Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Houwelingen over de NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid
Vragen van het lid Van Houwelingen (FVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid (ingezonden 27 augustus 2025).
Antwoord van Minister Bruijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 23 september
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025–2026, nr. 8.
Vraag 1
Kunt u zich herinneren dat u op 20 augustus 2025 in antwoord op Kamervragen schrijft:
«Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend
over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid»?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met de uitspraken van voormalig Minister van VWS Agema tijdens het VWS
begrotingsdebat van 23 oktober 2024: «Kort na mijn aantreden ben ik gebriefd over weerbaarheid. Weerbaarheid heeft een veel
bredere context dan pandemische paraatheid. Dan gaat het bijvoorbeeld ook om de ontwikkelingen
die aan de oostgrens plaatsvinden en om NAVO-verplichtingen. Sinds die briefing ben
ik met mijn ministerie aan het inventariseren wat we nodig hebben om aan die NAVO-verplichtingen
te voldoen. Dat doen we dus onder leiding van de NCTV. Daar zijn een aantal ministeries
bij betrokken. Ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid
en weerbaarheid van zorg en die is er.»?1
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Klopt het dat voormalig Minister Agema in dit debat, zoals hierboven geciteerd, letterlijk
zegt: «Sinds die briefing ben ik met mijn ministerie aan het inventariseren wat we nodig
hebben om aan die NAVO-verplichtingen te voldoen.»? Zo ja, naar welke NAVO-verplichtingen verwijst voormalig Minister Agema in dit
citaat? Zo nee, waarom staat dit citaat dan letterlijk in de Handelingen van de Kamer?
Antwoord 3
Ja, dat klopt. Voormalig Minister Agema heeft dit in de beantwoording van de Kamervragen
van het lid Van Houwelingen (ingezonden op 5 november jl.2) als volgt toegelicht: «Volgens artikel 3 van het NAVO-verdrag is weerbaarheid van de maatschappij een nationale
verantwoordelijkheid en een collectief belang. Tijdens de NAVO Top in juli 2023 heeft
Nederland zich gecommitteerd aan de NAVO-brede Resilience Objectives´s (RO)’s, terug
te vinden in de Vilnius Summit Communiqué
3. Deze betreffen een specificering van de eerder door de NAVO benoemde 7 baseline
requirements die een basisniveau weergeven op zeven civiele paraatheidsgebieden: continuïteit
van overheid, energievoorziening, grootschalige opvang van personen, levensbehoeften,
opvang van gewonden, (tele)communicatie en transport. Er is gecommitteerd aan het
ontwikkelen van nationale doelen en het komen tot implementatieplannen».
Vraag 4
Klopt het dat voormalig Minister Agema vervolgens in dit debat zegt: «Dat doen we dus onder leiding van de NCTV. Daar zijn een aantal ministeries bij betrokken.»? Kan de Kamer deze inventarisatie, onder leiding van de NCTV, van de NAVO-verplichtingen
waar het ministerie aan moet voldoen, aldus voormalig Minister Agema in dit citaat,
ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, dat klopt. Deze inventarisatie is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over
«Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris
van Defensie op 6 december jl.4 is verzonden aan uw Kamer.
Vraag 5
Klopt het dat voormalig Minister Agema vervolgt met: «Ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid
van zorg en die is er.»? Is het correct dat voormalig Minister Agema in dit citaat (letterlijk) zegt dat
er: «een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg? En «weerbare zorg» is toch één van de «NAVO-weerbaarheidsverplichtingen»»5? Daarmee legt voormalig Minister Agema, ook gezien de context van dit citaat, toch
heel duidelijk een verband tussen NAVO-verplichtingen en «pandemische weerbaarheid»?
Zo nee, waarom niet? Hoe moet dit debatfragment dan worden geinterpreteerd? Zo ja,
waarom liet voormalig Minister Jansen op 20 augustus 2025 aan de Kamer weten in antwoord
op Kamervragen dat haar geen uitspraken bekend zijn over NAVO-verplichtingen op het
gebied van pandemische paraatheid?
Antwoord 5
Ja, het klopt dat voormalig Minister Agema in dat debat heeft gezegd: «ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid
van zorg en die is er».Daarmee heeft voormalig Minister Agema echter niet gezegd dat weerbare zorg een NAVO-weerbaarheidsverplichting
is.
Voormalig Minister Jansen heeft in antwoord op Kamervragen van het lid Van Houwelingen
(ingezonden op 14 juli jl.6) deze overlap reeds toegelicht: «Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid
is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers
te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want
we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten
zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen».
Daarnaast heeft voormalig Minister Jansen in het debat over wijzigingen in de begroting
van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor het lopende jaar
op 2 juli jl. toegelicht dat geen sprake is van een verplichting: het gaat «uitsluitend om een verzoek van de NAVO om het zorgsysteem in Nederland zo in te richten,
zo te organiseren, dat de gezondheidszorg in tijden van crisis en conflict voorbereid
te zijn. Het is dus geen verplichting».
Vraag 6
Aan wie heeft voormalig Minister Agema (zoals Minister Agema zelf aangeeft in het
bovenstaande citaat uit het VWS begrotingsdebat) wanneer gevraagd of er, «een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg»? Kan de Kamer het antwoord dat de Minister hierop heeft ontvangen toegestuurd krijgen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Dit is ter sprake gekomen in een gesprek tussen voormalig Minister Agema en haar ambtenaren.
Het antwoord is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris
van Defensie op 6 december jl.7 is verzonden aan uw Kamer.
Vraag 7
Is het correct dat voormalig Minister Agema, kort later in het debat, het volgende
opmerkt: «Ik heb een opdracht gekregen uit het hoofdlijnenakkoord. Toen ik de post aanvaarde,
tekende ik ook voor het uitvoeren van de opdrachten daarin. Los van wat ik er persoonlijk
van vind, zal ik dat moeten uitvoeren omdat dat een geheel is samen met de intensiveringen
die ik mag doen. Ik noem de 4,3 miljard voor het eigen risico en de 600 miljoen voor
de zorg- en verpleegplekken. Daar hoort dus ook de andere kant bij: de 2 miljard euro
die ik zal moeten besparen. Daar begint het dus mee. Los van wat ik daar persoonlijk
van vind, sta ik daarvoor aan de lat. Ik zal dat dus ook moeten uitvoeren. Het bedrag
van 300 miljoen zal op enige manier gedekt moeten worden, linksom of rechtsom. Daarnaast
– dat zei ik net ook in de richting van mevrouw Bikker – ben ik kort na mijn aantreden
gebrieft over de weerbaarheid in de wereld, de risico's die dat punt met zich meebrengt
en eventuele escalaties, maar ook over NAVO-verplichtingen. Op het moment dat een
NAVO-bondgenoot aangevallen wordt, heeft Nederland verdragsrechtelijke verplichtingen.
Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het
programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig
zouden hebben. Die inventarisatie wordt gedaan onder regie van de NCTV.»?
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Naar welke NAVO-verplichtingen verwijst voormalig Minister Agema in het bovenstaande
citaat?
Antwoord 8
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag
3.
Vraag 9
Waarnaar verwijst het woord «daaraan» (m.a.w. «waaraan»?) in de zin «Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het
programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig
zouden hebben.»? Zijn dat, gezien de context, toch de «NAVO-verplichtingen» op het gebied van «weerbare
zorg» waar Minister Agema eerder in haar betoog naar verwees? Zo nee, waarnaar dan
wel
Antwoord 9
Het verwijst naar «de weerbaarheid van onze zorg». Ik verwijs naar het stenogram van
de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.8, waarin de precieze uitspraken die gedaan zijn, zijn opgenomen:«Voorzitter. Dan kom ik bij weerbaarheid. We moeten paraat staan voor iedere rampspoed
die op ons afkomt, zoals hybride dreigingen, militaire dreigingen, natuurrampen of
een nieuwe pandemie. Al die dreigingen vragen om versterking van de weerbaarheid van
onze zorg. We willen namelijk dat zo veel mogelijk patiënten zo lang mogelijk zorg
blijven krijgen, wat er ook gebeurt. Daarvoor is een forse versterking van de weerbaarheid
van de zorg noodzakelijk. Onder regie van de NCTV en Defensie komen wij in het voorjaar
met een plan van aanpak. [...] Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig
hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou
voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben. Die inventarisatie wordt gedaan onder
regie van de NCTV».
Vraag 10
Waarnaar verwijst, in de laatste zin van het bovenstaande integrale citaat, «die inventarisatie»
(die onder regie van de NCTV wordt gemaakt)? Dat zijn gezien de context toch de NAVO-verplichtingen
op het gebied van de zorg? Met andere woorden, ook hier legt voormalig Minister Agema
toch heel duidelijk een verband tussen NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid?
Waarom ontkent de Minister dit in haar beantwoording aan de Kamer van 20 augustus
2025?
Antwoord 10
Het citaat «die inventarisatie» verwijst naar wat voormalig Minister Agema in het
begrotingsdebat op 23 oktober jl. ook heeft toegelicht: «Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat
het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig
zouden hebben.». De inventarisatie is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris
van Defensie op 6 december jl.9 is verzonden aan uw Kamer.
Vraag 11
Is het correct dat voormalig Minister Agema, kort later in het debat, het volgende
opmerkt: «Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden
geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en
de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid. Daar zal ik mee
moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn
we gehouden. Op dit moment wordt er dus onder leiding van de NCTV geïnventariseerd
wat er allemaal moet gebeuren. We hebben een stukje basis. Dat hebben we actief gezien
tijdens de coronacrisis. Dan hebben we het over deze extra investering, waar een hele
grote overlap, zo niet een volledige overlap zit. En dan hebben we het over andere
zaken die we nu in kaart aan het brengen zijn. Wat nou als de situatie escaleert?
Wat nou als we aan onze NAVO-verplichtingen moeten voldoen? Wat nou als het nog verder escaleert? Dat ben ik allemaal in
kaart aan het brengen. Onder leiding van de NCTV zullen wij voor de volgende begroting
– dus niet op deze begroting, maar voor de volgende begroting – met dekkingen en oplossingen
komen.»?
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12
Door wie is voormalig Minister Agema, «kort na het aantreden geïnformeerd»? Wanneer
en waar gebeurde dat? Kan de Kamer deze informatie waarnaar voormalig Minister Agema
in dit fragment verwijst ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Op 29 januari jl. is deze vraag gesteld door het lid Dekker10. Op 2 juni jl. heeft voormalig Minister Agema deze vraag als volgt beantwoord: «De briefings zijn door het Ministerie van Algemene Zaken geïnitieerd als introductieprogramma
voor het nieuwe kabinet. [...] Het rubriceringsniveau van de briefings was minimaal
Departementaal Vertrouwelijk. De opstellers van de briefings (zie antwoord 5 t/m11
bepalen de rubricering. De rubricering is vastgesteld conform de richtlijn Besluit
Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013)».
Vraag 13
Ook in dit fragment verwijst voormalig Minister Agema naar «NAVO-verplichtingen»,
welke NAVO-verplichtingen zijn dit? Zijn dat de weerbaarheidsverplichtingen op het
gebied van de zorg?
Antwoord 13
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag
3.
Vraag 14
Voormalig Minister Agema zegt in het hiervoor geciteerde fragment, «en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid», waarnaar verwijst in dit citaat het aanwijzend voornaamwoord «dat»? Dit moeten
toch, gezien de context, (wederom) de (NAVO) weerbaarheidsdoelstellingen (op het gebied
van de zorg) zijn? Wat anders? Daarmee legt voormalig Minister Agema, voor de derde
keer in dit debat, toch heel direct een verband tussen de (NAVO) weerbaarheidsdoelstellingen
en pandemische paraatheid?
Antwoord 14
Het verwijst naar de weerbaarheid van onze zorg. Zie hieronder het volledige citaat
uit het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.12: «Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden
geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en
de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid».
Vraag 15
Waarnaar verwijst «daar» in de het betoog van voormalig Minister Agema, «Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen
zijn we gehouden.»? Zijn dit (wederom?) de «NAVO-verplichtingen» op het gebied van pandemische paraatheid
zijn? Wat anders?
Antwoord 15
Het woord «Daar» verwijst naar de discrepantie die voormalig Minister Agema beschrijft
tussen enerzijds de bezuinigingsopdracht die ze heeft aanvaard op publieke gezondheid
en anderzijds de opdracht om de zorg weerbaar te maken, waar ook investeringen in
de publieke gezondheid mee gemoeid zijn. Zij beschrijft deze discrepantie in het begrotingsdebat
van 24 oktober jl. als volgt: «[...] Ik heb u dat al uitgelegd in reactie op uw vorige vraag. De afgelopen weken
is al een heel aantal keren in mijn richting gezegd dat ik gedraaid ben. Al die momenten
was dat niet het geval. Maar het is wel zo dat deze opdracht, die ik bij mijn aantreden
heb gekregen, niet conform is wat ik altijd vanaf die kant heb gezegd. Dat is zo en
dat is pijnlijk. Toch zal ik de opdrachten die ik bij het aanvaarden van mijn post
gekregen heb, moeten uitvoeren. Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al
– dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context
waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische
paraatheid. Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want
aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden. Op dit moment wordt er dus onder leiding
van de NCTV geïnventariseerd wat er allemaal moet gebeuren. We hebben een stukje basis.
Dat hebben we actief gezien tijdens de coronacrisis. Dan hebben we het over deze extra
investering, waar een hele grote overlap, zo niet een volledige overlap zit. En dan
hebben we het over andere zaken die we nu in kaart aan het brengen zijn. Wat nou als
de situatie escaleert? Wat nou als we aan onze NAVO-verplichtingen moeten voldoen?
Wat nou als het nog verder escaleert? Dat ben ik allemaal in kaart aan het brengen.».
Vraag 16
Verwijst bovenstaande citaat erop dat voormalig Minister Agema, tegen haar zin in,
zich aan deze NAVO-verplichtingen (op het gebied van pandemische paraatheid) conformeert?
En dat zij geen eigen afwegingsruimte heeft/had of in ieder geval dat zo heeft ervaren?
Zo nee, waarom zegt voormalig Minister Agema dan, «Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen
zijn we gehouden.»?
Antwoord 16
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 15. Daarin is
aangegeven waarop het citaat, dat in vraag 15 is aangehaald, betrekking heeft.
Vraag 17
Hoe verhoudt de dwang die voormalig Minister Agema, blijkt uit deze uitspraak, overduidelijk
heeft ervaren vanuit de NAVO met betrekking tot de bezuiniging van 300 miljoen euro
op pandemische paraatheid (die bovendien in het hoofdlijnenakkoord stond) zich tot
de beweringen van onder andere de Ministers van Defensie en Justitie, meermaals in
debatten, dat de NAVO-verplichtingen slechts een inspanningsverplichting behelzen,
niet afdwingbaar zijn en dat uiteindelijk Ministers daarbij hun eigen afwegingen kunnen
maken?
Antwoord 17
Uit de uitspraak leid ik een groot verantwoordelijkheidsbesef af bij voormalig Minister
Agema. Voormalig Minister Jansen heeft hierover in het debat over wijzigingen in de
begroting van het Ministerie van VWS voor het lopende jaar op 2 juli jl. reeds aangegeven
«dat het kabinet gevoelsmatig ziet dat het een morele plicht heeft om goed voor onze
soldaten te zorgen. En dat dit door voormalig Minister Agema «NAVO-verplichtingen»
genoemd is, maar er dus geen sprake is van concrete, juridische, afdwingbare verplichtingen
vanuit de NAVO richting Nederland om specifieke maatregelen in de zorg al dan niet
te nemen. De NAVO heeft geen juridische instrumenten om dat te verplichten».
Vraag 18
Is het juist dat in de samenvatting van het VWS begrotingsdebat op de website van
de Kamer het volgende stuk is opgenomen13: «Nederland moet voldoen aan zijn NAVO-verplichtingen, zegt Agema, en dit overlapt met
pandemische paraatheid.»? Hieruit blijkt toch ook, dat de strikt neutrale toehoorder, voormalig Minister
Agema in dit debat heel duidelijk een verband hoorde leggen tussen de NAVO-verplichtingen
en pandemische paraatheid? Klopt dat?
Antwoord 18
Hoe zaken op de website van de Kamer worden verwoord is niet de verantwoordelijkheid
van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik verwijs naar het stenogram
van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.14, waarin de precieze uitspraken die gedaan zijn, zijn opgenomen.
Vraag 19
Hoe kan het zo zijn, gezien dit alles, dat voormalig Minister Jansen op 20 augustus
2025, met verwijzing naar het bovengenoemde begrotingsdebat VWS van oktober 2024,
in antwoord op Kamervragen schrijft: «Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend
over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid. Zie ook het stenogram
van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.»? Dit is toch, voor iedere neutrale toehoorder die het debat bekijkt of naleest,
aantoonbaar onjuist?
Antwoord 19
Letterlijke uitspraken in uw Kamer van voormalig Minister Agema over NAVO-verplichtingen
specifiek op het gebied van pandemische paraatheid zijn mij niet bekend. Dit heeft
voormalig Minister Jansen tijdens het debat op 2 juli jl. ook aangegeven.
Vraag 20
Begrijpt u dat het in een democratie bijzonder zorgelijk is als Ministers zich gedwongen
zien, nadat ze hierover in het geheim (dus zonder dat de Kamer er weet van heeft en
zonder publiek debat) na hun aantreden geïnformeerd zijn door de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten (AIVD en NCTV), vanwege (ook voor de Kamer) geheime verplichtingen
die vanuit de NAVO (het leger dus) worden opgelegd, af te wijken van het regeerakkoord/hoofdlijnenakkoord
dat wel democratisch via de Kamer en verkiezingen tot stand is gekomen en gelegitimeerd
is?
Antwoord 20
Dit is niet het geval. Voormalig Minister Agema heeft dit in het begrotingsdebat van
24 oktober jl. als volgt toegelicht: «De opdracht die ik heb gekregen via de plaat uit het hoofdlijnenakkoord is dat er
tegenover de intensiveringen die ik mag doen voor 4,3 miljard euro in het eigen risico
en 60 miljoen in de verpleeghuizen, ook 2 miljard aan besparingen staat, waaronder
deze 300 miljoen. Deze 300 miljoen zal ik dus moeten leveren om de boel in evenwicht
te houden. Ik kan niet aan de ene kant geld uitgeven en aan de andere kant niet besparen.
Dat is de afspraak die ik heb gemaakt. Daarnaast ben ik kort na mijn aantreden geïnformeerd
en gebrieft over de weerbaarheid van ons land en de acties die we daaromtrent gaan
ondernemen. De inventarisaties die we nu aan het doen zijn, moeten ertoe leiden dat
we uiteindelijk een plan maken waarbij pandemische paraatheid is opgegaan in weerbare
zorg.».
Vraag 21
Begrijpt u waarom het zo belangrijk is voor de Kamer te achterhalen waarom voormalig
Minister Agema zich blijkbaar gedwongen zag, vanwege (geheime) NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen,
een bezuiniging van 300 miljoen euro op pandemische paraatheid, die nota bene was
opgenomen in het regeerakkoord, ongedaan te maken? Begrijpt u dat in een democratie
(in tegenstelling tot bijvoorbeeld een junta) het niet zo kan zijn dat niet de Kamer
en daarmee de bevolking maar de inlichtingendiensten en het leger het laatste woord
hebben?
Antwoord 21
Ik vind het van groot belang dat de Kamer als hoogste orgaan binnen onze democratische
rechtsstaat haar medewetgevende en controlerende taak, ook ten aanzien van het budgetrecht,
kan uitvoeren.
Vraag 22
Kunt u nogmaals, voor de derde keer in één jaar tijd, wederom de hamvraag beantwoorden,
waar, wanneer, door wie en op welke wijze (mondeling en/of schriftelijk, wel of niet
vertrouwelijk etc.) uw ambtsvoorganger, Minister Agema, na haar aantreden op de hoogte
is gesteld (en dat dit is gebeurd is boven elke twijfel verheven en blijkt o.a. uit
de citaten uit het begrotingsdebat VWS van 23 oktober 2024 die hierboven zijn weergegeven)
van de «NAVO-doelstellingen»15 die betrekking hebben op, of op een of andere manier gerelateerd zijn aan, «pandemische
paraatheid»?
Antwoord 22
Deze vraag is eerder door het lid Van Houwelingen op 5 juni jl.16 en 14 juli jl.17 gesteld. Zoals toen reeds geantwoord is: er zijn geen NAVO-verplichtingen met betrekking
tot pandemische paraatheid. Zodoende heeft dat logischerwijs ook nooit aan de orde
kunnen zijn.
Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid
is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers
te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want
we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten
zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen.
Deze inzet is in lijn met de kabinetsbrede brief «Weerbaarheid tegen hybride en militaire
dreigingen» die 6 december 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister
van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie aan uw Kamer is verzonden. Daarin
wordt in samenhang uiteengezet wat een weerbare maatschappij inhoudt en welke opgave
er ligt om deze te bereiken. De zorg maakt hier een belangrijk onderdeel van uit.
In de uitwerking wordt rekening gehouden met verschillende dreigingen, zowel qua omvang
als qua impact. Dit betreft (hybride) conflicten, natuurrampen of pandemieën.
Vraag 23
Kunt u deze (simpele) vragen, waarvan de laatste inmiddels voor de derde keer schriftelijk
gesteld zijn, uiterlijk binnen de normale termijn van drie weken en afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 23
Dat is me helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.