Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
36 824 Wijziging van diverse wetten in verband met het overzetten van bepalingen uit de Vangnetregeling Omgevingswet naar de wet in formele zin, alsmede met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten
Nr. 4
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 23 juli 2025 en het nader rapport d.d. 22 september 2025, aangeboden aan de Koning
door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 17 juni 2025, nr. 2025–0000356389,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 23 juli 2025, nr. W04.25.00143/I, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan.
Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2025, no.2025001343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering
van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende
wijziging van diverse wetten in verband met het overzetten van bepalingen uit de Vangnetregeling
Omgevingswet naar de wet in formele zin, alsmede met het herstellen van wetstechnische
gebreken en leemten, met memorie van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel
en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
L.F.M. Verhey
Ambtshalve wijzigingen
Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om een aantal extra wijzigingen op te nemen in
dit wetsvoorstel.
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers
Onderdelen B, D, H en J van artikel I van de Verzamelwet BZK 2024 zijn per abuis op
12 februari 2025 in werking getreden.1 De onderdelen, die de artikelen 52b, 52c, 132b en 132c van de Algemene pensioen-
en uitkeringswet politieke ambtsdragers wijzigen, behoren namelijk pas in werking
te treden op het moment dat de lagere regelgeving, die momenteel in consultatie is,
tot stand is gebracht. Daarom wordt met artikel III, onderdelen A, C, E en G allereerst
de oude regeling weer van toepassing. De onderdelen B, D, F en H strekken er vervolgens
toe om de beoogde wijzigingen opnieuw op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
in werking te kunnen laten treden. De onderdelen in dit wetsvoorstel zijn louter technisch
van aard.
Algemene wet bestuursrecht en Wet open overheid
De artikelen 9:36, vijfde lid, en 9:36a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen
zo worden gelezen dat de daarin opgenomen bepalingen over de openbaarheid van aan
de ombudsman verstrekte gegevens alleen betrekking hebben op onderzoeken naar aanleiding
van een klacht en niet op onderzoeken uit eigen beweging. Dit misverstand kan worden
vermeden door genoemde artikelen in een aparte afdeling te plaatsten. Artikel 9:36,
vijfde lid, Awb wordt daarom verplaatst naar artikel 9:36a, eerste lid, Awb. Het huidige
artikel 9:36a Awb wordt dan artikel 9:36a, tweede lid, Awb. Een inhoudelijke wijziging
is niet beoogd. De bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid verwijst naar
artikel 9:36, vijfde lid, Awb. Voorgesteld wordt om in de bijlage de verwijzing naar
dat vervallen artikellid te schrappen.
Comptabiliteitswet 2016
In artikel 4.20, vijfde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt «Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening».
Huisvestingswet 2014
In artikel 11a van de Huisvestingswet 2014 is de verwijzing naar artikel 7:274c van
het Burgerlijk Wetboek (BW) aangepast om deze in overeenstemming te brengen met Aanwijzing
3.34 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving. Ook is de eerder voorgestelde wijziging
van artikel 11b van de Huisvestingswet 2014 aangepast, omdat verwezen werd naar de
tweede zin van artikel 7:271 lid 2 BW, terwijl dit de eerste zin moet zijn. Daarnaast
is de verwijzing in lijn gebracht met de Aanwijzingen voor de Regelgeving door het
gebruik van «zin» in plaats van «volzin» en door te verwijzen naar het BW overeenkomstig
het model in Aanwijzing 3.34.
Omgevingswet
In artikel 15.40 van de Omgevingswet staat een formulering die afwijkt van andere
artikelen in die wet (bijvoorbeeld de artikelen 16.45 en 16.54a) en van de Leidraad
wetgevingskwaliteit stelsel Omgevingswet. Om deze reden wordt voorgesteld het woord
«mede» in dit artikellid te vervangen door het woord «mee».
In artikel 18.10, vierde lid, van de Omgevingswet staat bovendien een verwijzing naar
artikel 5.37, tweede lid, van die wet. Dit moet het derde lid zijn. Om deze reden
wordt voorgesteld de verwijzing aan te passen.
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte
In de artikelen 9, 14 en 15b van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt verwezen
naar andere artikelen uit die wet. De toevoeging «van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte» is daarbij overbodig, omdat het artikelen uit dezelfde wet betreft. Daarom
wordt voorgesteld om «van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte» uit de verwijzingen
te schrappen. Daarnaast is het onderdeel dat artikel 53a van de Uitvoeringswet huurprijzen
zou laten vervallen uit dit wetsvoorstel geschrapt. Het wetsvoorstel toekomstbestendige
Huurcommissie voorziet namelijk al in het schrappen van dat artikel.2
Wet basisregistratie ondergrond
In artikel 1 van de Wet basisregistratie ondergrond wordt de omschrijving van het
begrip gebruiksrecht aangepast. Gebruiksrecht is één van de vier categorieën op basis
waarvan registratieobjecten worden opgenomen in het Besluit basisregistratie ondergrond.
De begripsomschrijving was niet toereikend voor één registratieobject, waardoor deze
aanpassing nodig is.
Wet op het overleg huurders verhuurder
De voorgestelde wijziging van artikel 1, eerste lid, van de Wet op het overleg huurders
verhuurder is aangepast, opdat niet alleen de aanduidingen in dit artikellid vervallen,
maar ook de begripsbepalingen in alfabetische volgorde worden geplaatst. Voor de overzichtelijkheid
wordt voorgesteld het artikellid opnieuw vast te stellen. Daarnaast wordt voorgesteld
artikel 9 van deze wet te laten vervallen, nu de evaluatiebepaling in dit artikel
sinds 2001 geen materiële werking meer heeft.
Woningwet
In de artikelen 1 en 21e van de Woningwet vervallen de verwijzingen naar onderdeel
g, respectievelijk onderdeel e van artikel 1, eerste lid, van de Wet op het overleg
huurders verhuurder. Dit wetsvoorstel voorziet namelijk in het vervallen van de lettering
in artikel 1, eerste lid, van de Wet op het overleg huurders verhuurder.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.