Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda informele Telecomraad 9 - 10 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-33-1149)
2025D41173 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om
enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken
en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brieven
d.d. 19 september 2025 «Geannoteerde agenda informele Telecomraad d.d. 9 oktober 2025»
(Kamerstuk 21 501-33-1149), d.d. 25 augustus 2025 «Non paper «Strengthening cloud sovereignty of public administrations»»
(Kamerstuk 22 112-4113), d.d. 30 juni 2025 «Non-paper Cyber Security Act» (Kamerstuk 22 112-4093), d.d. 27 juni 2025 «Verslag van de formele Telecomraad van 6 juni 2025 in Luxemburg»
(Kamerstuk 21 501-33-1141), d.d. 25 juni 2025 «Antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Aanbeveling Blueprint
Cyber» (Kamerstuk 22 112-4018).
De voorzitter van de commissie,
Wingelaar
Adjunct-griffier van de commissie,
Muller
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
II
Antwoord/reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele Telecomraad van 9 oktober 2025. Deze leden hebben daarover
de volgende vragen.
Zij lezen dat het kabinet leeftijdsverificatie ziet als een geschikt instrument om
kinderen online beter te beschermen, maar dat dit proportioneel moet zijn en per situatie
moet worden afgewogen. Gaat de Minister borgen dat leeftijdsverificatie niet leidt
tot een algemene plicht om zich overal online te identificeren, met grote gevolgen
voor de anonimiteit en privacy van burgers? Verder noemt het kabinet privacy, gegevensbescherming
en non-discriminatie als randvoorwaarden. Hoe wordt concreet voorkomen dat leeftijdsverificatie-apps
leiden tot grootschalige verzameling van gevoelige persoonsgegevens, datalekken of
commerciële exploitatie van identiteitsdata? Tevens willen de leden van de PVV-fractie
graag van de Minister vernemen hoe effectief deze voorgenomen maatregel wordt geacht
te kunnen zijn op websites van buiten de EU, zoals Russische en Chinese websites,
die middels een VPN eenvoudig te benaderen zijn.
Deze leden willen verzoeken of de Minister bereid is zich in Europees verband actief
uit te spreken tegen leeftijdsverificatiemaatregelen die onevenredig inbreuk maken
op de privacy van burgers en zich in te zetten voor alternatieven die kinderrechten
beschermen zonder grootschalige dataverzameling.
Daarnaast lezen zij op pagina 2 van de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-33-1149) dat Nederland in aanloop naar de Digital Fairness Act (DFA) inzet op een Europese
aanpak van het verslavend ontwerp in sociale media en verleidingstechnieken in games,
zoals in-game aankopen en lootboxes. Kan de Minister toelichten waarom hiervoor nieuwe
Europese wetgeving nodig zou zijn en waarom dit niet kan worden geregeld via bestaande
wetgeving?
Zowel de Europese Tech Alliance (met bedrijven als Spotify en Booking) als Digital
Europe en andere koepels stellen dat de problemen vooral voortkomen uit een gebrek
aan handhaving van bestaande kaders (DSA, DMA, AI Act, Data Act) en niet zozeer uit
hiaten in de wetgeving. Waarom kiest het kabinet er desondanks voor nieuwe wetgeving
te steunen, in plaats van juist te pleiten voor betere coördinatie en handhaving van
bestaande kaders, zo vragen de leden van de PVV-fractie?
Deze leden wijzen erop dat veel Europese startups en scale-ups vrezen dat de DFA opnieuw
extra regels en verplichtingen oplevert en daarmee de Europese concurrentiekracht
schaadt. Dit blijkt onder meer uit de gezamenlijke verklaringen van brancheorganisaties.
Hoe weegt de Minister deze zorgen? En is hij bereid deze nadrukkelijk in te brengen
tijdens de Raad? Er is ook stevige kritiek op de consultatie over de DFA, omdat de
vragenlijst volgens betrokkenen sterk sturend was en zelfs kenmerken had van de «dark
patterns» die men met deze wet wil tegengaan. Hoe beoordeelt de Minister de kwaliteit
en legitimiteit van dit consultatieproces? En vindt hij dit een betrouwbare basis
voor het opstellen van nieuwe Europese wetgeving? De Europese Commissie overweegt
om via de DFA meer eigen handhavingsbevoegdheden te krijgen, bovenop de rol van nationale
toezichthouders. Hoe kijkt de Minister aan tegen dit mogelijke verlies van nationale
bevoegdheden? Acht hij het wenselijk dat Brussel taken naar zich toetrekt die nu door
nationale toezichthouders zoals de Autoriteit Consument & Markt (ACM) al effectief
worden uitgevoerd, zoals bij de sancties tegen Epic Games (Fortnite)?
Als het doel vooral is om kinderen te beschermen tegen schadelijke ontwerptechnieken,
zoals lootboxes, waarom wordt er dan niet gekozen voor een gerichte aanpak binnen
de bestaande Europese kaders, zo vragen de leden van de PVV-fractie? Zou een brede
verordening als de DFA niet veel verder gaan dan nodig is voor dit specifieke doel?
Deze leden vragen verder of de Minister bereid is tijdens de Telecomraad een kritische
lijn te volgen, de optie open te houden dat bestaande wetgeving voldoende is en erop
toe te zien dat het thema kinderrechten niet wordt gebruikt om een veel bredere Brusselse
bevoegdheidsuitbreiding te rechtvaardigen. Tot slot vragen zij de Minister om bij
zijn pleidooi voor de versterking van de onderzeese kabelinfrastructuur het strategisch
belang van nieuwe aanlandingen van onderzeese datakabels in Nederland te benadrukken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
en de onderliggende stukken. Deze leden steunen het pleidooi van de Minister voor
veilige sociale media en meer cloudsoevereiniteit. Zij hebben echter vragen en opmerkingen
over de gekozen uitwerking, die zij in volgorde van de stukken uiteen zullen zetten.
Deze leden zien dat leeftijdsverificatie voor sociale media uitgebreid wordt besproken.
De komst van wetenschappelijke adviesleeftijden die breed worden uitgedragen steunen
zij van harte. Hoewel deze leden de voortvarende inzet voor een veilige online wereld
voor jongeren van harte steunen, hebben zij twijfels over de effectiviteit van leeftijdsverificatie
als middel. Het middel leeftijdsverificatie mag niet afleiden van de ingrijpende structurele
maatregelen die nodig zijn om het verziekte verdienmodel van sociale media te doorbreken.
Zij vragen verder de Minister of hij bekend is met de ontwikkelingen in landen als
het Verenigd Koninkrijk waar wettelijke leeftijdsgrenzen zijn ingevoerd voor bepaalde
content. Dit bleek makkelijk te omzeilen en het legde de verantwoordelijkheid voor
de techniek bij de sociale media bedrijven. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
hebben zorgen over de mate van privacybescherming en de cyberveiligheid die wordt
voorzien door deze bedrijven. Kan de Minister uitsluiten dat dergelijke situaties
in Europa ontstaan? Wat doet hij om in Europees verband te garanderen dat de methoden
voor verificatie van één leverancier afhankelijk worden? Is hij van mening dat er
altijd alternatieven moeten zijn voor één Europese methode, zodat gebruikers keuzevrijheid
hebben in verificatiemiddelen? Deze leden vragen de Minister om niet in te stemmen
met een gezamenlijke verklaring als deze zorgen niet voldoende zijn weggenomen.
Zij zijn tevens benieuwd naar de gevolgen voor de vrije toegang tot informatie en
de «mission creep» die kunnen ontstaan als leeftijdsverificatie Europees wordt ingevoerd.
Het internet wordt gekenmerkt door de vrijheid en anonimiteit voor gebruikers om zichzelf
te ontplooien en ontwikkelen. Heeft de Minister onderzocht welke negatieve gevolgen
voor kinderrechten het invoeren van leeftijdsverificatie kan hebben? Is er wat hem
betreft een effectieve integrale aanpak voor online veiligheid van jongeren waar leeftijdsverificatie
geen onderdeel van is? Hoe onderbouwt de Minister dat het verplichten van verificatie
proportioneel is ten opzichte van andere maatregelen? Ook vragen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie
om een reflectie op het mogelijke waterbedeffect van wettelijke leeftijdsgrenzen.
Zal het verplichten hiervan jongere internetgebruikers niet naar gevaarlijke websites
leiden die slechter zijn gereguleerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen de inzet voor keiharde regulering
van verslavende en polariserende algoritmen in de DFA. Deze leden vragen de Minister
om in te gaan op de specifieke maatregelen die wat hem betreft deel moeten zijn van
de DFA. Als hij dit niet meteen kan uitleggen, kan hij dan wel aangeven wanneer de
Kamerbrief komt waarin de inzet uitgebreid beschreven staat? Bovendien waarderen deze
leden de steun voor het ontwikkelen van een Digitale Kijkwijzer door het Nederlands
Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM). Zij vernemen graag
wat de Minister specifiek gaat doen om de ontwikkeling te ondersteunen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsinzet
op het gebied van technologische soevereiniteit. Hoewel deze leden de ambitie ten
volste steunen, zien zij dat Nederland nog onvoldoende nationale maatregelen neemt
om met gezag te spreken over het afbouwen van digitale afhankelijkheden. Zij wijzen
op de antwoorden op de Kamervragen van de leden Kathmann en Six Dijkstra1 waarin wordt aangegeven dat het uitvallen van Amerikaanse techleveranciers kan leiden
«tot onoverkomelijke verstoring [...] van de dienstverlening.» Is de Minister van
mening dat Nederland genoeg doet om de eigen afhankelijkheden van de Verenigde Staten
af te bouwen? Welke EU-lidstaten zijn wat hem betreft goed bezig met het nationaal
terugdringen van digitale afhankelijkheden? Deze leden benadrukken dat zonder investeringsagenda,
mandaat voor de coördinerend bewindspersoon op het gebied van Digitalisering, en een
concreet tijdspad voor het terugdringen van afhankelijkheden, Nederland niet genoeg
doet om de strategische autonomie te waarborgen.
Zij hebben ook vragen over de Europese aanpak van technologische afhankelijkheden.
In de opsomming van organisaties waarmee wordt samengewerkt, missen de leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie het maatschappelijk middenveld. Welke rol ziet de Minister
voor mensenrechtenorganisaties die opkomen voor (digitale) grondrechten, zoals Bits
of Freedom (BoF) en European Digital Rights (EDRi)? Is hij bereid te pleiten voor
het betrekken van dergelijke organisaties bij de Europese plannen? Verder vragen de
leden om een nadere toelichting wat de Minister bedoelt met het «stimuleren van interoperabiliteit,
standaardisatie en een sterker innovatie-ecosysteem.» Wat bedoelt hij hiermee en hoe
wil hij dit bereiken?
Deze leden steunen de proactieve inzet op een sterke zeekabelinfrastructuur in Europa.
Zij zien echter dat EU-lidstaten die met publiek geld investeren in zeekabels, strategisch
beter in positie zijn om zeekabels aan te landen in hun land. In Nederland ontbreekt
die aanpak, zoals beschreven in de recente Kamerbrief over drie aangenomen moties
van het lid Kathmann over zeekabels (Kamerstuk 26 643-1398). Is de Minister van mening dat lidstaten publiek moeten investeren in een sterke
digitale infrastructuur? Heeft het vertrouwen van dit kabinet in de marktwerking geleid
tot een kwalitatief hoogwaardig en wenselijk niveau van de zeekabelinfrastructuur?
Tot slot hebben zij vragen over de non-paper over cloudsoevereiniteit (Kamerstuk 22 112-4113). Deze leden waarderen hoe de Minister dit agendeert. Echter hebben zij ook enkele
kanttekeningen bij de brief. Zo wijzen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie erop
dat in de non-paper staat dat het huidige cloudbeleid «may [...] create significicant
strategic dependencies» en «may compromise Europe’s digital sovereignty and resilience.»
Deze leden vragen de Minister om hierin stellig te zijn, net als in de eerder benoemde
antwoorden op Kamervragen van de leden Kathmann en Six Dijkstra, waarin wordt erkent
dat de afhankelijkheid in het geval van storing kan leiding tot een «onoverkomelijke
storing.» Daarnaast vragen zij welke definitie de Minister gebruikt voor cloudsoevereiniteit.
Is hij bekend met het feit dat de «autonome cloud» van Amerikaanse techgiganten op
Europese bodem alsnog kan vallen onder niet-Europese spionagewetgeving? Kan hij dit
betrekken in zijn definitie van cloudsoevereiniteit?
Deze leden lezen in de non-paper dat er geen Europese alternatieven zijn voor Big
Tech. Zij zijn het hier niet mee eens. Hoewel een Europees bedrijf op de schaal van
Microsoft, Google of Amazon niet bestaat, is er een rijk ecosysteem van Europese ondernemers
die – gezamenlijk – wel degelijk in staat zijn om goede IT-diensten te leveren. Deelt
de Minister deze mening? Deelt hij verder de mening dat een Europees Big Tech bedrijf
niet de oplossing is, omdat het de risico’s van een strategische afhankelijkheid niet
wegneemt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat de Minister oproept tot nationale
maatregelen voor cloudsoevereiniteit. Met trots presenteert hij het Nederlandse «implementatiekader
risicoafweging cloudgebruik» als voorbeeld. Deze leden plaatsen de kanttekening dat
dit in Nederland niet heeft geleid tot het terugdringen van de afhankelijkheid van
Big Tech. Zij vragen daarom om toe te lichten welke nationale maatregelen wél effectief
zijn, en hierbij onderbouwing te leveren dat deze maatregelen daadwerkelijk hebben
geleid tot het wegnemen van nationale afhankelijkheden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Telecomraad van 9 oktober 2025. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Zij lezen in de brief van het kabinet dat er geen «one size fits all»-oplossing is voor online leeftijdsverificatie. De leden van de NSC-fractie vragen
het kabinet om toe te lichten waarom dat het geval is. Waarom zouden wiskundig en
cryptografisch bewezen effectieve privacybevorderende technologieën, zoals zero knowledge
proofs, hierin tekortschieten? En kan het kabinet hiervoor een wetenschappelijke of
technische bron aanhalen? Daarnaast vragen deze leden welke lessen het kabinet verwacht
te trekken uit het lopende TNO-onderzoek naar het Europese prototype voor een leeftijdsverificatie-app.
Hoe worden deze lessen ingebracht in de Brusselse inzet? En wanneer worden de uitkomsten
van dit onderzoek gedeeld met de Kamer?
Deze leden hebben ook met veel belangstelling kennisgenomen van het voornemen van
de Raad om 15 jaar als minimumleeftijd te hanteren voor socialemediagebruik binnen
de EU. Zij vragen of het kabinet dit voorstel steunt en welke overwegingen daarbij
een rol spelen. De leden van de NSC-fractie vragen daarnaast hoe het kabinet wil inzetten
op het voorkomen dat de EU afhankelijk wordt van commerciële leeftijdsverificatieproviders.
Op welke wijze draagt Nederland bij aan de ontwikkeling van een publiek gecontroleerd
en toegankelijk alternatief?
Tevens vragen deze leden of het kabinet het aannemelijk acht dat de Europese eID-wallet
gratis en vrijwillig blijft voor burgers, ook op de langere termijn. Welke alternatieve
betrouwbare verificatiemethoden moeten volgens het kabinet beschikbaar zijn voor mensen
die de eID-wallet niet willen of kunnen gebruiken, gezien de maatschappelijke gevoeligheid
die bestaat omtrent deze identificatiemethode?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Europese Commissie onderzoekt of overheden
voor strategische toepassingen alleen nog cloudoplossingen mogen gebruiken van aanbieders
die volledig binnen de EU opereren en onder EU-wetgeving vallen. Nederland pleit daarbij
voor een evenwichtige benadering, waarin zowel veiligheid als keuzevrijheid en samenwerking
geborgd blijven. Deze leden steunen de inzet van de Europese Commissie van harte en
vragen het kabinet of zij de opvatting delen dat, alle bezwaren over keuzevrijheid
onverlet, de stip aan de horizon moet zijn dat Nederland uiteindelijk louter autonome
cloudoplossingen gebruikt voor strategische toepassingen, in lijn met onder andere
de motie van de leden Bruyning en Thijssen (Kamerstuk 36 574, nr. 13)?
Daarnaast is eerder dit jaar binnen de EU gesproken over het verplicht stellen van
certificering voor bepaalde digitale diensten, zoals netwerkbewaking voor overheden.
Ook werd overwogen om certificering als voorwaarde te stellen voor toegang tot EU-subsidies
of aanbestedingen. Deze leden vragen of er recente aanwijzingen zijn dat de Commissie
deze verplichting daadwerkelijk wil doorvoeren. Hoe voorkomt Nederland dat het wordt
verrast door strengere EU-eisen die nu nog in voorbereiding zijn?
Ook vragen zij hoe het kabinet het risico inschat dat Nederlandse bedrijven op achterstand
komen als andere lidstaten proactiever anticiperen op mogelijke certificeringseisen.
En hoe zorgt het kabinet ervoor dat ook kleinere bedrijven kunnen blijven meedoen
als certificering breder wordt verplicht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Telecomraad van 9 oktober en hebben behoefte aan het stellen van enkele
vragen.
Deelt het kabinet de opvatting dat bescherming van jongeren niet beperkt zou moeten
zijn tot sociale media, maar alle digitale diensten, apps en schermen zou moeten omvatten
die door jongeren gebruikt worden, waaronder gaming, videodeling en andere platforms?
Is het kabinet bereid zich in Europees verband in te zetten voor een brede reikwijdte
van regelgeving, inclusief centrale leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring
voor alle digitale diensten die jongeren gebruiken?
Erkent het kabinet dat bescherming van jongeren online niet alleen gaat over sociale
interactieplatforms, maar breder moet worden opgezet om jongeren gezond, veilig en
in balans te laten opgroeien, zo vragen de leden van de SGP-fractie? Hoe gaat het
kabinet dit uitgangspunt concreet inbrengen in de Europese discussie?
Deelt het kabinet de opvatting dat effectieve en privacyvriendelijke leeftijdsverificatie
op centraal niveau (bijvoorbeeld op het niveau van het besturingssysteem of de appstore)
de basis vormt voor leeftijdsgeschikte online ervaringen? Hoe gaat het kabinet zich
inzetten om dit in Europees verband te realiseren en daarbij ook nationale initiatieven
zoals een rode knop of richtlijnen voor gezond schermgebruik te verbinden met leeftijdsverificatie?
Hoe borgt het kabinet dat ouders of verzorgers daadwerkelijk het laatste woord krijgen
over welke digitale diensten zij geschikt achten voor hun tieners, zo vragen deze
leden? Is het kabinet bereid zich in te zetten voor regelgeving die ouders nadrukkelijk
ondersteunt en faciliteert in het nemen van beslissingen passend bij hun gezinssituatie?
Op welke manier gaat het kabinet er in Brussel voor pleiten dat regels om jongeren
online te beschermen helder, uniform en Europees geharmoniseerd worden, zodat dubbele
regelgeving wordt voorkomen en handhaving effectief en werkbaar blijft?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de CU-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
stukken voor de Telecomraad van 9 oktober 2025.
Deze leden zijn verheugd dat leeftijdsverificatie en bescherming van minderjarigen
online gaat worden besproken bij de informele Telecomraad. Zij wijzen erop dat het
een uitgesproken wens is van de Tweede Kamer dat vereisten voor leeftijdsverificatie
wettelijk worden geborgd (Kamerstuk 26 643, nr. 1163) en specifiek dat privacyvriendelijke en betrouwbare leeftijdsverificatie voor online
gokken en pornografische content wettelijk wordt geborgd (Kamerstuk 36 531, nr. 20). De leden van de CU-fractie vragen naar de voortgang van de uitvoering van de genoemde
moties en de bevestiging dat het kabinet bezig is met nationale wetgeving.
Deze leden wijzen ook op de voorstellen die de leden samen met de leden van de NSC-fractie
hebben gedaan in de initiatiefnota «De rode knop» (Kamerstuk 36 719, nr. 2), waaronder om in samenwerking met stakeholders te onderzoeken welke cryptografische
technologieën en implementatiemethodes het meest geschikt zijn voor betrouwbare en
privacyvriendelijke leeftijdsverificatie en tot een concreet proof of concept te komen én om een interdepartementale taskforce aan te stellen, bestaande uit ambtenaren
van alle verantwoordelijke ministeries, om het beleid en de implementatie van online
leeftijdsverificatie integraal aan te vliegen. Kan de bewindspersoon op beide voorstellen
reageren? Is hij bereid om deze voorstellen uit te voeren? Zo nee, waarom niet? In
het verlengde hiervan vragen zij wanner ze een kabinetsreactie op de gehele initiatiefnota
kunnen verwachten.
Voor voorbeelden van betrouwbare, wettelijke leeftijdsverificatie kijken de leden
van de CU-fractie naar diverse buitenlandse voorbeelden, zowel binnen de Unie als
ook naar het Verenigd Koninkrijk, voor hoe leeftijdsverificatie kan worden toegepast.
Kan de bewindspersoon per land waar wettelijk verplichte leeftijdsverificatie al geldt
of waar een dergelijk wetstraject gaande is kort uiteenzetten hoe de leeftijdsverificatie
wordt geregeld en hoe fundamentele rechten zoals privacy en dataveiligheid daar worden
geborgd. Naar welk land of welke landen kijkt de bewindspersoon als voorbeeld?
Deze leden vragen voorts naar een tijdlijn voor de wettelijke verankering van leeftijdsverificatie
in Nederland, zeker als het gaat om online gokken en pornografische content. Wanneer
kunnen deze leden erop rekenen dat een wetsvoorstel in internetconsultatie gaat? Zij
merken ook op dat leeftijdsverificatie niet alleen noodzakelijk is voor sociale media
en websites met online gokken of pornografische content. Hoe ziet de bewindspersoon
dit? Zou de bescherming online voor minderjarigen niet voor alle apps en digitale
diensten moeten zijn waar deze groep gebruik van maakt? Dan denken deze leden bijvoorbeeld
ook aan gamen.
De leden van de CU-fractie wijzen ook op een andere aangenomen motie (Kamerstuk 26 643, nr. 1299) die vraagt om uniformering en handhaving van leeftijdsgrenzen voor sociale media.
Op welke manier is de bewindspersoon van plan deze motie uit te voeren? Welk standpunt
draagt het kabinet, in lijn met deze motie, uit op de komende Telecomraad?
Deze leden wijzen de bewindspersoon ook op de aangenomen motie over verkennen op welke
manier het recht op gegevensverwijdering zo toegankelijk mogelijk kan worden gemaakt
(Kamerstuk 36 600 VII, nr. 60). Zij kunnen zich voorstellen dat, naast nationale inzet, ook Europese inzet op dit
punt wenselijk is. Is de bewindspersoon bereid ook op Europees niveau in te zetten
voor het toegankelijker maken van gegevensverwijdering? Zo nee, waarom niet?
II Antwoord/reactie van de bewindspersoon
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.