Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Voortgang Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (Kamerstuk 30995-104)
2025D40951 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben de
onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over Leefbaarheid en veiligheid.
De voorzitter van de commissie,
Postma
De griffier van de commissie,
De Vos
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II
Antwoord/reactie van de Minister
III
Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Voortgang van
het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid en hebben over een aantal onderwerpen
nog vragen aan de Minister.
Deze leden lezen op bladzijde 2 van de beslisnota dat er verbinding wordt gelegd met
moeilijk bereikbare gemeenschappen in 14 NPLV-gebieden inzake de actielijn veiligheid.
Zij vragen de Minister om welke moeilijk bereikbare gemeenschappen het gaat, waar
exact de «bereikbaarheidsproblemen» zitten en wat het aan (extra) middelen kost (in
de breedste zin van het woord «middelen») om deze gemeenschappen te bereiken?
Op bladzijde 5 van de Voortgangsrapportage valt te lezen dat niet over individuele
gebieden wordt gerapporteerd, maar over het geheel en de nationale inzet. Hierdoor
komt het voor dat sommige scores uitmiddelen. Waar mogelijk worden wel de uitschieters
vermeld. De leden van de PVV-fractie zouden van de Minister willen weten of het mogelijk
is om voortaan zoveel mogelijk over individuele gebieden te rapporteren en zo nee,
waarom niet.
Op bladzijde 6 van de Voortgangsrapportage staat opgetekend dat de aanvraag- en verantwoordingsprocedures
nog verder vereenvoudigd kunnen worden. Deze leden vragen de Minister of deze vereenvoudiging
onbedoeld niet kan resulteren in een onduidelijke verantwoording met alle gevolgen
van dien. Wat wordt gedaan om dat te voorkomen?
Op bladzijde 36 van de Voortgangsrapportage staat dat landelijke wet- en regelgeving
of beleid soms knelt met de uitvoering; soms zorgen organisatorische of culturele
aspecten ervoor dat problemen niet opgelost kunnen worden. De leden van de PVV-fractie
willen van de Minister zo gedetailleerd mogelijk weten wat de «culturele aspecten»
zijn die ervoor kunnen zorgen dat problemen niet opgelost worden.
Deze leden willen de Minister ook nog een vraag stellen met betrekking tot de brief
Derde tranche Volkshuisvestingsfonds. Op bladzijde 3 lezen zij dat het niet eenvoudig
zal zijn om een methodiek te ontwikkelen die recht doet aan de situatie op de BES-eilanden,
en om een level playing field te creëren. Het bedrag van 5 miljoen euro zal op separate
(nog uit te werken) wijze ter beschikking worden gesteld aan de BES-eilanden. Zij
vragen de Minister of genoemde separate methodiek voor de BES-eilanden er al is en
zo ja, hoe deze eruit ziet en waar de verschillen zitten ten opzichte van de reguliere
beoordelingsmethodiek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten veel waarde aan leefbare en veilige
wijken waar iedereen op een prettige manier kan leven. Deze leden zien een leefbare
en veilige woonomgeving als essentiële randvoorwaarden voor jongeren om op te groeien.
Het moet niet uitmaken waar je geboren bent en opgroeit. In iedere wijk zouden mensen
dezelfde kansen moeten hebben. Het is van belang dat ongeacht waar je in Nederland
woont, je buurt prettig is en problemen tijdig worden herkend en aangepakt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het van belang dat het Nationaal Programma
Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) op een effectieve manier kan bijdragen aan het verbeteren
van de leefbaarheid in wijken omdat niet in alle wijken in Nederland de leefbaarheid
en veiligheid op orde is. Het is volgens deze leden daarom belangrijk dat er voldoende
middelen zijn voor het NPLV, en dat alle wijken waar dat gewenst is kunnen participeren
in het NPLV. Deze leden constateren dat de laatste voortgangsrapportage van het NPLV
dateert van bijna een jaar geleden. Zij ontvangen daarom graag een geactualiseerde
voortgangsrapportage. Kan de Minister hierbij concreet ingaan op de knelpunten en
de mogelijke oplossingen? Deze leden horen tijdens werkbezoeken aan de wijken met
een nationaal programma dat deze inzet bijdraagt aan het verbeteren van de leefbaarheid
en veiligheid, maar dat er ook nog veel uitdagingen en problemen zijn. Daarom zouden
zij graag zien dat deze knelpunten en uitdagingen expliciet worden betrokken bij de
verbetering van de NPLV-aanpak.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de problematiek in veel wijken
vaak niet los te zien is van zorgen over bestaanszekerheid. In bijvoorbeeld Arnhem-Oost
valt op dat het experiment om gezinnen schuldenvrij te maken vaak slaagt, maar dat
er vervolgens nieuwe instabiliteit ontstaat doordat het inkomen simpelweg te laag
is. Zo levert een kind dat achttien wordt direct verlies van kindgebonden budget op,
en ontstaan er extra lasten, zoals de zorgverzekering. Wanneer dit niet soepel samenvalt
met het verkrijgen van zorgtoeslag, ontstaan al snel betalingsachterstanden en opnieuw
risico’s op schulden. De feitelijke situatie in het huishouden verandert niet, maar
de financiële positie wel, en dat maakt gezinnen kwetsbaar. Herkent de Minister dit
en wat ziet zij hier voor oplossingsmogelijkheden?
In veel wijken waar het NPLV betrekking op heeft zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
gelukkig verbeteringen in de leefbaarheid en veiligheid. Wel vernemen deze leden dat
er meer behoefte is aan langjarige zekerheid en aan meer gestroomlijnde ondersteuning
en financiering. Op dit moment is er nog veel versnipperde financiering omdat er grote
opgaven zijn die veel beleidsterreinen raken: van huisvesting en veiligheid tot zorg,
en van armoedebestrijding tot de aanpak van de openbare ruimte. Dit leidt tot onvoldoende
langjarige zekerheid. Deelt de Minister de mening dat dit een punt van zorg is en
dat het verstandig zou zijn deze zorg op te lossen? Zo ja, wat gaat de Minister hieraan
doen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat een prettige woonomgeving ook
betekent dat er voor iedereen goede en betaalbare huisvesting moet zijn. Helaas is
dit nog lang niet overal het geval, zo constateren deze leden. Zij zijn daarom voorstander
van een stevig verankerde wijkenaanpak waarbij de kwaliteit van woningen wordt verbeterd
onder andere door de aanpak van schimmel, tocht en hitte en het goed isoleren van
woningen. Daarnaast moeten er, wat deze leden betreft, veel meer betaalbare woningen
worden gebouwd. In dit licht zijn deze leden daarom wam voorstander van een effectief
volkshuisvestingsfonds. Zij vragen de regering wat dit fonds tot nu toe concreet heeft
opgeleverd en wat de gevolgen zouden zijn, wanneer dit fonds niet zou worden voortgezet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het van belang dat in alle gemeenten
de wijken leefbaar en veilig zijn. Ook gemeenten waar het NPLV niet actief is moeten
op een goede manier ondersteund worden. Recent vroeg de gemeente Beverwijk hier expliciet
aandacht voor. De burgemeester pleit voor middelen en expertise uit Den Haag om de
jeugdproblematiek op te lossen. Graag ontvangen deze leden een expliciete reactie
van de Minister hierop. Kan de Minister hierbij specifiek ingaan op de observatie
van de burgemeester dat de overheid niet alleen in wijken aanwezig moet zijn als er
incidenten zijn, maar juist ook op andere momenten en dat de rijksoverheid losgezongen
is van wat er echt gebeurt in de wijken?
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog een vraag over de capaciteit
bij de politie. Deze leden constateren dat er in diverse politieregio’s personeelstekorten
zijn en dat er daarnaast bezuinigingen dreigen die de operationele slagkracht van
de politie verzwakt. Dit is juist in wijken waar wijkagenten een belangrijke rol hebben
een groot punt van zorg. De regioburgemeesters hebben recent de noodklok geluid over
deze bezuinigingen. Graag ontvangen deze leden een reactie op deze zorgen en vernemen
zij graag van de Minister welke gevolgen deze afschaling van de operationele inzet
heeft voor de inzet van de politie in de wijken waar voldoende wijkagenten juist van
cruciaal belang zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het schriftelijk
overleg leefbaarheid en veiligheid. Deze leden hebben nog een paar vragen.
Zij vragen hoe het samenvoegen verloopt van diverse regelingen die worden ingezet
voor de NPLV-aanpak? Ziet de Minister al synergie-voordelen waardoor meer van de middelen
uit de regelingen worden gebruikt voor de wijk?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister aan te geven in welke NPLV-gebieden
de aanpak van de Rotterdamwet positief uitpakt en wat daar de voornaamste reden van
is? Welke verbeteringen zijn zichtbaar?
Deze leden vragen de Minister aan te geven op welke manier en met welke arrangementen
er moet worden gestuurd op nieuw woningaanbod, waaronder inbreiding en vernieuwing,
in NPLV wijken om de leefbaarheid drastisch te verbeteren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van het schriftelijk
overleg Leefbaarheid en Veiligheid. Deze leden vragen hoe de Minister de effectiviteit
van het NPLV tot nu toe beoordeelt. In welke mate krijgen mensen daadwerkelijk de
juiste hulp, op de juiste plaats en het juiste moment?
De leden van de NSC-fractie hebben een aantal vragen over de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG). Herkent de Minister de signalen van professionals dat jongeren
die dreigen af te glijden (bijvoorbeeld door schoolverzuim, rondhangen op straat of
aansluiting bij risicogroepen) vaak al vroeg in beeld zijn, maar dat gegevensdeling
tussen instanties stokt? Deelt de Minister de analyse dat de toepassing van de AVG
in het sociaal en veiligheidsdomein soms belemmerend werkt voor effectieve samenwerking
tussen gemeenten en hulpverleners? Zo ja, op welke wijze kan dit worden aangepakt?
Is de Minister bereid om te onderzoeken hoe gemeenten en hulpverleners jongeren daadwerkelijk
kunnen ondersteunen zonder in strijd te handelen met de AVG? Ziet de Minister daarnaast
mogelijkheden om te komen tot een landelijk werkende norm of kader voor gegevensdeling
in het sociaal en veiligheidsdomein, zodat professionals duidelijkheid hebben en niet
uit angst voor sancties (zoals verlies van SKJ-registratie) samenwerking nalaten?
Kan de Minister tot slot toezeggen dat zij de Kamer vóór het einde van dit jaar informeert
over de uitkomsten van dit onderzoek en eventuele voorstellen voor een landelijk kader?
De leden van de NSC-fractie vragen of de Minister de visie deelt dat crimineel vermogen
dat door de overheid is afgepakt, in de eerste plaats zou moeten terugvloeien naar
de wijken waar dit vermogen is buitgemaakt, juist omdat daar de gevolgen van criminaliteit
het grootst zijn. Is de Minister het eens dat het inzetten van afgepakt crimineel
vermogen in de lokale samenleving een krachtig signaal kan zijn tegen criminele praktijken
en tegelijkertijd kan bijdragen aan herstel en preventie? Herkent de Minister de signalen
vanuit verschillende gemeenten dat het verkrijgen van middelen uit afgepakt vermogen
nu moeizaam verloopt? Kan zij aangeven wat de oorzaken hiervan zijn?
Deze leden vragen de Minister uiteen te zetten op welke wijze gemeenten momenteel
gebruik kunnen maken van afgepakt vermogen, en of zij deze middelen structureel en
gericht kunnen inzetten voor maatschappelijke doelen zoals jongerenwerk, schuldenaanpak
of veilige ontmoetingsplekken. Ook vragen zij of de Minister bereid is, samen met
de Minister van Justitie en Veiligheid, te verkennen welke juridische grondslag nodig
is om gemeenten directer toegang te geven tot afgepakt crimineel vermogen. Kan de
Minister tot slot toezeggen dat zij op korte termijn met een voorstel naar de Kamer
komt waarin duidelijk wordt gemaakt hoe afgepakt vermogen voortaan ten goede kan komen
aan de lokale samenleving?
De leden van de NSC-fractie merken op dat bij de uitbreiding van wijken («een straatje
erbij») vaak zo gebouwd wordt dat kwetsbare wijken kwetsbaar blijven, terwijl rijke
wijken buiten schot blijven. Herkent de Minister dit? Deelt de Minister de mening
dat dit leidt tot een versterking van ongelijkheid op de woningmarkt, en dat juist
gemengde wijken kunnen bijdragen aan meer sociale cohesie en bestaanszekerheid? Kan
de Minister inzichtelijk maken in welke mate sociale woningbouw nu geconcentreerd
wordt in kwetsbare wijken, en hoeveel er gerealiseerd wordt in duurdere wijken? Herkent
de Minister dat gemeenten terughoudend zijn om sociale woningbouw te realiseren op
dure locaties vanwege hoge grondprijzen en de zogenoemde onrendabele top? Welke mogelijkheden
ziet de Minister om deze terughoudendheid te doorbreken en gemeenten te stimuleren
om ook op duurdere locaties sociale en betaalbare woningen te bouwen? Is de Minister
bereid impulsgelden en rijksbijdragen gericht in te zetten als financiële hefboom,
zodat gemeenten gestimuleerd worden sociale woningbouw ook in rijke wijken te realiseren?
En welke aanvullende instrumenten of maatregelen wil de Minister inzetten om gemengde
wijken te bevorderen en te voorkomen dat sociale woningbouw zich blijft concentreren
in kwetsbare gebieden? Kan de Minister verder toezeggen dat bij het bestrijden van
de wooncrisis niet alleen wordt ingezet op snelheid, maar ook op rechtvaardige verdeling
en betaalbaarheid in álle wijken?
De leden van de NSC-fractie hebben een aantal vragen over het toenemende aantal aanslagpogingen
door middel van explosieven in relatie tot de leefbaarheid en veiligheid in de Nederlandse
wijken. Hoe kijkt de Minister aan tegen het toenemende aantal aanslagpogingen en heeft
de Minister zicht op waar in Nederland deze aanslagen doorgaans plaats vinden? Ziet
de Minister een relatie tussen de NPLV-wijken of vinden de aanslagen doorgaans ook
plaats buiten deze wijken? Heeft de Minister een goed beeld van de gevolgen die deze
aanslagen hebben op de leefbaarheid van wijken die toch al onder druk staan? Kan de
Minister delen in welke mate, met het oog op de recente ontwikkelingen omtrent aanslagen
met explosies, het wijs zou zijn om het aantal wijken dat extra aandacht krijgt in
het NPLV uit te breiden en haar antwoord ook toelichten?
De leden van de NSC-fractie vragen zich daarnaast af hoe de Minister de rol van woningcorporaties
ziet als het gaat om de aanpak van aanslagen met explosieven. Is de Minister van mening
dat woningcorporaties meer ruimte moeten krijgen om strafrechtelijke gegevens te ontvangen
ten behoeve van de aanpak van aanslagen met explosieven? Wanneer verwacht de Minister
dat het wetsvoorstel Wijziging Woningwet i.v.m. bijzondere gegevensuitwisseling in
werking treedt? Welke mogelijkheden ziet de Minister om landelijke afspraken te maken
met woningcorporaties aangaande de aanpak van aanslagen met explosieven en ondermijning?
Daarnaast vragen deze leden of de Minister bereid is om, afhankelijk van de uitkomsten
van het project van het Financieel Expertise Centrum (FEC), met de Minister van Justitie
en Veiligheid, instanties betrokken bij het FEC-project, en de politie tot een landelijke
aanpak tegen hypotheekfraude te komen?
De leden van de NSC-fractie vragen of de Minister een verband ziet tussen de leefbaarheid
van wijken en wijken met energielabels E, F, en G. Deelt de Minister de mening dat
wijken met veel woningen met bovengenoemde energielabels vaak mensen aantrekken met
een kleine portemonnee, kan zij haar antwoord onderbouwen? Deelt de Minister de opvatting
dat koeling, zonwering en schaduwrijke buitenruimte geen luxe zijn, maar basisvoorwaarden
voor gezonde en leefbare wijken? Welke stappen onderneemt het kabinet om ervoor te
zorgen dat deze voorzieningen standaard onderdeel worden van nieuwbouwprojecten? Hoe
kan worden voorkomen dat gemeenten en ontwikkelaars worden geconfronteerd met extra
bureaucratie of vertraging bij het realiseren van hittestressreductie? Is het kabinet
bereid om hittestressmaatregelen te koppelen aan bestaande rijksbijdragen (zoals de
Woningbouwimpuls of de Startbouwimpuls) zodat er geen extra procedures nodig zijn?
Kan de Minister toelichten hoe generieke data uit bijvoorbeeld het Deltaprogramma
ingezet kan worden, zodat nieuwe onderzoeken naar hittestress per project niet nodig
zijn? Hoe wordt geborgd dat deze data actueel en bruikbaar blijft voor gemeenten en
ontwikkelaars? Hoe ziet het kabinet de rol van publieke middelen in het waarborgen
dat woningbouwprojecten toekomstbestendig zijn en bijdragen aan leefbare, gezonde
wijken? Is de Minister bereid te onderzoeken hoe publieke bijdragen structureel kunnen
worden gekoppeld aan klimaat adaptieve maatregelen, met name hittestressreductie?
Hoe borgt het kabinet dat nieuwbouwwoningen niet alleen voldoen aan de huidige eisen,
maar ook bestand zijn tegen het klimaat van de komende vijftig jaar, met name op het
gebied van hittebestendigheid? Ziet de Minister, naast de klimaat- en energiedoelen,
ook een directe relatie tussen woningen met een E, F of G-label en de leefbaarheid
en veiligheid in wijken? Welke inzichten heeft het kabinet over de impact van slecht
geïsoleerde woningen (EFG-labels) op bijvoorbeeld gezondheid, sociale cohesie en veiligheid
in deze wijken? Is de Minister bereid gemeenten op te roepen om wijken met veel EFG-labelwoningen
als prioriteit te benoemen in hun lokale woon- of wijkprogramma’s, juist vanwege de
samenhang met leefbaarheid en veiligheid? Op welke wijze kunnen bestaande instrumenten,
zoals het NPLV of de Woningbouwimpuls, worden ingezet om de verduurzaming van EFG-labelwoningen
te koppelen aan bredere wijkverbetering? En erkent de Minister dat het versneld verbeteren
van EFG-labelwoningen niet alleen een bijdrage levert aan het behalen van de klimaatdoelen,
maar ook een publieke waarde vertegenwoordigt door de leefbaarheid en veiligheid in
kwetsbare wijken te versterken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bij
het onderwerp Leefbaarheid en Veiligheid. Deze leden hebben nog enkele vragen aan
de regering.
Zij lezen dat in eerdere tranches van het Volkshuisvestingsfonds (VHF) dat in Heerlen-Noord
woningen zijn gesloopt en nieuw gebouwd, met veel aandacht voor sociale huur. In de
derde tranche is echter slechts een deel van de gevraagde middelen toegekend. Kan
de Minister toelichten wat de volledige omvang van de aanvraag van Heerlen in de derde
tranche van het VHF was? Kan de Minister toelichten welke projecten in Heerlen-Noord
door de gedeeltelijke toewijzing nu niet kunnen worden gerealiseerd? Kan de Minister
ook toelichten op welke wijze ervoor wordt gezorgd dat de noodzakelijke woningverbetering
en woningbouw in deze wijken alsnog doorgang kan vinden?
De leden van de BBB-fractie lezen dat de nieuwe regeling SPUK Kansrijke Wijk (256
miljoen euro) minder administratieve lasten kent en meer ruimte biedt voor een integrale
aanpak. Hoewel dit een stap vooruit is, blijft de financiering versnipperd en onzeker.
Er wordt gesproken over een betere verbinding met Regio Deals, maar Heerlen-Noord
is in de meest recente afgesloten deals niet opgenomen. Kan de Minister toelichten
of Heerlen-Noord onderdeel is van een Regio Deal, of zijn er plannen om dit gebied
op te nemen in de zesde en laatste tranche? Zo nee, waarom niet? En hoe wordt in dat
geval voorzien in de langjarige financiële zekerheid die noodzakelijk is om duurzaam
verschil te maken in Heerlen-Noord?
De leden van de BBB-fractie lezen dat middelgrote gemeenten vaak onvoldoende structurele
middelen hebben om grote maatschappelijke opgaven, zoals leefbaarheid en veiligheid,
integraal en duurzaam aan te pakken. Zolang middelgrote gemeenten buiten dit programma
vallen, blijven miljoenen inwoners verstoken van dezelfde langjarige en integrale
aanpak die in de grote steden al wel beschikbaar is. Welke mogelijkheden ziet de Minister
om de kracht van middelgrote gemeenten – het leren van en met elkaar en het bundelen
van regionale functies – actief te benutten in de doorontwikkeling van het NPLV?
Ten slotte wijzen de leden op de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek
(Wbmgp). De gemeenteraad van Heerlen wil deze wet zo breed mogelijk inzetten. Uit
onderzoek blijkt echter dat bepaalde onderdelen van de wet – zoals het hoofdstuk over
verlaging van de OZB voor kleine ondernemers – in de praktijk nergens worden toegepast
en bovendien weinig effectief blijken te zijn. Hoe rijmt de Minister de brede inzet
van de Wbmgp met de beperkte effectiviteit van onderdelen van deze wet? Hoe gaat de
Minister, naast sociale en fysieke verbeteringen, zorgen voor een daadwerkelijke impuls
van de lokale wijkeconomie in Heerlen-Noord? Immers, zonder werkgelegenheid en ondernemerschap
blijft het perspectief voor bewoners beperkt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie benadrukken het grote belang van het Nationaal Programma
Leefbaarheid en Veiligheid en van de Regio Deals. Deze programma’s zijn essentieel
om kansen te vergroten, brede welvaart te versterken en perspectief te bieden aan
inwoners in kwetsbare gebieden.
Deze leden vragen de Minister of de huidige uitwerking van het NPLV voldoende recht
doet aan de drie hoofddoelen: betere woningen en gemengde wijken, meer participatie,
en het terugdringen van criminaliteit. Waar ziet de Minister risico’s dat doelen niet
worden gehaald en hoe wordt daarop bijgestuurd?
Zij constateren dat er afspraken zijn gemaakt over de bouw van 50.000 betaalbare woningen
in de NPLV-gebieden, gecombineerd met investeringen in de openbare ruimte en voorzieningen.
Zij vragen hoe realistisch de Minister deze aantallen acht gezien de complexe opgaven
en met het oog op hoe gemeenten worden ondersteund bij de uitvoeringskracht.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de financiering na 2025. Deze leden
vragen hoe wordt gewaarborgd dat lokale programmabureaus en integrale aanpakken niet
stilvallen door gebrek aan structurele middelen. Wordt gewerkt aan een langjarige
financiële basis die zekerheid biedt aan regio’s?
Zij nemen kennis van de herziening van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke
problematiek. Zij vragen hoe wordt gewaarborgd dat gemeenten instrumenten als selectieve
woningtoewijzing en voorkeursrecht proportioneel inzetten en dat bewoners voldoende
rechtsbescherming behouden.
De leden van de CDA-fractie onderstrepen het belang van de Regio Deals. Deze leden
vragen hoe wordt gezorgd dat de lessen en investeringen vanuit de Regio Deals en het
NPLV elkaar versterken en niet langs elkaar heen lopen. Wordt gewerkt aan structurele
inbedding van Regio Deals in de brede regionale investeringsagenda’s?
Zij vragen hoe de voortgang van de programma’s systematisch wordt gemeten. Wordt daarbij
niet alleen naar fysieke verbeteringen gekeken, maar ook naar sociale en economische
indicatoren die het brede perspectief op leefbaarheid en veiligheid weerspiegelen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van het schriftelijk
overleg Leefbaarheid en Veiligheid. Deze leden zijn groot voorstander van dit programma.
Zij zijn van mening dat volkshuisvesting méér is dan het bouwen van huizen, en meer
dan het stapelen van stenen. Volkshuisvesting is veel breder; het ziet op alle aspecten
die samenhangen met de woonomgeving. Het gaat dan ook over woonomstandigheden, betaalbaarheid,
kwaliteit, verduurzaming en leefbaarheid. Het NPLV is dan ook een essentieel onderdeel
van het landelijke volkshuisvestingsbeleid. Daarom vinden deze leden het ook noodzakelijk
dat het programma structureel doorgezet wordt. Zij vragen de Minister of zij deze
mening deelt en voorstellen wil voorbereiden om het NPLV na 2028 voort te zetten.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er momenteel veel acties in het
kader van het NPLV lopen. Deze leden nemen met instemming kennis dat tal van regelingen
lopen, zoals School en Omgeving, waarvoor de beschikkingen zijn verstrekt, de Specifieke
Uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk, waarvoor volgende maand de aanvragen binnen moeten
zijn, en Preventie met Gezag, waarvoor gemeenten dezer weken te horen krijgen of hun
aanvragen zijn gehonoreerd. Deze leden complimenteren de Minister hiermee. Zij vragen
de Minister de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over de uitkomsten van deze
verschillende financiële regelingen die belangrijke elementen in de NPLV-aanpak vormen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken tegelijkertijd op dat de verschillende
financiële regelingen tot een hoge administratieve druk kunnen leiden. Deze leden
vragen daarom hoe de Minister de integraliteit in de NPLV-aanpak bevordert. Zij zijn
van mening dat er nog te veel sprake is van losse regelingen met aparte aanvragen
en verantwoordingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat gezondheid en preventie meer prioriteit
in het NPLV zou kunnen krijgen. Juist in de NPLV-gebieden is veel gezondheidswinst
te behalen. Deze leden vragen hoe de Minister ook vanuit het Volksgezondheidbelang
betrokken kan blijven bij de aanpak. Zij vragen ook hoe zorgverzekeraars actiever
bij het NPLV betrokken kunnen worden, hun betrokkenheid is vooralsnog zeer beperkt
binnen het NPLV omdat ze in veel gebieden niet participeren. Zij vragen de Minister
of en hoe zij de zorgverzekeraars als partner in het NPLV gaat betrekken.
II Antwoord/reactie van de Minister
III Volledige agenda
Herziening Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek; Nationaal Programma
Leefbaarheid en Veiligheid
Kamerstuk 33 340-35 – Brief d.d. 26 juni 2025, Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer
Uitwerking afspraken met 19 NPLV gebieden voor realisatie bouw woningen en voorzieningen
Kamerstuk 30 995-105 – Brief d.d. 24 juni 2025, Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer
Voortgang Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
Kamerstuk 30 995-104 – Brief d.d. 17 oktober 2024, Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer
Eerste deals vijfde tranche Regio Deals
Kamerstuk 29 697-155 – Brief 10 oktober 2024, Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G.
Keijzer
Regio Deals openstelling zesde tranche
Kamerstuk 29 697-154 – Brief 18 juli 2024, Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G.
Keijzer
Leefbaarheid in Nederland 2022
Kamerstuk 32 847-1181 – Brief 24 mei 2024, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M.
de Jonge
Derde tranche Volkshuisvestingsfonds
Kamerstuk 32 847-1177 – Brief 13 mei 2024, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M.
de Jonge
Terugkoppeling Bestuurlijk Overleg Woondiscriminatie enaanbieding rapport onderzoek
woondiscriminatie ADV Limburgen BGB Flevoland
Kamerstuk 32 847-1129 – Brief 19 december 2023, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Middelen voor het herstructureren van kwetsbare wijken
Kamerstuk 32 847-1126 – Brief 12 december 2023 Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Financiering Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
Kamerstuk 30 995-103 – Brief 8 december 2023, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Herziening Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek; Nationaal Programma
Leefbaarheid en Veiligheid
Kamerstuk 33 340-31 – Brief 7 december 2023, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Themarapport «Leefbaarometer 2020; verdiepende analyses»
Kamerstuk 32 847-1046 – Brief 12 juni 2023, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M.
de Jonge
Voortgang Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
Kamerstuk 30 995-102 – Brief 12 juni 2023, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M.
de Jonge
Ondersteunen van gemeenten bij het aanpakken van kwetsbare gebieden met het Volkshuisvestingsfonds
2023
Kamerstuk 32 847-991- Brief 17 januari 2023, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M.
de Jonge
Voortgang aanpak woondiscriminatie
Kamerstuk 32 847-989 – Brief 23 december 2022 Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid
Kamerstuk 30 995-101 – Brief 4 november 2022, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.