Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 23 september 2025, over Hersteloperatie kinderopvangtoeslag
36 708 Toeslagen
Nr. 57
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 14 oktober 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft op 23 september 2025 overleg gevoerd met mevrouw
Palmen, Staatssecretaris Herstel en Toeslagen, over:
− de brief van de Staatssecretaris Herstel en Toeslagen d.d. 4 juli 2025 inzake voortgangsrapportage
hersteloperatie toeslagen over de periode januari tot en met april 2025 (20ste VGR)
(Kamerstuk 36 708, nr. 41);
− de brief van de Staatssecretaris Herstel en Toeslagen d.d. 18 september 2025 inzake
beantwoording vragen commissie over de voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen
over de periode januari tot en met april 2025 (20ste VGR) (Kamerstuk 36 708, nr. 41) (Kamerstuk 36 708, nr. 45);
− de brief van de Staatssecretaris Herstel en Toeslagen d.d. 14 april 2025 inzake regeringscommissaris
Stichting (Gelijk)waardig Herstel (Kamerstuk 36 708, nr. 12);
− de brief van de Staatssecretaris Herstel en Toeslagen d.d. 9 april 2025 inzake regeringscommissaris
herstel toeslagen (Kamerstuk 36 708, nr. 9);
− de brief van de Staatssecretaris Herstel en Toeslagen d.d. 24 april 2025 inzake heroverweging
bestuurlijk kopstuk hersteloperatie toeslagen (Kamerstuk 36 708, nr. 15);
− de brief van de Staatssecretaris Herstel en Toeslagen d.d. 18 augustus 2025 inzake
bestuurlijk regisseur integrale ondersteuning (Kamerstuk 36 708, nr. 42);
− de brief van de Staatssecretaris Herstel en Toeslagen d.d. 10 september 2025 inzake
stand van zaken MijnHerstel (Kamerstuk 36 708, nr. 44).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
De griffier van de commissie, Weeber
Voorzitter: Nijhof-Leeuw
Griffier: Lips
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Dijk, Inge van Dijk, Van Eijk, Ergin,
Haage, Nijhof-Leeuw, Rikkers-Oosterkamp, Vijlbrief, Vlottes en Wingelaar,
en mevrouw Palmen, Staatssecretaris Herstel en Toeslagen.
Aanvang 16.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Van harte welkom bij deze vergadering van de vaste commissie voor Financiën.
Op de agenda staat een commissiedebat met het onderwerp Hersteloperatie kinderopvangtoeslag.
Van harte welkom aan de Staatssecretaris en aan de Kamerleden. Voordat ik iemand het
woord ga geven en wat over de interrupties ga zeggen, heeft de heer Ergin een punt
van orde.
De heer Ergin (DENK):
Ik had eigenlijk een punt van orde over de interrupties, dus ik denk dat het goed
is als u uw inleiding afrondt.
De voorzitter:
Ik zou willen beginnen met vier interrupties, maar ik besef dat er best wel veel vragen
kunnen zijn. We kijken dus op termijn wel even. Maar ik ga er in ieder geval voor
zorgen dat alle vragen beantwoord zijn als we hier weer met elkaar de ruimte verlaten.
Ik denk namelijk dat dat ook recht doet aan het onderwerp. De indicatieve spreektijd
is vijf minuten per spreker. Tussendoor, na de eerste termijn, ga ik schorsen voor
een dinerpauze, waarbij de Staatssecretaris gelijk de gelegenheid heeft om de beantwoording
voor de eerste termijn voor te bereiden.
Dan ga ik nu beginnen met de eerste spreker van de zijde van de Kamer, mevrouw Haage
van de fractie GroenLinks-PvdA. O, sorry, meneer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Uw introductie geeft aanleiding tot een ordevoorstel. Ik heb eigenlijk weinig behoefte
om in debat te gaan met de collega's hier. Ik kan wel vragen verzinnen aan de VVD
of richting het CDA over de situatie na de verkiezingen, maar ik heb eigenlijk heel
veel behoefte aan een debat met de Staatssecretaris. Ik zou dus willen voorstellen
dat we gewoon twee interrupties doen als collega's elkaar willen interrumperen en
dat we het aantal interrupties voor de Staatssecretaris verhogen naar zes.
De voorzitter:
Nou, ik wilde het toch gewoon even zo laten. We kijken straks wel even bij de beantwoording
in eerste termijn als we die ruimte nodig hebben. Wees gerust: u kunt straks echt
ook nog wel uw laatste twee vragen stellen aan de Staatssecretaris. Maar ik houd het
gewoon even op vier interrupties. We kijken dan of die wel niet nodig zijn. Het kan
best zijn dat collega's van u die gebruiken. Het is geen probleem als u die niet gebruikt.
Het is geen verplichting om de vier interrupties op te maken, meneer Ergin, zeg ik
maar even tegen u.
De heer Ergin (DENK):
Als u coulant omgaat met de interrupties richting de Staatssecretaris, dan vind ik
het prima.
De voorzitter:
Dat gezegd hebbende gaan we beginnen met de eerste spreker van de zijde van de Kamer.
Zoals ik al aangaf, is dat mevrouw Haage van GroenLinks-PvdA. Aan u het woord.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Hartelijk dank, voorzitter. Deze zomer heb ik heel veel ouders en jongeren gesproken.
We hebben de voortgangsrapportage ook besproken met het ministerie. De papieren werkelijkheid
wijkt nogal af van wat mensen dagelijks meemaken. We zien nieuwe schendingen van de
menselijke waardigheid, die ook de bestaanszekerheid van mensen raken en die in strijd
zijn met het doel van het herstelproces. Ouders en jongeren worden opnieuw getroffen
door een falend systeem. Deze Staatssecretaris wilde graag de laatste bewindspersoon
zijn. Mijn fractie en ik zouden heel graag willen dat iedere ouder en ieder kind tot
op de laatste persoon wordt geholpen en dat we er dan pas een strik omheen doen.
Ik heb een aantal vragen over de jongeren. Als je gebruik hebt gemaakt van de kindregeling
en hebt aangegeven dat je problematische schulden hebt, dan kan dat maar tot 1 november.
Wat gebeurt er daarna? Laten we deze jongeren niet vallen? Waarom pakken we die schulden
niet sowieso aan? Waarom staan daar nog termijnen op? De Staatssecretaris is aangesloten
bij een bijeenkomst die ik samen met onder andere SP en CDA heb georganiseerd met
jongeren. Daar heeft zij beloofd dat ze nog een keer zelf met deze jongeren in gesprek
zou gaan. Die belofte is niet nagekomen. Waarom is dat niet gebeurd? Dit roept echt
wantrouwen op bij deze groep. Dat is echt onnodig en heel erg jammer.
Dan over de voortgangsrapportage. Wat gebeurt er met gedupeerden die nog in het traject
zaten met een van deze andere routes? Moeten zij overstappen of wordt hun traject
nog afgerond? Indien het eerste het geval is: is het dan niet vreselijk voor gedupeerden
om weer een heel nieuw traject te moeten beginnen? Mensen die in het oude CWS-traject
zitten, wachten soms al meer dan twee jaar op antwoord op hun bezwaar. Dat geldt ook
voor mensen die gebruik hebben gemaakt van de pauzeknop bij schulden. Dat werkt averechts.
Graag een reactie.
Bij elkaar opgeteld zijn in de aanvullende schaderoutes samen nu 1.913 dossiers gesloten.
Er zijn nu in totaal ruim 42.000 ouders als gedupeerde erkend. Hoeveel daarvan gaan
een aanvullende schaderoute doorlopen? Hoelang verwacht de Staatssecretaris dat dat
gaat duren? Onze vrees is dat zij allemaal naar een maatwerktraject willen gaan als
het primaire traject niet goed gaat.
Het schadekader lijkt op papier een goed idee, maar in de praktijk lijkt het uit te
lopen op groot onrecht. Klopt het dat de forfaitaire bedragen zijn gekort? Zo ja,
met hoeveel ten opzichte van de pilotfase? Klopt het dat de bedragen uit de IB voor
de materiële en immateriële schade worden afgetrokken van het eindbedrag, wat ervoor
zorgt dat mensen die langer in de penarie hebben gezeten juist een lager schadebedrag
krijgen? Vindt de Staatssecretaris het niet eerlijker om juist mensen die lang in
ongekend onrecht hebben gezeten ook meer te compenseren? Klopt het dat de post voor
werk en inkomen lastig is om aan te tonen, waardoor mensen weinig compensatie krijgen?
Het verlies van een baan is nog nooit toegekend, zeggen mensen, ook mensen uit mijn
partij die als ombudsfunctionaris mensen bijstaan in bijvoorbeeld de Zaanstreek. Vindt
de Staatssecretaris dit passen binnen het wettelijk kader, dat ruimhartigheid voorschrijft?
Op deze wijze lijkt het zo te gaan dat alle ouders naar de maatwerktafel willen of
moeten om hun recht te krijgen. Het doel was juist om de afhandeling te versnellen.
De brede ondersteuning komt in hele kleine en in hele grote gemeenten in de problemen.
In Rotterdam sta je nog een jaar op de wachtlijst en dat was eerder twee jaar. In
hele kleine gemeentes zoals Wormerland is het lastig om als gemeente expertise in
te zetten. Mijn oproep zou zijn: leer van gemeenten waar het goed gaat, bijvoorbeeld
Arnhem. Daar wordt ook echt outreachend gewerkt. Daar weet men ook wat ruimhartigheid
betekent. Graag een reactie daarop.
De VNG doet onderzoek naar het einde van alle regelingen, maar wij hebben echt twijfels
of dat niet veel te vroeg komt. Zo veel mensen staan namelijk nog niet aan het begin
van financieel herstel, laat staan mentaal herstel. Dus ook voor de nazorg vinden
we dat van groot belang. Het herstel van vertrouwen in de overheid, die mensen heeft
gediscrimineerd en vermorzeld, komt misschien pas helemaal aan het eind, maar we zouden
daar ook heel graag aandacht voor hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mooi binnen de tijd. Keurig gedaan! We gaan verder met de spreker van
de volgende fractie, de BBB, mevrouw Rikkers.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Dit is het zoveelste debat over dit onderwerp en we zijn er
nog altijd niet. Enige tijd geleden publiceerde de commissie-Van Dam een advies met
meerdere aanbevelingen om de afhandelingen te versnellen. Het kabinet liet in een
reactie weten een aantal adviezen over te nemen, om te beginnen met het versmallen
van het aantal routes van vier naar twee.
Voorzitter. Dat brengt mij bij de eerste vraag. BBB is uiteraard voor een snellere
afhandeling van de affaire en de compensatie voor de gezinnen die zo veel leed hebben
gehad, maar daar hoort wel een realistische raming bij die we als Kamer ook op voorhand
kunnen beoordelen. Het kabinet geeft aan in 2027 klaar te willen zijn en stelt daarnaast
dat er geen aanvullende financiële middelen nodig zijn boven op de begrote uitgaven
van 11,7 miljard. Is dit budget nog wel realistisch als de routes nu zo worden gewijzigd,
vraag ik aan de Staatssecretaris. In het kader van de titel van het rapport «Minder
beloven, meer doen» lijkt het me wel van belang dat we scherp moeten zijn met elkaar.
Is er een expliciete financiële risicoanalyse in relatie tot de aangepaste werkwijze?
In het verlengde daarvan heb ik ook de vraag over de persoonsgerichte aanpak voor
3.000 gezinnen die zelfstandig de regie kwijt zijn. De Staatssecretaris schrijft dat
er inmiddels 40 gezinnen zijn geholpen. De problematiek is divers. Ook hier heb ik
de vraag: zijn de planning en de budgettering nog wel realistisch als er zo veel onduidelijk
is? Wanneer verwacht de Staatssecretaris meer te weten over de concrete aanpak van
de groep gericht op multiproblematiek? Klopt het dat het schadekader geen differentiatie
kent met betrekking tot de schadejaren? Zo ja, is de Staatssecretaris het met BBB
eens dat we die wel moeten hebben? Wanneer er gewerkt wordt met verschillende staffels
in plaats van een gemiddelde, kun je volgens BBB meer doen met hetzelfde budget, mensen
sneller helpen en ze vooral veel beter helpen.
Ik heb nog een vraag met betrekking tot de Stichting (Gelijk)waardig Herstel. In het
vorige debat heeft BBB ertoe opgeroepen om samen in een kamer te gaan zitten en het
op te lossen. De Staatssecretaris heeft toegelicht dat zij de heer Scheltema heeft
aangesteld als bemiddelaar tussen enerzijds het ministerie en anderzijds de SGH. Wat
is er concreet veranderd in de opstelling van het ministerie en bij de SGH? In de
brief van 4 juli schrijft de Staatssecretaris dat de SGH en het ministerie de benodigde
voorbereidingen treffen om vanaf september stapsgewijs op te kunnen schalen qua volume.
Zijn eerdere uitdagingen rondom bijvoorbeeld de governance daarmee opgelost wat de
Staatssecretaris betreft? Kan de Staatssecretaris nog iets meer uitleg geven over
de kwaliteitsslagen die zijn gemaakt door de SGH en het ministerie? Welke uitdagingen
blijven nog bestaan met betrekking tot de samenwerking met de Stichting (Gelijk)waardig
Herstel?
Voorzitter. Dan het punt van de positie van de jongeren. Er zijn jongeren die door
de toeslagenaffaire geen contact meer hebben met hun ouders. Ook dit maakt schuldhulpverlening
voor deze groep op een andere manier aanzienlijk moeilijker. De commissie-Van Dam
schrijft in haar rapport dat meer inzicht gewenst is in de positie van de jongeren.
De Staatssecretaris onderschrijft dit. In de meest recente voortgangsrapportage lezen
we de stappen om de positie van kwetsbare en eenzame jongeren te verbeteren, maar
wordt er ook specifiek ingezoomd op jongeren die geen contact meer hebben met hun
ouders? En hoe kan deze aanpak zo uniform mogelijk worden vormgegeven op gemeenteniveau?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Rikkers. Dan komen we bij de heer Vlottes van de fractie van de
PVV.
De heer Vlottes (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Daar zitten we weer, dus ik geef maar weer een kleine tussenstand.
We zaten op vier schaderoutes. Inmiddels zijn we een aantal ruzies met de SGH, een
commissie, een regeringscommissaris en een bestuurlijk adviseur verder. Er blijven
twee schaderoutes over, waarvan er één nog niet operationeel is, terwijl hij dat al
wel had moeten zijn. Kortom, er verandert een hoop, maar echt vooruit gaat het nog
niet met de aanvullende schadevergoedingen. Het is nu de bedoeling dat er voor de
aanvullende schadevergoeding gekozen kan worden tussen route A, de SGH-route, of route
B, de MijnHerstel-route. Aan de oppervlakte lijkt dit een stap in de goede richting,
maar wat nu als de forfaitaire bedragen niet afdoende zijn? Want ongeacht de route
die wordt gekozen, volgt er een maatwerkberekening, een casuïstiektafel of hoe we
het ook noemen. Dan moeten de ouders het causaal verband aannemelijk maken aan de
hand van een precieze berekening met precieze bewijsstukken. Op deze manier lijkt
het een soort CWS-variant, met al die complexe berekeningen en bewijsstukken. De CWS
lijkt in de praktijk dus nog aan tafel te zitten. Wat zijn de gevolgen hiervan voor
de doorlooptijd en uitvoerbaarheid?
Over doorlooptijden gesproken: voor de MijnHerstel-route is daar nog niets over bekend,
zo lezen we in de beantwoording. Hoe kan dit? Er moet toch enig idee zijn van een
doorlooptijd bij deze nieuwe route, al is het alleen maar om de capaciteit te bepalen,
en niet in de laatste plaats omdat we allemaal weten dat de behandeltermijn bij de
CWS-route inmiddels is opgelopen naar ruim twee jaar. Staat dit de ouders dan ook
te wachten als zij onverhoopt toch gebruik willen maken van die individuele berekening?
Voorzitter. Dan de aanmeldtermijn. Deze is nu gesteld op 1 januari 2026, maar zoals
gezegd is route B nog niet eens operationeel. Men blijft hangen in vaagheden als «hij
wordt zo snel mogelijk operationeel» en «het moet allemaal wel zorgvuldig gebeuren».
Ja, maar de datum voor de aanmelding is wél keihard. Dat is namelijk 1 januari 2026.
En dan weten de gedupeerden nog niet eens wat hun doorlooptijd is, hoe deze route
precies in z'n werk zal gaan, welke schadekader er precies wordt gebruikt – er wordt
immers ook geen pilot uitgevoerd – en of het schadekader inderdaad zo ruimhartig is
als het schadekader van de SHG altijd was. Als je kijkt naar de kalender, zie je dat
het bijna 1 oktober is. Dan komt 1 januari wel erg snel dichtbij. Dan een keuze moeten
maken voor een route waarvan je niet weet waar die eindigt, helpt niet en doet ook
weinig goeds voor het vertrouwen en het herstel. Graag een reactie daarop.
Voorzitter. De Kamer heeft gisteravond een gesprek gehad met de oudercommissie. De
conclusie was eigenlijk dat het allemaal weer veel te lang duurt. Ter illustratie:
ik las het verhaal van een Achterhoekse hulpverlener. Zij is zelf ook slachtoffer
van de toeslagenaffaire en zei onder meer: «Veel mensen zien door de bomen het bos
niet meer. Zij weten vaak niet waar in het proces ze nu precies zitten. Maar wij zijn
nu vijf jaar verder en alle hoop is inmiddels weg.» Dit is echt schrijnend, en ze
gaf nog veel meer voorbeelden hiervan. Dit verhaal is van bijna een jaar geleden.
Toen we gisteravond spraken met leden van de oudercommissie, zagen we gewoon dat er
nog niet veel veranderd is. Dan lezen we in de ronkende persberichten van de Staatssecretaris
dat het allemaal voorspoedig gaat, dat de MijnHerstel-route zo goed als klaar is en
dat 2027 staat als een huis. Maar de oudercommissie heeft nog steeds geen idee. Er
is gewoon een grote behoefte aan duidelijkheid en heldere communicatie, want eigenlijk
is het vertrouwen gewoon weg. Dan wordt elk plan, zowel route A als route B, terecht
met argusogen bekeken.
Voorzitter. Er leven veel vragen bij deze gedupeerden: «Klopt mijn berekening wel?
Hoelang moet ik nu weer wachten? Moet ik toch voor het maatwerk kiezen? Moet ik me
überhaupt wel aanmelden voor de aanvullende schadevergoeding?» Dat zijn allemaal hele
reële vragen, die nu nog steeds leven bij de ouders. Om dan te moeten lezen dat niet
alleen het vertrouwen, maar ook de hoop weg is, is echt schrijnend. Graag een reactie
van de Staatssecretaris daarop en een reflectie op de vraag hoe ze niet alleen het
vertrouwen, maar ook de hoop terug zou willen geven aan deze mensen.
Voorzitter. Dan nog wat vragen over de brede ondersteuning. Zo heeft het kabinet besloten
om een bestuurlijk regisseur aan te stellen. Een van de kernbezigheden van deze regisseur
is om te komen tot – citeer ik – «nadere kaderstelling en harmonisatie van de brede
ondersteuning.» Wij als PVV hebben niet zo veel met weer zo'n regisseur, zo'n tussenpersoon,
maar inmiddels zijn er modelbeleidsregels ontwikkeld en aan de gemeenten ter beschikking
gesteld. Maar hoe zit het met de implementatie hiervan? Ook de Staatssecretaris zegt,
weer in het verslag, namelijk zelf: «Verschillen in de ondersteuning zijn inherent
aan het bieden van maatwerk.» Ja, dat is zo; daar ontkom je niet aan. Maar wat is
dan de meerwaarde van de zogenaamde harmoniserende beleidsregels?
Voorzitter. Want ook nu is er geen sprake van een soort vaste basis. Zo doet de ene
gemeente het contact en de ondersteuning zelf. De andere gemeente doet dat via maatschappelijke
organisaties. De ene gemeente verstrekt voornamelijk materiële zaken, zoals een fiets
en een laptop. De andere gemeente geeft helemaal niet thuis. Weer een andere gemeente
ondersteunt voornamelijk mentaal, in de vorm van therapie en coaching. Vandaar nogmaals
de vraag: het is allemaal fijn dat de modelbeleidsregels zijn opgesteld, maar wat
schieten de ouders, de gedupeerden hier nou feitelijk en concreet mee op? Er is nog
steeds – laatste zin, voorzitter, – een enorme wildgroei aan brede ondersteuning.
Nogmaals, dit komt het vertrouwen en de hoop en het gevoel van rechtvaardigheid van
de ouders niet ten goede. Graag hier ook een reactie op.
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vlottes. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Eijk. Zij spreekt
namens de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. Allereerst wil ik namens de VVD onze waardering uitspreken
richting Staatssecretaris Palmen. Wij vinden het belangrijk dat zij in functie is
gebleven en de zware verantwoordelijkheid van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag
blijft dragen. Voor gedupeerde ouders en hun gezinnen zijn stabiliteit en continuïteit
essentieel. Zij verkeren al veel te lang in onzekerheid.
De VVD ziet dat er stappen worden gezet, maar we maken ons zorgen over het tempo en
de uitvoerbaarheid. Ik loop de belangrijkste punten langs en begin met de SGH-route,
route A.
Iedereen is het erover eens: de SGH-route moet zo snel mogelijk worden opgeschaald.
Dat is niet alleen nodig om de doorlooptijden terug te brengen, maar ook om het vertrouwen
bij ouders en samenleving te herstellen. We zien dat er afspraken zijn gemaakt om
dit te bereiken, maar we willen van de Staatssecretaris het volgende weten. Hoe gaat
zij dit proces actief versnellen? Hoe wordt voorkomen dat nieuwe impasses iedere keer
weer tot vertraging leiden? Zijn alle succesblokkades inmiddels opgelost? Zo niet,
welke zijn nog actueel en hoe worden deze concreet aangepakt?
Voorzitter. Ik heb begrepen dat gedupeerden met een integrale beoordeling lager dan
€ 30.000 kunnen instromen in de SGH-route. Dat lijkt een concrete stap vooruit, maar
roept tegelijkertijd vragen op. Hoe snel wordt deze groep daadwerkelijk geholpen?
Is er voldoende capaciteit beschikbaar om hen tijdig duidelijkheid te geven en tot
afwikkeling te komen? Is er een risico op verdringing waardoor anderen weer langer
moeten wachten?
Er is overeenstemming bereikt tussen het ministerie en de SGH over de nieuwe werkwijze
rond kwaliteitsborging. Wij denken dat het stoppen van het vooraf toetsen van iedere
individuele schadestaat door het Ministerie van Financiën inderdaad kan leiden tot
versnelling. Maar onze zorg is of ouders dan niet weer achteraf opnieuw met correcties
of onzekerheden te maken krijgen. Hoe wordt dat voorkomen? Het vertrouwen van ouders
moet immers worden hersteld, en niet opnieuw worden beschadigd.
Dan route B: het digitale portaal MijnHerstel. De VVD maakt zich zorgen over de vertraging
in de livegang. Iedere vertraging leidt opnieuw tot onzekerheid voor ouders. Wij lezen
dat de oudertoetsgroep zorgen heeft geuit over de rechtmatigheid van de opdrachtverlening,
het aanbestedingsrecht, het financieel toezicht en de gegevensverwerking. Kan de Staatssecretaris
toelichten wat deze zorgen precies inhouden? Hoe worden die weggenomen? En wat betekent
dit voor de planning? Ik vervolg met de voortgangsrapportage. Deze geeft aanleiding
tot een drietal kritische kanttekeningen.
Allereerst wordt bij de kleinere bedragen niet automatisch aangenomen dat alle schade
het gevolg is van de toeslagenaffaire. Dat klinkt logisch, maar hoe wordt voorkomen
dat ouders die wél aantoonbaar schade hebben geleden, onnodig extra bewijs moeten
aanleveren en zo opnieuw vertraging oplopen?
Verder vinden we het verstandig dat er prioriteit wordt gegeven aan bezwaren die ingaan
op de vraag of iemand überhaupt gedupeerd is. Het is logisch dat je eerst kijkt naar
de groep waarbij geen kinderen of kinderopvangtoeslag in het spel zijn. Maar hoe gaat
de Staatssecretaris borgen dat de andere bezwaren niet opnieuw te lang blijven liggen?
Want ook daar moet eigenlijk duidelijkheid over komen.
Tot slot de kwestie van de dwangsommen. De Staatssecretaris concludeert dat afschaffen
binnen de hersteloperatie toeslagen niet voor de hand ligt, maar dat dit in breder
verband wél opvolging verdient. Hoe gaat het kabinet hier concreet mee verder?
Voorzitter, afsluitend. De kern is als volgt. Ouders en gezinnen wachten al veel te
lang. Iedere vertraging, iedere nieuwe blokkade, betekent extra onzekerheid en extra
teleurstelling. De VVD wil dat er versnelling komt, maar wel op een manier die uitlegbaar
en betrouwbaar is. Geen nieuwe teleurstellingen, geen nieuwe impasses.
Wij vragen de Staatssecretaris om vandaag helderheid te geven over de drie volgende
zaken. Hoe gaat zij versnelling en opschaling van route A realiseren? Hoe gaat zij
ervoor zorgen dat route B betrouwbaar en rechtmatig live kan gaan, zonder verdere
vertraging? Hoe borgt zij dat ouders niet opnieuw vastlopen in bewijsvoering, bezwaarprocedures
of kwaliteitscontroles?
Daar wil ik het bij laten in eerste termijn. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Eijk. Dan kom ik bij de fractie van DENK. Gaat uw gang, meneer
Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Telkens als ik dit debat voorbereid, bekruipt mij het gevoel
van ongemak. Ik kom telkens met buikpijn naar het debat, omdat we het telkens weer
over het hetzelfde onderwerp hebben. De Kamer is het met elkaar eens – dat zien we
niet vaak gebeuren in dit huis – over wat we moeten doen. Dan kijken we richting de
Staatssecretaris en telkens komen we tot de conclusie dat het gewoon niet vlot loopt.
De hersteloperatie is dan ook niks anders dan dat ouders en kinderen al jaren in een
wachtkamer zitten, waarbij de deur telkens op een kier blijft. De ene keer gaat die
iets wijder open, maar die deur gaat nooit echt open. Ik blijf altijd hoopvol. Ik
hoop dat we vandaag op zoek gaan naar hoe we die deur toch echt kunnen openen, zodat
we al die ouders kunnen helpen.
Voorzitter. We hebben het telkens over doen wat nodig is, over hoe we ouders en kinderen
moeten helpen. Maar eerlijk is eerlijk: het lukt ons gewoon niet. Het lukt niet om
alles vlot te trekken. Ouders, kinderen en jongeren zijn daar de dupe van. Dat doet
gewoon pijn; dat wil ik graag vooraf gezegd hebben.
Voorzitter. De commissie-Van Dam was met veel bombarie aangekondigd in januari. De
conclusies waren een paar maanden daarna glashelder: er wordt te veel beloofd en er
wordt te weinig gedaan. De termijnen werden niet gehaald. De ouders kregen hun dossier
niet, of als ze al een dossier kregen, was het een paar jaar na een aanvraag en volledig
zwartgelakt. De bezwaren stapelden zich op en gezinnen wachten eindeloos op een schadevergoeding.
In de rapportages – ik heb het niet alleen over de laatste rapportage, maar ook de
rapportages daarvoor – zagen we eigenlijk het beeld dat er geen vooruitgang was. Ik
moet heel eerlijk zeggen: ik zie in de laatste rapportage wel, en daar moet ik echt
goed mijn best voor doen, dat er een millimeter vooruitgang is. Maar als ik tegelijkertijd
luister naar de verhalen die ik te horen krijg van de ouders, dan kan ik toch niet
anders dan concluderen dat er in de praktijk weinig gebeurt. Ik wil dus best echt
een stap maken richting de Staatssecretaris door aan te geven dat we in de laatste
rapportage zien dat er wel iets gebeurt, maar de vraag is toch echt wat de ouders
en de kinderen daarvan merken.
Ik wil drie punten uitlichten. Neem MijnHerstel. Het was beloofd dat dit in september
live zou gaan, maar we zijn echt maanden verder en het is nog steeds niet live. Als
we daar vragen over stellen aan de Staatssecretaris, dan zegt de Staatssecretaris:
er zijn factoren waardoor het niet is gelukt. Kan de Staatssecretaris nou toelichten
wat de kernoorzaak is waardoor het niet lukt? Kan de Staatssecretaris ook, anders
dan telkens aangeven «het moet dit najaar hopelijk live gaan» en het continu een kwartaal
uitstellen, gewoon een concrete datum geven, zodat wij weten wanneer dat nou precies
ingaat?
Voorzitter. Het tweede punt betreft de 2.400 bezwaren. Een aantal daarvan is afgehandeld,
maar heel veel staan nog open. Kan de Staatssecretaris nou aangeven waarom acht maanden
nadat de commissie-Van Dam is ingesteld, de bezwaarprocedure nog steeds niet is gestroomlijnd?
Want dat wisten we eigenlijk al bij het bijeenroepen van commissie-Van Dam. Dat geldt
bijvoorbeeld ook voor mijn derde punt, over de gezinnen die de regie kwijt zijn. We
hebben er maar zes geholpen; er zijn 2.000 tot 3.000 ouders. Uit de beantwoording
van de feitelijke vragen blijkt dat het gaat om zes ouders. Debat na debat gaat het
over deze groep, maar in de praktijk zien we weinig gebeuren.
Bijvoorbeeld bij de dossiers is dat ook zo. Dat is het vierde punt dat ik aan wil
snijden. Er zouden dit jaar 10.000 dossiers verstrekt worden. Het zou allemaal sneller
gaan en zo veel mogelijk ongelakt – dat was nog een toezegging van de vorige Staatssecretaris,
als ik het me niet verkeerd herinner – maar toch krijgen we nog steeds van ouders
te horen dat ze incomplete dossiers of te veel gelakte dossiers krijgen. Ik begrijp
de ouders die zeggen: zonder mijn eigen waarheid zwart-op-wit is «herstel» een leeg
woord. Ik vraag dus aan de Staatssecretaris: hoeveel dossiers zijn er nou verstrekt?
Voorzitter. Ik heb nog twee punten. Mijn op een-na-laatste punt gaat over de jongeren.
Zij dragen de gevolgen van de toeslagenmisdaad dagelijks. Eigenlijk hebben zij er
helemaal niks mee te maken. Hun jeugdige jaren zijn eigenlijk vergooid. Nadat de hele
toeslagenmisdaad aan het licht is gekomen, zitten zij nog steeds vast aan hun DUO-schulden,
niet omdat zij iets verkeerds deden, maar omdat hun ouders kapot werden gemaakt door
beleid. Deze jongeren zijn al opgegroeid met een litteken en nu dragen ze ook nog
eens een molensteen van studieschulden om hun nek. Dat is onverteerbaar. Deze schulden
hadden allang kwijtgescholden moeten zijn. Toch blijf ik de vraag stellen: wanneer
gaat de Staatssecretaris, de regering, het kabinet, die schulden kwijtschelden?
Voorzitter. Ik wil nog terugkomen op het begrip «ruimhartigheid» uit het vorige commissiedebat.
We zagen eigenlijk dat het begrip «ruimhartigheid» verschillend werd uitgelegd. Daar
dienden we een motie over in die met een ruime meerderheid is aangenomen. Maak nou
eens duidelijk wat ruimhartigheid is. Wat mij verbaast aan de reactie van de Staatssecretaris
is dat zij inzichtelijk gaat maken welke definities er nou worden gebruikt. In plaats
van duidelijkheid bieden gaat ze eerst kijken welke verschillende definities rondgaan.
Dat is toch geen antwoord? Dat vraag ik aan de Staatssecretaris. Daarom verwacht ik
een antwoord van haar.
Voorzitter. Mijn laatste vraag, mijn laatste punt, gaat over een andere vergeten groep,
namelijk de ondernemers. Ik noem ze voor het gemak even de «kinderopvangondernemers».
Hun klanten werd massaal gekort – dat waren de ouders – maar heel veel van deze ondernemers
zijn ook failliet gegaan. Hun levenswerk is vergooid. Toch worden ze op dit moment
nog steeds niet erkend als gedupeerden. Ik vraag aan de Staatssecretaris of zij nader
in wil gaan op deze groep, waar we het al die jaren toch te weinig over hebben gehad.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ergin. Dan kom ik bij de fractie van NSC, mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Het herstel van de toeslagenaffaire duurt nu al vijf jaar.
Ja, er is vooruitgang geboekt, maar het gaat veel te langzaam en het blijft onduidelijk.
Het tempo blijft pijnlijk traag. Er zijn duizenden gezinnen die de regie volledig
kwijt zijn, maar tot 2026 wordt niet structureel opgeschaald. Dat is te laat. MijnHerstel,
de route waar ouders op zitten te wachten, loopt ook vertraging op. Ouders krijgen
zo geen houvast. Hoe voorkomt de Staatssecretaris dat gezinnen die nu al alles kwijt
zijn nog twee jaar in onzekerheid blijven? Als 2027 het uiteindelijke doel blijft,
dan moet er nu volledige helderheid komen over capaciteit, planning en haalbaarheid.
Mensen hebben recht om te weten waar ze aan toe zijn. Kan de Staatssecretaris die
duidelijkheid vandaag geven?
Voorzitter. Ook over het schadekader bestaan serieuze zorgen. De Staatssecretaris
stelt dat dit kader na de pilotfase niet is gewijzigd, maar ouders vertellen ons een
ander verhaal. Daarom vragen wij volledige openheid. Wij verzoeken de Staatssecretaris
de gebruikte schadekaders van de SGH aan de Kamer te sturen, inclusief die van de
pilotfase, en uiteraard het schadekader dat gebruikt gaat worden voor MijnHerstel.
Daar komt bij dat het huidige schadekader volgens ouders geen rekening houdt met de
duur van het leed, maar uitsluitend met de gebeurtenis zelf. Dat vinden wij als NSC
onaanvaardbaar. Een ouder die één jaar problemen had, is niet te vergelijken met iemand
die zes tot tien jaar heeft moeten doorstaan. Het leed is niet alleen die ene gebeurtenis,
maar ook de jarenlange gevolgen ervan. We willen van de Staatssecretaris weten of
zij dit probleem erkent. Is zij bereid het kader aan te passen, zodat het werkelijk
recht doet aan de ervaring van de ouders?
Het uniforme schadekader met forfaitaire bedragen kán inderdaad snelheid opleveren,
maar het risico is groot dat dit opnieuw onrecht veroorzaakt, want niet ieder gezin
past in een standaardmodel. Ex-partners, ondernemers die zowel zakelijk als privé
zijn geraakt of ouders met bijzondere schadeposten: zij hebben maatwerk nodig. Zonder
maatwerk krijgen zij opnieuw niet waar ze recht op hebben. Daarom de volgende vragen
aan de Staatssecretaris. Klopt het dat zowel binnen de route SGH als binnen de route
MijnHerstel straks individuele berekening van complexe schade mogelijk is door middel
van een maatwerktafel? Hoe wordt deze ingericht? Wie behartigt de belangen van de
ouders daarin? En hoe wordt omgegaan met ouders die al een VSO hebben getekend, maar
achteraf juist behoefte blijken te hebben aan een individuele berekening?
Voorzitter. Er zijn daarnaast groepen die te vaak buiten beeld blijven. Denk aan ouders
die voor 2021 hun schulden hebben afgelost en daarom niet binnen de huidige regeling
vallen. Hoeveel van hen zijn inmiddels actief in beeld gebracht? Of moeten zij zelf
hun gelijk blijven bevechten? Ik noem ook de ouders die Nederland verlieten omdat
ze geen andere uitweg zagen, geen vluchtelingen van oorlog of klimaat, maar feitelijk
Belastingdienstvluchtelingen, mensen die hun eigen land moesten verlaten door het
handelen van hun eigen overheid. Voor hen gaat compensatie in Nederland zelfs betekenen
dat zij voorzieningen verliezen in het land waar zij nu wonen. Welke afspraken kan
en wil de Staatssecretaris nog maken met landen, zodat compensatie niet leidt tot
verlies van uitkering, zorg of medicijnen? Als dat niet lukt, hoe zorgt de Staatssecretaris
er dan voor dat ook deze ouders voldoende maatwerk en ondersteuning krijgen, zodat
zij niet nog langer klem komen te zitten?
Dan de ondernemers; daar werd net ook al aandacht voor gevraagd. Ook zij dreigen een
vergeten groep te worden. Ondernemers die door CAF-onderzoeken hun bedrijf, hun inkomen
en vaak ook hun pensioen zijn kwijtgeraakt wachten nog steeds op erkenning en compensatie.
Waar in 2021 nog ruim 8.600 ondernemers als gedupeerde werden genoemd, gaat het nu
om circa 4.400. Hoe kan dat? Waar zijn die duizenden anderen gebleven? Zijn zij afgehaakt,
verdwenen uit de statistieken of simpelweg buiten beeld geraakt?
Voorzitter. Dan nog de volgende vragen. Wat is de verwachte doorlooptijd van de MijnHerstel-route,
zowel bij de forfaitaire als bij de individuele berekening? Moeten ouders met complexe
schulden en ondernemers eerst het volledige forfaitaire traject doorlopen voordat
zij toegang krijgen tot maatwerk? Is de Staatssecretaris bereid om juist voor ondernemers
en gezinnen met complexe schulden versnelling te regelen, zodat zij niet opnieuw klem
komen te zitten in het systeem dat te traag werkt?
Voorzitter. NSC vindt dat het hoog tijd is dat ouders duidelijkheid en rechtvaardigheid
krijgen: geen vage beloftes meer maar concrete stappen, heldere termijnen en duidelijke
antwoorden. Juist omdat dit al zo lang voortduurt, is het onze verantwoordelijkheid
om ervoor te zorgen dat alle ouders, waar zij ook wonen, ondernemer of niet, eindelijk
weer vooruit kunnen kijken en daadwerkelijk kunnen herstellen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komt nu de fractie van D66. O, er is nog een interruptie. Mijn excuus.
U mag nog heel even wachten, want er is een interruptie van mevrouw Haage.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het geheel eens met de inbreng van NSC, dus daar gaat mijn interruptie niet
over. Mijn interruptie gaat wel over een motie die recent, op 18 september, door uw
fractie is ingediend, om opnieuw een deltacommissie in te stellen om het hele kinderopvangtoeslagenstelsel
te onderzoeken. Ik was daar heel erg teleurgesteld over, omdat er dit voorjaar al
plannen klaarlagen op SZW om überhaupt de kinderopvangtoeslag naar het verleden te
verwijzen. Dat is waarschijnlijk om financiële redenen bij de Voorjaarsnota uitgesteld
en nu komt de wetgeving over twee jaar. Dan gaat u opnieuw weer een commissie vragen
om daar onderzoek naar te doen, terwijl we elke keer zien dat er bijna slachtoffers
bij komen doordat de kinderopvangtoeslag zo ingewikkeld is. Waarom heeft u een vertragingsmotie
ingezet, terwijl u hier in deze commissie juist om snelheid vraagt?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Laat ik duidelijk zijn: wij willen geen vertraging bij de kinderopvangtoeslag. Dus
dit was geen vertragingsmotie op dat gebied. We wilden gewoon dat dat deltaplan op
een goede en duidelijke manier aangevlogen werd, maar dat ging niet over de kinderopvangtoeslag.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Vijlbrief van D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Dank u wel, voorzitter. Goed dat we elkaar nu spreken over de hersteloperatie toeslagen,
omdat nog steeds veel te veel ouders wachten op passende ondersteuning, erkenning
of de beloofde compensatie. Dat zou een aansporing voor ons allemaal moeten zijn om
hier aandacht voor te houden. Toen het vorige kabinet viel in 2023, hebben we met
instemming vanuit de Kamer gezegd: laten we onszelf op de hersteldossiers van de toeslagen
en Groningen niet demissionair achten. Dat gaf het vorige kabinet de ruimte om op
die dossiers door te kunnen pakken. Hoewel we op andere dossiers vanwege de demissionaire
status terughoudend waren, hebben we de SGH-route en de benodigde middelen daarvoor
nog kunnen regelen, met brede steun in de Kamer.
Mogen we van dit kabinet de komende tijd dezelfde houding verwachten? Wat betekent
dat dan concreet? Wat gaat er nou concreet gebeuren de komende maanden? Er is nog
zo veel te doen. Ik denk bijvoorbeeld aan de nieuwe route voor schadeherstel, zoals
geadviseerd door de commissie-Van Dam. Die gaat pas deze maand in werking. Kan de
Staatssecretaris reflecteren op het proces en het feit dat ook deze stap weer zo lang
duurt voordat het opgestart kan worden? Is deze route, nu het september is, ook daadwerkelijk
op volle kracht bezig?
Verder zien we na het bestuurlijk kopstuk ook een bestuurlijk regisseur integrale
ondersteuning, in de vorm van de heer Blokhuis. Daar zijn we natuurlijk blij mee.
Dank voor zijn inspanning. Maar het roept wel de vraag op hoe de verantwoordelijkheden
nu eigenlijk lopen in dat bos van de toeslagenaffaire. Kan de Staatssecretaris daar
wat over zeggen? Wie stuurt wie aan? Hoe werkt dat eigenlijk precies?
Voorzitter. Dat herstel van groot belang is, staat buiten kijf, vanwege het grote
onrecht dat mensen is aangedaan. Maar er is ook een andere kant, namelijk de verhalen
van mensen die kansen grijpen als het herstel daadwerkelijk is afgerond. Zo las ik
deze maand het verhaal van Comfort Agyweiaa, die in de Schilderswijk een gloednieuwe
winkel is gestart. Met een grote lach kijkt ze weer positief naar de toekomst. Haar
dochter vertelde in het artikel: ik ben trots op mama, want met deze winkel maakt
ze haar droom waar. Dat zijn de verhalen die we iedereen zouden gunnen die zo zwaar
is getroffen door het onrecht vanuit de overheid.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vijlbrief. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Van Dijk. Zij
spreekt namens het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Vandaag ook namens de ChristenUnie. Voorzitter. Ik wil beginnen met de voortgang in
het financiële herstel. Voordat ik daarover begin, wil ik de Staatssecretaris nogmaals
meegeven hoe belangrijk het is om te beseffen dat het voor veel ouders meer dan spannend
en stressgevend is om tot een financiële afronding te komen. Ouders ervaren dit besef
onvoldoende in het proces van financieel herstel. De tekst in de VSO besteedt ook
geen aandacht aan dit aspect en aan het erkennen van het leed dat mensen is aangedaan.
Ik denk dat het verstandig is om hier toch meer aandacht voor te hebben, zowel bij
de inrichting als ook bij de inrichting van de VSO. Hoe kijkt de Staatssecretaris
hiernaar?
Route B zou per 1 september live gaan, maar helaas is weer een afspraak met de ouders
niet nagekomen. Ik baal er ontzettend van, omdat het bevestigt wat ik dacht toen deze
datum werd aangekondigd. Laten we eerlijk zijn: dit was met veel bravoure. Het eerste
wat ik dacht, was: we gaan het toch weer niet halen. Ik heb daar een paar vragen over.
We horen klachten van ouders die helpen bij het uitdenken van de route, met betrekking
tot een gebrek aan transparantie, de AVG en het nog steeds ontbreken van het koppelen
van het aantal jaren van gedupeerdheid in het schadekader. Collega's spraken daar
ook al over. Ook zouden ze graag een soort van extra paar onafhankelijke ogen in het
proces willen hebben, die ingezet kan worden op het moment dat ouders toch iets meer
zekerheid zoeken. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Want je vraagt ouders toch
niet voor de vorm om mee te denken, mag ik hopen. Is het bijvoorbeeld een mogelijkheid
om voor de livegang een openbare presentatie te houden voor ons als Kamer, die de
ouders ook gewoon kunnen volgen, over hoe de route er precies uitziet, hoe het schadekader
werkt en met een toelichting op het proces? In het kader van transparantie zou dat
misschien wel heel mooi zijn.
Dan de route voor de gezinnen die de regie zijn kwijtgeraakt. Ook hier had ik inmiddels
resultaten verwacht. In eerdere debatten hebben we besproken dat deze route ook voor
ondernemers optioneel zou zijn, omdat deze nu vaak niet goed geholpen kunnen worden
met de huidige routes. Inmiddels heb ik begrepen dat voor ondernemers een soort maatwerktafel
als aanvulling op SGH of route B bedacht is. Kan de Staatssecretaris ons hierin meenemen
en kan zij concreet maken wat we van deze route de komende tijd kunnen verwachten,
dus ook wat de ouders en ondernemers concreet kunnen verwachten?
De afspraak was ook dat de regieroute open zou blijven tot route B open zou zijn.
Wij horen dat veel ouders toegang tot deze route geweigerd wordt. Klopt dit? Als dat
zo is, hoe rechtvaardigt de Staatssecretaris dit dan? Ook horen we dat ouders die
zich alsnog melden tegen een dichte deur aan lopen. En ja, het klopt. De aanmeldtermijn
is verstreken, maar we hebben ook afgesproken dat ouders die gedupeerd zijn wel geholpen
gaan worden. Ook over dit signaal hoor ik graag van de Staatssecretaris hoe ze hiernaar
kijkt.
Dan de gemeentelijke ondersteuning. De heer Blokhuis gaat meedenken over hoe dit proces
kan worden ondersteund. Ik denk dat dat een goede zaak is. Maar het is gewoon te laat
als je je bedenkt dat voor sommige ouders gemeentelijke ondersteuning al bijna of
soms zelfs helemaal afgelopen is. Ik hoor heel vaak terug van mensen die betrokken
zijn bij deze ondersteuning dat het afronden van de financiën randvoorwaardelijk is
voor ouders om de volgende stap in het herstel te kunnen zetten. Daar hoort gemeentelijke
brede ondersteuning vaak bij. Wanneer heb je als ouder voldoende ruimte in je hoofd
om echt een goed antwoord te kunnen geven op de vraag wat je verder nodig hebt voor
je herstel? De huidige inrichting gaat wel erg uit van maakbaarheid. Ik had daar destijds
al veel zorgen over. Daarom heb ik destijds ook een amendement ingediend om financiële
afhandeling en gemeentelijke ondersteuning meer parallel te laten lopen. De vraag
is of de heer Blokhuis dit aspect meeneemt in zijn onderzoek.
Ook hoop ik dat hij specifiek aandacht geeft aan het herstel van de kinderen en dat
hij kijkt of twee jaar überhaupt een realistische optie is. Komt de verdere uitwerking
van een kindregeling voor of na het advies van de heer Blokhuis? Kan de Staatssecretaris
al een inkijk geven in welke kant deze opgaat? Komt er voor hen inderdaad een soort
groene kaart, zodat ze zonder iedere keer hun verhaal opnieuw te hoeven doen bij een
hulpvraag ook voor langere tijd gewoon geholpen gaan worden?
Voorzitter. Ik heb begrepen dat er een onderzoek loopt van Diversion naar hoe het
nu eigenlijk echt met heel veel ouders gaat, dus hoe ze in hun vel zitten. Ik hoor
ook in de wandelgangen dat de resultaten van dit rapport echt heel, heel erg heftig
zijn. Loopt er inderdaad een dergelijk onderzoek en zo ja, kan de Staatssecretaris
de Kamer hier vandaag in meenemen?
Voorzitter. Dan de misstanden bij de UHT. Collega Haage en ik hebben er eerder al
vragen over gesteld. Een onderzoek hiernaar zou afgerond worden na de zomer. Het is
nu herfst, dus ik hoor graag hoe het daarmee staat.
Voorzitter. Tot slot, want het zal wel tijd zijn ondertussen, de verkiezingen. Er
komt weer een verkiezing aan na het uitkomen van het toeslagenschandaal. Dat is de
vierde verkiezing. Of er een opvolger komt, weet nog niemand, maar we weten wel dat
er wellicht weer keuzes gemaakt gaan worden voor ouders. Kan deze Staatssecretaris
vanuit haar rol een aantal adviezen meegeven aan een volgend kabinet en de Kamer?
Ik hoop dat ze die ruimte voelt en hier niet terughoudend in is, in het belang van
de ouders.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
U had nog elf seconden over van de vijf minuten. Kijk eens!
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan heb ik nog wel een verzoek.
De voorzitter:
Dat mag zo meteen in de tweede ronde. We gaan nu eerst luisteren naar de heer Dijk.
De heer Dijk is van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. We zitten hier voor de twintigste voortgangsrapportage over
de hersteloperatie van het toeslagenschandaal. We zijn alweer vijf jaar verder. Er
zijn vele miljarden uitgegeven, maar nog steeds zijn niet alle ouders geholpen en
nog steeds heeft niet iedereen duidelijkheid. Dat is onverteerbaar. De Staat heeft
mensen in de verdrukking gebracht en kapotgemaakt, en heeft levens en relaties verwoest.
Rapport na rapport maakt duidelijk wat er moet gebeuren. Er worden steeds nieuwe methodes
opgetuigd. Iedereen blijft maar met die ene vraag zitten: waarom duurt dit zo lang?
Partij na partij gooit het bijltje erbij neer. Ze vertrekken uit de regering en laten
een puinhoop achter. Geen enkel probleem in ons land is daarmee opgelost. De ereschuld
aan de ouders en kinderen die kapot zijn gemaakt in het toeslagenschandaal is niet
ingelost. Nu gaan de partijen weer lekker campagne voeren. Het is echt schaamteloos.
Deze Staatssecretaris heeft ervoor gekozen om wel te blijven zitten, in een dubbeldemissionair
kabinet. Dat kan ik eigenlijk wel waarderen. Dat heeft wel wat. Zij ziet denk ik wat
wij ook zien: weer een nieuwe regering, weer een nieuwe bewindspersoon, weer inwerken,
weer oeverloos gesoebat. Het lost niks op. Het is niet wat ouders en kinderen nu nodig
hebben. Dat is niet wat zij van ons moeten en mogen verwachten.
Er moet nu echt wel iets geregeld worden voor de kinderen met DUO-schulden. Ik ga
dat niet loslaten. Dat mogen ze van mij, van ons en van ons land verwachten. Daarom
zal ik ook deze keer bij het tweeminutendebat, dat vast wordt aangevraagd, een motie
hierover indienen. Ik weet ook dat deze Staatssecretaris daar niet aan wil. Daarom
zeg ik gelijk dat wij dit dan gaan regelen met een nieuwe Kamer of een nieuw kabinet,
als dat moet. Er valt namelijk echt niet te beargumenteren waarom de schulden van
deze kinderen niet kwijtgescholden worden. Ik heb het debat zó vaak gevoerd, maar
ik heb nog steeds geen goed argument gehoord. Ik heb alleen gehoord dat het voor dit
kabinet en voor de ambtenaren heel moeilijk is om te doen. Meer is het niet.
Deze Staatssecretaris is blijven zitten omdat ze een missie heeft. Zo zegt ze zelf:
ik wil de laatste Staatssecretaris worden die hiermee bezig is. Zij zegt dat dit zo
snel mogelijk voorbij moet zijn en dat alle ouders en kinderen moeten weten waar zij
aan toe zijn. Met 3.000 ambtenaren – 3.000! – zou dat toch moeten lukken? Het mag
niet langer duren. Mensen moeten dag en nacht doorwerken, zodat mensen die door de
Staat tot slachtoffer zijn gemaakt, eindelijk 's nachts hun rust kunnen vinden.
Ik kan hier eindeloos vragen stellen over misverstanden, over dingen die beter moeten
en over situaties die mislopen. Waarschijnlijk doe ik dat de volgende keer weer. Maar
eigenlijk wil ik maar één ding weten van deze Staatssecretaris: wat is de einddatum?
Deze Staatssecretaris wil, zoals ik net al zei, de laatste bewindspersoon zijn die
zich hiermee bezig moet houden. Zij weet dat zij met een deadline zit, met een nieuw
kabinet dat gaat komen. Geef ouders en kinderen nu duidelijkheid. U heeft 3.000 ambtenaren
tot uw beschikking. 3.000! U heeft 11,7 miljard euro aan budget. 11,7 miljard euro!
U heeft brede steun in deze Kamer. Er zit hier trouwens niemand op de publieke tribune
die dit aan het volgen is. Er is geen pers, helemaal niks. Bij ieder opstootje zit
de publieke tribune vol, wordt erover geschreven. In deze Kamer is hier geen conflict
over. De enige simpele vraag die ik dan ook te stellen heb, is: wanneer is het klaar?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dijk. Ik kijk even naar de klok. We zijn aan het einde gekomen
van de eerste termijn van de Kamer. Ik ga schorsen voor de dinerpauze, waarin de Staatssecretaris
en haar ondersteuning de beantwoording kunnen voorbereiden. Wij gaan om 18.00 uur
verder. Dan hebben wij zo'n drie kwartier. Drie kwartier is gebruikelijk. Ik denk
dat u dan een aardig eind gaat komen.
De vergadering wordt van 17.17 uur tot 18.05 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering, dames en heren. Ik heropen de vergadering. Even een beetje
aandacht vragen. We zijn toegekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Staatssecretaris.
Aan de orde is het commissiedebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag, van de commissie
Financiën. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Palmen:
Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats natuurlijk ook mijn dank aan u allemaal,
want u heeft heel veel vragen gesteld. Dat is misschien ook wel terecht, want dit
is een heel belangrijk onderwerp. Het gaat over mensen, en over hoe de toeslagen impact
hebben gehad op hun leven. Het gaat over het leven dat zij hebben moeten ervaren en
hoe wij dat nu met man en macht proberen recht te zetten. Ik merk aan u en aan uw
vragen dat ook u heel erg betrokken bent. Wat dat betreft staan wij allemaal aan dezelfde
kant van het touwtje. We willen de ouders helpen. Dank aan u. Dank aan u voor de vragen.
Dank aan het kabinet, dat het mogelijk heeft gemaakt om hier voortgang op te ervaren.
Dank aan de gedupeerde ouders, die mij weten te vinden, die ons allemaal weten te
vinden. Daar ben ik heel blij om. Ook dank aan alle ambtenaren die hier zijn, maar
ook in het land, en mij helpen uw vragen te beantwoorden.
We zitten in een wonderlijke politieke situatie: een dubbel gevallen kabinet. Daarom
ben ik ontzettend blij dat ik toch mag doorgaan met het belangrijke werk dat ik mag
doen. Ik voel ook een enorme verantwoordelijkheid. U weet dat ik een lange geschiedenis
heb met dit dossier. In maart 2017 schreef ik het memo over het onrecht en het idee
dat ouders hersteld moesten worden. Hoe lang is dat al niet geleden? En we zijn nu
nog steeds bezig. Ik ben blij en dankbaar dat ik dit mag blijven doen. Ik hoop ook
dat wij gezamenlijk kunnen verdergaan en dat we kunnen werken aan een afronding van
de hersteloperatie of richting een warme overdracht.
Inmiddels heb ik heel veel gesprekken gevoerd. Dat deed ik natuurlijk al, maar vorige
week ben ik bijvoorbeeld in Amsterdam bij het Herstelhuis geweest. Daar hebben gedupeerde
ouders mij voor de zoveelste keer uitgelegd dat herstel voor iedereen anders is en
in verschillende fases komt. Dat zijn fases van financieel herstel en compensatie,
maar ook van emotioneel herstel en ondersteuning. Wij kunnen dus wel proberen te roepen
dat we op een knop drukken, of een datum roepen, en zeggen dat daarmee het herstel
is afgerond ... Was het maar zo simpel. Maar de ouders zullen weten dat het niet zo
werkt, want het echte herstel is natuurlijk iets wat zij zelf zullen ervaren. Dat
is voor iedereen anders.
Desondanks wil ik ook benadrukken dat er de afgelopen periode wel stappen zijn gezet.
Ik vind het een behoorlijke mijlpaal dat we de integrale beoordelingen nagenoeg allemaal
afgerond hebben. We zitten op dit moment op bijna 97%. Alle integrale beoordelingen
zijn dus opgepakt, en bijna alle mensen hebben een beschikking gekregen. Dat is in
ieder geval het eerste deel van die financiële compensatie. Daarbij gaat het niet
alleen om de ten onrechte opgelegde terugvorderingen; die compensatie is ook aangevuld
met andere elementen, zoals immateriële schadevergoeding. Ook als het gaat om de aangemelde
private schulden en publieke schulden is het einde in zicht. We zitten op zo'n 98%.
Daar is op dit moment zo'n 1,2 miljard aan uitgegeven. Dat zijn toch een paar mijlpalen
die ik graag wilde noemen. Anders zou u denken, en de ouders misschien ook, dat er
helemaal niets is gebeurd. Dat is niet de werkelijkheid.
Het betekent alleen niet dat we al klaar zijn, helaas. Er zijn mensen die niet genoeg
hebben aan de integrale beoordeling en de compensatie die daaruit naar voren is gekomen.
Die bedraagt gemiddeld zo'n € 42.000. Deze mensen hebben natuurlijk het recht om in
aanmerking te komen voor een aanvullende financiële compensatie. Daar zijn we een
aantal jaren geleden mee gestart, maar dat is compleet vastgelopen, zoals u terecht
heeft opgemerkt. Daarom heeft mijn ambtsvoorganger gevraagd om een spoedadvies. Dat
spoedadvies is heel duidelijk geweest. Zorg dat je van die vier of vijf verschillende
routes – u herinnert zich misschien dat plaatje nog, met die kluwen aan allerlei draden – één
uniform kader maakt met twee verschillende routes: de route van de SGH, een beproefde
methode waar heel veel mensen tevreden mee zijn, en een andere route met dezelfde
uitkomst, zodat mensen kunnen kiezen op basis van hun persoonlijke voorkeur. Dat zijn
we aan het uitvoeren, en daar werken we heel hard aan. En uiteraard hebben we ook
het advies overgenomen van de commissie-Van Dam om het schadekader van SGH over te
nemen.
Met SGH maken we nog steeds goede afspraken. We hebben veelvuldig contact. Wat ons
bindt, is natuurlijk de wens om ouders te helpen. Daar zetten we ons gezamenlijk voor
in. Ik ben er heel blij om dat we dat met elkaar kunnen doen. Ik had gehoopt om deze
maand live te kunnen gaan met MijnHerstel. Ik heb u eerder moeten informeren dat ik
iets vertraging heb opgelopen. Dat vind ik heel vervelend. Maar ja, ook dat heeft
de commissie-Van Dam gezegd: zorg dat je iets goed doet voordat het live gaat, en
als dat iets meer tijd nodig heeft, neem die tijd dan. Ik wil natuurlijk wel zo snel
mogelijk die route live laten gaan.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Dijk. O, Van Dijk is het.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, ik heet inderdaad Van Dijk. Dit is meneer Dijk! Ik ben ook voor iets meer tijd
als het daardoor beter wordt. Ik zou het dan alleen wel goed vinden als daarover proactief
wordt gecommuniceerd. Nu horen we het namelijk aan alle kanten via allerlei binnenlijnen.
Ik zou het goed vinden als een bewindspersoon alvast twee of drie weken van tevoren
aangeeft wat de situatie is en waar we tegen aanlopen. Dan weten de ouders dat een
datum niet gehaald wordt, en de Kamer ook. Dan hoeven we er niet naar te vragen.
Staatssecretaris Palmen:
Ik snap wat u zegt. We hebben dat begin september gecommuniceerd. Ik had het graag
wat eerder willen melden, maar u kunt zich misschien voorstellen dat ik twee weken
een soort verlof heb gehad. Daar loop je ook wat vertraging bij op. Ik kom nog uitgebreid
terug op de beantwoording van uw vragen.
Ik wil ook nog even meegeven dat emotioneel herstel en ondersteunen op de niet-financiële
punten, de brede ondersteuning, belangrijke aspecten zijn. Het gaat niet alleen om
geld. Het gaat juist ook om erkenning, gezien worden en herstel. Zoals ik al zei,
is dat voor iedereen anders. Iedereen bewandelt daarin zijn eigen traject. Maar we
hebben gezien dat de brede ondersteuning te divers is. Er zijn 342 gemeentes, die
dit eigenlijk allemaal op eigen wijze uitvoeren. Dat gebeurt allemaal naar eer en
geweten, met heel veel verantwoordelijkheidsgevoel. Toch lukt het niet om dat overal
goed van de grond te krijgen. Gelukkig zijn er goede voorbeelden. Ik ben bij diverse
gemeentes op gesprek geweest. Er zijn goede voorbeelden waarvan je zou willen dat
andere gemeentes het overnemen, maar er zijn ook gemeentes met lange wachtlijsten.
Er is ook verschil in de behandeling en ervaring die mensen hebben. Die verschillen
hebben mij doen besluiten dat ik hier echt een versterking op moet hebben. Ik heb
de heer Blokhuis om zich als bestuurlijk regisseur druk te gaan maken en sterk te
gaan maken voor het niet-financiële deel van de hersteloperatie. Ik hoop dan ook dat
we met zijn hulp, met zijn regierol, gezamenlijk kunnen komen tot harmonisering en
verbetering van de brede ondersteuning. Uiteraard doe ik dit samen met de heer Blokhuis
en mijn collega's in het kabinet als dat nodig is. Dan kunnen we bijvoorbeeld kijken
hoe we een warme overdracht gaan verzorgen naar het sociale domein. Natuurlijk werk
je daarbij samen met partijen met expertise op deze punten. Ik noem bijvoorbeeld een
landelijk steunpunt voor mentaal welzijn. Mensen kunnen hier de komende jaren terecht
voor de mentale steun die de gemeente niet goed heeft kunnen bieden.
Dit is niet alleen belangrijk voor de ouders, maar ook voor de kinderen en jongeren,
die natuurlijk last en leed hebben ervaren naar aanleiding van het toeslagenschandaal.
Met de kindregeling is natuurlijk ook een hoop werk verzet. We zien alleen dat de
kindregeling niet altijd even goed en consequent wordt uitgevoerd. Ook hiervoor geldt
dat alleen de financiële tegemoetkoming niet voldoende is. Het gaat ook om de brede
ondersteuning voor jongeren en om het aansluiten bij de behoeften van jongeren. Het
gaat erom dat ook zij zich gezien en gehoord voelen. Daar is nog werk op te verzetten.
Het is een belangrijk deel van de taak en de opdracht aan de heer Blokhuis. Ook bij
jongeren gaat het om mentale steun die zij nodig hebben. Ook zij kunnen getraumatiseerd
zijn. Juist voor de jongeren is het heel belangrijk dat zij een goede verwijzing krijgen
naar dat steunpunt voor mentaal welzijn.
Dan wil ik nu overgaan tot de beantwoording van de gestelde vragen. Dat doe ik in
de blokjes financiële compensatie, integrale ondersteuning, kinderen en jongeren en
overig. Ik begin met financieel herstel. Ik start met een vraag van de VVD: hoe gaan
we realiseren dat zowel SGH als MijnHerstel snel betrouwbaar live kan gaan? Hoe gaan
we dat versnellen? Het SGH-kader is natuurlijk gewoon voort blijven bestaan en gaat
nu verder. Voor MijnHerstel geldt natuurlijk dat we zo snel mogelijk van start willen
gaan met de livegang. Totdat dat plaatsvindt, blijft in ieder geval de VSO-regieroute
gewoon open. We hebben gekeken naar een uniform schadekader, zoals de commissie-Van
Dam ook heeft geadviseerd: neem het kader van SGH over. Dat hebben we ook gedaan.
Daarnaast was een van de succesblokkades van SGH de controle «tijdens». Die hebben
we inmiddels naar «achteraf» verplaatst.
Als ik het mij goed herinner, heeft mevrouw Van Eijk van de VVD ook gevraagd of ouders
dan niet in één keer worden geconfronteerd met terugvorderingen. Nee, als we achteraf
kunnen controleren – dat doen we ook – hebben de ouders daar geen last van. Mocht
daarbij iets naar voren komen wat niet klopt, dan is dat een leermoment voor de toekomst.
Maar wij zullen de ouders niet lastig gaan vallen met terugvorderingen of dat soort
zaken. Dat is ook terecht, denk ik.
Ik hoorde meneer Dijk vragen wat de einddatum is. Ik streef nog steeds naar 2027 op
het punt van de financiële compensatie. Ik weet dat dat ambitieus is, maar ik weiger
dat op dit moment los te laten, gewoon omdat ik wil dat ouders niet nóg langer moeten
wachten. Ze wachten al zo lang. Ik denk ook oprecht dat het realiseerbaar is. Maar
nogmaals, daarmee is niet het volledige herstel afgerond, want emotioneel herstel
en misschien ook die brede ondersteuning zullen meer tijd nodig hebben.
Dan een vraag van D66. Meneer Vijlbrief, u vraagt zich af hoelang de periode nog duurt
die nodig is om Mijn Herstel op gang te krijgen. De exacte periode kan ik u op dit
moment helaas nog niet geven, maar we werken met man en macht en ik ga ervan uit dat
het in ieder geval zo snel mogelijk dit najaar zal zijn.
De heer Vijlbrief (D66):
Misschien om ook degenen die het debat volgen wat inzicht te geven: ik vroeg in mijn
bijdrage ook of de Staatssecretaris iets zou kunnen zeggen over waarom het zo lang
duurt. Mensen zagen natuurlijk, net als ikzelf trouwens, een rapport van Van Dam in
het voorjaar. Volgens mij was het februari. Nu zitten we in september. Dan vragen
mensen zich natuurlijk af waarom dat nou zo lang duurt. Ik denk dat het misschien
verstandig is dat de Staatssecretaris schetst wat er dan allemaal gebeurt waardoor
dit zo veel tijd in beslag neemt, want ik denk dat daar heel veel ... Dit heeft ook
iets te maken met wat de heer Dijk zei over de hoeveelheid ambtenaren die er rondloopt.
Dan vraag je je natuurlijk af waarom dat dan niet lukt. Ik stel maar gewoon de vraag
die de mensen die naar dit debat kijken zichzelf volgens mij stellen.
Staatssecretaris Palmen:
Dank u wel voor de vraag. We hebben natuurlijk vanaf het moment dat het advies kwam
niet stilgezeten. Je gaat eerst kijken: we wilden zo veel mogelijk van de ouders betrekken.
Ik zou echt het liefst alle 42.000 erkende gedupeerde ouders bij de hand nemen en
ze volledig persoonlijk begeleiden, maar dat gaat ’m niet worden. Maar je wil bij
het ontwikkelen van die eigen route wel zo veel mogelijk ouders vertegenwoordigd hebben.
Wij hebben dus vanaf het begin steeds diverse groepen van ouders betrokken. Dat kost
gewoon wat tijd, maar ik heb liever dat ik mensen goed betrek dan dat ik achteraf
te horen krijg: wij hebben er toch een heel ander beeld bij. We zijn onder andere
begonnen met de oudercommissie. Daar heb ik ook samen met de Minister-President gesproken.
We hebben ze met de heer Scheltema meegenomen in de gedachtegang over wat wij voor
ogen zien voor MijnHerstel. Dat was een heel goed en constructief gesprek. De oudercommissie
benadrukte ook: zorg in ieder geval dat je steeds mensen, ouders, betrekt; dat hoeven
wij niet per se te zijn, want dat mogen ook andere groepen zijn, zolang ze maar betrokken
worden. Dat was natuurlijk ook heel terecht. Dat hebben we dus ook gedaan. We hebben
diverse rondetafels georganiseerd waarbij ouders vertegenwoordigd waren maar ook stakeholders
die om die ouders heen staan, zoals de Ombudsman, advocaten, herstelexperts, Lotgenotencontact,
de KOTA Rapportage. Kortom, heel veel groepen hebben allemaal vanuit hun expertise
input aangedragen. Dat was heel waardevol en heeft goede inzichten opgeleverd. We
hebben een aantal van die rondetafels georganiseerd. Langzamerhand begint zich dat
steeds meer uit te kristalliseren: hoe moet die route eruit gaan zien?
Daarnaast is het zo dat ik wel heel veel hele slimme ambtenaren heb, maar dat zij
niet per definitie allemaal technisch onderlegd zijn en in staat zijn om hele ingewikkelde
technische voorzieningen te bouwen. Ook daarvoor heb je expertise nodig. Die expertise
hebben we ook gevraagd en hebben we er ook bij betrokken: hoe gaan we ervoor zorgen
dat het ook qua techniek en facilitering loopt zoals dat allemaal moet? Er zijn in
de tussentijd dus heel veel gesprekken geweest, natuurlijk ook met SGH, want we hebben
hetzelfde kader maar twee verschillende routes. Hoe ga je daarmee om? Hoe werk je
daar goed mee samen? Er zijn dus allemaal gesprekken en afstemmingsrondes geweest,
steeds om mensen te betrekken en mee te nemen. Dat vond ik heel belangrijk. Dat heeft
wel wat tijd gekost.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Misschien gaat de Staatssecretaris er straks op in: het is goed om mensen te betrekken,
maar als mensen betrokken worden, creëer je natuurlijk ook bepaalde verwachtingen
over wat je doet met de input. Daar krijgen volgens mij alle Kamerleden wel wat pushback
over: «We hebben het gevoel dat er misschien toch niet voldoende gedaan is met onze
input en we maken ons zorgen». Ik ben op zoek naar hoe we dat proces met elkaar beter
kunnen maken, want ik zie gewoon dat dit iedere keer spanning oplevert. Dan kun je
zeggen dat dat inherent is aan het opvragen van input, maar ik vraag me toch af of
we dat niet beter kunnen doen. Nogmaals, u heeft het debat gehoord en heel veel punten
gaan hierover.
Staatssecretaris Palmen:
Ik weet dat er verschillende gesprekken zijn geweest. Bij heel veel van die gesprekken
ben ikzelf ook betrokken geweest. Ik noem als voorbeeld de oudertoetsgroep. Die heb
ik afgelopen vrijdag weer gesproken en ik heb ook met hen hun zorgpunten gedeeld.
Wat zij mij meegaven, was eigenlijk dat zij in die route heel graag toch die expertise
willen hebben van ervaringsdeskundigheid. Als een ouder door die route gaat, een vraag
heeft en iemand belt, moet de mens aan de andere kant van de telefoon het liefst een
ervaringsdeskundige zijn, iemand die snapt wat er is gebeurd. Dat vind ik een heel
terecht punt. Wij hadden dat idee al, maar zij vroegen daar expliciet om. Dat ga je
dan dus inbouwen; dat ga je met elkaar doen. Zo zijn er gewoon verschillende aspecten
die op enig moment naar voren komen. Maar soms merk je ook dat er toch verwachtingen
zijn of dat qua communicatie misschien niet duidelijk is wat er precies gebeurt met
de opvolging daarvan. Ik neem uw vraag en misschien ook uw advies heel erg ter harte:
wij moeten daar duidelijk over communiceren, juist met deze groep mensen, die al zo
veel narigheid en leed hebben ervaren. Daar zullen wij dus zorgvuldig aandacht aan
blijven besteden.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Fijn, maar er liggen nu gewoon expliciet een aantal zorgen over de route. Ik zou het
wel goed vinden als de Kamer op de een of andere manier geïnformeerd gaat worden over
die zorgen, wat daar vervolgens wel of niet mee gedaan is en waarom die keuzes zijn
gemaakt, zodat voor iedereen transparant is hoe daarmee om is gegaan.
De heer Ergin (DENK):
Wat ik dan niet begrijp is: waar wachten we dan nog op? Wachten we nog op gesprekken
die de Staatssecretaris gaat voeren? Wachten we op de appontwikkelaars? Wachten we
op advies dat de Staatssecretaris nog nodig heeft? Waar wachten we nog op waardoor
MijnHerstel deze maand nog niet online kan?
Staatssecretaris Palmen:
Op dit moment is het wachten met name op de technische kant. Er worden nog een aantal
technische voorzieningen aangebracht, zodat je ook kunt waarmaken wat je belooft.
Daar zijn we al heel ver mee, maar we hebben gewoon nog even een paar weken tijd nodig.
De heer Ergin (DENK):
«Een paar weken» klinkt al iets concreter dan «het najaar van dit jaar», ik bedoel
het laatste kwartaal van dit jaar. Dat las ik volgens mij ergens in de stukken. Dat
betekent dus dat we erop kunnen rekenen dat ergens eind oktober, begin november dat
MijnHerstel online gaat. Kan de Staatssecretaris daar iets meer over zeggen?
Staatssecretaris Palmen:
Nee, ik zou heel graag een concrete datum willen, maar ik wil echt ruimte houden voor
de techniek en de zorgvuldigheid blijven betrachten. Ik vind het heel naar als ik
mensen weer zou moeten teleurstellen.
De heer Ergin (DENK):
Volgens mij hebben we nog tussen acht en twaalf weken de tijd. Zegt de Staatssecretaris:
het is meer richting de twaalf weken, richting het einde van het jaar? Of zegt de
Staatssecretaris bijvoorbeeld: over zes weken kan ik de Kamer op z'n minst een update
geven over de stand van zaken? Kunnen we het daarop houden, zodat we iets meer duidelijk
hebben over wanneer de eerstvolgende update komt? Want ik moet heel eerlijk zeggen
dat ik het wachten wel een beetje beu ben. Telkens horen we weer iets waardoor we
moeten wachten. Ik wil nu concrete afspraken maken met deze Staatssecretaris zonder
dat ik daar een motie voor hoef in te dienen. Ik wil gewoon vandaag duidelijke afspraken
met de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Palmen:
Ik begrijp uiteraard uw vraag. Ik snap ook dat het voor de Kamer heel belangrijk is
om goed meegenomen te worden in hoe de nieuwe route precies werkt en hoe het kader
er exact uitziet. Ik zou u graag willen uitnodigen om, voorafgaand aan de livegang,
u te laten zien hoe het werkt. Laten we met de griffie overleggen hoe we dat het beste
kunnen doen. Ook dat vind ik een belangrijk punt.
Dan de vraag van de PVV: 1 januari komt al snel dichtbij; hoe gaat u daarmee om? O,
de meneer van de PVV is even weg. Het is natuurlijk een belangrijke vraag. We hebben
nu de aanmeldtermijn op 1 januari gezet. Ook gezien mijn vorige antwoord ga ik nu
geen nieuwe datum noemen, maar u zult begrijpen dat ik mensen altijd ruim de tijd
wil gunnen om zich aan te melden. Ik kom daar nog op terug zodra we wat meer concreetheid
hebben.
Dan is er de vraag, ook van de VVD, over de onderbouwing bij kleine bedragen. Hoe
wordt bij kleine schadeposten voorkomen dat ouders die wel aantoonbaar schade hebben
geleden onnodig extra bewijs moeten aanleveren en zo opnieuw weer vertraging oplopen?
Dat begrip «aantonen» herken ik niet. We hebben met elkaar afscheid genomen van aantonen
en bewijzen; wij werken met aannemelijkheid. Dat geldt ook voor de mensen met kleinere
schadeposten. De bewijslast wordt dus niet in één keer zwaarder.
Dan is er een vraag van NSC: hoe kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er toch
een helder beeld komt van de capaciteit en de planning? Ook dan kijken we eigenlijk
weer naar de eerdere beantwoording van andere vragen. We zijn nu nog in de laatste
fase van de ontwikkeling. Ik wil gewoon voorzichtig zijn om geen valse verwachtingen
te wekken. Ik heb u net toegezegd dat zodra we wat meer zicht hebben, we u graag willen
meenemen in de werking van MijnHerstel en ook inzicht willen geven in het kader. Met
de capaciteit voorzie ik op dit moment geen problemen, omdat het heel veel ondersteunt
en faciliteert, en de ouder eigen regie kan hebben.
De voorzitter:
Mevrouw Wingelaar heeft een interruptie voor u.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik maakte die opmerking eigenlijk ook, omdat natuurlijk duidelijk moet zijn wat de
doorlooptijd van MijnHerstel gaat worden. Daar geeft u ook nog geen helderheid over.
Het was meer gericht op de doorlooptijd van MijnHerstel.
Staatssecretaris Palmen:
Dat snap ik, maar ook die doorlooptijden kan ik ... Ja, ik kan er wel naar gissen
en bij benadering van alles roepen, maar daar schieten mensen niet zo veel mee op.
Waar het om draait, is dat we een reëel beeld kunnen schetsen. Maar de doorlooptijd
zal significant korter zijn dan mensen bijvoorbeeld bij andere routes hebben ervaren,
want dit wil je juist doen om een significante versnelling te bereiken.
Dan vraagt u zich af: wanneer ontvangt de Kamer het schadekader? Over het schadekader
zijn we nog in gesprek, met name over de woordkeus, over de toelichting en over handleidingen,
ook voor advocaten. Als die klaar zijn, wordt het gepubliceerd. Daar neem ik u uiteraard
in mee. Wij praten hierover natuurlijk weer met verschillende vertegenwoordigers van
de ouders.
Dan is er nog een andere vraag van NSC: het huidige schadekader houdt volgens ouders
geen rekening met de duur van het leed; is de Staatssecretaris bereid om het schadekader
aan te passen? Die forfaits zijn tot stand gekomen op basis van de civiele letselschadepraktijk.
Bij de vaststelling van de forfaits wordt rekening gehouden met de duur van leed.
Dat is dus verdisconteerd in de forfaits.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik begrijp dat het verdisconteerd is. Alleen, is er gewoon één forfaitair bedrag?
Want als je één jaar schade hebt gehad, dan kan dat bedrag toch niet hetzelfde zijn
als voor iemand die zeven jaar schade heeft gehad? Dan kun je wel een gemiddelde nemen,
maar dan krijgt die van één jaar toch te veel te veel en komt die van zeven jaar toch
nooit bij de schade die daadwerkelijk geleden is? Dan gaat toch iedereen naar die
maatwerktafel? Dan kom je er nooit door.
Staatssecretaris Palmen:
Ik ben het niet met u eens. Het heeft ermee te maken dat de civiele letselschadepraktijk
hier rekening mee houdt. Je weet ook dat bij toeslagen de duur van het leed in bijna
alle gevallen lang is geweest. Er zijn heel weinig mensen die kort leed hebben ervaren.
De meeste mensen hebben langer leed ervaren. Dat is ook de reden dat de forfaits significant
ruimer zijn dan gebruikelijk is in de civiele letselschadepraktijk. Op die manier
is daar rekening mee gehouden. Aan de andere kant hebben we natuurlijk de commissie-Van
Dam gehad. Die heeft gezegd: «Ga het nou niet te ingewikkeld maken. Pak nu dat SGH-kader,
want dat is een beproefde methode. Die werkt goed en huppakee, pas dat toe.» Dat advies
neem ik natuurlijk over.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik begrijp dat we dat overnemen. Alleen zitten we er dan nog steeds mee dat mensen
die een kleinere schade hebben een heel ruime compensatie krijgen en mensen die daadwerkelijk
schade hebben gehad niet. Mensen die te veel – nou ja, het is nooit te veel, maar
in verhouding te veel – hebben gekregen, zullen dan zeggen: dank u wel, wij gaan verder.
Maar mensen die misschien op de helft en nog meer jaren zitten, gaan dan weer naar
die maatwerktafel, die dan weer helemaal verstopt raakt en helemaal volloopt.
Staatssecretaris Palmen:
U doet een aantal aannames die ik niet helemaal kan volgen. Er is natuurlijk onderzoek
geweest, onder andere door de commissie-Van Dam, om te kijken: hoe zorgen we er nu
voor dat zo veel mogelijk mensen goed geholpen worden met die forfaitaire kaders?
Daarom is het belangrijk dat je ruimhartige kaders hanteert, zodat je inderdaad zo
veel mogelijk mensen met de forfaits kunt helpen. Dat is wat we beoogd hebben, dat
is wat SGH destijds ontwikkeld heeft en dat is wat we hebben overgenomen.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dat snap ik, maar bijvoorbeeld de Belastingdienst gebruikt ook forfaitaire kaders.
Die maakt ook staffels in WOZ-waarde, percentages en dat soort dingen. Wij zeggen
niet dat het iets anders moet zijn. We zeggen: moet er niet een staffel zitten in
de forfaitaire bedragen?
Staatssecretaris Palmen:
Nou, u bent fiscalist en dat ben ik zelf ook. De fiscale praktijk is een hele andere
dan de civiele letselschadepraktijk. Ik heb me enorm laten bijspijkeren door mensen
die specialist zijn in de civiele letselschadepraktijk. Dat werkt gewoon anders door.
U kunt deze vragen straks ook allemaal stellen op het moment dat we gaan kijken hoe
MijnHerstel en het schadekader werken, maar het is verdisconteerd.
De voorzitter:
Ik heb nog een interruptie van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik ben geen fiscalist, maar ik wil wat meer gevoel krijgen bij dat ruimhartige. Ik
wil de schadekaders zien, wat SGH gehanteerd heeft en wat MijnHerstel wordt, niet
als het gepubliceerd wordt maar aan de voorkant. We krijgen ook signalen dat bijvoorbeeld
de UIG, de uitermate indrukwekkende gebeurtenissen, aangepast wordt. Ik heb gewoon
geen beeld van hoe het was en wat het wordt. Daar wil ik graag een beeld van hebben,
zodat we daar een beter oordeel over krijgen.
Staatssecretaris Palmen:
Nou, gelukkig ben ik mevrouw Wingelaar in het verleden al tegemoetgekomen, want ook
het huidige herstelkader is reeds met uw Kamer gedeeld, en wel in het najaar van 2024.
Toen de DVO met de SGH is afgesloten, is het als bijlage verstuurd. Dit is hetzelfde
kader.
De voorzitter:
Nog een interruptie van mevrouw Haage.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat door deze Kamer helemaal niet betwist wordt dat werken met forfaitaire
bedragen geen slecht idee is. Het zorgt voor tempo in het proces. Het zorgt ervoor
dat verwachtingen juist gemanaged zouden kunnen worden. Wij krijgen allemaal, in verschillende
kleuren, van mensen die er al mee werken signalen dat er nu teleurstellingen georganiseerd
worden. De weinige mensen die nu zijn geholpen, komen daar teleurgesteld van terug.
Vandaar dat het veel vragen oproept bij de Kamer, denk ik. Dan gaat het niet om überhaupt
het stelsel van forfaitaire bedragen, maar om de vraag of het ook echt rechtvaardig
is. Ik heb bijvoorbeeld een vrouw gesproken die zei dat ze een prachtig bedrag toegewezen
kreeg, maar wel met twee ton schuld achterbleef. Dan kan je niet verder met je leven.
Dat zijn signalen waardoor wij hier in verschillende interrupties de vinger erop proberen
te leggen. Werken met zo'n kader is an sich een hartstikke goed idee, maar heeft het
in de uitwerking ook echt de rechtvaardigheid en de procedurele rechtvaardigheid die
we er met elkaar van verwachten? Ik denk dat daar nu nog een gat zit. Misschien lukt
het niet om dat vandaag te dichten, maar ik denk dat wij daar echt naar op zoek zijn.
Staatssecretaris Palmen:
Ik ben het niet met u eens, en wel om de volgende reden. Natuurlijk heeft SGH destijds
een heel goed, ruimhartig schadekader ontwikkeld. Dat is ook met afstemming van betrokkenen
en ouders gebeurd. Er is daar heel veel deskundigheid aan boord gekomen. Dat is iets
anders dan bijvoorbeeld de schuldenregeling. Dat is een regeling die ook nog apart
loopt. Dus ik denk dat twee regelingen met elkaar vermengen geen recht doet aan de
situatie dat we werken met hele ruimhartige kaders die op basis van aannemelijkheid
worden toegepast.
Dan kom ik bij de vraag hoe het zit met uitzonderingen op het schadekader. Hoe wordt
nu rekening gehouden met ouders die buiten het standaardmodel vallen? Zo staat het
hier, maar ik zou niet willen praten over een standaardmodel, want we hebben geen
standaarden. Alle gebeurtenissen in iemands leven spelen natuurlijk ook bij de forfaits
een rol. Maar het zou natuurlijk kunnen zijn dat mensen denken als zij het totaal
van het forfait zien, als zij het bedrag zien dat onder aan de streep staat: dat is
niet voldoende; ik pas hier niet in. Dat zal een uitzondering zijn, zo is berekend,
maar als dat zo is, dan kunnen zij een aanvraag doen voor een individuele berekening.
Dat is ook het antwoord op de vervolgvraag of het klopt dat binnen MijnHerstel een
individuele berekening mogelijk is. Ja, natuurlijk is dat mogelijk. We werken natuurlijk
zo veel als mogelijk met goede, ruimhartelijke forfaits, maar de uitzondering moet
altijd mogelijk zijn. Voor de duidelijkheid: je kunt die optie altijd bereiken, zowel
vanuit SGH als vanuit MijnHerstel.
Van NSC kwam ook een vraag ... O!
De voorzitter:
Toch nog een interruptie.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb nog zes interrupties, dus ik probeer ze een beetje te doseren. We hebben weer
met een aantal ouders gesproken. Doordat er kritiek is op de schadebedragen, de forfaitaire
bedragen, en doordat die escape er is – overigens ben ik heel blij dat die er is – verwacht
je niet dat heel veel ouders daarvoor gaan kiezen. Die ouders geven aan dat ze dat
wel verwachten. Dan zouden we weer een volgende prop in het systeem hebben en het
volgende probleem op ons bordje hebben liggen. Kan de Staatssecretaris onze zorgen
hierover wegnemen?
Staatssecretaris Palmen:
Dat hoop ik wel. Ook de commissie-Van Dam heeft dit punt onderzocht. Je wilt inderdaad
niet dat mensen weer een aanvraag voor een individuele berekening gaan doen omdat
ze het idee hebben dat ze dan meer compensatie krijgen. Juist om die reden zijn die
forfaitaire bedragen zo ruimhartig. Ik vind het ook belangrijk dat mensen zich goed
realiseren hoe het zit: dit is het totaalplaatje van de forfaitaire bedragen; dit
is het bedrag dat iemand krijgt als hij door dat forfaittraject is gegaan, met alle
elementen; onder aan de streep krijgt hij dan bedrag x. Dan kunnen mensen weloverwogen
en het liefst samen met hun advocaat kijken wat voor hen het beste is.
Nogmaals, ook meneer Van Dam heeft destijds gezegd: ik ga ervan uit dat bijna iedereen
al heel goed geholpen is. Ik zal het even schetsen: heel veel mensen van de 42.000
erkend gedupeerden zijn al geholpen met de integrale beoordeling. Die zijn nu dus
al klaar met de financiële compensatie. We praten hier over aanvullende financiële
compensatie. Dat betreft, zo schat de commissie-Van Dam, zo'n 26.000 mensen, voor
beide routes. Dat is een schatting naar aanleiding van dat onderzoek.
Dan de vraag van NSC over de rechtsgelijkheid. U vraagt hoe wordt omgegaan met ouders
die al een VSO getekend hebben. Een vaststellingsovereenkomst – we noemen het ook
weleens «schikken» – is het tegenovergestelde van beschikken. Schikken doe je om een
juridisch geschil te voorkomen dan wel op te lossen. Dat is een zorgvuldig traject,
waarin je bijgestaan wordt door je advocaat en waarbij je zegt: ik stop met eisen
en bewijzen; wij komen er samen uit. Je tekent beiden en het is ook de bedoeling dat
je daar beiden erg content mee bent. Daarmee is ook een definitief einde gekomen aan
dat deel van het traject, dus aan die financiële compensatie. Dat betekent dat je
een VSO niet gaat openbreken om er nog eens een beschikking van te maken met bezwaar,
beroep, hoger beroep en noem maar op. Dat is het kenmerk van schikken.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Is het ouders wel goed genoeg bekend dat je dat niet hoeft te doen en dat je dus om
een beschikking kunt vragen? Want ik krijg signalen dat dat niet zo is.
Staatssecretaris Palmen:
Oh, sorry, het knopje was uit.
Ik ga ervan uit dat mensen hierin heel zorgvuldig zijn meegenomen. Dat hoort ook bij
deze praktijk. Het is overigens een instrument dat al jaren wordt toegepast, juist
om lange procedures te voorkomen. En laten we wel wezen: rechtsbescherming begint
niet bij de rechter; het is de bedoeling dat uitvoeringsorganen en bestuursorganen
het recht ook goed toepassen. Door de gratis financiële bijstand, dus de rechtsbijstand
die mensen krijgen van hun advocaat, zijn de meeste mensen zorgvuldig meegenomen.
Wij zullen nooit iemand dwingen om een vaststellingsovereenkomst te tekenen. Dat kan
ook niet.
Dan was er een vervolgvraag: moeten gedupeerden met complexe schulden ... Ik weet
niet zeker wat u bedoelt. Bedoelt u «schulden» of «schade»? Schade, hoor ik. De vraag
is: moeten gedupeerden met complexe schade eerst die forfaitaire route doorlopen hebben
voordat zij toegang krijgen tot een individuele berekening? Ja, is daarop het antwoord.
Nou duurt dat geen maanden, absoluut niet; we hebben het hier over een paar dagen.
Maar het is de bedoeling dat mensen zich goed realiseren: deze forfaits betekenen
in mijn situatie dit bedrag. Dan kunnen zij namelijk weloverwogen de keuze maken of
ze genoegen nemen met dat bedrag. Ze kunnen ook denken: nee, ik heb meer schade, dus
ik wil een individuele berekening krijgen.
Dan zijn er vragen gesteld over ondernemers. Welke stappen worden er gezet om schade
van ondernemers te compenseren? Als ik de vragen goed verstaan heb, zie ik twee situaties
voor me: de situatie van de kinderopvangorganisaties en de situatie van andere ondernemers.
Voor beide zal ik proberen een antwoord te geven. De kinderopvangorganisaties zijn
op dit moment al geholpen met eigen, individuele regelingen. Dat is een relatief kleine
groep, dus die zit niet in een grote hersteloperatie. Mocht dat niet zo zijn, mocht
u signalen hebben dat een ondernemer zich nog niet heeft gemeld, stuur die ondernemer
dan alstublieft door naar het ministerie, want dat gesprek kan natuurlijk altijd gevoerd
worden.
De andere ondernemers komen gewoon in aanmerking voor de twee aanvullende schaderoutes,
dus of via SGH of via MijnHerstel. Op het moment dat het forfaitaire kader in hun
situatie niet voldoende is, kunnen zij in aanmerking komen voor een individuele berekening.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Schade is altijd complex, maar bedrijfsschades kunnen echt wel in een hele andere
categorie zitten dan particuliere schades. Zijn er voldoende mensen beschikbaar die
met die bril naar het schadekader kunnen kijken?
Staatssecretaris Palmen:
Er is een hele pool van dit soort specifieke experts aanwezig. We merken ook vaak
dat de advocaat zelf al heel gespecialiseerd is in dit soort situaties of in ieder
geval experts aandraagt om extra expertise in te brengen.
Dan de vraag wat we doen met urgente gevallen. Zoals het nu geregeld is, is er een
mogelijkheid om specifiek in urgente gevallen mensen eventueel voorrang te verlenen.
Dat zal niet anders worden.
Misschien nog iets ten overvloede. Ik gaf net al aan dat er zo'n 42.000 erkend gedupeerde
ouders zijn. Meneer Van Dam schatte het aantal ouders dat zich zou melden voor een
aanvullende financiële compensatie op zo'n 26.000 mensen, dus voor beide routes tezamen.
Dat is een belangrijk punt. Onze ramingen gaan op dit moment uit van zo'n 30.000 mensen
die zich aanmelden.
Dan de vraag van GroenLinks-PvdA of het klopt dat de forfaitaire bedragen zijn gekort.
Nee, dat klopt niet. Wij hebben het bedrag overgenomen. Die bedragen zijn gelijk gebleven
sinds de dienstverleningsovereenkomst medio vorig jaar is gesloten.
Dan de vraag of het klopt dat de bedragen uit de integrale beoordeling van de aanvullende
schade worden afgetrokken. Ja, dat klopt. We houden rekening met schade die reeds
vergoed is. Dat wordt dus met elkaar verrekend.
Dan de vraag of het klopt dat de post voor werk en inkomen lastig aan te tonen is.
Nogmaals, wij werken niet met aantonen en bewijzen, maar met aannemelijk maken. Wij
hebben specifiek hiervoor extra ondersteuning. Ook bij het uniforme schadekader zien
we, als we kijken naar de praktijk die SGH nu al een aantal jaren uitvoert, dat mensen
deze posten gewoon gehonoreerd krijgen. Dat willen wij in MijnHerstel natuurlijk ook
zo makkelijk mogelijk maken.
Dan de vraag wat er gebeurt met de overstappers. Wat gebeurt er met gedupeerden die
nog in het traject van een van de andere routes zitten? Moeten zij overstappen of
wordt hun traject afgerond? Aan de mensen die in de wachtrij staan, bijvoorbeeld bij
de Commissie Werkelijke Schade, vragen wij wat ze het liefste willen: de route via
SGH of de route via MijnHerstel. Mensen die al verder in het traject zitten en misschien
soms al een beschikking hebben gekregen van UHT, kunnen niet meer overstappen, want
dat traject is dan inmiddels afgerond. Als je in bezwaar gaat, dan is ons uitgangspunt
het volgende. Zoals u terecht aangeeft, zijn er mensen die allang bezwaar hebben gemaakt
en ook al lang moeten wachten op de uitkomst van dat bezwaar. Dat is mij een doorn
in het oog. Wij proberen zo veel als mogelijk dat bezwaar op te pakken en direct te
kijken of diegene nog behoefte heeft aan aanvullende compensatie, zodat we het uitgangspunt
kunnen waarmaken: dossier oppakken, openen, behandelen en dan sluiten.
Dan de vragen, ook van de PVV, over de oudercommissie. De oudercommissie heb ik gisterochtend
zelf gesproken. Ik spreek hen heel regelmatig, vrijwel maandelijks. Over het algemeen
zijn dat goede gesprekken. Het zijn kritische mensen. Maar ja, dat is terecht, want
zij vertegenwoordigen zo'n 42.000 mensen.
Dan een vraag over een maatwerkroute voor ondernemers. Zoals ik al aangaf, vind ik
«maatwerk» een beetje een ingewikkelde term. Laten we het hebben over forfaitaire
berekening en de individuele berekening. Het klopt inderdaad dat mensen, ook ondernemers,
daarvoor in aanmerking komen.
Ik zie dat de vragen elkaar heel erg overlappen.
Mevrouw Van Dijk vroeg ook of het zo is dat de VSO-regieroute op dit moment dicht
is. Nee, die is niet dicht. Die zou namelijk openblijven en die is ook open.
Door het CDA werd ook gevraagd of er een presentatie kan komen. Ik heb u al toegezegd
dat we met de griffie kijken hoe we dat kunnen organiseren.
Dan een hele terechte vraag over de teksten bij een VSO. Mensen vinden het best moeilijk
om een VSO te tekenen en zeker om zich daarmee erkend en gezien te voelen als dat
een standaardtekst zou zijn. De vraag van mevrouw Van Dijk is dan ook: kan hier in
de VSO rekening mee gehouden worden? Ik vind dat een terecht punt en daar wil ik zeker
naar kijken. Ook moet je voldoende en empathisch aandacht besteden aan de begeleidende
brief die meegaat met zo'n vaststellingsovereenkomst, want de eerlijkheid gebiedt
mij te zeggen dat mensen soms heel erg getraumatiseerd zijn. Daar moeten we dus aandacht
voor hebben.
Dan een vraag over de coulance van de aanmeldtermijn. Ik heb al aangegeven dat de
aanmeldtermijn nu op 1 januari staat, maar ik snap dat we moeten kijken naar de aanmeldtermijn
als de livegang iets opschuift in de tijd. Ik vind het belangrijk dat mensen ruim
de gelegenheid hebben om zich aan te melden.
Volgens mij ben ik klaar met dit blokje. Dat waren met recht heel veel vragen. Dan
wil ik overgaan naar ...
De voorzitter:
Ik zie dat er toch nog een nabrander is, van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
De Staatssecretaris heeft over MijnHerstel, en heel specifiek de oudertoetsgroep,
aangegeven hoe die gesprekken zijn verlopen en hoe die groep in het proces betrokken
is en blijft. Maar heel specifiek had in ieder geval ik gevraagd naar de zorgen die
de oudertoetsgroep heeft geuit over de rechtmatigheid van de opdrachtverlening, dus
over aanbestedingsrecht, financieel toezicht en gegevensverwerking. We hebben die
brieven allemaal gezien. Gaat daar nog een reactie op komen? Krijgen wij daar een
afschrift van? Hoe gaat de Staatssecretaris daarmee verder?
Staatssecretaris Palmen:
Dit is natuurlijk een intern, deels met inhuur van externe expertise, gebouwde en
verantwoorde route. Dit zijn terechte vragen. Ik denk dat we die zorgen bij de oudertoetsgroep
kunnen wegnemen, en daarmee ook bij u. Wij zullen daar nog nadere toelichting op geven.
Er zijn ook veel vragen gesteld over de opschaling, met name van de SGH. Volgens mij
heb ik er al eentje beantwoord, over de achterafcontrole en of mensen dan te maken
krijgen met een naheffing. Die vraag heb ik al beantwoord. Het antwoord was: nee,
we gaan mensen niet lastigvallen met terugvorderingen, naheffingen of dat soort zaken.
De volgende vraag is: welke kwaliteitsslagen zijn er gemaakt door SGH en welke succesblokkades
en uitdagingen blijven er? We blijven natuurlijk veelvuldig in gesprek met SGH, want
de opschaling is heel belangrijk. Inmiddels zijn we al overgestapt op controle achteraf,
en niet tijdens het proces. Eigenlijk zijn de succesblokkades zoals die er toen waren,
opgelost. SGH heeft aangegeven dat zij de aankomende periode verdere expertise, dus
extra schadeanalisten, gaat aantrekken en opleiden, zodat ook SGH weer meer ouders
kan helpen. We hebben ook gezien dat bij SGH het management is verstevigd en de raad
van toezicht is uitgebreid. Die veranderingen zijn pas recent doorgevoerd, dus de
effecten zullen wat later in de tijd zichtbaar zijn. Maar we blijven elkaar vasthouden
om de ouders te kunnen helpen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik probeer dit af te concluderen. Is het governancevraagstuk, waar we de vorige keer
in het debat uitgebreid bij stil hebben gestaan, waarbij toen echt nog wel sprake
was van een conflict, daarmee dus opgelost?
Staatssecretaris Palmen:
Nou, er zijn in ieder geval heel veel belangrijke stappen gezet. We blijven natuurlijk
hierover in gesprek, maar tot op heden zijn die stappen naar tevredenheid van beide
partijen gezet.
De opschaling. SGH probeert dit najaar ook weer naar 100 VSO's per week op te schalen,
om daarna eventueel door te kunnen stappen naar zo'n 150 vaststellingsovereenkomsten
per week. Daarmee valt SGH binnen de financiële ramingen die er op dit moment zijn.
De inschatting is dat het aantal gedupeerde ouders dat kiest voor een SGH-route, niet
enorm zal gaan toenemen of afnemen. We hebben geen reden om dat aan te nemen, maar
wij kunnen dat uiteraard pas definitief weten als beide routes live zijn.
Er is gevraagd: wat is er nu veranderd in de relatie tussen SGH en het ministerie
sinds meneer Scheltema is aangesteld als bemiddelaar? Ik mag u eerlijk bekennen: ik
ben zeer gesteld op meneer Scheltema. Dat is ook bij SGH het geval. De gesprekken
die we met elkaar voeren, zijn constructief en heel prettig. Ik ben blij met zijn
bijdrage, en ik hoop ook dat hij die wil blijven leveren, gewoon omdat hij voor beide
partijen een enorm belangrijke, verbindende rol heeft. Ook zien wij zijn expertise
op het gebied van bestuursrecht en de procedurele rechtvaardigheid; dat is heel erg
waardevol. Wat mij betreft blijft hij dus nog lang betrokken.
Eens even kijken. Er waren nog andere vragen over financieel herstel. Ik wil starten
met een vraag van GroenLinks-PvdA. Die gaat over de pauzeknop. U zegt: die pauzeknop
werkt helemaal averechts. Ik vind het ontzettend vervelend hoe dat nu... Juist op
verzoek van de Kamer is die pauzeknop ingesteld, juist om mensen te helpen. Vanaf
het moment dat er gepauzeerd werd, zijn er brieven naar die mensen gestuurd. In die
brief staat, afhankelijk van de datum van aanmelding – lag die datum voor of na 1 maart
2023? – welke vorderingen er gepauzeerd zijn. In de loop der tijd zijn er verschillende
beschikkingen geweest. Mensen hebben al die beschikkingen ontvangen, zodat zij op
de hoogte waren van welke beschikkingen er waren.
Ruim voordat de pauzeknop eraf ging, zijn mensen geïnformeerd: let op, die pauzeknop
gaat er binnenkort vanaf; dit zijn de vorderingen die nog openstaan. Op het moment
dat de pauzeknop er daadwerkelijk vanaf ging, zijn mensen wederom geïnformeerd. Een
heel groot aantal van deze mensen is ook gebeld. Aan hen is proactief een betalingsregeling
aangeboden. Daarom vind ik het best bijzonder hoe het geformuleerd is in de petitie,
want daar staat juist in: we hebben helemaal geen brieven gehad. Maar die brieven
zijn wel degelijk verstuurd. Mensen zijn gebeld. Mensen hebben regelingen aangeboden
gekregen. Ik vind het dus heel vervelend hoe dit is uitgepakt.
Dan nog een vraag van de VVD over de prioritering van bezwaren. Hoe kan het dat er
zo'n groot aantal bezwaarschriften ligt en hoe zorgen we ervoor dat we daarin een
goede prioritering aanbrengen? Ik heb aangegeven – daarover heb ik de Kamer geïnformeerd – dat
ik het belangrijk vind dat mensen als eerste antwoord krijgen op de vraag of ze wel
of niet gedupeerd zijn. Dat is prioriteit één. Daarbij gaat het specifiek om de groep
mensen die geen kinderen hebben en dus ook nooit kinderopvangtoeslag hebben genoten.
Die moet als eerste behandeld worden. We kunnen helaas niet alles tegelijk aanpakken.
Daarom vind ik het belangrijk om de overige bezwaren zo slim mogelijk aan te pakken,
door te kijken naar welke gronden van bezwaar er zijn en hoe we die zo veel mogelijk
in een integrale aanpak kunnen meenemen. Daarbij gaat het dus om het bezwaar beetpakken
en, zoals ik eerder zei, kijken of er behoefte is aan aanvullende schadecompensatie
en waar het bezwaar precies op ziet. Uiteraard houden we dit bij en wordt u daarvan
op de hoogte gehouden in de voortgangsrapportages.
Dan was er nog een vraag over de afschaffing van dwangsommen: hoe gaat het kabinet
concreet verder met het in breder verband opvolgen van de problematiek met de dwangsommen?
Ik heb al aangegeven dat ik dat voor deze hersteloperatie niet zomaar kan aanpassen.
Dat ligt sowieso niet binnen mijn bevoegdheid. Wel is dit onder de aandacht gebracht
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, omdat daar de bevoegdheid voor het opleggen
van dwangsommen ligt. Zij buigen zich op dit moment ook over hersteloperaties in meer
algemene zin. Dit zijn wel elementen die daarin meegenomen kunnen worden.
Dan een vraag van NSC over de reeds betaalde schulden. Een groot aantal ouders heeft
voor 2021 hun leningen zelf afgelost. Zijn die allemaal actief in beeld? Nee, die
zijn niet actief in beeld en die intentie is er ook nooit geweest. Het ging erom dat
het mensen zijn die in aanmerking kwamen voor de schuldenregeling. Je komt in aanmerking
voor de schuldenregeling als het gaat om schulden die opeisbaar zijn en betalingsachterstanden
daaromtrent in de periode van 1 januari 2006 tot 1 juni 2021. Een volledig overzicht
van de mensen die daar niet aan voldoen, is er niet, want die vallen niet onder deze
regeling. Mocht er bij ouders nou twijfel zijn, mochten zij vinden dat ze toch wel
bij die regeling horen, dan kunnen zij zich altijd melden bij het loket Al Betaalde
Schulden. Daar kunnen mensen zich sowieso melden, want op het moment dat mensen voldoen
aan de eisen die gesteld worden, kan de schuld alsnog worden meegenomen. Dat is dus
het loket Al Betaalde Schulden.
Dan de vraag over ouders in het buitenland: welke afspraken kan de Staatssecretaris
nog maken met de landen waar gedupeerden nu wonen, zodat compensatie niet leidt tot
verlies van uitkering, zorg of medicijnen? Als dat niet zou lukken, zorgt de Staatssecretaris
er dan voor dat deze ouders voldoende maatwerk en ondersteuning krijgen? Voor ouders
in het buitenland werken wij sowieso al met het Ondersteuningsteam voor ouders in
het buitenland, afgekort het OTB-team, dat is uitbesteed aan een onafhankelijke organisatie,
Radar. Zij zorgen er met hun medewerkers voor dat mensen goed geholpen worden. Ik
ben ook bij hen op bezoek geweest en de gesprekken die ik daar heb gevoerd, hebben
heel veel indruk op mij gemaakt. De medewerkers gaan vaak ook naar het buitenland
om daar mensen op te zoeken om hen te helpen en te ondersteunen. Het klopt inderdaad
dat wij in Nederland hebben afgesproken dat, op het moment dat er een compensatie
komt, die niet bij het inkomen of vermogen hoort, maar dat kan ik in het buitenland
niet afspreken. Daartoe ben ik niet bevoegd. Ik kan het wel vragen. Die vraag hebben
we gesteld aan de Belgische overheid. Ook met het Caribisch deel van het Koninkrijk
zijn wij daarover in gesprek. Maar ik kan het dus niet afdwingen. Ik kan de vraag
hooguit stellen. Het OTB van Radar heeft natuurlijk wel de mogelijkheid om specifieke
situaties bespreekbaar te maken met het ministerie. In ieder geval is het zo dat deze
groep mensen altijd een individuele behandeling heeft, omdat er zo veel individuele
verschillende situaties zijn.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik heb het over schrijnende gevallen. Ik zei het al in mijn tekst: deze mensen zijn
niet vrijwillig naar het buitenland gegaan, zij zijn gevlucht voor de Belastingdienst.
En nu komen ze in de problemen. Wij horen andere signalen over het OTB, bijvoorbeeld
dat er een maximumbedrag is dat zij mogen uitkeren en dat het bij hoge uitzondering
anders kan. U haalde net het Caribische gebied al aan. Er zijn heel veel mensen naar
Curaçao vertrokken. Ik kan me niet voorstellen dat het zo moeilijk is om daar afspraken
mee te maken. Dus ik wil u daar toch toe oproepen. En om nog even terug te komen op
het OTB: wat doen zij dan concreet voor deze mensen?
Staatssecretaris Palmen:
Zij voeren verschillende taken uit, juist om de mensen te ondersteunen. Het gaat vaak
om mensen begeleiden als er rechtbankafspraken zijn, om bewindvoering, jeugdbeschermingsmaatregelen
en begeleiding bij strafvorderingen. Er lopen zo veel verschillende trajecten. Ik
sprak afgelopen vrijdag nog een van de medewerkers van het ondersteuningsteam. Zij
was al om 7.00 uur 's ochtends bij de gemeente Antwerpen om iemand te ondersteunen.
Dat zeg ik om maar aan te geven hoeveel empathie mensen hebben om daadwerkelijk mensen
te helpen. Ik hoor u zeggen dat het allemaal niet voldoende is. Wij zijn natuurlijk
ook regelmatig in gesprek met het ondersteuningsteam. We hebben altijd de mogelijkheid
om daar een mouw aan te passen.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Maar wat bedoelt u daarmee? Welk mandaat hebben ze? Dat is eigenlijk mijn concrete
vraag.
Staatssecretaris Palmen:
In principe hebben ze een heel uitgebreid mandaat, maar mochten zij tegen de grenzen
van hun mandaat aanlopen, dan ga je met elkaar in overleg over de specifieke situatie.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind het een heel vaag antwoord, want we krijgen dus gewoon hele concrete signalen
binnen over wat er misgaat in het buitenland. Ik hoor hier nu over een mandaat en
dat er van alles kan. Maar op de een of andere manier lijkt dat in een heel aantal
gevallen niet te gebeuren. Dus ik ben op zoek naar het antwoord van de Staatssecretaris
over de praktijk. Hoe kunnen we een en ander echt een heel stuk beter op elkaar laten
aansluiten? Want daar gaat het gewoon mis.
Staatssecretaris Palmen:
Dan even een vraag aan u: denkt u dat deze situaties ook bekend zijn bij het OTB zelf?
Zijn die in beeld?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb geen idee, maar ook als ze niet in beeld zijn, hebben we daar dus iets te doen.
Dat betekent dus dat er veel leed is naar aanleiding van de toeslagenaffaire dat we
onvoldoende in beeld hebben. Er kan dus van alles, maar óf ouders weten het niet,
óf het gaat mis. Er zit wel gewoon veel licht tussen. Misschien hebben ze zich inderdaad
niet gemeld. Dan hebben we volgens mij met elkaar ook nog een klus te doen.
Staatssecretaris Palmen:
Ik denk dat dat heel erg belangrijk is. We hebben sowieso oog voor die individuele
situaties, maar we zullen natuurlijk ook niet alles kunnen oplossen, zonder meer.
Maar ik denk dat het een eerste stap is als we in ieder geval de gegevens aan elkaar ...
Het gaat erom dat we in ieder geval de mensen verwijzen naar het OTB voor zover ze
daar nog niet gemeld zijn. Ik denk dat dat een belangrijke eerste stap is.
Dan een vraag over de cijfers over ondernemers. Mevrouw Wingelaar van NSC vroeg: kan
de Staatssecretaris uitleggen waarom in de voortgangsrapportage sprake is van circa
4.400 gedupeerden met zakelijke schulden, terwijl in 2021 nog werd gesproken over
ruim 8.600 gedupeerde ondernemers? Ik moet u eerlijk zeggen dat ik deze cijfers niet
herken. Kunt u mij toelichten waar u deze vandaan heeft?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Zeker, dat heeft in een rapportage gestaan van UHT in 2021.
Staatssecretaris Palmen:
Ja, de 8.600. We hebben het nagevraagd. Ik kan ze niet terugvinden. Maar misschien
kunt u ons informeren.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Maar u blijft dan bij de aantallen die in uw rapportage staan?
Staatssecretaris Palmen:
Nou ja, ik herken die cijfers niet, dus daar wil ik dan graag meer duidelijkheid over.
Natuurlijk zijn er ondernemers met schulden en ondernemers zonder schulden. Ook daar
zit natuurlijk wel weer wat licht tussen. Maar nogmaals, als ik de cijfers niet kan
plaatsen, is het lastig om antwoord te geven.
Dan is er een vraag van mevrouw Van Dijk over de misstanden bij UHT. Het CDA vraagt
dus naar de status van een onderzoek. Het onderzoek loopt op dit moment nog. Ik heb
daar verder nog geen informatie over. Ook voor het onderzoeken en melden van dit soort
misstanden gelden vastgestelde regels. Uiteraard zijn die ook voor ons van toepassing.
Daar zullen wij ons ook aan moeten conformeren. Op het moment dat ik meer weet en
u daarover kan informeren, zal ik dat natuurlijk niet nalaten.
Dan een vraag van BBB, of het budget van 11,7 miljard nog wel realistisch is. Op dit
moment heb ik nog geen reden om aan te nemen dat dit geen realistisch budget zou zijn.
Natuurlijk gaat SGH opschalen, maar niet zozeer uitbreiden. Deze opschaling was bovendien
al eerder voorzien. Natuurlijk zijn er nog een aantal onzekerheden. We weten nog niet
exact hoeveel mensen zich gaan aanmelden voor de aanvullende financiële compensatie.
Dat geldt ook voor de gemiddelde bedragen: we hebben inschattingen, maar we weten
het natuurlijk nog niet precies. De ramingen worden steeds bijgewerkt en op het moment
dat we denken dat het niet meer voldoende is, gaan we natuurlijk volgens het reguliere
begrotingsproces uw Kamer informeren en hierop actie ondernemen.
Ik heb nog een vraag van de heer Ergin, over het aantal dossiers. In 2025 zijn er
tot en met mei zo'n 4.500 dossiers verstrekt. Tot eind augustus van dit jaar zijn
dat er zo'n 9.374. De doelstelling van 10.000 wordt in ieder geval dit jaar gehaald.
Ook hebben we natuurlijk versnellingsmaatregelen getroffen, dus niet standaard lakken
maar eerst een standaardbelangenafweging maken, en zijn er de afspraken met advocaten.
Sowieso wordt er heel veel met advocaten gesproken, onder andere over dossiers en
de invulling daarvan.
We zijn er nog niet. Ik heb nog een aantal mapjes. GroenLinks-PvdA en D66 hebben belangrijke
vragen gesteld over de integrale ondersteuning. Op welke manier zou de heer Blokhuis
het proces rondom de brede ondersteuning in dit stadium van de hersteloperatie kunnen
ondersteunen? Wat is de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen mijzelf en de
heer Blokhuis? Uiteraard blijf ik natuurlijk eindverantwoordelijk namens het kabinet
voor de hersteloperatie. Maar ik moet zeggen dat ik heel erg blij ben met iemand van
het kaliber van de heer Blokhuis, die heel veel kennis en ervaring heeft op dit terrein
en op het domein van de medeoverheden, jongeren en noem maar op. Dus zijn ervaringen
hebben heel veel positieve input. Ik zie de heer Blokhuis ook als een extra aanjager
om het proces sneller te harmoniseren en oplossingen aan te dragen. Ik spreek de heer
Blokhuis natuurlijk heel regelmatig over zijn bevindingen. Wij trekken ook regelmatig
samen op, ook als het gaat om contacten met gemeenten. Uiteraard volgt er in de rapportages
een update van de bevindingen.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
U gaf het zelf al aan: het zijn 342 gemeentes. Ik ben zelf achtenhalf jaar wethouder
in een gemeente geweest. Welke instrumenten heeft de heer Blokhuis nu om die harmonisatie
echt van de grond te krijgen? Hoe krijg je alles wat er in een gemeente speelt, in
beeld? Het lijkt mij een onmogelijke opdracht.
Staatssecretaris Palmen:
Het is in ieder geval een hele ingewikkelde opdracht; dat is absoluut waar. Daarom
was het ook heel belangrijk dat we met de VNG gezamenlijk een persoon zouden aanzoeken,
iemand die draagvlak heeft bij het Rijk maar ook bij de medeoverheden, iemand die
het domein goed kent. Daarnaast hebben we de opdracht zo geformuleerd dat er een belangrijke
inventarisatiefase is. Nou hoeven we dat niet altijd alleen te doen, want ook organisaties
als Divosa hebben inmiddels veel onderzoek verricht. Sterker nog, morgenochtend wordt
het rapport aan de heer Blokhuis en aan mijzelf uitgereikt, dus dan hebben we al de
eerste bevindingen van alle gemeentes. Ik denk dat dat belangrijk is.
Daarmee kom ik op de vraag van mevrouw Haage hoe we ervoor zorgen dat gemeentes van
elkaar leren. Ik denk dat dat een heel belangrijk punt is. Ik ben bij onder andere
de gemeente Arnhem geweest. Daar bent u waarschijnlijk allemaal wel geweest. Het is
een gemeente die dat volgens mij heel goed voor elkaar heeft. Daar hebben mensen binnen
24 uur een eerste contact en binnen een week een eerste afspraak. Dat vind ik echt
bewonderenswaardig en ik vind het ook terecht dat dat zo plaatsvindt. Een wethouder
van de gemeente Arnhem vertelde mij dat er een klas was in een school aan de rand
van de gemeente waar diverse kinderen bij elkaar in de klas zaten. Het ene kind woonde
in de gemeente Arnhem en het andere kind woonde in een gemeente verderop, maar ze
zaten in dezelfde klas, en er zat een verschil in de behandeling van die kinderen.
Dat heeft zij gehoord en dat heeft zij meteen meegenomen. Toen is gezegd: laat de
gemeente Arnhem dan ook de omliggende gemeenten meenemen op dit gebied. Je ziet dus
dat er vaak sprake is van een lerend effect.
Het is heel belangrijk om juist die specifiekheden te blijven delen. Gemeentes pakken
dat op hun eigen wijze aan. Dat wil niet zeggen dat de ene gemeente per se het ei
van Columbus heeft, zolang we er maar met elkaar voor zorgen dat er geen wachtlijsten
zijn, want dat vind ik echt verschrikkelijk. Dat kan ik niet uitleggen. We moeten
ervoor zorgen dat mensen veel meer gelijk geholpen worden.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dat laatste ben ik natuurlijk helemaal met u eens, en we weten allemaal dat het ook
niet de intentie is van een gemeente, bijvoorbeeld Rotterdam, om met een wachtlijst
te werken, maar wat kunt u deze gemeenten dan bieden om ervoor te zorgen dat deze
mensen sneller geholpen kunnen worden? Want ik heb het gevoel dat de gemeenten met
een wachtlijst nu wel een beetje in de kou staan, omdat het voor hen zo complex is
om die grote aantallen aan te kunnen.
Staatssecretaris Palmen:
Toevallig sprak ik vorige week de wethouder van de gemeente Rotterdam die belast is
met de uitvoering van de brede ondersteuning bij de toeslagenafwikkeling. Zij vertelde
ook dat zij heel erg worstelde met die wachtlijst en nu besloten had om lokale initiatieven
meer ruimte te bieden voor ondersteuning, eigenlijk een beetje overeenkomstig wat
de gemeente Arnhem doet en wat de gemeente Amsterdam doet, met initiatieven als Het
Herstelhuis. Ook daar zie je de zoektocht naar meer mogelijkheden om mensen goed te
helpen.
Dan is er gevraagd: neemt meneer Blokhuis de zorgen over de afronding van de brede
ondersteuning in relatie tot de afronding van het financiële herstel mee in zijn onderzoek?
De opdracht van de bestuurlijk regisseur is om integraal te kijken. Hij kijkt dus
inderdaad naar de samenhang, naar de relatie tussen het financiële herstel en de brede
ondersteuning. Ik heb van diverse ouders gehoord dat ze niet eens toekomen aan emotioneel
herstel als ze financieel nog niet volledig gecompenseerd zijn. Andersom komt het
ook voor. Er zijn ook mensen die zeggen: ik wil gewoon mijn geld hebben en dan vind
ik het helemaal prima. Dat is allemaal prima. Dat is heel erg afhankelijk van hoe
mensen daar persoonlijk in zitten. Maar het lijkt me volstrekt helder dat we dit in
samenhang moeten blijven bezien. Dat is dus een onderdeel van de opdracht die aan
de heer Blokhuis is meegegeven.
Dan is ook de vraag: wat is nou de meerwaarde van het harmoniseren? Ik denk dat dat
heel duidelijk is. Het is belangrijk dat mensen op enigszins gelijke wijze geholpen
worden. Je kunt natuurlijk niet zomaar alle situaties met elkaar vergelijken. Dat
zou ook niet reëel zijn. Maar soms zijn de verschillen wel heel erg groot. Dan kun
je het ook niet meer uitleggen.
Dan is nog de vraag: de VNG doet onderzoek naar het einde van de regelingen; komt
dat niet te vroeg? Dat wordt op dit moment geanalyseerd. Ook Paul Blokhuis is hiermee
bezig. Hoe kunnen we zorgen voor een juist moment van overdracht naar het reguliere
sociaal domein? Hoe zit dat, hoe werkt dat en hoe kunnen we dat goed doen met elkaar?
Daar gaat hij zich nu op richten. Het lijkt me niet handig om daar al op vooruit te
lopen.
Dan nog een belangrijke vraag over gezinnen die de regie kwijt zijn. De commissie-Van
Dam had geschat dat ongeveer 2.000 tot 3.000 mensen in aanmerking komen voor de aanpak
regieloze gezinnen; ik vind het altijd een beetje oneerbiedig om dat zo te zeggen.
De vraag is of er al mensen zijn geholpen. Ja, er zijn mensen geholpen. Er zijn op
dit moment al 31 gezinnen geholpen. Wanneer wordt er meer bekendgemaakt over de concrete
aanpak voor deze gezinnen? Zoals ik zei, hebben we de start gemaakt en zijn er op
dit moment al zo'n 31 gezinnen geholpen. Vanochtend nog ben ik helemaal bijgepraat
door de mensen die zich bezighouden met de aanbrengtafels voor mensen de regie kwijt
zijn. Je ziet dat er heel veel hulpverlenende instanties bezig zijn met het betreffende
gezin. Soms zijn er wel 30 instanties die zich daarmee bezighouden. We zien dat heel
veel gezinnen bij de verschillende partners bekend zijn, dus er zit ook een stuk dubbeling
in. Maatschappelijke partners houden zich dan bezig met dezelfde casussen. Ik heb
op dit moment het beeld dat het er eerder minder dan 2.000 zullen zijn dan minder.
Dat neemt niet weg dat wij ze natuurlijk allemaal zo snel mogelijk willen helpen.
Ze worden met name door de gemeentes aangebracht, die heel veel ervaring hebben met
hun inwoners.
De voorzitter:
Ik denk dat de Staatssecretaris bedoelt «eerder minder dan meer», maar ze zei twee
keer «minder».
Staatssecretaris Palmen:
O, zei ik het verkeerd? Excuus daarvoor. Goed dat u oplet. Ja, eerder minder dan meer.
De voorzitter:
Ja, eerder minder dan meer.
Staatssecretaris Palmen:
Dan kom ik bij het blokje gesprek jongeren. De vraag is: is de Staatssecretaris in
gesprek gegaan met jongeren? Jazeker. Ik ben regelmatig in gesprek geweest met diverse
groepen jongeren, soms individueel, soms in groepsverband, op verschillende momenten
in de afgelopen periode. Mocht het zo zijn dat ik iemand ben vergeten, laat het me
alsjeblieft weten. Maar ik ben in ieder geval in gesprek geweest en ik heb die gesprekken
over het algemeen ook als heel waardevol en mooi ervaren.
Dan is ook de vraag: heeft de bestuurlijk regisseur aandacht voor het herstel van
kinderen en jongeren? Ja, natuurlijk. Een van de opdrachten is om zich specifiek te
richten op jongeren. Dat is een van de achtergronden van de heer Blokhuis. Hij richt
zich daar uiteraard ook op.
Dan is er nog een vraag van het CDA over het onderzoek van Diversion. Klopt het dat
er een onderzoek is gedaan naar mentaal welzijn van jongeren?
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Volgens mij is het blokje jongeren nu klaar, of klopt dat niet?
Staatssecretaris Palmen:
Nou, ik heb nog heel wat vragen die ook te maken hebben met jongeren.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan wacht ik even.
Staatssecretaris Palmen:
Een van uw vragen was: klopt het dat er onderzoek is gedaan naar mentaal welzijn voor
jongeren? Mede op basis van uw initiatief zijn we gaan kijken hoe we een landelijke
voorziening kunnen creëren. U had het over de greencard, een voorziening die landelijk
werkt en ook doorloopt. Daar zijn vooronderzoeken naar geweest. Een daarvan is van
Diversion. Dat heeft samen met een andere stichting een vooronderzoek uitgevoerd bij
gedupeerde ouders en getroffen jongeren om een goede inschatting te kunnen maken van
de behoefte aan zo'n steunpunt, dat de komende periode verder wordt uitgewerkt en
geconcretiseerd. Dat onderzoek heb ik zelf nog niet. Ik heb me laten vertellen dat
het concept nu ongeveer klaar is, dus op het moment dat het definitief is afgerond,
komt het eraan.
Dan is er gevraagd of bij de hulp aan jongeren ook specifiek wordt ingezoomd op jongeren
die geen contact meer hebben met hun ouders, en zo ja, of die hulp dan ook zo uniform
mogelijk kan worden vormgegeven. Ieder kind heeft recht op de kindregeling en krijgt
hier ook een persoonlijke brief over. Jongeren boven de 16 kunnen sowieso bij brede
ondersteuning een eigen plan van aanpak krijgen. Contactherstel met ouders en alle
andere specifieke problemen kunnen hierbij onderwerp van aandacht zijn. Daarnaast
is, onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het
Ondersteuningsteam Uithuisplaatsingen werkzaam. Dat ondersteuningsteam is qua budgettering
een uitvloeisel van Toeslagen. Het is heel belangrijk dat dat team er is. Zij hebben
heel veel individueel contact met de diverse jongeren. Natuurlijk snap ik dat het
belangrijk is dat ook voor jongeren geldt dat er een mate van gelijkheid is. Ook dit
zal natuurlijk door meneer Blokhuis worden gemonitord en onderzocht.
Dan is er gevraagd: hoe gaat u om met het aflopen van de termijn voor aanvullende
schuldhulpverlening voor jongeren? Jongeren hebben minimaal achttien maanden de tijd,
en vaak nog langer, om zich aan te melden voor het schuldhulpverleningsaanbod. De
aanmeldtermijn is tot nu toe twee keer verlengd. In de tussentijd hebben we heel veel
extra gedaan om jongeren te bereiken. Ook gemeentes proberen op hun manier de jongeren
te bereiken en hen hierop te blijven attenderen. De gegevens worden gedeeld met de
gemeentes, zodat gemeentes veel meer proactief contact kunnen opnemen met jongeren
om hen te helpen, zeker met de problematischeschuldenregeling. Daarnaast is er uiteraard
een website, kindregelingvoorjou.nl. Ook zijn er formulieren en dat soort zaken. Het
is belangrijk dat we jongeren bereiken, maar op dit moment werk ik niet toe naar een
extra verlenging omdat jongeren, zeg ik nogmaals, al geruime tijd de tijd hebben gehad
om zich te melden.
Dan toch nog weer de DUO-schulden. Meneer Dijk is er niet meer, maar we weten dat
dit voor hem heel belangrijk is. Ik hoorde ook meneer Ergin deze vraag stellen. De
kindregeling is enige tijd geleden tot stand gekomen, onder andere met SGH en de jongeren
zelf, en biedt een breed palet aan hulpverlening. Die groep is ook weer heel divers,
met verschillende situaties en behoeften. Ook meneer Van Dam heeft met zijn commissie
advies gegeven over de DUO-schulden. Hij heeft uitdrukkelijk gezegd: zorg dat je niet
weer een generieke regeling treft, maar kijk naar wat mensen nodig hebben. Er zijn
ook studiegerelateerde kosten gemaakt, dus gewoon voor studies. Dat is ook zo. Maar
er zijn ook jongeren die afgezien hebben van een studie. Er zijn jongeren die vertraging
hebben gehad met hun studie. Er zijn jongeren die achteraf zeggen: goh, ik had toch
liever wat anders willen studeren. Kortom, er zijn heel veel verschillende situaties.
Ik ben dus absoluut niet voor een generieke kwijtschelding.
Volgens mij heb ik nu het blokje jongeren gehad.
De voorzitter:
Dan is er toch nog een verloren vraag, denk ik. Ik kom zo bij u, mevrouw Van Dijk.
Eerst mevrouw Rikkers.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik mis nog een antwoord op de vraag over jongeren die geen contact meer hebben met
hun ouders. Hoe wordt daarmee omgegaan?
Staatssecretaris Palmen:
Die vraag heb ik net beantwoord.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
O, sorry.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Pas echt de laatste tijd zijn we, ook wij als Kamer, vind ik, gaan focussen op die
kinderen. Daar hebben we misschien te lang te weinig aan gedaan. Daarom schrik ik
er een beetje van dat de Staatssecretaris zegt, als ik het goed begrijp, dat kinderen
zich niet meer kunnen melden. Want we constateerden in het gesprek dat we de afgelopen
jaren hebben gehad dat de manier van aanmelden misschien niet altijd paste bij de
manier waarop je jongeren benadert. Die conclusie hebben we met elkaar getrokken.
Dan vind ik het wel lastig om nu keihard te constateren dat de aanmeldperiode bijna
is afgelopen, terwijl de definitieve uitwerking van de kindregeling, dus de manier
waarop die straks definitief vorm gaat krijgen, ook nog niet helemaal bekend is. Ik
kan me voorstellen dat weten waar je aan toe bent misschien ook weer een motivatie
is om je juist wel aan te melden. Ik heb dus ook hierbij het gevoel van te grote stappen,
snel thuis, waarmee we de kinderen niet goed helpen.
Staatssecretaris Palmen:
Nee, maar kinderen kunnen zich gewoon nog melden, hè? En gemeenten gaan nu ook actief
en proactief op zoek naar die jongeren en kunnen hen daarin ook begeleiden.
Dan kom ik bij het blokje overig.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Haage over het vorige blokje.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
De Staatssecretaris zegt dat kinderen zich nog gewoon kunnen melden, maar dat is tot
1 november. Tot dan kunnen ze zich nog melden met problematische schulden. Wat ik
daarover vroeg, is het volgende. Er is een groep die zich nog wel kan melden, maar
dat is een veel kleinere groep. Wat gebeurt er met de grote groep die tot 1 november
die problematische schulden kan melden als zij daarna nog op de lijn komen? Dat is
de vraag die ik stelde. Daar heb ik nog geen antwoord op gehoord. In mijn beleving
klopt het antwoord dat u net gaf aan collega Dijk ... Sorry, ik bedoel collega Van
Dijk. Het zijn allemaal dijken van Kamerleden hier. In mijn beleving klopt dat antwoord
net niet helemaal.
Staatssecretaris Palmen:
Als u het goedvindt, wil ik daar in de tweede termijn graag even op terugkomen.
Dan kom ik bij mijn laatste blokje, met daarin nog een aantal vragen die gesteld zijn.
Een van de vragen betreft ruimhartigheid: wat is nu ruimhartig? Dat is voor iedereen
anders. Het is ook niet zozeer een definitie. Ruimhartigheid gaat over bedragen, maar
ook over de toegang tot die bedragen. Het is dus een combinatie. Ruimhartig wil wel
zeggen dat je kijkt hoe je zo veel mogelijk erkenning kunt geven voor het leed dat
mensen hebben ervaren en dat je dat doet op een manier waarbij je uitstraalt dat je
vertrouwen hebt in wat mensen vertellen. Dat vind ik belangrijk.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Er horen dus kaders bij ruimhartigheid, maar wat die kaders zijn, is voor ons allen
onbekend. Daarom hebben we de Staatssecretaris daarnaar gevraagd. Ik krijg nu een
ander antwoord dan ik op papier heb gekregen, dus ik ga de vraag herhalen. Wat moeten
wij nou verstaan onder «ruimhartigheid»? Kan de Staatssecretaris die kaders, die er
kennelijk wel zijn, in haar tweede termijn delen met de Kamer? In de afdoening van
de motie lees ik namelijk dat de Staatssecretaris op zoek is gegaan naar de definities
die er kennelijk binnen haar departement zijn.
Staatssecretaris Palmen:
Ja, daar kom ik nog op terug in de tweede termijn.
Dan is er gevraagd: gaat het kabinet ondanks de demissionaire status op volle kracht
verder? Ja, dat is wel mijn opzet natuurlijk. Ik vind het ook ongelofelijk belangrijk
om de voortgang er zo veel als mogelijk in te houden. Volgens mij hebben we dat ook
zo afgesproken met elkaar. Ik hoop dat we dat kunnen voortzetten.
Dan de vraag over het volgende kabinet. Volgende maand verwachten we de verkiezingen
en die verkiezingen hebben een uitslag. Dat betekent een andere samenstelling van
de Kamer. Hoe die er precies uit komt te zien, weten we niet, maar het zou natuurlijk
heel goed kunnen dat er heel veel nieuwe woordvoerders zullen komen. Ik vind het belangrijk
om de nieuwe woordvoerders bij de hersteloperatie te betrekken, om hen mee te nemen
in de stand van zaken tot op heden. Wat is er al besproken? Wat is er allemaal al
gebeurd in de hersteloperatie? Dat zijn van mijn kant in ieder geval belangrijke dingen.
Daar wil ik de Kamer in haar nieuwe samenstelling in meenemen.
Als het gaat om mijn eigen positie: ik streef er nog steeds naar dat ik de laatste
bewindspersoon ben die zich specifiek moet richten op toeslagen. Ik hoop zover te
kunnen zijn dat dit belangrijke dossier verantwoord overgedragen kan worden aan één
Staatssecretaris van het Ministerie van Financiën, maar mocht dat niet zo zijn, dan
vind ik een warme overdracht sowieso heel belangrijk.
Tot zover mijn antwoorden.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de Kamerleden, om te zien of er nog vragen zijn blijven liggen.
Ik zie dat dat niet het geval is. Dan ga ik over naar de tweede termijn van de Kamer.
Ik begin vooraan, bij mevrouw Haage van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Hartelijk dank, voorzitter. Ik zit nog even te kauwen op waar ik nou naar heb geluisterd
vanavond. Ik heb veel betrokken collega's gehoord en daar was ik heel blij om. Er
waren allerhande vragen en als ik ze zelf niet had, dan stelden de collega's ze. Daaruit
kwam het beeld naar voren dat er nog veel niet goed gaat. Ik weet dat we samen of
los van elkaar veel contacten hebben gehad met ouders en jongeren in het veld. Ik
hoor nu eigenlijk een Staatssecretaris die zegt: het is allemaal mooi weer en alles
zit in een regeling. Dat ligt nog niet helemaal goed op elkaar. Ik zou dus graag nog
voor het reces een tweeminutendebat willen. O, ik hoor dat dat verzoek al is gedaan,
maar geen meerderheid heeft gehaald. Maar ik kan hier toch gewoon een tweeminutendebat
aanvragen? Als dat niet voor de verkiezingen lukt, dan wordt het na de verkiezingen.
Ik vraag dus gewoon een tweeminutendebat aan. Volgens mij kan dat wél.
De voorzitter:
Dat kunt u aanvragen, maar ik begrijp dat dat niet meer voor het reces ingepland kan
worden. Dat is er in de regeling van werkzaamheden uitgekomen, maar u kunt het uiteraard
aanvragen.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
We gaan het zeker aanvragen, want of ik het zal zijn of een van mijn opvolgers, van
mijn partij, maakt niet uit. Het gaat ons aan het hart, dus dat gaan we zeker doen.
Ik hoop uiteraard het zelf te kunnen doen.
Ik heb namelijk nog buikpijn van die termijn voor aanmelding voor de brede ondersteuning.
We moeten het afmaken, zowel voor jongeren als voor ouders. Ik maak me zorgen over
de termijnen voor jongeren om hun schulden te kunnen aanmelden. Ik denk namelijk echt
dat het herstel eerst financieel geregeld moet zijn en dat je dan pas aan mentaal
herstel toe zou kunnen komen. Daarna is uiteindelijk pas herstel van vertrouwen mogelijk,
maar dat zou wel het doel moeten zijn waarvoor we hier bij elkaar zijn. Vandaar mijn
verzoek om daar nog een tweeminutendebat over te voeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Rikkers van BBB.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil toch nog heel graag kort terugkomen op de differentiatie
en de schadebedragen in het kader van de DVO van juli 2024, die wij destijds hebben
gekregen. Daar staan wel degelijk bedragen in, voor het eerste jaar, tweede jaar en
derde jaar. Dat zijn gedifferentieerde bedragen, maar op een aantal punten zijn die
bedragen niet gedifferentieerd. Ik zou de Staatssecretaris op het hart willen drukken
om daar nog eens goed naar te kijken, want in sommige gevallen zou het volgens mij
een oplossing kunnen zijn om dat wel te doen. Bij letselschade kijkt men ook of er
een vinger of een hele arm is afgehakt; dat maakt wel degelijk verschil. Daar kun
je dus wel in differentiëren.
Ik vind het nog wel een beetje lastig, want wij krijgen heel veel verschillende signalen
binnen, over het hele veld. Vanavond hoor ik in de beantwoording: «we doen het toch
goed» en «we hebben empathie». Met alle respect, ook voor de inzet van de Staatssecretaris,
zeg ik: alleen empathie en inzet zijn niet meer genoeg. Wat BBB betreft moet er nu
echt een hele grote kloof worden gedicht tussen de praktijk en de beleving op het
ministerie, in onze ogen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat mevrouw Van Eijk afziet van haar tweede termijn en de heer
Ergin ook. Dan ga ik naar mevrouw Wingelaar van NSC.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. NSC maakt zich ook nog wel zorgen, vooral over de gezinnen
die de regie kwijt zijn. Van Dam schatte dat dat geldt voor tussen de 2.000 en 4.000
gezinnen. Ik hoor hier dat het erop lijkt dat het er minder dan 2.000 zijn. Ik help
het u hopen, want – dat moet u echt niet vergeten – deze ouders waren totaal niet
in beeld of zijn moeilijk in beeld te brengen. Zij halen niet altijd de aanbrengtafel,
dus ik help het u hopen.
Dan die maatwerktafel. Ik vraag me af of die niet overbelast gaat worden. Ik ben namelijk
bang ben dat SGH en MijnHerstel niet geschikt zijn voor ondernemers en ouders met
complexe schade, maar dat zullen we zien.
We maken ons ook zorgen over de doorlooptijden, want die zijn nog niet bekend. Wanneer
kunnen we daar dan wel een beeld bij krijgen? Want alleen dan kunnen we echt bepalen
of 2027, waaraan de Staatssecretaris nog vasthoudt, realistisch is. Ik heb daar nu
geen beeld bij.
Dan – ik blijf ze toch zo noemen – de Belastingdienstvluchtelingen. Ik zou toch nog
even het volgende willen verzoeken. U zei dat u bezig bent met gesprekken in het Caribisch
gebied. Ik vraag dan ook specifieke aandacht voor mensen die naar Curaçao gevlucht
zijn.
Er is dus best wel wat ruis over de schadekaders. Er is een verschil tussen de beleving
en uw praktijk. Ik zou u nog willen meegeven: communiceer goed over het proces dat
mensen kunnen doorlopen. Ik merk namelijk ook dat dat gewoon niet duidelijk is. Mensen
denken dat het take it or leave it is met zo'n VSO, terwijl er andere mogelijkheden
zijn. Ik wil daar nog een keer aandacht voor vragen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wingelaar. De heer Vijlbrief ziet af van zijn tweede termijn.
Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb veel vragen gesteld, onder andere over het inzicht
in route B, waar ook veel collega's op hebben aangehaakt. Volgens mij heet dat MijnHerstel.
Ik heb het voor mezelf genoteerd als toezegging dat er een toelichting gaat komen
op het proces, de route, het schadekader et cetera. Die is voor ons, maar ook openbaar,
zodat de ouders het kunnen volgen. Maar dat hoor ik dadelijk bij de toezeggingen.
Ik heb ook iets van een toezegging gehoord over een brief naar aanleiding van de discussies
met de ouders binnen route B. Wat is daaruit gekomen? Hoe is die tot stand gekomen?
Wat is de conclusie en waarom?
De Staatssecretaris geeft aan: de VSO blijft gewoon open totdat de routes allemaal
openstaan. Maar de signalen over de lastige toegang wil ik toch nog echt een keer
hier neerleggen, want die blijven ook bij ons binnenkomen.
De brede ondersteuning. Het is goed dat morgen de eerste bevindingen komen. Ik zou
het ook fijn vinden als we die snel als Kamer ontvangen. Dat geldt ook voor het onderzoek
van het UHT. Waarom vind ik dat belangrijk? Omdat ik echt wil proberen om samen met
de Staatssecretaris op te trekken in dezen. Het helpt dan gewoon als we snel dezelfde
informatie hebben. Het werkt gewoon zo, en dat vind ik ook eigenlijk wel heel mooi:
we hebben korte lijntjes met heel veel ouders, met advocaten. Dus soms weten wij dingen
al eerder dan we van de Staatssecretaris horen. Ik denk dat het gewoon goed is dat
we zo transparant mogelijk met elkaar over dingen communiceren.
Volgens mij is er ook genoeg gezegd over het buitenland. Er zit toch wel wat licht
tussen de signalen van de ouders en de verhalen die we hier in het debat hebben gehoord.
Ik hoop echt dat er snel duidelijkheid komt over die bredere kindregeling. Het voelt
een beetje als paraplupolitiek: de Staatssecretaris heeft het gevoel dat het al droog
is, maar heel veel ouders staan toch met een paraplu. Nogmaals, ik weet dat het allemaal
met goede bedoelingen is – het zal allemaal wel – maar ik heb niet het gevoel dat
we heel veel verder zijn dan het vorige debat, behalve dat er serieus gesproken wordt
over die twee routes. Ik hoop dat we die heel snel live kunnen zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Kan de Staatssecretaris meteen door? U heeft een kwartier nodig. Oké,
dan schorsen we de vergadering een kwartier en gaan we om 19.55 uur verder.
De vergadering wordt van 19.42 uur tot 19.58 uur geschorst.
De voorzitter:
Volgens mij is de Staatssecretaris er helemaal klaar voor. Dan heropen ik de vergadering.
We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Staatssecretaris in het
commissiedebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Palmen:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de leden voor de waardevolle inbreng en de vele
vragen die gesteld zijn. Dat is ook heel terecht, want we hebben hier volgens mij
echt het belangrijkste onderwerp in dit huis te pakken: de hersteloperatie. We proberen
daarbij schouder aan schouder op te trekken om mensen te helpen.
Ik ben heel erg erkentelijk voor alle vragen, de manier waarop u zich heeft verdiept
in de materie en de urgentie die u ervaart. Ik heb ook goed geluisterd naar wat u
zei. Ik merk ook dat het soms handig is om nog beter te worden meegenomen, dus dat
je sneller die informatie met elkaar deelt. Wat dat betreft ben ik dus ook een beetje
op zoek naar hoe we ervoor kunnen zorgen dat we iedereen zo snel mogelijk bereiken
en meenemen. Dat vind ik heel erg belangrijk. Uiteraard heeft de voortgangsrapportage
een vast stramien, een vaste indeling. Maar dan nog moeten we misschien op andere
manieren kijken hoe we elkaar snel kunnen vinden. Dat vind ik namelijk ontzettend
belangrijk.
Er was nog een vraag over de forfaitaire aanpak. Ik zei in de eerste termijn natuurlijk:
we werken met forfaits. Dat klopt; dat kader is forfaitair. Het is vastgesteld op
basis van het civiele letselschadetraject. Maar mevrouw Rikkers heeft helemaal gelijk:
daar zitten wel wat staffels in. Die zitten daar ook in. Maar dat heeft ook weer te
maken met die civiele letselschadepraktijk waarop dat gebaseerd is. Maar daarmee heb
ik het nog steeds over vaste bedragen, over collectieve bedragen, forfaitaire bedragen.
U heeft het dan alweer over staffels. Volgens mij is dat een beetje een misverstand.
De voorzitter:
Er is toch een verduidelijkende vraag van mevrouw Rikkers.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik denk dat we ook niet zo heel erg ver uit elkaar zitten. Maar denk aan het volgende.
Voor «onder bewind» staat een vast bedrag. Er staat niet hoeveel jaar je onder bewind
hebt gestaan. Zou je daar niet in kunnen differentiëren? Je zou misschien wel het
totaalbedrag gelijk kunnen houden. Dan zeg je: als je een jaar onder bewind hebt gestaan,
heeft het zoveel gekost, en als je zeven jaar onder bewind hebt gestaan, heeft dat
zoveel gekost. Dan kijk je met die oudertoetscommissie, of met wie dan ook, wat beter
bij bepaalde punten in het schadekader zoals wij dat gekregen hebben hoe we kunnen
zorgen voor iets meer maatwerk, zonder dat wij afbreuk doen aan het kader dat er is.
Staatssecretaris Palmen:
Ik denk dat dat een waardevolle toevoeging is, al was het maar om in ieder geval goed
met elkaar te bespreken waar we het over hebben en waar we elkaar in kunnen vinden.
Dit zullen we dus ook gaan bespreken in de verdere gesprekken.
Het aanvullend hulpverleningsaanbod. Ik wil toch nog benadrukken dat de meeste jongeren
in ieder geval al anderhalf jaar de tijd hebben gehad om zich aan te melden. We hebben
daar diverse acties op ingezet. Maar we zien ook wel, met die brede ondersteuning
voor de jongeren, dat gemeenten nu zeggen: joh, weet je dat je ook in aanmerking kunt
komen voor schuldhulpverlening? De mogelijkheid is er nu ook nog steeds voor gemeenten
om jongeren daar actief op te wijzen.
We hebben natuurlijk via de reguliere brede ondersteuning ook nog mogelijkheden. Ik
begrijp uw zorg dus ontzettend goed. Die zorg deel ik ook. We laten de jongeren ook
niet zomaar los.
Dan de vraag van de heer Ergin over ruimhartigheid. Ik hoor dat er sprake is van een
misverstand, want er is een motie geweest van de heer Ergin die nog niet is afgedaan.
Daar volgt dus nog een uitleg op. Daar komen wij op terug.
Ik denk dat ik nu alle vragen heb beantwoord die u in de tweede termijn hebt gesteld.
De voorzitter:
Ik zie dat er toch nog een vraag van mevrouw Wingelaar is blijven liggen.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ja, ik heb nog specifiek gevraagd naar het Caribisch gebied en Curaçao.
Staatssecretaris Palmen:
Daar zijn we inderdaad mee in gesprek. Nogmaals, als het om een buitenlandse overheid
gaat, kan ik dat niet zomaar afdwingen, maar de gesprekken worden wel gevoerd.
De voorzitter:
Dan krijg ik toch de indruk dat alle vragen beantwoord zijn. Dan heb ik hier een lijstje
met een drietal toezeggingen, en een aanvraag van een tweeminutendebat. Ik zal eerst
de toezeggingen oplezen, zodat u kunt controleren of dat is wat u toegezegd hebt.
– De Staatssecretaris zal de Kamer nader informeren over de stand van zaken van de inwerkingtreding
van MijnHerstel en de doorlooptijden daarvan na voltooiing van het systeem.
Staatssecretaris Palmen:
Met daarbij ook de uitnodiging om een technische briefing of iets dergelijks te organiseren.
De voorzitter:
Dat gaan we eraan toevoegen en dat zal onderling afgestemd worden met een uitnodiging
om het systeem te bekijken. Volgens mij kunnen ouders ook ergens online kijken, als
ik het goed heb. Ik heb begrepen dat dat zowel voor de Kamer als voor ouders geldt.
Staatssecretaris Palmen:
Over het algemeen zijn dit soort briefings natuurlijk openbaar.
De voorzitter:
Uitstekend. Dan de andere toezeggingen.
– De Staatssecretaris zal de Kamer nader informeren over de aangepaste schadekaders
nadat het overleg met betrokken partijen is afgerond.
– De Staatssecretaris zal de Kamer het onderzoek van Diversion naar getroffen jongeren
op korte termijn toesturen.
Staatssecretaris Palmen:
Dat is afhankelijk van de status, want het is nu nog een concept, maar op het moment
dat het definitief afgerond is, doe ik het de Kamer zo snel mogelijk toekomen.
De voorzitter:
Ja, na afronding.
Helemaal onderaan heb ik de aanvraag van het tweeminutendebat staan van mevrouw Haage.
Dat zal plaatsvinden na het verkiezingsreces. Ik hoor dat mevrouw Wingelaar het nog
een keer gaat proberen, maar ik heb zo'n vermoeden dat dat toch na het verkiezingsreces
gaat worden.
Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van het debat over de hersteloperatie kinderopvangtoeslag.
Ik denk dat we een heel constructief gesprek hebben gehad waarin veel vragen en veel
informatie gewisseld zijn. Ik heb begrepen dat dit voor de Staatssecretaris waardevol
was en dat ook de Kamerleden het gevoel hebben dat we weer een stukje verder zijn.
Het is heel erg taai, maar ik denk dat we een goed gesprek met elkaar hebben gehad.
Ik sluit de vergadering en wens u verder een fijne avond.
Sluiting 20.05 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier