Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 820 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Miljoenennota)
Nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 3 oktober 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 september 2025 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Bij brief van 26 september 2025 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid
beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pool
De griffier van de commissie, Brood
Vragen en antwoorden
Vraag (1):
Hoeveel mensen zijn er, graag per jaar uitgesplitst, sinds 2018 in Nederland opgepakt
vanwege uitingen online?
Antwoord:
Het onderscheid tussen online uitingen en fysieke uitingen wordt niet geregistreerd
in de politiesystemen. De politie werkt met «maatschappelijke klassen», waar zij strafbare
feiten onder hangen. Ter illustratie: zowel een online bedreiging als een fysieke
bedreiging vallen onder de maatschappelijke klasse bedreiging. Bedreiging is het strafbare
feit. Een onderscheid tussen online en fysieke bedreiging wordt niet gemaakt. Het
is derhalve niet mogelijk om een uitgesplitst overzicht aan te leveren van hoeveel
mensen zijn opgepakt vanwege online uitingen sinds 2018.
Vraag (2):
Hoeveel transgenders zijn op dit moment geplaatst op de mannenafdeling in de gevangenissen?
Antwoord:
Er zijn geen cijfers over de aantallen transgender-gedetineerden. Dit wordt niet apart
geregistreerd.
Vraag (3):
Hoeveel transgenders zijn op dit moment geplaatst op de vrouwenafdeling in de gevangenissen?
Antwoord:
Er zijn geen cijfers over de aantallen transgender-gedetineerden. Dit wordt niet apart
geregistreerd.
Vraag (4):
Hoeveel gevallen van het toedienen van shocktherapie in de homogenezing zijn er sinds
2020 geconstateerd in Nederland?
Antwoord:
Er is geen overzicht van het aantal gevallen van het toedienen van shocktherapie in
de homogenezing in Nederland.
Vraag (5):
Hoeveel gevallen van het toedienen van shocktherapie in de homogenezing zijn er sinds
2020 geconstateerd in Europa?
Antwoord:
Er is geen overzicht van het aantal gevallen van het toedienen van shocktherapie in
de homogenezing in Europa.
Vraag (6):
Welke wetten in Nederland, graag alle wetten uitgesplitst per ingangsdatum, vallen
onder de zogenoemde «hate-speech»-categorie?
Antwoord:
Binnen de Raad van Europa wordt de volgende definitie van «hate speech» gebruikt:
uitingen die geweld, haat, discriminatie of vooroordelen tegen een persoon of groep
verspreiden, daartoe aanzetten, bevorderen of rechtvaardigen op grond van veronderstelde
of persoonlijke identiteitskenmerken of statuskenmerken, zoals «ras», religie, geslacht
en seksuele identiteit (Recommendation CM/Rec (2022)16 of the Committee of Ministers
to member States on combating hate speech).
Uitgaande van die definitie kunnen de volgende in het Wetboek van Strafrecht (hierna:
Sr) opgenomen uitingsdelicten worden aangemerkt als vormen van hate speech:
• Artikel 137c Sr (in werking getreden op 16 augustus 1934 (Stb. 1934, 405)): het zich in het openbaar opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen
wegens bepaalde persoonlijke kenmerken (groepsbelediging). Met de per 1 oktober 2024
in werking getreden Wet herimplementatie Europees strafrecht is in artikel 137c, tweede
lid, Sr geëxpliciteerd dat beledigende vormen van onder andere het publiekelijk ontkennen
van genocide – waaronder Holocaustontkenning – strafbaar zijn als groepsbelediging.
• Artikel 137d Sr (in werking getreden op 16 augustus 1934 (Stb. 1934, 405)): het in het openbaar aanzetten tot haat of geweld tegen of discriminatie van bepaalde
groepen.
• Artikel 137e Sr (in werking getreden op 29 maart 1971 (Stb. 1971, 96)): het verspreiden van groepsbeledigende of haatzaaiende uitingen.
• Artikel 137f Sr (in werking getreden op 1 februari 1992 (Stb. 1991, 623)): het steun verlenen aan discriminatoire activiteiten.
• Artikel 137g Sr (in werking getreden op 1 februari 1992 (Stb. 1991, 623), laatstelijk gewijzigd op 1 februari 2004 (Stb. 2003, 480)): de misdrijfvariant van beroepsmatige discriminatie.
• Artikel 429quater Sr (in werking getreden op 29 maart 1971 (Stb. 1971, 96)): de overtredingsvariant van beroepsmatige discriminatie.
Bij Wet van 15 april 2025, houdende voorstel van wet van de leden Timmermans en Bikker
tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van het discriminatoir
aspect als strafverzwaringsgrond zijn de artikelen 137c tot en met 137f en 429quater
Sr laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2025 (Stb. 2025, 74), waarbij de discriminatiegrond «hetero- of homoseksuele gerichtheid» telkens is
vervangen door «seksuele gerichtheid» en de grond «lichamelijke, psychische of verstandelijke
handicap» telkens is vervangen door «handicap». Met deze wet is daarnaast het discriminatoir
aspect als algemene strafverzwaringsgrond ingevoerd (Stb. 2025, 74). Op grond van het ingevoerde artikel 44bis Sr kunnen commune strafbare feiten met
een discriminatieaspect zwaarder worden bestraft. Ook commune uitingsdelicten – zoals
persoonlijke belediging (artikel 266 Sr) – met een discriminatieaspect kunnen als
een vorm van hate speech worden beschouwd.
Vraag (7):
Wat is de gemiddelde gevangenisstraf van alle veroordeelden die een gevangenisstraf
in combinatie met een tbs-maatregel opgelegd hebben gekregen?
Antwoord:
De gemiddelde opgelegde strafduur van de onherroepelijke opleggingen tbs met bevel
tot verpleging in 2024 bedraagt drie jaar.
Vraag (8):
Wat is de gemiddelde tbs-duur van alle veroordeelden die een gevangenisstraf in combinatie
met een tbs-maatregel opgelegd hebben gekregen?
Antwoord:
De tbs-duur wordt bepaald door de mediaan te nemen van de tbs-gestelden die in een
specifiek jaar zijn ingestroomd in een tbs-kliniek. De mediaan (50% zit korter, 50%
zit langer) van instroomjaar 2015 bedraagt 10,1 jaar. Differentiatie naar wel of geen
gevangenisstraf is niet beschikbaar. Van het jaarlijks aantal opleggingen tbs met
bevel tot verpleging heeft ruim 75% een combinatievonnis, het overige deel heeft ontslag
van rechtsvervolging.
Vraag (9):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van opruiing (art. 131 van het Wetboek van Strafrecht)
in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief
de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (10):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van groepsbelediging (art. 137c van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en
2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (11):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanzetten tot haat (art. 137d van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en
2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (12):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van huisvredebreuk (art. 138 van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en
2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (13):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van computervredebreuk (art. 138ab van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en
2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (14):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van deelneming aan een criminele organisatie
(art. 140 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (15):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van deelneming aan een terroristische organisatie
(art. 140a van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (16):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van openlijke geweldpleging (art. 141 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022,
2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (17):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van gelegenheid verschaffen tot plegen van geweld
(art. 141a van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (18):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van grafschennis (art. 149 van het Wetboek van
Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (19):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanstootgevend gedrag (art. 151d van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022,
2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (20):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verbale en non-verbale seksuele intimidatie
(art. 151e van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (21):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van fysieke seksuele intimidatie (art. 151f van
het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021,
2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (22):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanranding in de afgelopen 5 jaar, inclusief
de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (23):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verkrachting in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (24):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanranding van personen van 16 en 17 jaar
(art. 245 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (25):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verkrachting van personen van 16 en 17 jaar
(art. 246 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (26):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanranding van personen van 12 tot en met
15 jaar (art. 247 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (27):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verkrachting van personen van 12 tot en met
15 jaar (art. 248 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (28):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanranding van personen jonger dan 12 jaar
(art. 249 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024. inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (29):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verkrachting van personen jonger dan 12 jaar
(art. 250 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (30):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van het verschaffen of trachten te verschaffen
van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot aanranding of verkrachting van personen
jonger dan 18 jaar, of het verwerven/onderwijzen van kennis of vaardigheden daartoe
(art. 250a van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (31):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van seksuele benadering van personen jonger dan
16 jaar en kwetsbare personen van 16 en 17 jaar, inclusief corresponderende lokprofielen
(art. 251 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (32):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van kinderpornografie (art. 252 van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en
2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (33):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van het bijwonen van een kinderpornografische
voorstelling (art. 253 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (34):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van de bijkomende straffen bij seksuele misdrijven
(art. 254a van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (35):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanstootgevende handelingen verrichten (art. 254b
van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021,
2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (36):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van misbruik van seksueel beeldmateriaal (art. 254ba
van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021,
2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (37):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van dierenpornografie (art. 254c van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en
2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (38):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van seksuele handelingen verrichten met een dier
(art. 254d van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (39):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van seksuele intimidatie (art. 429ter van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022,
2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (40):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van doodslag (art. 287 van het Wetboek van Strafrecht)
in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief
de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (41):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van moord (art. 289 van het Wetboek van Strafrecht)
in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief
de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (42):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van levensbeëindiging op verzoek, behalve door
een arts volgens de betreffende regels (art. 293 van het Wetboek van Strafrecht) in
de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (43):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanzetting tot zelfdoding indien de zelfdoding
volgt (art. 294, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar,
uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde
straf in dat betreffende jaar?
Vraag (44):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van hulp bij zelfdoding (art. 294, tweede lid
van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021,
2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (45):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van mishandeling (art. 300 van het Wetboek van
Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (46):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van dood door schuld (art. 307 van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en
2024, inclusief de hoogst en laagst op gelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (47):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van diefstal (art. 310 van het Wetboek van Strafrecht)
in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief
de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (48):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van gekwalificeerde diefstal (art. 311 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022,
2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (49):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van stroperij (art. 314 van het Wetboek van Strafrecht)
in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief
de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (50):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van overtreding van een noodverordening (art. 443
van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021,
2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (51):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van openbare dronkenschap (art. 453 van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en
2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Antwoord op vragen 9 tot en met 51:
Door het grote aantal vragen en het feit dat vanwege de ICT-verstoring bij het OM
op 17 juli jl. nog niet alle systemen door alle ketenpartners even goed te raadplegen
zijn, duurt het langer dan gebruikelijk om deze vragen te beantwoorden. Ik zeg uw
Kamer toe de beantwoording van deze vragen op te nemen bij de beantwoording van de
vragen over de ontwerpbegroting van 2026.
Vraag (52):
Hoeveel mensen zitten er op dit moment in detentie vanwege veroordeling van verkrachting?
Antwoord:
Per 21 september 2025 zijn er 335 onherroepelijk veroordeelde personen in het gevangeniswezen
gedetineerd op grond van wetsartikelen die betrekking hebben op verkrachting.
Per 1 juli 2025 is een nieuw Wetboek van Strafrecht inwerking getreden, waarbij wijzigingen
zijn opgetreden in de nummering van de wetsartikelen van zedendelicten.
Uit het bronsysteem van DJI is het niet goed mogelijk om onderscheid te maken tussen
het oude en nieuwe Wetboek van Strafrecht.
In de selectie kan het daarom voorkomen dat een aantal veroordeelden onterecht in
de selectie is meegenomen.
Vraag (53):
Hoeveel mensen zitten er op dit moment in detentie vanwege een veroordeling voor opruiing
(art. 131 van het Wetboek van Strafrecht), groepsbelediging (art. 137c van het Wetboek
van Strafrecht) en aanzetten tot haat (art. 137d van het Wetboek van Strafrecht)?
Antwoord:
Op 21 september jl. was één onherroepelijk veroordeelde persoon gedetineerd terzake
van opruiing (art. 131 WvS). Op grond van artikel 137C en artikel 137D waren op 21 september
2025 geen veroordeelde personen aanwezig.
Vraag (54):
Hoeveel mensen zijn er in totaal via de route van vervroegde vrijlating uit detentie
vrijgelaten, uitgesplitst naar het delict waarvoor zij veroordeeld zijn?
Antwoord:
Gedetineerden veroordeeld voor zeden en ernstig geweld komen niet in aanmerking om
eerder in vrijheid te worden gesteld.
Vanaf 1 maart 2024 tot aan 15 juli 2025 zijn er in totaal 3.650 personen enkele dagen
(met een maximum van 5 dagen) vervroegd in vrijheid gesteld.
Sinds 15 juli 2025 is de Regeling tijdelijk verlaten inrichting (Rtvi) in werking
getreden. Op 25 juli is gestart met maximaal 7 dagen. Per 18 augustus worden gedetineerden
onder voorwaarden maximaal 14 dagen eerder heengezonden.
En als gevolg hiervan zijn er 386 gedetineerden (peildatum 1 september) eerder heengezonden.
De delicten zijn in onderstaande tabel weergegeven in percentages. Het betreft hier
de gegevens na invoering inwerkingtreding van de Rtvi. Bij alle onderstaande delicten
is de opgelegde straf minder dan een jaar. Indien er sprake was van meerdere straffen
is de straf opgeteld niet meer dan een jaar. Indien er sprake is van meerdere straffen
of meerdere delicten in een uitspraak dan is het zwaarste delict gekozen.
Delictcategorie
Percentage
Vermogensmisdrijven zonder geweld
35,4
Geweldsmisdrijven (excl. seksuele misdrijven)
14,3
Vernieling en openbare orde en gezag
5,8
Overig Wetboek van Strafrecht
0,8
Opiumwet
13,1
Verkeer (misdr en overtr)
17,3
Wet wapens en munitie
3,0
Overig/Onbekend
10,3
Totaal
100
Bij geweldsmisdrijven is ernstig geweld uitgesloten. Onder niet-ernstig geweld wordt
onder andere begrepen bedreiging (WvS 285), niet zijnde 285B (stalking). Ook WvS 300
valt onder niet-ernstig geweld (eenvoudige mishandeling).
De Wet Wapens en Munitie wordt met name toegepast op het voorhanden hebben van wapens,
zoals vuurwapens of (verboden) messen. De wet is bedoeld om de samenleving te beschermen
tegen de schade die wapens kunnen veroorzaken. Overtreding van de wet door het voorhanden
hebben van een wapen leidt niet direct tot slachtoffers. Wanneer een wapen daadwerkelijk
gebruikt wordt betreft het een geweldsmisdrijf in de zin van het Wetboek van Strafrecht.
Onder overig vallen gedetineerden die niet veel voorkomende verblijfstitels hebben
zoals subsidiaire hechtenis, Wet Terwee en strafbeschikking Wet OM-afdoening. Hieronder
vallen ook gedetineerden die veroordeeld zijn voor overtreding van een wet die maar
een enkele keer voor is gekomen zoals Wet Economische Delicten (WED) en overtreding
van een APV.
Vraag (55):
Kunt u duidelijk aangeven wat de zinsnede «seksuele gerichtheid» in artikel 137c van
het Wetboek van Strafrecht inhoudt? Vallen hier ook pedoseksualiteit en zoöfiliteit
onder?
Antwoord:
Met de Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering
van het discriminatoir aspect als strafverzwaringsgrond (initiatief-Timmermans/Bikker),
die op 1 juli 2025 in werking trad, is onder meer in artikel 137c, eerste lid, het
begrip «hetero- of homoseksuele gerichtheid» vervangen door het begrip «seksuele gerichtheid».
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt verduidelijkt dat de wijziging
gericht is op modernisering van het taalgebruik, door inclusiever te formuleren, zonder
dat verandering in de strekking van het begrip is beoogd.
De initiatiefnemers hebben aangegeven dat zij met het begrip «seksuele gerichtheid»
hebben aangesloten bij het gewijzigde artikel 1 van de Grondwet en de wetsgeschiedenis
daarvan.
In die wetsgeschiedenis is verduidelijkt dat seksuele gerichtheid moet worden gezien
als een breed spectrum waarbinnen veel variatie mogelijk is en niet moet worden vastgehouden
aan vastomlijnde categorieën.
Bij seksuele gerichtheid gaat het om een gerichtheid op personen op basis van het
geslacht. Seksuele voorkeuren die, als daaraan in de praktijk uitvoering wordt gegeven,
op grond van de huidige wetgeving strafbaar zijn, zoals het uiting geven aan zoöfilie,
pedofilie en necrofilie, blijven onverminderd strafbaar.
Vraag (56):
Gaat het mensbeeld van het strafrecht heden ten dage uit van een in beginsel goed
mens of het van nature kwade in de mens?
Antwoord:
De samenleving is voortdurend in beweging. En dat brengt mee dat er nieuwe rechten
en belangen ontstaan die door het strafrecht beschermd moeten worden. Het strafrecht
moet het hoofd kunnen bieden aan nieuwe vormen van criminaliteit en een adequate bestrijding
daarvan mogelijk maken. Rechtsstatelijke eisen en strafrechtelijke beginselen (zoals
het legaliteitsbeginsel) vormen een belangrijk toetsingskader bij de verandering van
wetgeving. Wat betreft de vormgeving van strafbepalingen zijn evenzeer grond- en mensenrechten
van betekenis. Of een ontwerpstrafbepaling daarmee in overeenstemming is, vormt steeds
een afzonderlijke toetssteen in het wetgevingsproces. Voor de beantwoording van de
gestelde vraag is van belang dat strafrechtelijke aansprakelijkheid in concrete gevallen
is gegrond op de vaststelling dat iemand een strafbare gedraging heeft verricht waaraan
diegene schuld heeft, en niet is gebaseerd op een bepaald mensbeeld. Daarbij gelden
als belangrijke strafrechtelijke uitgangspunten geen straf zonder schuld, het vermoeden
van onschuld en het daaraan verwante in dubio pro reo-beginsel (bij twijfel wordt
beslist ten gunste van de verdachte). Bij een strafrechtelijke veroordeling wordt
de beslissing over de straftoemeting bepaald door de ernst van het bewezenverklaarde
feit, de persoon van de verdachte en alle overige omstandigheden van het geval.
Vraag (57):
Hoe vaak heeft de politie gebruikgemaakt van de sms-bom sinds 2020?
Antwoord:
De politie heeft laten weten dat het niet mogelijk is om de gevraagde informatie uit
de politiesystemen te krijgen binnen de gestelde termijn. Ik zeg uw Kamer toe de beantwoording
van deze vragen op te nemen bij de beantwoording van de vragen over de ontwerpbegroting
van 2026.
Vraag (58):
Wat zijn de totale gemiddelde kosten per gedetineerde in Nederland gezien het gehele
uitzitten van de opgelegde straf?
Antwoord:
In 2024 hebben gedetineerden gemiddeld 153 dagen in detentie gezeten. Het gemiddeld
aantal dagen dat gedetineerden eerder de gevangenis hebben verlaten is kleiner dan
één.
Kosten per gedetineerde (excl. PPC) zijn dan ca. € 72.000 (tegen de kostprijs voor
een reguliere gevangenisplek).
Vraag (59):
Wat zijn de totale gemiddelde kosten per gedetineerde met een migratieachtergrond
gezien het gehele uitzitten van de opgelegde straf?
Antwoord:
DJI legt alleen die gegevens vast die noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van straffen
en maatregelen. Het registreren van een migratieachtergrond draagt daar niet aan bij
en wordt niet geregistreerd. Het is daarom niet mogelijk om aan te geven wat de totale
gemiddelde kosten per gedetineerde met een migratieachtergrond zijn.
Vraag (60):
Kunt u aangeven, graag uitgesplist per misdrijf, hoe vaak het de afgelopen 10 jaar
is voorgekomen dat een tbs'er tijdens verlof een misdrijf pleegt?
Antwoord:
Pas sinds 2020 wordt bijgehouden hoe vaak aangifte is gedaan van een strafbaar feit
door een tbs-gestelde tijdens de behandeling. Er wordt geen uitsplitsing gemaakt van
de aangiftes of dit tijdens het verlof of in de kliniek gebeurt.
Sinds 2020 schommelt het aantal aangiftes tussen de 98 keer en de 157 keer. In 2025
(peildatum 31-8) is 92 keer aangifte gedaan van een vermeend strafbaar feit.
In hoeverre de rechter daadwerkelijk, op basis van de aangifte, een strafbaar feit
heeft vastgesteld, is niet bekend. Evenmin kan nu een uitsplitsing per strafbaar feit
worden gemaakt. Er vindt overleg plaats met onder meer OM, Reclassering en zorgaanbieders
over verbetering van registratie van strafbare feiten.
Vraag (61):
Hoe waarschijnlijk is het dat de geamendeerde middelen voor gevangeniswezen vanaf
2027 wel tot besteding kunnen komen, gelet op de personeelstekorten? Is er een strategie
om snel voldoende personeel te werven?
Antwoord:
De geamendeerde middelen zijn met een kasschuif naar 2027, 2028 en 2029 verplaatst.
Dit creëert tijd om te zorgen voor voldoende fysieke capaciteit en personeel om deze
middelen te besteden en extra capaciteit te creëren.
DJI verkent of met de geamendeerde middelen een detentieboot kan worden ingezet om
extra capaciteit te creëren. Als dit haalbaar blijkt te zijn, zal DJI voor die locatie
een gerichte wervingsstrategie ontwikkelen. DJI heeft de afgelopen periode veel extra
aandacht gestopt in de werving en behoud van personeel en zal dit blijven doen.
Vraag (62):
Waarom kan in 2025 slechts een start gemaakt worden met besteding van de femicidemiddelen
uit het amendement-Mutluer c.s.? En wat houdt die start precies in? Waar worden de
doorgeschoven middelen aan besteed?
Antwoord:
Het is niet goed mogelijk en niet wenselijk om deze middelen (10 miljoen euro) geheel
in het lopende begrotingsjaar effectief en doelmatig te besteden aan initiatieven
die bijdragen aan
het bestrijden van femicide. Alle maatregelen, het versterken van het OM, investeren
in de deskundigheid bij politie, ontwikkelen van de Femicidemonitor, en het ondersteunen
van gemeenten bij de lokale aanpak, als inzetten op bewustwording vragen om een meerjarige
besteding om effectief te zijn. Daarom is ervoor gekozen deze middelen te besteden
in de periode 2025–2028 aan bovengenoemde doelen.
Vraag (63):
Waar wordt/is de 3,9 miljoen euro uit het amendement-Ellian die niet naar latere jaren
wordt doorgeschoven, dit jaar aan besteed?
Antwoord:
Met deze middelen is extra tijdelijk capaciteit in de PI Haaglanden gerealiseerd.
Het gaat om 27 plekken.
De resterende middelen zijn besteed aan het verkennen van de mogelijkheden van alternatieven
voor nieuwe locaties waaronder de PI Almere.
Vraag (64):
Wat was de oorspronkelijke bestemming van de 25 miljoen euro uit het ondermijningsbudget
die nu aan de heropening van Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Harreveld wordt besteed?
Zijn er projecten op het gebied van de aanpak van ondermijning die hierdoor geen doorgang
vinden?
Antwoord:
De € 25 mln. die vanuit het ondermijningsbudget in 2025 wordt besteed aan de heropening
van Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Harreveld betreft onderuitputting. De onderuitputting
is mede veroorzaakt door de teruggave van de niet-bestede bijzondere bijdrage politie
voor ondermijning 2024, krapte op de arbeidsmarkt en vertraagde behandeling van wetsvoorstellen
(strafrechtelijke aanpak en kroongetuigenregeling) waardoor gereserveerde middelen
voor de uitvoering van de wetsvoorstellen niet zijn besteed.
Er zijn geen projecten op het gebied van de aanpak van ondermijning die door deze
inzet voor JJI Harreveld geen doorgang vinden.
Vraag (65):
Wat kan de samenleving in 2025 al merken van het aanvullende bedrag dat de Minister
van Justitie en Veiligheid (JenV) in 2025 voor weerbaarheid heeft vrijgemaakt?
Antwoord:
De Minister stelt in 2025 in totaal aanvullend 10 miljoen euro beschikbaar voor een
publiekscampagne en voor lokale en regionale weerbaarheid. Met het oog op het versterken
van zelf- en samenredzaamheid en bewustwording over dreigingen bij langdurige uitval
van voorzieningen, wordt hiervan in 2025 5 miljoen beschikbaar gesteld voor de start
van de meerjarige publiekscampagne Denk vooruit, inclusief een huis-aan-huis publicatie
die vanaf eind november bij ruim 8,5 miljoen adressen wordt bezorgd. De campagne wordt
uitgevoerd in samenwerking met departementen, veiligheidsregio’s, gemeenten, private
partijen, kennisinstellingen en maatschappelijke partners voor optimaal bereik en
activatie van de samenleving. Daarnaast wordt 5 miljoen beschikbaar gesteld voor de
versterking van lokale en regionale weerbaarheid waaronder pilots voor de stapsgewijze
ontwikkeling van een landelijk netwerk noodsteunpunten door veiligheidsregio’s met
inliggende gemeenten. Over de precieze aanwending van deze middelen worden momenteel
bestuurlijke afspraken gemaakt met het Veiligheidsberaad en de VNG.
Vraag (66):
Kan nader worden toegelicht waar de 2 miljoen euro extra in 2025 die beschikbaar is
gesteld via een kasschuif, precies aan wordt uitgegeven in het kader van weerbaarheid?
Antwoord:
Dit bedrag wordt in 2025 aangewend voor communicatie-uitingen richting de samenleving,
zoals de publiekscampagne Denk vooruit en de huis-aan-huispublicatie.
Vraag (67):
Kan nader worden toegelicht hoe de 20 miljoen euro van het amendement-Ellian voor
het inrichten van licht beveiligde plekken wordt uitgegeven in 2025 tot en met 2029?
Antwoord:
Met de middelen uit het amendement Ellian worden extra licht beveiligde plekken voor
zelfmelders met een korte straf gerealiseerd in de periode 2025–2029.
Het gaat hierbij om een sober regime, met beperkt dagprogramma, dat enkel geschikt
is voor korte straffen. Ook worden in 2025 de verkenning naar alternatieve locaties
(o.a. Almere) met deze bemiddelen betaald. In totaal 2025 wordt 3.9 mln besteed.
In de volgende voortgangsbrieven wordt concreter gerapporteerd over de exacte besteding
van deze middelen.
Vraag (68):
Kunt u aangeven waar de 31,9 miljoen euro aan bijzondere bijdragen besteed zou worden
als er geen arbeidsmarktproblematiek bij de politie was? Zijn er taken of processen
die hierdoor geen doorgang kunnen vinden?
Antwoord:
In onderstaande tabel is een opgesplitste weergave opgenomen voor welke bijzondere
bijdragen de middelen zijn teruggevorderd. Met name betreft het de bijdragen met een
structureel karakter, waarvan het aantal fte's in 2024 nog niet volledig ingericht
konden worden. In 2024 is er daarmee voor de betreffende taken minder capaciteit ingezet
dan was begroot. Dit geld kan niet meer voor dat jaar tot besteding worden gebracht.
Bijzondere bijdrage
Bedrag
(x € 1.000)
Totaal
31.869
Ondermijningsmiddelen
27.993
Aanpak criminele geldstromen
1.787
AI/datascience/realtime intelligence
3.040
BOTOC NSOC
5.562
Dienst Landelijke Recherche
1.481
HARP
1.036
Informatiedeling
3.820
Interceptie
4.267
Lachgas
5.119
Mainports
770
Preventie agenten in de wijk
1.106
Versterken internationale aanpak ondermijning
5
Overig
3.876
Detentie Intelligence Unit
639
Individuele beoordeling slachtoffers
2.003
Mirror
1.234
Vraag (69):
Hoe kan het dat de liquiditeitspositie van de Raad voor Rechtsbijstand ruim 70 miljoen
euro hoger is dan is toegestaan?
Antwoord:
De hogere liquiditeitspositie bij de Raad voor Rechtsbijstand (verhouding tussen kortlopende
bezittingen en kortlopende schulden) komt door een combinatie van factoren. Er speelt
een tijdelijk verschil in inkomsten en uitgaven en de timing van ontvangsten en betalingen,
dit is van tijdelijke aard. De belangrijkste oorzaak is dat er in voorgaande jaren
middelen zijn vrijgemaakt voor specifieke doeleinden, zoals o.a. de uitvoering van
de aanbevelingen van de commissie van der Meer. Deze uitvoering kent een ingroeipad
waarbij betalingen pas plaatsvinden bij declaratie, nadat een zaak is afgerond. Dit
betekent dat de betalingen later plaatsvinden dan bij de aanvraag van toevoegingen.
Vraag (70):
Bij welke ondermijningsprojecten wordt verwacht dat de kosten niet meer worden gerealiseerd,
wat is daarvan de reden en wat zijn daarvan de gevolgen?
Antwoord:
De politie heeft voor de aanpak van ondermijning grotendeels structurele middelen
ontvangen in de vorm van bijzondere bijdragen. Een deel van de middelen is aangewend
om de personele capaciteit te vergroten. Alle aanpakken zijn gestart, maar daar waar
de invulling om diverse redenen, zoals vertraging in de werving, niet geheel is gerealiseerd
in 2024, leidt dit tot een onderbesteding en zijn deze middelen conform de afspraken
geretourneerd. Dit heeft ook een vertragingseffect op de invulling van de beoogde
extra activiteiten.
In 2025 gaat de politie verder met de invulling van de capaciteit. In de jaarverantwoording
2025 wordt duidelijk in welke mate de capaciteit verder is ingevuld.
Vraag (71):
Wie moest mandaat voor de uitvoering van de implementatie van de e-Justice-verordening
verlenen en kan nader worden toegelicht waardoor er vertraging is opgelopen?
Antwoord:
Vanwege de grote hoeveelheid stakeholders, die zijn betrokken en de samenhang met
andere digitaliseringsopgaven, is voor de implementatie mandaat gevraagd aan de bestuursraad
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Er is mandaat verleend voor een programma,
waarin alle stakeholders participeren. De samenwerking tussen deze partijen verloopt
tot nu toe succesvol en er wordt gewerkt aan gedegen impactanalyses. Met de tijd die
nodig was om het e-Justiceprogramma vorm te geven zijn middelen op een later moment
aangewend dan oorspronkelijk beoogd waardoor financiële middelen à 5,4 miljoen zijn
doorgeschoven vanuit 2025 naar 2027 tot en met 2030 in vier gelijke delen.
De implementatie van de e-Justiceverordening zelf, verloopt volgens schema en wordt,
zoals het zich nu laat aanzien, tijdig afgerond.
Vraag (72):
Welk amendement wordt bedoeld en hoe groot is het tekort dat de huidige raming laat
zien op het budget voor schadeloosstellingen en kan nader worden toegelicht hoe dit
tekort tot stand is gekomen?
Antwoord:
Het bedoelde amendement is het amendement Mutluer c.s. (36 600 VI, nr. 61), dat de aanzet tot financiering beoogt van het Plan van aanpak «Stop femicide».
Dit plan is bedoeld om femicide en geweld tegen vrouwen en meisjes te voorkomen. Voor
de uitvoering van het amendement is een bedrag van 10 miljoen euro vrijgemaakt ten
laste van artikel 33 van de begroting van Justitie en Veiligheid, op het onderdeel
schadeloosstellingen. De uitgaven op dit onderdeel zijn moeilijk te ramen voor het
ministerie en vertonen schommelingen per jaar. Dit hangt samen met het karakter van
deze uitgaven: het gaat hier om vastgestelde vergoedingen aan verdachten, vergoedingen
aan gedetineerden op basis van een beslissing van de beklagcommissie en tenslotte
om schikkingen en veroordelingen door de burgerlijke rechter op basis van schadeclaims
door onrechtmatig overheidsoptreden, waaronder ook tegemoetkomingen in onkosten kunnen
vallen.
Op dit moment verwacht het ministerie voor het geheel van deze uitgaven een tegenvaller
van 32 miljoen euro.
Vraag (73):
Zijn er programma’s of is er beleid of wetgeving waar nu vertraging plaatsvindt doordat
er 25 miljoen euro uit het ondermijningsbudget via een kasschuif naar 2028 tot en
met 2030 is ingezet voor dekking van JJI Harreveld en waarom is er zoveel onderuitputting
op het ondermijningsbudget?
Antwoord:
Nee, de inzet van € 25 miljoen voor de dekking van JJI Harreveld zorgt niet tot vertraging
op programma’s, beleid of wetgeving. Het betreft onderuitputting in 2025 die mede
veroorzaakt is door de teruggave van de niet-bestede bijzondere bijdrage politie voor
ondermijning 2024, krapte op de arbeidsmarkt en vertraagde behandeling van wetsvoorstellen
waardoor gereserveerde middelen voor de uitvoering van de wetsvoorstellen niet zijn
besteed.
Vraag (74):
Kan de laatste stand van zaken worden gegeven over de inwerkingtreding van het amendement-Ellian
over de eigen bijdrage in de forensische zorg?
Antwoord:
Tijdens de begrotingbehandeling in november 2024 heeft lid Ellian (VVD) een amendement
ingediend over het snel herinvoeren van de eigen bijdrage voor het verblijf in de
forensische zorg. Het amendement is aangenomen. Na overleg met onder meer de Dienst
Justitiële Inrichtingen (DJI), een vertegenwoordiging van de forensische zorgaanbieders
en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zijn dit voorjaar het CAK
en het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) gevraagd om een impactanalyse uit
te voeren voor het innen van de eigen bijdrage. Het doel van deze impactanalyses is
om te kunnen beoordelen op welke manier doelmatig en proportioneel uitvoering kan
worden gegeven aan de inning van een eigen bijdrage voor het verblijf in de forensische
zorg.
De impactanalyse van het CAK is nagenoeg afgerond. Een eerste indruk van deze impactanalyse
is dat de verwachte opbrengsten relatief beperkt zijn in verhouding tot de verwachte
kosten voor de inning van de eigen bijdrage. De impactanalyse van het CJIB volgt later
dit jaar. Via de eerstvolgende voortgangsbrief forensische zorg wordt de Tweede Kamer
geïnformeerd over de voortgang van het proces, de uitkomsten van beide impactanalyses
en het overwegen van eventuele alternatieven voor de invoering van de eigen bijdrage
voor het verblijf in de forensische zorg.
Vraag (75):
Waaruit bestaat de onderuitputting bij het Ministerie van JenV van 32 miljoen euro?
Antwoord:
De onderuitputting bij JenV van 32 miljoen euro voor 2025 bestaat uit het saldo van
mee- en tegenvallers: een meevaller van 70,8 miljoen euro op de ontvangsten bij de
Raad voor de Rechtsbijstand, een meevaller bij 0,9 miljoen euro bij de Wet Schuldsanering
Natuurlijke personen, een tegenvaller op de schadeloosstellingen van 32 miljoen euro
en een tegenvaller bij het CJIB op de proceskosten van 7,6 miljoen euro.
Vraag (76):
Wat is er gebeurd met de onderuitputting van 32 miljoen euro op het Ministerie van
JenV?
Antwoord:
De onderuitputting van 32 miljoen euro voor 2025 op de JenV-begroting is onderdeel
van de in de miljoenennota 2026 gemelde onderuitputting voor 2025 van 264 miljoen
en is ingezet ten behoeve van het Rijksbrede uitgavenbeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.