Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over sectorale voorstellen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bij het EU-voorstel: Verordening van de Raad tot bepaling van het Meerjarig Financieel Kader voor de jaren 2028 tot en met 2034 COM (2025) 571 (Kamerstuk 36798-1)
36 798 EU-voorstel: Verordening van de Raad tot bepaling van het Meerjarig Financieel Kader voor de jaren 2028 tot en met 2034 COM (2025) 571
Nr. 2
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 september 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur over de brief van 3 september 2025 over de sectorale voorstellen van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bij het EU-voorstel: Verordening van de Raad tot
bepaling van het Meerjarig Financieel Kader voor de jaren 2028 tot en met 2034 COM
(2025) 571 (Kamerstuk 36 798, nr. 1).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 september 2025 aan de Minister van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 23 september 2025 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aardema
De griffier van de commissie, Van den Brule-Holtjer
I Vragen en opmerkingen van de rapporteurs en reactie van de Minister
Informatieafspraken
1. De Minister informeert de Kamer maandelijks, via de geannoteerde agenda van de (informele
en formele) Landbouw- en Visserijraad, over de voortgang van de onderhandelingen.
Dit betreft de voortgang van de inhoudelijke discussies in de Raad voor de totstandkoming
van de algemene oriëntatie, de discussies in de Raadswerkgroepen op hoofdlijnen en
de voortgang tijdens de triloogfase met het Europees Parlement.
In deze maandelijkse voortgangsrapportage gaat de Minister in ieder geval in op de
volgende onderwerpen:
• Ontwikkelingen binnen het Single Plan
• Ontwikkelingen over de inkomenssteun
• Steun aan jonge boeren
• Milieuverplichtingen
2. De Minister informeert de Kamer tijdig wanneer zij voorziet in de onderhandelingen
te moeten afwijken van het kabinetsstandpunt zoals weergegeven in het BNC-fiche en/of
nadien vastgelegd met de Kamer (bijvoorbeeld in toezeggingen, moties en nadere brieven).
3. De Minister informeert de Kamer tijdig wanneer er substantiële nieuwe elementen aan
de oorspronkelijke voorstellen lijken te worden toegevoegd tijdens de EU-onderhandelingen
(zowel door de Raad als door het Europees Parlement).
4. De Minister verstrekt zodra er nieuwe substantiële voorstellen op tafel liggen, een
eerste analyse. Deze analyse geeft een eerste inzicht in de verwachte financiële en
administratieve gevolgen voor Nederland en Nederlandse boeren, inclusief de uitvoerbaarheid
voor uitvoeringsinstanties zoals RVO en NVWA.
5. De Minister streeft ernaar de Kamer tijdig te informeren zodra een akkoord aanstaande
is, zodat dit in concept kan worden bestudeerd alvorens een formeel besluit wordt
genomen. Het betreft hier zowel de algemene oriëntatie in de Raad als het akkoord
volgend uit de triloogonderhandelingen met het Europees Parlement;
6. De Minister stuurt een appreciatie naar de Kamer van het bereikte onderhandelingsakkoord
tussen de Raad en het Europees Parlement. Daarin gaat de Minister ook in op hoe het
bereikte akkoord zich verhoudt tot de oorspronkelijke Nederlandse onderhandelingsinzet
en de gevolgen van het bereikte akkoord voor de uitvoering van het Gemeenschappelijke
Landbouwbeleid in Nederland in de komende jaren.
Antwoord:
Ik kan instemmen met de voorgestelde afspraken. Ik zal uw Kamer gedurende het traject
maandelijks op hoofdlijnen informeren over de voortgang van de onderhandelingen via
de geannoteerde agenda van de LVR. Ik zal daarbij ingaan op de relevante onderwerpen
waarover op dat moment iets te melden is, met bijzondere aandacht voor de prioritaire
onderwerpen van uw Kamer. Wanneer ik voorzie in de onderhandelingen te moeten afwijken
van het standpunt zoals met uw Kamer gedeeld, zal ik uw Kamer tijdig informeren. Datzelfde
geldt als er substantiële nieuwe elementen aan de oorspronkelijke voorstellen lijken
te worden toegevoegd tijdens de onderhandelingen. Daarbij wil ik aangeven dat ik rapportage
uit de ambtelijke werkgroepen onwenselijk vind omdat dit de onderhandelingspositie
van Nederland negatief beïnvloedt. Indien uw Kamer dit toch wenst, zou rapportage
hieruit, gezien het vertrouwelijke karakter van deze overleggen, alleen in abstracte
termen op hooflijnen kunnen plaatsvinden. Ontwikkelingen binnen het Single Plan zal
ik betrekken in de rapportages als deze specifiek van invloed zijn op het GLB-voorstel.
Ik streef ernaar uw Kamer tijdig te informeren als een akkoord aanstaande is, hierbij
ben ik deels afhankelijk van de voor dit doel geschikte teksten vanuit het voorzitterschap
van de Raad.
II Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groenlinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enige vragen en opmerkingen met betrekking
tot het behandelvoorbehoud op het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en in het bijzonder
het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB). Deze leden zullen deze uiteenzetten.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benadrukken dat het GLB zo’n 25 procent van
de Europese Unie (EU)-begroting betreft en daarmee een flink deel van het belastinggeld
dat de EU uitgeeft, opgaat aan de landbouwsector. Deze leden zijn van mening dat deze
middelen te allen tijden moeten worden ingezet om de noodzakelijke verduurzaming van
deze sector teweeg te brengen. Subsidiëring mag niet leiden tot het in stand houden
van een onhoudbare landbouw die in strijd is met de natuur en dierenwelzijn, en daarmee
ook de groene toekomst van boeren in onzekerheid brengt. Deze leden zien dat iedereen
baat heeft bij een groene toekomst voor boeren. Hoewel dit ingrijpende maatregelen
vraagt, dienen EU-budgetten groene bedrijfsvoering te stimuleren en de drempels voor
biologische en duurzame boeren te verlagen. Subsidiëring van onhoudbare bedrijfsvoering
dient te worden afgeschaald omdat dit in strijd is met het algemene belang.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben weinig vertrouwen dat de demissionair
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) zich in zal zetten
voor een evenwichtige belangenafweging waarin natuurbescherming en dierenwelzijn ook
goed zijn vertegenwoordigd. Deze leden vragen daarom om, in de informatievoorziening
aan de Kamer, duidelijk te onderbouwen hoe de afweging tussen álle belangen wordt
gemaakt in de inbreng van de demissionair Minister. In een demissionaire periode past
het deze demissionair Minister om uiterst terughoudend te zijn in het maken van politieke
keuzes. Daarom achten deze leden het van bijzonder belang dat haar inzet zo transparant
mogelijk tot stand komt en dat zij wetenschappelijk onderbouwt hoe haar onderhandelingsinzet
meer dient dan alleen de commerciële belangen van de landbouwsector.
Kan de demissionair Minister toezeggen dat zij te allen tijden, in de informatievoorziening
richting de Kamer, haar afwegingen duidelijk zal onderbouwen? Kan zij tevens toezeggen
dat zij, als ze adviezen ophaalt uit het veld, een eerlijke balans zal toebrengen
in het soort organisaties dat zij spreekt? Het gaat deze leden vooral om een gelijkwaardige
betrokkenheid van innovatieve boeren, biologische en duurzame boeren en telers, en
natuur-, dierenwelzijns- en milieuorganisaties die opkomen voor dieren en de natuur.
Antwoord:
Net als bij voorgaande wijzigingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
gebruikelijk is geweest, laat ik mij in dit proces breed informeren vanuit diverse
organisaties en maatschappelijke belangen. Daarbij zet ik mij in voor alle actoren
en aspecten die bijdragen aan toekomstbestendige landbouw en een leefbaar platteland,
met oog voor alle GLB-doelen. In mijn informatie aan uw Kamer zal ik waar nodig ingaan
op mijn afwegingen. Indien besluiten op basis van door mij gevraagde wetenschappelijke
rapporten worden genomen, zal ik deze met u delen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen concreet voor dat de demissionair
Minister bij de maandelijkse voortgangsrapportage een onderbouwing toevoegt over hoe
de belangen van duurzaamheid, natuurbescherming, dierenwelzijn en innovatieve duurzame
/ biologische bedrijfsvoering zijn meegewogen in de ontwikkelingen van de GLB-onderhandelingen
en de inzet van het demissionaire kabinet.
Antwoord:
Ik begrijp de belangstelling voor deze onderwerpen vanuit uw Kamer. Zoals u in het
BNC-fiche over het GLB (Kamerstuk 22 112, nr. 4147) heeft kunnen lezen, hebben deze onderwerpen ook de aandacht van het kabinet. De
komende periode verwacht ik dat de onderhandelingen voor het GLB vooral op hoofdlijnen
zullen plaatsvinden, waarbij niet elk onderwerp expliciet zal worden besproken. Als
de onderhandelingen vorderen en als de daadwerkelijke planvorming start, zal specifieke
bespreking en afweging van belangen vaker het geval zijn. Wanneer door de leden genoemde
afwegingen spelen in de onderhandelingen zal ik uw Kamer hierover via de geannoteerde
agenda van de LVR nader informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken met betrekking tot
het Behandelvoorbehoud sectorale voorstellen van het GLB bij het EU-voorstel: Verordening
van de Raad tot bepaling van het MFK voor de jaren 2028–2034. Deze leden hebben geen
aanvullende vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met grote zorg kennisgenomen van de sectorale voorstellen
van de Europese Commissie (EC) voor het GLB in het MFK 2028–2034. Deze voorstellen
betekenen een radicale koerswijziging: het afschaffen van het tweepijlerstelsel, het
loslaten van de bestaande GLMC-standaarden en de volledige integratie van het GLB
in de nieuwe Nationale en Regionale Partnerschapsplannen (NRPP), gefinancierd via
één nationale financieringsenveloppe.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de EC dit presenteert als vereenvoudiging,
meer flexibiliteit en betere beleidsafstemming. Deze leden zijn van mening dat in
werkelijkheid de gevolgen voor boeren desastreus zijn. Waar landbouw nu een duidelijk
afgebakende pijler binnen het Europese beleid vormt, worden landbouwmiddelen in de
toekomst onderdeel van een veel breder fonds. Daardoor is er een reëel risico dat
geld bestemd voor boeren weglekt naar andere beleidsdoelen, zoals sociaal beleid of
infrastructuur. De voorspelbaarheid en stabiliteit waar boeren zo afhankelijk van
zijn, komen hierdoor onder druk te staan.
De leden van de BBB-fractie stellen dat daarbij komt dat het GLB-budget in omvang
met 20 tot 30 procent daalt. Een dergelijke verlaging in een tijd van toenemende geopolitieke
spanningen, marktonzekerheid en zware verduurzamingsopgaven is volgens deze leden
onverantwoord. Het verdwijnen van de tweede pijler verzwakt bovendien de mogelijkheden
voor gerichte plattelandsontwikkeling en innovatie. Zonder aparte en gegarandeerde
middelen voor deze doelen dreigen juist de investeringen die zo cruciaal zijn voor
een vitaal platteland, voor duurzame productiemethoden en voor de broodnodige generatievernieuwing,
te verdwijnen in de concurrentie met andere nationale prioriteiten.
De leden van de BBB-fractie vragen de Minister hoe zij kan garanderen dat de landbouwmiddelen
niet versnipperen binnen de brede enveloppe en welke mogelijkheden zij ziet om harde
oormerking voor landbouw overeind te houden. Hoe wordt voorkomen dat plattelandsontwikkeling
en jonge boeren, die nu nog via aparte pijlers of programma’s zekerheid hebben, straks
afhankelijk worden van de politieke afwegingen binnen Nationaal en Regionaal Partnerschapsplannen
(NRPP)? Deelt de Minister de mening dat dat niet kan worden gegarandeerd?
Antwoord:
Ik begrijp de zorgen van uw Kamer. In het Commissievoorstel voor het volgende MFK
zijn de twee landbouwfondsen samengevoegd in het Nationaal en Regionaal Partnerschapsplannen (NRPP). Het grootste deel van de middelen uit het huidige GLB, namelijk de directe
inkomenssteun, blijven in het huidige voorstel geoormerkt voor het GLB. Met dit geoormerkte
budget kunnen in het NRPP alleen landbouwinterventies worden ingezet (vergelijkbaar
met de meeste huidige interventies in GLB). Het klopt dat de hoogte van dit geoormerkte
bedrag aanzienlijk lager is dan het in de huidige periode hiervoor beschikbare budget.
In het voorstel van de Commissie is een andere verdeling toegepast, waarbij het NRPP-budget
vooraf niet geheel is gealloceerd. Vanuit de verschillende NRPP doelen kan hier een
beroep op worden gedaan. Het vraagt vervolgens een nationale afweging hoe dit budget
over de doelen wordt verdeeld. Oormerking vooraf kent zowel voor- als nadelen. Enerzijds
is door niet vooraf alle middelen te oormerken coherente beleidsvorming mogelijk.
Lidstaten hebben zelf meer invloed op de verdeling van middelen en kunnen dit toespitsen
op hun eigen behoefte. Anderzijds is vooraf (vanuit de Commissievoorstellen) niet
duidelijk hoeveel budget er beschikbaar is voor bepaalde doelen, zoals voor generatievernieuwing
en Leader waar eerder wel een vaste toewijzing voor bestond.
De leden van de BBB-fractie merken verder op dat de EC zes procent van de middelen
wil reserveren voor jonge boeren. Hoewel dat positief klinkt, is de vraag of dit in
de praktijk voldoende zekerheid biedt. Hoe borgt de Minister dat deze middelen daadwerkelijk
bij jonge boeren terechtkomen en niet worden opgeslokt binnen bredere beleidsdoelen
in de NRPP?
Antwoord:
Steun voor generatievernieuwing vind ik erg belangrijk en daarom zal ik conform het
BNC-fiche over het GLB ervoor pleiten op Europees niveau zes procent van het geoormerkte
GLB-budget voor inkomenssteun in te zetten voor regelingen ter ondersteuning van jonge
boeren. Door deze zekerheid binnen het geoormerkte GLB-budget te zoeken, kan dat budget
ook gericht voor generatievernieuwing worden ingezet. Dit deel van het budget kan
volgens de Commissievoorstellen niet voor andere NRPP-doelen dan inkomenssteun worden
ingezet.
De leden van de BBB-fractie constateren dat hun zorgen breed worden gedeeld. Verschillende
lidstaten waarschuwen dat de afschaffing van de tweede pijler en de invoering van
één nationale enveloppe zal leiden tot fragmentatie, ongelijkheid en verlies aan focus.
Ook in het Europees Parlement (EP) klinkt stevige kritiek: er wordt gevreesd voor
een ongelijk speelveld, voor het ondergraven van voorspelbare steun en zelfs voor
het einde van een werkelijk GLB.
De leden van de BBB-fractie roepen de Minister op om namens Nederland in Brussel stelling
te nemen tegen de invoering van de single envelope. Deze leden vinden dat landbouwmiddelen
moeten blijven geoormerkt en niet afhankelijk mogen worden van nationale afwegingen.
De toekomst van onze boeren en de voedselzekerheid van Europa vragen om een robuust,
herkenbaar en eerlijk GLB, niet om een vage nationale fondsenstructuur waarvan boeren
de dupe dreigen te worden.
Antwoord:
In de brief (Kamerstuk 21501-20-2268) met de kabinetsappreciatie van het Meerjarig Financieel Kader is het kabinet ingegaan
op de voorgestelde structuur van het Meerjarig Financieel Kader en de inzet van kabinet
hierbij. Het kabinet onderschrijft in die brief ook de aandacht voor voedselzekerheid
en het belang daarvan voor de weerbaarheid van de EU.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie zijn geschrokken van de voorstellen van de EC omtrent
het GLB na 2027. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat wordt voorgesteld om verschillende Europese
fondsen samen te voegen in een groot NRP-fonds, inclusief een bezuiniging op het GLB-budget.
Lidstaten zouden binnen het GLB ook meer ruimte krijgen voor invulling en financiering
van beleidsinstrumenten. Deze leden maken zich grote zorgen over de verschillen die
zullen ontstaan tussen lidstaten.
Deelt de Minister de analyse dat hierdoor veel groter verschillen zullen ontstaan
tussen de wijze waarop lidstaten hun boeren ondersteunen? Dat kan maar zo negatieve
gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van Nederlandse landbouwbedrijven. Hoe
waardeert de Minister deze risico’s?
Antwoord:
Ik deel de analyse dat er door de grotere flexibiliteit grotere verschillen kunnen
ontstaan in de wijze waarop lidstaten hun boeren ondersteunen. Tegelijk was deze flexibiliteit
en de mogelijkheid om de invulling van het GLB naar regionale behoeftes vorm te kunnen
geven, een wens van de lidstaten waaronder Nederland. Wat het effect van deze flexibiliteit
uiteindelijk is op de concurrentiepositie van Nederlandse landbouwbedrijven, is op
voorhand niet te identificeren. Op deze positie zijn verschillende elementen – ook
buiten het boerenbedrijf – van invloed, bijvoorbeeld logistiek, kennis en innovatie.
De Nederlandse boeren zijn echte ondernemers. Ik heb er vertrouwen in dat het voorstel
de kans geeft het beleid te richten op de grote uitdagingen voor Nederland en met
een goede ondersteuning vanuit het NRPP de Nederlandse boeren hier hun voordeel mee
kunnen doen. Desalniettemin zal het gelijke Europese speelveld een belangrijk aandachtspunt
zijn tijdens de onderhandelingen over het GLB-voorstel.
Het GLB was mede bedoeld om te zorgen voor een meer gelijk speelveld voor Europese
landbouwbedrijven. Gaat de Minister zich inzetten om ervoor te zorgen dat een eerlijk
speelveld een belangrijk uitgangspunt blijft voor het GLB?
Antwoord:
Ja, een Europees gelijkspeelveld vind ik belangrijk. De manier waarop het GLB wordt
ingezet kan bijdragen aan het gelijke speelveld, naast bijvoorbeeld de gedeelde Europese
wetgeving. Ik zal me bij de bespreking van de voorstellen dan ook actief inzetten
om dit als uitgangspunt in het GLB te behouden.
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister zich ervoor in gaat zetten
dat het voor het GLB beschikbare budget wordt geoormerkt voor dit doel en dat wordt
voorkomen dat GLB-middelen verschoven worden naar andere Europese doelen.
Antwoord:
In de huidige voorstellen van de Commissie is er een geoormerkt deel van het NRPP-budget
dat alleen ingezet kan worden voor GLB-interventies voor inkomenssteun. Hieronder
vallen meer interventies dan onder de huidige inkomsenssteun. Daarnaast kunnen een
aantal GLB-interventies gefinancierd worden vanuit het niet-gealloceerde deel van
het NRPP-budget. De toepassing van dat budget is onderdeel van de nationale besluitvorming.
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister voedselzekerheid een belangrijke
strategische prioriteit vindt en zo ja waarom. Wat betekent dat voor de inzet van
Nederland met betrekking tot de voorstellen voor het GLB na 2027?
Antwoord:
Zoals ook beschreven in de kabinetsappreciatie over het MFK (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2268) is voedselzekerheid voor mij zeker een belangrijke strategische prioriteit. Voedselzekerheid
is cruciaal voor een weerbare samenleving en strategische autonomie. Daarom moet het
GLB bijdragen aan een toekomstgerichte, innovatieve landbouw, het behalen van de natuurdoelstellingen,
met blijvende aandacht voor toekomstperspectief, verdienvermogen, voedselzekerheid
en innovatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
A. van den Brule-Holtjer, griffier