunnen wij dus niet altijd inhoudelijk volgen. Then
again: dit is de wereldgemeenschap die kiest. Daarmee zien we dus precies wat we net
zeiden, namelijk dat die universaliteit van die mensenrechten wel onder druk staat.
Steeds meer landen lijken die repressieve lijn te volgen. Ik vind dat zorgelijk, maar
geen reden om ons juist terug te trekken hieruit. Juist als je ziet dat het achteruitholt,
denk ik dat dat voor ons een gelegenheid is om in zo'n Mensenrechtenraad wel ons eigen
geluid te laten horen. We bereiken daar ook resultaten. Er worden onderzoekscommissies
opgesteld voor de mensenrechtensituatie in Sudan, Syrië en Oekraïne. Wij gaan volgend
jaar uit de Mensenrechtenraad, want dan zit ons mandaat erop. Maar zeggen dat het
geen zin meer heeft vanwege de samenstelling, waarbij ik de bedenkingen bij sommige
van de leden absoluut kan volgen, is volgens mij niet de oplossing.
De heer Kahraman vroeg welke lessen wij trekken uit de IOB-evaluatie, welke aanbevelingen
we duurzaam kunnen realiseren en welke aanbevelingen botsen met de realiteit van vandaag.
Ik denk dat de evaluatie heel duidelijk maakt waar wij sterk in zijn, maar ook waar
ruimte ligt voor verbeteringen. We hebben echt dingen bereikt; denk aan het tegengaan
van de straffeloosheid in Oekraïne en Afghanistan. Die lijn zetten we voort. We zetten
ook in op een betere, meer gefocuste besteding van de middelen uit het Mensenrechtenfonds.
Met een kleiner aantal landen – ook met beperktere middelen, moet ik er helaas bij
zeggen, want de begroting blijft wat die is – blijven we wel impact maken.
Ik moet erbij zeggen dat het Mensenrechtenfonds, zowel centraal als decentraal, blijft
bestaan. Naast de lijst van landen bestaat er ook voor andere landen en posten de
mogelijkheid om voor specifieke projecten een claim te doen op het Mensenrechtenfonds.
Daarvoor is een flexibele schil ingericht, waarmee het Mensenrechtenfonds ook kan
worden ingezet in landen die niet meer op de corelijst staan.
Dan Matra en Shiraka. Ik heb daar een hoop van u eensgezind over gehoord. Ik neem
dat serieus. Er is een motie aangekondigd, dus ik wil er niet heel veel op vooruitlopen.
Ik snap het belang van deze projecten, zeker ook voor het democratische speelveld
in deze landen en het democratisch gehalte van deze landen. Ik wacht de motie af en
zal die vervolgens passend appreciëren.
Dat was het algemene beleid. Ik kom nu bij de landen. Laat ik beginnen met de Freedom
Flotilla. Ik heb net – dat was een van uw verzoeken – even gesproken met familieleden
van de betrokkenen. Ik snap hun zorgen. Ook het kabinet is bezorgd over het risico
dat deelnemers lopen. Laat ik het heel straight forward zeggen: Gaza is op dit moment
een oorlogsgebied. We raden daarom niemand aan om zelfstandig naar een oorlogsgebed
te reizen, ongeacht de nobelheid van het doel.
Wij delen de zorg dat er te weinig humanitaire hulp in Gaza komt. Wij delen de zorgen
over het toelaten van hulp door Israël. Er is ook geen gebrek aan humanitaire hulp;
die staat gewoon klaar aan de grenzen van Gaza. Het probleem is de toegang daartoe.
Daar moeten we op inzetten; op dat punt moeten we de druk opbouwen. Ik denk dat de
aandacht die de Flotilla nu genereert zeker kan helpen bij het opbouwen van die druk.
Maar ik mag hopen dat dit uiteindelijk niet leidt tot ongelukken.
Wij hebben in ieder geval contact met de Israëlische autoriteiten. We hebben ook onze
bezorgdheid aangegeven. We hebben opgeroepen om geen geweld te gebruiken, zeker niet
tegen Nederlandse staatsburgers. Als wij consulaire hulpverzoeken ontvangen – die
hebben we nog niet gekregen – zullen we daarnaar kijken. Op dit moment varen de Spaanse
en Italiaanse marine mee. Dat geeft in ieder geval een vangnet. Als er iets mocht
gebeuren, kunnen mensen worden gered en opgevangen. Hoe dit zich in de komende dagen
zal ontvouwen, weet ik niet. We zullen daar contact over opnemen met de Spaanse en
Italiaanse autoriteiten, ook om te zien wat hun plannen uiteindelijk zijn. Ik kan
mij eerlijk gezegd niet voorstellen dat zij tot aan Gaza, tot aan de kust, zullen
meevaren, ook vanwege de risico's die daarmee worden afgeroepen.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Mijn fractie heeft ooit een motie in stemming laten brengen die volgens mij op twee
stemmen na een meerderheid kreeg. Er was dus geen meerderheid, maar wel bijna. Die
ging erover dat op het moment dat er een blokkade is van Gaza voor humanitaire hulp,
je niet alleen met toestemming van Israël humanitaire hulp kunt leveren, maar dat
je er alles aan moet doen om humanitaire hulp te leveren. Is de Minister het met mij
eens dat wat deze dappere activisten nu doen gewoon de taak was geweest van de internationale
gemeenschap, namelijk ervoor zorgen dat humanitaire hulp de Palestijnse bevolking
bereikt, ook als Israël geen toestemming geeft? Is hij het daarmee eens?
Minister Van Weel:
Natuurlijk moeten wij er alles aan doen om te zorgen dat humanitaire hulp de Palestijnen
bereikt. Maar dan is even de vraag: wat is «alles»? We hebben recent met een aantal
landen voedseldroppings uitgevoerd, maar dat is een druppel op de gloeiende plaat.
Wat de Flotilla met zich meebrengt, is natuurlijk geen leniging van de humanitaire
noden. Het is vooral een symbolische doorbreking van een blokkade. Geloof me, ontzettend
veel landen zetten nu heel veel druk op Israël. Ik hoop dat we zo meteen in de persconferentie
van Trump en Netanyahu wat betekenisvolle stappen gaan zien naar het beëindigen van
de oorlog. Wat er echt moet gebeuren, is het toelaten van ongebreidelde humanitaire
hulp. Dat is het probleem. In de oplossing daarvoor hebben wij allemaal een rol te
spelen, maar ook Israël zal uiteindelijk onder die druk moeten bewegen. Ik zeg het
met alle voorzichtigheid, maar ik ben bang dat deze Flotilla dat niet gaat doorbreken.
Dat neemt niet weg – dat zei ik net – dat ik het symbool en de inhoud daarvan wel
degelijk begrijp, namelijk: er moet meer humanitaire hulp naar Gaza.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Met alle respect voor de Minister, maar de droppings, die mijn fractie zeer gevaarlijk
vond en waarvan mensenrechtenorganisaties hebben gezegd «doe dit nou niet», waren
met toestemming van Israël. Het hele punt is natuurlijk dat we al sinds oktober «23
zien dat de hele Palestijnse bevolking constant collectief gestraft wordt en er geen
humanitaire hulp binnenkomt. Dat gezegd hebbende, hierop verschillen we van mening
met de Minister. Nu zijn er Nederlandse staatsburgers op de Flotilla. Andere Europese
bondgenoten beschermen hun mensen op allerlei manieren, of het nou met een vloot is
of met drones. Wat is dit kabinet bereid te doen, los van het eventueel leveren van
consulaire bijstand? Is het kabinet bereid om, net als de Spanjaarden, net als de
Italianen en net als de Grieken deden toen de Flotilla bij Griekenland in de buurt
was, ook fysiek bescherming te bieden aan deze mensen?
Minister Van Weel:
Nee, dat zijn we niet voornemens. Wij zijn ook geen land rond de Middellandse Zee.
U kunt zich voorstellen dat landen als Spanje, Italië en Griekenland enorm veel schepen
permanent hebben rondvaren in de Middellandse Zee. Ik snap dat ze die nu tijdelijk
laten meevaren. Nogmaals, we weten ook niet wat de intenties zijn. Ik kan me niet
voorstellen dat deze schepen daadwerkelijk tot aan Gaza zullen meevaren. Het gevaar
is hiermee dus ook niet geweken. Wij spreken Israëlische autoriteiten aan om deze
mensen ongedeerd te laten. Tegelijkertijd moet ik ook zeggen dat de risico's echt
niet nul zijn. Het is afreizen naar een oorlogsgebied. Dat heeft gewoon inherente
risico's. Ik kan die zorgen dus niet wegnemen.
De voorzitter:
Was er nog iemand anders? Ja, mevrouw Dobbe wil ook interrumperen. Gaat uw gang.
Mevrouw Dobbe (SP):
Is de Minister het met ons eens dat de risico's vanuit Israël komen en niet zozeer
vanuit de dappere mensen die nu op die schepen zitten? Dat ten eerste. De Minister
zei ook «we moeten er alles aan doen om te zorgen dat humanitaire hulp de Gazanen
bereikt» en vroeg toen «wat is dan «alles»?» Dat klonk alsof de Minister daar een
beetje mee worstelt. Maar we hebben natuurlijk gewoon het Genocideverdrag. We hebben
uitspraken van het Internationaal Gerechtshof. Daarin staat heel duidelijk dat we
alles moeten doen wat redelijkerwijs kan. Dat lijkt me dan overduidelijk. Een van
de dingen die we redelijkerwijs zouden kunnen doen, is dat als er een verzoek ligt
voor bescherming van onze eigen staatsburgers op die boten, dus niet alleen voor consulaire
bijstand – dat verzoek is blijkbaar nog niet gekomen – we dat dan ook gaan doen als
Nederlandse Staat. Hoe gaat deze Minister dat verzoek tot bescherming dan inwilligen?
Minister Van Weel:
Maar dan toch even: dit lijkt alsof we nu worden gevraagd om als Nederlandse krijgsmacht
te gaan vechten tegen Israëlische strijdkrachten om daarbij mensen te beschermen die
deze blokkade willen doorbreken. Begrijp ik dat verkeerd?
Mevrouw Dobbe (SP):
U zult mij niet snel horen zeggen dat we de Nederlandse strijdkrachten moeten inzetten,
zeg ik even tegen de Minister. Ik sluit het niet helemaal uit, maar dat heeft u mij
niet horen zeggen. Dat is wel een hele vrije interpretatie van wat ik zei. Er zijn
natuurlijk verschillende manieren waarop we onze staatsburgers kunnen beschermen zonder
dat we direct onze krijgsmacht inzetten. Kan de Minister daar dan wat over zeggen?
Minister Van Weel:
Jazeker, maar dan kom ik terug op wat ik eerder zei, namelijk de contacten die wij
hebben met de Israëlische autoriteiten om te zorgen dat duidelijk is dat wij willen
dat onze burgers ongedeerd zullen blijven en goed zullen worden behandeld.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Dobbe nog.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dan is mijn vraag: wat wordt er dan gezegd in de contacten die deze Minister heeft
met de Israëlische regering op het moment dat er een dreiging is van bijvoorbeeld
onderschepping, entering, aanvallen of zelfs drones? Die signalen hebben wij ook gekregen.
Die heeft deze Minister ook gehad. Wordt er dan gezegd «zorg dat je onze staatsburgers
met rust laat, want anders»? Wat voor consequenties worden daar dan alvast aan verbonden?
Minister Van Weel:
Wij keuren elk geweld tegen geweldloze actievoerders af. Dat maken we ook duidelijk.
We hebben ook de berichten gezien over de droneaanvallen. We hebben daar zelf geen
informatie over, maar ook geen reden om te twijfelen aan voorvallen die er zijn geweest.
Ik denk dat schepen die al in de buurt lagen, daarom nu ook daar kijken of ze in ieder
geval hulp kunnen bieden op het moment dat er iets gebeurt. Wij zullen duidelijk maken
dat geweld tegen geweldloze actievoerders voor ons onacceptabel is. Dat blijven we
doen, ook in de komende dagen, waarin de Flotilla dichter bij Israël komt.
De voorzitter:
Is er nog iemand anders die wil interrumperen? Nee, dat is niet het geval. Dan kan
de Minister verder met zijn betoog. Gaat uw gang.
Minister Van Weel:
Dank. Dat brengt mij bij een ander onderwerp, waar we al vaak over gewisseld hebben.
Dat zullen we ook blijven doen. Dat gaat over Gaza, de ziekenhuizen, de opvang van
kinderen en medische evacuaties. Ik wil dat eigenlijk nu wat procedureel afdoen, niet
omdat het een procedurele kwestie is – dat is het bij lange na niet; u weet dat dit
ons hoog zit en dat wij alles willen doen om elk kind te helpen – maar wel omdat wij
nu volop bezig zijn om de toezegging die wij hebben gedaan, gestand te doen. Dat is
de toezegging om nog deze week te komen met een brief waarin staat hoe wij concreet
invulling gaan geven aan het initiatief dat we twee weken geleden hebben aangekondigd
met de 25 miljoen euro. Ik kan u vertellen dat een groot deel van mijn week in New
York in het teken heeft gestaan van dit initiatief en van gesprekken met ongeveer
alle landen in de regio, maar ook met andere Europese landen. Ook daarvan zal ik verslag
doen in die brief. De heer Van der Burg noemde al even het Deense initiatief. Zo heb
ik ook contact gehad met landen die wel evacuaties hebben gedaan, maar die dat nu
in de regio willen doen, om daarvan te leren waarom ze het op deze manier doen. Ik
kom dus donderdag met die brief. Ik kom daar overigens niet alleen mee, die is ook
van de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Die is er dan in
ieder geval tijdig, in navolging van de heer Van der Burg, voor de discussie die u
heeft in de rondetafel en daarna 's avonds in het debat dat wij nog zullen hebben.
De voorzitter:
Sorry, meneer Paternotte, ik zag het niet. Gaat uw gang.
De heer Paternotte (D66):
Ik weet niet of de Minister bekend is met wat het Prinses Máxima Centrum nu heel graag
zou willen doen in samenwerking met de artsenvereniging, de VvAA. Zou het kabinet
er misschien naar willen kijken om dat op een iets kortere termijn dan donderdag mogelijk
te maken? Het gaat hier uiteindelijk echt om kwesties van leven en dood. In dit geval
is er een concreet verzoek, niet alleen van Artsen zonder Grenzen en de WHO, maar
ook van Save the Children, om die kinderen te laten behandelen in Utrecht.
Minister Van Weel:
Ik heb echt tot donderdag nodig om dit overzicht te maken. Zoals u weet, is het niet
onze insteek om kinderen te evacueren naar Nederland. Onze insteek is om dat te doen
in de regio. Ik zal zeker zorgen dat we ook dit geval bij de taskforce onder de aandacht
brengen, met diezelfde insteek.
De voorzitter:
Ik denk dat de heer Paternotte nog even zijn interruptie wil afmaken. Gaat uw gang.
De heer Paternotte (D66):
In dit geval gaat het niet eens over kinderen evacueren, omdat het transport allemaal
geregeld kan worden en het ook betaald kan worden. De artsenvereniging wil dat graag
betalen, dus alles staat in principe klaar. Het enige wat nodig is, is de toestemming.
Ik snap dat het kabinet zegt «we zijn niet van plan om zelf die evacuaties op touw
te gaan zetten», maar dit gaat om een heel concreet voorstel vanuit het ziekenhuis
en de artsen zelf om dat te doen.
Minister Van Weel:
Dan nog komt er meer bij kijken dan de heer Paternotte hier nu stelt. Kinderen komen
niet alleen naar Nederland. Er zal familie mee moeten komen. Daarvoor moet toestemming
komen vanuit Israël. De ervaring met het contact in de regio leert dat Israël op dit
moment niemand terug Gaza in laat. Dat betekent dus dat je kinderen en delen van families
voor langere tijd ontwortelt. Ik wil nu niet uitputtend zijn, maar het is geen kwestie
van «we leveren visa af en dan komt alles goed». Nogmaals, het gaat ons om de beste
hulp voor de kinderen, ook om de complexe medische hulp, zeg ik daarbij. Ook dit geval
zullen we meenemen in de taskforce. U krijgt daar donderdag een brief over.
De heer Paternotte (D66):
Mevrouw Piri wil een procesvoorstel doen, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, mevrouw Piri kan haar procedurele voorstel doen.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Mijn procedurele voorstel zou zijn om als commissie in ieder geval aan de Minister
te kunnen vragen om die dan voor de rondetafel op donderdag 10.00 uur aan de commissie
te doen toekomen. Dan kunnen we het namelijk inbrengen. Dan blijft het dus donderdag,
maar wel graag voordat de rondetafel start.
De voorzitter:
Minister, dat is in wezen een verzoek aan u, dus daar kunt u op reageren.
Minister Van Weel:
Dat wordt breed gesteund, dus daar ga ik mijn uiterste, uiterste best voor doen. Ik
kan mij ook voorstellen wat het nut daarvan is voor uw rondetafel.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Van Weel:
Het raakt eraan, maar het kwam natuurlijk voort uit de lange discussie die ontstond
over de handelsrelaties van Nederland en de EU. Het klopt dat een heel groot deel
van de handel wordt gedaan door buitenlandse firma's die in Amsterdam hun hoofdkantoor
hebben, waardoor de handelsvolumes uit balans zijn. Ik wil er niet heel veel woorden
aan vuil maken, maar wel even rechtzetten dat Nederland de grootste handelspartner
is. De EU is wel degelijk de grootste handelspartner. Daarom span ik mij er zo ontzettend
voor in om in EU-verband, nu hopelijk echt op korte termijn, stappen te kunnen zetten,
ook met betrekking tot het associatieakkoord.
Dan beland ik in Oekraïne. Zijn wij bereid om middelen bedoeld voor de wederopbouw
in te zetten voor onafhankelijke media in Oekraïne, vroeg de heer Paternotte. Het
antwoord is ja. Ik zal hem daarbij ook een nieuwtje verklappen. Binnen het steunpakket
voor Oekraïne voor 2026 wordt 3 miljoen beschikbaar gemaakt voor activiteiten voor
het bevorderen en versterken van de democratie en de rechtsstaat, waaronder expliciet
ook de onafhankelijke media. Ik ben het namelijk geheel eens met zijn argumentatie
en pleidooi.
Een aantal vragen mevrouw Kati Piri ging over Marokko. Mensenrechten zijn een ontzettend
belangrijk onderdeel van de dialoog met Marokko. Dat is niet nieuw. Ik heb dat in
het verleden ook zelf meermaals mogen zien. We nemen dat mee in de jaarlijkse politieke
consultaties. Ook de mensenrechtenambassadeur van Nederland is medio september, dus
heel recent, op bezoek geweest in Marokko om ook de mensenrechtensituatie te bespreken.
Dat was voor het eerst sinds jaren.
Het Nederland-Marokko-actieplan is ook nog steeds actief. Ook daar vroeg u naar. U
vroeg of ik dit in New York ook aan de orde had gesteld bij mijn collega. Dit was
mijn eerste ontmoeting met hem. Ik streef ernaar om hem op korte termijn wat langer
te zien. Dan zullen mensenrechten daar ook een onderdeel van uitmaken. Ik moet wel
opmerken dat hij opmerkte dat ik ongeveer de negende Minister van Buitenlandse Zaken
was in zijn periode. Maar ook deze Minister zal dat aan de orde brengen.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Kan ik dat zien als een toezegging van de Minister om in de bilaterale contacten met
Marokko nadruk te blijven leggen op de vrijlating van Nasser Zefzafi en andere politieke
gevangenen? Hij noemde zijn naam niet, dus vandaar dat ik het expliciet vraag.
Minister Van Weel:
Ja, ik ga hier ook niet in op individuele gevallen, maar u kunt ervan uitgaan dat
wij sowieso aandacht vragen voor mensenrechten en politieke gevangenen. Daarbij zouden
we ook in de beslotenheid – dat werkt met een land als Marokko namelijk vaak beter
– individuele gevallen kunnen aankaarten.
U vroeg ook naar de douane-unie met Turkije en het voorwaardelijk maken daarvan. Hoe
geven we daar navolging aan en hebben we dit standpunt overgebracht aan de Eurocommissaris?
Op dit moment lopen er geen onderhandelingen met Turkije over het moderniseren van
de douane-unie. Daartoe zou er eerst een onderhandelingsmandaat van de Raad nodig
zijn en daar wordt op dit moment niet actief over gesproken, dus dat proces ligt op
dit moment stil.
Dat brengt ons bij China.
De voorzitter:
Sorry, er is nog een vraag van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik had natuurlijk niet alleen naar de motie gevraagd. Zoals de Minister weet, ligt
er al heel lang een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake
de zaak-Osman Kavala en de zaak-Selahattin Demirtaş. Daaraan wordt geen opvolging
gegeven. Wekelijks worden er bij bosjes lokale vertegenwoordigers van een oppositiepartij
opgepakt. Ik zie geen persbericht van het ministerie, ik zie weinig actie daarop.
Nou snap ik dat Turkije een belangrijk land is en een NAVO-bondgenoot, maar ik weet
ook dat Nederland zich er altijd, ook bijvoorbeeld in Straatsburg, hard voor heeft
gemaakt om te komen tot bepaalde sancties als uitspraken van het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens niet worden nageleefd. Mijn vraag is dus iets specifieker.
Ik vond dat de Minister wat al te kort was. Zetten wij ons daarvoor nog in? Het is
in ieder geval niet zichtbaar.
Minister Van Weel:
Ook voor Turkije geldt, net als voor Marokko, dat mensenrechten wel degelijk steevast
onderdeel zijn van de dialoog die we hebben. We kennen de recente situaties. We zijn
ook vaak aanwezig bij rechtszaken, zoals bij die van Imamoglu, de burgemeester van
Istanbul. Ik denk dat we zeker op lokaal niveau daar heel actief zijn met de ambassade
en daar ook aandacht voor vragen. Dat doen we ook op politiek niveau.
De voorzitter:
Dan gaat de Minister voort met zijn betoog.
Minister Van Weel:
China en Tibet. Ook voor China geldt dat we ons in blijven zetten voor de mensenrechtenverdedigers
en dat we bilateraal en multilateraal regelmatig onze zorgen overbrengen over de arbitraire
detentie van Chinese mensenrechtenverdedigers en oproepen tot vrijlating. Dat zullen
we ook blijven doen. Ik vind het ook ontoelaatbaar dat studenten hier in Nederland
worden lastiggevallen dan wel geïntimideerd. Overigens was ook in New York vorige
week erg zichtbaar dat bij een tegendemonstratie binnen een halfuur ongeveer twee
keer zo veel voordemonstranten aanwezig waren om het geluid te overstemmen. Ik denk
dat dat wel weergeeft hoeveel druk er staat op mensen die zich uitspreken. Zeker studenten
moeten in vrijheid en in een veilige omgeving hun plaats kunnen vinden. Tegen deze
vorm van ongewenste buitenlandse inmenging zullen we ons dus blijven verzetten. Dat
geldt ook specifiek voor deze zaak van Zhang Yadi.
In algemene zin vroeg de heer Kahraman naar de mensenrechtensituatie in Tibet en hoe
we kunnen garanderen dat China zich niet mengt in het aanwijzen van een opvolger van
de dalai lama. Wat ik net beschreef over de mensenrechtensituatie in China geldt ook
specifiek voor de Tibetanen en de Oeigoeren. Ook zij hebben nadrukkelijk onze aandacht.
Wij staan voor de vrijheid van religie en de vrijheid van levensovertuiging, ook van
de Tibetaanse gemeenschap als het gaat om het aanwijzen van een opvolger voor de dalai
lama. Daarom steunen we ook een verklaring van zeven Europese landen die zeer recent,
op 6 juli, deze boodschap hebben afgegeven op de 90ste verjaardag van de dalai lama.
We zullen deze situatie uiteraard blijven volgen, mocht hij komen te overlijden.
De heer Ceder vroeg aandacht voor de situatie in West-Papoea. Laat me allereerst hem
en ook anderen ermee complimenteren dat we het hier ook hebben over conflicten waar
we niet elke week over spreken maar die natuurlijk wel onze aandacht verdienen. Onze
mensenrechtenfocus is immers niet lokaal maar mondiaal. Daar hoort West-Papoea natuurlijk
ook bij. De vraag was of hierover is gesproken tijdens het recente bezoek van de Indonesische
president. Ik kan niet treden in wat het Koninklijk Huis heeft gewisseld met de president.
Helaas lukte het logistiek niet om ook de Minister-President te laten spreken met
de president, maar in algemene zin blijven mensenrechten een belangrijk onderdeel
van onze bilaterale relatie. Dat doen we in direct overleg met de Indonesische overheid
en in EU-verband, maar ook in multilaterale fora. Ik hoop de Kamervragen die hierover
zijn gesteld zo snel mogelijk te kunnen beantwoorden.
U vroeg ook of de mensenrechten voldoende zijn geborgd in CEPA. Ja. Ik denk dat dat
de kracht is van deze alomvattende handelsakkoorden die we als EU kunnen sluiten,
dat die niet alleen maar gaan over de handel, maar dat we daarin ook voorwaarden kunnen
stellen op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en klimaat. Dat zijn bindende
afspraken die worden vastgelegd in CEPA en die zijn ook handhaafbaar. Daarnaast heeft
de EU een separate mensenrechtendialoog met Indonesië waarin mensenrechtenschendingen
aan de orde worden gesteld. Uiteraard komen alle stukken met betrekking tot CEPA te
zijner tijd naar u toe, na akkoord van de Commissie, de Raad en het Europees Parlement.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank dat er aandacht voor is. Ik kijk uit naar de uitkomst daarvan. Mijn vraag is
of dit in verdere onderhandelingen gezien de ernst van de situatie niet eigenlijk
randvoorwaardelijk zou moeten zijn. Dit gaat namelijk niet over het verbeteren van
leefomstandigheden, maar om structurele mensenrechtenschendingen: mensen die vermoord
worden en tienduizenden mensen die ontheemd zijn, intern verplaatst. Volgens mij zijn
er twee smaken. Je kunt het verdrag sluiten en het gebruiken als hefboom, maar volgens
mij is het in deze situatie logischer om verbetering te vragen met in het vooruitzicht
een handelsverdrag. Mijn vraag is of de Minister de situatie als dusdanig ernstig
aanmerkt dat het wel degelijk gerechtvaardigd is om dat aan de voorkant al te bespreken
met elkaar.
Minister Van Weel:
In eerste instantie is het aan de Commissie om die onderhandelingen te voeren. Daarvoor
hebben zij het mandaat gekregen van de lidstaten. Wij hebben daarbij voorwaarden gesteld
over wat er dan in dat verdrag moet komen te staan, ook met betrekking tot mensenrechten
en de handhaafbaarheid daarvan. Dat onderhandelingsresultaat heeft de Commissie bereikt
op 23 september. De volgende stap is dat het naar de lidstaten toe komt. Dat duurt
meestal een paar maanden. Ik denk dat dat het moment is dat wij voor het eerst van
gedachten kunnen wisselen over of we vinden dat dat op een adequate manier in dat
verdrag is neergezet door de Commissie. U weet dat we al een tijdje bezig met Mercosur
en dat we met CETA ook heel lang bezig zijn geweest. Die trajecten om te komen tot
die verdragen en dat ratificeren zijn lang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het is natuurlijk belangrijk dat de mensenrechtenbepalingen er stevig in staan. Ik
snap dat dat pas over een paar maanden in te zien is. Er is wel een verschil met Mercosur.
Onze fractie is ook kritisch op Mercosur, maar dat is van een andere orde. De situatie
in West-Papoea vraagt volgens mij om acute actie, terwijl het bij Mercosur misschien
ook om een combinatie van productiestandaarden en het verbeteren van omstandigheden
gaat. Mijn vraag is eigenlijk niet of Nederland erop gaat toezien dat de bepalingen
er goed in staan, maar of het als de lidstaten aan de beurt zijn randvoorwaardelijk
maakt dat voor het afsluiten – daar moeten de lidstaten mee instemmen – de situatie
in West-Papoea verbeterd moet zijn voor de Papoea's, dat er gewoon niet meer gemoord
wordt, dat er een duurzame oplossing komt voor die vluchtelingen en dat er een plan
van aanpak is voor de ontbossing, zodat ze niet van huis en haard verjaagd worden.
Mijn vraag is of de Minister de situatie als dusdanig ernstig taxeert, ook omdat heel
veel internationale officials het gebied niet eens in mogen, dat dat wel aan de voorkant
een gesprek met gelijkgestemde landen rechtvaardigt om dit randvoorwaardelijk te maken.
Minister Van Weel:
Ik bestrijd niet dat we het hierover moeten hebben, ook met uw Kamer. Waar we nu zitten
in het traject is dat alleen dat de Commissie aan zet is geweest en dat wij het zo
meteen zullen moeten doen met het resultaat wat daaruit komt om daar dan vervolgens
onze input weer op te geven. In deze fase van het traject kunnen we dus niet meer
de Commissie met iets anders op pad sturen dan waar we ze destijds mee op pad hebben
gestuurd. We moeten nu even wachten tot het resultaat hier ligt en dan gaan we dat
gesprek met open vizier met elkaar aan.
De voorzitter:
De heer Kahraman heeft ook een vraag.
De heer Kahraman (NSC):
Ik heb nog een vraag over West-Papoea. Ik heb die mensen gesproken toen ik net Kamerlid
was en ik was echt onder de indruk van hun verhaal. Ik kende dit niet, maar ik ben
gelukkig door hen bijgepraat. Zij vroegen mij ook: kan de Minister de mensenrechtenambassadeur
of de Europese mensenrechtenambassadeur niet een keer naar West-Papoea sturen om blijk
te geven van de situatie die daar gaande is, met eigen ogen te zien wat er gebeurt
en het gesprek aan te gaan met de mensen? Kan de Minister toezeggen dat hij zich daar
hard voor wil gaan maken?
Minister Van Weel:
Ik wil toezeggen dat ik ga kijken of dat mogelijk is, maar onze mensenrechtenambassadeur
naar een gebied sturen terwijl de regering die daar de facto zeggenschap over heeft
daar niet voor voelt, is meestal niet heel constructief voor de bilaterale relatie,
ook niet op het gebied van mensenrechten. Dus u merkt mijn aarzeling daarin een beetje.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mijn laatste interruptie op dit punt. In mijn laatste interruptie op de heer De Roon
van de PVV heb ik het ook gehad over het rapport-Drooglever, u misschien bekend of
niet. Dat rapport gaat terug naar de onafhankelijkheid of eigenlijk het tenietdoen
van de onafhankelijkheidsbelofte van Nederland aan West-Papoea. Het kabinet heeft
altijd geweigerd om dat rapport officieel in ontvangst te nemen. Daar zit een formele
of een symbolische weigering achter. Het formeel in ontvangst nemen zou ook moeten
leiden tot een inhoudelijke reactie en ik denk dat dat het gesprek ook verder brengt
over wat Nederland nou te bieden heeft als het gaat om onze relatie met Indonesië,
die historisch ook ingewikkeld is, en specifiek West-Papoea. Mijn concrete vraag is
of de Minister bereid is om dat rapport alsnog in ontvangst te nemen, waardoor er
ook symbolisch herstel komt voor de heer Drooglever en zijn familieleden, en binnen
een afzienbare termijn met een inhoudelijke reactie daarop te komen.
Minister Van Weel:
De heer Ceder zit op dit moment dieper in het onderwerp dan ik zit, dus ik zal daarop
moeten terugkomen. Ik ga kijken of het voor de tweede termijn lukt om hier met een
zinvolle reactie op te komen en anders krijgt u die op een andere manier.
De heer De Roon vroeg nog naar het religieus milieuactivisme. Er wordt gewerkt met
verschillende organisaties en in Indonesië ook met religieuze actoren. Het gaat in
dit geval niet zozeer om religie, maar om dat deze religieuze instanties wel een maatschappelijke
rol kunnen vervullen in het verder brengen van de dialoog over vergroening, waar wij
ook Indonesië hard nodig zullen hebben als enorm land.
Dat brengt mij op de thematische mensenrechtenprioriteiten. Die behelzen vrouwenrechten,
lhbtiq+, christenvervolging of godsdienstvrijheid in algemene zin, persvrijheid, journalistiek
en mensenrechtenactivisme. Ik zal proberen om dat zo adequaat en toch snel mogelijk
te doen.
Mevrouw Dobbe vroeg naar de bezuinigingen op vrouwenrechten en het feministisch buitenlandbeleid
en welke gevolgen die bezuinigingen hebben. De bescherming en bevordering van rechten
van vrouwen en meisjes is en blijft een belangrijk onderdeel van het buitenlandbeleid.
Het is ook een prioriteit binnen ons mensenrechtenbeleid. We blijven hier ons dus
voor inzetten. Ook zonder het etiket van «feministisch buitenlandbeleid» heeft mijn
voorganger de Kamers per brief op 8 juli medegedeeld hoe we dat zullen gaan doen in
de nieuwe situatie. Internationaal zetten we ons in voor de naleving van de internationale
verplichtingen, het behoud van internationale standaarden. Dat doen we samen met gelijkgezinde
landen. Ook binnen de BHO-begroting blijft er inzet op vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Dat is onderdeel van het Focuskader voor maatschappelijke organisaties en daarbinnen
is 200 miljoen gereserveerd voor het tegengaan van geweld tegen vrouwen, voor het
ondersteunen van vrouwenrechtenverdedigers, voor het bevorderen van vrouwelijk ondernemerschap
en vrouwen en voor vrede en veiligheid. Er is op verzoek van de Kamer jaarlijks 20
miljoen beschikbaar voor artikel 3.2 ten behoeve van vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Een vraag in het verlengde daarvan van de heer Paternotte was: wat gaat er per 2026
nou veranderen voor vrouwenrechten, aangezien er dan weer een bezuinigingsronde plaatsvindt?
Ja, dat betekent inderdaad minder geld voor nieuwe projecten en nieuwe programma's
op het gebied van vrouwenrechten. Het vorige kabinet gaf hier gemiddeld 78 miljoen
per jaar aan uit. In 2026 en 2027 wordt daar gemiddeld 30 miljoen per jaar op bezuinigd.
Nogmaals, dat is niet vanwege het belang dat we daaraan hechten, maar wel vanwege
de bezuiniging die helaas ook hier haar weerslag vindt. Daarnaast richt een flink
deel van het nieuwe subsidiekader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties
zich op vrouwenrechten; ik heb dat net genoemd. Dat is het Focuskader waarmee de Staatssecretaris
BHO nu aan de slag is. Met een aangenomen amendement van het lid Hirsch tijdens het
WGO van 27 juni is het begrotingsartikel Vrouwenrechten en gendergelijkheid in ieder
geval in stand gehouden. Op dit moment kijken we hoe deze middelen het meest effectief
kunnen worden ingezet.
De aandacht voor vrouwenrechten geldt ook voor vrouwenrechten in conflict, zeg ik
tegen de heer Van der Burg. Het is de bedoeling om dat te doen via de agenda Vrouwen,
Vrede en Veiligheid bilateraal, multilateraal en via financiële inzet. Het interdepartementale
Nationaal Actieplan 1325 is hierbij richtinggevend. Ik noemde net het nieuwe Focuskader
al, waarin dit een van de thema's is waaraan aandacht zal worden besteed. Ook in VN-
en NAVO-verband blijven we hier aandacht aan besteden.
Dat geldt ook voor de lhbtiq+-gemeenschap. Ik vertelde net al dat ik tijdens de AVVN
de United Nations LGBTI Core Group heb voorgezeten. Heartwarming om te zien hoe propvol
de zaal zat met alle VN-lidstaten. Zorgwekkend als je luistert naar de verhalen die
verschillende leden van de gemeenschap vertellen over hun kwaliteit van leven en in
sommige gevallen echt de achteruitgang van de rechten zoals we die kennen. Voor ons
is gelijke behandeling van individuen ongeacht hun seksuele oriëntatie en genderidentiteit
prioritair in het Nederlandse mensenrechtenbeleid en daar blijven we ons internationaal
voor inzetten. Ook binnen het nieuwe Focusbeleidskader voor vrouwen, waar ik net al
aan refereerde, zullen deze rechten prominent als prioriteit blijven fungeren.
En dan van deze gemeenschap naar de vrijheid van religie.
De voorzitter:
Er is nog een vraag voor u van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dit was het blokje vrouwenrechten, toch? Ja. Ik heb de Minister gehoord. Ik heb ook
alle stukken gelezen. Daarin lees ik natuurlijk een heleboel over wat we wel doen,
maar niet over wat we niet meer doen en wat daar de gevolgen van zijn. Ik heb eerder
in debatten geprobeerd om te achterhalen of we de gevolgen van de bezuinigingen scherp
kunnen krijgen, want we doen een heleboel wel, maar we bezuinigen ook 30 miljoen euro
op vrouwenrechten-- dat zegt de Minister ook net – en dat tegelijkertijd met bezuinigingen
op USAID en die antirechtenagenda waar ik het over had. Je hebt dus eigenlijk twee
hele negatieve tegenbewegingen die de positie van vrouwen en de rechten van vrouwen
onder druk zetten en tegelijkertijd vinden er bezuinigingen plaats. Ik zou heel graag
willen weten wat de gevolgen daarvan zijn, zodat we het er hier in de Kamer over kunnen
hebben: vinden we dit wel wenselijk of vinden we dat er wat extra's gedaan moet worden
in deze omstandigheden? Is deze Minister nu, met deze omstandigheden, bereid om die
gevolgen ook in kaart te brengen?
Minister Van Weel:
Wij hebben het hier recent over gehad in een debat waarin het met name ging over het
wegvallen van USAID en wat we daartegen kunnen doen. Heel weinig, was helaas de trieste
constatering. Ik heb ook in New York heel veel gesprekken gevoerd. De terugtrekkende
beweging van de VS slaat diepe gaten die door andere lidstaten nooit gevuld zullen
kunnen worden. Dat betekent dat we in die schaarste moeten gaan kijken wat we nou
prioritair vinden. Het is primair aan ons om ook binnen onze eigen financiële kaders
te kijken wat wij nu het belangrijkst vinden. Daar zijn natuurlijk ook posterioriteiten
geweest. Er zijn dingen die we niet meer kunnen doen vanwege die bezuinigingen. Ik
geleid uw vraag graag door naar de Staatssecretaris – het betreft immers haar budget
– om te kijken of zij inzichtelijk kan maken wat de posterioriteiten zijn die met
die 30 miljoen die nu komen te vervallen in 2026 niet meer op de kaart staan waar
ze dat voorheen wel stonden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb deze vraag vaker gesteld, ook aan verschillende bewindspersonen. Ik vraag me
dan af of we daar ook een terugkoppeling op krijgen en of dat kan voor de begroting,
zodat we daadwerkelijk dat debat hier in de Kamer goed kunnen voeren. Ik had ook nog
een vraag gesteld over het belang van pleitbezorging. Wij krijgen namelijk ook zorgelijke
signalen, bijvoorbeeld van organisaties die actief zijn in conflictgebieden, die zeggen:
wij zien hier mensenrechtenschendingen. Ze zeggen dat ze daarover wel mogen rapporteren
aan bijvoorbeeld Nederlandse beleidsmakers, maar dat ze geen financiering meer krijgen
om dat te kunnen doen. Wij hebben namelijk een uitsluitselclausule gemaakt, waardoor
pleitbezorging in Nederland niet meer kan. Ik vraag mij af of de Minister zich bewust
is van dit negatieve bijeffect. Zouden we niet gewoon toe moeten naar een situatie
waarin we dingen op inhoud beoordelen? Dan kunnen wij afwegen wat we belangrijk vinden
in plaats van dat er een uitsluitsel wordt gemaakt met dit soort negatieve effecten.
Minister Van Weel:
Ik kom zo nog terug op de pleitbezorging, in een separaat antwoord. Volgens mijn beste
informatie bent u op 19 september jongstleden door de Staatssecretaris geïnformeerd
over het effect van de bezuinigingen op deze post. Mocht dat niet zo zijn, dan kom
ik daar graag op terug. Dat is echter de informatie die ik doorkreeg.
De heer Ceder vroeg hoe we er nou voor kunnen zorgen dat in de landenlijst van het
nieuwe Mensenrechtenfonds de vrijheid van religie niet het onderspit delft. Ook dit
is en blijft een kernprioriteit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In 2024 is
er ruim 11,3 miljoen euro besteed aan de inzet op vrijheid van religie en de steun
aan religieuze minderheden. Daarnaast is het ook opgenomen in het focusbeleidskader
voor de samenwerking met het maatschappelijk middenveld. Ik kan niet voor een volgend
kabinet spreken, maar in het hervormde Mensenrechtenfonds is er naar onze verwachting
in ieder geval blijvend aandacht voor de vrijheid van religie.
De heer Ceder vroeg ook naar het weren van landen uit de VN-Mensenrechtenraad bij
het hebben van bepaalde wetten, zoals de doodstraf bij afvalligheid of godslastering.
Helaas is dat niet altijd haalbaar. We hebben daar eerder over gewisseld. Het is een
democratisch proces wie er in de Mensenrechtenraad komt. Helaas wordt er ook democratisch
gekozen voor landen die wel de doodstraf kennen en op een heel andere mensenrechtenplaneet
leven dan wij. Ik noemde net al dat dit veel frictie oplevert. Dat komt soms cynisch
of ironisch over. Dan nog is het wat ons betreft beter om wel aan die tafel te zitten
om daar je geluid te kunnen laten horen dan om het helemaal aan dit soort landen te
laten. Het op een andere manier kiezen van landen, volgens andere standaarden, daar
zul je de handen niet wereldwijd voor op elkaar krijgen. Ik vrees dat dat juist het
idee voedt dat wij proberen om waarden op te leggen, terwijl we proberen uit te dragen
dat het hier universele mensenrechten betreft. Als EU dragen we natuurlijk wel gewoon
principieel ons antidoodstrafbeleid uit, in bredere zin. Dat doen we ook in de VN-Mensenrechtenraad.
We laten ons geluid en ons protest dus wel degelijk horen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor de reactie. Het klinkt een beetje gek, maar mijn pleidooi was niet gericht
op het weren van landen die de doodstraf hanteren. Dat is niet zo omdat ik voor de
doodstraf zou zijn, maar omdat het mij specifiek gaat om landen die de doodstraf hanteren
vanwege blasfemie of afvalligheid, dus het recht om te geloven of niet meer te geloven.
Er zijn landen waarin je het met de doodstraf moet bekopen als je betrapt wordt op
bekering tot het christendom. Je ziet dat er in die rechtssystemen vaak ook misbruik
van wordt gemaakt. Mensen worden bijvoorbeeld onterecht beschuldigd van blasfemie.
Mensen zitten in de cel omdat ze ervoor kiezen om iets anders te geloven of om niet
te geloven. Ik noem een aantal landen, zoals Pakistan, Iran en Nigeria. Dat zijn toevallig
de landen waarin de mate van geloofsvervolging en specifiek christenvervolging vrij
hoog is. Die koppeling is er dus. Ik vraag specifiek aandacht voor de landen waarin
de doodstraf op afvalligheid staat. Dat is maar een aantal, een handjevol landen,
maar je ziet wel dat het recht op geweten daarin sterk onder druk staat. Maar mijn
vraag is van een andere, behapbaardere orde, namelijk om daarvan met gelijkgestelde
landen te zeggen: vrijheid van geweten staat zo centraal en is zó de kern van menselijke
waardigheid, waarover we als VN proberen samen te komen, dus daar maken we wel een
punt van.
Minister Van Weel:
Dit is eigenlijk een subcategorie van de bredere categorie landen die andere mensenrechtenstandaarden
hanteren dan wij. Nogmaals, van mens tot mens en vanuit het Nederlandse kabinet zeg
ik tegen u als parlementslid en tegen de hele bevolking: ik ben het met u eens en
ik vind het verwerpelijk dat mensen überhaupt vervolgd kunnen worden voor dit soort
zaken, laat staan dat ze er de doodstraf voor krijgen. Maar ik vrees dat het niet
haalbaar is om er in VN-verband de handen voor op elkaar te krijgen om óf te komen
tot een nieuw internationaal verdrag om dit te verbieden, óf om dit soort landen te
kunnen weren uit de Mensenrechtenraad. Daarvoor is de groep landen die zich hier actief
tegen afzet te klein. Dan kom ik weer terug bij mijn eerdere punt: zoals wij de universele
mensenrechten interpreteren, wordt dat niet wereldwijd gedaan.
Wat doen we nationaal, maar ook in EU-verband om ervoor te zorgen dat christenen niet
van hun geboortegrond worden verdreven? Dat was een vraag van de heer Kahraman en
dat is natuurlijk zeer begrijpelijk, gelet op zijn achtergrond. Wij zetten ons daartegen
in en vragen in diverse fora speciale aandacht voor de vervolging van minderheden
zoals christenen. In EU-verband pleit Nederland ook voor sancties tegen daders van
religieus gemotiveerd geweld. Die zorgen bespreken we ook bij de beoordeling van de
GSP+-status, dus de handelspreferenties. Dat doen we bijvoorbeeld bij een land als
Pakistan.
Daarnaast steunen we VN-instellingen die mensenrechtenschendingen onderzoeken en we
roepen via de Mensenrechtenraad op tot afschaffing van blasfemiewetgeving. Dat geeft
ook een klein beetje antwoord op de vorige vraag. Ook financieren we een vijfjarig
programma van 37 miljoen euro gericht op interreligieuze dialoog en het tegengaan
van extremisme in verschillende landen. Ik kan u vertellen dat ik ook in de bilaterale
gesprekken die ik heb gehad, aandacht heb gevraagd voor dit onderwerp, zo ook in mijn
gesprek met de Syrische Minister van Buitenlandse Zaken zeer recent in New York.
Mevrouw Dobbe vroeg of er een actieplan is om de negatieve trend voor onafhankelijke
journalistiek te keren. Ook persvrijheid is een kernprioriteit en ook hiervoor blijft
het Mensenrechtenfonds beschikbaar. Het Safety for Voices-programma bijvoorbeeld voorziet
in 20 miljoen in vijf jaar voor de bescherming van journalisten en onafhankelijke
media. Ook ambassades wereldwijd steunen onafhankelijke journalistiek en journalisten.
Andere voorbeelden die we hebben op dit gebied zijn 3 miljoen euro voor Radio Free
Europa naar aanleiding van het wegvallen van de Amerikaanse steun.
We hebben € 500.000 beschikbaar gesteld voor onafhankelijke journalistiek in de Palestijnse
gebieden en € 500.000 voor journalisten die desinformatie in West-Afrika tegengaan.
Dat is ook meteen het antwoord op de vraag van de heer Paternotte hoe wij zijn omgegaan
met het voorstel van het versterken van de onafhankelijke media in West-Afrika. Ik
deel compleet zijn analyse: als wij het hebben over de informatieoorlog, dan zijn
we die daar heel hard aan het verliezen, tot een punt dat we niet eens meer gezien
worden als een geloofwaardige boodschapper. Dat is om verschillende redenen zeer,
zeer zorgelijk.
De heer Van der Burg vroeg nog om extra aandacht voor vervolgde mensenrechtenactivisten
die niet de media halen. Het gaat om de individuen. Ik ben het daar helemaal mee eens.
We blijven ons inzetten voor de mensenrechtenactivisten op individueel niveau. We
halen ook informatie op over individuen die niet in de media komen. Waar passend besteden
we aandacht aan die zaken, bijvoorbeeld door rechtszaakmonitoring of door bespreking
in EU-verband. U weet dat we via het Shelter City-programma ook jaarlijks 30 mensenrechtenverdedigers
een plek geven om in Nederland even op adem te komen voor het belangrijke werk dat
zij onder druk uitoefenen.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het blokje overige belangrijke vragen. Dat is ook het
laatste blokje. Mevrouw Dobbe vroeg naar het ICC, het Internationaal Strafhof, en
anderen sloten zich daarbij aan. Dat is een zeer zorgelijke situatie. Dat betreft
inderdaad niet alleen wat er boven de markt hangt, maar ook de sancties die tot op
heden al zijn opgelegd. Ondanks dat we met in totaal 125 verdragspartijen verantwoordelijk
zijn voor het Statuut van Rome en voor het Internationaal Strafhof, voelen wij als
gastland natuurlijk een bijzondere verantwoordelijkheid.
Ik heb vanmorgen nog met de president van het Hof en haar plaatsvervanger gezeten
om te spreken over de situatie op dit moment. Ze zijn ons erkentelijk voor de inspanningen
die we hebben gepleegd om de impact van de sancties die tot nu toe aan individuen
zijn opgelegd, te mitigeren. Volgens de president is er daardoor op dit moment geen
sprake van een inbreuk op het functioneren van het Hof. Een van de belangrijke zaken
die we daarbij voor elkaar hebben gekregen, is dat in ieder geval de bankrekeningen
behouden blijven, die natuurlijk cruciaal zijn voor het kunnen functioneren.
Maar natuurlijk denken we evengoed na over wat donkerdere scenario's, waarbij er ook
institutionele sancties komen tegen het Hof, los van wat onze reactie op dat moment
zou zijn en het feit dat wij bij elk contact met de VS aangeven hoe onwenselijk we
dat vinden en dat het Internationaal Strafhof onafhankelijk moet kunnen blijven opereren.
We zijn daarover ook met alle andere verdragspartijen in overleg. Uiteindelijk kunnen
wij met 125 landen een veel sterker signaal afgeven dan wanneer Nederland dat als
gastland in zijn eentje doet. Dat doen we dus.
Daarnaast zijn we natuurlijk ook samen met het Hof aan het bedenken hoe we, als die
sancties er komen, het Hof alsnog kunnen laten functioneren. Daar is het Hof zelf
ook mee bezig, is mij vandaag gebleken. Ook zij zijn opties aan het bekijken, met
IT-dienstverleners, met banken en anderszins. Dat gesprek blijven we voeren. Er zijn
dus meerdere sporen. Eén. We moeten voorkomen dat het gebeurt. Twee. Als het toch
gebeurt, moeten we ons ondubbelzinnig daartegen uitspreken met zo veel mogelijk partijen.
En drie. We moeten ook nadenken over wat de effecten zijn als het gebeurt, zodat we
het Hof dan in ieder geval door kunnen laten functioneren.
U vroeg naar Microsoft als specifiek voorbeeld. Dat is een van de onderwerpen waarvoor
opties worden bekeken. Men is aan het kijken naar IT-dienstverleners om te bezien
hoe het Hof met een hele brede paraplu alsnog het eigen functioneren overeind zou
kunnen houden, qua ICT, qua financiën en anderszins, ingeval deze sancties van kracht
zouden worden. Het zou niet eenvoudig worden, kan ik u zeggen, want de invloed van
extraterritoriale sancties door de VS is groot. Maar wij spannen ons daar wel tot
het uiterste voor in.
Dan kom ik bij de beleidsbeïnvloeding en het beleidskader Focus. Dat is de verantwoordelijkheid
van de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, maar de nadruk ligt
daarbij op lokaal eigenaarschap en maatschappelijke organisaties in lage- en middeninkomenslanden.
Er is dus ook financiering beschikbaar voor beleidsbeïnvloeding in lage- en middeninkomenslanden,
op regionaal, nationaal en internationaal niveau. Maar lobbyen binnen Nederland is
inderdaad niet subsidiabel. We achten het onwenselijk om middelen voor Ontwikkelingshulp
aan te wenden voor beleidsbeïnvloeding hier in Nederland. Dat is de tweestap die daarin
zit.
De heer Paternotte vroeg of ik mij blijf inzetten voor het recht op veilige abortus.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Van der Burg.
De heer Van der Burg (VVD):
Het punt was van mijn collega's ter rechterzijde. U zegt: het is niet subsidiabel.
Nu heb ik mijn collega's horen spreken over «dat weer mogelijk maken». Dat kan over
iets anders gaan. Ik vraag het dus in dit geval even aan de Minister, want ook als
iets niet subsidiabel is, kan het wel binnen het takenpakket vallen dat een organisatie
uitvoert, alleen dan zonder subsidie van het Rijk. Kunt u daarop reflecteren in antwoord
op volgens mij mijn rechterbuurvrouwen of in ieder geval één buurvrouw?
Minister Van Weel:
Dat zegt u goed. Wij gaan niet over de taakuitvoering van de organisaties. We gaan
wel over wat er gebeurt met dat deel van het geld dat vanuit de overheid komt. Dat
is exact. En volgens mij gebeurt dat ook op diverse momenten.
Het recht op veilige abortus; laat ik daar heel kort over zijn tegen de heer Paternotte.
We hebben daar uitgebreid overleg over gehad. Ja, ik steun dat. Ik sta welwillend
tegenover dit onderwerp. We hebben het erover gehad op 8 september. Daar waar het
gaat om het verankeren hiervan in verdragen moeten wel echt de verhoudingen veranderen.
Dat was ook mijn grote kanttekening die ik plaatste bij het voorstel dat toen voorlag.
Voorzitter. Ik denk dat ik daarmee aan het einde ben gekomen van de vragen die aan
mij zijn gesteld.
De voorzitter:
Daar lijkt het inderdaad op. Dan kunnen we naar de tweede termijn van de kant van
de Kamer. Ik geef weer als eerste het woord aan mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dan kom ik met mijn moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP) een belangrijk
instrument is om democratie en rechtsstaat in landen om Europa heen te bevorderen;
overwegende dat dit fonds op allerlei manieren het Nederlandse belang dient;
verzoekt het kabinet om ruimte te zoeken op de begrotingsposten waar vaak onderuitputting
is om het NFRP, inclusief het Nederlandse Politieke Partijen Programma, in 2026 en
2027 budgettair onverminderd ten opzichte van 2025 voort te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri, Van der Burg, Paternotte, Boswijk, Dobbe,
Teunissen, Dassen, Ceder en Kahraman.
Zij krijgt nr. 406 (32 735).
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in 2018 leiders van de vreedzame Hirak-beweging in Marokko zijn
veroordeeld tot lange gevangenisstraffen;
overwegende dat het Europees Parlement, de Werkgroep Arbitraire Detentie van de VN
en verschillende mensenrechtenorganisaties waaronder Human Rights Watch en Amnesty
International spreken van politieke gevangenen die ten onrechte zijn veroordeeld;
verzoekt het kabinet om de druk op de Marokkaanse regering verder op te voeren voor
de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Nasser Zefzafi en de andere politieke
gevangenen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Dobbe.
Zij krijgt nr. 407 (32 735).
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Erdogan sinds oktober 2024 meer dan 500 politieke tegenstanders
van de grootste oppositiepartij in Turkije heeft gearresteerd, waaronder oppositieleider
en burgemeester van Istanbul Ekrem Imamoglu;
constaterende dat Erdogan de uitspraken van het EHRM over Selahattin Demirtaş en Osman
Kavala nog steeds niet heeft gerespecteerd;
verzoekt het kabinet om de druk op de Turkse regering verder op te voeren voor de
onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Imamoglu, Demirtaş, Kavala en de
honderden andere politieke gevangenen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Van der Burg.
Zij krijgt nr. 408 (32 735).
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) Europese landen heeft verzocht
om ernstig zieke en gewonde kinderen uit Gaza te evacueren voor medische behandeling
en reeds veel van onze bondgenoten hier gehoor aan hebben gegeven;
verzoekt de regering om parallel aan het verbeteren en ondersteunen van de medische
behandelingen in de regio, ook toe te laten dat Nederlandse ziekenhuizen Palestijnse
kinderen – voor wie in de regio geen adequate zorg is – mogen behandelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri, Dobbe, Paternotte, Ceder, Van Baarle,
Dassen en Kahraman.
Zij krijgt nr. 409 (32 735).
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Tot slot een laatste motie, die pas donderdag in stemming wordt gebracht,
nadat we er ook een debat over hebben gevoerd.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Tweede Kamer in oktober 2023 het kabinet heeft verzocht om werk
te maken van de overbrenging van onder anderen de Afghaanse ambassadebewakers;
overwegende dat Afghaanse bewakers hun leven hebben geriskeerd ter bescherming van
Nederlandse diplomaten en militairen en ernstig gevaar lopen vanwege hun werk voor
Nederland;
overwegende dat het abrupte kabinetsbesluit vorig jaar om de bewakers niet over te
brengen de morele en humanitaire verplichtingen van Nederland ondermijnt en aanzienlijke
schade toebrengt aan onze internationale reputatie en toekomstige diplomatieke en
militaire samenwerking;
verzoekt het kabinet om de reeds gedane toezeggingen na te komen en de veilige overbrenging
van Afghaanse bewakers, inclusief hun directe gezinnen, naar Nederland per direct
te realiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri, Paternotte, Dobbe, Ceder, Dassen en
Van Baarle.
Zij krijgt nr. 410 (32 735).
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank aan de Minister.
De voorzitter:
We gaan door naar de volgende. Het woord is aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mag ik nog een vraag stellen aan mevrouw Piri? Ik ben zo benieuwd waarom ze die motie
bij dit debat indient.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Goede vraag! De reden is dat de heer Paternotte vorige week dinsdag had gevraagd om
een tweeminutendebat, zodat we moties kunnen indienen na het debat dat gepland staat
over consulaire zaken. Daar zal dit onderwerp natuurlijk, wat mijn fractie betreft,
prominent aanwezig zijn. Maar een meerderheid van de Kamer heeft ons de mogelijkheid
ontnomen om er moties over in te dienen. Aangezien het wel mensenrechten zijn, dacht
ik: nou, dan dienen we ’m in bij dit debat en is er de mogelijkheid na dat debat,
nadat we alle vragen hebben kunnen stellen aan de Minister hierover, om te stemmen
over deze motie, met de hoop – ik kijk heel lief naar de heer Kahraman – dat er dit
keer met steun van NSC gewoon een Kamermeerderheid voor is.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwen en kinderen onevenredig getroffen worden door oorlog en
conflict, en maatschappelijke organisaties een cruciale rol spelen in het monitoren
van deze schendingen;
constaterende dat recente beleidswijzigingen het voor deze organisaties moeilijker
maken om onderzoek uit te voeren en resultaten te delen met Nederlandse beleidsmakers
en volksvertegenwoordigers;
verzoekt de regering om nationale pleitbezorging weer mogelijk te maken binnen het
beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties, in het bijzonder
voor de instrumenten «Vrouwen, vrede en veiligheid» en «Tegengaan van geweld tegen
vrouwen en steun aan vrouwenrechtenverdedigers»,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Paternotte en Piri.
Zij krijgt nr. 411 (32 735).
Mevrouw Dobbe (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse regering geen feministisch buitenlandbeleid meer
voert en vrouwenrechten uit de begroting BHO worden wegbezuinigd;
constaterende dat er een groeiende internationale antirechtenbeweging actief is, waardoor
rechten van vrouwen en meisjes steeds meer onder druk komen te staan;
overwegende dat Nederland zich wel moet blijven inzetten voor de bevordering van vrouwenrechten;
verzoekt de regering de gevolgen van de bezuinigingen op vrouwenrechten en het niet
langer voeren van een feministisch buitenlandbeleid voor de Kamer inzichtelijk te
maken, en hierover voor de begrotingsbehandeling BHO of BuZa aan de Kamer te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en Piri.
Zij krijgt nr. 412 (32 735).
Mevrouw Dobbe (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de VS nieuwe sanctiemaatregelen tegen het Internationaal Strafhof
hebben genomen en een nieuw pakket aan sancties overwegen;
overwegende dat Nederland als gastland een bijzondere verantwoordelijkheid richting
het Strafhof heeft;
overwegende dat de Europese Commissie in juni het inzetten van de EU-antiboycotverordening
nog niet «opportuun» achtte, maar dat omstandigheden inmiddels zijn veranderd;
verzoekt de regering een pakket aan maatregelen uit te werken om het Internationaal
Strafhof te beschermen tegen Amerikaanse sancties en dit voor de begrotingsbehandeling
Buitenlandse Zaken aan de Kamer voor te leggen;
verzoekt de regering in ieder geval een nieuwe inzet op de EU-antiboycotverordening
en het aanbieden van alternatieve ICT-faciliteiten door Nederland aan het Internationaal
Strafhof in dit pakket op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Piri en Paternotte.
Zij krijgt nr. 413 (32 735).
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie. Het zal u niet verbazen dat die over geloofsvrijheid
gaat.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de aanwezigheid van christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten
eeuwenoude wortels heeft en van groot belang is voor de culturele en religieuze diversiteit
van de regio;
overwegende dat deze gemeenschappen de afgelopen decennia in aantal drastisch zijn
afgenomen door vervolging, geweld en discriminatie, waardoor velen gedwongen werden
hun land te verlaten;
overwegende dat het in het belang is van de internationale rechtsorde, stabiliteit
en regionale vrede dat minderheden, waaronder christenen, in het Midden-Oosten, Afrika
en Azië in vrijheid en veiligheid kunnen blijven wonen;
constaterende dat Nederland zich inzet voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
wereldwijd;
verzoekt de regering zich in Europees en internationaal verband in te zetten voor
de bescherming van christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten, Afrika en Azië,
zodat zij in hun eigen landen in veiligheid en waardigheid kunnen blijven leven, en
niet gedwongen worden te vluchten naar Europa,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kahraman en Ceder.
Zij krijgt nr. 414 (32 735).
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Kahraman. Dan is het woord aan de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrije en onafhankelijke media cruciaal zijn voor de democratische
ontwikkeling en de Europese toekomst van Oekraïne;
overwegende dat er naar verwachting rond het einde van dit jaar circa 100 mediaorganisaties
in Oekraïne hun deuren hebben moeten sluiten;
overwegende dat onafhankelijke media nog geen expliciet onderdeel zijn van de Nederlandse
inzet voor de wederopbouw van Oekraïne;
verzoekt de regering om vrije en onafhankelijke media expliciet op te nemen in de
Nederlandse inzet en hiervoor ook middelen uit de wederopbouwfondsen beschikbaar te
stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Van der Burg.
Zij krijgt nr. 415 (32 735).
Dat was het wat u betreft, begrijp ik, meneer Paternotte?
De heer Paternotte (D66):
Ik deed de microfoon uit, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, dat hoort u altijd te doen als u niet aan het woord bent. Wij gaan door naar de
heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Een paar moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de VN-Mensenrechtenraad zich richt op de naleving van de mensenrechten,
waaronder het recht op de vrijheid van godsdienst;
constaterende dat er niet in alle landen die onderdeel zijn van de VN-Mensenrechtenraad
volledige godsdienstvrijheid geldt en ook landen die de doodstraf op godslastering
kennen, zoals Pakistan, Nigeria, Iran en Afghanistan, onderdeel kunnen zijn van de
raad;
overwegende dat het onbestaanbaar is als christenen en andere minderheden worden vervolgd
en veroordeeld vanwege hun geloof, zeker in landen die vervolgens toezien op de naleving
van mensenrechten elders;
verzoekt de regering om zich ervoor in te zetten om landen waar de doodstraf op godslastering
of afvalligheid geldt, te weren uit de VN-Mensenrechtenraad,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 416 (32 735).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de mensenrechten van de bevolking in West-Papoea al decennialang
worden geschonden door de Indonesische autoriteiten;
constaterende dat de EU juist de economische banden met Indonesië wil aanhalen middels
CEPA;
overwegende dat de EU zich moet inzetten voor het bevorderen van mensenrechten wereldwijd;
verzoekt de regering om, eventueel na een onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen
in West-Papoea door de Indonesische regering, met gelijkgestemde landen mensenrechtenverbeteringen
randvoorwaardelijk te maken voor akkoord gaan met CEPA en daarvoor het draagvlak binnen
de EU te vergroten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 417 (32 735).
De heer Ceder (ChristenUnie):
En tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het rapport-Drooglever ten aanzien van West-Papoea nooit officieel
in ontvangst is genomen;
verzoekt het kabinet het rapport alsnog officieel in ontvangst te nemen en een formele
reactie te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 418 (32 735).
Dan zijn we daarmee aan het einde van de tweede termijn gekomen van de kant van de
Kamer. Ik kijk naar de Minister. Is tien minuten voor u voldoende om u te beraden?
Minister Van Weel:
Met twee minuten voor de lift erbij red ik dat.
De voorzitter:
Twaalf minuten. We gaan door om 21.40 uur.
De vergadering wordt van 21.26 uur tot 21.41 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het overleg. Het woord is aan de Minister voor de beoordeling van
de moties.
Minister Van Weel:
Voorzitter, dank. Dank aan de leden voor hun inbreng in de eerste termijn. Terwijl
we hier zaten in de eerste termijn is er ook een persconferentie geweest van president
Trump samen met premier Netanyahu met daarin de presentatie van een plan om een einde
te maken aan de oorlog in Gaza. Dit komt op hoofdlijnen overeen met de contouren zoals
ik die afgelopen week in New York van verschillende landen in de regio heb gehoord.
Ik denk dat daar zeker goede elementen in zitten. Het is echter nog te vroeg om te
juichen, omdat uiteraard ook Hamas zich een mening zal moeten vormen over dit plan.
Linksom of rechtsom, laten we hopen dat dit in ieder geval leidt tot meer druk om
het conflict zo snel mogelijk te beëindigen.
Voorzitter. Dan kom ik nu bij de beoordeling van de moties.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is allemaal vers, maar u heeft het plan vorige week al gezien. Ligt er nu een
plan dat de goedkeuring heeft van Qatar, Amerika en Israël, en is Hamas de enige die
nog moet instemmen? Of zijn er nog andere randvoorwaarden? Ik vraag dit om even duidelijk
te krijgen waar we de komende dagen op mogen hopen en ook waar we op moeten inzetten
als landen om de druk op de juiste plek te zetten.
De voorzitter:
Ik zou toch willen voorstellen om dit kort te houden.
Minister Van Weel:
Ja, ik zal het heel kort houden, voorzitter. U stelt het iets te scherp, meneer Ceder.
Ik heb vorige week met een heleboel landen gesproken die een bijdrage hebben geleverd
aan elementen van het plan. Of dat plan in ongeschonden staat vandaag is besproken
in het Witte Huis, weet ik niet. Daarvoor zit ik nog net niet aan genoeg tafels. Maar
met de elementen van het plan die ik vorige week heb gehoord kon men in bredere zin
instemmen. We zullen moeten zien wat het uiteindelijke plan is en ook wat Hamas daarmee
zal gaan doen.
De voorzitter:
Dit ligt eigenlijk wel een beetje op de rand, zo niet buiten de orde van deze vergadering.
Maar ja, nadat ik meneer Ceder het woord heb gegeven, zal ik ook mevrouw Piri de kans
geven om een vraag te stellen.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Om nou te zeggen dat Gaza niet gaat over mensenrechten, voorzitter... Ik zou dat niet
zo stellen. We hebben deze week nog drie debatten met deze Minister staan en nog een
debat met premier Schoof over buitenlandse aangelegenheden. Is het te verwachten dat
we een korte appreciatie van de Minister kunnen krijgen voor een van die debatten?
Ik snap dat dat vandaag niet gaat. Gewoon een korte appreciatie: hoe kijkt het Nederlandse
kabinet ertegen aan?
Minister Van Weel:
Ik hoop dat we snel meer horen over de concrete invulling van dit plan. Nu doe ik
dat op basis van gesprekken die ik heb gevoerd. Ik zat niet bij het gesprek van vandaag.
Daar zal de komende 24 uur meer helderheid over komen, denk ik. Ik denk ook dat we
meer te horen krijgen over de opstelling van Hamas en de haalbaarheid. Mijn voornemen
is om de stand van de wereld met u door te nemen op donderdagavond. Daar staat nu
nog een veegdebat, maar dat komt waarschijnlijk te vervallen en dan kunnen we dit
op donderdag doen. Dat is dan mogelijk ook de laatste gelegenheid om zo veel mogelijk
te vertellen. Ik probeer u dat dan van tevoren te doen toekomen. Ik heb het zelf uitgelokt;
excuses, voorzitter, voor deze korte interruptie. Maar het onderwerp is, denk ik,
belangrijk genoeg om toch even te noemen.
Dan de moties. De motie op stuk nr. 406, van mevrouw Piri, geef ik oordeel Kamer.
Strikt genomen hoort de motie bij de begrotingsbehandeling. Ik ga ervan uit dat ze
daar ook nog een keer langskomt, maar hiermee heeft u in ieder geval mijn welwillende
insteek vernomen.
De motie op stuk nr. 407, over de Marokkaanse regering, geef ik oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 408, over de Turkse regering: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 409, over behandeling in Nederlandse ziekenhuizen, moet ik ontraden
met verwijzing naar eerdere debatten en de kabinetslijn die is gekozen voor hulp in
de regio.
De motie op stuk nr. 410, over Afghaanse bewakers, moet ik om twee redenen ontraden.
Eén. Dit is nog onder de rechter. Wij wachten nog op de uitspraak na de hoorzitting
die vandaag in deze zaak is geweest. Twee. We zijn het niet eens met de referentie
aan de gedane toezeggingen. We staan daar anders in, maar dat is ook onderdeel van
het pleidooi van de regering in deze zaak.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat de regering het er niet mee eens is. Er staat ook kritiek in op het besluit
dat het kabinet heeft genomen. Maar dat het onder de rechter is, vind ik niet echt
een reden om dit te ontraden. De Eerste Kamer heeft dit eerder aangenomen, precies
de tekst uit het dictum. Dat was nog lang voor er een rechtszaak speelde. Dus volgens
mij staat het de Tweede Kamer gewoon vrij om diezelfde uitspraak te doen.
Minister Van Weel:
Het staat de Kamer vrij om die uitspraak te doen. Maar de regering niet, omdat wij
doorgaans geen uitspraken doen over zaken die onder de rechter liggen. Dus vandaar.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 411.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 410. Nee, de motie op stuk nr. 411. Excuus. U bent nog scherp
op dit uur van de dag. Die moet ik ontraden met verwijzing naar dit debat, maar vooral
naar de debatten die u heeft gehad met de Staatssecretaris hierover.
De motie op stuk nr. 412 van mevrouw Dobbe: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 413 van mevrouw Dobbe over het Internationaal Strafhof wil ik
oordeel Kamer geven, maar wel met die verbijzondering dat we dat informeren van uw
Kamer op hoofdlijnen zullen doen. Dat zeg ik in het belang van het Internationaal
Strafhof. Wij gaan niet in detail plannen op tafel leggen voor hoe wij eventueel Amerikaanse
sancties gaan omzeilen, want dat is de facto wat we dan doen.
De motie op stuk nr. 414: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 415: oordeel Kamer, met verwijzing naar de aankondiging die ik
net in mijn termijn heb gedaan.
Dan de motie op stuk nr. 416. Het houdt nu op, denk ik. Het ligt aan uw buurman, zeg
ik tegen de heer Ceder. De heer Ceder kan ervan uitgaan dat we dit soort landen zelf
nooit in een Mensenrechtenraad zullen verkiezen, maar wat deze motie vraagt is daar
een soort campagne tegen te gaan voeren. Ik zie het toch echt niet in het belang van
Nederland om als een VN-lidstaat zich kandidaat stelt actief campagne te gaan voeren
tegen een dergelijke kandidaat. Het omgekeerde kan ik me wel voorstellen, dat wij
ons hard zullen maken voor kandidaten die niet aan dit profiel voldoen. Maar in deze
vorm moet ik ’m ontraden, want dat kunnen we niet maken. Wij zouden ook geen campagne
tegen ons lidmaatschap waarderen. Dat geldt ook voor deze landen, al zijn het er maar
acht.
De motie op stuk nr. 417 moet ik ontraden. De mensenrechtensituatie Papoea is zorgelijk.
Daarom blijft het bespreken van mensenrechten onderdeel van de brede relatie met Indonesië,
maar over de inhoud van het akkoord zullen we, zoals ik heb gezegd, een positie innemen
in het debat op het moment dat we alle stukken hebben ontvangen van de Commissie.
Daar kunnen we nu geen invloed meer op uitoefenen. We komen elkaar dan te spreken,
maar voor nu moet ik deze motie dus ontraden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik volg de redenering van de Minister, maar mijn tekst sluit dat volgens mij niet
uit. Ik vraag om in de periode dat de landen aan zet zijn, dus niet nu, eventueel
na een onafhankelijk onderzoek de baton op te pakken en dit wel bespreekbaar te gaan
maken. Dus volgens mij sluit het tijdpad mijn motie niet uit. Tenzij de Minister het
niet wil doen. Dat kan, maar volgens mij zitten we qua tijdpad wel op dezelfde lijn.
Minister Van Weel:
Waar het ’m in zit, is het woord «mensenrechtenverbeteringen». Het is een behoorlijke
stap om als EU in een handelsakkoord met een ander land te eisen: we gaan dit allemaal
pas doen, als dit of dat. Ik wil graag kijken naar de waarborging van de mensenrechten
zoals die staan in het conceptakkoord. Dan kunnen we alsnog van gedachten wisselen.
Als u vindt dat dat onvoldoende is, dan zijn er nog meerdere smaken. Dat is namelijk
ons hard maken voor het verharden van die paragraaf dan wel de route aangaan die u
hierin schetst, die overigens wel zeer ongebruikelijk is, namelijk dat je eerst een
verbetering wilt zien. Op dit moment vind ik het te vroeg om me hieraan te committeren.
Dan de motie op stuk nr. 418. Ik heb begrepen dat het rapport wel een officiële reactie
heeft gekregen, in 2005 al. Het is dus destijds wel geapprecieerd, maar ik heb ook
begrepen dat in het recente debat over het slavernijverleden op 11 juni jongstleden
door de Ministers van OCW en BZK is toegezegd om alsnog te komen met een nieuwe appreciatie
hierop. In dat licht moet ik deze motie ontijdig verklaren, met verwijzing naar die
reactie.
Dat brengt mij aan het einde, voorzitter.
De voorzitter:
Dan zijn we gekomen aan het eind van de tweede termijn van de kant van de Minister.
Dan ga ik de toezeggingen nog even voorlezen. Het zijn er twee. De eerste luidt als
volgt.
– De Minister zegt toe, in navolging van de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, om voorafgaand aan het rondetafelgesprek over medische
evacuaties van kinderen uit Gaza, de dato 2 oktober 2025 om 10.00 uur, de Kamer schriftelijk
te informeren over hoe het hulppakket van 25 miljoen voor Gaza en de regio precies
wordt besteed en daarbij specifiek in te gaan op de inzet voor de meest kwetsbare
kinderen die acute medische hulp nodig hebben.
Klopt dat allemaal? Ik kijk nog even naar de Minister, maar ook naar de kant van de
Kamer. Minister?
Minister Van Weel:
Ik miste even... Ik heb het een «hele harde inspanningsverplichting» genoemd. Ik doe
dat mede namens de Staatssecretaris. Harder dan dat zou ik het nu niet willen formuleren.
Ik ga mijn uiterste best doen.
De voorzitter:
Helder. Dan noteren we dat als een inspanningsverplichting, een harde inspanningsverplichting.
Dan de tweede toezegging.
– De Minister zegt toe de Kamer voor het laatste debat met de commissie van aanstaande
donderdag een nadere appreciatie te sturen van de recente vredesdeal over Gaza, zoals
net aangekondigd door president Trump.
De Minister zegt toe de Kamer voor het laatste debat met de commissie van aanstaande
donderdag een nadere appreciatie te sturen van de recente vredesdeal over Gaza, zoals
net aangekondigd door president Trump.
Is iedereen akkoord met deze weergave van de toezegging? Dat is het geval.
Dan zijn we nu klaar met dit notaoverleg, denk ik. Ik dank de leden voor de inbreng
en de Minister voor de beantwoording. Daarmee sluit ik deze bijeenkomst.
Sluiting 21.52 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier