Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 22 september 2025, over Initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over dakloosheid
36 614 Initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over dakloosheid
Nr. 12
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 13 oktober 2025
De vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de vaste commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 22 september 2025 overleg gevoerd
met mevrouw Pouw-Verweij, Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, over:
– de initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over dakloosheid (Kamerstuk
36 614);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 16 december
2024 inzake aanpak dakloosheid (Kamerstuk 29 325, nr. 170).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Postma
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, De Vos
Voorzitter: Postma
Griffier: De Vos
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bruyning, Dobbe, Grinwis,
De Hoop, Postma, Richardson, Vijlbrief, Westerveld en Wijen-Nass,
en mevrouw Pouw-Verweij, Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg.
Aanvang 11.01 uur.
De voorzitter:
Een hele goede morgen. Hierbij open ik de vergadering van maandag 22 september. Dit
is een notaoverleg over de initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over
dakloosheid. Het is altijd een heel mooi, speciaal moment als Kamerleden en hun medewerkers
de tijd hebben genomen om een initiatiefnota neer te leggen. Het is fijn dat de andere
Kamerleden er zijn om deze te bespreken. Ik wil nog even specifiek twee mensen noemen,
want tijdens het schrijven van zo'n initiatiefnota worden de Kamerleden altijd ondersteund
door medewerkers. Wij weten stiekem allemaal dat die ontzettend hard hieraan werken.
Dus een bijzonder welkom aan Maurits Hondmann, beleidsmedewerker bij de SP, en Yorinde
Vijverberg, beleidsmedewerker bij GroenLinks-PvdA. Vandaag zit hier namens het kabinet
de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, mevrouw Pouw-Verweij. Ook
van harte welkom. Zij zal de Kamer adviseren vanuit haar rol.
We beginnen straks met de eerste termijn van de Kamer. Ik wil voorstellen om vijf
minuten spreektijd te doen per fractie en vier interrupties op elkaar, met uw goedvinden.
Na de eerste termijn zullen wij kort schorsen, zodat de initiatiefnemers en de Staatssecretaris
zich voor kunnen bereiden op de beantwoording van de vragen die gesteld zijn. In de
tweede termijn is het mogelijk voor de Kamer om moties in te dienen. Van harte welkom
aan het lid De Hoop van GroenLinks-PvdA, mevrouw Dobbe van de SP, de heer Vijlbrief
van D66, de heer Grinwis van de ChristenUnie en mevrouw Richardson van de VVD. Ik
begreep dat mevrouw Wijen-Nass onderweg is, maar wat problemen heeft met het ov. Zij
zal spoedig aansluiten. Mevrouw Bruyning heeft dezelfde uitdaging.
Voordat we beginnen wil ik het woord geven aan de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik ben natuurlijk blij dat de Staatssecretaris
er is, maar er zouden oorspronkelijk twee bewindspersonen bij dit debat zijn, omdat
dakloosheid natuurlijk vooral een woonprobleem is en de Minister van Volkshuisvesting
hier verantwoordelijk voor is. Zij is niet bij dit debat. Ik vind dat behoorlijk stuitend
en eigenlijk ook onacceptabel, want het is zo'n groot woonprobleem. Er zijn ook twee
initiatiefnemers die de moeite hebben genomen om daar een nota over te schrijven.
Als je als Minister van Volkshuisvesting hier niet bij bent, heeft mijn fractie daar
hele grote bezwaren tegen. Het is ook de tweede keer dat zij er niet is bij zo'n debat.
Dat punt wil ik wel gemaakt hebben.
De voorzitter:
Waarvan akte. De heer Grinwis en mevrouw Dobbe willen ook reageren. De heer Grinwis
was eerst.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik sluit me van harte aan bij de woorden van collega De Hoop. Ik vind
het eigenlijk schaamteloos. Dakloosheid is primair een volkshuisvestingsprobleem.
Daar hoort de Minister van Volkshuisvesting bij aanwezig te zijn. Ik heb alle vertrouwen
in deze Staatssecretaris, mevrouw Pouw-Verweij, die ik van harte welkom heet en veel
succes wens, en het kabinet hoort met één mond te spreken. Dat is allemaal waar, en
ik hoop dat het ook gebeurt, maar dit vind ik echt best wel schaamteloos. Het woord
«dakloosheid» komt niet in haar begroting voor, ze komt hier niet opdraven, en ondertussen
groeit de dakloosheid. Ik vind dat deze Minister van VRO, die afwezig is, zich dat
mag aantrekken.
De voorzitter:
Dan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik dacht: ik wacht het nog even af, want tegenwoordig weet je soms helemaal niet meer
met welke bewindspersonen je zit en waar ze precies verantwoordelijk voor zijn. Maar
ik begrijp dat hier toch inderdaad de belangrijkste bewindspersoon mist. Ik vind dat
heel erg kwalijk en inderdaad schaamteloos – daar wil ik me toch wel bij aansluiten
– want dit gaat over dakloosheid, dit gaat over huizen, dit gaat over wonen. Met alle
respect, het gaat ook over zorg, maar niet voornamelijk over zorg. Het is voornamelijk
een woningprobleem. Misschien kunnen we nog een beroep op haar doen dat ze wel komt.
De voorzitter:
Dan de heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Ik sluit me ook aan bij de woorden van de collega's. Het is wel een heel
lelijk beeld dat de Minister wel tijd heeft om op zaterdagavond in een talkshow te
zitten, maar hier niet op maandag voor een notaoverleg verschijnt. Ik vind dat echt
geen pas geven. Dat kan echt niet. Het woord «dakloosheid» zegt het al een beetje:
dak en wonen hebben wel iets met elkaar te maken. Ik vind het geen pas geven.
De voorzitter:
Dan mevrouw Richardson.
Mevrouw Richardson (VVD):
Ik sluit me er wel bij aan dat ik het fijner had gevonden als bij dit overleg de Minister
aanwezig was geweest.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we dit stevige signaal doorgeleiden aan de Minister, maar ik stel
ook voor dat we wel doorgaan met de behandeling van deze initiatiefnota. We vinden
het ook zeer fijn dat de Staatssecretaris hier wel is. Maar ik zal dit signaal echt
doorgeleiden. Mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik doe toch het verzoek om haar te laten komen. Wellicht is zij in huis of in de buurt.
Dan kan ze in ieder geval wel komen of desnoods later aanschuiven. Laten we haar in
ieder geval wel verzoeken om nog te komen.
De voorzitter:
Dat kunnen we zeker doen. Dat gaan we dan bij dezen doen. Ik stel wel voor dat wij
alvast beginnen met onze termijn. De Staatssecretaris wenst ook nog even het woord.
De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Ik wil natuurlijk niets afdoen aan de woorden van de Kamer.
Tegelijkertijd zit ik hier als coördinerend bewindspersoon van het Nationaal Actieplan
Dakloosheid. In die rol voer ik dus veel overleg met de andere betrokken ministeries,
ook met Minister Keijzer. Ik heb de nota die hier voorligt uitgebreid voorbesproken.
Natuurlijk is zij daar nadrukkelijk bij betrokken. Ze onderschrijft de problemen en
vindt dit ook heel belangrijk. Tegelijkertijd moesten we goed kijken naar de bezetting
hier vandaag, gezien alle drukte in de aanloop naar het verkiezingsreces. Deze nota
is natuurlijk heel breed. Er zitten ook veel dingen in die zich meer richten op sociale
zaken, werkgelegenheid of rechtsbescherming. Er komen heel erg veel dingen in terug.
Wij hebben daarom een afweging gemaakt en besloten dat ik hier vandaag vanuit mijn
rol als coördinerend bewindspersoon aanwezig zou zijn. Maar uw bezwaren zal ik uiteraard
aan haar doorgeven.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil het hier even bij laten. Zoals gezegd zal ik het signaal dat de
Kamer heeft gegeven, doorgeven. Ik zal ook vragen of een bericht naar haar toe kan
gaan waarin haar wordt gevraagd hier alsnog aan te sluiten.
Nu zou ik graag willen starten met de eerste termijn, zodat de initiatiefnemers straks
ruim de tijd hebben om de antwoorden voor te bereiden. Ik geef graag het woord aan
de heer De Hoop, die namens GroenLinks-PvdA zal spreken.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik natuurlijk de initiatiefnemers en hun medewerkers
bedanken voor de nota die hier voorligt: meneer Maurits Hondmann en mevrouw Yorinde
Vijverberg, die hierin als medewerkers heel veel tijd en energie hebben gestoken,
mijn fractiegenote Lisa Westerveld, en natuurlijk mevrouw Beckerman, die als eerste
in 2019 het woord «wooncrisis» in deze Kamer in haar mond nam. Als nou iets een uitschot
is van die wooncrisis, dan is het wel dakloosheid. Het verbaast mij dus niet dat juist
zij en mijn collega Westerveld het initiatief tot deze nota genomen hebben.
Voorzitter. Het onderwerp dakloosheid krijgt veel te weinig aandacht, terwijl de problemen
steeds groter worden. Vorige week nog kwam dakloosheid voorbij in een rapport van
Defence for Children over huisuitzettingen van ouders met minderjarige kinderen. De
week ervoor luidde de kinderombudsman van Amsterdam nog de noodklok, omdat steeds
meer kinderen opgroeien zonder een stabiel en veilig huis. Dat is in strijd met kinderrechten
en ongelofelijk voor een rijk land als Nederland. Kan de Staatssecretaris op beide
recente berichten reageren?
Voorzitter. Van de dakloze jongeren heeft zo'n 60% een verleden in de jeugdzorg. Het
blijft een probleem dat jongeren die 18 worden van hun hulpverleners worden gescheiden
en soms zelfs hun woonplek kwijtraken, puur omdat ze door hun leeftijd onder een andere
wet vallen. De indieners verwijzen in hun nota naar een initiatiefwet waaraan wordt
gewerkt om dit probleem op te lossen. Kunnen zij ons hier meer over vertellen? De
Staatssecretaris schrijft in de kabinetsreactie dat gemeenten al veel zouden kunnen
op dit vlak. Maar toch gebeurt er nog onvoldoende. Waarom is dat zo en hoe kan dat
worden voorkomen en verbeterd, vraag ik de Staatssecretaris.
Voorzitter. Vaak lopen de meest kwetsbare mensen het risico om dakloos te worden.
Dat geldt ook voor mensen die in een zorginstelling wonen. Als het contract met de
zorgaanbieders niet wordt verlengd, moeten deze mensen ook hun vertrouwde woonomgeving
verlaten. Voor mensen met een beperking of ouderen kan dat een enorme klap zijn. De
Staatssecretaris schrijft dat zij geen signalen heeft dat onzorgvuldig wordt omgegaan
met de bewoners van dit soort instellingen. Dat bevreemdt mij, want de indieners krijgen
die signalen kennelijk wel. Kunnen de indieners hierop ingaan? Kan de Staatssecretaris
uitleggen hoe het kan dat zij die signalen niet heeft gekregen? Wat vindt zij er überhaupt
van dat ouderen en mensen met een beperking tegen hun zin moeten verhuizen en in onzekerheid
terechtkomen?
Voorzitter. Het kan iedereen overkomen: een verpleegkundige die na de renovatie de
huur niet meer kan betalen of een politieman die op straat komt te staan na een scheiding
of de starter die uit zijn studentenhuis moet. Steeds vaker staat de zekerheid van
een eigen woning, een thuis, onder druk. Gelukkig kunnen mensen vaak nog terecht bij
familie of vrienden, maar helaas zijn er ook veel te veel mensen die niet bij iemand
terechtkunnen. Zij belanden dan op straat. Om dat te voorkomen moet er in de eerste
plaats natuurlijk worden gebouwd. Het kabinet heeft de mond vol van zijn bouwambities,
maar we zien echt nog te weinig resultaat. De bouw blijft stokken.
Tegelijkertijd lijkt het kabinet er wel alles aan te doen om wonen weer duurder te
maken: de Wet betaalbare huur moet worden ingeperkt en vaste contracten moeten worden
beperkt. En de Minister van VRO lijkt de nota niet te hebben gelezen, want de initiatiefnemers
stellen terecht dat deze flexibiliseringen zorgen voor meer dakloosheid. Het kabinet
zorgt daarmee met zijn beleid voor meer in plaats van minder dakloosheid. Dat kan
toch niet de bedoeling zijn? Hoe zien de initiatiefnemers de gevolgen van het door
Minister Keijzer voorgestelde beleid voor de Wet betaalbare huur en de vaste contracten?
Welke effecten van deze flexibilisering verwacht de Staatssecretaris op de dakloosheidscijfers?
Heeft zij haar zorgen ook geuit aan de Minister?
Zolang er een woningtekort is, moeten we er met slimme maatregelen voor zorgen dat
de huidige woningvoorraad goed wordt benut. De initiatiefnemers doen daarvoor goede
voorstellen, bijvoorbeeld door malafide uitzendbureaus hard aan te pakken, door huisvesting
een bindende voorwaarde te maken wanneer een werkgever een arbeidsmigrant aanstelt
en door het bijbouwen van extra sociale huurwoningen. Hoe zien de initiatiefnemers
de regels in de Wet regie op de volkshuisvesting in dat licht? Is de regionale verplichting
tot 30% sociaal in hun ogen genoeg? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de geplande
bouw van sociale huurwoningen in het licht van het tegengaan van dakloosheid?
Ook een afdwingbare verdeling van aandachtsgroepen voor iedere gemeente kan ervoor
zorgen dat gemeenten meer verantwoordelijkheid gaan voelen voor het tegengaan van
dakloosheid. Het is onacceptabel dat problemen steeds maar met gemak over een grens
worden geschoven. Kan de Staatssecretaris verklaren waarom deze verantwoordelijkheid
door gemeenten nu niet altijd gevoeld wordt? Wat doet ze om gemeenten hiertoe te bewegen?
Voorzitter. Ik zou tot slot wederom willen afsluiten met het feit dat we in een enorme
wooncrisis zitten. Die raakt ons allemaal. We kennen allemaal mensen die niet aan
hun woning kunnen komen en neefjes, nichtjes, ooms en tantes die uit huis raken. Maar
het grootste uitschot blijft dakloosheid. Het kabinet heeft een tijdje geleden de
ambitie uitgesproken om dakloosheid te doen verdwijnen. Het is stuitend dat die is
toegenomen. Ik ben blij dat deze initiatiefnemers echt een aanzet hebben gedaan om
die problemen aan te pakken. Ik hoop dat het kabinet dat zeer ter harte neemt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn geen interrupties, dus ik wil graag doorgaan met de inbreng van
mevrouw Dobbe namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. In heel Nederland wonen kinderen in auto's of garageboxen. Het aantal
dakloze vrouwen en kinderen blijkt veel groter dan gedacht. Een derde van de dak-
en thuislozen is vrouw en een derde daarvan heeft kinderen. Kinderen die moeten slapen
in auto's of garageboxen: in een beschaafd land als Nederland vind ik dat ongelofelijk.
Dus dank je wel aan de initiatiefnemers dat ze dit belangrijke onderwerp, dat heel
veel levens en de samenleving raakt, zo op de agenda zetten. Dank dus aan mevrouw
Beckerman, mevrouw Westerveld, mevrouw Vijverberg en meneer Hondmann.
Naar schatting 100.000 mensen in Nederland zijn dakloos of dreigen dakloos te worden.
Dit aantal groeit. Het daalt niet; het betreft dus steeds meer mensen. Dit is het
gevolg van gefaalde politieke keuzes: van de keuze om minder sociale huisvesting te
hebben en die voor minder mensen toegankelijk te maken, van de flexibilisering van
werk en bezuinigingen op de zorg, van regels die mensen dakloosheid induwen en die
het moeilijker maken om daar weer uit te komen, van de markt en winsten boven het
publieke belang. Nu zitten mensen in de samenleving diep in de problemen. Het doel
om dakloosheid in 2030 uit te bannen, raakt uit zicht door een gebrek aan politieke
daadkracht.
De SP doet daarom een aantal voorstellen om de concrete stappen te zetten die nodig
zijn om dit doel wél te halen. De meest voor de hand liggende maatregel zijn het doeltreffendst.
Er moeten simpelweg meer betaalbare woningen komen. Deze moeten naar dakloze mensen
gaan of naar mensen die anders dakloos worden. Niet alleen komen er te weinig nieuwe
woningen bij, er wordt nog steeds sociale huisvesting gesloopt, geliberaliseerd en
verkocht. Er worden tot 2030 90.000 sociale huurwoningen verkocht en bijna 108.000
woningen gesloopt. Waarom? Stop hiermee. Er staan nu 190.000 woningen en 16 miljoen
vierkante meter aan kantoren en andere ruimtes leeg. 16 miljoen vierkante meter! Daar
begint de aanpak van dakloosheid en de woningnood. De snelste manier om het aantal
woningen uit te breiden, is de inzet van bestaande leegstaande gebouwen. Het moet
toch lukken een plan te maken om daar als eerste 10.000 woningen in te realiseren?
Wat vinden de initiatiefnemers daarvan? Is de Staatssecretaris bereid dit te doen?
Ook moeten we af van het creëren van situaties waarin mensen de dakloosheid in worden
geduwd, bijvoorbeeld door huisuitzetting of het verlaten van de zorg. Wie dakloos
raakt, komt in een moeras van regels terecht. Sommige mensen krijgen geen toegang
tot voorzieningen, omdat de situatie nog niet schrijnend genoeg is. Dat zijn bizarre
en kortzichtige manieren om met mensen om te gaan. Anderen proberen hun leven weer
op de rails te krijgen, maar moeten maanden wachten op een briefadres en zitten al
die tijd zonder uitkering of zonder zorgverzekering. Ondertussen stijgen de schulden
en wordt zorg gemeden.
Als mensen dan wel bij iemand terechtkunnen, krijgen ze een boete voor samenwonen
door de kostendelersnorm, of een kind moet noodgedwongen het huis uit, ook als er
geen woonruimte is. Mantelzorgers komen in de knel. We kennen allemaal de verhalen.
Is de Staatssecretaris bereid om te regelen dat iedereen binnen drie dagen een briefadres
kan krijgen en om de kostendelersnorm eindelijk af te schaffen, zoals ook de indieners
vragen? Wat bedoelt dit kabinet er in vredesnaam met de uitspraak dat het afschaffen
van de kostendelersnorm het draagvlak voor het sociaal vangnet zou ondergraven? Ik
snap oprecht niet wat hier staat, want door die norm komen juist meer mensen in dat
sociaal vangnet terecht.
Er is meer nodig om dakloosheid uit te bannen. De voorstellen uit de initiatiefnota
kosten minder dan het laten voortbestaan van dakloosheid kost. Is de Staatssecretaris
het in ieder geval daarmee eens? Huizen bouwen gaat nog jaren duren, terwijl het afschaffen
van de kostendelersnorm, het aanpakken van leegstand en zorgen dat mensen niet nog
verder in de knel komen omdat ze geen briefadres hebben, simpele en snel uitvoerbare
maatregelen zijn die vrijwel direct effect zullen hebben.
Nog één vraag aan de indieners: zou het ook niet helpen als er meer zorgbuurthuizen
komen? Dan is er meer ruimte voor ouderen om in de eigen buurt oud te worden en komen
er ook huizen vrij. Laten we nú andere keuzes maken, keuzes die niet kunnen wachten.
Ik zie uit naar de beantwoording en ik zie er eigenlijk ook naar uit om de Minister
van Wonen, die gaat over daken voor daklozen, hier alsnog te mogen verwelkomen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen verdere interrupties. Dan wil ik graag het woord geven aan
de heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Veel dank aan mevrouw Beckerman en mevrouw Westerveld voor het opstellen van deze
initiatiefnota over dit enorme probleem. We hebben veel over wonen gesproken het afgelopen
halfjaar. Ik was het meest onder de indruk van mensen die vertelden dat ze dakloos
waren. Je denkt namelijk vaak dat er iets heel bijzonders aan de hand is met die mensen,
maar het bleken gewoon mensen met banen te zijn, die op een of andere manier ergens
tussen de wielen waren gekomen. Steeds meer mensen ervaren strubbelingen wanneer het
gaat om geschikte huisvesting.
Juist voor mensen die dreigen op straat te belanden, is huisvesting vaak letterlijk
van levensbelang. Daarom onderschrijven wij ten zeerste het doel van deze nota: snel
en effectief een goed huis regelen voor mensen die geen minuut langer kunnen wachten.
Vorige week, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, hebben wij zelf een voorstel
gedaan om de woningmarkt verder te helpen: schaf de kostendelersnorm af en ga woningbouwtrajecten
aanjagen. Beide staan ook weer in deze initiatiefnota.
We betreuren het dat onze motie van vorige week, ingediend samen met de ChristenUnie
en NSC, het op enkele zetels na niet heeft gered. Wij zullen blijven volharden in
het afschaffen van de kostendelersnorm, zodat mensen met een bijstandsuitkering geen
geld kwijtraken als ze gaan samenwonen. Zo houden ze geld over voor de rest van hun
leven.
We hebben sowieso doorbraken nodig voor radicaal meer woonruimte. U weet het: wij
pleiten voor tien nieuwe steden en een noodwoonwet, en om veel meer huizen te bouwen
en de woningmarkt open te breken. Dat is en blijft toch de belangrijkste oplossing
voor de woningnood. Maar zolang wij te weinig bouwen, blijven er mensen die dak- en
thuisloos zijn en die we onder suboptimale omstandigheden moeten helpen. Mensen die
op straat wonen, leven vaak ook in de anonimiteit. Logisch ook, want veel mensen schamen
zich hiervoor. Helaas is het daardoor lastig om effectieve maatregelen te treffen
voor mensen die hulp goed kunnen gebruiken.
Een ontzettend voor de hand liggende maatregel is ook wel «housing first» genoemd:
zorg gewoon eerst voor een huis, dan komt de rest. Toch heeft het kabinet geweigerd
om urgentie te geven aan mensen volgens de zogenaamde ETHOS- of ETHOS Light-definitie.
Hoe erg moet het zijn, vraag ik aan het kabinet, voordat het kabinet toegeeft en mensen
die op straat leven aan een woning gaat helpen? Verder lezen we in de initiatiefnota
onder punt 3 dat de indieners willen dat het recht op huisvesting afdwingbaar wordt.
Zouden zij nader in kunnen gaan op welke precieze effecten ze zich daarbij voorstellen?
Voorzitter. In de kabinetsreactie zien we de ambitie om 100.000 nieuwe woningen te
bouwen, waarvan 30% sociale huur betreft. Die ambitie wordt niet gehaald. Het kabinet
weigert te kiezen voor de dingen die echt nodig zijn. Als deze ambitie niet wordt
gehaald, dan is er ook geen oplossing voor mensen zonder huis, niet vandaag en ook
niet in 2030, als dakloosheid volgens het kabinet opgelost zou moeten zijn. De vraag
aan het kabinet is dan ook: wat gaat het kabinet extra doen voor deze mensen zolang
er geen 100.000 woningen per jaar worden gebouwd? Wat gaat het kabinet nu concreet
doen zodat al het abstracte beleid uit de kabinetsreactie niet blijft steken in goede
bedoelingen?
Voorzitter, ten slotte. D66 steunt het plan om de rechtsbescherming te verbeteren
voor mensen die op straat dreigen te worden gezet. Het recht aan je zijde hebben betekent
niet automatisch dat je ook je recht krijgt. Er is een groot tekort aan gespecialiseerde
juridische ondersteuning voor deze groep, terwijl die cruciaal is om huisuitzettingen
te voorkomen. De huidige cliëntondersteuning vanuit de Wmo 2015 biedt onvoldoende
juridische hulp. Hoe kijkt het kabinet naar het voorstel om in elke gemeente verplichte,
laagdrempelige en onafhankelijke sociaal-juridische dienstverlening te bieden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel voor de inbreng. Ik vroeg me het volgende af. Ik noemde net in mijn eigen
betoog die 16 miljoen vierkante meter leegstaande kantoorruimte, of in ieder geval
ruimte. Daar kun je heel snel woningen in creëren. Zouden we niet moeten beginnen
met zo snel als mogelijk 10.000 nieuwe woningen in die leegstand creëren? Wat vindt
D66 daarvan?
De heer Vijlbrief (D66):
Ik ben het ermee eens dat dat een hele goede optie is. Ik wil daar twee reacties op
geven. Eén. Er zijn ondernemingen die zich hebben gespecialiseerd in het heel snel
en heel efficiënt ombouwen van leegstaande kantoorpanden naar woningen. Ik zeg nadrukkelijk
«ondernemingen»; het zijn gewoon bedrijven die dat doen. Dus zeg ik ja. Twee. De vraag
is natuurlijk hoe je dat bereikt. Een van de maatregelen die wij in ons programma
hebben staan – ik denk andere partijen ook; ik vermoed ook de Socialistische Partij,
maar ik weet het niet – is het invoeren van een leegstandsheffing om te voorkomen
dat dat leegstaan gratis is. Ik ben het dus eens met het doel, maar we moeten wel
praten over de middelen om dat te bereiken.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wij denken inderdaad dat het heel goed is om een leegstandsheffing in te voeren. Tegelijkertijd
moet je daar ook weer een doel aan verbinden: wat wil je vervolgens bereiken? Gezien
de enorme urgentie van deze wooncrisis is het ook goed om daar doelen aan te stellen.
Zorg in ieder geval voor 10.000 woningen. Dat moet makkelijk kunnen met de ruimte
die nu leegstaat. Ziet D66 het ook zitten om zo'n doel samen hier vast te stellen?
De heer Vijlbrief (D66):
Ik ben het daarmee eens. Ik weet niet welk middel we daarvoor moeten kiezen of wat
het beste middel is, maar ik ben het ermee eens dat het verstandig is om daar een
doel aan te verbinden om ervoor te zorgen dat je weet waar je naartoe werkt. Ja, ik
ben dat eens met mevrouw Dobbe.
De voorzitter:
Dan zijn we hierbij gekomen aan het einde van de termijn van de heer Vijlbrief. Ik
wil graag de heer Grinwis het woord geven namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst complimenten aan mijn collega's Beckerman en Westerveld
en hun medewerkers, omdat zij de handschoen hebben opgepakt om het mensonterende probleem
dakloosheid eens grondig aan te pakken met een initiatiefnota.
Een baby die in een auto woont, een gezin dat in een garagebox leeft, kinderen die
in trappenhuizen van flats opgroeien: een slechtere start van je leven is niet voor
te stellen. Het heeft verwoestende gevolgen: slechte schoolresultaten, gezondheidsklachten,
verslaving en zelfs criminaliteit liggen op de loer. De ChristenUnie vindt het onbestaanbaar
dat in een rijk en welvarend land als Nederland mensen in de openlucht moeten slapen.
Dat kinderen zonder veilig thuis opgroeien, kan en mag niet. Dat is een schandaal.
Daar willen we een eind aan maken, evenals de initiatiefnemers.
Omdat het bij dakloosheid primair om een volkshuisvestingprobleem gaat, was het natuurlijk
wel zo logisch, netjes en noodzakelijk geweest als de Minister van VRO hier aanwezig
was geweest. Daar heb ik al het nodige over gezegd, maar ik ben er extra klaar mee
omdat ik ook tegenwerking zie van Minister Keijzer om mijn aangenomen amendement om
dakloze kinderen urgentie te geven bij huisvesting, netjes door te voeren en uit te
voeren. Dat maakt het wel extra pijnlijk dat de Minister ook vandaag afwezig is. Misschien
kan de Staatssecretaris bevestigen dat het amendement van collega Ceder, collega Welzijn
en mij om dakloze gezinnen met kinderen voorrang te geven en voor hen die urgentiemogelijkheid
te creëren, netjes in de geest van het amendement wordt uitgevoerd, in lijn met de
ETHOS-telling en zonder dat het met allemaal beperkingen wordt omgeven. Ik ben er
niet helemaal gerust op, dus misschien kan de Staatssecretaris dat bevestigen.
Voorzitter. Illegale huisuitzettingen zijn een van de oorzaken van kinderdakloosheid.
Die zijn verboden, maar het gebeurt aan de lopende band, ook bij gezinnen en kinderen.
Ouders weten vaak helemaal niet dat we in Nederland huurbescherming hebben. Vaak is
sprake van intimidatie of zelfs geweld om gezinnen uit hun huis te zetten. Hoe hardvochtig
moet je zijn als je kinderen op straat laat slapen? Hier moet een eind aan komen,
helemaal als er kinderen in het spel zijn. Het is niet alleen en schande, maar ook
in strijd met het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. Erkent de
Staatssecretaris dat? Wat gaat ze hieraan doen? Wat mij betreft verbieden we huisuitzettingen,
ook de nu nog legale, als er kinderdakloosheid dreigt en komen we met een stevige
aanpak tegen illegale huisuitzettingen, met name als er kinderen bij betrokken zijn.
Gezinnen kennen vaak hun rechten niet, zijn de taal niet machtig of worden geïntimideerd.
Is het niet wenselijk om in de Wmo een sociaal-juridisch adviseur op te nemen, net
zoals er nu een onafhankelijke cliëntondersteuner bestaat?
Voorzitter. Dit punt is volledig in lijn met de aanbevelingen die de collega's Beckerman
en Westerveld doen. Ze hebben groot gelijk dat ze in de pen zijn geklommen, want ondanks
de wens om in 2030 dakloosheid uit te bannen, neemt de dakloosheid alleen maar toe
en wil de Minister van Volkshuisvesting haar vingers er nog steeds niet aan branden.
In haar begroting komt dakloosheid niet eens voor. Dat zei ik net al. Inhoudelijk
deelt de ChristenUnie veel van de voorstellen, maar het zijn met name preventieve
maatregelen. Erkennen de indieners dat ook? Durven zij te stellen dat er met uitvoering
van deze maatregelen in 2030 geen dakloosheid meer is?
Het is daarnaast een wel heel erg op de overheid gericht stuk. Een oproep aan mijn
collega's: waarom zijn de kerken, de diaconieën en de buurtverenigingen niet te bekennen
in hun nota, terwijl juist zij zo veel doen voor daklozen? Ik noem maar Tot Heil des
Volks in Amsterdam en het Leger des Heils in het hele land. We kunnen de dakloosheid
toch niet bestrijden zonder deze helden van de straat?
Voorzitter. Dit voorjaar stemde de Kamer in met ons voorstel om dakloze gezinnen met
kinderen met urgentie onderdak te bieden. Dat is een mijlpaal. Ik heb daar net al
vragen over gesteld aan de Staatssecretaris, maar hier staan ze nog eens dunnetjes
opgesomd op mijn blaadje. Het is belangrijk dat het voorstel ongeschonden en snel
wordt doorgevoerd, inclusief de ETHOS-definitie.
Voorzitter. De regering ontneemt zichzelf een van de weinige instrumenten die ze heeft
om iets aan dakloosheid te doen. De Regeling huisvesting aandachtsgroepen verdwijnt.
Gelukkig heeft de Kamer vorig jaar ons voorstel gesteund om nog een laatste tranche
van twee keer 30 miljoen euro te openen voor studenten en daklozen. Deze tranche is
afgelopen vrijdag gesloten. Mijn vraag is voor hoeveel miljoen er een aanvraag is
gedaan. Blijven de resterende middelen beschikbaar voor een volgende tranche? Hoe
staat het met de uitvoering van mijn motie om de realisatiestimulans zo in te vullen
dat middelen beschikbaar blijven voor de huisvesting van dakloze mensen?
Voorzitter. De Kinderombudsman concludeert dat Amsterdam als een van de weinige gemeenten
noodopvang biedt aan dakloze gezinnen. Vanwege de schaarste is deze alleen beschikbaar
voor gezinnen die een binding hebben met de gemeente, maar nu valt een steeds grotere
groep kinderen buiten de boot. De Kinderombudsman Amsterdam vindt dat het Rijk meer
moet doen om de rechten te garanderen van kinderen die geen binding hebben met de
gemeente die hen opvang kan verlenen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris daarop?
Gaat zij meer doen?
Afrondend. Hoe gaat het met de uitvoering door gemeenten van het Nationaal Actieplan
Dakloosheid? Wij krijgen signalen dat er wel stevig aan welzijn en preventie wordt
gewerkt, maar er niet of nauwelijks gestuurd wordt op volkshuisvesting, terwijl elke
gemeente inmiddels een woonzorgvisie heeft. We weten dus wat we moeten bouwen om dakloosheid
aan te pakken. Erkent de Staatssecretaris dat? Wat is haar beeld daarbij?
Dat was al mijn laatste vraag in deze eerste termijn. Ik zie uit naar de beantwoording.
Ik besef dat het vooral vragen aan de Staatssecretaris waren en in mindere mate aan
de initiatiefnemers, maar nogmaals mijn grote waardering.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft twee interrupties. De eerste is van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het eens met de inbreng van collega Grinwis. Ik was benieuwd hoe hij kijkt
naar de verhouding tussen de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris en die van
de Minister van Wonen. De ChristenUnie heeft in de vorige twee kabinetsperioden twee
bewindspersonen gehad die druk bezig waren om de dakloosheid naar nul te krijgen.
Dat is niet gelukt. Ik denk dat dat voor een deel ook komt doordat veel beleid bij
de Minister van Wonen terechtkomt en daar niet de nodige stappen zijn gezet. Ik ben
benieuwd hoe de heer Grinwis daarnaar kijkt, gezien de strijd die zijn beide staatssecretarissen
op hun manier hebben geleverd. Dat heeft het probleem nog niet opgelost, omdat er
vooral ook verantwoordelijkheid bij de Minister van Volkshuisvesting ligt, denk ik.
Ik ben ook wel benieuwd hoe de ChristenUnie daarnaar kijkt, gezien haar betrokkenheid
bij het probleem in de afgelopen jaren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze vraag. Inderdaad zijn twee staatssecretarissen, Paul Blokhuis en Maarten
van Ooijen, met grote passie de strijd met dakloosheid aangegaan. Dat heeft geleid
tot behoorlijk wat actie. Ik was zelf betrokken bij de laatste coalitieonderhandelingen
en ik kan me nog goed herinneren dat wij structureel 60 miljoen extra voor de aanpak
van dakloosheid hebben weten uit te onderhandelen. Dat leek toen, naast de middelen
die er al waren, een redelijk bedrag, waarmee je dat echt kon aanpakken. Maar we moeten
constateren dat er een toenemende woningnood is, die zich vooral sinds 2015 heeft
ontwikkeld sinds het beleid van Minister Blok vaart kreeg. Daardoor werden er gewoon
geen sociale woningen meer gebouwd. De kern van het dakloosheidprobleem is steeds
meer veronachtzaamd, althans de aanpak daarvan. We weten natuurlijk allemaal dat er
daklozen zijn met andere problemen dan alleen maar dakloosheid, maar in the end is
dakloosheid primair het probleem van het ontbreken van een dak. De «housing first»-benadering
een hele goede, maar we moeten structureel en snel huisvesting creëren en sociale
woningen bijbouwen om uiteindelijk de maatschappelijke opvang weer leeg te krijgen
en de mensen die nu op straat slapen of op een informele manier proberen een nacht
door te brengen, van de straat te krijgen en een fatsoenlijk dak boven hun hoofd te
geven. In essentie vind ik dit een verantwoordelijkheid van de Minister van Volkshuisvesting
en niet van de Staatssecretaris van VWS, hoewel zij coördinerend is. Ik ben blij met
haar en ik wens haar alle succes, maar ik vind dat de kern van het probleem het ontbreken
van een dak is en niet de psychische problemen of andere problemen. Die kunnen allemaal
ook aan de orde zijn, maar kunnen soms zelfs het gevolg zijn van het feit dat je je
dak verliest of geen dak hebt.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het wederom eens met de heer Grinwis. De vraag die ik hem stelde, was niet
bedoeld als kritiek op de staatssecretarissen van de ChristenUnie, want ik heb gezien
dat zij erg hun best deden, maar dat ze tegelijkertijd vooral sociale huurwoningen
nodig hadden. Is de heer Grinwis het met mij eens dat we er bij de Wet versterking
regie volkshuisvesting streng op moeten toezien dat elke gemeente die 30% sociale
huur realiseert en daarin zijn verantwoordelijkheid neemt? Die verantwoordelijkheid
moet niet weer over de dijk worden gekieperd. Iedere gemeente moet die verantwoordelijkheid
nemen zodat we daadwerkelijk in de volgende periode meer sociale huurwoningen krijgen
in plaats van minder.
De voorzitter:
Het antwoord mag ietsje korter, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, ik zal het iets korter doen. Ik praat wel zo lang dat collega Bruyning,
die net binnenkomt, de tijd heeft om even uit te hijgen, zodat ze zo meteen in alle
rust haar bijdrage kan doen. Ik ben het opnieuw eens met de heer De Hoop. De heer
De Hoop en ik zijn samen zij aan zij opgetrokken om dit te verbeteren in de Wet versterking
regie volkshuisvesting. Door dit kabinet en de Minister van VRO is het wetsvoorstel
op dit punt afgezwakt. Daardoor krijg je een Poolse landdag in zo'n woningmarktgebied
binnen provincies. Dan moeten ze het met elkaar eens worden wie wel of niet 30% sociale
woningbouw gaat realiseren. Nou, mijn voorspelling is dat het voorlopig niet gaat
gebeuren, want de een gaat zijn snor drukken en de ander denkt: mijn buurman doet
het wel. Dit gaat dus gewoon niet werken. Ik denk dat gezien de enorme woningnood,
de ontwikkeling van onze bevolking en de problemen met dakloosheid je ten minste 30%
sociale huurwoningen nodig hebt in élke gemeente. Ik ben het dus zeer met collega
De Hoop eens dat we ervoor moeten blijven strijden om de Wet versterking regie volkshuisvesting,
die nu nog in de Eerste Kamer ligt met de nodige problemen, waar we vanochtend weer
op zijn gewezen door de Raad van State met een dictum d op het milde voorstel – moet
je nagaan wat dat betekent voor het discriminerende voorstel dat door deze Kamer is
aangenomen – te verbeteren en ervoor te zorgen dat iedere gemeente gewoon 30% sociale
woningen gaat bouwen.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe, had u nog een vraag? U bewaart hem, heel goed. Dan wil ik het woord
geven aan mevrouw Richardson, die namens de VVD zal spreken.
Mevrouw Richardson (VVD):
Voorzitter. Vandaag gaan we in debat over de initiatiefnota Dakloosheid van de collega's
Beckerman en Westerveld. Langs deze weg wil ik beide initiatiefnemers en hun medewerkers
bedanken voor hun bijdrage en al het werk dat ze hebben verricht tot dusver.
Dakloosheid is een maatschappelijk probleem dat veel leed kent. Het komt vaak door
een ellendige samenloop van omstandigheden in het persoonlijk leven. We delen alle
doelen om dakloosheid terug te dringen. De oplossing is eigenlijk helder: preventie
en bouwen, en als iemand dakloos raakt, biedt de gemeente passende hulp om weer op
eigen benen te kunnen staan.
Voorzitter. We zijn ervan overtuigd dat we dakloosheid kunnen terugdringen door het
voorkomen van woningverlies en het vergroten van het woningaanbod. Bouwen dus. Het
huidige woningtekort is groot. Daarom wil de VVD flink doorbouwen. De onlangs in de
Tweede Kamer aangenomen Wet regie legt grote nadruk op de bouw van betaalbare woningen
en sociale huurwoningen. Sneller bouwen, tijdelijke woningen plaatsen en leegstaande
panden transformeren zijn daarbij noodzakelijk. Meer bouwen en inzetten op doorstroom
van scheefhuurders maken huurwoningen meer beschikbaar. Ook voorziet de wet door middel
van een aangenomen amendement in een verplichte landelijke urgentie en daarmee voorrang
voor daklozen. Gemeenten kunnen urgentie verlenen...
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik wil wat vragen over de Wet regie, maar misschien wil u het stukje daarover eerst
afmaken, als dat handiger is. Ik weet niet hoever u bent in de lofzang over de wet.
Mevrouw Richardson (VVD):
Begin maar.
De heer Vijlbrief (D66):
Mijn vraag is simpel. Hoe kijkt de VVD aan tegen het feit dat er nu een dictum d ligt
op het milde voorstel, zoals collega Grinwis net zei, van de Minister in de Wet regie
rondom het geen voorrang geven, terwijl we nog zitten met een wet waar iets in geamendeerd
is, mede door de stem van de VVD, dat een dictum f van de Raad van State zou moeten
krijgen? Hoe kijkt mevrouw Richardson aan tegen de toekomst van de Wet regie in dit
verband? Die mag dan door de Tweede Kamer heen zijn, maar op deze manier gaat die
natuurlijk nooit of te nimmer een wet worden, en we hebben hem wel heel hard nodig.
Mevrouw Richardson (VVD):
Een dictum d of een dictum f is natuurlijk nooit goed, dus daar zal opnieuw naar gekeken
moeten worden. Mijn kennis van volkshuisvesting is niet zo heel erg groot; dat weet
de heer Vijlbrief ook. Ik denk dat dit voldoende antwoord is voor nu.
De heer Vijlbrief (D66):
Het doel van mijn interruptie was ook niet om u uit te lokken om hier allerlei dingen
over te zeggen. Mijn doel is meer het volgende. Als we die Wet regie zo belangrijk
vinden voor dakloosheid – daar zit het verband met dit debat – dan is het zaak om
van deze gifpil uit de Wet regie af te komen. Mijn vraag is eigenlijk gewoon: gaat
de VVD daarbij helpen?
Mevrouw Richardson (VVD):
De VVD vind je altijd aan je zijde als wij kunnen helpen, maar dat moet wel mogelijk
zijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil mijn collega natuurlijk niet te veel als woordvoerder Volkshuisvesting gaan
uitdagen, want dat is misschien inderdaad een beetje flauw. Tegelijkertijd wil ik
wel door op het punt van collega Vijlbrief. Het voorstel uit het hoofdlijnenakkoord
om gemeenten te verbieden voorrang te geven aan de huisvesting van statushouders krijgt
het dictum d en het oordeel «ongrondwettelijk» van de Raad van State. Het verdergaande
amendement zou zelfs een dictum z krijgen als dat zou bestaan. Dat is echt heel erg.
Daar heeft de VVD-fractie voorgestemd. We weten één ding: als het kabinet dit doorzet
en de Kamer en de Eerste Kamer nemen het aan, creëer je meer dakloosheid. Je maakt
het gemeenten dan onmogelijk om hun wettelijke plicht uit te voeren, want ze mogen
een huis niet meer met voorrang aan een bepaalde groep geven, die dan dus op straat
komt te staan, want ze kunnen geen kant op. Dat concludeert te Raad van State ook.
De alternatieven die het kabinet ernaast zet om te voorkomen dat mensen op straat
terechtkomen, zijn niet hard en duidelijk genoeg; die bieden onvoldoende perspectief.
Wat is daar de reactie van collega Richardson op? Ze kan toch niet alleen maar zeggen
«ja, daar moet nog eens naar gekeken worden»? De VVD moet toch ook inzien dat dit
een dwaalspoor is waarop je op je schreden moet terugkeren?
Mevrouw Richardson (VVD):
We gaan nu voor mij iets te veel de diepte in. De VVD wil echt kijken hoe we tot een
goede oplossing kunnen komen. Een dictum d betekent dat het kabinet er nog een keer
goed naar moet kijken. Dat moet dan gebeuren. Het belangrijkste is wel, en ik denk
dat dat voor de hele woningmarkt geldt, dat je voldoende bouwt. Met voldoende huizen,
voldoende percentages en de 30% sociale huur ontstaat de situatie dat er genoeg huizen
zijn en komt er lucht. Die lucht is gewoon nodig. Ik denk dat dat het meest belangrijke
is.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, heel kort.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat deel ik natuurlijk. Maar deelt mijn collega dan op haar beurt dat het kabinet
geen voorstellen bij de Tweede Kamer moet indienen die het dakloosheidsprobleem vergroten?
Moet de regering niet alleen voorstellen doen die het probleem verkleinen?
Mevrouw Richardson (VVD):
Sorry, ik heb even de vraag gemist.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn vraag was: deelt mijn collega dat het kabinet alleen voorstellen bij de Tweede
Kamer moet indienen die het dakloosheidsprobleem verkleinen en dus geen voorstellen
die het dakloosheidsprobleem in Nederland vergroten?
Mevrouw Richardson (VVD):
Ik denk dat je voorstellen moet indienen die in het belang van alle doelgroepen zijn,
dus ook van deze doelgroep. Zeker.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer De Hoop wenst een interruptie te plegen.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Laat ik de vraag dan even uit het onderwerp wonen trekken. Ik ga ervan uit dat de
VVD nog steeds een partij is die adviezen van de Raad van State heel serieus neemt.
Ik kan mij niet herinneren dat de VVD ooit een wetsvoorstel heeft gesteund dat dictum
d heeft gekregen. Het lijkt mij toch sterk dat de VVD dat op dit punt dan wel zou
doen. Dat moet mevrouw Richardson toch met mij eens zijn?
Mevrouw Richardson (VVD):
Nogmaals, dictum d is gewoon geen positief dictum, dus ik denk dat het kabinet daar
opnieuw heel goed naar moet kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. U kunt verder met uw betoog.
Mevrouw Richardson (VVD):
Gemeenten kunnen urgentie verlenen aan bijvoorbeeld gescheiden ouders met kinderen,
zeker in situaties waarin moeders met kinderen in een vrouwenopvang of maatschappelijke
opvang zitten. Deze urgentie is ook echt gewenst.
Voorzitter. Het voorkomen van dakloosheid, preventie, is een andere belangrijke doelstelling.
Mensen die door economische omstandigheden hun woning dreigen te verliezen, moeten
vroegtijdig worden gesignaleerd en er moet een gezamenlijk plan worden gemaakt. De
VVD vindt dat iedereen de juiste hulp en ondersteuning moet krijgen: preventie, vroegsignalering
en vervolgens herkenbare en passende hulp.
Wij pleiten voor een zachte landing voor met name jongeren. Zij hebben soms ook net
dat extra zetje nodig om op weg geholpen te worden, zodat zij ook weer mee kunnen
doen in de maatschappij. Het is van belang dat ze daarbij zo min mogelijk last ervaren
van verschillende loketten en van een grote administratieve last door de wirwar van
regelingen. Dit moet ook beter. Is de Staatssecretaris het daarmee eens? De toegang
tot zorg is juist bij deze groep essentieel. Nog steeds is het zo dat mensen door
het missen van een verblijfplaats geen aanspraak kunnen maken op een zorgverzekering
of hulp van andere instanties. De VVD staat dan ook achter het voorstel om daklozen
snel een briefadres te geven. Is de Staatssecretaris bereid om hierop een stapje extra
te zetten door gemeenten te motiveren om ook wijkteams, straatcoaches, bemoeizorg
et cetera door de nieuwsbrief de juiste informatie mee de wijk in te geven, naast
de informatie die ze op andere wijzen al geven?
Ook is er een groep mensen met verward en onbegrepen gedrag die dakloos is. Zij zorgen
in toenemende mate voor grote overlast op straat. Mensen voelen zich onveilig in hun
eigen buurt of gemeente. Afgelopen mei heeft er een debat plaatsgevonden over de parlementaire
verkenning Verward/onbegrepen gedrag en veiligheid. Hierin worden aanbevelingen gedaan
op het gebied van betere gegevensuitwisseling en passende zorg en opvangvoorzieningen.
Ook het Leger des Heils maakt zich zorgen over het groeiende aantal mensen met een
complexe problematiek. Zij pleiten voor voldoende passende woonplekken en zien intensivering
van de bemoeizorg als oplossing. Dit onderwerp is nu wat onderbelicht in het Actieplan
Dakloosheid en ook in de initiatiefnota. Dat kan ook iets te maken hebben met tijd.
Ik zou de initiatiefnemers willen vragen naar hun reflectie hierop. De Staatssecretaris
zou ik willen vragen of een deel van deze aanbevelingen uit de parlementaire verkenning
ook kan worden meegenomen in het nationaal actieplan. Dit maakt de aanpak van dakloosheid
nog meer integraal.
Voorzitter. Het Nationaal Actieplan Dakloosheid 2022–2030 kan op de steun van de VVD
rekenen. Het plan focust op het allereerst hebben van een thuis en op preventie. De
initiatiefnota beschrijft een aantal voorstellen die een goede concretisering geven
van de plannen uit het Actieplan Dakloosheid. Ze onderschrijven bijvoorbeeld tot slot
het belang van het uniform in kaart brengen van dakloosheid volgens de ETHOS Light-methode
en vragen de Staatssecretaris om ook prioriteit te geven aan de uitrol van deze meting
onder alle gemeenten.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik mevrouw Bruyning van harte welkom heten. Zij zit hier namens
Nieuw Sociaal Contract en zal nu haar termijn ten gehore brengen.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Allereerst mijn dank en complimenten aan de indieners van deze initiatiefnota.
Collega Beckerman en collega Westerveld hebben een uitgebreid en betrokken stuk neergelegd,
waarin de menselijke verhalen van dakloosheid vooropstaan. De voorbeelden van József,
Mila en Denny laten zien: dakloosheid is geen abstract cijfer, maar een mens, een
gezin en een toekomst die tussen de vingers door glipt. Dat wij dit in Nederland anno
2025 nog meemaken, is ronduit schrijnend.
Ik wil benadrukken dat wij in de Kamer veel gemeenschappelijks delen. Ook mijn fractie
onderschrijft de noodzaak om dakloosheid uit te bannen voor 2030 en de overtuiging
dat «Eerst een Thuis» niet slechts een slogan mag zijn, maar een harde realiteit.
In eerdere debatten heb ik al gewezen op de ETHOS Light-definitie, die Nederland eindelijk
in gebruik neemt. Maar ik herhaal hierbij ook weer: een definitie mag geen papieren
werkelijkheid zijn; het gaat erom dat we echt in beeld krijgen hoeveel kinderen, jongeren
en ouderen leven zonder eigen dak boven hun hoofd. Zolang die aantallen niet scherp
en betrouwbaar zijn, sturen we beleid in het duister.
Voorzitter. Ik steun van harte de oproep om meer betaalbare sociale huurwoningen te
bouwen. We weten allemaal dat het tekort immens is. Daarom pleit Nieuw Sociaal Contract
ook voor een toename van de sociale huurvoorraad met 30%. Hoe gaat het kabinet ervoor
zorgen dat gemeenten zich daadwerkelijk gaan committeren aan het realiseren van deze
huurvoorraad? Hoe zorgen we ervoor dat gemeenten zich niet alleen gaan toespitsen
op het bouwen van woningen buiten deze categorie?
Een ander punt waar ik eerder op heb aangedrongen, is de positie van gezinnen met
minderjarige kinderen. Te vaak horen we verhalen van ouders die na een scheiding of
baanverlies te horen krijgen: klop maar aan bij de opvang. Dat is onacceptabel. De
initiatiefnota stelt terecht voor om gescheiden ouders urgentie te geven. Maar hoe
zorgen we dat deze urgentie niet alleen op papier bestaat, maar ook in de praktijk
snel wordt toegekend?
Voorzitter. Ik wil daarnaast bijzondere aandacht vragen voor jongeren met een jeugdzorgverleden.
Het is pijnlijk dat juist jongeren die onder de hoede van de overheid hebben gestaan,
vaak op hun 18de verjaardag letterlijk op straat belanden. Ik kan u daar alles over
vertellen. Deze jongeren kampen vaak met trauma's, gebrekkige ondersteuning en een
klein sociaal netwerk. We weten dat de overgang van jeugdzorg naar volwassenheid een
cruciaal breekpunt is.
Daarom heb ik de volgende scherpe vragen. Hoe gaan de indieners concreet borgen dat
jongeren uit de jeugdzorg niet langer uit de zorg vallen en dakloos worden? Aan de
bewindspersonen: waarom is het anno 2025 nog steeds geen standaard dat iedere jongere
in de jeugdzorg een gegarandeerd woonperspectief heeft voordat hij of zij 18 wordt?
Is de Staatssecretaris bereid om dit eventueel wettelijk te verankeren, zodat we niet
afhankelijk zijn van pilots of goede wil, maar wel zekerheid scheppen voor alle jongeren?
Voorzitter. Dan de schuldhulpverlening. Ik herinner me nog jongeren die zeiden: met
een schuld van € 300 kreeg ik geen hulp; die kreeg ik pas toen ik € 11.000 schuld
had. Dat is niet alleen inefficiënt; het is ronduit onrechtvaardig. Ik sluit me aan
bij de voorstellen om kleine schulden direct aan te pakken. Maar ik vraag de indieners
en de Staatssecretaris: hoe voorkomen we dat gemeenten, die nu al met tekorten kampen,
opnieuw overbelast raken? Welke extra ondersteuning komt er?
Voorzitter. Laat mij afronden met de essentie: dakloosheid is geen natuurverschijnsel,
maar het gevolg van politieke keuzes. Dat betekent dat het ook door politieke keuzes
kan worden opgelost. Wij kunnen besluiten om bestaanszekerheid voorop te zetten. We
kunnen besluiten om gezinnen, jongeren en kwetsbare mensen niet langer van het kastje
naar de muur te sturen. Daarom is mijn laatste vraag aan de indieners: welke van hun
voorstellen zien zij als absoluut onmisbaar om het doel van 2030 te halen? Mijn vraag
aan de bewindspersonen is: bent u bereid om jaarlijks, en het liefst vaker, te rapporteren
over de voortgang, zodat we samen kunnen ingrijpen als de cijfers of verhalen ertoe
aanleiding geven? En specifiek: kan de bewindspersoon toezeggen dat er een harde norm
komt zodat geen enkele jongere met een jeugdzorgverleden dakloos de volwassenheid
in hoeft te gaan?
Voorzitter. Ik eindig zoals ik begon: met dank aan de indieners, maar ook met de dringende
oproep dat deze nota niet mag verstoffen in een la. Want achter elk voorstel zit een
naam, een gezicht, een leven. Het is onze plicht om dat leven weer waardigheid en
zekerheid te geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank voor het betoog van mevrouw Bruyning. Ik wilde een vraag stellen over de kostendelersnorm.
Wij horen allemaal de verhalen. Op het moment dat mensen willen gaan samenwonen, willen
mantelzorgen voor een ouder of kind, komen ze door de kostendelersnorm in de problemen.
Dat kan zowel een oorzaak als een gevolg zijn van dakloosheid op individueel niveau.
Ik vroeg mij af wat NSC daar nou van vindt. In het verkiezingsprogramma staat «verkennen
hoe het aangepast kan worden». Wij zijn heel erg voor afschaffen, omdat wij geen enkel
positief effect hiervan zien. Wat vindt NSC daar nou van? Wat betekent dat nou?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, collega, voor deze mooie vraag. Het is inderdaad in ons verkiezingsprogramma
opgenomen dat we willen verkennen hoe we dit anders zouden kunnen aanpakken, want
dat het problematisch is, erkennen wij als NSC. Ik heb zelf trouwens ook als boetespecialist
bij de gemeente Amsterdam gewerkt. Mensen kwamen inderdaad heel vaak door de kostendelersnorm
in de problemen. Dan moest ik eigenlijk een soort boetes opleggen terwijl dat helemaal
niet kon. Het is natuurlijk een fractieaangelegenheid hoe we dat zouden willen aanpakken.
Ik denk dat het een gezamenlijke taak is van ons als Kamer om te bekijken hoe we daar
eventueel iets aan zouden kunnen doen. Ik denk graag mee en word graag meegenomen
in de voorstellen die er eventueel al liggen. Voorts ben ik natuurlijk eigenlijk ook
geen woordvoerder, maar ik vind er wel iets van.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wij gaan een voorstel doen om die af te schaffen. Iets waarover we alleen maar negatieve
verhalen horen en negatieve signalen krijgen, iets wat mensen juist in de problemen
brengt en waardoor allerlei schrijnende situaties ontstaan, moet wat ons betreft afgeschaft
worden. En dat kan ook gewoon. Daarom doen we dat voorstel ook. Ik vraag me af waar
dan nog de twijfel zit bij NSC. U moet even kijken of u dit kunt beantwoorden, hoor,
maar waar zit nog de twijfel bij NSC? Waarom moet het nog verkend worden? Als we duidelijk
hebben dat het alleen maar negatieve signalen en negatieve effecten oplevert, moet
het dan niet gewoon afgeschaft worden?
Mevrouw Bruyning (NSC):
We hebben het zelf voorgesteld vorige week, hoor ik hier. Ik word er door collega's
goed op gewezen. Mijn collega is de woordvoerder op dit punt, dus dit was mij even
ontgaan. Dat geef ik nu aan. Dus wij zijn er een groot voorstander van! Zo kan het
ook gaan in de debatten en besprekingen die we met elkaar hebben, absoluut.
De voorzitter:
Dat is een snel antwoord, mevrouw Dobbe! Heeft u nog een vervolginterruptie?
Mevrouw Dobbe (SP):
Wij zijn het volgens mij dan helemaal eens, dus dan kan ik hier helemaal steun voor
verwachten. Hartstikke goed, dank u wel.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik misbruik deze interruptie maar even om aan te geven dat we vorige week een voorstel
hebben ingediend samen met de collega's van de ChristenUnie en NSC om de kostendelersnorm
in de Participatiewet af te schaffen. Daar heeft de Socialistische Partij voor gestemd,
de Partij van de Arbeid ook. Eén partij die hier aan tafel zit heeft daar niet voor
gestemd, namelijk de VVD. Ook het CDA heeft daar niet voor gestemd, tot onze teleurstelling.
Nu hoort u natuurlijk geen vraag aan mevrouw Bruyning, dus zie zal ik toch stellen:
jammer hè, dat dat niet gelukt is, mevrouw Bruyning?
De voorzitter:
Mevrouw Bruyning, wenst u te reageren?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Daar zien we dan weer het klimaat van de politiek van tegenwoordig. We moeten samenkomen.
Het is belangrijk dat we dingen samen dragen. Soms overstijgen problemen die we hebben
politieke kleur, dus het zou inderdaad fijn zijn als alle partijen dan eensgezind
onder dat soort voorstellen gaan staan. Maar goed, iedere partij beslist voor zichzelf.
Wij hebben in ieder geval samen een overeenstemming, dus dat is heel belangrijk.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn. Ik heb inmiddels
een reactie van de Minister binnengekregen. Mevrouw Dobbe had gevraagd of zij alsnog
kan aansluiten. De reactie die ik heb gekregen is als volgt. «De Minister is vandaag
op werkbezoek om te zorgen dat er gebouwd wordt en blijft worden. De vorige keer heeft
zij aangegeven eenmalig een uitzondering te maken voor het plenaire debat op 19 december
jongstleden.» Bij dezen kan ik dus concluderen dat de Minister hier niet zal aansluiten.
Ik heb aan het begin al toegezegd dat ik wel de reactie van de Kamer op haar afwezigheid
zal doorgeven, dus dat ligt bij haar. Ik zie dat de Kamer hierop wil reageren. Ik
geef eerst het woord aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mag ik zeggen dat ik dit echt een schandalige reactie vind? Alsof wij hier niet met
z'n allen bezig zijn om de wooncrisis op te lossen! Dat ten eerste. Dan ten tweede.
Als de Minister van Wonen, die verantwoordelijk is voor wonen, zegt dat ze een uitzondering
moet maken om naar een debat te komen dat over wonen gaat, is er toch wel iets heel
erg mis met haar taakopvatting. Misschien kunt u dat ook doorgeven.
De voorzitter:
Waarvan akte.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Wij hebben al meerdere malen voorgesteld om een bouwbaas te benoemen in
Nederland. Zo iemand is precies bedoeld voor dit soort werkbezoekjes van de Minister.
Daarvan zegt zij steeds: ik ben de bouwbaas. Nou ja, haar eerste taak is om hier in
de Kamer te zijn. Dit laat nog eens zien waarom dat wel moet gebeuren.
De voorzitter:
Waarvan akte. Ik zal het signaal doorgeleiden. Het is, denk ik, net zo stevig als
aan het begin van de eerste termijn, maar dat begrijp ik enigszins.
Even kijken. We gaan terug naar de initiatiefnota, want daarvoor zitten wij hier natuurlijk.
De indieners hebben aangegeven dat ze graag een schorsing van drie kwartier willen,
zodat ze daarna goed antwoord kunnen geven op de vragen die jullie gesteld hebben.
Ik hoor mevrouw Beckerman zeggen dat het ook korter kan, maar drie kwartier is prima.
Ik stel voor dat wij om 12.40 uur verdergaan met het debat. Ik schors het debat nu.
De vergadering wordt van 11.56 uur tot 12.42 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de eerste termijn van de indieners, waarbij
de indieners de vragen gaan beantwoorden. Er zijn ook een aantal vragen aan de Staatssecretaris
gesteld. Ik zou willen voorstellen om in deze termijn uit te gaan van vier interrupties.
Ik zou graag het woord willen geven aan mevrouw Beckerman, als ik het signaal goed
begrepen heb, voor de blokjes.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, voorzitter, aan ons beiden. Want we dachten dat het misschien wel handig zou zijn
om op te noemen hoe we gaan beantwoorden. We hebben een verdeling gemaakt op wonen
en zorg, maar er zijn ook heel veel andere vragen gesteld. Mijn grootste blok, waar
ik mee begin, bestaat uit alle vragen die over wonen gesteld zijn. Daarin ga ik onder
andere in op de Wet versterking regie volkshuisvesting, de urgentie voor dakloze gezinnen,
maar ook leegstand. Daarna zal ik kort iets zeggen over de toegang tot het recht,
over arbeidsmigratie, het briefadres, de kostendelersnorm en schuldhulpverlening.
Ik sluit af met twee vragen van collega Bruyning over de definitie van ETHOS Light
en welk voorstel voor ons nou cruciaal is om het doel van 2030 te halen. Dat lijken
heel veel blokjes, maar de meeste vragen zijn natuurlijk over wonen gesteld.
De voorzitter:
Prachtig. We hebben meegeschreven. Nu is het woord aan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Daarna kom ik ook nog met een paar blokjes. Ik ga in op de gestelde vragen die raken
aan zorg en het sociale domein, onder meer op de vragen die gesteld zijn over de Wmo.
Dan heb ik een blokje dat ik hier organisaties en ervaringsdeskundigen heb genoemd.
Daarin ga ik in op een aantal organisaties die betrokken zijn bij de aanpak van dakloosheid
en op de inzet van ervaringsdeskundigen. Dan heb ik nog een blokje over jeugd. Daarin
worden ook de vragen meegenomen over jongeren die 18 worden, over wat we kunnen doen
om te voorkomen dat jongeren dakloos raken en over mensen die dakloos zijn en een
verleden hebben in de jeugdzorg. Daarna geef ik het woord aan de Staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan vraag ik aan de Staatssecretaris of zij ook blokjes heeft.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja. Ik zal beginnen met een korte algemene inleiding en dan komt meteen daar achteraan
in het algemeen het Nationaal Actieplan Dakloosheid, een stukje wet- en regelgeving
en monitoring dat daarbij past. Maar laten we dat kopje maar gewoon NAD noemen, denk
ik. Dan ga ik in op alles wat onder VRO valt. Dan komen de kopjes doelgroepen en zorg
en als laatste alles op het domein van SZW. Daarbij wil ik ook alvast het volgende
zeggen. Ik heb een aantal antwoorden op vragen die onder VRO vielen nog niet binnen.
Dit is wel een dusdanig inhoudelijk debat dat ik vind dat u meer verdient dan dat
ik een antwoord voor ga zitten lezen dat ik voor die tijd nog niet gezien heb of inhoudelijk
kan beoordelen. Dus ik zal in de tweede termijn op een aantal vragen terugkomen, of
ze desnoods schriftelijk per brief door de Minister laten beantwoorden. Dan weet u
dat.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik bij dezen vragen of mevrouw Beckerman de aftrap wil geven met
haar blokje wonen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank. Alle collega's zijn begonnen met een dankwoord richting ons, maar
wij als indieners zijn vooral een dankwoord verschuldigd aan heel veel organisaties
die ons hebben geholpen en aan Mustapha Eaisaouiyen, die eigenlijk de eerste opzet
heeft geschreven. Maar onze grote dank gaat vooral uit naar alle dakloze mensen die
met ons gesproken hebben. Veel van hen zijn anoniem, om logische redenen. Ik denk
dat het het meest indrukwekkend was om te horen hoe het voelt, hoe eenzaam die mensen
zich voelen, hoe alleen gelaten en in de steek gelaten door de overheid, die er voor
hen hoort te zijn. Ik denk dat dat ook onze grootste motivatie was om deze nota in
te dienen.
Het gaat misschien te weinig over dakloosheid in de politiek en tegelijkertijd hoor
je vaak «we lossen het op». Maar heel veel mensen hebben het gevoel dat de overheid
er niet is, of ze nou van bank naar bank verhuizen, met hun kind in de auto slapen
of hun kind moeten opvoeden in een trappenhuis of garagebox. Ze hebben het gevoel
dat de overheid er niet voor hen is en het niet wordt opgelost. Ik vond het mooi dat
ook veel collega's die menselijke verhalen aanhaalden, want dit is geen individueel
probleem. Sterker nog, dit is niet de schuld van de mensen die dakloos zijn geraakt.
Dit is onze schuld en ons probleem; dit is een collectief probleem. Heel veel collega's
noemden «housing first»: zorg dat er eerst een huis is. Ik denk dat we daar positief
over zijn. Een andere reden voor ons om deze nota te schrijven is namelijk dat we
dit probleem kunnen oplossen. Het allermooiste is misschien wel dat dit probleem niet
hoeft te bestaan; dit probleem is onnodig. Daarom was het ook mooi om zo veel eensgezindheid
te horen, want als we hier met z'n allen onze politieke wilskracht tegenaan gooien,
dan kunnen we dit samen, ook samen met ervaringsdeskundigen, gaan oplossen. Een veelgenoemd
voorbeeld is natuurlijk Finland, dat dat heeft gedaan, en heeft gezegd: «Wacht eens
even, laten we nou eerst eens iedereen een huis geven, en daarna aan de slag gaan
met zorg, ondersteuning en eventuele hulp richting werk. Maar eerst een huis, eerst
dat dak.» Dat voorbeeld van Finland heeft ons geïnspireerd, want daar lukt het wel,
en in Nederland niet.
Het is primair een woonprobleem. Ik heb eigenlijk van links tot rechts alle indieners
dat horen noemen. Daarom vinden wij het als indieners ook heel pijnlijk dat de Minister
van Wonen zo makkelijk verstek laat gaan. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het wel een
klein beetje arrogant, hooghartig vond om te horen: ik ben het woonprobleem aan het
oplossen en de Kamer, ach, praat er maar over! En dat terwijl het probleem niet kleiner
wordt maar groter. Collega's hebben daar ook aan gerefereerd. Het is niet alleen het
ontbreken van de Minister, maar het is ook het ontbreken van daden op dit vlak. Verschillende
collega's hebben daaraan gerefereerd en we komen er zo nog uitgebreider op terug.
Het woord «dakloosheid» komt niet voor in de begroting, zei de heer Grinwis treffend.
Ook worden aangenomen voorstellen niet uitgevoerd.
Voorzitter. Dan ons blokje wonen. Daarover zijn veel vragen gesteld, want dat is eigenlijk
dé oplossing voor de wooncrisis. «We moeten bouwen», zei collega Richardson. «Bouw
meer sociale huur», zei collega Bruyning. Maar hier zit ook een zorg van de indieners.
De Wet regie volkshuisvesting, die meerdere keren bij naam is genoemd, zou die grote
doorbraak moeten zijn. Want laten we wel wezen: dakloze mensen hebben niets aan zomaar
iets bouwen. Heel veel mensen zijn op zoek naar een betaalbare woning; niet naar «een
woning», niet naar een villa, maar naar een betaalbare woning. En daar zit wel onze
zorg. Verschillende collega's hebben dat ook al genoemd.
Ach, mevrouw Wijen-Nass, dank dat u alsnog bent aangesloten! Ik reis al acht jaar
heen en weer vanuit Groningen naar de Tweede Kamer. Ik weet hoe vervelend het is als
je een debat wil volgen en ineens alles misgaat op het spoor. Ik ben dus heel erg
blij dat u er wel bent. Ik heb heel vaak werkbezoeken, maar als Kamerleden dan eens
naar het Noorden komen, komen ze veel te laat. Van ons wordt altijd verwacht dat we
op tijd zijn. Ik snap heel goed dat dat niet altijd lukt. Fijn dat u er alsnog bent.
Die Wet regie volkshuisvesting is een grote zorg, omdat we bang zijn dat dat aantal
en het aandeel van 30% sociale huur niet wordt gehaald, door de hele complexe vormgeving
van de wet. Daarbij komt nog, zoals collega De Hoop terecht aangaf, dat 30% niet genoeg
is, zeker niet in elke regio. We zien natuurlijk regio's en steden waar dit probleem
groter is dan op andere plekken. De indieners delen deze zorg dus. Daarom gaan ook
veel voorstellen in onze nota hierover.
Collega Vijlbrief had het over de regeling aandachtsgroepen. Dit was wellicht niet
direct een vraag aan de indieners, maar het is wel een vraag die de indieners heel
erg onderschrijven. Juist een regeling waarbij we zorgen dat we voor deze doelgroep
bouwen, is een hele cruciale. Ik kom daar straks ook nog op terug bij «leegstand aanpakken».
Overigens is die regeling er natuurlijk ook voor andere doelgroepen. Ik denk wel dat
die regeling heel erg cruciaal is, ook omdat – dat is belangrijk om te memoreren –
een groot deel van de nieuwbouw voor sociale huur eigenlijk nog te duur is voor mensen
uit deze groep, omdat die boven de zogenaamde eerste aftoppingsgrens zit. Daarom is
die regeling voor de indieners ook heel erg van belang.
Uiteraard onderschrijven we ook de woorden van collega Dobbe dat het slopen, liberaliseren
en verkopen van sociale huurwoningen problematisch is wanneer dat ervoor zorgt dat
het aantal en het aandeel sociale huurwoningen daalt. Hoe meer mensen namelijk zo'n
woning zoeken, hoe meer kans op dakloosheid er is.
Voorzitter. Een aantal collega's hebben het gehad over de urgentie voor dakloze gezinnen.
Dat punt wordt ook in onze nota genoemd. Collega Bruyning noemde dit. Collega Richardson
zei: het amendement dat is aangenomen bij de Wet regie moet uitgevoerd worden. Collega's
Vijlbrief en Grinwis hebben hier, als indieners van dit amendement, natuurlijk een
groot punt van gemaakt. Laten we wel wezen: de indieners zouden het volstrekt, maar
dan ook volstrekt ridicuul vinden als dit amendement niet volledig zou worden uitgevoerd.
De indieners zijn van mening dat álle dakloze mensen en mensen die dakloos dreigen
te worden, urgentie zouden moeten hebben. Dat er nu zelfs voor gezinnen twijfel bestaat
over de vraag of dit wel volledig wordt uitgevoerd, is zeer problematisch. Ik hoor
’m nog heel vaak in mijn hoofd, die krantenkop waarin stond dat er kinderen wonen
in garageboxen, dat er kinderen wonen en slapen in auto's, in een rijk land als Nederland.
Als we zelfs dat al niet kunnen oplossen, als we zelfs zo'n praktisch voorstel al
niet kunnen uitwerken, gaan we dit probleem niet oplossen.
Voorzitter. Collega's Vijlbrief en Dobbe vroegen naar de leegstand. Ik denk dat dat
een cruciaal punt is. Je kunt zeggen dat we moeten bouwen, en dat moeten we ook –
daar zijn wij groot voorstander van – maar tegelijkertijd weten we dat dat tijd kost.
Maar leegstand is zo'n pijnlijk punt. Ik weet niet welke ingang u allen vanochtend
heeft genomen. Ik heb de personeelsingang genomen, om het zo maar te zeggen, dus niet
de mooie publieksingang, maar de personeelsingang. Ik vind het altijd heel pijnlijk
dat je, als je de personeelsingang neemt, tegenover je, aan de kant van het Haagse
Bos, een gebouw ziet staan dat al sinds wij in dit gebouw zitten, leegstaat, terwijl
er in dat Haagse Bos zo veel dakloze mensen slapen, verblijven en hulp krijgen van
onder andere het Leger des Heils. Dat gebouw staat gewoon al die jaren dat wij hier
zitten, leeg. Die tegenstelling vind ik heel pijnlijk.
De heer Vijlbrief vroeg naar de manier waarop. Vinden de indieners simpelweg een leegstandsheffing
voldoende? Ik denk dat een leegstandsheffing – in Vlaanderen zien we dat – een heel
goede stok achter de deur kan zijn en inderdaad kan werken. In Vlaanderen zijn er
verschillende gemeenten waarin dit werkt. Tegelijkertijd denk ik dat dit onvoldoende
is. Nederland heeft vrij lang vrij zware instrumenten gehad om leegstand tegen te
gaan en aan te pakken. In de jaren tachtig – het is geloof ik afgeschaft in het jaar
dat ik geboren werd, maar correlatie en causaliteit zijn niet altijd hetzelfde – kon
de gemeente een gebouw vorderen na een halfjaar van leegstand. Nu vinden we dat misschien
vergaand, maar de vraag is natuurlijk: moeten we niet verdergaande stappen nemen?
U kunt zich voorstellen dat de indieners daar heel veel voor voelen. Wij vinden dat
de overheid daar meer in moet investeren.
De huidige wetgeving biedt al de mogelijkheid om panden in gebruik te nemen. We weten
dat de Minister van VRO nu bezig is met de evaluatie van de Leegstandwet. De indieners
zouden heel graag zien dat de Leegstandwet wordt aangescherpt, want hoewel de wet
mooie instrumenten bevat, zien we ook dat het voor heel veel gemeenten moeilijk is
om voldoende capaciteit vrij te maken en dat het voor hen ingewikkeld is om het daadwerkelijk
goed aan te pakken. Tegelijkertijd doet het zo veel pijn. Denk bijvoorbeeld aan de
ruimte boven winkels en aan kantoorpanden, maar denk ook aan leegstand van de overheid
zelf. Hier in Den Haag wordt door het Straat Consulaat een verkiezing van het mooiste
leegstaande gebouw gehouden. Zij hebben een voorbeeld van een gebouw dat al 30 jaar
lang leegstaat. Zij hebben het nu in Madurodam symbolisch gekraakt. Maar ze laten
zien dat er in een stad als Den Haag, waar zo veel mensen buiten slapen, geen tientallen,
geen honderden, maar eerder duizenden gebouwen, duizenden plekken, te vinden zijn.
Wij zijn dus voor aanscherping van de Leegstandwet, maar daar hoeven we niet op te
wachten. Ik denk dat het goed zou zijn als er budget vrij wordt gemaakt en er samen
met gemeenten direct plekken worden gerealiseerd voor dakloze en dreigend dakloze
mensen.
Voorzitter. Dan een pijnlijk punt: de huisuitzettingen. Onder anderen collega's De
Hoop, Dobbe en Grinwis hebben hier aandacht voor gevraagd. Ik vond het goed om vanochtend
een brief te krijgen van Aedes, die schreef: dit is nou echt de manier waarop je dakloosheid
voorkomt, namelijk door te stoppen met die huisuitzettingen. Een deel van die huisuitzettingen
is illegaal, met grof geweld, waarbij de rechten van het kind worden geschonden. Ik
denk dat het heel terecht is, en het zou ook goed zijn – ik weet niet of je dat als
indiener mag zeggen – als er een voorstel uit de Kamer komt om echt te stoppen met
die illegale huisuitzettingen. We hebben dat ook niet voor niks in de nota opgenomen.
Het pijnlijke daarbij is het grote, grote machtsverschil. Collega's refereerden daar
ook al aan. Mensen weten niet waar ze terechtkunnen. Als er grof geweld tegen jou
en je gezin gebruikt wordt, is het moeilijk om daartegen in te gaan. Het betekent
heel erg veel.
Voorzitter. Dan twee korte vragen. Ik ga vrij snel. Collega De Hoop vroeg naar de
aanpassing van de Wet betaalbare huur, naar de voorstellen die de Minister heeft gedaan
om wonen weer duurder en flexibeler te maken. Ik denk dat dit terechte vragen zijn,
maar wat de indieners daarvan zullen vinden, is ook wel een klein beetje een schot
voor open doel. Wij refereren er namelijk in onze nota aan, op punt 15, dat juist
de flexibilisering van werk en woningen enorm veel problemen heeft veroorzaakt. Het
flexibel maken van huurcontracten, waarbij mensen continu in onzekerheid leefden,
continu bezig waren met op zoek gaan naar weer een nieuwe plek en soms letterlijk
op straat stonden na afloop van hun contract, heeft heel veel leed veroorzaakt. Hoewel
mijn partij tegen de invoering ervan heeft gestemd, ben ik ervan overtuigd dat het
ooit is ingevoerd met de beste bedoelingen en met de gedachte dat er meer woningen
vrij zouden komen.
Maar het tegenovergestelde is gebeurd: het heeft ervoor gezorgd dat mensen in steeds
onzekerdere omstandigheden terechtkwamen en makkelijker op straat belandden. Als je
werk dan ook nog eens flexibel is, als dat zomaar kan aflopen, dan raak je in een
neerwaartse spiraal, niet omdat jij iets verkeerd doet, maar omdat de overheid jou
onvoldoende beschermt. Ik denk dat dat een schot voor open doel was. De heer De Hoop
weet dat natuurlijk. We hebben het niet voor niks opgenomen in de nota. Ik denk dat
dat een heel problematisch punt is. We kunnen namelijk wel zeggen dat we dakloosheid
voor 2030 willen uitbannen, maar dan moeten we dus ook zorgen dat we geen wetten meer
aannemen die het probleem alleen maar groter kunnen maken.
Het slot van het blokje wonen is de vraag van de heer Vijlbrief. Ik parafraseer hem:
leuk dat u opschrijft «maak het recht op huisvesting afdwingbaar», maar hoe dan? Ik
denk dat het ook makkelijker op te schrijven is dan het te doen is. Tegelijkertijd
is het wel een heel interessant iets om over na te denken. We hebben in onze Grondwet
opgenomen dat wonen een recht is. Het staat er niet voor niks. Het staat er niet voor
niks, want het is voor ons allen zo cruciaal. Tegelijkertijd is dat een niet-afdwingbaar
recht in onze Grondwet. We weten dat er nu allerlei werkgroepen en groepen op zoek
zijn naar een manier om de sociale grondrechten, de wat softere, toch afdwingbaar
te maken.
In onze nota refereren we eigenlijk aan een mooi voorbeeld, namelijk Canada. Daarmee
kom ik ook direct op de volgende vraag van de heer Vijlbrief, over de toegang tot
het recht. In Canada heb je woonrechtadvocaten die collectief de belangen van dakloze
mensen kunnen behartigen. Ik dat dat een hele logische stap zou zijn. De heer Grinwis
noemde het niet voor niks: heel veel mensen weten niet waar ze recht op hebben en
weten niet welke stappen ze kunnen zetten. Dat Canadese voorbeeld, waarbij je dus
collectief naar de rechter kan, samen met een advocaat die er speciaal voor jou is,
kan helpen. Maar dan moet dat recht op wonen wel sterk verankerd zijn; dat is nu niet
zo. Ik denk dat bijna iedereen het weleens in zijn spreektekst heeft opgenomen: er
is een recht op wonen; ja, op papier. Maar in de praktijk betekent dat voor heel veel
mensen heel weinig wanneer ze weer in het Haagse Bos slapen.
Daarmee kom ik op de vragen over de toegang tot het recht. We vonden het mooi om dat
ook op te nemen. Als indieners willen we dat er meer geïnvesteerd wordt in laagdrempelige
toegang tot het recht, ook in de buurt. Een rechtbank of toegang tot het recht is
voor heel veel mensen namelijk ver weg. Wij refereren bijvoorbeeld aan het Huis van
het Recht in Heerlen. Dat staat in een NPLV-wijk, zoals we dat noemen, dus een wijk
die valt onder het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, een van de volkswijken
die onder druk staan. Juist in die wijken is de toegang tot het recht vaak heel ver
weg. Er zijn mooie, maar ook pijnlijke, analyses verschenen over de vraag waar je
wel of geen toegang tot het recht hebt. Daar zitten regionaal enorme verschillen tussen;
ik kijk daarbij ook even stiekem naar mevrouw Wijen-Nass. Juist zo'n Huis van het
Recht, in de buurt, kan enorm versterken dat mensen met meer kans op dakloosheid of
mensen die dakloos zijn, toegang hebben tot het recht.
De volgende antwoorden gaan iets sneller, denk ik. De heer De Hoop vroeg naar arbeidsmigratie.
Mevrouw Westerveld en ik zijn veel gesprekken gaan voeren. Ik refereerde daar al aan.
Een van de pijnlijkste momenten was dat we bij het Haagse Bos stonden en dat een van
de hulpverleners van een van de belangrijke organisaties waar we heel veel dank aan
verschuldigd zijn, zei: «Ik weet precies wanneer de paprikapluk over is. Ik weet het
precies. Ik kan je bellen op de dag dat het gebeurt.» Waarom wist diegene dat? Omdat
de mensen die onze paprika's plukken zomaar weer op straat kunnen komen te staan.
En dat zie je dus direct in het Haagse Bos gebeuren. Je ziet het gewoon gebeuren.
Dat is de reden waarom we arbeidsmigratie een prominente plek hebben gegeven in onze
nota. We weten dat het onderwerp migratie veel genoemd wordt in de Tweede Kamer, maar
dat juist het aanpakken van het misbruik dat gemaakt wordt van arbeidsmigranten achterblijft,
terwijl dit soort situaties wel direct het gevolg zijn van het ontbreken van wetgeving
en het ontbreken van naleving van wetgeving. Arbeidsmigranten zijn daarvan de dupe.
De indieners zouden het liefst willen dat 85% van de werknemers direct in dienst is,
dat nulurencontracten en oproepcontracten verboden worden, dat malafide uitzendbureaus
harder worden aangepakt en dat de overheid ook zelf het goede voorbeeld geeft.
Dan was er een vraag over het briefadres, onder anderen van de collega's Dobbe en
Richardson. Samen met collega Westerveld heb ik eerder debatten over dakloosheid gevoerd
en aangevraagd. Dit was nou zo'n punt, namelijk een briefadres, dat eigenlijk heel
klein is. Zorg dat mensen binnen drie dagen nadat ze dakloos raken een briefadres
hebben. Dat was zo'n punt waarvan we dachten: we dienen het in en dan lukt het wel.
Dit is iets wat voor heel veel mensen een gigantisch probleem is, hoe klein het ook
lijkt. Want als je geen briefadres hebt, kun je geen paspoort aanvragen. Heb je geen
briefadres, dan kun je heel vaak geen zorg krijgen. Heb je geen briefadres, dan loopt
het met verzekeringen heel moeizaam. Een briefadres is cruciaal. We hebben dat niet
alleen in de nota opgenomen, maar daar ook al eerder voorstellen over ingediend. We
vinden het eigenlijk heel pijnlijk om steeds weer te horen dat er nog steeds problemen
zijn met het uitgeven van briefadressen, juist omdat zo'n regel enorme impact kan
hebben op een mensenleven. Daarom is het goed dat hier opnieuw door collega's aandacht
voor wordt gevraagd, want dit moet gewoon in heel Nederland goed geregeld zijn. Volgens
mij heb ik het nu voldoende duidelijk gemaakt, tenminste dat hoop ik.
De collega's Dobbe en Vijlbrief spraken over het afschaffen van de kostendelersnorm.
Er ontstonden ook wat interruptiedebatjes tussen mensen die het met elkaar eens waren;
dat is altijd leuk. Als indieners onderstrepen wij dat wij vinden dat die norm geheel
moet worden afgeschaft. Ook hierbij ga ik ervan uit dat dit per ongeluk een foutje
van de overheid is geweest. Voorkom dakloosheid! De heer Grinwis is het volgens mij
met mij eens. Ik probeer het sympathiek te verwoorden, maar dit moeten we gewoon afschaffen.
Als je dat niet doet ... We zien dat mensen moeite hebben met het in huis nemen van
hun eigen wat oudere kinderen. We zien dat mensen op straat belanden door die hele,
hele stomme regel. We weten het al jaren en het blijft maar bestaan. De indieners
kiezen ervoor om te zeggen: dit is zó belangrijk. Als je je handtekening zet onder
het Lissabonakkoord – dat heeft Nederland gedaan – en als je belooft dakloosheid te
gaan uitbannen, pluk dit laaghangend fruit, zou ik bijna willen zeggen, dan meteen.
Het doet namelijk heel veel voor mensen als ze gewoon hun oudere kinderen in huis
kunnen nemen. Dan hoef je heel veel moeilijke dingen niet meer te doen.
Dan de vraag van collega Bruyning over de schuldhulpverlening. Daar hebben we ook
punten over opgenomen. In onze gesprekken met voornamelijk dakloze jongeren vonden
we het zo pijnlijk dat ze heel veel voorbeelden gaven waaruit blijkt dat je problemen
eerst moeten escaleren voordat je hulp krijgt. Dat is hierbij ook het geval. Het is
voor jongeren tegenwoordig heel makkelijk, pijnlijk makkelijk, om schulden te maken;
ook daar zou heel veel aan gedaan moeten worden. Maar zolang je schulden nog klein
zijn, krijg je geen hulp. Maar als die eenmaal geëscaleerd zijn, zijn je problemen
ook geëscaleerd. Vandaar dat we dit punt hebben opgenomen.
Dan kom ik bij mijn laatste twee vragen. Dat waren allebei vragen van collega Bruyning.
Allereerst was haar vraag: laat die definitie van ETHOS Light nou geen papieren werkelijkheid
zijn. Het was misschien niet eens een vraag. Precies dat. Ik vind dat ETHOS Light
voor ons heel pijnlijk aan het licht heeft gebracht hoeveel mensen – we weten het
nog niet eens compleet – er daadwerkelijk dakloos zijn. Het blijkt dat we kinderen
veel te lang niet in beeld hebben gehad. Vrouwen hebben we voor een heel groot deel
niet in beeld gehad. Nu hebben we ze wel in beeld. Maar wat heb je daaraan als je
het niet oplost? Wij zeggen: tel niet alleen, maar maak die telling ook leidend voor
je beleid. Zorg dat je je beleid daarop baseert. Als je aan de ene kant nu weet dat
er heel veel kinderen en vrouwen zijn die dakloos zijn, maar je aan de andere kant
de amendementen niet uitvoert waarmee aan juist die gezinnen urgentie wordt gegeven,
dan heb je wel een beeld, maar geen oplossing. Ik denk dat dit niet voor niks punt
1 is geworden van onze nota.
Tot slot was haar vraag: welk voorstel is nou cruciaal? Dat is een mooie vraag. We
hebben er twintig opgeschreven. Ik dacht: deze vraag gebruik ik als bruggetje naar
collega Westerveld. Voor ons is het voorstel van «housing first», de omslag van zorg
naar wonen, het meest cruciaal. Help dakloze mensen onder dak. Voorkom bij situaties
van dreigende dakloosheid dat mensen dakloos raken. Het voorstel ten aanzien van wonen
is voor ons het aller-, aller-, allerbelangrijkste voorstel. Maar – dat is mijn bruggetje
naar collega Westerveld – misschien is onze gewenste uitkomst van vandaag dat we dat
nou eens bindend gaan vastleggen. We kunnen hier eindeloos debatteren. Dat doen we
graag. Maar als we niet alleen dit kabinet, maar ook alle opeenvolgende kabinetten
tot 2030 niet ook daadwerkelijk afrekenen op de doelen, dan halen we 2030 niet. Het
zou mij een heel lief ding waard zijn als we ons niet blindstaren op 2030, maar zo
veel mogelijk tempo maken en dit het liefst nog veel eerder doen. Bindende afspraken
– daar gaat collega Westerveld op door – zijn misschien vandaag nog wel het meest
urgent.
De voorzitter:
Dank u wel voor de zeer uitgebreide antwoorden. Dat verdient de nota ook. Ik zag de
collega's knikken toen u de antwoorden gaf. Ik zie dat ook zij daar tevreden over
zijn. Ik zag wel dat mevrouw Wijen-Nass haar vinger had opgestoken, dus zij heeft
nog een interruptie voor u.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik was inderdaad later. Ik heb er vandaag vijfenhalf uur over gedaan om vanuit Zuid-Limburg
naar Den Haag te komen, maar dat hoort er af en toe bij. Ik vond dat vanmorgen heel
erg vervelend. Ik dacht: o, nee, zo'n debat is voorbereid. Maar iedereen hier herkent
het als dit gebeurt. Maar toen moest ik tegelijkertijd meteen denken aan al die mensen
die geen dak boven hun hoofd hebben. Toen dacht ik: zo'n ochtend als dit valt eigenlijk
totaal in het niet bij de problemen van die mensen. Toen kon ik het ook wel heel makkelijk
relativeren.
Dan kom ik nu op mijn inhoudelijke vraag. We hebben het natuurlijk in de commissie
voor Volkshuisvesting – daarom vraag ik het ook aan mevrouw Beckerman – vaak gehad
over mensen die permanent in een vakantiewoning verblijven. Mij bereiken nog steeds
heel veel signalen van gemeenten die best hardvochtig mensen uit die huisjes zetten.
Ik was heel benieuwd hoe de initiatiefnemers daarnaar kijken.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, het is helemaal niet aan mij op deze plek, maar ik zou willen voorstellen
om mevrouw Wijen-Nass een langere tweede termijn te geven, zodat ze haar inbreng alsnog
kan doen, want het is wel gewoon zonde als je hier vijfenhalf uur over doet.
Dan over de vakantiewoningen. Een paar maanden geleden heb ik de initiatiefnota Red
de camping verdedigd, volgens mij in dezelfde zaal. Toen las ik terug wat mijn collega
Remi Poppe, die Kamerlid werd in 1994, schreef over het wonen op vakantieparken. Hij
heeft zich hier ook veel mee beziggehouden. Hij was, ik geloof in 1998, heel erg kwaad
over het soms dubbelhartige optreden van de overheid, die aan de ene kant gedoogde
en niet zorgde voor voldoende woningen en aan de andere kant mensen in onzekerheid
liet. Ik vond dat heel pijnlijk. Ik denk dat je, als je de Handelingen van deze Kamer
erop terugleest, ziet dat er heel vaak voorstellen zijn geweest om daar eindelijk
eens een rechte lijn in te trekken.
Dit is niet helemaal afgestemd met mijn collega, omdat dit geen voorstel is uit deze
nota, maar die rechte lijn ligt er volgens mij niet met het voorstel dat nu door de
Minister van VRO is ingediend. Waarom is dat zo? Allereerst geeft dat voorstel mensen
maar tien jaar zekerheid. Omdat ik me er veel mee bezighoud, heb ik ook de reacties
op de internetconsultatie gelezen. Heel veel mensen die al lange tijd in zo'n huisje
wonen en die gehoord hadden dat er eindelijk een voorstel zou komen, schreven bij
de internetconsultatie: hier hebben we niks aan, want waarom zou ik mijn huis opgeven
als ik maar tien jaar zekerheid krijg? Voor heel veel mensen in deze groep doet het
dus niet veel.
En dan zijn er nog wat zorgen. De indieners van deze nota vinden dat we dakloosheid
niet alleen moeten oplossen met daken, maar vooral met geschikte daken en goede huisvesting.
Ik weet niet of u er toen al was, maar ik ben mijn betoog begonnen met: dit kan. Nederland
heeft eerder het grote probleem van een grote wooncrisis opgelost, met de meest fantastische
woningen, ook voor de arbeidersklasse. Er zijn plekken echt geschikt voor permanente
bewoning, of die zijn geschikt te maken. Maar een van de problemen die ik met wonen
op campings zie, is dat er ook campings zijn waar hulpdiensten niet kunnen komen of
waar kinderen in slechte omstandigheden opgroeien. Die campings zijn niet geschikt
om permanent te bewonen, omdat de kwaliteit te laag is. Voor die mensen willen wij
dat er een kwalitatief goede sociale huurwoning komt. Laten we nog eens kijken naar
de andere kant van de plas: wij willen niet naar een soort trailer parks gaan die
goed genoeg zijn voor de mensen met de laagste inkomens. De Socialistische Partij
wil echt – ik weet dat GroenLinks-PvdA ook uit die traditie stamt – dat er goede volkshuisvesting
is voor iedereen. Dit is dus een dubbel antwoord. Ik denk dat een deel van die plekken
echt geschikt te maken is en dat een deel van de mensen een permanente gedoogvergunning
moet krijgen. Maar ons ideaal is het niet.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Wijen-Nass kennende denk ik dat zij via haar interrupties haar inbreng
ook wel op een krachtige manier naar voren kan brengen. Daar heb ik alle vertrouwen
in. Volgens mij zijn we aan het einde gekomen van uw blokje, mevrouw Beckerman, dus
ik zou heel graag het woord willen geven aan de andere initiatiefnemer, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het is natuurlijk ook geen toeval dat we hier zitten met woordvoerders
Wonen en woordvoerders Zorg of Sociaal Domein van verschillende fracties. Dakloosheid
valt onder het Ministerie van VWS, maar is net zo goed een woonprobleem. Sterker nog,
we hebben er eigenlijk te veel een zorgprobleem van gemaakt. Want als je geen dak
boven je hoofd hebt, krijg je natuurlijk ook allerlei problemen. Een aantal indieners
noemde dat ook al in hun inleiding. Ik parafraseer de heer Vijlbrief even, die eigenlijk
zei: je kunt gewoon pech hebben in je leven en daardoor dakloos raken.
Dat deed mij denken aan een van de eerste werkbezoeken die ik aflegde toen ik Kamerlid
was. Dat was aan een instelling die dakloze mensen opving in de Achterhoek. Daar sprak
ik een jongen. Ik denk dat hij begin 30 was. Hij wilde absoluut niet met zijn naam
genoemd worden. Hij vertelde mij dat hij tot voor kort eigenlijk een heel goedlopend
bedrijfje had, dat dat bedrijfje failliet was gegaan, dat hij daardoor schulden had
gekregen en dat tegelijkertijd ook de relatie met zijn vriendin uitging. Daardoor
had hij geen woning meer. Hij schaamde zich echt kapot. Daarom wilde hij zijn naam
niet noemen, ook niet tegen mij. Maar hij wilde wel graag zijn verhaal doen, omdat
dat heel erg liet zien hoe je gewoon domme pech kan hebben. Deze jongen had eigenlijk
gewoon een klein kamertje nodig waar hij even een opleiding kon volgen. Hij had gewoon
een goede opleiding gehad. Hij wilde zich graag laten omscholen, maar hij zei: «Dat
lukt me gewoon niet in de daklozenopvang, want ik heb hier geen rust. Ik kan hier
niet goed slapen. Ik ben bang dat ik misschien wel verslaafd raak.» Hij zat helemaal
met zichzelf in de knoei. Dat was niet nodig geweest. Dan denk je: wat maken we het
onszelf ook eigenlijk moeilijk. Wat maakt de overheid het zichzelf moeilijk met al
die regels. Eigenlijk was er een hele makkelijke oplossing om deze jongen in korte
tijd weer verder te helpen, zodat hij gewoon zijn leven kon oppakken, maar het lukt
ons niet.
Ik denk dat dit ook wel symptomatisch is voor het hele probleem van dakloosheid. Het
hoeft niet alleen maar moeilijk te zijn. Er zijn ook een aantal simpele oplossingen
die eraan kunnen bijdragen dat we wel de doelstelling van 2030 gaan halen. Onze regering
heeft natuurlijk de handtekening onder het Lissabonakkoord gezet en kwam een paar
jaar geleden zelf met een groot actieplan om in 2030 een einde te maken aan dakloosheid.
Met deze nota beogen wij ook een aantal voorstellen te doen om te helpen die doelstelling
te halen, want dat zijn we gewoon verplicht, niet alleen aan de handtekening van de
regering die onder dat akkoord staat en aan het eigen actieplan, maar natuurlijk vooral
aan al die mensen die dakloos zijn geraakt.
Het raakt ook aan veel problemen in het sociaal domein. Er zijn een aantal vragen
door u gesteld. Ik ga naar de eerste vraag van de heer De Hoop. Hij vroeg naar mensen
in een zorginstelling, mensen met een beperking of ouderen die noodgedwongen moeten
verhuizen. Hij stelde die vraag aan de Staatssecretaris, maar vroeg ook om voorbeelden.
Ja, die voorbeelden zijn er. Als je in een zorginstelling woont en bijvoorbeeld een
verstandelijke beperking hebt, dan ben je afhankelijk van de instelling. Dan heb je
geen huurbescherming. Dan heb je ook niet een eigen huis en daardoor een vorm van
bescherming. Eigenlijk is het heel vreemd dat juist de mensen die in de meest kwetsbare
positie zitten, bijvoorbeeld mensen met een beperking, de minst sterke positie hebben
op het moment dat de instelling waar ze wonen besluit om het vastgoed te verkopen.
Dat doet niet alleen wat met hen, maar natuurlijk ook met de omgeving.
Ik was een aantal jaar geleden in een dorp met een aantal huizen waar mensen met een
beperking in woonden. Die moesten verhuizen, in dit geval omdat de instelling besloot
om het vastgoed te verkopen. Eigenlijk wilde niemand in dat dorp dat, want deze mensen
konden gewoon naar de supermarkt, konden gewoon de bus pakken en kenden de weg in
het dorp. Ook de wethouder zei: deze mensen horen hier bij ons dorp. Maar tegelijkertijd
hadden ze geen poot om op te staan. De cliënten hebben formeel wel inspraak – ze kunnen
advies geven op het moment dat er een fusie aankomt of op het moment dat er grootse
plannen zijn – maar ze hebben niet de doorslaggevende stem. Daarom is een van onze
voorstellen in deze nota om er juist voor te zorgen dat er voor deze mensen een vorm
van woonbescherming komt. We hebben dat weleens vaker in debatten voorgesteld. Het
is juridisch heel ingewikkeld. Dat begrijpen wij ook wel. Tegelijkertijd kan het niet
zo zijn dat je deze mensen in de steek laat. Ik noemde net één voorbeeld, maar ik
heb meer voorbeelden. Ik denk dat er misschien te weinig tijd is om op al die voorbeelden
intensief in te gaan, maar het gaat heel vaak om mensen met een beperking die al in
een moeilijke situatie zitten en soms ook moeilijker de weg weten te vinden naar juridische
hulp, een gemeenteraadslid of een Kamerlid. Toch krijgen we dit soort verhalen binnen,
wat volgens mij laat zien dat het probleem er wel degelijk is. Ik denk ook dat het
probleem groter is dan we denken.
Er zijn nog veel meer vragen gesteld die raken aan het sociaal domein. Mevrouw Richardson
vroeg bijvoorbeeld naar de parlementaire verkenning die ging over mensen met onbegrepen
en verward gedrag. Dat is de parlementaire verkenning waar ook mijn collega Songül
Mutluer aan heeft meegewerkt, samen met mevrouw Michon. Voor de zomer was daar een
debat over. Het ging over mensen met verward of onbegrepen gedrag, omdat ook hulpdiensten,
politie, gemeenten en wethouders merken dat de overlast toeneemt en dat er vaak onvoldoende
opvangplekken zijn voor deze mensen. Dat heeft in deze twintig voorstellen inderdaad
geen grote plek gekregen, maar we hebben daar natuurlijk wel degelijk een flink aantal
voorstellen over gedaan, onder meer in het debat over mensen met onbegrepen gedrag.
We hebben ook, inmiddels anderhalf jaar geleden, een motie ingediend die vroeg om
een noodplan voor mensen met een Wlz-ggz-indicatie. Dat was eigenlijk op verzoek van
een heel aantal opvangorganisaties, die zeiden in de opvang niet altijd gespecialiseerde
hulp te kunnen bieden aan de mensen die dat nodig hebben omdat zij worstelen met mentale
problemen. Voor deze mensen moeten er dus echt goede plekken komen.
Specifiek voor deze groep merken we dat dat niet goed van de grond komt. Er wordt
al jarenlang in de Kamer over gesproken en er worden voorstellen gedaan, maar tegelijkertijd
wordt de problematiek groter en komt er maar geen oplossing voor. We hebben dus anderhalf
jaar geleden een motie ingediend die bij mijn weten door de hele Kamer werd gesteund.
Iedereen ziet dat er grote problemen zijn met deze groep. Er kwam vervolgens een plan
van het Ministerie van VWS, maar ook hier – en dat vind ik pijnlijk om te constateren
– merken we dat het vastloopt op woonplekken. We lopen vast als het gaat om plekken
waar deze mensen moeten wonen om die gespecialiseerde hulp op maat te kunnen krijgen.
Het is fijn dat het Ministerie van VWS meedoet en komt met een plan, maar vervolgens
moeten er wel plekken zijn voor deze mensen. Ik denk dat er genoeg over is gezegd,
maar dit laat wel zien dat we verschillende ministeries nodig hebben. Je wil deze
mensen verder helpen. Je wil dat ze niet op straat leven en zwerven. Je wil dat ze
gewoon hulp krijgen, van mensen die daarvoor zijn opgeleid. Die zijn nodig voor de
hulp die bij hen past.
Mevrouw Richardson (VVD):
Hierin vond ik heel erg mooi dat ook JenV en BZK aangesloten waren. Dat waren de ministeries
die we eigenlijk nog misten. Vooral als het gaat om BZK, die bijvoorbeeld in relatie
tot burgemeesters misschien dingen al eerder zien en ervaren, en pas op het allerlaatste
moment kunnen optreden, kan daar misschien nog goed naar gekeken worden. Ik ben dus
blij met de reactie van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dat ben ik met mevrouw Richardson eens. Tegelijkertijd is het ook wel pijnlijk, vind
ik, om te constateren dat het brede maatschappelijke bewustzijn – en dan doel ik niet
op deze burgemeesters en op andere mensen die ook in de wijken actief zijn – er pas
lijkt te zijn op het moment dat mensen er zelf last van hebben, als ze mensen zien
die op straat zwerven en niet de juiste hulp krijgen. Dat vind ik vaak pijnlijk om
te zien. Je zou mogen verwachten dat er al veel eerder passende hulp wordt geboden.
Ik ben woordvoerder ggz; daarom weet ik er ook wel het een en ander over. Er zijn
tegenwoordig meer dan 100.000 mensen die wachten op een behandeling in de ggz. Dat
begint vaak heel klein, met problematiek waarvan je zou denken: als iemand er op tijd
bij is, kunnen we deze persoon helpen. Maar op het moment dat je op een wachtlijst
staat en je niet weet of je volgende maand of misschien volgend jaar aan de beurt
bent, je problemen groter worden, en je afgewezen wordt bij een instelling omdat je
toch te complex bent en weer op een andere wachtlijst belandt, dan begrijp ik wel
dat mensen zelf ook niet meer goed weten wat ze doen. Dan begrijp ik dat mensen in
paniek raken. Dat raakt natuurlijk ook aan familieleden, aan buren en aan anderen
in de wijk en in de straat. Dat vind ik het pijnlijke aan de problematiek waar we
het over hebben. Ook dit was te voorkomen. Dat was beter geweest voor deze mensen,
voor gemeenten, voor iedereen, eigenlijk. Toch is dat veel te lang verwaarloosd.
Voorzitter. Er zijn nog veel meer vragen gesteld. De vraag van mevrouw Dobbe van de
SP raakte onder meer aan de kostendelersnorm. Die vragen zijn net al beantwoord. Zij
gaf ook aan dat mantelzorgers daardoor vaak in de knel komen. Dat herkennen we natuurlijk
ook.
Zij vroeg hoe we kijken naar de zorgzame buurten en de zorgbuurthuizen. De zorgbuurthuizen
zijn een heel mooie ontwikkeling, omdat mensen daar juist voor elkaar opkomen en met
elkaar ervoor zorgen dat er passende hulp kan worden geboden in de eigen wijk of in
de eigen buurt. Een collega van ons, mevrouw Slagt-Tichelman, heeft een tijdje geleden
– niet eens zo heel lang geleden, een paar weken geleden, bij mijn weten – een initiatiefnota
ingediend, waarmee ze zich richtte op wijkgerichte ouderenzorg via de zorgzame buurten.
Volgens mij sluit dat heel erg aan op de vraag van mevrouw Dobbe. Want wat is er nou
mooier dan juist in je eigen buurt, in je eigen vertrouwde omgeving, hulp te krijgen
en daar hopelijk ook oud te worden? Ik kijk even of ik de vraag zo goed heb beantwoord.
Dit is natuurlijk een heel mooie, positieve ontwikkeling.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik stelde de vraag natuurlijk ook omdat die raakt aan woningnood. Ik weet dat zelf
niet, maar ik ken wel de argumentatie achter het opzetten van de verzorgingshuizen
van vroeger die inmiddels zijn gesloten. Die hadden niet alleen als doel om de zorg
voor ouderen te verbeteren, maar ook om ervoor te zorgen dat er woningen vrijkwamen.
Daarmee werd een deel van de woningnood opgelost. Natuurlijk moet dat nooit gedwongen
gebeuren, maar er zijn een heleboel mensen die dat wel willen. Voor de mensen die
dat willen, zou het een mooie oplossing kunnen zijn. Ik heb dit dus niet alleen vanuit
zorgoogpunt benoemd, maar ook vanuit het oogpunt van woningnood.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, wilt u daar kort op reageren?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Daar kunnen we ons natuurlijk alleen maar bij aansluiten.
Er is ook een heel aantal vragen gesteld over organisaties. De heer Grinwis vroeg
waarom we het niet hebben gehad over de kerken, de diaconie en al die andere organisaties
die zich bezighouden met deze groep. Zij doen namelijk zo'n belangrijk werk. Ik kan
me daar alleen maar bij aansluiten. Het is misschien wel mooi om de voorpagina van
onze initiatiefnota te bekijken. Mevrouw Beckerman showt ’m even. Daar staat een foto
op van het busje van het Leger des Heils. Die is gemaakt op de Koekamp. Daar zijn
we een aantal keren geweest, ook met meerdere leden uit deze commissie. Dan zie je
wat voor mooi werk het Leger des Heils daar verricht. Ik werd erdoor getroffen dat
er bijvoorbeeld zelfs droge sokken en droog ondergoed werd uitgedeeld, natuurlijk
naast de noodzakelijke medische hulp. Het zegt nogal wat dat zelfs dit soort basale
vormen van hulp nodig zijn. Ook zie je dat er een lange rij aan mensen staat voor
een kop warme soep. Toen wij er waren, was het niet eens hartje winter, maar na een
paar uur buiten dachten we wel: het begint fris te worden. En dan denk je aan al die
mensen die vervolgens in een tentje of gewoon in de open lucht, buiten, moeten slapen.
Het is hartverwarmend om te zien wat al deze vrijwilligers iedere dag doen. Het is
ook fijn om te zien dat dat door het hele land plaatsvindt.
Er zijn natuurlijk heel veel organisaties met vrijwilligers en ook met kundige straatartsen
en straatverpleegkundigen. Natuurlijk zijn het ook de kerken die op heel veel plekken
in het land ontzettend mooi werk verrichten. Ik denk dat iedereen in deze zaal wel
het voorbeeld van de Pauluskerk kent, maar datzelfde gebeurt natuurlijk ook op heel
veel andere plekken, waar kerken of mensen die lid zijn van een kerk, er voor elkaar
zijn. Zij schreeuwen dat misschien niet altijd van de daken, maar als je lid bent
van een kerkgemeenschap en je ziet dat er wat nodig is, dan ontstaan er mooie initiatieven
waarbij de nodige hulp wordt geboden. Ik zie hoe mensen overal in dit land dat doen.
Het is dus zeker geen onwil dat we dit niet hebben genoemd. Sterker nog, een deel
van deze nota is eigenlijk gewoon geschreven door mensen die zich juist inzetten binnen
een mooie organisatie zoals het Leger of binnen kerkelijk verband. We hebben ze niet
apart in het dankwoord genoemd, denk ik, maar bij dezen doe ik dat alsnog, want we
zien dat zeker overal, door het hele land, gebeuren.
Er waren ook een aantal andere vragen over organisaties die daarmee bezig zijn. Ik
wil even aansluiten bij een punt dat net al door mevrouw Beckerman is benoemd, namelijk
het geven van juridisch advies. Daar zijn een aantal hele mooie voorbeelden van. Een
van de voorbeelden is in Nijmegen, waar vanuit de gemeenteraad zelf een initiatief
kwam om met een straathulpcoach te werken. Dat zijn ervaringsdeskundigen: mensen die
echt weten wat het is om op straat te leven, maar ook weten hoe ze de weg kunnen vinden
en daarmee anderen kunnen helpen. Dan gaat het bijvoorbeeld over juridische ondersteuning.
Ik begrijp namelijk heel goed dat als je op straat leeft en misschien ook het vertrouwen
hebt verloren in een groot deel van de politiek of van de hulpverleners omdat je merkt
dat je er niet uitkomt, het veel fijner is om toe te stappen naar iemand die heel
goed weet wat jij hebt meegemaakt, die hetzelfde heeft meegemaakt en jou goed op weg
kan helpen.
Juist dit soort hele mooie initiatieven, die we in verschillende gemeenten zien –
ik ken toevallig het voorbeeld uit Nijmegen omdat ik daar woon en de initiatiefnemers
ken – sluiten natuurlijk heel erg aan op wat wij ook in onze nota beschrijven. Maar
dan moet daar wel gelegenheid voor zijn. Je wil dan natuurlijk ook dat degenen die
straathulpcoach zijn, of op een andere manier betrokken zijn, zoals bij het Straat
Consulaat in Den Haag, een echte baan hebben, en dat dit niet weer gebeurt op basis
van vrijwilligerswerk. Te vaak wordt namelijk bij ervaringsdeskundigen gedacht dat
je het er wel een paar uurtjes bij kunt doen, terwijl het natuurlijk gewoon een echte
baan is. Sterker nog, ik denk dat het onze samenleving aan zorgkosten, maar ook aan
welzijn en aan al die andere zaken die gewoon goed zijn voor iemand, uiteindelijk
juist veel meer oplevert dan dat het kost. Laten we dus juist dit soort initiatieven
serieus nemen.
Dat sluit ook aan bij een paar punten die volgens mij door de heer Grinwis en de heer
Vijlbrief zijn gemaakt: moet je cliëntenondersteuning niet gewoon in de Wmo opnemen?
Ik vind dat een heel interessant voorbeeld. Net zoals we een aantal andere functies
die bedoeld zijn om mensen te ondersteunen hebben verankerd in de Wet maatschappelijke
ondersteuning, zouden we ook hiervoor een haakje moeten neerzetten om te zorgen dat
dit geregeld wordt, juist in het belang van ons allemaal. Iedereen heeft er natuurlijk
baat bij als mensen op tijd worden geholpen, als ze de weg weten te vinden en als
juridische ondersteuning voor iedereen gelijk is. Nederland is natuurlijk ook een
democratische rechtsstaat, met als idee dat juridische ondersteuning en de mogelijkheid
daar beroep op te doen voor iedereen toegankelijk moeten zijn. We weten allemaal dat
dit in de praktijk niet zo is. Het is dus een interessante suggestie om dat ook op
die manier op te pakken.
Dit raakt ook aan het punt over huisuitzetting. Mevrouw Dobbe noemde dat in ieder
geval, maar volgens mij hebben nog meer van u dat genoemd. Het is onverteerbaar dat
mensen zomaar hun huis uitgezet kunnen worden. Juist zo'n laagdrempelige vorm van
ondersteuning, iemand die er specifiek voor de familie is die in de knel zit, kan
enorm helpen en pijnlijke, nare situaties voorkomen.
Ik ga naar het laatste blokje, over jeugd. Daar zijn een aantal vragen over gesteld.
Ik begin bij de vraag van de heer De Hoop. Hij vroeg naar de initiatiefwet en 18-min
of 18-plus. Daar is vanuit de Kamer in de afgelopen jaren, sinds ik woordvoerder Jeugdzorg
ben, heel veel om te doen geweest. Het probleem is dat er een harde leeftijdsgrens
is. Tot je 18de val je onder de Jeugdwet. Daarna kom je in een van de andere zorgwetten
terecht. Dat zijn verschillende zorgwetten. Die harde knip zorgt ervoor dat jongeren
die bijvoorbeeld 18 zijn en in een instelling hebben gewoond of vertrouwde hulpverleners
hebben, deze kunnen kwijtraken.
Een aantal jaar geleden is wel op verzoek van de Kamer de leeftijdsgrens voor de pleegzorg
uitgebreid, waardoor pleegouders wat langer een vergoeding krijgen. Verschillende
fracties in de Kamer, en zeker ook wij – ik kijk daarbij ook naar mevrouw Bruyning,
die er ieder debat opnieuw een punt van maakt – hebben al aangegeven: zou je niet
voor veel meer jongeren die harde knip wat losser moeten maken? Enkele gemeenten doen
dat al goed. Sommige gemeenten gaan er coulant mee om als een jongere 18 wordt en
zegt: ik wil nog gebruik kunnen maken van mijn vertrouwde hulpverleners. Dat heet
verlengde jeugdzorg. Iemand kan dan bijvoorbeeld nog wat langer de behandeling afmaken
of wat langer in de instelling blijven wonen. Maar we kennen ook heel andere voorbeelden.
Een tijdje geleden sprak ik met een jongere die 18 jaar werd. Hij vertelde dat hij
nota bene in zijn examenjaar weg moest van de plek waar hij woonde. Dit bracht hem
enorm in de problemen, waardoor hij dat jaar uiteindelijk zijn examen niet kon afleggen.
Hij is ook een jaar blijven zitten op school vanwege al die problemen.
Dat laat wel zien, denk ik, dat zo'n harde leeftijdsgrens echt niet altijd te billijken
is en dat we daar een oplossing voor zouden moeten bedenken. Al een paar jaar zijn
wij als fractie van GroenLinks bezig met een initiatiefwet. Dat is best wel ingewikkeld,
want je moet daarvoor vier wetten veranderen. In die initiatiefwet nemen we als uitgangspunt
dat een jongere die dat zelf wil, nog langer gebruik zou moeten kunnen maken van de
jeugdzorg.
We lopen ertegenaan dat de kosten wel vrij gemakkelijk te berekenen zijn, maar de
opbrengsten niet. Ik denk dat het voor de meeste mensen die meeluisteren, geen geheim
is dat het in alle opzichten voordelen geniet als iemand een vliegende start heeft
aan het begin van zijn leven. Als je 18 jaar wordt en je kan wel je opleiding of behandeling
afmaken, kun je een vervolgopleiding doen of werk vinden. Ik noem nog niet eens de
voordelen die te maken hebben met welzijn en gezondheid. Die voordelen zijn alleen
lastig te berekenen. Dat is een van de punten waardoor we enigszins vastlopen met
deze initiatiefnota. Het is namelijk een goede gewoonte dat we vertellen wat het kost
en wat het oplevert, als wij wat voorstellen. Ik denk dat dit even genoeg toelichting
is. Dat betekent echter niet dat we het niet moeten blijven noemen. Ik ben ook blij
met alle collega's. Ik zie mevrouw Bruyning weer knikken. We moeten dit blijven noemen.
Het is namelijk echt een groot probleem voor veel jongeren.
Er is nog een aantal andere vragen gesteld. Er was bijvoorbeeld de vraag hoe we concreet
kunnen borgen dat jongeren die in de jeugdzorg zitten, niet langer uit de zorg vallen
en dakloos worden. Soepeler omgaan met de leeftijdsgrens is daar natuurlijk een voorbeeld
van. Ik wil hierbij nogmaals benadrukken dat het initiatief wat ons betreft altijd
bij jongeren zelf moet liggen. Er zijn natuurlijk genoeg jongeren die hele nare ervaringen
hebben met jeugdzorg of die helemaal geen begeleiding meer willen krijgen van hun
hulpverleners. Je moet altijd kijken naar jongeren zelf. Natuurlijk moet je ook goed
luisteren naar jongerenorganisaties. Zij hebben ook al vaak genoeg bij ons aangeklopt
en een punt gemaakt van de Big Five. Ze zeggen hiermee: zorg nou dat al die levensdomeinen
op orde zijn. Zorg ervoor dat iemand een inkomen heeft, dat iemand naar school gaat
of werk heeft, dat het sociaal netwerk op orde is, dat er hulp is en dat iemand een
dak boven het hoofd heeft. Dat alles hoort bij de Big Five.
Het zou dus heel goed zijn om juist de wensen van jongeren zelf als uitgangspunt te
nemen. Het zou goed zijn om ook heel goed te luisteren naar wat jongeren willen die
via hun belangenorganisaties of op andere manieren bij ons aankloppen. Zij hebben
hier namelijk hele goede punten te pakken. Nogmaals, dat levert de hele samenleving,
niet in de laatste plaats de jongeren zelf, alleen maar voordelen op. Ik denk dat
ik hiermee alle vragen over het blokje jeugd heb gehad.
De voorzitter:
Ik wil u hartelijk danken voor uw inbreng. Ik zie geen verdere vragen vanuit de Kamer,
dus ik denk dat u uitvoerig genoeg geantwoord heeft. Ik wil nu graag het woord geven
aan de Staatssecretaris. Maar ik stel eerst even de vraag: hoe staat het met het blokje
VRO? Is daar inmiddels antwoord op of moeten we dat in de tweede termijn doen?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Een deel moeten we in de tweede termijn doen. Ik begrijp dat ik op één vraag een brief
ga toezeggen. Ik kom daar echter zo meteen nog even op terug. Voorzitter, als u het
toe zou staan: is het mogelijk om een heel kort moment, twee minuutjes, te schorsen
voor een korte sanitaire stop? Ik ben niet de enige, hoor ik!
De voorzitter:
Ik zie bepaalde Kamerleden opgelucht ademhalen, dus laten we dat even doen. Ik stel
voor tot 13.45 uur te schorsen.
De vergadering wordt van 13.39 uur tot 13.46 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We zijn aangekomen bij de beurt van de Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke Zorg. Het woord is aan mevrouw Pouw-Verweij.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik natuurlijk de leden Beckerman en Westerveld
en hun ondersteuning hartelijk bedanken voor het indienen van deze initiatiefnota.
De lange lijst van betrokkenen bij deze nota laat zien hoe tomeloos velen in Nederland
zich inzetten voor de aanpak van dakloosheid.
Een huis is de basis van alles. Zonder een eigen thuis heb je geen veilig toevluchtsoord,
geen veilige omgeving waarin je kunt groeien, je kinderen kunt grootbrengen, geen
plek van waaruit je kunt deelnemen aan de samenleving. Dakloos zijn raakt aan je fundament
als mens, je gezondheid, je kansen in de wereld, je toegang tot voorzieningen, je
relaties met anderen, je heden en je toekomstperspectief.
Ik weet niet hoe het is om dakloos te zijn. Ook al ben en blijf ik in gesprek met
mensen die dit wel hebben ervaren, ik zal nooit pretenderen dit wel te weten. Wel
weet ik vanuit mijn achtergrond als arts hoe belangrijk een gezonde, stabiele basis
is, en hoe groot de gezondheidseffecten kunnen zijn als die mist. Als moeder weet
ik hoe belangrijk het is dat mijn kinderen opgroeien met een solide dak boven hun
hoofd, een dak dat mijn gezin liefkozend «het nest» is gaan noemen, waarschijnlijk
omdat de term «nesteldrang» iets te vaak gebruikt is tijdens mijn vorige zwangerschap.
Als je dat nest niet hebt, als je geen thuis hebt in deze wereld, is dat heel schrijnend
en laat dat heel diepe sporen na.
Dakloosheid kan iedereen overkomen. Geen moeder slaapt vrijwillig met haar kinderen
in een auto. Geen jongere verruilt vrijwillig een jeugdzorginstelling voor de straat.
Ik geloof in de kracht van gemeenschap, samenleving en overheid, die er alles aan
doen om te voorkomen dat iemand dak- of thuisloos raakt. Een nest is geen solide object,
maar bestaat uit vele kleine onderdelen, die samen een eenheid vormen, vervlochten
worden tot een thuis.
Zo is het ook met de doelstellingen van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Alleen
door samen interdepartementaal met gemeenten, belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen
aan de gestelde ambities te werken, maken we ze ook tot een realiteit. «In 2030 heeft
iedereen een thuis» vergt lef, maar bovenal geloof en vertrouwen in de gezamenlijke
krachtinspanning die nodig is om dichter bij dat streven te komen. Deze initiatiefnota
laat daarmee ook zien dat er nog een lange weg te gaan is om onze ambities te verwezenlijken.
Samen met de Ministeries van VRO, SZW en VWS heeft het kabinet serieus naar de voorstellen
gekeken. Hier zal ik als coördinerend bewindspersoon van het Nationaal Actieplan Dakloosheid
tijdens dit debat nog iets verder op ingaan. Ik wil de initiatiefnemers en de andere
betrokkenen nogmaals bedanken voor deze waardevolle voorstellen.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het eerste blokje, algemeen NAD, wet- en regelgeving
en monitoring, zoals aangekondigd. Om te beginnen was er een vraag van mevrouw Dobbe.
Zij stelt dat er meer nodig is om dakloosheid uit te bannen en dat de voorstellen
uit de initiatiefnota minder kosten dan het laten voortbestaan van dakloosheid. Ik
ben het ermee eens dat het voorkomen van dakloosheid beter is dan het oplossen ervan
en dat dat zeker ook voor de kosten geldt. Wat betreft de kosten van de voorstellen
in de initiatiefnota: sommige zijn minder kostbaar, andere lijken wel wat kostbaarder,
maar ik heb ze niet precies nagerekend. We willen graag bekijken wat er binnen de
bestaande middelen en mogelijkheden al kan. We denken vooral dat het heel erg belangrijk
is dat er voldoende passende huisvesting gerealiseerd wordt.
De heer Vijlbrief en de heer Grinwis vroegen naar het opnemen van de sociaal-juridische
adviseur. Hoe kijk ik naar het voorstel om laagdrempelige juridische sociale dienstverlening
te verplichten? Vanuit de Wmo bieden specialistische, onafhankelijke cliëntondersteuners
ondersteuning bij toegang tot recht en zorg. Zij hebben goede kennis van de rechten
van mensen die dakloos zijn of dakloos dreigen te worden. Daarnaast hebben mensen
via de Wet op de rechtsbijstand toegang tot juridische ondersteuning. JenV werkt aan
versterking van sociaal-juridische hulp, zoals sociaal raadslieden en het Juridisch
Loket.
Dat is wat er al is. Tegelijkertijd vond zowel ik als de ondersteuning naast mij dit
een sympathiek plan. We zijn op dit moment bezig met onderzoek waarmee we kijken naar
de verbreding van de inzet van onafhankelijke cliëntondersteuning, waardoor deze meer
domeinoverstijgend kan worden ingezet. Ik zou dit voorstel graag meenemen in dat onderzoek
en daarover aan uw Kamer rapporteren.
De voorzitter:
Wanneer is dat? Ik wil dit graag als toezegging noteren, maar daarvoor heb ik een
datum nodig.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Q2 volgend jaar.
De voorzitter:
Wij noteren: tweede kwartaal in 2026. Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dan is er nog de vraag van de heer Grinwis hoe het gaat met de uitvoering door de
gemeenten van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Er zijn signalen dat er wel stevig
aan gewerkt wordt, maar nog te weinig wordt gestuurd. Herken ik die signalen? Op dit
moment wordt de voortgang van dit nationaal actieplan geëvalueerd door onderzoeksbureau
Significant. Ik verwacht dat ik de resultaten daarvan eind dit jaar met uw Kamer kan
delen. Daarop vooruitlopend zie ik dat veel gemeenten, zorgpartijen, corporaties en
belangenbehartigers ondanks de uitdagingen keihard aan de slag zijn met preventie
en huisvesting. Maar een aantal externe factoren maakt dat knap lastig, denk aan de
krapte op de woningmarkt en de inflatie. Die maken dat gemeenten ook veel bezig zijn
met het oplossen van acute problemen van inwoners. Ik heb begrip voor de complexe
realiteit waar gemeenten zich in bevinden, maar blijf hen tegelijkertijd oproepen
om het voorkomen en terugdringen van dakloosheid hoog op de regionale politieke agenda
te houden. Maar u hoort dus nog van mij terug over dat onderzoek.
Mevrouw Richardson vroeg of ik prioriteit kan geven aan de uitrol van de ETHOS-tellingen.
Het verbeteren van de monitoring van dakloosheid, landelijk en lokaal, en het investeren
in kennisontwikkeling is een van mijn prioriteiten. We hebben het daar in het debat
anderhalve week geleden ook kort over gehad. Tellen door middel van ETHOS Light-classificatie
is inderdaad van grote waarde, want we hebben op dit moment geen eenduidig beeld.
Uit de eerste tellingen blijkt heel duidelijk dat de aantallen in bepaalde groepen
hoger uitvallen dan we tot nu toe gedacht hadden. Dat is natuurlijk heel waardevolle
informatie om te hebben. Ik vind het belangrijk dat de regionale tellingen op regelmatige
basis plaatsvinden en uiteindelijk kunnen leiden tot een landelijk beeld. Daarover
ben ik deze herfst in gesprek met Kansfonds, de Hogeschool Utrecht, VNG en het CBS.
Ik informeer uw Kamer voor het einde van dit jaar over de voortgang hiervan.
Dan heb ik een vraag liggen van de heer Grinwis over het amendement van collega Ceder,
maar ik zie dat de heer Grinwis weg is. Ik kan deze vraag onderaan de map leggen totdat
hij terugkomt. Áls hij terugkomt?
Mevrouw Dobbe vroeg of ik bereid ben te regelen dat iedereen binnen drie dagen een
briefadres krijgt. Ik erken de noodzaak hiervan. Ik was op werkbezoek bij Straat Consulaat
en schrok van een aantal van de verhalen over de eisen die soms gesteld worden rondom
het verkrijgen van een briefadres: tot aan foto's moeten maken van de plekken waar
je het vaakst zou slapen aan toe. Dat zijn heel schrijnende verhalen. Dit lijkt mij
niet zoals het hoort. Dat gezegd hebbende meld ik dat BZK op dit moment bezig is de
in 2022 doorgevoerde wetswijziging en het beleid rondom briefadressen te evalueren.
Er is toegezegd dat de Kamer uiterlijk dit najaar van de Staatssecretaris van BZK
de uitkomsten van de evaluatie ontvangt. Naar aanleiding van deze uitkomsten ga ik
met BZK in overleg over het geven van verdere invulling aan dit onderwerp. Dit zal
een van de nadrukkelijke punten zijn die ik daarin meeneem.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Dobbe een interruptie heeft. De heer De Hoop had ook al aangegeven
een interruptie te hebben. Hoeveel heeft u nog in dit blokje? Want dan kunnen we ze
allemaal aan het einde van het blokje doen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Er zijn nog twee vragen en dan het amendement waar de heer Grinwis naar vroeg.
De voorzitter:
Zullen we dit dan even afronden?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat is prima.
De voorzitter:
Dan krijgt u daarna de gelegenheid voor vragen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
We gaan sneller dan ik dacht, want de vraag van mevrouw Richardson ging ook over briefadressen
en daar heb ik al iets over gezegd.
Ben ik bereid de kostendelersnorm af te schaffen? Het korte antwoord is nee. Het lange
antwoord is dat de bijstand een vangnetregeling is, die heel duidelijk bedoeld is
voor noodzakelijke bestaanskosten. Het idee is dat die kosten gedeeld kunnen worden
als er meerdere huisgenoten zijn, waardoor ze lager uitvallen. De kostendelersnorm
is natuurlijk per 2023 gewijzigd, zodat jongeren tot 27 jaar niet langer meetellen
als kostendeler voor hun huisgenoten, die dan meestal hun ouders zijn. Zoals afgesproken
in het regeerprogramma wordt in opdracht van VRO, in samenwerking met SZW, onderzocht
wat de effecten zijn van aanpassing of afschaffing van de kostendelersnorm op woningdelen.
De resultaten daarvan worden in februari of maart van 2026 verwacht. Daar kan ik dus
niet op vooruitlopen door nu toe te zeggen dat ik de kostendelersnorm ga afschaffen.
Verder wordt in spoor 2 van het programma Participatiewet in Balans de normensystematiek
bekeken. Daarin wordt de kostendelersnorm ook nadrukkelijk meegenomen.
Dan het amendement van de heer Ceder: wordt dit netjes uitgevoerd, overeenkomstig
de ETHOS-tellingen? Op dit moment is het Ministerie van VRO bezig met een uitvoerbaarheidstoets
om inzicht te krijgen in de groep die aanspraak zou kunnen maken op de voorrangsregeling
en de gevolgen voor het systeem van urgentie, omdat dit op dit moment nog niet duidelijk
is. Ook kijkt het Ministerie van VRO, net als voor de andere groepen wettelijk verplichte
urgenten, naar de nadere afbakening van de groep die kan worden opgenomen in de ministeriële
regeling. Dit is met name belangrijk voor de uitvoerbaarheid voor gemeenten.
Dat brengt mij tot het einde van het blokje.
De voorzitter:
Heel goed. Dan geef ik het woord aan de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Allereerst dank voor het eerste deel van de beantwoording door de Staatssecretaris.
Even voor de helderheid: op 5 december 2022 heeft de voorganger van deze Staatssecretaris
met best wel veel bombarie het actieplan tegen dakloosheid gepresenteerd, waarin een
heel helder doel stond: geen dakloosheid meer in 2030. Staat dat doel nog, wat deze
Staatssecretaris betreft?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, absoluut. Daar kan ik heel kort over zijn. Dat doel is ongewijzigd.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Helder. Ik denk dat de Staatssecretaris ook met mij constateert dat de problemen in
de afgelopen drie jaar misschien wel groter zijn geworden in plaats van kleiner, en
dat het doel dus niet dichterbij komt. Je zou kunnen zeggen dat je daar meer beleid
voor nodig hebt en misschien ook wel meer financiën. Hoe rijmt de Staatssecretaris
dat dan met het feit dat er in de begroting voor deze Prinsjesdag wel een bezuiniging
stond voor de subsidieregeling toegang tot zorg en ondersteuning? Is de Staatssecretaris
het met mij en GroenLinks-Partij van de Arbeid eens dat het doel daarmee eerder verder
weg komt te staan dan dichterbij?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik herken absoluut dat er dingen zijn die nog niet goed genoeg zijn. Daar opende ik
mijn algemene inleiding ook mee. Terwijl we eerder bezig waren met specifiek beleid
gericht op de groep dakloze mensen zoals we die vroeger kenden, zien we nu dat er
steeds meer mensen bij komen. Dan denk ik met name aan de economisch daklozen, mensen
waarvan we tien, vijftien, twintig jaar geleden niet verwacht zouden hebben dat zij
met hun gezin in een auto zouden moeten wonen, of bij familie op de bank. Dus aan
de ene kant ben ik het ermee eens dat het nog lang niet zo goed gaat als we zouden
willen. Aan de andere kant zijn we vanuit mijn ministerie maar ook vanuit het Ministerie
van VRO nog steeds heel erg hard bezig om stappen te zetten naar het doel in 2030.
Dat is niet gewijzigd. Daar gaan we mee door. Ik kan helaas niet voorkomen dat er
ooit een bezuiniging wordt doorgevoerd op mijn departement. Tegelijkertijd is er wel
heel erg hard gestreden om zo veel mogelijk bezuinigingen terug te draaien, ook die
uit vorige kabinetten, en te zorgen dat de prijs, die helaas zo nu en dan betaald
moet worden bij Prinsjesdag, zo min mogelijk bij VWS terechtkomt. Ik ben heel erg
trots op wat we daar allemaal bereikt hebben. Ik herken dat er nog stappen genomen
moeten worden. Daar ben ik hard mee bezig en ik zal daar ook verantwoording over afleggen
tegenover uw Kamer.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Met alle waardering voor deze Staatssecretaris, maar ik vind de beantwoording best
wel algemeen. De Kamer heeft dit doel niet bedacht. Dat heeft het vorige kabinet zelf
bedacht. We hebben nog maar vijf jaar om tot nul te komen in 2030, en er is nog heel
veel werk nodig. Ik denk dat de Staatssecretaris terecht constateert dat er problemen
bij zijn gekomen, maar er zijn natuurlijk ook problemen waarvan de Staatssecretaris
en haar voorganger al wisten dat die daar waren. Ik vind het dan wel ingewikkeld om
van de Staatssecretaris vooral te horen dat ze een aantal bezuinigingen heeft teruggedraaid,
maar dat nog niet helemaal helder is wat voor extra flankerend beleid daar de komende
periode bij komt. Want ik zie tegelijkertijd wel in haar eigen begroting, juist op
een punt wat dakloosheid kan versterken, een bezuiniging staan. Ik zou van de Staatssecretaris
nog iets concreter willen horen wat voor stappen zij de komende periode extra zet
om er daadwerkelijk toe te komen dat we in 2030 geen dakloosheid meer hebben in Nederland.
Ik verwacht daar, als ze dat doel hooghoudt, van haar ook extra stappen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik zou anders graag zo meteen nog even terug willen komen op dit punt. Ik herken deze
bezuiniging niet als bezuiniging. Alle dingen waar wel bezuinigingen op gemaakt moesten
worden, zijn uitgebreid met mij besproken. Dat zou betekenen dat er iets ongezien
over mijn bureau is gegleden, maar dat betwijfel ik eerlijk gezegd. Dus ik denk dat
wij wellicht anders naar een bepaalde pot kijken. Ik zou daar dan graag in de tweede
termijn even op terug willen komen, want ik wil ook wel zeker weten dat ik inhoudelijk
goed antwoord op de vraag van de heer De Hoop.
De voorzitter:
De heer De Hoop knikt. Dan is nu het woord aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik zit toch een beetje met verbazing naar het antwoord te luisteren. We hebben het
hier inderdaad over het oplossen van de dakloosheid voor 2030. Je zou denken dat we
dan eigenlijk alle zeilen moeten bijzetten. We hebben net twee hele concrete maatregelen
genoemd, die volgens mij ook gewoon uitvoerbaar zijn, zoals het afschaffen van de
kostendelersnorm en het zorgen dat mensen binnen drie dagen een briefadres kunnen
krijgen. Over het briefadres zegt de Staatssecretaris in ieder geval dat ze de negatieve
gevolgen daarvan met eigen ogen gezien heeft. Heeft ze dat van de kostendelersnorm
ook gezien, zoals wij dat ook hebben gehoord en gezien? Heeft zij gezien dat bijvoorbeeld
mantelzorgers en mensen die willen samenwonen in de knel komen? Erkent ze dat dat
ook negatieve gevolgen heeft, net zoals het niet kunnen krijgen van een briefadres?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dit is wellicht een grappig toeval. Mijn maidenspeech in de Eerste Kamer ging ooit
over een wetsvoorstel dat het discriminerend onderscheid moest opheffen waarbij, als
een broer of zus zijn of haar broer of zus in huis nam om daar mantelzorg voor te
gaan leveren, maar die broer of zus een uitkering ontving, die daar niet op gekort
werd. Dat was ooit zo geregeld onder, ooit nog, Staatssecretaris Rutte. Dat discriminatoir
onderscheid moest opgeheven worden, want dat mocht niet voortbestaan. Ik heb een bijdrage
van ik geloof twintig minuten – je mag lang spreken in de Eerste Kamer – gehouden
over dat ik dat een mantelzorgersboete vond. Uiteindelijk is dat wetsvoorstel in de
Eerste Kamer gesneuveld, doordat mijn fractie er indertijd niet voor heeft gestemd.
Ik herken dus zeker dat er problemen voor bepaalde groepen zijn. Het is echter ook
zo dat dit kabinet wel inzet op woningdelen op andere manieren die buiten de kostendelersnorm
om vallen, bijvoorbeeld het makkelijker maken voor mantelzorgwoningen op eigen terrein.
Het is dus niet zo dat we hier volledig de ogen voor sluiten.
Op beide dossiers loopt op dit moment een evaluatie. Er wordt bekeken welke problemen
er zijn, welk kostenkaartje eraan hangt om dat op te lossen en vooral waar het het
meeste knelt. We kijken bijvoorbeeld naar zo'n briefadres, want daar wil ik heel graag
wat aan doen. Ik herken absoluut de wens. Als ik nu met mijn vingers zou kunnen knippen
en het daarmee geregeld is dat de termijn overal drie dagen is, dan zou ik dat heel
erg graag doen. Ik zeg het voor mijn gevoel heel vaak in debatten, maar helaas is
het zo dat we een decentraal stelsel hebben waarin het niet zo is dat ik domweg mijn
wil uit kan rollen over alle gemeenten en dat er dan gebeurt wat ik wil dat er gebeurt.
We zijn er ook aan gebonden dat we moeten kijken waar die knelpunten zitten en hoe
we dat het beste kunnen ondersteunen. Daar zijn we op dit moment mee bezig en daar
ga ik dan niet in de weg lopen. Dat is specifiek voor het stuk van BZK.
Er wordt dus op dit moment onderzoek gedaan naar de kostendelersnorm. Uw Kamer ontvangt
daar binnenkort ook een brief over. Ik zag wel al even voorbijkomen dat daar ook een
prijskaartje van in ieder geval meerdere honderden miljoenen per jaar aan hangt; ik
geloof dat ik ergens 400 miljoen zag staan. Dat is ook iets waar we dan over moeten
spreken, want dat is niet een bedrag dat we vrij op de begroting hebben staan. Dus
het kan dat we daarvoor willen kiezen, maar dan staan daar andere politieke keuzes
tegenover. Ik val helaas zo nu en dan in herhaling, want ik zeg vaker dat dat iets
is waarvan ik denk dat dat niet past bij mijn rol als demissionair Staatssecretaris.
Dat staat los van het feit dat dit natuurlijk überhaupt niet onder mijn departement
valt, maar u snapt wat ik bedoel. Het lijkt me bij uitstek een punt waar de leden
van een volgend kabinet samen met elkaar over moeten gaan praten en een beslissing
over moeten nemen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het hele crue aan die kostendelersnorm is natuurlijk dat we allemaal zien dat die
schrijnende situaties oplevert. Dat kan ook niet ontkend worden. We zien hoe mensen
in de problemen komen en hoe het de woningnood vergroot. Tegelijkertijd ontbreekt
het dan toch aan politieke wil om daarvan af te komen. Het is ontzettend cru om te
bedenken dat er nu wordt verwezen naar een kostenpost, terwijl boetes op samenwonen
en mantelzorgen worden gebruikt om een kostenpost in de begroting te dekken, met allerlei
schrijnende gevolgen van dien. Ik zou daar nog wel een reflectie op willen van deze
Staatssecretaris. Anders spreek ik ook de rest van de Kamer aan: als de Staatssecretaris
dit niet wil oplossen, dan moeten wij dat dus vanuit de Tweede Kamer gaan doen.
Dan wil ik het nog even heel snel hebben over dat briefadres. Dat het ingewikkeld
is, geloof ik. Maar als wij er niet op inzetten dat het gebeurt, dan gebeurt het sowieso
niet. Ik vind het wel een hele makkelijke uitweg om alleen te zeggen dat het heel
ingewikkeld is en dat we een decentraal stelsel hebben. We zijn hier volgens mij ook
om oplossingen te bedenken voor problemen.
De voorzitter:
Ik wil u graag uitdagen om kort en bondig te antwoorden.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, kort en bondig. Over die inzet kan ik heel erg duidelijk zijn: die is er wel;
de wil is er wel. Zodra de resultaten hierover er liggen, zal ik met BZK en ook met
VNG hierover spreken. De wil om hieraan te trekken, is er dus absoluut. Ik wil alleen
niet op die evaluatie vooruitlopen. Dat is dus uitstel, maar absoluut geen afstel
en dat ligt ook niet aan mijn motivatie op dit onderwerp. Die inzet kunt u van mij
verwachten. U kunt mij daar ook op aanspreken als we elkaar in een volgend debat hierover
treffen.
Wat betreft de kostendelersnorm herken ik de problematiek inderdaad. Tegelijkertijd
zie ik ook dat ons sociale stelsel al langere tijd onder druk staat. De rijksbegroting
groeit steeds verder, bij mijn departement maar zeker ook bij SZW. We moeten dus ook
zorgen dat we dat sociale vangnet voor iedereen kunnen blijven betalen. Daar zit een
solidariteitsstelsel onder dat we ook graag intact willen houden. Daar komt bij dat
als we op een gegeven moment zeggen dat mensen redelijkerwijs van een lager bedrag
rond zouden moeten kunnen komen en dat het dan ietsje lager wordt, dat ook iets is
wat eraan vasthangt. Ik zie dat mevrouw Dobbe het daar niet mee eens is. Dat snap
ik.
De voorzitter:
U heeft nog één interruptie, uw laatste.
Mevrouw Dobbe (SP):
Sorry, als hier wordt gepraat over solidariteit in termen van de kostendelersnorm,
terwijl we concluderen dat het mensen eigenlijk alleen maar in de problemen brengt,
dan vind ik dat oprecht een hele kromme en ook een foute redenering. Ik denk niet
dat we op die manier met mensen om moeten gaan. We hebben een fout in het stelsel.
Mensen komen daardoor alleen maar in de problemen. Het doel dat wij hier met elkaar
stellen om voor 2030 dakloosheid op te lossen, brengen we alleen maar verder weg.
Als we dat dan «solidariteit» noemen, terwijl mensen hierdoor alleen maar in de problemen
komen, vind ik dat echt een hele foute redenering. Het is jammer dat ik daar mijn
laatste interruptie aan moet besteden. Maar om dit te laten bestaan alsof het een
soort vorm van solidariteit is om mensen de kosten te laten dragen en in de problemen
te laten komen, dat wil ik ook niet in de lucht laten hangen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik hoorde geen vraag. Dus waarvan akte, denk ik.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Grinwis en de heer Vijlbrief hebben van tevoren aangegeven dat
zij al om 14.00 uur het pand moeten verlaten voor een andere afspraak. De heer Grinwis
zou heel graag een aantal moties in willen dienen. Dat worden er uiteindelijk twee,
want hij heeft een toezegging op zijn naam staan. Dat betekent dat ik de Kamerleden
wil vragen of de heer Grinwis alvast zijn moties mag indienen en dat we dan verdergaan
met de eerste termijn. Ik zie goedkeuring. Meneer Grinwis, u mag bij dezen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, heel veel dank. Dank ook aan mijn collega's. Sorry dat ik Staatssecretaris
zo bruut onderbreek. Dat geeft me ook de gelegenheid om te zeggen dat ik mijn eerste
termijn mede namens het CDA heb uitgesproken, dus mede namens mevrouw Vedder. Dat
ben ik helemaal vergeten te zeggen, maar bij dezen is zij met ere genoemd.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind een
verplichting voortvloeit om te voorzien in adequate huisvesting van kinderen;
overwegende dat (illegale) huisuitzettingen een van de oorzaken van dakloosheid van
kinderen is;
overwegende dat dreigende dakloosheid in juridische zin geen reden hoeft te zijn om
een huisuitzetting te voorkomen, waardoor de verantwoordelijkheid voor het vinden
van nieuwe huisvesting bij een (dreigende) huisuitzetting volledig bij de getroffen
gezinnen ligt;
verzoekt de regering zich in te spannen om illegale huisuitzettingen te voorkomen,
onder meer door ouders en kinderen beter te informeren over hun huurbescherming;
verzoekt de regering wettelijk te verbieden dat kinderen door een huisuitzetting dakloos
worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vijlbrief en Vedder.
Zij krijgt nr. 3 (36 614).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De tweede motie, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kinderombudsman concludeert dat Amsterdam als een van de weinige
gemeenten noodopvang biedt voor dakloze gezinnen;
constaterende dat deze opvang vanwege de schaarste alleen beschikbaar is voor gezinnen
die binding hebben met de gemeente;
overwegende dat hierdoor een steeds grotere groep kinderen buiten de boot valt en
leeft onder omstandigheden die in strijd zijn met het Internationaal Verdrag inzake
de rechten van het kind, waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd;
verzoekt de regering in overleg met de relevante decentrale overheden voorstellen
voor te bereiden om in alle woonregio's een noodopvang voor dakloze gezinnen te realiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vijlbrief en Vedder.
Zij krijgt nr. 4 (36 614).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. De laatste motie die ik hier nog voor mij heb liggen, houd ik op zak met
de vraag om een toezegging. De Staatssecretaris heeft namelijk nog niet gereageerd
op het volgende. In de tranche van de Regeling huisvesting aandachtsgroepen die afgelopen
vrijdag is gesloten, schijnt er onderuitputting te zijn. Zou het mogelijk zijn om
voor 2026 een extra tranche open te zetten, zodat deze middelen beschikbaar blijven
voor dit doel en niet terugvloeien naar de algemene middelen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil de heer Vijlbrief en de heer Grinwis bedanken voor hun inbreng
namens D66, de ChristenUnie en het CDA, zo begrijp ik, dus namens het hele middenveld.
Dank u wel. Er is nog een vraag aan de Staatssecretaris gesteld. Daar mag zij in de
tweede termijn op terugkomen, maar ze kan dat ook nu doen; dan bij dezen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik zei namelijk aan het begin, voordat ik begon met mijn termijn, dat ik één vraag
per brief ga laten beantwoorden. Dat is deze vraag. Ik kan hier dus ook geen toezegging
op doen.
De voorzitter:
Dank u wel. De vraag wordt dus met een brief afgedaan. Weet u wanneer we die ongeveer
gaan ontvangen?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Daar kom ik in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Dan gaat die toch door naar de tweede termijn. Ik stel voor dat u verdergaat met uw
eerste termijn. Volgens mij bent u bij het blokje VRO aangekomen. Klopt dat?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, dat klopt helemaal. Er was een vraag van meneer De Hoop over de nieuwsberichten
over huisuitzettingen van ouders met minderjarige kinderen. De nieuwsberichten en
het rapport, dat ik overigens bij mijn werkbezoek heb ontvangen, gaan mij aan het
hart. Dit zijn verschrikkelijke berichten. Ik neem die heel erg serieus. Juist voor
deze gezinnen is het bouwen van meer woningen van groot belang. Vanwege de woningnood
zet het kabinet sterk in op het versnellen van tijdelijke huisvesting en dat geeft
mensen meer tijd om een reguliere woning te vinden. Ik weet dat de inzet van gemeenten
erop gericht is om te voorkomen dat kinderen in dit soort situaties terechtkomen.
Gemeenten hebben ook de beleidsvrijheid om andere doelgroepen toe te voegen aan de
gemeentelijke urgentieverordening, naast de verplichte doelgroepen die er al zijn.
Na een huisuitzetting dient de gemeente in samenwerking met partners een alternatief
onderdak aan te bieden als de betreffende persoon hier zelf niet toe in staat is.
Aedes zet op dit moment een enquête uit onder de leden om nieuwe cijfers over huurachterstanden
en huisuitzettingen op te halen. We zijn hier dus mee bezig. Ik wil bij dezen in ieder
geval toezeggen dat het mijn uitdrukkelijke aandacht heeft. Ik zou geen knip voor
de neus waard zijn als ik het zou hebben over mijn kinderen, hun nest en dat soort
dingen en dit dan vervolgens zou laten versloffen. Ik zie de ernst hiervan dus absoluut
in. Zodra we hier meer duidelijkheid over hebben, kom ik zo snel mogelijk bij u terug.
Dan een vraag van mevrouw Dobbe over leegstaande woningen. De Minister van VRO is
momenteel bezig met het wetsvoorstel Wet aanpak leegstand – dat werd net ook even
genoemd – waarover uw Kamer eind vorig jaar geïnformeerd is. Dit wetsvoorstel is recent
in consultatie geweest en VRO is nu bezig met het uitwerken van de reacties. In dat
wetsvoorstel kan de gemeente een eigenaar verplichten het pand of de woning conform
de bestemming weer in gebruik te nemen of te geven. Als uiterst middel kan de gemeente
een last onder dwangsom opleggen. Daarbij is het wel aan de eigenaar om te bepalen
aan wie of hoe de woning of het gebouw wordt verhuurd. Het huisvesten van dakloze
mensen of wie dan ook verplichten aan een eigenaar van een huis strookt niet met het
recht van eigendom.
Dan een vraag van de heer Vijlbrief, over de ambitie om woningen te bouwen en wat
we extra gaan doen voor mensen als er geen extra woningen worden gebouwd. Op dit moment
gaan we ervan uit dat de ambitie met betrekking tot de bouwopgave wel gehaald wordt.
Bij VRO is men daar zeer hard mee bezig. Als dat onvoldoende lukt, zal de schaarste
verdeeld moeten worden over dezelfde bestaande voorraad en zal er nog meer ingezet
moeten worden op het beter benutten van de bestaande voorraad en woningdelen.
Kunnen huisuitzettingen verboden worden in gevallen waarin kinderdakloosheid dreigt?
Het Ministerie van VRO zet zich samen met gemeenten ervoor in om huisuitzettingen
zo veel mogelijk te voorkomen. Het aantal huisuitzettingen is ook gedaald: van 5.500
in 2015 naar 1.200 in 2023. Maar goed, dat gezegd zijnde: elke huisuitzetting is er
natuurlijk één te veel. Verhuurders zijn sinds 1 januari 2021 verplicht om huurachterstanden
aan de gemeente te melden, waarna de gemeente een hulpaanbod moet doen. Met de VNG
is afgesproken dat gemeenten een regiefunctie vervullen wanneer een huisuitzetting
onvermijdelijk blijkt. Daar zijn we dus mee bezig. De Minister van VRO geeft aan dat
ze niet voornemens is om huisuitzettingen waar kinderen bij betrokken zijn te verbieden.
Zij geeft aan dat het goed is dat er een lage drempel is voor toegang tot de kantonrechter
en dat ze erop vertrouwt dat rechters de belangen van kinderen daarbij nadrukkelijk
meenemen.
Een vraag van mevrouw Bruyning: hoe zorgt het kabinet ervoor dat de urgentie voor
gezinnen met minderjarige kinderen ook in de praktijk zal bestaan? Daar ben ik eigenlijk
al op ingegaan bij het amendement. De Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden loopt
op dit moment.
Tot zover de vragen en antwoorden onder het kopje VRO. Ik zag dat er ondertussen al
wat meer antwoorden zijn binnengekomen. Ik zal in de tweede termijn dus nog wat uitgebreider
terugkomen op sommige vragen.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik hoorde de Staatssecretaris namens de Minister van VRO zeggen dat zij geen extra
stappen gaat zetten om de uitzetting van kinderen te voorkomen. Hoe is dat in lijn
te brengen met het Kinderrechtenverdrag, zou ik dan aan de Staatssecretaris willen
vragen. Volgens mij schept dat namelijk de plicht aan u en het kabinet om dat te voorkomen.
Ik hoor nu dat de Minister dat niet doet. Hoe is dat in lijn te brengen met het Kinderrechtenverdrag?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik denk dat ik het dan verkeerd gezegd heb of dat ik verkeerd gehoord ben. Het is
niet zo dat wij niet inzetten op het voorkomen. Dat doen wij absoluut wel. Wij zijn
daar heel nadrukkelijk mee bezig, in samenspraak met de gemeenten, die hierin ook
nadrukkelijk een plicht hebben. We hebben het daar regelmatig met hen over, over waar
het wel en waar het niet lukt, welke knelpunten er zijn, welk deel daarvan onder landelijke
verantwoordelijkheid valt et cetera, et cetera. Ik zei dat we op dit moment niet voornemens
zijn om huisuitzettingen te verbieden. Maar het voorkomen is inderdaad een nadrukkelijke
plicht, waar we ook mee bezig zijn.
De voorzitter:
Een korte verheldering.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dan blijft de vraag bestaan hoe dat in lijn is met het Kinderrechtenverdrag. Volgens
mij is dit zelfs dan niet in lijn met het Kinderrechtenverdrag.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik zou het Kinderrechtenverdrag daar even op na moeten slaan. Dan kom ik daar graag
op terug. Maar zoals ik zeg, is het niet zo dat het onze ambitie is om dit wel te
laten bestaan. We zijn ermee bezig om dit zo veel mogelijk te voorkomen en dit via
die weg terug te dringen, juist ook in samenspraak met de gemeentes; die willen we
ook meer positioneren als het gaat om de rol die zij hierin hebben ten opzichte van
het Rijk. In plaats van dwingende verplichtingen aan hen op te leggen, willen we juist
samen bezig zijn met wat er wel kan en hoe wij hen daarin kunnen ondersteunen. Ik
denk dat dit het meest eerlijke antwoord op de vraag is.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Het kan zijn dat ik de Staatssecretaris nu ook overvraag, maar wellicht kan ze mijn
vraag dan doorgeleiden naar haar collega, de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening. We hebben eerder een debat gehad in deze Kamer over dakloosheid. Toen ging
het over de vraag hoe we de bestaande woningvoorraad beter kunnen benutten. Uit een
recent rapport van Platform31 bleek dat er iets van 170.000 extra plekken heel snel
gerealiseerd kunnen worden. Ik heb toen ook een motie ingediend ten aanzien van daklozen
– dat debat vond plaats in december «24 – die opriep om te kijken hoe er wat meer
samenwerking kan worden gezocht op het gebied van hospitaverhuur. Ik vroeg me af wat
daarvan de stand van zaken is. Ik heb dat in de stukken namelijk niet terug kunnen
lezen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Zoals mevrouw Wijen-Nass al verwachtte, heb ik niet direct een antwoord als het gaat
om de stand van zaken rond die motie. Ik kom daar in de tweede termijn even op terug,
of anders doet de Minister dat per brief.
De voorzitter:
Dank u wel. Dit is het laatste blokje volgens mij.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Nee, maar de laatste drie zijn wel een stuk korter.
De voorzitter:
Ah, kijk! U heeft nog drie blokjes.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja. Doelgroepen, zorg en SZW.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dan iets over noodopvang voor gezinnen in Amsterdam waarbij men zich alleen maar richt
op gezinnen met binding met de gemeente. Ik frons hierbij al een beetje, want voor
maatschappelijke opvang geldt een landelijke toegankelijkheid. Regiobinding mag niet
meer toegepast worden. De gemeente mag toegang tot maatschappelijke opvang niet weigeren
met het argument dat er geen binding is met de gemeente. Maar dit signaal krijg ik
vaker, dus ik ga daarover in gesprek met de VNG. Tijdens het werkbezoek heb ik ook
het een en ander gehoord over de zogenaamde mysteryguest die probeert toegang te krijgen
tot opvang en hoe vaak dan het argument van regiobinding wordt genoemd. Dat is tegen
de wet. Ik ga daar dus het gesprek over aan. Ik zal de Kamer begin volgend jaar informeren
over de uitkomsten van dit gesprek.
Dan een vraag van meneer De Hoop en mevrouw Bruyning over uitstroom uit de jeugdzorg.
Zowel in de Hervormingsagenda Jeugd als in het Nationaal Actieplan Dakloosheid is
er aandacht voor het versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid.
Gemeenten en jeugdhulpaanbieders hebben zich via de Hervormingsagenda Jeugd eraan
gecommitteerd om samen met jongeren tijdig een toekomstplan te formuleren, nog voordat
zij de jeugdzorg verlaten, bij voorkeur rond de 16 jaar. Dat toekomstplan gaat dan
over de zogeheten Big Five, die eerder al genoemd werden. Daarnaast worden met de
Wet versterking regie volkshuisvesting jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uitstromen
uit een accommodatie voor jeugdzorg, als urgente groep aangemerkt. Daarmee krijgen
zij voorrang op een toewijzing van woonruimte.
Dan had mevrouw Richardson een vraag over een zachte landing voor jongeren, over de
verschillende loketten en over de grote administratieve last. Een van de pijlers uit
de Actieagenda Voorkomen jongerendakloosheid die eind vorig jaar met de Kamer is gedeeld,
is: één jongere, één plan, één regisseur. Deze jongerenregisseur coördineert op alle
levensgebieden de benodigde hulp en zet deze hulp in gang. Uit onderzoek en adviezen
van jongeren zelf blijkt dat de hulp rond preventie ook beter wordt als er één vaste
persoon is die naast jongeren blijft staan tot de zaken geregeld zijn. We zien ook
dat trajecten veel korter zijn. Dat was bijvoorbeeld het geval in de gemeente Haarlem.
Lang verhaal kort, om antwoord te geven op haar vraag: ja, ik ben het dus met haar
eens.
Dat was het blokje doelgroepen. Zoals u ziet, gaat het echt wel sneller, voorzitter.
Ouderen en mensen met een beperking die tegen hun zin moeten verhuizen. Kijk, soms
is een verhuizing onvermijdelijk, bijvoorbeeld als er een sluiting is of een grootschalige
renovatie van een woning; dan kan dat niet anders. Maar het kabinet heeft geen signalen
ontvangen over dat zorgaanbieders onzorgvuldig omgaan met de belangen van bewoners
in intramurale instellingen. Ik hoor echter dat de heer De Hoop die wel heeft. Ik
hoor mevrouw Westerveld hier ook over. Nou ja, zoals zij wellicht weten, hebben WOZO-voorzieningen
mijn persoonlijke aandacht en zijn ze al heel lang een persoonlijk stokpaardje, dus
ik ga hier heel graag het gesprek over aan met vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties,
zorgaanbieders, zorgkantoren. Deze voorbeelden bereiken mij dus niet. Hoe dat komt,
weet ik eerlijk gezegd niet, maar ik heb liever dat ze me wel bereiken. Dus als u
daarin een doorgeefkanaal kan zijn, heel graag. Ik ga daar heel graag over in gesprek.
De voorzitter:
Ik zie de Kamerleden knikken, dus bij dezen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Fijn. Een vraag van mevrouw Richardson over de parlementaire verkenning Verward/onbegrepen
gedrag: kan die mee kan worden genomen in het nationaal actieplan? Ja. Waar deze verkenning
betrekking heeft op dakloze mensen of de maatschappelijke opvang, neem ik die uiteraard
mee.
Dan het laatste blokje alweer, voorzitter. Ik probeer binnen de tijd te blijven. Dat
is het blokje SZW, schuldhulpverlening. Een vraag van mevrouw Bruyning: hoe kunnen
we voorkomen dat de gemeenten die nu al tekorten hebben, opnieuw overbelast raken?
Gemeenten, ministeries en maatschappelijke organisaties ondernemen veel acties om
geldzorgen zo vroeg mogelijk te signaleren en aan te pakken. Een voorbeeld daarvan
is de vroegsignalering van schulden door gemeenten samen met schuldeisers. Om dit
te faciliteren, zijn er al extra middelen aan het Gemeentefonds toegevoegd vanuit
SZW. In de Kamerbrief over het Nationaal Programma Armoede en Schulden van juni 2025
staat meer over de diverse acties vanuit gemeenten en het Rijk, en de financiering
daarvan.
O, en de kostendelersnorm... Maar daar hebben we het al uitgebreid over gehad. Dus
dan ben ik, denk ik, aan het einde van mijn antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we toegekomen aan het einde van de eerste termijn van de initiatiefnemers
en de Staatssecretaris. Ik wil voorstellen om direct over te gaan tot de tweede termijn
van de Kamer. In deze termijn kunnen ook moties worden ingediend. Ik wil als eerste
graag het woord geven aan de heer De Hoop, die namens GroenLinks-PvdA zal spreken.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb nog twee vragen en één motie, maar niet voordat ik nog een keer
de initiatiefnemers bedank voor dit debat over dakloosheid, iets wat we veel te weinig
hebben in deze Kamer en waarvoor nu vanuit alle flanken van de Kamer volgens mij heel
veel aandacht was – en terecht. En ik denk dat de Staatssecretaris ook heeft geprobeerd
om in haar termijn daar zo goed mogelijk op te antwoorden, dus ook dank daarvoor.
Ik heb zelf nog twee vragen aan de Staatssecretaris. De allereerste gaat toch over
wat in ieder geval de GroenLinks-Partij van de Arbeidfractie dacht van de bezuiniging
op de subsidieregeling voor toegang tot zorg en ondersteuning. Daar zitten financiële
regelingen in die juist ook dakloosheid raken, zoals het nationaal actieplan. Ik zou
toch graag een brief van de Staatssecretaris willen over de status van de financiën
voor dat onderdeel, zodat we dan ook in ieder geval de zekerheid hebben dat daar geen
bezuiniging in zit dat dit doel zou kunnen raken. Dus heel fijn als ze dat zou kunnen
doen.
De tweede vraag is die uithuiszetting van kinderen. Mijns inziens is dat echt in strijd
met artikel 27, lid 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarin onder
«Toereikende levensstandaard» huisvesting expliciet wordt genoemd, en dat het een
plicht van lidstaten is om zoiets te allen tijde te voorkomen. Ik zou in de brief
toch wat meer duidelijkheid van de Staatssecretaris willen krijgen over hoe uitzettingen
daarmee rijmen.
Dan heb ik nog snel een motie, die ik samen met collega Dobbe indien.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan de Lissabonverklaring, waarin
staat dat in 2030 niemand meer onvrijwillig op straat mag slapen;
constaterende dat ook het Nationaal Actieplan Dakloosheid dit doel heeft, maar deze
ambitie eerder verder weg uit beeld raakt dan dichterbij komt;
overwegende dat de initiatiefnota Dakloosheid van de leden Beckerman en Westerveld
twintig concrete voorstellen doet om dakloosheid tegen te gaan;
verzoekt de regering met de voorstellen uit de nota aan de slag te gaan en deze uit
te werken in beleid en te komen tot bindende afrekenbare afspraken om 2030 wél te
halen, en de Kamer tot 2030 halfjaarlijks te informeren over de voortgang,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Dobbe.
Zij krijgt nr. 5 (36 614).
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik graag het woord geven aan mevrouw Dobbe namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Ook dank aan zowel de indieners als de Staatssecretaris voor de beantwoording.
Er staat 16 miljoen vierkante meter kantoorruimte en andere ruimte leeg in Nederland.
En er slapen kinderen in auto's en in garageboxen in Nederland. Kinderen die moeten
slapen en opgroeien in een auto! Er is daarop echt meer daadkracht nodig. Daarom heb
ik samen met collega De Hoop de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bijna 190.000 woningen leegstaan terwijl de woningnood groot is
en steeds meer mensen dakloos raken;
constaterende dat er maar liefst 16 miljoen vierkante meter aan leegstaande kantoren
en andere gebouwen verspreid over 226.000 panden beschikbaar gemaakt kan worden als
woonruimte;
overwegende dat langdurige leegstand onfatsoenlijk is in tijden van woningnood;
overwegende dat de snelste manier om het aantal woningen uit te breiden de inzet van
bestaande leegstaande gebouwen is;
verzoekt de regering samen met gemeenten een plan uit te werken om ten minste 10.000
extra woonplekken te realiseren in leegstaande panden voor de huisvesting van daklozen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en De Hoop.
Zij krijgt nr. 6 (36 614).
Mevrouw Dobbe (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat dakloze mensen zonder briefadres vaak geen toegang hebben tot een
uitkering, een zorgverzekering en andere basisrechten;
constaterende dat het nu vaak weken of zelfs maanden duurt voordat dakloze mensen
een briefadres krijgen, met grote gevolgen voor hun bestaanszekerheid;
overwegende dat een briefadres de eerste stap kan zijn naar herstel en participatie;
verzoekt de regering te waarborgen dat dakloze mensen uiterlijk binnen drie dagen
na aanvraag een briefadres ontvangen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en De Hoop.
Zij krijgt nr. 7 (36 614).
Mevrouw Dobbe (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kostendelersnorm ertoe leidt dat uitkeringen worden verlaagd
zodra meerdere volwassenen samenwonen;
overwegende dat deze norm mensen ontmoedigt om samen te wonen, terwijl samenwonen
juist kan voorkomen dat mensen dakloos raken;
verzoekt de regering de kostendelersnorm geheel af te schaffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en De Hoop.
Zij krijgt nr. 8 (36 614).
Mevrouw Dobbe (SP):
Laten we daadkracht tonen en dit gewoon gaan doen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik het woord geven aan mevrouw Richardson namens de VVD.
Mevrouw Richardson (VVD):
Ik heb geen moties, dus ik sluit graag af door kort iedereen te bedanken. Ik wil de
initiatiefnemers bedanken voor hun goede bijdrage. Het is mooi dat dit debat echt
over de inhoud en over verdere concretisering is gegaan. Ik denk dat dat iets is dat
heel erg nodig is. Daarnaast wil ik de mensen in het publiek heel erg bedanken, want
daar zitten mensen die echt in het werkveld actief zijn.
Tot zover mijn bijdrage in de tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik heb drie moties. Ik begin direct met voorlezen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat dakloosheid in Nederland anno 2025 nog steeds toeneemt en betrouwbare
cijfers essentieel zijn voor effectief beleid;
overwegende dat de ETHOS Light-definitie een belangrijke stap is, maar dat een definitie
alleen niet voldoende is om de omvang en aard van dakloosheid scherp in beeld te krijgen;
verzoekt de regering om jaarlijks, en waar mogelijk vaker, aan de Kamer te rapporteren
over de ontwikkeling van dakloosheid, uitgesplitst naar leeftijdsgroepen, gezinnen
en gemeenten, zodat tijdig kan worden ingegrepen indien beleid onvoldoende effect
sorteert,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.
Zij krijgt nr. 9 (36 614).
Mevrouw Bruyning (NSC):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat jongeren met een jeugdzorgverleden vaak zonder stabiele huisvesting
op hun 18de verjaardag de zorg verlaten;
overwegende dat dit een structureel risico op dakloosheid veroorzaakt bij een kwetsbare
groep die juist bescherming en continuïteit nodig heeft;
verzoekt de regering te onderzoeken of en op welke wijze het wettelijk kan worden
verankerd dat iedere jongere die uit de jeugdzorg stroomt vóór zijn of haar 18de verjaardag
zicht op een duurzaam woonperspectief heeft, en de Kamer hierover voor de zomer van
2026 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.
Zij krijgt nr. 10 (36 614).
Mevrouw Bruyning (NSC):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een groot tekort is aan betaalbare sociale huurwoningen en dat
sommige gemeenten achterblijven bij het realiseren van hun aandeel;
overwegende dat zonder evenwichtige verdeling de druk op enkele gemeenten te groot
wordt en de gezamenlijke doelstelling om dakloosheid te beëindigen vóór 2030 niet
haalbaar is;
verzoekt de regering om instrumenten te ontwikkelen waarmee gemeenten die achterblijven
effectief kunnen worden aangesproken en gestimuleerd om hun aandeel in de bouw van
sociale huurwoningen en het huisvesten van dakloze gezinnen te leveren, en de Kamer
hierover uiterlijk medio 2026 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.
Zij krijgt nr. 11 (36 614).
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Wijen-Nass namens BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Vanuit de kant van BBB geen nadere moties, maar
ik wil de initiatiefnemers wel nog hartelijk danken voor de initiatiefnota die er
ligt en voor de beantwoording vandaag. Ik heb nog twee punten die ik graag zou willen
meegeven. Het eerste punt gaat over het handhaven op de permanente bewoning van vakantieparken.
Ik weet dat de Kamer inmiddels al drie keer heeft uitgesproken dat we moeten stoppen
met het uitzetten van mensen uit die vakantiewoningen, maar gemeenten blijven ermee
doorgaan op een vrij hardvochtige manier. Ik wil het langs deze weg toch nog een keer
gezegd hebben: stop daarmee.
Verder hebben wij als BBB ook al eerder, in het vorige debat over dakloosheid, aangegeven:
benut alsjeblieft ook de bestaande ruimte die we al hebben. Iedereen weet dat het
bouwen van woningen veel tijd in beslag neemt. Die mensen hebben nu een dak boven
hun hoofd nodig en niet over tien jaar. Ik hoop dat daar nog actief mee aan de slag
gegaan wordt. Ik heb al eerder gevraagd naar die specifieke motie waar ik het over
heb.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
In de eerste termijn hebben we het ook gehad over de Wet versterking regie volkshuisvesting,
waar natuurlijk de normen voor sociale huurwoningen in staan en die ook belangrijk
is om dakloosheid te voorkomen. De voorrang voor statushouders is nu een belangrijk
onderdeel van die wet geworden. Mevrouw Wijen-Nass en de BBB-fractie hebben eerder
aangegeven: het was niet verstandig om voor dat amendement van de PVV te stemmen.
Maar daarnaast is de Minister natuurlijk ook bezig met een wet. Daar is vandaag het
dictum d op binnen gekomen. Ik zou toch wel graag van de BBB-fractie horen hoe men
ernaar kijkt dat er nu zo'n stevig signaal vanuit de Raad van State is gekomen over
de voorrang van statushouders.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
De heer De Hoop heeft gehoord dat ik nogal wat capriolen moest uithalen om hier te
komen, dus ik heb geen tijd gehad om het uitvoerig te bestuderen. Ik heb uiteraard
wel de berichtgeving daarover gezien. Ik ga er ook van uit dat het kabinet daar nog
uitvoerig naar gaat kijken, maar als BBB hebben we wel altijd gezegd: de voorrang
voor statushouders moet er wat ons betreft vanaf. Wij hebben alleen naderhand gezegd:
met het amendement van de PVV bij de Wet versterking regie volkshuisvesting zou je
statushouders nooit meer voorrang kunnen geven; dat gaat wellicht wat ver, want het
kan zijn dat een statushouder om diverse redenen wellicht toch recht heeft op voorrang.
Maar we hebben als BBB altijd gezegd: voorrang voor statushouders puur omdat ze statushouder
zijn, vinden wij geen goed idee. Wij vinden dat iedereen op gelijke wijze de woningmarkt
op moet kunnen gaan. Het kan niet zo zijn dat een jongere tot 30 jaar thuis bij zijn
ouders op een kamertje moet blijven wonen en een statushouder vervolgens wel die huurwoning
krijgt. Ook onze eigen jongeren hebben het recht om een eigen woning te hebben, een
gezin te kunnen starten en hun leven verder te kunnen vormgeven.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik kan mij nog goed de argumentatielijn van mevrouw Van der Plas herinneren toen ze
zei: we hadden tegen dat amendement van de PVV moeten stemmen. De eerste reden was
dat het zou zijn gestrand bij de rechter. Dit houdt op geen enkele manier stand. De
tweede reden betrof de discriminatie die erin zat. Dat willen we ook niet, zei mevrouw
Van der Plas. Eigenlijk precies die argumenten gebruikt de Raad van State nu als het
gaat om de wet waar mevrouw Keijzer nu zelf mee is gekomen. Als die wet zo'n stevig
dictum d krijgt, dan kun je toch niet met droge ogen zeggen dat je die wet op deze
manier naar de Kamer kunt sturen? Het is al de tweede keer dat een wet van mevrouw
Keijzer dictum d krijgt. Ik ga ervan uit dat BBB daar toch wel héél nauwkeurig naar
gaat kijken. Als je zo hard bent over het amendement van de PVV, dan is het wel heel
ingewikkeld om deze wet wel op deze manier door te zetten.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik zou in herhaling vallen over hoe BBB hierin staat, dus ik laat het hierbij.
De voorzitter:
Dank u wel. Eens even kijken. We zijn gekomen aan het einde van de tweede termijn
van de Tweede Kamer. Ik wil graag enkele minuten schorsen om de Staatssecretaris de
gelegenheid te geven om even snel de appreciatie van de negen ingediende moties gereed
te maken. Ik wil voorstellen om om 14.40 uur weer te heropenen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de tweede termijn. Daarin wil ik eerst graag
de beide initiatiefnemers het woord geven, zodat zij misschien ook kort kunnen reflecteren
op de moties en de vragen die er zijn, of nog een woord tot slot tot ons kunnen richten.
Het woord is aan mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Misschien hebben mensen gezien dat ik net iets raars deed tijdens dit
debat. Ik zat stiekem te juichen, want ik heb echt fantastisch nieuws gekregen tijdens
dit debat. Dat gaat misschien over iets heel anders, maar het is iets wat mij heel
erg aan het hart gaat. Op 26 mei heb ik hier mijn initiatiefnota Red de camping verdedigd,
omdat campings opgekocht worden en mensen hun vaste plekje verliezen. Daar waren heel
veel mensen bij van camping Sandevoerde, die al heel lang strijd leveren omdat ze
hun plekje willen houden. Er zat toen een mevrouw op de tribune met tranen in haar
ogen. Ze zei: dit is de derde keer dat ik mijn plek verlies. Ik hoorde net, tijdens
het debat, dat zij hun kort geding gewonnen hebben en dat zij zaterdag niet hoeven
te ontruimen. Daarmee wil ik ze heel erg feliciteren, want daarmee hebben ze een hele,
hele mooie slag gewonnen.
Dat raakt mij, omdat David hier wint van Goliath. Het kan wél. Mensen zeggen altijd
tegen je: je kunt winnen; hou vol. Maar dat is altijd zo abstract. Deze mensen winnen
echt. Misschien is dat wel de mooiste boodschap voor dit debat. Ik vind het altijd
heel lastig als je zo'n debat hebt en dan toch naar huis gaat met de vraag of je hier
wel daadwerkelijk voor heel veel mensen het verschil hebt kunnen maken. Want uiteindelijk
slapen hier vannacht weer mensen in het Haagse Bos.
Uiteindelijk is 2030 al heel erg snel. Ik vind het heel ingewikkeld om dan over huisuitzettingen,
die gewoon in strijd zijn met het Kinderrechtenverdrag, te horen: zodra we duidelijkheid
hebben, komen we erop terug. Over leegstand horen we toch: ja, maar het eigendomsrecht
is zo belangrijk. Over het afschaffen van de kostendelersnorm horen we: nee, dat kost
zo veel geld. Dat zijn allemaal concrete maatregelen die kunnen helpen, maar ze worden
weer vooruitgeschoven. Ik vind dat dat pijn doet, want het is zo hard nodig, maar
we blijven deze strijd voeren. Ik hoop heel erg dat ik hier bij een volgend debat
zit en dan ook weer zo'n appje krijg, omdat mensen die strijd wel hebben gewonnen.
Het kan. Misschien moeten we heel veel Davids hebben die heel veel steentjes gaan
gooien.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het voorbeeld van mevrouw Beckerman laat natuurlijk zien hoe ontzettend belangrijk
het is dat mensen een eigen plek hebben, want een plek om te wonen en te verblijven
is natuurlijk zo veel meer dan alleen je woonplek. Het is voor mensen ook vaak de
grond onder hun voeten, van waaruit ze de rest van hun leven opbouwen. Daarom is het
zo heftig dat zo veel mensen in Nederland geen woonplek hebben. Daarom is het ook
zo belangrijk dat wordt vastgehouden aan de doelstelling van 2030, maar daar zijn
we echt nog lang niet. Ik hoorde meerdere woordvoerders in dit debat daar echt hun
zorgen over uiten. Daar hebben ze natuurlijk groot gelijk in, want de problemen lijken
alleen maar groter te worden in plaats van kleiner.
Dan vind ik het weleens heftig dat onder het mom van het recht van eigendom zo veel
panden leegstaan. Als het recht van eigendom betekent dat andere grondrechten, mensenrechten
en kinderrechten worden geschonden, dan is het ook tijd dat daar een fundamenteel
debat over gevoerd wordt en dat er een besluit over genomen wordt. Ik vind dat we
dat als Kamer niet langer meer zo door kunnen laten gaan en dat het heel goed is om
daar verschillende woordvoerders hetzelfde over te horen. Het is heel goed om in ieder
geval te laten zien hoe belangrijk iedereen het vindt.
Ik denk dat een laatste woord van dank toch weer is aan de mensen op de tribune, maar
ook aan de mensen die misschien meekijken met dit debat of het later terugkijken.
Daar zitten namelijk heel veel mensen die zo veel doen voor al diegenen in de samenleving
die geen dak boven hun hoofd hebben, die geen vaste woonplek hebben en die misschien
vannacht weer in de buitenlucht slapen. Dus dank jullie wel.
De voorzitter:
Dank je wel. Dan wil ik het woord geven aan de Staatssecretaris voor de appreciatie
van de moties.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Ten eerste kan ik toezeggen dat de brief over de Regeling
huisvesting aandachtsgroepen voor het verkiezingsreces de kant van uw Kamer op komt.
Op de uitwerking van de motie hospitaverhuur komt de Minister van VRO begin 2026 terug
bij de uitwerking van het wetsvoorstel Hospitaverhuur.
De bezuiniging op toegang tot zorg en ondersteuning, die genoemd werd door de heer
De Hoop, betreft een brede post waar het Nationaal Actieplan Dakloosheid niet onder
valt. De conclusie is in ieder geval dat er niet bezuinigd wordt op het Nationaal
Actieplan Dakloosheid, maar het is een lastig verhaal. We komen er eind 2025 bij u
op terug via de brief over de voortgangsrapportage dakloosheid. Daar neem ik dit in
mee.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij valt hij er wel onder, maar het zou fijn zijn als de brief voor de behandeling
van de begroting of voor de Algemene Financiële Beschouwingen komt. Volgens mij is
het best makkelijk op papier te krijgen. Het zou fijn zijn als het voor de Algemene
Financiële Beschouwingen naar de Kamer kan komen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Prima. Dan doen we dat, bij dezen.
De voorzitter:
Dan schrijven we die bij dezen op als toezegging. Hij komt voor de Algemene Financiële
Beschouwingen. Uit mijn hoofd vinden die volgende week plenair plaats.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Oké.
De motie op stuk nr. 3 moet ik ontraden. Op dit moment kan ik niet wettelijk verbieden
dat kinderen dakloos worden. Dat ligt ook bij de gemeenten en de woningcorporaties.
We maken hier wel goede afspraken over met de VNG en de corporaties. Het gesprek blijven
we voeren, want zoals ik al zei, is 1.200 een reductie maar geen 0. Daar blijven we
dus mee bezig. Maar de motie moet ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3 is ontraden.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
De motie op stuk nr. 4 ontraad ik ook, omdat we noodopvang niet de oplossing vinden.
Dat gezegd hebbende wil ik wel graag toezeggen dat ik met VRO en de VNG op korte termijn
rondom de tafel ga zitten, niet alleen over de vraag hoe we woonruimte aan deze doelgroep
kunnen bieden en hoe we dat kunnen verbeteren, maar ook over de vraag hoe we de toegang
tot noodopvang kunnen verruimen, mocht dat toch nodig zijn.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 4 is ontraden.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
De motie op stuk nr. 5 moet ik ook ontraden. In de kabinetsreactie is ook al aangegeven
dat we niet onverkort alle voorstellen kunnen overnemen. Dat blijft zo.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 5 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 6.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
De motie op stuk nr. 6 moet ik ook ontraden, maar via de Wet aanpak leegstand, waar
de Minister op dit moment mee bezig is, zal zij wel terugkomen op wat er allemaal
kan op dit dossier.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 6 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 7 ... O, excuus, het
woord is aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om te reflecteren op de woorden van de indieners,
namelijk dat er meer waarde gehecht lijkt te worden aan het eigendomsrecht dan aan
mensenrechten of kinderrechten. Hoe verhoudt zich dat volgens de Staatssecretaris
tot elkaar? Daar ben ik dan wel benieuwd naar.
De voorzitter:
Een korte reflectie van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat wordt wel een hele filosofische overweging dan. Ik denk niet dat het zo simpel
is als ze tegenover elkaar wegstrepen. Dit gaat namelijk om het eigendomsrecht van
burgers. Tegelijkertijd is het denk ik een primaire plicht van de overheid om te zorgen
dat kinderen en burgers op plekken kunnen wonen. Het zou wat worden als we tegen burgers
zeggen «jij moet je privéeigendom inzetten» als het ons niet voldoende lukt om woningen
te bouwen in het tempo waarin dat nodig is. Dat zou ik eigenlijk een zwaktebod vinden.
Als het om het eigendomsrecht van de Staat gaat, dan zou je het er nog over kunnen
hebben, maar dat is in dit geval niet zo. Ik denk dus dat je dat niet zo tegenover
elkaar kan stellen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wat als u dat dan afzet tegen het recht van kinderen om niet op te hoeven groeien
en te hoeven slapen in een auto?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Het gaat niet om wat ik zwaarder weeg. Als ik de persoon was met een groot kantoorgebouw
waar ik al jaren geen gebruik van zou maken, dan zou ik wel weten wat ik ermee zou
doen. Maar ik denk dat het gevaarlijk wordt als de overheid in gaat grijpen op het
bezit van anderen omdat zij daarmee beslissingen maken waar wij het niet mee eens
zijn. Ik denk dat dat een glijdende schaal is en dat we die kant niet op moeten gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met de motie op stuk nr. 7.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
De motie op stuk nr. 7 moet ik ontraden met een verwijzing naar het debat.
Voor de motie op stuk nr. 8 geldt hetzelfde. Deze ontraad ik ook. Daar hebben we het
uitgebreid over gehad.
De motie op stuk nr. 9 geef ik oordeel Kamer.
De moties op de stukken nrs. 10 en 11 zijn eigenlijk allebei overbodig, omdat deze
beide in de Wet versterking regie volkshuisvesting nadrukkelijk een plek krijgen.
De voorzitter:
De moties op de stukken nrs. 10 en 11 zijn overbodig?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, de moties op de stukken nrs. 10 en 11 zijn overbodig. Daarmee heb ik alle moties
gehad.
De voorzitter:
Dan zijn wij aan het einde gekomen van de appreciatie van de moties. Volgens mij zijn
alle vragen ook beantwoord of zijn er toezeggingen op gedaan.
Dan rest mij de toezeggingen te noemen die gedaan zijn.
– De Staatssecretaris van VWS zal de Kamer in Q2, kwartaal twee, van volgend jaar informeren
over onafhankelijke dienstondersteuning binnen de Wmo voor dakloze mensen. Dat is
een toezegging aan het lid Grinwis.
– Dit najaar komen de uitkomsten van een onderzoek naar briefadressen, van de Staatssecretaris
van BZK.
– In februari/maart van 2026 ontvangt de Kamer de uitkomsten van het onderzoek naar
het afschaffen van de kostendelersnorm.
– Er komt een brief naar aanleiding van de vraag van de heer Grinwis over een nieuwe
openstelling van het Volkshuisvestingsfonds voor gemeenten.
Daarbij heb ik nog geen termijn kunnen noteren, dus ik krijg graag een indicatie.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Voor het verkiezingsreces.
De voorzitter:
Voor het komende verkiezingsreces?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, dat zou wat zijn, als ik «het volgende» zou bedoelen.
De voorzitter:
Ik verstond het niet goed.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Binnen twee weken, zeg ik uit mijn hoofd.
De voorzitter:
Dank u wel.
– Dan een toezegging aan het lid De Hoop. Voor de Algemene Financiële Beschouwingen
komt er een brief over de financiële status van de subsidieregeling toegang tot zorg
en ondersteuning.
Dan kijk ik even beide kanten op. We hebben het gehad – de heer De Hoop begon erover
– over cijfers van Aedes naar aanleiding van een aantal uithuiszettingen. We hebben
even gekeken of daar een toezegging over was. Nee? Het komt jullie beiden niet bekend
voor? Dan doen we deze niet als toezegging. Ik zie te weinig lampjes branden in de
hoofden om dit als toezegging op te schrijven.
Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van ... Meneer De Hoop, heeft
u een interruptie?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik dacht: misschien heb ik het zelf gemist in de beantwoording. Ik heb in de tweede
termijn namelijk wel nog aan de Staatssecretaris gevraagd of zij kon ingaan op de
vraag of het niet verbieden van uithuiszettingen in strijd is met het Kinderrechtenverdrag
en of zij per brief kon terugkomen op hoe het kabinet dit leest. Volgens mij stond
dat nog.
De voorzitter:
Ik zie nu wel een blik van herkenning. Ja? Ik zie een ja. Dan wil ik ook graag een
datum.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dit nemen we dan ook mee in de voortgangsrapportage dakloosheid, aan het einde van
het jaar. Excuus, dit ligt aan mij. Ik had het wel opgeschreven, maar vervolgens niet
genoemd.
De voorzitter:
Dan is het fijn dat we ook die scherp hebben gekregen. Dat betekent dat dit in de
brief wordt meegenomen.
Dan wil ik bij dezen de tweede termijn sluiten. Ik dank de indieners van de initiatiefnota,
de leden Beckerman en Westerveld, nogmaals hartelijk voor dit initiatief, evenals
degenen die mee hebben geschreven, de beleidsmedewerkers. Ik dank de mensen op de
tribune en de mensen die thuis meekijken, want ik weet dat ontzettend veel mensen
hun ervaring of hun expertise hebben gedeeld, en dat dit een nota is die door velen
gedragen wordt. Hartelijk dank, ook aan de Kamerleden. Hierbij beëindig ik de vergadering.
Sluiting 14.56 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier -
Mede ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.