Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over Opzet periodieke rapportage armoede en schulden (Kamerstuk 24515-815)
2025D41309 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
                  de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris
                  over de op 1 september 2025 ontvangen Opzet periodieke rapportage armoede en schulden
                  (Kamerstuk 24 515, nr. 815).
               
De voorzitter van de commissie,
Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie,
Morrin
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van BBB-fractie
II
Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
                  brief van de Staatssecretaris over de onderzoeksopzet voor de periodieke rapportage
                  op het gebied van armoede en schulden. Deze leden hebben de volgende vragen bij deze
                  manier van rapporteren.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke elementen van onderzoek verloren
                  gaan of juist worden toegevoegd bij deze vorm van rapporteren ten opzichte van de
                  oude beleidsdoorlichting. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris het veld bij deze
                  rapportage betrekt. Hoeveel ruimte en bereidbaarheid is er nog om af te wijken van
                  de opzet? Daarnaast zijn deze leden benieuwd welke organisaties uit het veld worden
                  betrokken en op welke wijze wordt hun betrokkenheid geformaliseerd? Beschikken zij
                  over een gelijkwaardige positie binnen het proces, en welke beslissingsbevoegdheden
                  hebben zij? Ook vragen deze leden of de inbreng van het veld en de ervaringsdeskundigen
                  (lees: mensen die zelf gebruik maken/hebben gemaakt van de beleidsmaatregelen die
                  geëvalueerd worden) duidelijk inzichtelijk kan worden gemaakt voor de Kamer. Verder
                  vragen zij of in de onderzoeksopzet kan worden meegenomen dat bij de beoordeling van
                  de doeltreffendheid ook expliciet de mening van ervaringsdeskundigen wordt betrokken.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom de Staatssecretaris ervoor kiest
                  om armoede en schulden apart te rapporteren, terwijl het maatschappelijke doel van
                  artikel 2 juist ziet op de samenhang tussen werk, inkomensondersteuning en aangepaste
                  arbeid. Deelt de Staatssecretaris de mening dat deze componenten nauw met elkaar verweven
                  zijn? Welke voordelen en nadelen ziet hij in het loskoppelen, en hoe worden die gewogen?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris reflecteert
                  op de kennislacunes uit de vorige beleidsdoorlichting (die vooral betrekking hadden
                  op inkomensondersteuning)? Wat is er sindsdien veranderd om deze lacunes te dichten
                  om een beter onderzoek mogelijk te maken?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de opzet dat er lessen moeten worden
                  beschreven voor het vergroten van de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid
                  van het beleid. Is de Staatssecretaris bereid ervoor te zorgen dat ook het veld en
                  ervaringsdeskundigen hun visie kunnen geven op welke lessen getrokken zouden moeten
                  worden in het rapport, en hen een reflectie te laten doen op de uiteindelijke opties?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat in de onderzoeksopzet wordt gesproken
                  over het schetsen van opties bij een investering of bezuiniging van 20 procent van
                  de middelen. Is de Staatssecretaris bereid om daarbij tevens inzichtelijk te maken
                  wat dit concreet betekent voor de financiële situatie van de mensen die van deze regelingen
                  gebruikmaken? Deelt de Staatssecretaris de mening dat een percentage van 20 procent
                  te groot is, gezien de beperkte budgettaire ruimte, waardoor investeringen van 20
                  procent in de praktijk nauwelijks haalbaar zijn, terwijl bezuinigingen van 20 procent
                  relatief eenvoudig zijn door te voeren? Deelt de Staatssecretaris de zorg dat dit
                  de nadruk te veel op bezuinigingen legt en daarmee een eenzijdige uitwerking heeft?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Opzet periodieke rapportage
                  armoede en schulden. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan geen vragen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de opzet voor een periodieke
                  rapportage armoede en schulden en hebben hierover een aantal vragen.
               
De leden van de NSC-fractie vragen waarom de periodieke rapportage zich tot artikel
                  2 van de SZW-begroting beperkt, terwijl armoede en schulden in de praktijk onlosmakelijk
                  verbonden zijn met inkomensbeleid, toeslagen en koopkrachtmaatregelen. Hoe wordt voorkomen
                  dat de rapportage hierdoor een te smal en technisch beeld geeft? Hoe worden ervaringsdeskundigen
                  en mensen die in armoede of schulden leven concreet betrokken in de rapportage, zodat
                  niet alleen de systeemwereld maar ook de leefwereld zichtbaar wordt? Op welke manier
                  wordt getoetst of de menselijke maat in beleid en uitvoering voldoende geborgd is?
               
De leden van de NSC-fractie merken op dat de opzet werk benadrukt als de belangrijkste
                  weg uit armoede. Hoe wordt in de rapportage geborgd dat ook het sociaal minimum en
                  bestaanszekerheid als fundamentele voorwaarden worden onderzocht? Wordt er specifiek
                  gekeken naar de armoedeval en de prikkel om (meer) te gaan werken? Gemeenten spelen
                  een sleutelrol in de uitvoering, maar kampen vanaf 2026 met forse financiële tekorten
                  en al langer met uitvoeringsproblemen. Hoe wordt dit meegenomen in de periodieke rapportage?
                  Wordt de uitvoerbaarheid van maatregelen bij gemeenten, mede gezien de ICT-problemen
                  bij de Belastingdienst, expliciet geëvalueerd?
               
De leden van de NSC-fractie vragen hoe wordt gemeten of beleid daadwerkelijk mensen
                  uit armoede en schulden helpt, in plaats van slechts tijdelijk compenseert. Wordt
                  ook onderzocht welke rol complexiteit en regeldruk spelen in het ontstaan en voortbestaan
                  van schulden?
               
De leden van de NSC-fractie merken op dat de rapportage lessen moet trekken voor het
                  Nationaal Programma Armoede en Schulden. Hoe wordt geborgd dat deze lessen daadwerkelijk
                  leiden tot koerswijzigingen en niet slechts tot een technische terugblik? Kan in dit
                  verband worden aangegeven welke interventies en maatregelen de afgelopen jaren specifiek
                  gericht waren op het voorkomen van armoede onder kinderen. Wat was bij aanvang van
                  deze maatregelen de nullijn en welke resultaten zijn geboekt? Welke interventies en
                  maatregelen waren specifiek gericht op het dempen van de effecten van armoede onder
                  kinderen, wat was de nullijn en wat zijn de resultaten? Hoeveel procent van de beschikbare
                  budgetten zijn besteed of ten goede gekomen aan kinderen, direct en indirect? Kan
                  de Staatssecretaris toezeggen dat de Kamer ook scenario’s ontvangt waarin structureel
                  20 procent meer middelen worden ingezet om bestaanszekerheid te versterken, en niet
                  alleen een scenario met 20 procent bezuiniging?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Opzet periodieke rapportage
                  armoede en schulden.
               
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Staatssecretaris het volgende schrijft op
                  pagina 2 over de opzet van een periodieke rapportage die de aanpak van armoede en
                  schuldenbeleid moet evalueren: «Gezien de recente lancering van het Nationaal Programma
                  Armoede en Schulden, wil ik deze periodieke rapportage hoofdzakelijk richten op lessen
                  die meegenomen kunnen worden uit het eerdere beleid, om daarmee het huidige beleidsprogramma
                  te voeden en vooruit te helpen.» Tegelijkertijd wil de Staatssecretaris niet domeinoverstijgend
                  te werk gaan, zo lezen deze leden: «De rapportage richt zich echter voornamelijk op
                  de aanpak en rol van SZW.» De reikwijdte van de rapportage betreft zodoende niet de
                  gehele maatschappelijke opgave op het terrein van armoede en schulden.». Het leidt
                  bij deze leden tot de volgende vragen: Hoeveel zin heeft het om een domein specifieke
                  rapportage op te laten stellen door een extern bureau als die zich moet richten op
                  best practices vanuit een domeinoverstijgende aanpak? Vanuit de beleidstheorie «Aanpak
                  geldzorgen armoede en schulden 2022» komt naar voren dat maatregelen als adequate
                  huisvesting (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) en de hervorming van het Toeslagenstelsel
                  (Financiën) namelijk de meest urgente actiepunten zijn. Zou niet alle inzet erop gericht
                  moeten zijn om eerst de actiepunten uit de «Aanpak geldzorgen armoede en schulden
                  2022» het hoofd te bieden? Waarom worden dergelijke onderzoeken uitbesteed? Is het
                  ministerie niet zelf in staat om periodiek te rapporteren over de aanpak van armoede
                  en schulden?
               
II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.