Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hirsch en Kröger over het artikel 'Door creatief boekhouden hoeven we voorlopig geen euro extra te betalen voor klimaatschade in arme landen'
Vragen van de leden Hirsch en Kröger (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het artikel «Door creatief boekhouden hoeven we voorlopig geen euro extra te betalen voor klimaatschade in arme landen» (ingezonden 18 september 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Aukje de Vries (Buitenlandse Zaken) en Minister Hermans
(Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 30 september 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in Follow the Money «Door creatief boekhouden hoeven we voorlopig geen euro extra te betalen voor klimaatschade
in arme landen» van 8 september 2025, waarin wordt beschreven hoe Nederland tijdens
en in aanloop naar COP29 inzette op een zo laag mogelijke uitkomst, waardoor het Nederland
geen extra geld zou kosten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat Nederland er tijdens de onderhandelingen actief op heeft aangedrongen
om de doelstelling voor klimaatfinanciering zo laag mogelijk vast te stellen en de
definitie daarvan zo breed mogelijk te maken, en dat er daarmee werd ingezet op slechts
een inflatiecorrectie van het oude doel en niet daadwerkelijk extra geld? Zo nee,
wat is de inzet van Nederland daadwerkelijk geweest en waaruit blijkt dat?
Antwoord 2
Dit is geen juiste weergave van de Nederlandse inzet. Ambtelijk zijn diverse scenario’s
verkend. De Nederlandse inzet in de onderhandelingen is geweest zoals deze is medegedeeld
aan de Kamer in aanloop naar en na afloop van COP29, namelijk een doel dat diverse
financieringsstromen omvat, met een kern van publieke aard waaraan een grotere groep
landen bijdraagt. Een uitgebreide toelichting is terug te vinden in de Kamerbrief
Nederlandse inzet COP29 voor de Milieuraad van 14 oktober (Kamerstuk 31 793, nr. 272), de Kamerbrief Verwachtingen en inzet VN-klimaatconferentie COP29 (Kamerstuk 31 793, nr. 274) en de Kamerbrief Resultaten COP29 (Kamerstuk 31 793, nr. 278).
Vraag 3
Klopt het dat Nederland zich, onder andere richting de Europese Unie (EU), heeft ingezet
om zo lang mogelijk geen concreet bedrag te noemen? Zo ja, waren er andere lidstaten
die dezelfde inzet hadden? Zo ja, waren er landen die wel pleitten voor een concreet
bedrag? Ze nee, waaruit blijkt dat? Zo ja, kunt u aangeven in welke mate dit de onderhandelingen
binnen het EU blok en tijdens de Conferencie van Partijen bij het VN-Klimaatverdrag
(COP) heeft beïnvloed?
Antwoord 3
De omvang van de New Collective Quantified Goal (NCQG) was mede afhankelijk van andere parameters, waaronder het tijdspad, de definitie,
de structuur en de bijdragende landen. Het was voor Nederland en de EU daarom lange
tijd te vroeg om een bedrag te noemen. Wij kunnen geen uitspraken doen over de inzet
van andere EU-lidstaten bij het bepalen van de Europese positie. De uiteindelijke
onderhandelingsinzet van de EU is vastgelegd in de Raadsconclusies COP29 zoals aangenomen
in de Milieuraad van 14 oktober 2024.
Vraag 4
Klopt het dat Nederland tijdens de onderhandelingen heeft ingezet op een uitkomst
zonder verdeelsleutel, waardoor geen enkel land formeel verantwoordelijk zou zijn
voor een concrete bijdrage aan de New Collective Quantified Goal (NCQG)? Zo nee, waaruit
blijkt dat?
Antwoord 4
Ja, Nederland is geen voorstander geweest van een verdeelsleutel omdat de Overeenkomst
van Parijs nadrukkelijk heeft afgesproken dat er een collectief klimaatfinancieringsdoel
moest komen. Nederland zet zich in voor transparantie en zo degelijk mogelijke methodes
voor de rapportage over klimaatfinanciering. Op die manier wordt verantwoording afgelegd
per land en over het totaal.
Vraag 5
Deelt u de analyse dat Nederland door in te zetten op een zo laag en vaag mogelijk
doel zonder extra financiële middelen, feitelijk haar verantwoordelijkheid ontloopt
om internationale klimaatsteun te bieden, zoals vastgelegd in internationale afspraken?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, die analyse delen wij niet. Zoals gesteld in de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp
(Kamerstuk 36 180, nr. 133) blijft Nederland zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren. Dit
doen we door binnen de begroting voor ontwikkelingshulp klimaatgerelateerde inspanningen
te leveren via thema's als watermanagement en voedselzekerheid en door bij te dragen
aan de belangrijkste multilaterale klimaatfondsen. Daarnaast richten we ons op de
mobilisatie van private klimaatinvesteringen. In 2024 bedroeg de Nederlandse bijdrage
aan klimaatfinanciering ruim EUR 2,4 miljard, waarvan ruim EUR 1 miljard publieke
financiering en EUR 1,4 miljard met publieke financiering gemobiliseerde private financiering
(HGIS jaarverslag 2024, Kamerstuk 36 601, nr. 3). Zoals aangegeven in de HGIS-nota 2026 (Kamerstuk 36 801, nr. 1) is de verwachte Nederlandse bijdrage aan internationale klimaatfinanciering in 2026
ruim EUR 2,9 miljard.
Vraag 6
Hoe verhouden uw (eerdere) uitspraken dat Nederland zijn aandeel aan internationale
klimaatfinanciering levert zich tot de uit de Woo-documenten blijkende inzet van Nederland
om het financieringsdoel tijdens de onderhandelingen zo laag mogelijk te houden? Acht
u dit niet in tegenspraak met de toezegging dat Nederland zijn eerlijke aandeel zal
bijdragen? Zo nee, waarom niet? Deelt u de analyse dat de bezuinigingen op publieke
klimaatfinanciering als onderdeel van de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking
deze inzet op een eerlijke bijdrage nog verder ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Gelet op de omvang van de wereldwijde klimaatopgave was de inzet van Nederland erop
gericht tot een klimaatfinancieringsdoel te komen dat zou bijdragen aan de opschaling
van klimaatfinanciering vanuit diverse bronnen en kanalen – publiek, privaat, nationaal
en internationaal. Om al deze financieringsstromen te omvatten, hebben Nederland en
de EU gepleit voor een doel dat uit meerdere delen bestaat, met een haalbare en realistische
kern van publieke aard (Kamerstuk 31 793, nr. 274).
Het tijdens COP29 overeengekomen klimaatfinancieringsdoel bestaat de facto uit meerdere
doelen en is daarmee in lijn met deze inzet: een doel van ten minste USD 300 miljard
per jaar per 2035, welke is ingebed in een oproep aan alle actoren om samen tegemoet
te komen aan de financieringsbehoefte van ontwikkelingslanden die per 2035 ten minste
USD 1.300 miljard per jaar bedraagt. Zoals ook gesteld in het antwoord op vraag 5
blijft Nederland zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren.
Vraag 7
Kunt u reactie geven op de kritiek dat ontwikkelingslanden feitelijk deels hun eigen
klimaatsteun financieren, omdat middelen van bijvoorbeeld de African Development Bank,
waarvan 60% van het kapitaal afkomstig is van Afrikaanse overheden, meetellen als
internationale klimaatfinanciering? Zo nee, waarom niet? Is dit niet in tegenspraak
met het principe van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden,
en met artikel 9 van het Klimaatakkoord van Parijs dat specificeert dat klimaatfinanciering
gaat om steun van ontwikkelde landen aan ontwikkelingslanden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nederland en de EU hebben bewust ingezet op het meenemen van alle klimaatrelevante
financieringen door de multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s), ook als deze zijn
gerealiseerd vanuit bijdragen van niet-traditionele donorlanden. Dit geeft een beter
beeld van de daadwerkelijke investeringen van MDB’s in klimaatprogramma’s in ontwikkelingslanden.
Verder is Nederland van mening dat erkenning van de brede klimaatrelevante financieringen
ten goede zal komen aan de landen waar deze programma’s worden uitgevoerd. Daarnaast
ziet Nederland het besluit als een belangrijke eerste stap om landen die in de laatste
decennia economisch hard groeiden, waaronder China, Brazilië en Saoedi Arabië, ook
mee te laten betalen aan de klimaatinzet in ontwikkelingslanden. Over het algemeen
weerspiegelt het ingelegde kapitaal in de banken de economische draagkracht van landen.
Ook is het zo dat bij veel banken de traditionele donoren van klimaatfinanciering
(de landen die staan genoemd in Annex I van het VN-Klimaatverdrag uit 1992) nog steeds
een substantieel deel van het kapitaal leveren.
Vraag 8
Deelt u de analyse dat Nederland met een strategie van laag inzetten en het oprekken
van definities zijn internationale geloofwaardigheid en het vertrouwen van ontwikkelingslanden
heeft geschaad, waardoor hun bereidheid tot meer klimaatambitie afneemt en de kans
toeneemt dat onderhandelingen over voor Nederland belangrijke thema’s, zoals mitigatie,
mislukken? Zo nee, waarom niet? Deelt u de analyse dat Nederland en Nederlanders uiteindelijk
zelf de prijs voor betalen voor het mislukken van de onderhandelingen op voor Nederland
belangrijke klimaatthema’s? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Wat betreft de eerste vraag over de Nederlandse inzet verwijzen wij graag naar het
antwoord op vraag 6. Nederland heeft gepleit voor een haalbaar en realistisch doel
om zo de ambities op mondiaal klimaatbeleid hoog te houden. We gaan er vanuit dat
de uitkomsten van COP29 voldoende basis bieden om de bredere onderhandelingen over
klimaatbeleid onder UNFCCC voort te zetten. Dit is inderdaad van belang voor alle
Nederlanders, klimaatverandering raakt ook Nederland.
Vraag 9 en 10
Klopt het dat het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) over de juridische
verplichtingen van staten op het gebied van klimaatverandering benadrukt dat staten
niet alleen hun eigen uitstoot moeten beperken, maar ook moeten samenwerken, inclusief
financiële steun aan ontwikkelingslanden? Bent u het ermee eens dat dit de rechtspositie
van ontwikkelingslanden te versterkt? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u de kans
dat Nederland juridisch kwetsbaar wordt als het deze verplichtingen niet nakomt, mede
gezien het recent openbaar geworden Nederlandse optreden tijdens de klimaattop in
Bakoe? Kan u deze punten betrekken in de lopende juridische analyse van de IGH-uitspraak?
Klopt het dat het advies van het IGH over de klimaatverplichtingen van staten benadrukt
dat landen onder internationaal recht niet alleen verplicht zijn hun eigen uitstoot
te beperken, maar ook tot samenwerking, waaronder financiële steun aan ontwikkelingslanden?
Kunt u reflecteren op dit deel van het advies, dat de rechtspositie van ontwikkelingslanden
versterkt met betrekking tot het eisen van financiële steun? Is er een kans dat Nederland
hierdoor niet voldoet aan de IGH-uitspraak en juridisch kwetsbaar is? Zo nee, waarom
niet? Kan het recente, nu openbaar geworden optreden van Nederland tijdens de klimaattop
in Bakoe dit risico vergroten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9 en 10
Het advies verwijst naar een verplichting die ontwikkelde landen onder het VN-Klimaatverdrag
en de Overeenkomst van Parijs al zijn aangegaan. Het advies van het Internationaal
Gerechtshof geeft uitsluitend uitleg over het bestaande internationaal recht en schept
geen nieuw recht. Het advies leidt derhalve niet tot een andere rechtspositie van
ontwikkelingslanden, noch vergroot het advies de juridische kwetsbaarheid van Nederland.
Conform uw verzoek zal het kabinet dit meenemen in de juridisch analyse van de uitspraak.
Vraag 11
Kunt u deze vragen meenemen in de zorgvuldige juridische analyse van het IGH-advies
die u momenteel voert?
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voor het commisdiedebat op 2 oktober
2025 over de inzet COP30?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.