Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over het artikel 'Ook de EU heft economische sancties tegen Syrië op' en het artikel 'Kabinet houdt rapport geheim dat terugkeer van tienduizenden Syriërs kan betekenen'
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Ministers van Asiel en Migratie en van Buitenlandse Zaken over het artikel «Ook de EU heft economische sancties tegen Syrië op» en het artikel «Kabinet houdt rapport geheim dat terugkeer van tienduizenden Syriërs kan betekenen» (ingezonden 23 mei 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Asiel en Migratie), mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken (ontvangen 29 september 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2024–2025, nr. 2489.
Vraag 1
In hoeverre lopen er nu al gesprekken met Syrië over het terugnemen van Syrische burgers
die asiel hebben aangevraagd in de EU en in het bijzonder Nederland? Zo niet, bent
u bereid om deze gesprekken alvast te starten zodat na het beslismoratorium aan een
effectieve terugkeer kan worden gewerkt?1 2
Antwoord 1
Grip op migratie inclusief de terugkeer van Syriërs is van groot belang voor Nederland.
Daarbij wordt in eerste instantie ingezet op gefaciliteerde zelfstandige terugkeer.
Alle Syriërs die zelfstandig willen terugkeren kunnen dit doen en kunnen hierbij terugkeer-
en herintegratieondersteuning krijgen van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV).
Een voorbeeld hiervan zijn de 84 Syriërs die op 16 september jl. met een chartervlucht,
georganiseerd door de DTenV, vrijwillig zijn vertrokken vanuit Nederland naar Syrië.
Sinds de val van het regime Assad zijn er ook ongeveer 700 Syriërs met ondersteuning
van de DTenV teruggekeerd.
Gedwongen vertrek komt in beeld als vreemdelingen vertrekplichtig zijn en niet meewerken
aan zelfstandig vertrek. Syriërs met een rechtmatige verblijfsstatus zijn niet vertrekplichtig.
Ingevolge het besluit- en vertrekmoratorium was er sinds de val van het Assad-regime
aanvankelijk geen mogelijkheid om tot gedwongen vertrek over te gaan. Met het vervallen
van het moratorium is gedwongen terugkeer weer een mogelijkheid geworden. Er heeft
nog geen gedwongen terugkeer plaats gevonden naar Syrië. Afspraken over de terugkeersamenwerking
met de Syrische overgangsregering zijn voor de mogelijkheid tot gedwongen terugkeer
noodzakelijk. Nederland heeft vanwege de misdaden van het Assad-regime sinds 2012
geen diplomatieke banden onderhouden met Syrië. Sinds de val van het Assad-regime
in december 2024 is er contact met de Syrische overgangsautoriteiten, onder andere
ten behoeve van gefaciliteerde zelfstandige terugkeer. Het brede migratiethema – waaronder
terugkeer – is de komende periode een van de Nederlandse prioriteiten in de verdieping
en verbreding van het contact met de Syrische autoriteiten. In dit kader wordt er
ingezet op het bespreken van de samenwerking op gedwongen terugkeer met Syrië gedurende
verschillende contactmomenten in het aankomende half jaar. Hiervoor zal op korte termijn
een ambtelijke delegatie afreizen naar Syrië.
Vraag 2
Beschikt u inmiddels over nieuwe informatie – een nieuw ambtsbericht van de Minister
van Buitenlandse Zaken- over de situatie in Syrië? Zo nee, waarom niet en wanneer
wordt deze informatie verwacht? Zo ja, geeft dit ambtsbericht aanleiding om weer te
gaan beslissen op Syrische asielaanvragen?
Antwoord 2
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 29 mei jl. een nieuw ambtsbericht Syrië
opgeleverd. Op 6 juni jl. is dit ambtsbericht bij een WOO-besluit openbaar gemaakt.
Op 10 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de consequenties van dit ambtsbericht
voor het landenbeleid Syrië.3 Syrische asielaanvragen worden als gevolg hiervan weer ter hand genomen.
Vraag 3
Kunnen aanvragen die berusten op vrees voor vervolging van het voormalige Syrische
regime nu (in beginsel) worden afgewezen? Zo ja, bent u ook bereid om alle verleende
statussen aan Syrische asielzoekers opnieuw te beoordelen en waar mogelijk in te trekken?
Antwoord 3
Het klopt dat de vrees voor het voormalige Assad regime inderdaad achterhaald is gelet
op de ontwikkelingen in Syrië. Het algemene uitgangspunt waarbij werd aangenomen dat
er bij terugkeer een reëel risico is op ernstige schade is om deze reden ook komen
te vervallen. Er kunnen echter nog steeds individuele gronden zijn op grond waarvan
een vreemdeling uit Syrië internationale bescherming behoeft. Zo is in het landenbeleid
opgenomen dat LHBTIQ+ en Alawieten als risicoprofiel worden aangemerkt. Daarnaast
wordt er aangenomen dat er sprake is van een relatief lagere mate van willekeurig
geweld in het kader van artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn. Of een Syriër
in aanmerking komt voor internationale bescherming zal indachtig dit beleid worden
beoordeeld en daarbij wordt ook het ambtsbericht van 29 mei jl. betrokken.
Zoals aangekondigd in de eerder genoemde brief van 10 juni jl. kan op basis van het
huidige landenbeleid overgegaan worden tot het beoordelen van de lopende asielaanvragen.
In de brief wordt echter ook uitgelegd dat er op dit moment nog geen aanleiding gezien
wordt om over te gaan tot herbeoordelingen. De juridische kaders inzake het beoordelen
van een asielaanvraag en het intrekken van een reeds verleende vergunning verschillen
van elkaar. Om in te kunnen trekken dient er te worden beoordeeld of de wijziging
die leidt tot het vervallen van de reeds verleende asielstatus voldoende ingrijpend
is en een niet-voorbijgaand karakter heeft alvorens de reeds verleende status ingetrokken
kan worden. Op dit moment kan nog niet in algemene zin geconcludeerd worden dat de
positieve wijzigingen in de huidige veiligheids- en mensenrechtensituatie in Syrië
voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand zijn. Daarom wil ik wachten tot het volgende
ambtsbericht om opnieuw te bezien of de situatie zich voldoende bestendigt om tot
herbeoordelingen over te gaan. Voor een meer uitgebreide beschrijving van alle relevante
overwegingen verwijs ik u naar mijn brief d.d. 10 juni jl.4
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel Syrische statushouders in aanmerking zouden komen – in beginsel
dus Syriërs met een status verleend in de voorbije drie jaar – voor een herbeoordeling
van hun status?
Antwoord 4
Tijdelijke verblijfsvergunningen kunnen worden ingetrokken. Op peilmoment 1 juni zijn
er 75.330 tijdelijke vergunninghouders.
Vraag 5
Kunt u zo concreet mogelijk aangeven hoe het staat met uitvoering van de motie Eerdmans
die opriep om een plan voor te bereiden voor de terugkeer van Syriërs zodra dit veilig
kan (Kamerstuk 32 317, nr. 919)?
Antwoord 5
In antwoord op vraag 1 heb ik aangegeven dat al direct na de machtsovername door de
DTenV ondersteuning is geboden aan personen die wilde terugkeren naar Syrië. Met het
instellen van het nieuwe landgebonden asielbeleid voor Syrië zijn tevens de mogelijkheden
voor ondersteuning bij terugkeer en herintegratie vergroot. Een voorbeeld van de uitgebreide
ondersteuning is de charter voor Syriërs die vrijwillig terugkeerde naar Syrië georganiseerd
door de DTenV op 16 september jl. Daarnaast zet het kabinet, zoals eerder aan uw Kamer
aangegeven, erop in, om zodra het mogelijk is over te gaan naar gedwongen terugkeer.
Hiertoe wordt onder andere ingezet op het maken van terugkeerafspraken met de Syrische
overgangsregering, zoals ook benoemd in antwoord op vraag 1.
Ook worden door de DTenV, het Ministerie van Asiel en Migratie en het Ministerie van
Buitenlandse Zaken, de benodigde voorbereidingen getroffen voor het realiseren van
meer terugkeer naar Syrië, waaronder het opzetten en uitbreiden van de samenwerking
met organisaties in Syrië die, op termijn, kunnen ondersteunen bij re-integratie.
Ook nationaal blijf ik continue zoeken naar manieren om vrijwillig vertrek verder
te ondersteunen. Het kabinet beschouwt de motie hiermee daarom ook als uitgevoerd.
Indien er sprake is van belangrijke ontwikkelingen op het gebied van het realiseren
van terugkeer van Syriërs zal uw Kamer daar over geïnformeerd worden. Zoals uw Kamer
is geïnformeerd in de eerdergenoemde brief inzake het landenbeleid Syrië, heeft het
kabinet de nodige stappen gezet in het faciliteren van de vrijwillige terugkeer van
personen die naar Syrië wensen terug te keren. Kortheidshalve verwijs ik u naar de
inhoud van deze brief.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat Syriërs in Nederland teruggestuurd kunnen worden naar hun
land, gezien de recente ontwikkelingen zoals het opheffen van economische sancties
tegen Syrië en de persoonlijke gesprekken die reeds zijn gevoerd tussen de nieuwe
president van Syrië en de presidenten van Amerika en Frankrijk?
Antwoord 6
De vraag of Syrische asielzoekers en statushouders terug kunnen naar Syrië hangt allereerst
af van de vraag of zij te vrezen hebben voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer.
Het algemene uitgangspunt waarbij werd aangenomen dat er bij terugkeer een reëel risico
is op ernstige schade vanwege vrees voor mensenrechtenschendingen door het Assad-regime
is met de val van het regime komen te vervallen. Er kunnen echter nog steeds individuele
gronden zijn op grond waarvan een vreemdeling uit Syrië internationale bescherming
behoeft. Zo is in het landenbeleid opgenomen dat LHBTIQ+ en Alawieten als risicoprofiel
worden aangemerkt. Daarnaast wordt er aangenomen dat er sprake is van een relatief
lagere mate van willekeurig geweld in het kader van artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn.
Of een Syriër in aanmerking komt voor internationale bescherming zal indachtig dit
beleid worden beoordeeld en daarbij wordt ook het ambtsbericht van 29 mei jl. betrokken.
Dit is een individuele beoordeling die plaats vindt aan de hand van de merites van
de zaak. Indien blijkt dat er geen sprake is van een vrees voor vervolging of een
reëel risico op ernstige schade en hun asielaanvraag afgewezen wordt dan is terugkeer
aan de orde.
Het kabinet levert een bijdrage aan het verbeteren van de situatie in Syrië, onder
meer om terugkeer te bevorderen en grootschalige duurzame terugkeer mogelijk te maken.
Het opheffen van de economische sancties door de EU t.a.v. Syrië kan bijdragen aan
economische ontwikkeling van Syrië en daarmee kan het aantrekkelijker worden om vrijwillig
naar het land terug te keren.
Vraag 7
Bent u het eens met het feit dat lange en zeer uitvoerige (openbare) ambtsberichten
zorgen voor veel mogelijkheden voor asielzoekers om het vluchtverhaal daarop af te
stemmen?
Antwoord 7
Ambtsberichten geven objectieve en feitelijke informatie over de algemene situatie
in een land van herkomst en worden voor een deel gebaseerd op andere openbare bronnen
die eveneens door asielzoekers te raadplegen zijn. Misbruik van de informatie die
in ambtsberichten staat, kan niet helemaal worden uitgesloten. Eerder besloot het
kabinet om ambtsberichten niet meer actief te publiceren gebaseerd op het Hoofdlijnenakkoord
en het Regeerprogramma. Woo-verzoeken en rechtelijke uitspraken vragen echter om een
herbeoordeling van dit besluit. Om een asielrelaas aannemelijk te maken zal een asielzoeker
daarnaast altijd individuele omstandigheden aan moeten dragen. Het is daarom niet
zo dat een enkele verwijzing naar een ambtsbericht volstaat om het asielrelaas aannemelijk
te maken. De IND besteedt in de gehoren juist veel aandacht aan de individuele aspecten
van het asielrelaas om zo de geloofwaardigheid van de verklaringen en de aannemelijkheid
van de vrees te beoordelen.
Vraag 8 en 10
Bent u van mening dat het wenselijk is om terug te keren naar de kortere algemene
ambtsberichten die voorheen werden gebruikt? Zo ja, bent u het tevens eens met de
stelling dat meer gedetailleerde informatie in individuele ambtsberichten kan worden
opgenomen (die niet openbaar zijn)? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om een interne werkinstructie te geven of een afspraak te maken tussen
het Ministerie van Asiel en Migratie en Buitenlandse Zaken om ambtsberichten veel
minder uitgebreid te maken, zodat ambtsberichten algemener worden en de kans op afwijzing
wordt bevorderd?
Antwoord 8 en 10
Ambtsberichten worden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgesteld aan de
hand van vragen (Terms of Reference) van het Ministerie van Asiel en Migratie. Deze
vragen zijn gebaseerd op de behoefte uit de beleids- en uitvoeringspraktijk van dit
ministerie en de IND. De ambtsberichten in de huidige vorm voorzien dan ook in een
specifieke behoefte. Kortere en minder gedetailleerde ambtsberichten zouden het werk
van de IND bemoeilijken. Een kortere vorm van ambtsberichten ligt momenteel daarom
ook niet in de rede.
Individuele ambtsberichten gaan over een individu, terwijl algemene (en thematische)
ambtsberichten gaan over de situatie in landen van herkomst. Individuele ambtsberichten
worden opgesteld in enkele zaken per jaar, wanneer de verklaringen van de vreemdeling
en het algemeen ambtsbericht, of eventuele andere openbare bronnen, onvoldoende aanknopingspunten
bieden voor een beslissing. Algemene ambtsberichten ondervangen juist dat voor iedere
individuele asielzoeker onderzoek moet worden gedaan. Zoals gesteld in antwoord op
vraag 7 bezie ik momenteel hoe om te gaan met openbaarmaking van ambtsberichten.
Vraag 9
Waarom heeft u niet besloten om ook de werkinstructies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND) niet meer te openbaren, net als ambtsberichten die vaak algemeen en in lijn
met openbare bronnen zijn?
Antwoord 9
Uw Kamer is per brief d.d. 26 juni 2024 geïnformeerd over de gepleegde inzet omtrent
het niet openbaren van werkinstructies van de IND.5 Daarin is uiteengezet dat er enkel onderdelen van werkinstructies die tot gevolg
kunnen hebben dat het goed functioneren van het bestuursorgaan in het gedrang komt
gelakt kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan passages in uitvoeringsinstructies
waar de vreemdeling zijn aanvraag op kan afstemmen en daarmee zijn voordeel kan doen
in verblijfsprocedures zoals controlevragen die gesteld kunnen worden aan vreemdelingen
om de herkomst te achterhalen, asielrelaas te beoordelen, maar bijvoorbeeld ook aan
vragen in het kader van de nationale veiligheid. Deze werkwijze wordt inmiddels toegepast.
Ik verwijs u kortheidshalve naar voornoemde brief voor de volledige onderbouwing van
deze keuze.
Vraag 11
Erkent u dat wanneer het landenbericht per regio in een land zou worden vastgesteld
of dat er in ambtsberichten meer nadruk wordt gelegd op het binnenlands vlucht -en/of
vestigingsalternatief, dit in potentie veel weigeringen van asielverzoeken kan opleveren?
Zo niet, waarom niet? Zo ja, bent u bereid met uw Europese collega’s in gesprek te
gaan om de Europese regels hiertoe te wijzigen?
Antwoord 11
Er wordt in ambtsberichten reeds stil gestaan bij de situatie in verschillende regio’s
en aan de hand daarvan worden ook beleidsmatige conclusies getrokken over de vraag
of er een binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is. Dit wordt vervolgens ook
in de beoordeling van de aanvraag betrokken. Eenzelfde methodiek wordt gevolgd door
andere EU lidstaten en de EUAA. Er is dan ook geen noodzaak tot een wijziging in Europese
regelgeving op dit punt.
Vraag 12
Erkent u dat een zorgvuldige toetsing van een asielverzoek, met daaronder een zorgvuldig
gehoor alsmede de mogelijkheid om binnen de beslistermijn een individueel ambtsbericht
te vragen aan de Minister van Buitenlandse Zaken een bijdrage levert aan een meer
individuele toetsing van een asielverzoek? Zo ja, bent u ook van mening dat dit een
intensievere toetsing zoals hierboven beschreven een hogere kans op een afwijzing
oplevert? Erkent u dat een asielonderzoek resulterend in een afwijzende beschikking
meer personeelsinzet vergt dan een kort onderzoek, resulterend in een inwilliging?
Antwoord 12
De IND verricht reeds een zorgvuldige toetsing van het asielverzoek. Dit is altijd
een individuele beoordeling die plaatsvindt aan de hand vaneen zorgvuldig gehoor en
de mogelijkheid om een individueel ambtsbericht op te vragen. Daarnaast maakt de IND
gebruik van alle stukken die worden overgelegd door de vreemdeling en informatie over
het betreffende land van herkomst waaronder de ambtsberichten van de Minister van
Buitenlandse Zaken. Voor zover uw vraag de suggestie wekt dat de IND onvoldoende zorgvuldig
en niet op individuele basis toetst moet ik dat dan ook weerspreken.
Zowel aan een afwijzing als een inwilliging gaan in beginsel dezelfde onderzoeken
vooraf. Het kan daarbij voorkomen dat een zaak een evidente inwilliging of afwijzing
betreft zonder dat daarvoor aanvullende onderzoeken nodig zijn. Het is echter evenwel
mogelijk dat het een ingewikkelde zaak betreft waar nader onderzoek is vereist. De
uitkomst van de zaak is daarbij niet leidend maar juist de individuele merites van
de zaak. Het is dan ook geen gegeven dat een aanvullend onderzoek per definitie leidt
tot meer afwijzingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie -
Mede namens
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.