Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over Ingroeipad gemeenten 2026 en volgende (36600-B-49)
2025D41689 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief Ingroeipad gemeenten 2026 en volgende (Kamerstuk
36 600 B, nr. 49) d.d. 4 juli 2025
De voorzitter van de commissie,
De Vree
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Haas
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 4 juli jongstleden
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze leden maken zich
zorgen over de financiële positie van gemeenten en in het bijzonder over de toename
van het aantal kwetsbare gemeenten. Het is volgens hen essentieel dat alles in het
werk wordt gesteld om te voorkomen dat gemeenten in financiële problemen raken en
dat daardoor basisvoorzieningen zoals dorpshuizen, bibliotheken en sportaccommodaties
onder druk komen te staan of zelfs moeten sluiten. Vooral in gemeenten met een beperkte
financiële draagkracht en een lage sociaal-economische status kan dit grote maatschappelijke
gevolgen hebben.
De leden van de BBB-fractie vragen de Minister of de specifieke groep gemeenten die
nu onder het aangepaste ingroeipad valt met de huidige middelen daadwerkelijk voldoende
geholpen wordt, en of er structureel overleg met deze gemeenten plaatsvindt om te
toetsen of de maatregelen in de praktijk toereikend zijn. De Minister geeft aan dat
voor 2026 geen aanpassing van het ingroeipad nodig is, omdat er dat jaar geen nieuwe
stap wordt gezet en er bij de Voorjaarsnota 2025 extra middelen beschikbaar zijn gekomen.
De vraag is echter hoe wordt geborgd dat gemeenten in de tussentijd niet alsnog in
de knel komen.
De leden van de BBB-fractie willen weten hoe wordt gewaarborgd dat gemeenten tijdig
duidelijkheid krijgen over hun financiële positie vanaf 2027, inclusief een eventueel
nieuw of aangepast ingroeipad. Gemeenten moeten immers ruim op tijd weten waar zij
aan toe zijn om hun begrotingen zorgvuldig te kunnen voorbereiden en keuzes te maken
die niet ten koste gaan van het voorzieningenniveau. Ook vragen deze leden de Minister
of hij in dit kader de actuele status van de onderzoeken naar het nieuwe verdeelmodel
kan meenemen, zodat gemeenten tijdig inzicht krijgen in welke keuzes er op hen afkomen.
De leden van de BBB-fractie vragen of er naast de huidige criteria van draagkracht
en sociaal-economische status aanvullende indicatoren denkbaar zijn die een beter
beeld geven van de kwetsbaarheid van gemeenten, en of de Minister bereid is deze bij
de beoordeling richting 2027 mee te nemen.
Tot slot bedanken de leden van de BBB-fractie de Minister voor zijn brief d.d. 24 september
2025 (Kamerstuk 36 800-B, nr. 5) over het ingroeipad na verzoek van de commissie. Deze leden hechten veel waarde
aan transparantie in dit proces en vragen de Minister nader toe te lichten waarom
het delen van de namen van beide gemeenten volgens hem de objectiviteit van het verdeelmodel
niet ten goede komt. Naar hun mening kan inzicht in concrete voorbeelden bijdragen
aan de controleerbaarheid van de verdeelsystematiek en juist het vertrouwen in de
objectiviteit vergroten.
De leden van de BBB-fractie zien de beantwoording van de Minister met belangstelling
tegemoet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de brief van de Minister inzake het ingroeipad gemeenten
gelezen en hebben hier nog enkele vragen over.
De Minister geeft aan dat op basis van de meest actuele cijfers twee gemeenten in
aanmerking zouden komen voor het aangepaste ingroeipad. Toch kiest de Minister ervoor
om deze gemeenten niet toe te laten, met als reden dat alle gemeenten in 2025 zijn
gecompenseerd.
De leden van de SP-fractie begrijpen niet dat er gemeenten zijn die op basis van de
nieuwe berekening wel recht hebben op het aangepaste ingroeipad, maar dat niet duidelijk
is om welke gemeenten het gaat. Waarom worden de namen van deze gemeenten niet gedeeld
met de Kamer? Is de Minister bereid dit alsnog te doen?
Daarnaast willen de leden van de SP-fractie weten waarom de Minister er niet voor
kiest om de gemeenten die onevenredig hard worden geraakt door het nieuwe verdeelmodel
ook onder het aangepaste ingroeipad te plaatsen? De Minister stelt dat het in het
kader van een betrouwbare overheid onwenselijk is om het ingroeipad te wijzigen, waarom?
En als het aangepaste ingroeipad niet mogelijk is, is de Minister dan wel bereid de
twee gemeenten die middelen mislopen te compenseren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister over
het aangepaste ingroeipad voor gemeenten vanaf 2026 en daarna. Deze leden hebben enkele
opmerkingen en vragen, en zouden graag verduidelijking ontvangen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de huidige situatie twee extra gemeenten
aan de criteria van het aangepaste ingroeipad zouden voldoen, maar dat de Minister
vanwege het belang van objectiviteit geen informatie wil verstrekken over de berekening
en de namen van gemeenten. Deze leden constateren dat hierdoor een sfeer van schimmigheid
lijkt te ontstaan die zij moeilijk kunnen begrijpen. Zij hebben begrepen dat gemeenten
geen inzage hebben in de precieze data die worden gebruikt om het aangepaste ingroeipad
te berekenen. Kan de Minister uitleggen hoe draagvlak bij gemeenten kan blijven bestaan
voor het ingroeipad, zowel voor de gemeenten die tegemoetkoming ontvangen als met
het oog op de solidariteit tussen gemeenten, indien geen zicht bestaat op de wijze
van berekenen en het niet mogelijk is om na te rekenen? Zou openbaarheid van gegevens
in dezen niet juist het uitgangspunt moeten zijn? Wil de Minister ook reflecteren
op de boodschap die van zijn brief zou kunnen uitgaan richting gemeenten als bestuurlijke
partners, namelijk dat zij een regeling enkel voor eigen gewin zouden uitbuiten als
zij bekend zouden zijn met de feiten? Beseft de Minister dat het hier gaat om gemeenten
die voor een grote maatschappelijke opgave staan, waarbij in eerste instantie niet
de werkelijkheid maar juist het berekeningsmodel het probleem vormt?
Deze leden vragen of de Minister van mening is dat de gegevens inzake de berekening
van het aangepaste ingroeipad niet verstrekt kunnen worden indien hieromtrent een
Woo-verzoek zou worden ingediend. Op welke gronden zou een afwijzing berusten? En,
indien niet aannemelijk is dat een afwijzing juridisch houdbaar is, is de Minister
bereid de informatie met de Kamer te delen? Zij wijzen erop dat de Kamer in ieder
geval niet slechter geïnformeerd dient te worden dan degene die een Woo-verzoekt indient.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister zich beroept op de verzwaring
van lasten die voor andere gemeenten zou ontstaan bij toepassing van het aangepaste
ingroeipad op meer gemeenten. Deze leden vragen hoe de Minister dit argument in het
licht van het feit dat nu blijkt dat het slechts om twee extra gemeenten gaat. Kan
de Minister inzichtelijk maken welke gevolgen deze twee gemeenten concreet voor de
andere gemeenten zouden betekenen?
Zij vragen de Minister eveneens of het niet strijdig is met het beginsel van een betrouwbare
overheid, dat gemeenten die volgens de hiervoor vastgestelde criteria in aanmerking
komen voor het aangepast ingroeipad, daar niet in worden tegemoet gekomen? Deelt de
Minister de mening dat het hanteren van criteria alleen geloofwaardig is en recht
doet aan de financiële positie van gemeenten, als gemeenten die eraan voldoen ook
daadwerkelijk worden toegevoegd?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat het aangepaste ingroeipad is ingesteld
voor gemeenten met de meest beperkte financiële draagkracht en een lage sociaal-economische
status. Het is tegen die achtergrond zorgelijk dat de groep kwetsbare gemeenten kennelijk
is gegroeid en niet verkleind. Hoe beoordeelt de Minister deze ontwikkeling?
Deze leden vragen een toelichting op de stelling dat gemeenten reeds in 2022 wisten
waar ze aan toe waren en dat aanpassing daarom niet nodig is. Zij wijzen erop dat
het uitblijven van de herijking van de verdeelsystematiek Gemeentefonds per 2026 ertoe
leidt dat gemeenten verder in de financiële problemen kunnen komen. Volgens de oorspronkelijke
planning zouden zij immers wel per 2026 onder het aangepaste ingroeipad gebracht kunnen
worden. De situatie is dus wel degelijk verslechterd ten opzichte van de verwachting
die gemeenten bij aanvang hadden op basis van het voornemen van de Minister. Waarom
is deze eerder gewekte verwachting in samenhang met het feit dat het slechts twee
extra gemeenten betreft geen reden om deze gemeenten toch per 2026 onder het aangepaste
ingroeipad te brengen?
De leden van de SGP-fractie lezen in de beslisnota dat er geen urgentie meer zou bestaan
om gemeenten tegemoet te komen aangezien bij Voorjaarsnota extra middelen voor de
jeugdzorg zijn toegekend. Deze leden menen dat deze algemene stelling niet zonder
meer recht hoeft te doen aan de situatie van specifieke gemeenten. Kan de Minister
meer inzicht bieden in de gevolgen van de besluiten bij de Voorjaarsnota voor de twee
gemeenten en de verhouding tot de middelen die zij derven doordat zij niet onder het
aangepaste ingroeipad vallen?
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
J.P. van der Haas, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.